Mijn over, over, over grootmoeder langs vaders kant . RIRORKE
Je moet maar durven. RIRORKE
Mijn oom Louis
blijf positief denken
blijf optimistisch kijk vooruit, nooit achteruit.
05-04-2007
DE FANFARE
Jaren heb ik bij de fanfare van ons dorp gespeeld. Ik speelde klarinet en tweemaal per week werd er gerepeteerd van acht tot tien uur 's avonds ( soms speelden wij verschillende bisnummers, als je begrijpt wat ik bedoel ) en werd het vlug twee, drie uur in de morgen.
Mijn vriend Desiré speelde al jaren trombone. Af en toe kreeg hij last met zijn ademhaling, kon zijn noten niet goed meer lezen en zijn vingers werden wat stijver. Daarom kwam hij ook maar sporadis naar de repetities en blies er dan ook regelmatig eens naast.
Eenmaal per jaar, mochten wij met de wijkfeesten mee opdraven in de stoet.
Desiré, niet vies van een lekkere pint, begon al te zweten van dorst na zijn tweede liedje.
Zijn brilletje werd zo nat en dompig, dat hij de noten op zijn partituur niet meer kon lezen en telkens te vroeg of te laat begon te blazen. De dirigent uitzinnig van woede, liep naar Desiré en scheurde zijn partituur in duizend stukken. Klopte de veel te kleine kepi van Desiré zijn hoofd en stampte hem met zijn voeten helemaal plat.
Desiré, van geen kleintje vervaard, blies hard op zijn trombone en schoof het uitschuifbaar gedeelte pal in het oog van de dirigent. Zodat deze naar achter vloog en met zijn hoofd op de stenen terecht kwam. Half groggy bleef hij liggen.
De stoet werd stilgelegd, de fanfare werd opgedoekt en Desiré werd er voor het leven uit verbannen. De dirigent gaf wijselijk zijn ontslag. 't Was toch en mooie tijd.
Toen ik nog een kleine jongen was, speelde ik met mijn vriendjes cowboy en indiaan. Soms ook Buffalo Bill of de drie musketiers.
Ik speelde altijd d' Artagnan, een achtien jarige edelman uit Frankrijk, die het ouderlijk huis verliet. Naar Parijs reisde, om er zijn degen te verkopen( dacht ik ). Maar nen, het was om zijn koning Lodewijk XIII te helpen beschermen.
De drie anderen mochten kiezen wie zij waren. Porthos, Aramis of Athos , het kon mij niet schelen.
Onze degens maakten wij van bezemstelen. Gejat in moeders schuur. De versleten hoeden van oma werden omgetoverd tot helmen, met hier en daar een pluim op, dewelke we uit het achterste van opa's rondlopende kippen trokken. Met de broeksriem van vader werden onze degens min of meer rond onze lenden gehouden. Ons schild maakten wij uit dik karton, met in het midden twee gaten en een dikke koord, om ze vast te houden. Eenmaal in grote " tenue " waren wij klaar voor de strijd op leven en dood. De leider ( ik dus ) gaf het bevel om aan te vallen naar een denkbeeldige vijand.
Zij knuppelden en sloegen er maar op los tot elke vijand was verslagen. Bij gebrek aan tegenstand begonnen zij zelfs tegen elkaar te dueleren.
Pathos zijn kop lag open, Aramis was een oog kwijt. Athos was zijn rechter arm afgekapt. Toen ik het bevel gaf om terug te keren, merkten zij dat ik aan de strijd niet had deelgenomen. Als leider deelt men alleen maar de juiste bevelen uit of niet. Hun gezicht veranderde van pijn naar haat. Hun voorhoofd werd gerumpeld. Hun ogen rolden in hun kassen. Hun neuzen klepten open en dicht. Hun lippen zwelden op. Hun kinnen staken vooruit. Ik heb nooit meer in mijn leven zo'n haatgezichten gezien.
Ik heb ook nooit meer in mijn leven zo hard moeten wegrennen om mij te beschermen. Tegen die niets ontziene meedogenloze musketiers was niets te beginnen.
