Paul Fredericq, schreef in zijn Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging dat de bewoners van het graafschap Vlaanderen en van het hertogdom Brabant, de voorvaderen der tegenwoordige Vlamingen van België, tijdens de middeleeuwen en tot op het einde der 16° eeuw aan het hoofd der Europeesche beschaving stonden.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In de loop der godsdienstige beroerten van de Geuzentijd werd hun het beste van hun bloed afgetapt en bij de zegepraal van Spanje en van Rome, na de val van het protestantisme in de Zuidelijke Nederlanden, volgde een ontzettende uitwijking naar het noorden, een uitwijking van de veerkrachtigste en rumoerigste onzer inwoners.
De ontvolking van steden en dorpen, de sluiting der Schelde, de censuur der Rooms-katolieke geestelijkheid, de verwildering der lagere scholen, de verfransing der hogere standen in de colleges der geestelijkheid en in de nonnenpensionaten, de algemene verkwezeling, gevoegd bij de rampen der Europese oorlogen, die gedurende twee eeuwen op ons grondgebied door de grote mogendheden gevoerd werden, al die omstandigheden tegelijk en meer andere nog veroorzaakten na 1600 een stoffelijk en geestelijk verval, dat van de Vlamingen der 17° en 18° eeuw onder de Spaanse, Oostenrijkse en Franse heerschappijen ene der verachterdste bevolkingen van gans Europa had gemaakt.
|