Inhoud blog
  • Hechtingsstoornis
  • Brochures en Lezingen over Hechtingsproblemen
  • Schizofrenie veroorzaakt door afwijkende hersenstructuur
  • Samenhangende behandeling van Borderline patiënten: Soleren in een Bigband
  • Gestoord, nieuw stripboek voor jongeren van 11 tot 17 jaar.
    Zoeken in blog

    Zoeken met Google


    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.


    Persoonlijkheidsstoornis
    Startpagina persoonlijkheidsstoornis
    Persoonlijkheidsstoornis, Borderline, Bindingsangst, Verlatingsangst, Hechtingsproblemen, Paranoïde, Schizoïde, Schizotypische, Antisociale, Borderline, Theatrale, Narcistische, Ontwijkende, Afhankelijke, Obsessief, compulsieve, persoonlijkheidsstoornissen
    17-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gehechtheid als basis voor groei

    Opvoeden van kinderen met een hechtingsstoornis


    Gehechtheid als basis voor groei
    Een goede gehechtheid tussen ouders en kinderen vormt de basis voor een kind om te groeien in zijn ontwikkeling. Een kind ervaart door een goede gehechtheid aan ouders een veilige basis in zijn leven. Het voelt zich over het algemeen veilig en geborgen bij de ouders. Die veilige basis zorgt ervoor dat een kind zich waardevol voelt en zich kan en durft te ontwikkelen. Als het een situatie niet aankan, vormt de relatie met ouders de basis om naar terug te keren en kan het kind met hun hulp verder. Wanneer die veilige basis ontbreekt, heeft dat verschillende gevolgen. Een kind voelt zich angstig en onzeker. Het laat op allerlei manieren merken dat het zich niet happy voelt, bijvoorbeeld met onrustig en druk gedrag, of door agressie of teruggetrokkenheid. De relatie tussen ouder en kind is dan zo verstoord dat er heel wat voor nodig is om het contact tussen ouder en kind te herstellen.

    Gehechtheid betekent dat je kind zich verbonden, gehecht voelt aan jou als ouder. Het voelt zich veilig bij je en weet dat het bij jou terecht kan voor zorg en aandacht. Als er sprake is van een goede gehechtheid, merk je dat je contact hebt met je kind. Je merkt in het contact met je baby dat je baby het prettig vindt om geknuffeld te worden en om de borst of de fles te krijgen. Jouw verzorging en koestering zorgen voor een versterking van de relatie. Je merkt dat je je peuter kan troosten als het zich pijn heeft gedaan en het laat bij jou gevoelens van boosheid en verdriet zien. Je merkt dat je kind naar je luistert als je iets verbiedt (ook al moet je het soms wel drie keer zeggen) en dat het ook rekening gaat houden met jouw wensen.

    Dat gevoel van zich gehecht voelen, zich verbonden voelen, heeft zijn basis in de baby- en peuterjaren. In die jaren is het belangrijk dat ouders een kind een veilige plek bieden door aan te sluiten bij waar een kind behoefte aan heeft, namelijk warmte, verzorging en aandacht. In de eerste maanden staan daarbij verzorging en koestering centraal. Doordat de baby verzorgd en gekoesterd wordt, ervaart het dat het blijkbaar belangrijk is. Als het een kik geeft, is er iemand die zorgt dat de vieze luier wordt verschoond en dat zijn maag weer wordt gevuld. Er is sprake van aansluiting: de ouders en het kind geven elkaar over en weer wat ze nodig hebben. Het kind geeft aan wat het nodig heeft en de ouders kunnen deze signalen opvangen en beantwoorden. De ouders merken dat het kind over het algemeen tevreden is en voelen zich dan ook weer tevreden over zichzelf; ze doen het als ouders blijkbaar goed.

    De ouders geven hierbij hun kind niet grenzeloos alles waar het om vraagt. Ze bekijken wat goed is, zoveel drinken, zoveel slapen, en stellen zo al de eerste grenzen voor het kind vast. Die grenzen betekenen ook veiligheid! Stel je voor dat je als kind van een paar dagen of maanden al moet beslissen wat goed voor je is. Bij het kind ontstaat door deze verzorging en koestering de overtuiging ‘Ik mag er zijn! Er is voor mij een plek op deze wereld; ik ben hier thuis.’

    In de volgende maanden en jaren is het belangrijk dat een kind, naast verzorging en koestering, ervaart dat het wordt gewaardeerd voor wie het is. Er is aandacht voor de ontwikkeling van het kind, het leren lopen en praten, het ontdekken van de wereld, maar ook het leren ontdekken van eigen wensen en gevoelens. In deze jaren ontdekt een kind dat het zelf iemand is, los van de moeder en de vader. Het ontdekt dat het zelf een wil heeft en laat die wil ook gelden. Het kind heeft dan zowel de ruimte nodig om de eigen wil te laten zien en zich tegen de ouder af te kunnen zetten, als grenzen waardoor die ruimte wordt beperkt. Als dit goed verloopt, zal het kind na verloop van tijd zijn eigen wensen kunnen beheersen doordat het weet dat het niet alles mag wat het zelf wil. Het kind gaat kiezen voor bepaald gedrag.

    Wat is een hechtingsstoornis of fundamentele relatiestoornis?

    Definitie
    Een hechtingsstoornis wordt ook wel ´fundamentele relatiestoornis´ genoemd. Er is iets mis met het fundament van het contact tussen ouders en kind. Het begrip ‘fundamenteel’ in het begrip ‘fundamentele relatiestoornis’ heeft een existentiële betekenis: het kind kent geen menselijke betrokkenheid met de wereld. Het kind kent de wereld niet als zijn thuis. Het duidt op een fundamenteel geen deel hebben aan de wereld. Velen van fundamenteel relatiegestoorde kinderen dragen daarvan de gevolgen uit in hun gedrag en dagen daarmee de wereld uit hen een thuis in deze wereld te geven. Ze dagen de wereld uit te zorgen voor groeirelaties, relaties waarin ze kunnen groeien. Ook al maken ze het zichzelf en de wereld moeilijk vanwege hun ontwikkelde wantrouwen en haat. Wantrouwen en afwijzing vinden we niet alleen bij de kinderen maar soms ook bij de ouders en de wereld. Ouders die het kind achter het behang willen plakken, zich mateloos irriteren aan het gedrag.

    Geen aansluiting
    In de verschillende leeftijdsfasen heeft een kind behoefte aan antwoord. Dat antwoord wordt gegeven door de opvoeders om het kind heen, door middel van liefdevolle aanraking, aandacht voor wensen en gevoelens van het kind en begrenzing van gedrag. Wanneer er in de eerste levensmaanden onvoldoende antwoord wordt gegeven door de omringende wereld, door de moeder, vindt er geen aansluiting plaats. Het kind ervaart geen veiligheid waardoor er geen basis-veiligheid ontstaat. Die basisveiligheid vormt echter de bodem, het fundament van de ontwikkeling van een kind. Op dat fundament kan een kind zich ontwikkelen in onder andere emotioneel of affectief opzicht (bijvoorbeeld het ontwikkelen van zelfvertrouwen), in sociaal opzicht (kunnen aangaan van contacten met anderen) en verstandelijk / intellectueel opzicht (kennis en ervaringen op willen doen).

    Wanneer er iets aan het fundament schort, kan een kind bijvoorbeeld uitdagend en agressief gedrag gaan vertonen of moeite hebben zich te concentreren op zijn werk en spel. Dat komt omdat er geen zogenaamde gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid.
    Beheersingspatronen groeien wanneer een kleuter op basis van de ervaren veiligheid in het contact met vader en moeder, graag de relatie met de ouders goed wil houden. Daarom wil het zich beheersen en zo zal het kind zich patronen van positief gedrag eigen maken.
    Een kind bij wie geen gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid, maakt gebruik van negatieve zelfhandhavingspatronen, wat zich vaak uit in een chaotisch zoeken zich staande te houden. Hierbij is het kind geneigd om zich vanuit het gevoel van onveiligheid afwijzend en agressief te gedragen. Het leeft met een groot wantrouwen naar de wereld, oftewel naar de volwassenen om zich heen.

    Hierboven werd een primaire fundamentele hechtingsstoornis beschreven, die meestal zijn oorsprong vindt in een onvoldoende aansluiting in het lichamelijke aspect van het mens-zijn. Sommige kinderen ervaren echter wel de lichamelijke aansluiting met de ouders en voelen zich bij de ouders veilig, maar ze voelen zich ongeborgen doordat ze geen aansluiting ervaren in het affectieve / emotionele. Het kind ervaart geen emotionele warmte van de ouders uit. Ook dan kan er gesproken worden van een primaire fundamentele hechtingsstoornis, omdat een kind ook deze aansluiting nodig heeft om te kunnen groeien.

    Secundaire fundamentele relatiestoornis
    Het kan zijn dat een baby, peuter en ouder kind in alle veiligheid en geborgenheid is gekomen tot gezond gedrag. Er is sprake van wederkerige betrokkenheden met ouders en verdere bekenden. Dat betekent beheersing, een evenwicht tussen geven en nemen. Een dergelijke situatie kan door een of andere oorzaak, om een of ander reden worden doorbroken, bijvoorbeeld wanneer een kind geen aansluiting ervaart in andere aspecten van het mens-zijn, zoals het verstandelijke of het sociale. Geen aansluiting in het verstandelijke aspect vindt plaats als een kind geen uitdaging ervaart in het leren op school of wanneer er juist teveel eisen worden gesteld. Hierdoor voelt een kind zich niet op zijn plek. Ook als een kind geen sociale aansluiting vindt, geen contact heeft met leeftijdsgenootjes, voelt een kind zich verloren. Gevoelens van angst en wantrouwen zorgen voor ‘ontwortelingsverschijnselen´. Als hier geen adequate aandacht voor is, kan het leiden tot een fundamentele verstoring van de aanvankelijke veiligheid en geborgenheid en kan het kind alle tekenen gaan vertonen van een primair fundamenteel relatiegestoord kind.

