LEYDEN, 18 November.
Eergisteren avond hield de Leydsche afdeeling van de Nederlandsche maatschappij ter bevordering van nijverheid eene openbare vergadering (waarop wij onze lezers in ons voorlaatste nommer opmerkzaam maakten), ten einde aan den heer W.L. de Sturler de eerste gouden medaille der maatschappij voor zijne bekroonde verhandeling over Oostindische houtsoorten, en aan den heer D.A. Sala het zeer loffelijk diploma voor zijne werktuigen, op de hier gehouden tentoonstelling van wis- en natuurkundige werktuigen ingezonden, uit te reiken.
De voorzitter, prof. A.H. van der Boon Mesch, had tot onderwerp zijner rede gekozen de stelling, dat een deugdelijke landbouw de eerste voorwaarde is voor het bestaan en het welzijn van een volk.
Na in de eerste plaats het leven, de voeding en ontwikkeling der planten te hebben verklaard, en het verband te hebben aangetoond tusschen deze, de dieren en het menschelijk geslacht, ontvouwde de spreker de wetenschappelijke grondslagen, waarop de landbouw behoort te rusten.
In het andere deel zijner rede toonde spreker uit de geschiedenis van vroegeren en lateren tijd aan, hoe vele volken door het volgen van een verkeerd landbouwstelsel in bloei, kracht en vermogen zijn afgenomen en in welken jammerlijken toestand sommige daardoor gebragt zijn, uit welk een en ander waarschuwende lessen voor ons vaderland werden afgeleid.
Ten slotte werden met gepaste toespraken de gouden medaille aan den heer de Sturler, en het diploma aan den heer Sala uitgereikt.
Deze openbare vergadering werd bijgewoond door een zeer talrijk publiek, dat én van zijne belangstelling in de gehouden rede, én van die in de beide bekrooningen op ondubbelzinnige wijze deed blijken.
Leidsch Dagblad 13-10-1865
|