H. L. LANDMANN
Kunsthandel Sala
Van dezen jongen kunstenaar moet men in elk geval schrijven, dat hij ernstig kan werken. Dat bewijzen in 't bijzonder een paar groote geaquarelleerde stillevens, de nummers 17 en 19, blijkbaar reeds dateerend van een jaar of tien geleden.
Deze zeer doorwrochte en nauwgezette studies toonen niet enkel een niet aflatende aandacht, maar ook een bepaalde gevoeligheid. Zij zijn niet dood gewerkt en blijken geen mechanische reproducties van de werkelijkheid: er zit liefde in, een zekere schuchtere ontvankelijkheid voor het wonder.
Hoewel van een persoonlijke visie of een persoonlijke wijze van weergave nog geen sprake kan zijn, hebben deze bladen op rustige wijze wel iets ruims, iets bewogens. Zij houden een belofte in.
Ziet men vervolgens het latere werk, dan valt het niet mee. De olieverf-stillevens van den lateren tijd zijn op min of meer academische wijze verdienstelijk, maar toch strikt gezien een grovere herhaling van hetgeen reeds in de aquarel no. 19 werd bereikt. Natuurlijk moet men hierbij de zware eischen, door de olieverftechniek gesteld, niet uit het oog verliezen.
Over het geheel zijn de bloemstukken, waarvan de kleur onzeker blijkt, het minst; het sterkst daarentegen enkele gezichten op binnenhavens enz, men lette speciaal op het schilderij no. 47. Hierin werd een tonalistische fijnheid bereikt, waaraan wellicht Tholens invloed niet vreemd is.
Overal blijkt Landmann het best op dreef, waar hij meer strak teekenend en tonalistisch bepalend, dan coloristisch schilderend te werk ging; daarom verwondert het ook niet, dat sommige, in zilverigen toon gehouden teekeningen het verst reiken en tegelijkertijd het persoonlijkst lijken.
Een teekening als die van een binnenhof met trap te San Gimignano, dit jaar gedaan, opent perspectieven voor een verdere ontwikkeling misschien mede in de richting der lithographie. Het verfijnde, stille en mijmerende, toch tegelijkertijd geserreerde van zoo'n teekening overtuigt mij heel wat meer, dan het overgroote deel der schilderijen. Maar ik moet daar aan toevoegen, dat elders in de teekenigen de blik wel eens te sterk door bijkomstigheden werd afgeleid.
Misschien moet Landmann nog iets strenger met zich zelf zijn?
W. Jos. de Gruyter.
het Vaderland 10-10-1933
|