    Het kind wordt ontworteld omdat het de veiligheid en geborgenheid kwijtraakt. Het komt terecht in een proces van desintegratie: het mist zijn verbondenheid en moet zich gaan handhaven. De gezonde beheersingspatronen, de Ik-ken voldoen niet meer en zakken weg. Kinderen die aanvankelijk goed in hun vel zaten, maar in een dergelijke existentiële crisis terecht zijn gekomen, noem ik secundair fundamenteel relatiegestoord. Het verschil tussen primaire en secundaire fundamentele relatiestoornis is zinnig omdat de weg terug anders verloopt. Secundaire fundamentele relatiestoornissen kunnen ook ontstaan omdat moeders in de tijd dat de lichamelijke en affectieve aansluiting van het kind aan de moeder levensvoorwaarde is, plotseling niet meer of minder beschikbaar zijn. Als niet vader of een ander al in de aansluiting deelde, kan het kind zijn aansluiting voor altijd verliezen.

    Factoren bij het ontstaan van een fundamentele relatiestoornis

    Kind
    Moeders kunnen na een normale bevalling signaleren dat er ‘met dit kind iets mis is’. Het kind lijkt aan het leven geen plezier te beleven, het kind lijkt moeder niet te accepteren, laat het er gewoon bij zitten of keert zich van de moeder af. Moeders, die iets vreemds aan het gedrag van de baby opmerken, zullen zich daarom melden bij de huis- of consultatiearts. Terecht, omdat het van belang is te laten nagaan of er iets lichamelijks is dat het kind hindert. Eerder is opgemerkt dat er nog te weinig op wordt gelet of het kind pijn heeft, waardoor het kind zich niet laat knuffelen en het drinken aan de borst een probleem is. Deze pijn kan veroorzaakt zijn door een lichamelijke moeilijke bevalling, waarbij er een verwringing van de nekwervels is ontstaan.

    De genen bepalen in sterke mate de wijze waarop baby’s de wereld in komen. Er zijn baby’s in wier aard het ligt om zich geworpen te voelen, zich niet thuis te voelen in de wereld; in tegen stelling tot de baby’s die zich, in de meest beroerde omstandigheden, thuis en samen blijven voelen. Als ouders een baby in hun armen krijgen die angstig en afwerend is of veel huilt en niet reageert op de aandacht die het krijgt, is het heel moeilijk om met zo’n kind een band op te bouwen. Wat de ouders aan liefde en aandacht geven, lijkt door het kind niet te worden ontvangen.

    De meeste kinderen zullen ergens tussen twee uitersten hun leven beginnen en ook later mogelijk tot dat grondstructurele terug blijven neigen. Zo zijn er kinderen voor wie aansluiting min of meer vanzelf, anderen voor wie deze aansluiting moeizamer, tot stand komt. Als volwassenen zullen ze zich overal en altijd wel thuis voelen en zich kunnen aansluiten of steeds moeite hebben met hun omgeving en moeilijk contact kunnen maken met anderen.

    Zwangerschap
    In toenemende mate weten we dat de genen van de foetus en de lichamelijke en emotionele betrokkenheid van de moeder op de foetus invloed hebben op het zich wel bevinden van de foetus. Het is invoelbaar dat, wanneer moeder emotionele spanningen beleeft, fysiek en verbaal geweld pleegt of ondergaat, het welbevinden van de foetus wordt ondermijnd en er angst groeit. Omdat het ervaren van veiligheid voorwaarde is voor de ontwikkeling van hersentjes en beheersingspatronen zal het zich niet welbevinden negatieve invloed hebben op deze ontwikkeling.

    Ouders
    Er zijn ook ouders die door omstandigheden in henzelf of daarbuiten het moeilijk vinden de benodigde aandacht en begrip voor hun kind op te brengen. Als je bijvoorbeeld zelf weinig contact en intimiteit, weinig begrip en liefde hebt ervaren in het contact met je eigen ouders, kan het heel moeilijk zijn om zo’n intieme band aan te gaan met je kindje. Zo kan je als moeder direct na de geboorte weerstand voelen om je baby in je armen te sluiten. Maar ook een (postnatale) depressie, lichamelijk verzwakt zijn, ziekte of relatieproblemen kunnen een ouder verhinderen om in voldoende mate er voor de baby te zijn.

    Omgeving
    Tenslotte kunnen ziekenhuisopnames van het kind, een tijdelijke scheiding van de ouders doordat de ouder een periode in een ziekenhuis is opgenomen, een schokkende gebeurtenis in het gezin, etc. de veiligheid voor een kind en daarmee de gehechtheid verstoren.
    Voor veel kinderen (en volwassenen) geldt dat ze in een bepaalde mate gehecht zijn aan (een van) hun ouders. Geen enkele ouder is perfect en elk kind heeft zijn eigenaardigheden waardoor het basale hechtingsproces nooit helemaal perfect verloopt. Dat betekent dat veel mensen moeten leren leven met een bepaalde mate van onzekerheid en angst.

    Pleeg- en adoptiekinderen
    Voor pleeg- en adoptieouders is het weer heel anders om een band met hun kind aan te gaan. Het is begrijpelijk dat er een zekere terughoudendheid of onzekerheid bij de ouders is, omdat de relatie van hen met het kind verschilt van het hebben van een biologisch eigen kind. Het eerste heeft iets kunstmatigs; het laatste heeft een min of meer vanzelfsprekende betrokkenheid. Een pleeg- en adoptiebaby is niet in eigen buik gegroeid, het is niet zomaar vanzelf ‘eigen’. Ook al ontvangt de pleegmoeder het kind direct vanuit de kraamkamer in haar armen, het is van een ander (geweest).

    Ook voor het pleeg- en adoptiekind kan het heel moeilijk zijn zich (opnieuw) te hechten. Als pleegkinderen in een pleeggezin geplaatst worden, vindt er scheiding plaats van de (nog aanwezige) ouders. Plaatsende instanties nemen dan nogal eens een dubbele houding aan. Ze menen dat hechting aan pleegouders niet gewenst is, omdat plaatsing in een pleeggezin naar hun oordeel een tijdelijke zaak moet zijn. Als na geruime tijd wordt besloten tot een blijvende plaatsing in het pleeggezin is er al veel tijd verloren gegaan en is er bij het kind een grotere weerstand om dan nog tot hechting te komen. Pleegkinderen hebben ook vaak een moeilijke tijd in het gezin van herkomst gehad, waardoor het vertrouwen in de wereld en in zichzelf is geschaad. Dan is het moeilijk om je pleegouders te gaan vertrouwen.

    Wanneer adoptiekinderen uit hun land van herkomst worden gehaald, worden ze geconfronteerd met een verandering van klimaat, van sfeer, van reuk, van personen. Je zult maar uit de armen van een zeer lichamelijk ruikende moeder worden gelegd in de geparfumeerde armen van een adoptiemoeder. Toch je hechten aan die nieuwe moeder, je veilig voelen bij die nieuwe geur, is niet vanzelfsprekend.

    Stiefkinderen
    Voor stief-ouders rijzen weer andere problemen. Zij kunnen geconfronteerd worden met een kind dat moeite heeft om hen als nieuwe partner van vader of moeder te accepteren. Soms ziet het kind in hem of haar een rivaal in de relatie met vader of moeder en ziet de nieuwe partner op de plaats komen van de biologische ouder. Een stiefouder kan zo in de situatie terecht komen dat zijn/haar liefde en aandacht niet wordt ontvangen door het stiefkind, maar wordt afgewezen. Wanneer de gevoelens van rivaliteit en onvrede niet worden overwonnen en er geen volledige acceptatie groeit en dus geen hechting, zal de nieuwe partner altijd op een afstand worden gehouden of met het kind in een mate van strijd gewikkeld zijn.

    Welk gedrag zie je bij kinderen met een fundamentele relatiestoornis?

    Babyleeftijd
    Kinderen voor wie de aansluiting niet goed verloopt, kunnen de volgende gedragingen laten zien: onrustig gedrag, ontevreden indruk maken, veel huilen, niet geknuffeld willen worden, moeder niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken of verstijven als het wordt opgepakt.

    Peuters
    Peuters die zich in hun babytijd onveilig hebben gevoeld, blijken in de peutertijd de geborgenheid in de relatie met de ouders niet te kunnen ervaren. Maar ook ouders die te nonchalant met hun peuter omgaan, het te weinig continu omsluiten en denken dat een kind vanzelf wel groeit, bevorderen een relatiestoornis. Er is te weinig aansluiting om beheersing uit te lokken.

    De ‘actieve’ peuter
    De zichzelfhandhavende peuter is irritant vasthoudend, vertoont doorzettend gedrag. ‘Het kind doet maar, luistert niet. We kunnen honderd keer hetzelfde zeggen, het houdt helemaal geen rekening met ons, het lijkt alsof we helemaal niet voor hem bestaan, het doet of we gek zijn, het is eigenlijk helemaal niet een van ons. Of we nu lief tegen hem zijn of streng, het maakt niets uit.’

