Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
10-09-2008
Alles heeft zijn uur en zijn tijd....
Huub Oosterhuis werd op 1 november 1933 geboren in Amsterdam. Hij is priester, theoloog en dichter en vooral bekend door zijn theologische boeken en liederen. Hij is de vader van de zangeres Trijntje Oosterhuis en de muzikant Tjeerd Oosterhuis.
Naar Prediker 3
Tijd van vloek en tijd van zegen tijd van droogte tijd van regen dag van oogsten, tijd van nood tijd van stenen, tijd van brood. Tijd van liefde, nacht van waken uur der waarheid, dag der dagen toekomst die gekomen is woord dat vol van stilte is.
Tijd van troosten, tijd van tranen tijd van mooi zijn, tijd van schamen tijd van jagen nu of nooit tijd van hopen dat nog ooit Tijd van zwijgen, zin vergeten nergens blijven, niemand weten. Tijd van kruipen, angst en spijt zee van tijd en eenzaamheid.
Wie aan dit bestaan verloren nieuw begin heeft afgezworen wie het houdt bij wat hij heeft sterven zal hij ongeleefd. Tijd van leven om met velen brood en ademtocht te delen. Wie niet geeft om zelfbehoud leven vindt hij honderdvoud.
Wij staan aan de kust en zien een schip met volle zeilen dat uitvaart naar de blauwe oceaan. Hij is schitterend en vol kracht. Wij slaan hem gade, tot er uiteindelijk niets meer is dan een wit wolkje, daar waar de zee en de lucht samenkomen en in elkaar overgaan. Dan zegt iemand naast ons, "Kijk ! Hij is weg!" Hij is niet meer te zien. Zijn mast, romp en rondhout zijn nog net zo groot als toen hij bij ons weg ging, en hij is nog net zo goed in staat zijn levende lading naar zijn haven van bestemming te varen. Zijn kleiner geworden formaat zit in ons, niet in hem. En op precies hetzelfde moment waarop iemand naast ons zegt: "Kijk! Hij is weg!", zijn er aan de andere kant ogen die hem zien komen, andere stemmen die de blijde roep overnemen: "Kijk! Daar komt hij!"
En dat is sterven....... (Uit: De Nienduur - zomer 2007)
Naast het vlakke gladde meer blauw en roze als een maansteen staat het rechte bos van riet, elke halm een groene speer, elke speer staat slank alleen met een dunne vernis van licht. Licht en schaduw bewegen niet.
In de bergen hangen zware violet gekleurde wolken.
Niets verraadt de gele schare vogels, die het riet bevolken.
Dat splijt met een verblindend licht de hemel open en slaat dicht met een donderende slag... Als in een donkre smederij spatten uit het rieten bos vonkenregens vogels los een zwerm van duizend vurige vlerken stuift geel omhoog in 't sombere zwerk en een ziedend hoog gezang breekt vrij.
Mijn hart werd plotseling wit en heet, 't was of ik zelf werd omgesmeed. Ik heb het angstig ondergaan ik kwam er sterk en nieuw vandaan.
Anne van der Meiden, (1929), geboren in Enschede, studeerde theologie en communicatiewetenschappen. Na functies in bedrijfsleven en diverse organisaties (reclame, PR en publiciteit) werkzaam als wetenschappelijk medewerker en hoogleraar communicatiewetenschappen en public relations In 1994 gepensioneerd. Gaat nog regelmatig voor in zondagse diensten en huwelijksdiensten. Schreef zon dertig boeken en rondde onlangs de grootste klus van zijn leven af: de vertaling van de complete bijbel in het Twents. Al zestig jaar amateur schilder, aquarel en olie, een oude familietraditie.(zie:www.annevandermeiden.nl)
In de dood kun je niet wonen
18 mei jl. was er in de Biologische Boerderij Het Exoo in Enter, nabij mijn woonplaats Rijssen, een door onze geloofsgemeenschap georganiseerde lezing door Prof. Dr. Anne van der Meiden over zijn laatste boek: In de dood kun je niet wonen. Hier volgt een samenvatting van een met hem gehouden interview over dit onderwerp:
De plek waar de mensen wonen geeft aan hoe je denkt over het leven en de dood, je gevoelens zijn daardoor in beslag genomen. Je kunt het vergelijken met de zwamvlok van een paddenstoel. Je staat daarboven in de wereld zoals je gemaakt bent, maar daaronder zit de zwamvlok die je voedt. Dat is o.a. de grond waar je op geboren bent. Men zei vroeger altijd: Hoe lichter de grond, hoe lichter het geloof. Hoe zwaarder de grond te bewerken is, hoe zwaarder het geloof. Langs de kusten hebben we veel mensen die zwaar in de leer zijn omdat ze vroeger permanent in de gevaren van de zee zaten.
