Wat kon ik je schenken ? Ik had maar gaven voor honger en dorst en ik had je zo vertederd lief. Ik zei : ik geef je de lucht, omdat ze zo blauw is vandaag en jij zo lief.
Je was zo blij en zo mooi als je ogen Dit was de droom : ik had gezegd de lucht is blauw vandaag, pluk mijn geluk. En s avonds hing je het op als een hemel boven je bed.
Je zei : kom bij me, toe. Ik heb sterren voor je gekocht. In je ogen zag ik wind en wolken. De nacht droeg bloemen in je slaap. Het was alsof ik langzaam bloedde op zacht gras.