    De ‘passieve’ peuter
    Niet alle ‘relatieloze’ peuters keren zich actief af, er zijn er die zich passief teweerstellen tegen de wereld. Zij gedragen zich alsof ze tevreden zijn met aan zichzelf te worden overgelaten. Ze laten met zich doen zonder enig blijk te geven dat er contact is. De ouders vinden het kind ontzettend lief; het doet nooit iets wat verkeerd is, vraagt nooit aandacht, kan urenlang zitten of liggen zonder lastig te worden, maar kijkt altijd wel naar hen. Als het op schoot genomen wordt laat het alles met zich doen. Soms lijkt het of het kind er niets bij voelt. Ook als het wel iets terugdoet lijkt het alsof het kind na-aapt zonder dat er gevoel bij zit; eigenlijk geeft het kind helemaal niets terug.

    De zich vastklampende peuter
    Wanneer een baby zich vastklampt aan de moeder en niet alleen gelaten wil worden getuigt dat van angst, van onveiligheid. Datzelfde kan gelden voor een peuter die hoe dan ook zich voortdurend wil nestelen, door moeder wil worden gedragen of bij moeder op schoot wil zitten.
    Het kan ook zo zijn dat het vastklampgedrag manipulerend is. Pasgeboren baby’s en ook peuters zijn bijzonder slim. Ze proberen op soms heel slimme wijze hun zin te krijgen en moeder om hun vingertje te winden.

    Kleuter en schoolkind
    Wanneer een fundamentele relatiestoornis wordt geconstateerd bij een kleuter of schoolkind, dan is het kind de vorige fasen niet gezond doorgroeid. Er is geen aansluiting geweest in de lichamelijke en/of emotionele fase. Daardoor heeft deze kleuter en later schoolkind geen basis en zo ook geen energie voor een gezonde aansluiting in de verstandelijke fase. Ontwikkeling op school verloopt daardoor vaak moeizaam. Het kind heeft alle energie nodig om zich te handhaven.

    De fundamenteel relatiegestoorde basisschoolkinderen kunnen zich op verschillende manieren ‘in leven’ proberen te houden. Deze zelfhandhavingspatronen staan niet duidelijk los van elkaar, ze kunnen verweven met elkaar voorkomen.

    Het drukke, ongedurige, chaotische kind
    Het drukke, chaotische kind kan het niet laten om te doen wat aan wensen in hem opkomt en kan geen verleiding van buitenaf weerstaan. Heeft hij trek in iets, dan zal hij het zoeken, ziet hij iets dat hij wenst, hij zal het nemen. Voortdurend klinkt het ‘ik wil, ik wil’. Afspraken zijn niet te maken, hij zal zich er niet aan kunnen houden, tot wanhoop en ergernis van de ouders. Het kind staat hulpeloos en kan zich hoogstens beroerd voelen bij het zien hoe de omgeving op zijn gedrag reageert. Een jongen die hoopte dat medicijnen hem zouden helpen om rustiger te worden, maar tot de ontdekking kwam dat hij daardoor toch zichzelf niet in de hand kon houden, reageerde verdrietig en teleurgesteld: ‘Niets helpt me.’ Dit betekent dat op deze leeftijd het kind zich nog min of meer bewust is van zijn ellende. Hij heeft er weet van dat hij niet in staat is het door hem gewenste evenwicht tussen zijn behoeften in de wereld waar te maken. (Als jong volwassene is het zich beroerd of schuldig voelen meestal achter zijn zelfhandhaving verdwenen en komen deze begrippen niet mee in zijn woordenboek voor.)

    Het agressieve kind
    Het agressieve kind is te vergelijken met het chaotische kind, maar het is in aanleg vitaler, sterker. Ook dit kind heeft angst ervaren vanwege onveiligheid en ongeborgenheid. Het kind liet zichzelf niet gaan in chaotisch gedrag maar daagde de wereld uit tot antwoord. Het niet krijgen van een antwoord leidde tot de ontwikkeling van wantrouwen en vormen van zelfhandhaving, een zichzelf uitdagend staande houden. Langzamerhand ging het over naar agressiever zelfhandhaving. Hoe ouder het kind werd des te heviger, harder en agressiever de zelfhandhaving. Terecht werden deze kinderen door Redl en Winemann getypeerd als kinderen die haten. Dat doen ze ook en daarom is het moeilijk om deze kinderen te zien als angstige, zich onveilig voelende peuters. Een kind dat de vroegere behoefte aan veiligheid en geborgenheid niet meer bij zichzelf (h)erkent: ‘Ik heb niemand nodig!’ het verdriet en de daar achter liggende angst van onveiligheid en geborgenheid lijken volkomen afwezig.

    Het in schijn aangepaste kind
    Vanaf heel vroeg heeft het in schijn aangepaste kind geen ruimte gekregen om eigen behoeften te laten blijken en als het kind die liet blijken werd daarop niet adequaat gereageerd. Het kind gedraagt zich als en lief, volgzaam en soms ook aanhankelijk kind. Helaas, het is een kind dat zich uitslooft door de omgeving geaccepteerd te worden en afgestoten te worden. Het kind is volledig afhankelijk van die omgeving en heeft niets eigens.
    Soms gedraagt het zich als een lief straathondje. Het maakt met allerlei mensen contact en komt op deze manier aan zijn trekken, zonder dat er sprake is van een echte relatie, van een wezenlijk contact.

    Het kind met twee gezichten
    Het kind met twee gezichten leeft in twee werelden. Op zichzelf hoeft dit niet op een fundamentele relatiestoornis te wijzen. Immers ieder mens gedraagt zich in verschillende omgeving en situatie enigermate anders. Kinderen kunnen evenwel tonen binnenshuis of buitenshuis geen gezonde lichamelijke en emotionele beheersing te kennen. Een kind kan zich buitenshuis misdragen en negatieve gevoelens uiten, terwijl het kind zich binnenshuis aangepast, lief en aardig gedraagt.
    Het kind voelt zich in de relatie met de ouders blijkbaar onvoldoende erkend en voelt zich beklemd. Dat verschijnsel wijst op een fundamentele relatiestoornis wanneer het kind hevig verbaal agressief is, vecht en niet met gevoelens van angst en boosheid kan omgaan. Dat is ook het geval als school en politie problemen krijgen met het kind.
    Het kind lijkt op het vorige type kind, maar het in de klem zitten thuis heeft bij dit kind geleid tot hevig protest en agressiviteit buitenshuis. Wel probeert het kind voor zichzelf de schijn van veiligheid op te houden in een ‘plezierig’ thuis.
    Het omgekeerde komt ook voor: buitenshuis lief en aardig en binnenshuis een onhanteerbare agressieve ‘vlo’. Het zijn fundamenteel relatiegestoorde kinderen die zich wreken op hun biologisch eigen, pleeg- of adoptiefouders. Ze zijn behendig in het uitspelen ven de ene wereld tegen de andere. De thuis wereld wordt zwart gemaakt in de buitenwereld. Ze vertellen te worden mishandeld, beschadigen soms zichzelf en zeggen dat de ouders dat hebben gedaan. Ze komen te laat op school, vergeten dingen en zeggen dat ze niet eerder van huis mochten of hun spullen niet gewassen zijn.
    Het kind ervaart thuis geen fundamentele veiligheid en probeert daarom, koste wat het kost, buitenshuis een soort veiligheid te ervaren. Het is als een kasteelheer of –vrouwe die zich binnen het kasteel als een agressieveling gedraagt, de poort voor iedereen gesloten houdt, maar zich buiten al een lieftallige jonkheer of jonkvrouw laat adoreren.

    Het kind met een dubbele bodem
    Sommige fundamentele hechtingsgestoorde kinderen vertonen een dubbele bodem. Ze kunnen zich in huis en buiten actief en positief gedragen en beheersen. Maar ze gedragen zich in de omgang ‘kleverig’. Ze hebben steeds behoefte de ouders en anderen lichamelijk en gevoelsmatig ‘aan te raken’ door steeds door steeds een hand te willen geven bij het ergens naartoe lopen, door opmerkingen te maken over het contact met elkaar. ‘fijn, he mam, wij samen!’ Enerzijds getuigen ze te beschikken over een gezond patroon van beheersing: er is sprake van positieve betrokkenheid met en deelname aan de wereld. Anderzijds is er de heel primaire kleinkinderlijke behoefte aan lichamelijke emotionele omsluiting die steeds mee speelt in de relaties. Dit werkt verstorend maar soms ook afstotend. Het kind zit steeds aan een ander te friemelen, wil heel close zijn met een ander. Het eist de ander voor honderd procent op en er mag geen ander tussen komen. Wanneer de ouder of een ander ingaat op deze primaire behoefte blijkt het kind onverzadigbaar te zijn. Met leeftijdsgenootjes komt het soms tot seksuele activiteiten; of het laat zich door ouderen daartoe verleiden.

    Het kind dat het laat afweten
    Een kind dat het laat afweten trekt zich in zichzelf terug en zou het liefst dood willen zijn. Het kind voelt zich dermate alleen en waardeloos, dat het de eigen behoeften en de uitnodigingen van de omgeving ontkent. De mogelijk toch al geringe energie om te leven wordt gebruikt voor deze ontkenning: het zich terug trekken is een daad. Het kind onderneemt de stap naar het isolement, gaat naar het eigen kamertje; het kind wil niet horen en zien. Op school lopen deze kinderen er als zombies bij, slordig en ongeïnteresseerd.

    Het schijnbaar normale kind
    Het schijnbaar normale kind is zijn fundamentele relatiestoornis ‘vergeten’. Op basis van ruime intellectuele mogelijkheden heeft het zich een plaats in de wereld veroverd. Dit is het ‘droge’ intellectueeltje dat geen ander leven kent dan het verstand. Met z’n verstand heeft het greep op het leven, is het verbonden met de wereld. Soms combineert het zich met sociale vaardigheden en heeft het kind bij bepaalde leeftijdsgenoten een goede aansluiting. Voor schaken en computeren is het altijd te vinden. Problemen en verschil van mening moeten wel met verstand worden opgelost. Emotionele toestanden zijn niet ‘verstandig’ en worden ontweken.