Eindelijk word ik wakker, zeven uur, wablieft, al zo laat!. Mijn wekker loopt toch af om vijf uur. Ik steek het licht aan, maar er gebeurt niets en alles blijft pikken donker. Ik glijd uit bed. Ik moet dringend naar toilet. Ik zie geen steek voor ogen, al kruipend op handen en knieën bots ik met mijn hoofd tegen een kast, wat verder tegen een stoel, hier en daar tegen de muur, tot wanneer ik eindelijk de w.c. bereik. Ik til me op aan de w.c.bril, schuif er af en duik met mijn aangezicht pardoes in de pot ( gelukkig was er nog proper water in ) . Met druipnatte haren probeer ik de schakelaar, maar nog steeds is er die verdomde stroomonderbreking. Ik trek me recht aan de deurklink. Al tastend slenter ik waggelend naar de trap, neem de eerste trede veel te breed en tuimelt met een oorverdovend lawaai en gekraak naar beneden. Alles doet pijn, van kop tot teen. Ik heb zeker zes gebroken ribben, een ingeklapte long, een schedelbarst, twee gebroken polsen,een vervrongn knie en een minuscuul puistje op mijn wang. Plotseling floept het licht weer aan. Liggend op mijn buik, sleur ik mij naar de keuken. Eindelijk kan ik koffie zetten.
Vele jaren geleden, ik was nog een verstokte vrijgezel, leefde ik met mijn jongere zus en mijn ouders, gezellig samen, in ons huisje op de buiten. Met enkele goede vrienden, haden wij beslist, onze jaarlijkse vakantie op te offeren om de wijnboeren in Frankrijk een handje toe te steken bij het plukken van de zoete sappige druiven. We vertrokken 's morgens met de trein naar het warme zuiden, geladen met een driemanstent, slaapzakken, potten, pannen, eten, drinken enz...enz...
In de vooravond kwamen we met een beetje vertraging op onze bestemming aan.
Het was een drie sterren kamping, niet de " grand luxe " maar netjes en proper. Kort in de buurt van de kasteelheer, dewelke ons had uitgenodigd voor het plukken van zijn lekkere druiven.
De tent was nog maar half uitgezet of wij kregen zo een geweldige dorst, dat wij in zeven haasten de bar gingen opzoeken.
Na een paar uur was onze dorst min of meer gelaafd en vonden onze tent met moeite terug.
Plots trok de hemel zijn sluizen open en de regen viel met bakken naar beneden.
Alles in en buiten de onafgewerkte tent werd kletsnat, slaapzakken, kledij, dekens, kussens, eten, drinken noem maar op.Kletsnat van binnen en van buiten hebben wij met veel moeite de tent recht gekregen. Het vlaggetje op de top mankeerde nog, dus tilde ik mijn vriend op mijn schouders, boog iets te ver naar voren, verloor mijn evenwicht, struikelde en tuimelden beiden op het dakzeil, met gevolg, een driemanstent in vier stukken.
Ik deed bijna in mijn broek van te lachen.
De tent was helemaal stuk en wij hebben van " grote miserie "de nacht dan maar in de bar doorgebracht.
De volgende morgen hebben wij alle stukken en brokken weer ingepakt en zijn met de volgende trein naar Belgié terug gekeerd.
Op mijn achtiende verjaardag, kon ik mij, door noestig te sparen, mijn eerste occasiewagen aanschaffen.
Het was een klein fiatje met een stuur, remmen, vier wielen, zetels voor- en achteraan....enfin, gij kent dat, met alles er op en er aan.
Je moest er wel benzine ingieten, anders ging hij niet vooruit en ook niet achteruit.
Fier als een gieter reed ik er mee naar mijn lief .
Zij woonde in een nogal drukke straat wat verkeer betrof en ik parkeerde mij juist voor hun voordeur.
Natuurlijk werd hij van binnen en van buiten betast, bekeken en goedgekeurd door lief en toekomstige schoonouders.
Geen vijf minuten later horen wij een luide knal en een bonk tegen de gevel.
Een handelsreiziger in olieverf, had verblind door het zonlicht mijn fiatje langs achter aangereden.
