Achter de onrust van haar ogen ruisen de dromen. Ik leg mijn oor tegen haar borsten. Ik hoor alleen de muziek van doorzichtige vleugels op haar rug. Ze is nooit uit mijn stilte verdwenen. Altijd is ze tegen me blijven botsen. De avond sluipt het strand op om de sterren aan te steken. Ze kijkt me recht in de ogen en ik zie in haar blik de contouren van het geheim dat we delen. Ik moet maar eens gaan , zegt ze. Tot nog eens, zeg ik. Mijn voetstappen blijven achter mij als broodkruimels. De lucht hangt vol vogels.