    Hulpverlening bij fundamentele relatiestoornissen
    Als er bij een kind een hechtingsstoornis is geconstateerd, worden er vanuit de reguliere hulpverlening een aantal alternatieven aangedragen. Veel alternatieven zijn niet effectief. Men biedt bijvoorbeeld gedragstherapeutische hulp aan: door middel van belonen en straffen of negeren het probleemgedrag van het kind verminderen. Of er wordt psychotherapeutische hulp, bijvoorbeeld speltherapie, aangeraden. Beide alternatieven richten zich echter niet op het fundament van het probleem. Het gedrag van een kind wordt immers bepaald door de eenzaamheid en de angst van het kind om in de steek gelaten te worden / te zijn. Bij gedragstherapie blijft een kind in de kou staan met gevoelens van angst en eenzaamheid. Bij de psychotherapeutische hulp wordt er wel aandacht besteed aan gevoelens van de kinderen. Wat echter niet lukt is om het kind te helpen zich veilig te gaan voelen in de relatie met de ouders, vertrouwen te krijgen in zichzelf en in de ouders. Dat laatste is nodig om van binnen uit beheersingspatronen voor gezond gedrag te laten groeien. Dat lukt vaak wel met de opvoedingswijze van Terug naar het begin, zoals beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dhr. de Lange. Bij deze opvoedingswijze begin je eigenlijk opnieuw met het kind. Het kind wordt voortdurend door de ouder naar zich toegehaald, waardoor er omsluiting wordt geboden. Door de angst van het kind om verlaten en in de steek gelaten te worden, zal het zich waarschijnlijk verzetten. Wanneer een kind merkt dat de ouder letterlijk en figuurlijk het kind niet loslaat, kan het gevoel van veiligheid langzaam groeien en krijgt het kind meer vertrouwen in zichzelf en de mensen om zich heen.

    Deze opvoedingswijze is geschikt voor kinderen tot 9 jaar. Vanaf die leeftijd is het nauwelijks meer mogelijk om kinderen terug te brengen in de peuterachtige betrokkenheid, die bepalend is voor de opvoedingswijze. Deze kinderen kunnen wel baat hebben bij de sociogroepsopvoedingswijze (SGS). Hierbij wordt door begeleiders een groep gecreëerd om jongeren door middel van allerlei activiteiten een positieve betrokkenheid te laten ervaren in de omgang met elkaar. Vanuit die veilige situatie, vanuit dat wij-gevoel, gaan de jongeren zich gedragen volgens de positieve groepsnormen. Deze opvoedingswijze wordt momenteel, met succes, gebruikt bij criminele jongeren.

    Terug naar het begin met kinderen tot 9 jaar

    Bedoeling van deze opvoedingswijze
    De bedoeling is allereerst het kind er toe brengen zich in relatie met de ouders te begeven en het zich (uiteindelijk) lichamelijk over te geven. Het kind ervaart dan dat het veilig is bij de ouders, dat het bij de ouders hoort, dat het van de ouders betrokkenheid en liefde kan verwachten. Als een kind aan de ouders gevoelens en behoeften durft te tonen is dat een teken van een beginnende aansluiting. Het kind heeft er wel (enigszins) vertrouwen in dat het van de ouders antwoord zal krijgen op de uitgesproken behoefte.
    Het door het kind ervaren van veiligheid en betrokkenheid moet uitgroeien tot een wederkerige betrokkenheid, waarbij het kind rekening wil en kan houden met de ander. Er is dan sprake van zelf antwoord krijgen van de ander, maar ook de ander antwoord geven.

    Het proces van ouder en kind

    A. De baby
    Als een kind niet geneigd is zich te nestelen bij moeder, is het belangrijk dat de moeder het kind juist veel bij zich neemt. De moeder biedt lichamelijke nabijheid en draagt en knuffelt het kind totdat het zich overgeeft aan moeders nabijheid. Als een kind zich in hoge mate onveilig voelt en dit bijvoorbeeld uit met veel huilen en onrustig gedrag, wordt het kind gedragen. Ook kunnen hulpmiddelen als het gebruik van muziek en ´moederbuik-geluiden´ worden ingezet om de baby rust te geven.

    B. De peuter

    I. De actieve peuter
    Bij irritant, afstotend, uitdagend gedrag van het kind wordt de ouders gevraagd dit gedrag niet te negeren of te straffen, maar het gedrag te zien als een signaal van zich niet veilig voelen. Vaak zien de ouders in de ogen van het kind de onrust opkomen of ze herkennen een gevoel van irritatie bij zichzelf. De moeder (zo mogelijk) wordt gevraagd het kind in die situaties bij zich te nemen, wat met het kind te stoeien en te knuffelen. Wanneer het kind dit niet accepteert is het belangrijk het kind nadrukkelijker vast te houden en zo te omsluiten. De moeder praat met vriendelijke woorden tegen het kind om het ook zo te verzekeren van haar liefde. Als het kind zich hieraan gewonnen geeft, is er de mogelijkheid tot lichamelijk en affectief samen-zijn. Ook moeders irritatie ebt dan weg. Het kind ervaart door de lichamelijke nabijheid de veiligheid bij moeder en ervaart door de lieve woorden van moeder haar liefde, haar affectie.

    Als zo aansluiting is gevonden kan de moeder duidelijk maken dat ze het gedrag akelig vindt en dat ze er verdrietig van wordt. Vanuit de basis van aansluiting kan een kind ervoor kiezen dat gedrag niet te vertonen om de warme relatie met moeder in stand te houden.
    Het zich gewonnen geven gaat echter niet zomaar. Het kan zijn dat het kind zich niet durft over te geven en de angstgevoelens uit door schoppen, slaan, etc. Vasthouden is dan noodzakelijk, ook al kan dit heel wat tijd en energie kosten. Soms is dit voor ouders (bijna) niet op te brengen. Omdat ouders meestal weinig herkenning en steun vanuit de omgeving ontvangen is begeleiding van een deskundige noodzakelijk om het vol te kunnen houden.

    II. De passieve peuter
    De passieve peuter zoekt geen aandacht. De moeder zal die aandacht toch moeten bieden door het kind bij zich te nemen, te knuffelen, ´gymnastiek´ te doen en zo tot aansluiting te verleiden of te dwingen. Als een kind zich tot aansluiting laat verleiden en zich nestelt bij de moeder, kan moeder het contact uitbouwen. Andere kinderen laten zich niet tot het positieve contact verleiden en gaan zich op een gegeven moment verzetten. Op dat moment wordt de opvoedingswijze gevolgd zoals die is beschreven bij de actieve peuter.

    C. Basisschoolkinderen tot ongeveer 9 jaar
    Bij deze kinderen geldt dezelfde opvoedingswijze als beschreven bij de peuters. In de praktijk blijkt het proces echter vaak moeizamer te zijn en meer tijd te vergen, omdat de kinderen al zo lang met angst en wantrouwen hebben geleefd. Zich overgeven aan de ouders is beangstigend. Het kind vertrouwt eerder de eigen zelfhandhavingsmechanismen, zoals niemand vertrouwen, je eigen weg gaan, etc. Bij deze kinderen is het nodig om continu te blijven investeren.
    Door middel van het vertellen van verhaaltjes kan inzicht in eigen gedrag en gevoelens worden bevorderd. Verhaaltjes met thema´s als ´de vulkaan´, die iedere keer uitbarst, ´het kasteeltje´, het kind dat zich eenzaam heeft verschanst, kunnen door de ouders worden verteld.
    Voor de verschillende type kinderen zijn specifieke aanwijzingen beschreven
    in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dr. G. de Lange.

    http://klimop.penninga.com/hechting.php

    (C) Dr G.de Lange, drs. C. Penninga-de Lange  

    17-07-2008 om 00:08 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Per Saldo voert actie tegen de kabinetsplannen

    De regering wil 800 miljoen bezuinigen op de AWBZ. Zij wil o.a. de AWBZ alleen nog toegankelijk maken voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, zoals mensen met ernstig regieverlies of mensen met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking. Daarbij wil men ook participatie als doelstelling uit de AWBZ schrappen.
    Per Saldo is geschokt over deze maatregelen. Deze ingreep raakt niet de kern van de kostenstijging en er wordt voorbijgegaan aan een hele grote groep mensen die het pgb keihard nodig hebben om te leven en te overleven!

    Denk aan jongeren (al dan niet met een psychiatrische problematiek) die dagelijks begeleiding nodig hebben.

    Denk ook aan gezinnen waar kinderen met forse beperkingen opgroeien, waarbij specifieke deskundigheid vereist is en ouders al jaren zwaar overbelast zijn. De inzet van het pgb is vaak plaatsgebonden en op speciale momenten van de dag. Hele gezinnen blijven overeind door deze begeleiding op maat. Dit zijn geen kinderen die intramuraal behoren te wonen, die horen thuis bij hun ouders!

    Per Saldo verzet zich tegen de plannen van het kabinet. Daarom verzamelen wij voorbeelden en verhalen uit de praktijk waaruit blijkt dat de maatregelen onacceptabel zijn.