Het voorste en achterste gedeelte, waren volledig ingedeukt en van mijn wagen bleef niet veel meer over, 't was juist een platte accordeon.
Bij de handelsreiziger waren door de enorme klap enkele potten verf, van achter naar voor gekatapulteerd, open gekletst en zag hij en zijn intérieur eruit als een schilderij van Picasso.
Ik heb terug vier jaar moeten sparen om mij een nieuw wagentje aan te schaffen.
Wij gingen op bezoek bij een oude kennis, ergens in de Ardennen, ik ben de naam van dat dorpje vergeten.
Onze vriend Léon, was een echte natuurliefhebber. Hij was eigenaar van een enorme boerderij en hield geweldig veel van reptptielen. Zo had hij ondermeer aligators, kamélions, hagedissen, krokodillen, varanen, enz...enz...
te veel om op te noemen.
Al die beesten zaten in rotsachtige nagebootste tuinen, goed afgebakend achter zijn hoeve.
Na een lekker middagmaal, nam hij ons mee, zo fier als een gieter, voor een rondleiding in zijn dierenpark.
Wij waren met een man of tien. Als laatste in de rij, daar ik veel foto's nam, liet ik mij op een zeker ogenblik wat afzakken van de rest, want ik voelde de drang opkomen om te moeten plassen.
Ik wipte over twee balken en bleef staan achter een soort grijs grauwe rots, om ongezien mijn kleine behoefte te doen.
Maar eenmaal begonnen, zette die rots zich plotseling in beweging. Ze werd groter en groter, draaide zich om en een reuze leguaan stond met opengesperde muil naar mijn ding te staren.
Van 't verschieten liet ik alles vallen, rende hals over kop naar de omheining, struikelde en bleef met mijn hoofd tussen de twee balken steken.
Toen begon ik uit pure angst te gillen en te roepen. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had.
Maar de reuze leguaan was verdwenen. Hij had zich blijkbaar ook van iets verschoten. Ik werd recht geholpen door mijn vrienden. Het foto apparaat werd terug gevonden, maar mijn kletsnatte broek heb ik moeten veranderen. Was me dat verschieten.
Af en toe gingen we op bezoek bij onze tante Nette.
Ze woonde in een sociaal appartementje, mooi ingericht, op de derde verdieping.
Ze liep met krukken, eten deed ze bijna niet meer en zij was zo mager, dat men overal haar botten en beenderen zag uitsteken.
Iedere middag bracht het O.C.M.W. haar warm eten, ze werd gewassen, gescho....., gekleed en om de veertien dagen kwamen ze haar appartementje grondig kuisen.
Het was op een woensdag namiddag toen het gebeurde en volk of geen volk, die dag nam ze altijd een bad, want een fiere madam is ze altijd gebleven.
Plots een geweldige schreeuw van uit de badkamer, bij nader toezicht was tante Nette verdwenen, meegesleurd met het stromend water van de kraan en zat gekneld tussen het tweede en derde verdiep in de afloopbuis.
Gij kunt u voorstellen hoe mager ze was.
Gelukkig was de onderbuur thuis, wij hebben met zijn tweeën het plafond open gekapt en tante bevrijd uit haar netelige situatie. Hier en daar een kneuzing, maar voor de rest was ze oké.
Toen ik zo een jaar of dertien was , bestond de télévisie nog niet of nauwelijks.
's Avonds kwamen de buren buiten om met elkaar een babbeltje te slaan.
Op een avond besloot ik, met mijn vader en onze buurman René, rond het gehucht, ongeveer een kilometer, te gaan fietsen.
Bij Iedere buur klopten wij aan en vroegen of ze ook,voor de lol, mee reden.
Bijna iedereen, jong en oud, groot en klein, dik en dun, gewassen of nog niet, namen hun stalen ros uit de schuur of stal en fietsten op een gezellig ritme mee.
Tot groot jolijt van de toeschouwers.
Jef, tamelijk corpulent, was de eerste die door zijn fiets zakte.
Charel, brak zijn versleten zadel.