In het denken over leven en dood speelt ook de streektaal een grote rol, evenals de religieuze opvattingen die vergroeid zijn door de eeuwen heen in de verschillende gebieden. Er is zoiets als het geloof van Saksers, Friezen en Zeeuwen. De Zeeuwen gaan anders om met de voorzienigheid dan de Twentenaren bijvoorbeeld. De beleving is totaal verschillend. Uit déze contreien is nog nooit een dogmaticus voortgekomen. Daar hebben we hier een hekel aan. De vraag is hoe komt dat nou. Prof. Waterink, oorspronkelijk uit Hardenberg, zegt :
De beleving van de dood houdt verband met de cultuur van de mensen, met de grond, met de manier waarop ze met elkaar omgaan in gewoon sociaal verband, dat drukt een stempel op de aard van de rituelen die bij de dood gebruikt worden. Door ergens te wonen zijn we al een klein beetje gepredisponeerd om op een bepaalde manier over de dood te denken en met de dood om te gaan.
Rijssen heeft nog wel een bepaalde traditie van dogmatici, die eigenlijk niet past bij de grondsoort. Import dominees hebben hierbij een grote invloed gehad. Maar een andere invloed komt van de z.g. Groninger school, een theologische stroming uit de 18e, 19e eeuw. Dat waren gemoedelijke predikanten die in Rijssen verrechtst zijn in de leer onder invloed van rondreizende predikers. Die stroming heeft de kans gekregen zich te ontwikkelen, hier, maar ook nog een beetje in Enter (naburig dorp). Eigenlijk was men in Twente katholiek, en dan goed, òf men was vrijzinnig protestant. In de jeugd van prof. v.d. Meiden waren er zon 10 vrijzinnige predikanten in Enschede. Als je orthodox begraven wilde worden was daar een godsdienstonderwijzer voor.
Er zijn ook begrafenisrituelen ontstaan, die van plaats tot plaats totaal anders kunnen zijn. De invloed van de schoolmeester was daarin heel groot. In de grote steden ging de aanzegger rond in een zwart pak met hoge hoed met een lint er aan en belde overal aan in de buurt, liet de kaart zien en ging dan weer verder, maar in een dorp was het aanzeggen, dus het langs de deuren gaan om te vertellen dat iemand was overleden, de taak van een vrijwilliger of van kinderen.
In de rituelen zat veel bijgeloof. De boze geesten moesten om de tuin geleid worden. Ging iemand b.v. normaal via de achterkant het huis uit, dan moest hij als hij overleden was door de voordeur naar buiten. Zeven keer om de kerk lopen was om de geesten op een dwaalspoor te brengen. Er zijn dus allerlei dingen gemixt: volkscultuur, volksreligie, en de aard van de mensen. Dit leverde een product op waar we nu nog midden in zitten.
In de dood kun je niet wonen. De dood op zichzelf is niets. Je kunt er niet in wonen in de zin van verblijven. Er is geen mogelijkheid om mens te zijn. Dat is het wrede van de dood. Vroeger werd geleerd dat de dood de straf op de zonde is. Dat hoor je niet veel meer, maar er zijn er altijd nog die dat zo zeggen. En bij de begrafenis mocht niet gesproken worden over de dode. Dit was niet alleen bij de protestanten zo, maar ook bij de katholieken. Er komen steeds meer modernere vormen van beleving voor. Mensen die rouwen gaan nu b.v. vaak voor een tijd op reis, dat kon vroeger niet. Vroeger ging het hele gezin gewoon door. Maar er zijn meer vormen van troost. Je hebt ook de troost van de vervanging. Vooral in vroeger tijd werd een later geboren kind nog wel eens als een vervanging voor een gestorven kind gezien. Men gaf het dan ook vaak de naam van het overleden kind.