    Op de homepage van Per Saldo (www.pgb.nl) kunnen budgethouders a.d.v. twee vragen aangeven wat deze plannen voor effect gaan hebben op hun leven.

    bron: http://www.pgb.nl
    http://www.leefwijzer.nl/default.asp?location=nieuwsartikel&layout=nieuws&id=5080

    08-07-2008 om 19:44 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is persoonlijkheidsstoornis

    Wat is een persoonlijkheidsstoornis?
    Een persoonlijkheidsstoornis is algemene term voor een star patroon van persoonlijkheidstrekken, waardoor het individu onvoldoende in staat is zijn gedrag aan te passen aan wisselende omstandigheden. Dit heeft leidt tot omvangrijke en terugkerende problemen in relaties, werk en sociale leven functioneren. De persoon in kwestie voelt vaak niet meer de vrijheid om flexibel te reageren op de eisen van alledag. Het denken en waarnemen kunnen daarbij sterk gekleurd zijn. Zo kunnen vervormingen ontstaan in de wijze waarop iemand kijkt naar zichzelf en zijn omgeving. De beleving en uiting van gevoelens kunnen eveneens verstoord zijn, zoals bijvoorbeeld bij sterk wisselende of te intense emoties. Vaak gaan zulke verstoringen samen met terugkerende moeilijkheden in de beheersing van de eigen impulsen. Alle mensen met persoonlijkheidsstoornissen ervaren moeilijkheden in contact met anderen en lopen vaak vast op verschillende terreinen van hun leven.

    DSM IV criteria persoonlijkheidsstoornis
    #1 - Literatuurlijst Persoonlijkheidsstoornissen
    In de DSM-IV zijn 11 verschillende persoonlijkheidsstoornissen opgenomen. De criteria waaraan voldaan moet worden voldaan om de diagnose persoonlijkheidsstoornis te mogen stellen zijn:

    A. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de
    cultuur van betrokkene afwijken van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of meer) van de volgende terreinen:
      (1) cognities (dat wil zeggen de wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen)
      (2) affecten (dat wil zeggen de draagwijdte, intensiteit, labiliteit en de adequaatheid van de emotionele reacties)
      (3) functioneren in het contact met anderen
      (4) beheersing van de impulsen
    B. Het duurzame patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale situaties
    C. Het duurzame patroon veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
    D. Het patroon is stabiel en van lange duur en het begin kan worden teruggevoerd naar ten minste de adolescentie of de vroege volwassenheid
    E. Het duurzame patroon is niet eerder toe te schrijven aan een uiting of de consequentie van een andere psychische stoornis
    F. Het duurzame patroon is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld schedeltrauma)

    Ontstaan
    Er is geen eenduidige oorzaak; er is steeds sprake van een ingewikkeld samenspel van factoren.

    1. Biogenetische factoren
    Mensen verschillen in aanleg, in temperament en wilskracht.
    2. Sociale factoren
    Sociaal-culturele omstandigheden kunnen een bijdrage leveren aan het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis. Voorbeelden zijn: de inbedding van het gezin in de omgeving, de levensstandaard, gevolgen van emigratie en verschuivingen op de sociale ladder.
    3. Psychologische factoren
    Het verleden (geschiedenis) is van grote invloed op hoe iemand denkt, voelt en handelt, wat zijn of haar normen en waarden zijn, hoe hij of zij met zichzelf en anderen omgaat.
    Persoonlijkheidsstoornissen worden soms wel "'ontwikkelingsstoornissen" genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat in iemands ontwikkeling van jong kind tot volwassene reeds problemen aanwijsbaar zijn. Soms houden deze verband met duidelijke trauma's als vroege verlatingen of seksueel misbruik. Ook kunnen er moeilijke gezinsomstandigheden zijn die hebben geleid tot onvoldoende veiligheid, aandacht, begrenzing of begeleiding. Het gebeurt ook wel dat zulke duidelijk aanwijsbare redenen ontbreken, en dat mensen toch een sterke onvrede met zichzelf en/of anderen hebben. Bij nader onderzoek blijkt dan bijvoorbeeld dat iemand zich zo sterk aan zijn omgeving heeft aangepast, dat hij vervreemd is geraakt van de eigen behoeften en gevoelens. Met als negatieve gevolgen: een negatief gevoel over zichzelf, depressiviteit, moeite met intieme relaties, eenzaamheidsgevoelens en/of zich gemakkelijk buitengesloten voelen.
    4. Organische factoren
    Sommige lichamelijke aandoeningen (bijvoorbeeld epilepsie of een schedeltrauma) kunnen een persoonlijkheidsstoornis veroorzaken.

    http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/persoonlijkheidsstoornis.htm

    20-06-2008 om 12:39 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijkheid kind voorspelt functioneren op latere leeftijd
    Persoonlijkheid kind voorspelt functioneren op latere leeftijd

    In een internationaal onderzoek is een groep kinderen gedurende de leeftijd van 3 tot 23 jaar intensief gevolgd. Prof.dr. Marcel van Aken (Universiteit Utrecht), dr. Jaap Dennissen en dr. Jens Asendorpf (Humboldt-Universität, Berlijn) publiceerden de resultaten in het februarinummer van het wetenschappelijk toptijdschrift Journal of Personality.
     
    Kinderen die op jonge leeftijd hun emoties inhouden (overgecontroleerde kinderen), blijken op 23-jarige leeftijd meer verlegen dan gemiddeld. En kinderen die op jonge leeftijd hun emoties vooral expressief tonen (ondergecontroleerde kinderen), gedragen zich op 23-jarige leeftijd agressiever dan gemiddeld. Uit het onderzoek blijkt verder dat over- en ondergecontroleerde jongens pas op een latere leeftijd zelfstandig gaan wonen dan gemiddelde jongens. Ook gaan overgecontroleerde jongens later dan gemiddeld een relatie aan. Ten slotte vinden over- en ondergecontroleerde jongens en meisjes later dan gemiddelde jongeren een parttime baantje.

    Deze onderzoeksresultaten impliceren dat de vroege persoonskenmerken van kinderen een belangrijke rol spelen in hun verdere ontwikkeling. Persoonlijkheid is niet makkelijk te veranderen. Daarom is het volgens de onderzoekers van belang om de kinderen en hun omgeving te leren omgaan met deze eigenschappen en zo eventuele negatieve gevolgen vóór te zijn.

    Publicatie: J.J.A. Dennissen, J.B. Asendorpf en M.A.G. van Aken, ‘Childhood personality predicts long-term trajectories of shyness and aggressiveness in the context of demographic transitions in emerging adulthood’, Journal of Personality 76, 67-99 (2008).

    Bron: persbericht Universiteit Utrecht

    Wilt u meer weten over persoonlijkheidsdiagnostiek bij kinderen en de relatie met opvoedingsgedrag? Kijk bij de GITP PAO-cursus  Persoonlijkheid van kinderen en opvoedingsgedrag: nieuwe ontwikkelingen in de psychodiagnostiek.

    28-05-2008 om 18:35 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Angst bij zwangerschap beïnvloedt hersenen

    Angst bij zwangerschap beïnvloedt hersenen

    6. May 2008, Medicalfacts Redactie

    Categorie: Vrouw & Gezondheid

    Stress, angst of nervositeit tijdens de zwangerschap kan effect hebben op de ontwikkeling van de hersenen van het kind, ook wanneer het 20 jaar is. Dat blijkt uit onderzoek van de KU Leuven. Volgens de psycholoog Maarten Mennes kunnen deze kinderen mogelijk sneller afgeleid zijn. Of ze kunnen meer moeite hebben met taken waarbij de opdracht niet eenduidig is. Dramatisch noemt hij de situatie zeker niet. 'Maar toch is waakzaamheid geboden, zeker in drukke tijden waarin iedereen hard werkt en ook aanstaande moeders almaar langer werken.'

    Meer dan twintig jaar geleden vulden zwangere vrouwen een vragenlijst in over de mate waarin ze zich nerveus, angstig of gestrest voelden. Bea Van den Bergh, psychologe aan de universiteiten van Tilburg en Leuven en verbonden aan de Vlaamse overheid, onderzocht daarna de peuters die uit die zwangerschappen waren geboren en stelde vast dat de kinderen van angstige moeders zelf ook onrustiger waren.

    Het effect blijkt zich ook na bijna twee decennia nog voor te doen. Maarten Mennes stelde gisteren aan de KU Leuven zijn doctoraat voor, waarin hij concludeert dat deze kinderen als tieners en adolescenten anders functioneren bij het uitvoeren van bepaalde taken. Met name die taken waarbij ze zelf moeten beslissen welke strategie ze zullen volgen.

    Hij testte dat uit in meerdere fasen. Om te beginnen schotelde hij 15-jarigen uit de onderzochte groep een taak voor waarbij de impuls om te handelen in de opdracht zelf vervat zat. Elke keer als de jongeren een vierkantje op een computerscherm zagen, moesten ze op een knop drukken. Verscheen er een cirkel, dan mochten ze niet drukken. De vierkanten waren in de meerderheid, waardoor ze in de verleiding kwamen om altijd te drukken.

    'Kinderen uit de hoogangstige groep deden het hier niet beter of slechter dan kinderen van laagangstige moeders', zegt Mennes. Maar taken waarbij de impuls om te handelen vanuit henzelf moest komen, gaven wel verschil. Mennes: 'We gaven ze opdrachten waarbij ze meerdere dingen tegelijk moesten doen: bepaalde voorwerpen zoeken op een groot blad, onderwijl geluidjes tellend. Ze moesten hierbij zelf bepalen hoe ze best te werk gingen. Kinderen van hoogangstige moeders deden dit slechter: ze deden het trager, of maakten meer fouten, of vonden minder voorwerpen.'

    In een volgende fase, op de leeftijd van 17, kregen de tieners opdrachten terwijl ze elektroden op hun hoofd geplaatst kregen, die de hersengolven in beeld brachten.

