drie mereljongen glippen door de mazen van de zomer mijn tuin in en verstoren de prettige chaos van mijn kleinzonen de lucht heeft witzwarte vogels verzonnen die zigzaggend de huizen aan de hemel naaien je schaduw knipt bloemen uit de struiken terwijl de zon penseelzacht sproeten op je armen schildert en je ligt daar zo mooi flair en libelle te zijn je maakt me zo gelukkig als een luis op een kam en ik geef je ogen de mooiste kleur die er niet bestaat hoe lang kan dit delirium nog duren zou het helpen als ik zout op de staart van de tijd leg