de ochtend is voorzichtig opgestaan jij roert door de koffie tikt met een lepeltje tegen de stilte de zomer hijgt roerloos en blauw op de vensterbank als ik naar je ogen kijk hoor ik een vraag van glas en telkens als het licht je ogen raakt is er een luid gerinkel te horen alles breekt onze woorden blijven geradbraakt achter in de sluier van gisteren straks ga je voor altijd weg ik besef nu al liefde is de verleden tijd van lief