    De jonge proefpersonen kregen een gokspel voorgeschoteld waarbij ze hun kansen moesten inschatten en in het geval van twijfel mochten passen. In dit spel moesten de jongeren zelf de beste strategie bepalen. Mennes: 'Waar de meeste mensen en de kinderen van laagangstige moeders passen, omdat ze hun kans laag inschatten, gokken de kinderen van de hoogangstige moeders toch. En omgekeerd: waar de meerderheid gokt, passen zij.'

    Betekent dit dat ze het slechter doen? 'Dat is een beetje kort door de bocht, al zou je dat wel kunnen concluderen. Het geeft aan dat ze niet de optimale strategieën gebruiken om tot een beslissing te komen en tot actie over te gaan', zegt Mennes.

    'Bovendien waren er bij deze taak ook verschillen in de hersengolven. Maar als we hen de taak met de vierkantjes en de cirkels opnieuw gaven, bleek er geen verschil. Deze fase bevestigde dus dat er wel degelijk een verband is tussen stress tijdens de zwangerschap en het functioneren van de hersenen. En dat we dit kunnen zien bij bepaalde opdrachten, die veronderstellen dat de betrokkene zelf keuzes maakt en strategieën bepaalt. Angst tijdens de zwangerschap heeft blijkbaar een specifieke invloed gehad op de ontwikkeling van de hersenen die zich onder meer laat zien bij het uitvoeren van bepaalde denkverrichtingen.'

    Dat effect werd nog eens bevestigd in een derde fase, bij de jongeren die intussen 20 waren geworden. Mennes maakte hersenscans, die de specifieke hersenactiviteit in bepaalde zones in beeld brengt. 'We hadden verwacht om bij bepaalde complexere taken verschillen te zien in één specifieke zone, maar dat was niet het geval. Het gaat blijkbaar om een netwerk van zones.'

    Kan dit ook tot leermoeilijkheden leiden? Mennes: 'Mogelijk wel. Deze kinderen kunnen mogelijk sneller afgeleid zijn. Of ze kunnen meer moeite hebben met taken waarbij de opdracht niet eenduidig is. Het gevolg is echter niet zo dramatisch dat je de kinderen er met het blote oog in een klas op kunt selecteren. Ik zeg wel eens: het is een proces dat voor variatie zorgt onder onze bevolking.'

    'Maar toch is waakzaamheid geboden. Zeker in drukke tijden waarin iedereen hard werkt en ook aanstaande moeders almaar langer werken. Want het gaat misschien om minieme schade, maar ze doet zich bij de kinderen op zo'n jonge leeftijd voor dat ze de hele ontwikkeling beïnvloedt, ook op lange termijn. Dat proces is vermoedelijk onherstelbaar. Dus je kunt het maar beter proberen te voorkomen.'

    Mennes verdedigde zijn doctoraat in de psychologie gisteren aan de Leuvense universiteit. Van den Bergh zet het onderzoek voort in Tilburg. Onderzoeksteams in Tilburg, Leuven en Londen zullen samen nagaan hoe prenatale stress en genetische kwetsbaarheid leiden tot gedrags- en gezondheidsproblemen later in het leven.

    http://www.medicalfacts.nl/2008/05/06/angst-bij-zwangerschap-beinvloedt-hersenen/

    27-05-2008 om 22:32 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Borderline Persoonlijkheidsstoornis (herkenning)

    Borderline persoonlijkheidsstoornis

    herkenning

    Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis verkeren op de grens van persoonlijkheidsstoornis en psychose. Zij hebben extreme wisselingen in hun gevoel, stemming en gedrag en zijn instabiel in het onderhouden van een beeld van zichzelf en in het onderhouden van relaties. Het wordt ook wel instabiele persoonlijkheidsstoornis genoemd. Vroeger waren ook termen als pseudo-neurotische schizofrenie en psychotisch karakter in omloop.

    Het gedrag is onvoorspelbaar en meestal functioneren mensen met borderline persoonlijkheidsstoornis onder hun niveau. Herhaaldelijk ondernemen zij zelfbeschadigende acties zoals snijden of krassen in de polsen of op meer verborgen plaatsen. Soms vragen zij op deze manier om hulp van anderen, uiten zij hun boosheid of proberen zij zichzelf ongevoelig te maken voor overweldigende en pijnlijke emoties. Aangezien mensen met borderline persoonlijkheidsstoornis zich enerzijds afhankelijk voelen en tegelijkertijd vijandig zijn is er in hun relaties altijd trammelant. Soms storten zij zich in kortdurende intieme relaties, gaan vreemd en stellen overdreven vertrouwen in iemand die zij nauwelijks kennen. Soms weten zij niet goed hun eigen seksuele voorkeur.

    Van binnen voelen mensen met borderline persoonlijkheidsstoornis zich vaak leeg. Zij kunnen moeilijk een antwoord geven op de vraag: wie ben ik? Vaak voelen zij letterlijk dat hun identiteit vervloeit met die van iemand anders. Iemand anders wordt als liefdevol en beschermend ervaren of juist helemaal als vijandig en bedreigend. Zij wisselen daarom nogal eens van vertrouwenspersoon. Zij ervaren alles erg zwart-wit. Er kunnen perioden van achterdocht zijn evenals droomachtige toestanden die op een psychose lijken en dissociaties worden genoemd. In zulke perioden is er wel bewustzijn van wat er gebeurt, maar men maakt toch geen deel van de wereld uit. Juist tijdens zulke momenten is men geneigd om zichzelf te beschadigen, ook kan men daarmee beginnen om zo'n dissociatie uit te lokken. Alles is er dan op gericht om er even niet te zijn, even niets te hoeven voelen. Anderen denken dan misschien dat iemand op het punt staat zelfmoord te plegen, maar dat is voor betrokkene iets heel anders. Overigens zijn er van tijd tot tijd wel overwegingen in die richting.

    Wanneer iemand impulsief en onberekenbaar is kan het zijn dat er meer aan de hand is. Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis laten je maar de helft van hun leven zien. De andere helft krijg je pas te zien als het te laat is en de vriendschap voorbij. Dat zij zich chronisch leeg voelen bijvoorbeeld zullen ze niet gauw vertellen. Dat zij kortgeleden iemand helemaal in vertrouwen hebben genomen en daarna weer als een baksteen hebben laten vallen, ook niet. Opmerkelijk is echter dat wanneer je er direct naar vraagt je wel een eerlijk antwoord krijgt. Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis kunnen niet goed liegen. Maar ze kunnen je wel kwalijk nemen dat je ze een eerlijke vraag stelt. Hoewel zij trouw en eerlijkheid dus hoog in het vaandel hebben kunnen zij niet naar die standaard leven. Vaak spreken zij dan ook over zichzelf als niks waard, stom en lelijk. Het helpt niet dat je ze een compliment geeft. Zij kunnen daar met achterdocht op reageren.

    Soms blijft iemand weg zonder bericht te geven. Het kan zijn dat je je ongerust maakt en achteraf krijg je het vervelende gevoel dat het ook op een of andere manier de bedoeling was. Je kunt je dan gemanipuleerd voelen. Pas op met dat te zeggen want iemand met een borderline persoonlijkheidsstoornis kan zich daardoor enorm beledigd en afgewezen voelen. En dat is een belangrijk kenmerk: de angst voor afwijzing en verlating.

    Het is meestal crisis bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. De stemming wisselt tussen somber en leeg, ruziezoekerig, prikkelbaar. Er kunnen korte perioden zijn waar de greep op de werkelijkheid verloren gaat. Wanneer je lange tijd een gevoel van leegte van binnen ervaart, niet goed weet wat je wilt met je leven, twijfelt over je seksuele geaardheid of niet weet of je je vrienden wel echt wilt en kunt vertrouwen dan kan het zijn dat je een borderline persoonlijkheidsstoornis hebt. Wanneer je drugs gebruikt, zomaar met mensen naar bed gaat en dingen doet waardoor je in gevaar komt dan kan dat ook een aanwijzing zijn. Ook het in jezelf krassen en snijden met een scherp voorwerp kan zo'n gevaarlijke actie zijn, of een sigaret op je arm uitdrukken, ook al vind je zelf dat het helemaal niet gevaarlijk is omdat je heus wel weet wat je doet.

    Lees verder> > > http://www.e-psychiater.nl/html/psychiatrie/borderline-ps.html

    25-05-2008 om 12:00 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    16-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neuropsychologische diagnostiek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Redactie: M. Hendriks, R. Kessels, M. Gorissen, B. Schmand

    Neuropsychologische diagnostiek
    De klinische praktijk

    Neuropsychologische diagnostiek is een zoektocht naar verklaringen voor cognitieve of emotionele klachten en stoornissen van individuele patiënten. De neuropsycholoog zoekt die verklaringen vooral in de hersenen, maar hij heeft ook oog voor klinisch psychologische, psychiatrische, somatische, en andere, meer alledaagse invloeden. Neuropsychologische diagnostiek is dus veel meer dan het toepassen van de juiste test op het juiste moment.

    Over neuropsychologische diagnostiek en neuropsychologische tests zijn in binnen- en buitenland al vele boeken verschenen. Dit is echter een boek dat zich geheel en al richt op de praktijk van de neuropsychologische diagnostiek in de Nederlandse gezondheidszorg. Het is geen boek over tests of over neurowetenschappen. Integendeel, het beschrijft het diagnostische proces in de praktijk van alledag. De auteurs hebben stuk voor stuk een jarenlange ervaring in de klinische neuropsychologie.