Als men b.v. een boerderij en een groot gezin had en de vrouw stierf, werd er vaak snel weer getrouwd om de overledene te vervangen.
Dit was dan gewoon nodig. Tegenwoordig wordt het gemis vaak vervangen door uit te gaan of veel vrijwilligerswerk te doen.
Sommigen leggen zich dezelfde discipline op als in het leven. Het is op de agenda werken, op het uur. Bijvoorbeeld rouwen van 5 tot 6 uur. Zon uur kan beleefd worden als veel meer dan een uur.
Anderen zijn zo sterk dat zij het dagelijkse leven weer snel opvatten. Wij relativeren meer tegenwoordig, vroeger was het 6 weken rouwen en men droeg een zwarte band om de arm.Dit was een duidelijk blijk van sociaal meeleven. Tegenwoordig kun je veel meer kanten op om de rouw te verwerken. Er kan tegenwoordig ook humor zijn bij de begrafenis. Daar was vroeger geen sprake van. Het is ook zo dat hoe ouder men is hoe gemoedelijker men er mee omgaat.
De vercommercialisering van de attributen, bij de huidige begrafenissen, baart v.d.Meiden wel enige zorgen. Inhoudelijk gaat alles prima, maar de attributen die gebruikt kunnen worden, worden object van handel.
En het zijn er vele. Je weet soms niet wat je ziet en wat je allemaal kunt laten doen. Het wordt steeds vrijer en de invloed van de kerken is aanzienlijk afgenomen. Bij de rouwdienst voor katholieken, zeker in Twente, moet er steeds eenechte pastoor aanwezig zijn en een mis gevierd worden, maar bij protestanten kan dat ook een ouderling doen.
Protestanten komen bij elkaar en bouwen een eigen ritueel op.
De kerk moet facilitair zijn, maar niet de hele dienst willen regelen. De familie moet dit doen, het is als het ware al het begin van het rouwen. Hoe vrijer ze daarin kunnen zijn, hoe beter de verwerking.
Antonius Otto Hermannus (Toon) Tellegen werd geboren in Den Briel op 18 november 1941. Zijn vader was huisarts en ook Toon studeerde geneeskunde in Utrecht. Hij schreef verhalen voor volwassenen, maar werd vooral bekend door zijn kinderboeken en dierengedichten.
Zomer
De zon schijnt, de hemel bloeit.
Mensen kijken omhoog, gaan op hun tenen staan, klimmen op elkaars schouders en plukken god.
"God is mooi", zeggen ze, "mooier dan ooit". Ze zetten hem in vazen op hun tafels en voor hun ramen,
en God bloeit en geurt een middag en een avond - dan leggen ze hem tussen de bladzijden van een schrift onder een ijzeren gewicht;
De dichter Cornelis Jan (Kees) Stip werd op 25 augustus 1913 geboren te Veenendaal en stierf op 27 juni 2001 te Winschoten. Hij studeerde klassieke talen aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In veel van zijn gedichten heeft hij dieren als onderwerp. Hij bediende zich van veel pseudoniemen, maar
de bekendste was wel Trijntje Fop ontleend aan het boek Woutertje Pieterse van Multatuli.
Want menig mensenhart vergeet,
vervuld van eigen mijmerijen,
de nood van zelfs de meest nabijen
en alle tranen die wij schreien
zijn tranen om ons eigen leed.
---------------------------
De preek
Zaterdagavond in de pastorie.
De leeslamp bijt een kegel uit de nacht. Hier wordt weer eens het resultaat verwacht van sterke koffie en theologie.
Had ik, zo heeft hij menigmaal gedacht, maar wiskunde gekozen of chemie.
Daarbij is 1 + 2 tenminste 3.
Bij de drie-eenheid is dat niet van kracht.
