de wind zet een grote mond op een merel zit stil op een tak heeft beslist om pas weer in de lente te zingen bomen, ze herkennen me, buigen zich luisterend over mijn gedachten ze zijn de steile trappen waarlangs de avond behoedzaam afdaalt het laatste licht tikt me op de schouder met het geluid van dromen van honden die slapen
in de lucht blijft de afdruk van de zomer achter ik ben herfst