    ISBN: 9789085062295
    verschenen:
    september 2006
    omslagontwerp:
    Marjo Starink
    http://www.boomsun.nl/catalogus/fondsen/psychologie/neuropsychologische_diagnostiek_9789085062295.html

    16-05-2008 om 19:51 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Narcisme en de narcistische persoonlijkheidsstoornis
    Persoonlijkheidsstoornissen
    Narcisme en de narcistische persoonlijkheidsstoornis kunnen verholpen worden. Volgens Ingrid Holvoet, die een energetische therapie, LTA persoonlijke groei, ontwierp, is iemand die lijdt aan narcisme, niet verantwoordelijk voor dit gedrag. Een narcistisch iemand kan niet anders dan het gedrag vertonen dat hij of zij ten toon spreidt, omdat hij/zij tot narcisme gedwongen wordt door onbewuste programmeringen of patronen. Deze patronen zijn vanaf de geboorte aanwezig in het onderbewustzijn.

    Over narcisme en de narcistische persoonlijkheidsstoornis kun je heel veel info vinden op het internet. Hier worden enkel een aantal voorbeelden beschreven van patronen die zich in het onderbewustzijn van een narcist kunnen bevinden. Door de aanwezigheid van deze patronen ontstaat narcisme.
    Met LTA persoonlijke groei worden deze patronen vernietigd. Onder de patronen zit een normale, empathische persoonlijkheid. Met de LTA methode kunnen we narcisme omvormen naar zelfverzekerd en toch bescheiden, liefdevol, empathisch gedrag.

    Voorbeelden van patronen die narcisme veroorzaken. De narcist zit 'in' het patroon en kent alleen de werkelijkheid die hem door het patroon wordt opgelegd. Hij of zij kent geen enkele andere werkelijkheid.

    'Met zichzelf bezig zijn, in niemand geïnteresseerd zijn, met de eigen dingen bezig zijn en de aandacht daar niet kunnen van lostrekken, voor niemand anders buiten zich interesse hebben.'

    'De aandacht is bij zichzelf en uitsluitend bij zichzelf, kan zeer moeilijk de aandacht op een ander plaatsen, de aandacht is als het ware aan zichzelf vastgeplakt.'

    'Alles uitsluitend waarnemen vanuit 1 gezichtshoek of gezichtspunt, namelijk de eigen egoïstische gezichtshoek. Totaal niet waarnemen vanuit een andere gezichtshoek. Zich geen enkel ander gezichtspunt dan het eigen gezichtpunt kunnen voorstellen of kennen. Alles en iedereen moet wijken voor dat gezichtpunt. Totaal geen besef of voorstellingsvermogen dat een ander een ander gezichtpunt zou kunnen hebben. Uitsluiten vanuit eigen visie denken en handelen.'

    'Kan een ander niet begrijpen, kan alleen zichzelf begrijpen, kan zich alleen een belevingswereld voorstellen die hij of zij zelf kent.'

    'Heeft totaal geen besef van wat een ander voelt of meemaakt, kan zich niet voorstellen dat iets voor een ander moeilijk kan zijn of dat een ander lijdt, heeft alleen maar besef van de eigen belevingswereld. Kan zich niet voorstellen dat een ander iets voelt of een eigen belevingswereld heeft of iets verlangt. Kan alleen aan eigen voldoening denken en een ander is daartoe een middel. Een ander is als het ware een gebruiksvoorwerp.'

    'Het niet kunnen aanhoren als het tijdens een gesprek met meerdere mensen over een ander gaat, het moet over hem of haar gaan, weggaan uit de groep als niet alle aandacht naar hem/haar gaat.'

    'Alles draait rond jou, jij bent het centrum, jij bent de belangrijkste'
    'Jij bent God'
    'Ze moeten voor je buigen'
    'Jij bent de grootste, de anderen verzinken in het niets tegenover jouw grootheid'
    'Gevoel van eigendunk, meerwaarde t.o.v. anderen'
    'Je bent bewonderenswaardig, je bent zo speciaal, je bent zo anders dan anderen, je staat zo boven hen verheven.'
    'Wat jij doet is zo perfect, zo goed, geen enkel ander kan daar zelfs maar van dromen, om te presteren en te creëren wat jij kan.'

    'Ze moeten je prijzen, + een hunkeren naar het horen van bewonderende woorden. Indien de lovende woorden niet komen, totaal uit het veld geslagen zijn, denken niet mee te tellen. Daarna beginnen ruzie maken en de ander allerlei dingen verwijten. Zoals: je ziet mij niet graag, je ziet mij nog niet staan. Je hebt niets over voor mij. Of anders zich gekwetst terugtrekken en zichzelf beklagen. Zelfmedelijden. Fantasieën over hoe erg het leven wel is voor hem/haar, wat hij/zij allemaal moet doorstaan en hoe slecht de anderen wel zijn.'

    'Je moet mooi zijn, je moet de beste zijn, je moet vooraan staan, je moet opvallen, iedereen moet je zien, willen de anderen overtroeven door ervoor te zorgen iets te hebben of te zijn dat beter is dan dat van de anderen'

    'De aandacht naar zich toehalen in een groep of tijdens een gesprek met meerdere mensen. Door opvallend gekleed te gaan, of door opvallende dingen te zeggen, door een opvallende houding aan te nemen, door het hoge woord te voeren (ook als het over thema's gaat waar hij/zij zogoed als niets over weet)'

    'De ganse wereld draait rond hem of haar, kan zich niet voorstellen dat een ander een andere bestaansreden zou kunnen hebben dan in functie van hem of haar te bestaan. Kan zich niet voorstellen dat een ander iets voor zichzelf zou willen, want immers, alles en iedereen bestaat in functie van hem of haar. Kan uitsluitend aan eigen behoeften en eigen voldoening denken.'

    'Machtsvertoon, pronken met dure dingen, met dure kleding ...'

    'Pronken met wat een ander juist niet heeft, om een ander de loef af te steken.'

    Enz.
    http://www.ltapersoonlijkeontwikkeling.com/details.asp?language=nl&productID=228671

    10-05-2008 om 21:17 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (21 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cognitieve gedragstherapie bij persoonlijkheidsstoornissen

    Cursus Cognitieve gedragstherapie bij persoonlijkheidsstoornissen

    18-uurs nacholingscursus VGCt

    De nieuwste ontwikkelingen in de cognitieve gedragstherapie gaan steeds meer in de richting van laagdrempelige en kortdurende behandeling van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen.

    docent

    mevrouw drs R.J.J. van Royen

    doelgroep

    Eerstelijnspsychologen, GZ-psychologen, psychotherapeuten, psychiaters en klinisch psychologen, die cliënten met persoonlijkheidsstoornissen in behandeling hebben.

    voorkennis

    Basiskennis en ervaring met de gedragstherapie is gewenst.

    doelstelling

    Na afloop van de cursus is men vertrouwd met de modernste cognitief gedragstherapeutische technieken en kan men deze effectief inzetten in de eigen behandelpraktijk.

    inhoud

    • de cognitieve therapie van Beck en de gangbare theorie over persoonlijkheidsstoornissen;
    • de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen, met name SCID-II;
    • conceptualisering van een persoonlijkheidsstoornis: de cognitieve triade • schema's, onderliggende opvattingen of strategieën en schemamodes;
    • de therapeutische relatie bij persoonlijkheidsstoornissen volgens J. Young;
    • schemaverandering;
    • terugvalpreventie;
    • AS-II cognitieve technieken voor schemawijziging en correctie van onderliggende opvattingen: guided imagery en positieve datalogboek • historische test • continuüm • gedragsexperiment;
    • crisismanagement en het stellen van grenzen;
    • relatie AS-I en AS-II problematiek en consequenties voor de therapie;
    • de borderlinepersoonlijkheidsstoornis;
    • de narcistische persoonlijkheidsstoornis;
    • de zelfkwellende persoonlijkheidsstoornis;
    • de schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis.

    werkwijze

    Presentaties, video- en audiodemonstraties, rollenspel, literatuurstudie. De cursus vindt éénmaal per maand plaats, zodat de deelnemers in de tussentijd kunnen oefenen met eigen casuïstiek.

    accreditatie

    • GZ-psycholoog: tijdens de overgangsregeling geaccrediteerd
    • Herkwalificatie Eerstelijnspsycholoog NIP: totaal 18 uren (6 diagnostiek & indicatiestelling / 12 behandeling)
    • KP herregistratie: 18 uren
    • KP overgangsregeling: totaal 33 uren (11 diagnostiek / 22 behandeling)
    • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie: 18 punten (wordt aangevraagd voor elke uitvoering)
    • VGCt: 18-uurs nascholingscursus (wordt aangevraagd voor elke uitvoering)

    Wat is accreditatie?

    RINO  http://www.rino.nl/cursussen/426.html

    10-05-2008 om 01:00 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem
    Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem

    BORDERLINE

     

    Grenzen vervagen

    Vanachter een gesloten deur

    Gedachten plagen

    De leegte heeft geen kleur

     

    Het vullen van gaten

    Met allerlei alternatieven

    Je de wereld inpraten

    Niemand leest je brieven

     

    Emoties voelen

    Begrijpen, delen

    Weten wat mensen bedoelen

    Wanneer ze met gevoelens spelen

     

    De pijn een plek geven

    Tussen het wit en zwart

    Overleven

    Want de wereld is hard

     

    Er zijn geen grenzen meer

    Het hoofd is dol

    Niet plat dit keer

    De aarde is hol.

     

    Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem waar mensen in meer of mindere mate last van kunnen hebben.

    Het heeft vaak te maken met traumatische ervaringen in de jeugd die ervoor gezorgd hebben dat mensen zich niet of nauwelijks aan een ander kunnen hechten.

    Dit werkt door in relaties, werk en de omgang met dieren.

    Angst speelt een grote rol en het niet hechten komt voort uit die angst, want iets of iemand verdwijnt uiteindelijk toch wel uit je leven dus waarom zou je je hechten.

