Met pijl en boog.
Toen wij nog kinderen waren, speelden wij dikwijls indiaantje, ik speelde altijd,Winnetou hoofd der Apachen.
Onze bogen werden gemaakt met jonge wilde twijgen, waaraan een dunne koord werd gespannen.
Onze pijlen bestonden uit afgebroken takken, niet te lang niet te kort, gepunt met indianenmessen en voorzien van het nodige vergif ( konfituur van bosbessen ) .
Zoals het goede indianen past gingen ook wij op tijd en stond overvallen plegen op de voorbijgangers.
Wij hadden ons verstopt achter een met bakstenen gemetseld muurtje en wachten geduldig op onze prooien.
Eindelijk, daar komen ze, ons geduld werd beloond.
In de verte zagen wij, met onze opengesperde horizontaal houdende hand boven onze ogen ( want hielden wij die hand vertikaal voor de ogen, dan zagen we niets ) drie vijanden met een kruiwagen volgeladen met rijpe bieten op ons afkomen.
Het waren Cleman, zijn vrouw Stanske en Por den Tor nog een vrijgezel van rond de veertig. Klaar voor een eerste aanval, spanden wij onze boog tot het uiterste en mikten met onze afgebroken pijlen naar de vijand.
Een pijl trof langs achter de lange dikke rok van Stanske.
Die dacht dat Por den Tor zijn handen niet kon thuishouden en gaf hem met een rijpe biet een oplawaai van gewelste.
Dadelijk ontstond er tussen hen drieen een gevecht in regel.
Wij , de stoere helden, lagen plat op onze buik en durfde geen vin meer verroeren.
We zijn daar uit pure schrik zeker nog twee uur blijven liggen.
Pipopke
|