Met schrijven, schrappen, schrijven, schrappen, schrijven moet er tenslotte toch iets overblijven waarmee hij, als hij in zijn kerkje staat, als daar vannacht de bliksem niet inslaat, met luider stemme, of het stond gedrukt, uitleggen mag wat God niet is gelukt.
Herman Hesse, een Duitstalig Zwitserse schrijver en dichter, werd op 2 juli 1877 geboren in Calw, Württemberg en stierf op 9 augustus 1962 in Mongagnola, Zwitserland. Zijn werk is veelal autobiografisch en gaat vaak over persoonlijke ontwikkeling en groei. Hij bestudeerde het Boeddhisme. Sidharta, een Indische vertelling, is wel zijn bekendste boek. In 1946 ontving hij de Nobelprijs voor de Literatuur.
Het geloof dat ik bedoel, is niet makkelijk onder woorden te brengen. Men zou het ongeveer zó kunnen uitdrukken: Ik geloof dat, ondanks de klaarblijkelijke onzin, het leven toch een zin heeft; ik leg mij erbij neer deze hoogste zin met het verstand niet te kunnen vatten; ik ben echter bereid hem te dienen, ook al zou ik mijzelf daarbij moeten opofferen.De stem van deze zin hoor ik in mijzelf, in de ogenblikken waarin ik werkelijk en helemaal levend en wakker ben. Wat het leven in deze ogenblikken van mij verlangt, wil ik trachten te verwerkelijken, ook als het tegen de gangbare mores en wetten in gaat. Dit geloof kan men op geen enkele wijze bevelen of zichzelf ertoe dwingen.
Als ik voor jou mag zijn een mens die luisteren kan naar alles wat je drukt, naar alles wat je draagt... Als ik voor jou mag zijn een mens die zoekt met jou naar alles wat mogelijk is, naar alles wat nog overblijft... als ik voor jou mag zijn een mens die zwijgen kan wanneer alleen de stilte zegt wat niet te zeggen is, dan dank ik jou om het vertrouwen dat je in mij stelt.
Dhr.Stephan de Jong hield voor onze vrijzinnige geloofsgemeenschap Aan de Regge een lezing over Christelijke spiritualiteit
Dhr. de Jong is predikant, auteur en verhalenverteller en ziet de
christelijke spiritualiteit als het gaan van een weg, waarbij innerlijke omgang met God gepaard gaat aan een aantal praktische wijsheidsthemas. Hij leerde ons vanavond de christelijke spiritualiteit kennen door ons veel wijsheidsverhalen te vertellen.
Het eerste verhaal was De Kaarsvlam van Selma Lagerlöff uit het boek Christus legenden. Hierin wordt een bruut, een gewelddadig man, een totaal ander mens na een kruistocht naar Jeruzalem. Hij slaagt er in zijn belofte, een kaars vanuit de heilige stad Jeruzalem brandend over te brengen naar de kerk in zijn woonstad Florence.
Voor hij daar echter in slaagt dreigt de kaars vele keren, door verschillende omstandigheden, onderweg uit te doven, maar steeds blijft die als door een wonder branden. Dit verhaal zegt ons wat spiritualiteit is. Ieder mens zegt Stephan de Jong heeft een kaarsvlam in zijn leven meegekregen en draagt die bij zich. Die moeten we levend houden. Soms wordt die vlam weer op wonderlijke wijze aangewakkerd.
Met spiritualitas werd in de middeleeuwen het christelijke leven aangeduid, het geestelijke leven. Groei, verandering. Heilzame inzichten in de levensweg. We lezen het in de wijsheidsboeken zoals Spreuken en Prediker. Ook Jezus wordt gezien als een wijsheidsmeester. Zijn praktische aanwijzingen zijn de wijsheden uit het O.T., prikkelende aforismen, verhaaltjes en gelijkenissen.
Hij vertegenwoordigde een revolutionaire wijsheid, hij ging in tegen de prestatiedwang, wat we ook zien bij de andere wijzen.
We zien twee lijnen in de spiritualiteit: de praktische lijn en de filosofische. Spiritualiteit moet ook praktisch zijn.