    Ook leegte speelt en grote rol, die leegte probeert men op alle mogelijke manieren te vullen.

    Dit uit zich in bijv. het constant veranderen van werk, materieel alles willen hebben, van de ene relatie in de andere springen, verslaving aan bijv. alcohol en nog veel meer.

    Grensoverschrijdend gedrag en niet zien dat dit zo is, maar het doodnormaal vinden en niet begrijpen dat anderen het niet hetzelfde zien.

    Ze voelen zich vaak miskend en hebben een groot gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is heel kort, er is op internet een hele hoop te vinden over dit onderwerp.

    30-04-2008 om 20:19 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe herken ik een persoonlijkheidsstoornis

    Hoe herken ik een persoonlijkheidsstoornis?

    Iemand met een persoonlijkheidsstoornis reageert anders op situaties of personen dan doorgaans verwacht wordt. Anders dan normaal kan bijvoorbeeld zijn angstig, wantrouwend, agressief of juist onverschillig, afstandelijk. Dergelijke reacties kunnen nadelig of schadelijk zijn voor de persoon in kwestie of de omgeving.

     

    De volgende klachten of gedragingen kunnen signalen van een persoonlijkheidsstoornis zijn:

    • terugkerende conflicten met mensen in de omgeving
    • een vrij star denk- en leefpatroon; zwart-wit denken
    • sterke stemmingswisselingen en extreme gevoelsuitingen
    • moeite met zelfbeheersing
    • niet richting weten te geven aan het leven
    • snel buitengesloten of afgewezen voelen
    • neiging tot afhankelijkheidsgedrag: verlatingsangst
    • niet flexibel om kunnen gaan met de eisen van het dagelijks leven
    • steeds terugkerende drang tot verzet

    Deze lijst is niet volledig, maar geeft een indicatie van gedragsuitingen van persoonlijkheidsproblemen. De grens tussen normaal functioneren en een persoonlijkheidsstoornis is moeilijk te trekken. Niet geheel vreemd, want er zijn maar liefst tien verschillende persoonlijkheidsstoornissen te onderscheiden. Deze worden onderverdeeld in 3 groepen gedragingen:

     

    1. Vreemd en excentriek gedrag paranoïde persoonlijkheidsstoornis: wantrouwig, achterdochtig;

    • schizoïde persoonlijkheidsstoornis: ontwijken sociale contacten, beperkte uiting van emoties; 
    • schizotypische persoonlijkheidsstoornis: irreëel denken;

    2.  Overdreven, emotioneel en ongewoon gedrag;

    • antisociale persoonlijkheidsstoornis: roekeloosheid of agressie zonder berouw of spijt;
    • borderline persoonlijkheidsstoornis: instabiliteit in relaties, zelfbeeld, emoties en gedrag;
    • theatrale persoonlijkheidsstoornis: overdreven emoties, overdreven hang naar aandacht;
    • narcistische persoonlijkheidsstoornis: legt nadruk op eigenwaarde, behoefte aan bewondering. 

    3. Gespannen en angstig gedrag;

    • ontwijkende persoonlijkheidsstoornis: sociaal geremd, minderwaardigheidsgevoelens, overgevoelig voor kritiek;
    • afhankelijke persoonlijkheidsstoornis: overmatig behoefte aan verzorging, overmatig aanhankelijk, angst om verlaten te worden;
    • obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis: perfectionistisch, star in omgang en opvattingen;

    De tien persoonlijkheidsstoornissen hebben geheel verschillende kenmerken en lopen uiteen. Ook de ernst van de stoornis kan per type stoornis behoorlijk verschillen. Zo kan iemand met een antisociale persoonlijkheidsstoornis regelmatig fors in botsing komen met zijn omgeving, terwijl iemand met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis dit juist niet snel zal gebeuren. Dit wil niet zeggen dat iemand niet de kenmerken van verschillende persoonlijkheidsstoornissen tegelijk kan hebben. Het stellen van de juiste diagnose kost dus vaak wat meer tijd. Pas na intensief onderzoek door een psycholoog of psychiater kan de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis worden gesteld.

    Lees verder>>>  http://www.mentrum.nl/?page=885

    30-04-2008 om 19:15 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis

    De afhankelijke persoonlijkheidsstoornis is een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door een aanhoudende psychologische afhankelijkheid van andere mensen. De beoordeling wanneer het gedrag van een 'afhankelijke persoon' pathologisch wordt en er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, is subjectief. De diagnose is moeilijk, omdat rekening gehouden moet worden met allerhande culturele gegevens, bijvoorbeeld het rollenpatroon.

    Omdat APS-lijders zeer veel behoefte aan bevestiging of goedkeuring hebben, doen ze enorm hun best om het anderen naar de zin te maken. Ze kunnen gefrustreerd raken omdat ze zich 'gedwongen' voelen om dingen te doen die ze eigenlijk niet willen of omdat ze geen uiting aan hun gevoelens kunnen geven. Hun overmatig afhankelijk gedrag kan relaties moeilijk of instabiel maken. Als een relatie wordt beëindigd, voelen de APS-lijders zich vaak wanhopig en zijn niet in staat naar behoren voor zichzelf te zorgen. Ze hebben vaak een erg laag gevoel van eigenwaarde en zijn vatbaar voor andere psychische aandoeningen, met name depressie en angststoornissen.

    Het DSM-IV definieert de afhankelijk persoonlijkheidsstoornis als een aanhoudende en overmatige behoefte om verzorgd te worden. Dit leidt tot zelfonderwerping, overdreven aanhankelijk gedrag en verlatingsangst. De stoornis uit zich in de vroege volwassenheid in verschillende situaties. De diagnose kan worden gesteld als sprake is van vijf of meer van de volgende situaties:

    • De persoon heeft moeite om alledaagse beslissingen te nemen zonder advies of geruststelling van anderen.
    • De persoon wil dat anderen de verantwoordelijkheid dragen voor de meeste aspecten van zijn of haar leven.
    • De persoon heeft problemen om uiting te geven aan een meningsverschil met anderen uit angst voor het verlies van steun of waardering (hierbij worden reële angsten niet meegerekend).
    • De persoon heeft moeite ergens aan te beginnen of dingen zelf te doen door een gebrek aan zelfvertrouwen, twijfel aan eigen inzicht of capaciteiten (in plaats van door een gebrek aan motivatie of energie).
    • De persoon doet buitengewoon veel moeite om steun en waardering van anderen te krijgen en verricht hiertoe vrijwillig onaangename taken.
    • De persoon voelt zich niet op zijn gemak of hulpeloos als hij alleen is vanwege de overmatige angst niet voor zichzelf te kunnen zorgen.
    • De persoon zoekt dringend een nieuwe relatie als bron van steun als een oude, diepgaande relatie wordt beëindigd.
    • De persoon heeft een onrealistische angst alleen voor zichzelf te moeten zorgen.

    29-04-2008 om 14:06 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijkheidsstoornissen

    Persoonlijkheidsstoornissen behoren tot de psychische aandoeningen. Het zijn langdurige patronen in gedachten, visie en gedrag die afwijken van wat in de betreffende cultuur als normaal wordt ervaren. Het afwijkend gedrag van een lijder aan een persoonlijkheidsstoornis doet zich permanent en in veel verschillende situaties voor. Een persoonlijkheidsstoornis uit zich doorgaans in de jonge volwassenheid, puberteit of daarvoor. Door een persoonlijkheidsstoornis kunnen de lijder en zijn omgeving grote problemen ondervinden. De diagnose wordt pas gesteld als de lijder door zijn gedrag ernstige problemen ondervindt in zijn persoonlijke of sociale contacten.

    Om bij een patiënt de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis te kunnen stellen, moet volgens het DSM-IV aan de volgende criteria worden voldaan:

    • Een aanhoudend patroon van ervaringen en gedrag dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen in de cultuur van de patiënt.
    • Het aanhoudende patroon is inflexibel en pervasief in een groot aantal persoonlijke en sociale omstandigheden.
    • Het aanhoudende patroon leidt tot ernstige klinische spanningen of ontregeling van het functioneren in de sociale omgang, het werk of andere belangrijke gebieden.
    • Het patroon is stabiel en langdurig en is ontstaan in de puberteit of jonge volwassenheid.
    • Het aanhoudende patroon is geen uiting of gevolg van een andere psychische aandoening.
    • Het aanhoudende patroon is geen gevolg van een fysiologisch verschijnsel door een stof of algemene medische aandoening, bijvoorbeeld een hoofdletsel.

    Het DSM-IV vermeldt tien vormen van persoonlijkheidsstoornis, die in drie groepen (zg. clusters) zijn onderverdeeld:

    Het DSM-IV geeft ook een groep stoornissen die niet onder de bovengenoemde tien vallen, maar wel kenmerken van persoonlijkheidsstoornissen hebben. De categorie heet Personality Disorder Not Otherwise Specified, in het Nederlands: persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven. In de vorige versie van het DSM werden ook de passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis en de zelfkwellende persoonlijkheidsstoornis vermeld. Deze zijn in het DSM-IV echter verwijderd, omdat vooralsnog niet duidelijk is of dit afzonderlijke persoonlijkheidsstoornissen zijn. In het ICD-10 staan ze vermeld als varianten van afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (F60.7).

    28-04-2008 om 22:41 geschreven door webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 27/06-03/07 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 15/03-21/03 2010
  • 22/12-28/12 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Mijn favorieten
  • seniorennet.be

  • Willekeurig SeniorenNet Blogs
    debeuckelaer_frank
    blog.seniorennet.be/debeuck
    Startpagina !

    Blog als favoriet !

    forum

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum


    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!