Remy had geen remmen meer en inplaats van te draaien , reed hij recht het kiekekot van Stanske binnen.
Léon, viel tweemaal plat en moest te voet verder.
Marcel, brak zijn ketting en kwam met zijn fiets gelegen op een kruiwagen naar huis.
Hypoliet en Florke haakten in elkaar, vielen beiden op de grond en moesten door Mariette verzorgd worden.De ene aan zijn duim, de andere aan zijn pink.
Toen het te donker werd, moesten wij onze fietstocht eindigen, want niemand had een licht op.
Er werd nog gezwanst en gelachen tot laat in de avond en uitgeput maar voldaan gingen we blij gemutst slapen.
't Was in die goede oude tijd, heel lang geleden, toen de tv nog niet of nauwelijks bestond.
Enkele weken geleden, had ik mijn zus, schoonbroer, geburen en vrienden uitgenodigd bij mij thuis voor een lekkere barbecue.
Het weer viel tamelijk mee, af en toe kwam het zonnetje door het wolkendek piepen en regelmatig kwam er een licht briesje aanwaaien, dus het idéale weer voor een barbecue.
Na menig apperitief, met de daarbij behorende hapjes, werd het stilaan tijd om hem aantesteken.
Het was er nog een met houdskool. Dus had ik wat hout en papier gemengd en daarop had ik een grote kwak tinner gegoten. ( Tinner is een soort alcohol om verfborstels te reinigen ) Blijkbaar veel te veel want bij het aansteken ontplofte heel de boel met een geweldige steekvlam tot gevolg.
Het lekker gemarineerd vlees was ik al twee dagen vergeten uit mijn autokoffer te nemen, niet meer eetbaar, want het begon al te rieken naar rottigheid.
We hebben dan maar een boterham met confituur gegeten.
Een jonge kerel zit op de trein rechtover een oud vrouwtje te kauwen op een stukje kauwgom. Plots zegt ze " het heeft geen zin jongen zo luid tegen mij te praten want ik ben al jaren doof."
Het regent dat het giet, plots wordt er gebeld aan de voordeur, de jonge echtgenoot doet open en schoonmoeder staat voor de deur. " Dag schoonmama, wat doet u daar in de kletsende regen?, blijf toch niet staan, loop vlug naar huis vooralleer u kouvat."
Een patient komt bij de dokter, "dokter ik moet iedere morgen om zeven uur naar het toilet." " Dat is toch heel normaal" " Misschien wel, maar ik word pas wakker rond acht uur ".
Terwijl Eric aan het biechten is steelt hij het horloge van de pastoor. " Meneer pastoor ik heb een horloge gestolen en ik had dat niet mogen doen, mag ik het aan u geven? " " Geen sprake van, geef het terug aan de eigenaar" " Ik heb dat geprobeerd, maar hij wil het niet terug hebben." " Dan moet ge daarvoor niet biechten, je kan het met een gerust geweten houden."
Tante Zulma en nonkel Gustaaf zitten aan de ontbijttafel in een pension, ergens aan de kust. Plots zegt tante " bah, die koffie smaakt naar afwaswater." Waarop nonkel antwoord: " gij hebt ook gene smaak, dat is geen koffie maar thee." Even later komt de pensionhoudster naar hun tafel, " willen jullie nog wat chocolademelk?.
Een onderwijzer staat voor zijn klas en zegt tegen zen leerlingen :" wie mij een vraag kan stellen waar ik niet kan op antwoorden, krijgt van mij een tien op tien." Pietje steekt heel gezwind zen vinger op en vraagt :" meester, door wie zal de allerlaatste mens op aarde begraven worden?"
Een patient komt bij de hoofdverpleegster en klaagt dat er in de badkamer zoveel vliegen op het toilet zitten. Dat is nu eenmaal zo antwoord de verpleegster. Als ik u een goede raad mag geven, ga naar het toilet tussen twaalf en twee, dan zitten ze toch allemaal in de eetzaal.
Een buurvrouw tegen haar buurman, " je hebt dus een miljoenenerfenis gekregen, wat gaat ge met al dat geld beginnen." " Beginnen? niets, ik ga ophouden ".