er lag sneeuw op het strand en we maakten grapjes over die gekke kerel die kaarsen op zijn hoed stak om 's avonds de zee te schilderen
helemaal alleen bleef hij scheelkijken naar het donker onrustig zwaaiend met zijn penseel de ene donkere verf op de andere stapelend terwijl wij om ons heen stonden te kijken hoe de kaarsen op zijn kop flakkerden en vervolgens één na één uitdoofden achterna gezeten door de schaduw van de wind