als ik aan je denk en ik niet kan slapen trek ik de nacht als een deken over me heen en leg me in een blauw geschilderde boot met ontelbare vlaggetjes en lampjes ik verzin een meer zo groot dat ik de oever niet kan zien ( een meer heeft maar één oever, een rivier twee) ik drijf op een plas licht mijn adem zwelt tot zacht geklots van water tegen de zijkant van mijn boot mijn boot smelt en ik sijpel langzaam in een heerlijke slaap ik ruik je schouders als zweet van hyacinten en leg mijn armen over je heen als brandend struikgewas nu duurt het niet lang meer voor de nacht verandert in een gedicht met open ramen