Luther zei eens: Theologie die niet praktisch is, behoort tot de duivel.
Wat is nu christelijke spiritualiteit? Daar zijn enorm veel soorten in.
Je hebt protestanten en katholieken met daarin nog vele variaties.
De bekende schrijver Anselm Grün vatte de christelijke spiritualiteit als volgt samen: waaruit leef ik, hoe leef ik en waartoe leef ik.
Waaruit leef ik: Ieders bronnen zijn vervuild. Motieven zijn niet vaak zuiver. Je overwint dit niet door het te ontkennen, maar door het te accepteren. Ga ermee in gesprek. Accepteer wie je bent.
Hoe leef je?:Leef aandachtig, wees niet gewelddadig en ga zorgvuldig met mensen om, zodat ze kunnen worden wie ze zijn.
We onderscheiden twee sporen, een vreugdespoor en een verdriet- spoor. Het is even helend naar vreugde te kijken als naar verdriet. Grün nodigt ons uit een persoonlijke lofzang te schrijven:
Wat heb ik geschonken gekregen? Je zult merken dat je groeit. Rituelen kunnen daarbij helpen, zoals een kaarsje aansteken en bijbellezen. Zo herplant je weer de religiositeit in jezelf.
Door het zorgvuldig te doen, wordt je ook aandachtiger.
Waartoe leef ik ?:Spiritualiteit wordt vaak verbonden met levensvlucht, maar spiritualiteit hoort bij het gewone leven.
Het heeft alles te maken met je roeping, je plaats in het leven.
Maar hoe weet je wat je roeping is? Daarvoor kun je de volgende vraag stellen: Welke weg geeft je vrede energie(vuur) vrijheid?
Ieder mens heeft dingen in zijn leven meegemaaktdie niemand anders heeft meegemaakt. Besef dat je iets te bieden hebt wat een ander niet te bieden heeft. De opdracht is het woord te vinden en dat te laten klinken in je leven. Je kunt je ook voorstellen, zegt Grün dat het de laatste dag van je leven is. Wat wil je dan gedaan hebben? Ga dat dan doen. Smeed je wonden om tot parels. Je kunt hierdoor sterk worden (Hildegard von Bingen). Als dat lukt kan het heel vruchtbaar zijn, ook voor anderen.Je kunt ook de fascinatie van je kinderjaren zoeken. Daardoor kun je tot verrassende inzichten komen die je kunnen wijzen waar je roeping ligt. Voor Stephan de Jong zijn er zeven elementen die het belangrijkst zijn in de christelijke spiritualiteit.1. Zelfkennis
2. Weten waardevol te zijn. 3. Gul leven. 4. Wandelen met God. 5. Zinvol leven; zoek je roeping . 6. Vertrouwen en overgave en 7. Weerbaar zijn tegenover lijden en dood.
Houd het gezicht naar de zon gericht, dan valt de schaduw achter je.
Alle mooie en humoristische verhalen van deze avond en vele andere, kunt u lezen in zijn boek met wijsheidsverhalen:
Alfred C. Bronswijk, predikant, dichter, theoloog, schrijver en verteller, was predikant van de PKN (Protestantse Kerken Nederland) in Zwolle en werkt sinds 2004 als vrij schrijver en publicist
Als ik vandaag zou bidden
Als ik vandaag zou biden, dan bad ik om een flinke scheut humor, om een vrolijke blik, om een lach als een warme zomerzon, om een gezicht als een zonnebloem, om ogen vol tevredenheid, om oren die het goede willen verstaan, om een stem vol zang en dans, om de klop van een begrijpend hart, om meer dan voldoende geduld, om daadwerkelijke handen. om bereidwillige voeten, om met open geest mijn weg te gaan, om vooral een intens mens te zijn, die van het woord liefde vandaag een ècht werkwoord maakt.
