HET BELGISCHE UFO
WAARNEMINGSONDERZOEKxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
HET BELGISCHE UFO WAARNEMINGSONDERZOEK
nitiële UFO meldingen worden
door menig UFO onderzoeker in de rapporteringfase louter beschouwd als
meldingen van vreemde, ongewone, onbekende of ongeïdentificeerde
hemelverschijnselen. Deze waarnemingsgroep van nog ongeëvalueerde waarnemingen
wordt intern aangeduid als: UAP waarnemingen. UAP staat hierbij voor: Unidentified
Aerial Phenomena (Ongeïdentificeerde Luchtfenomenen). Het is pas na een
analyse door bekwame onderzoekers, dat de waarnemingen worden onderverdeeld in
twee hoofdcategorieën die worden aangeduid als IFOs en UFOs.
De IFOs: Identified Flying Objects (Geïdentificeerde Vliegende
Objecten) vertegenwoordigen ontegensprekelijk de grootste groep, en worden
voornamelijk gekenmerkt door misinterpretaties van bestaande, bekende of minder
gekende hemelverschijnselen. Deze hemelverschijnselen zijn zonder uitzondering steeds
terug te brengen tot verschijnselen van ofwel natuurlijke, artificiële of
zinbegoochelende aard en oorsprong. Moeilijker is het gesteld met de kleinste
waarnemingsgroep, de zogenaamde UFOs:
Unidentified Flying Objects (Ongeïdentificeerde Vliegende Objecten) deze
waarnemingsgroep verleent zich niet tot eenvoudige verklaringen binnenin het
vertrouwde paradigma omdat het de indruk wekt daar los van te staan, en niet
aldus danig wordt beschreven door de betrokken waarnemers. Hoewel er veel
onenigheid bestaat over het te hanteren percentage van deze intrigerende en
controversiële waarnemingsgroep, is het duidelijk dat dit sterk schommelt
naargelang de plaats en periode in kwestie, en de hoeveelheid aandacht, dat er al
dan niet aan werd gegeven in de media. Feit is echter wel dat de belangrijkste (officiële)
studie naar UFOs¹ 21,5 % aanduidde
als onbekend, terwijl er los daarvan respectievelijk 9,3 % onthouden werd
wegens gebrek aan voldoende gegevens.
De hedendaagse meldingen die
bij ons binnenkomen, worden op dezelfde manier gescreend als ten tijde van het
officiële onderzoek dat destijds door de Amerikaanse luchtmacht werd uitgevoerd.
Zoals bij de officiële studie, zijn de meeste waarnemingen (eveneens) te
identificeren aan de hand van vertrouwde oorzaken (IFOs). Onze interesse naar
deze relatief eenvoudig verklaarbare waarnemingen is nagenoeg louter
statistisch van aard. Het voornaamste hulpmiddel bij het afhandelen van ongeïdentificeerde
waarnemingen (UFOs) is het gebruik van een standaard vragenlijst of UFO waarnemingsverslag. Deze wordt
door de waarnemer(-s) of - onderzoeker ter plaatse - ingevuld. Wanneer een dergelijk
verslag interessant genoeg blijkt, wordt het door ons uitgetypt onder de vorm
van een UFO waarnemingsrapport,
dat mits de onthouding van namen en adressen, beschikbaar wordt gesteld voor
andere onderzoekers of geïnteresseerden. Deze rapporten hebben louter de
bedoeling te fungeren als neutrale reconstructies van de waargenomen
verschijnselen zoals gerapporteerd door de getuigen. Sommige
waarnemingsrapporten zijn dermate gedetailleerd, complex of vreemd, dat ze
uitnodigen tot verder (eventueel plaatselijk) onderzoek, in een dergelijk geval
wordt er een bijkomend gedetailleerd UFO
onderzoeksrapport opgesteld, dat in tegenstelling tot de waarnemingsrapporten,
zich wel kan uitlaten over de geloofwaardigheid of eigenheid van een
waargenomen verschijnsel.
Grotendeels of uitsluitend
dankzij de steeds luidst klinkende anti UFO lobby en de gevestigde relativerings-
en ridiculiseringpolemiek gaat het hedendaagse UFO onderzoek gebukt onder vele
moeilijkheden, zo zijn er slechts nog een handjevol waarnemers bereid te vinden
om hun waarnemingen te rapporteren, laat staan om ons bij te staan in een gedetailleerder
onderzoek. Daarenboven zijn alle UFO onderzoekers in ons land onbemiddeld voor
de opoffering van hun vrije tijd, en dienen zij bovendien zelf in te staan voor
alle onderzoekskosten die hieraan verbonden zijn. Vanzelfsprekend gaat er
bovendien zeer veel tijd op in het verzamelen, sorteren, digitaliseren en
analyseren van andere rapporten en publicaties, alsook onderlinge communicatie,
studie, het weerleggen of ontkrachten van valse beweringen, het geven van
interviews, en het schrijven van toelichtingen, bepalingen en artikels. Dit
alles maakt dat meldingen en diens administratieve afhandeling soms erg lang op
zich laten wachten. Heeft het Belgische UFO onderzoek dan eigenlijk nog zin? Absoluut,
hoewel ons land beduidend kleiner is dan de meeste landen, scoren we
verhoudingsgewijs qua meldingen per km² absoluut niet slecht. Bovendien
beschikken we wegens het ontbreken van al te grote afstanden, eerder over de
mogelijkheid om zowel waarnemers als observatielocaties persoonlijk te bezoeken,
om aldus tot betrouwbaardere indrukken en analyses te komen. Verder resulteert een
geringer aantal meldingen in een grotere zorgs- en tijdsbesteding per rapport. Zo
moeten we vaststellen dat bepaalde Amerikaanse websites weliswaar een enorme
meldingsstroom van vaak duizenden UFO meldingen kunnen voorleggen, maar jammer
genoeg gaat het dan in de meeste gevallen om tekeningloze vluchtige impressies,
zoals deze door de waarnemers zelf werden verwoord en gerapporteerd, zonder dat
er verder onderzoek naar werd verricht. Wegens het ontbreken van diverse
overeenkomstige essentiële parameters, hebben deze waarnemingsrapporten
(behalve dan dat het er veel zijn) dan ook weinig indicatieve waarde.
Voortgaand op dergelijke gebrekkige gegevens is het zelfs niet mogelijk om
betrouwbare gelijkenissen, naar bijvoorbeeld uitzicht toe, te detecteren (wat
toch wel een minimum vereiste zou moeten zijn).
Vragen over de hoedanigheid,
oorzaken of herkomst van UFOs zouden irrelevant moeten zijn aan de neutrale
optekening van het indicatieve feitenmateriaal zoals gepresenteerd door de
allesbepalende en hoofdrolspelende waarnemers. Staat de integriteit van alle
UFO waarnemers en hun perceptievermogen trouwens nog steeds in vraag? Of worden
we verondersteld te geloven dat UFO waarnemers enkel goed zijn in het
beschrijven van VERKLAARBARE oorzaken?
¹Project Blue Book Special Report 14
# 2006/01/16 Oliver
Deschuymere
|