Een man zat bij de kapper om zijn baard te laten trimmen en zich te laten knippen. De kapper begon met zijn werk en er ontstond een goed gesprek over diverse onderwerpen en actualiteiten. Uiteindelijk kwam het gesprek op het onderwerp God, en de kapper zei:" Ik geloof niet dat God bestaat". "Waarom zeg je dat?",vroeg de klant. "Wel", zei de kapper, "Je hoeft alleen de straat maar op te gaan, om je te realiseren dat God niet bestaat. Zeg mij, als God bestaat, zouden er dan zoveel zieke mensen zijn? Zoveel zwerfkinderen? Als God bestond, zou er niet zoveel lijden en zoveel pijn zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat een God zulke dingen zou toelaten". De klant dacht een ogenblik na, maar gaf geen antwoord, omdat hij geen discussie wilde beginnen. De kapper was klaar met knippen en scheren en de klant verliet de zaak. Buiten zag hij een haveloze man met lang vies haar en een onverzorgde baard. Hij zag er ongewassen en onverzorgd uit. De klant ging terug naar de kapperszaak en zei tegen de kapper: "Weet je wat? Kappers bestaan niet!""Hoe kun je dat nou zeggen", zei de kapper verbaasd. "Ik ben hier toch kapper. Ik heb je zojuist geknipt en geschoren!""Nee", riep de klant, "kappers bestaan niet, want als ze wel zouden bestaan, dan liepen er geen mensen rond met vies lang haar en onverzorgde baarden, zoals die man daar buiten". Oh, maar kappers bestaan echt, maar die mensen komen gewoon niet bij me"."Precies", bevestigde de klant. "Dat is nou precies wat ik bedoel! God bestaat ook. Kijk het zit net zo. Omdat de mensen niet naar Hem toe gaan en Hem niet zoeken, daarom is er zoveel ellende op de wereld....". uit:Purmerkerkblad, 3 juni '08
Marinus van den Berg werd in 1947 in Wijhe(Overijssel) geboren. Hij is nu pastor in het verpleeghuis Antonius IJsselmonde te Rotterdam en een veelgevraagd spreker op lezingen en symposiums.
Handen
Gelukkig is de mens die tot het einde toe
handen mag voelen die goed doen.
De hand die met aandacht wast.
De hand die met zorg aankleedt.
De hand die met liefde kamt.
De hand die met tact aanraakt.
De hand die met het hart troost.
Geen mens kan leven zonder die hand,
die teder is,
die behoedt
die beschermt en die bemoediging uitstraalt.
Tot het einde toe
verlangt de mens naar die hand, totdat er die andere Hand is, die alle wonden geneest, die alle pijn heelt, die alle tranen wist.
Tot die tijd kunnen onze handen een voorproef zijn van die handen en handen en voeten geven aan de liefde die onmisbaar is.
Upanishad uit de Vedas, de heilige schriften van de Hindoes
Bewegende is het en onbeweeglijk. Ver is het en toch nabij. Het is binnen in alles en het is buiten dit alles. Maar wie alle wezens hier ziet als in het Zelf,en het Zelf weer in alle wezens, en voor wie alle wezens geworden zijn tot het eigen Zelf, welke waan, welk leed nog bevangt hem, die zo de eenheid aanschouwt? Het Zelf is overal, lichtend, zonder lichaam, heel smetteloos, zuiver, boven alles verheven, wijs, verstandig, alomvattend; alle dingen geeft het een plaats door de eeuwige tijdsruimten heen.
Wij kunnen ons niet verontschuldigen voor negatief gedrag door te zeggen: 'Ik ben slechts als doorn geboren en niet als roos', want anders dan bij de plant is ons de gave verleend van de vrije wil om ons eerder als roos te ontwikkelen dan als doorn te blijven bestaan. Iedere onenigheid en alle misverstanden vallen weg op het moment dat onze geest nobel is geworden. Welk nut hebben religie, filosogie en mystiek wanneer deze niet die goddelijke geest doen ontwaken?
Inayat Khan Zie ook:Vrije wil en noodlot, 14-12-'06
De stratenmaker floot een vrolijk wijsje, hij werkte met plezier, op zijn gemak, want arbeidersvreugde kan er zijn, al heb je misschien geen één diploma op zak.
De dominee bleef even met hem praten,
hij had die dag zijn zieken weer bezocht, het leek hem zwaar, dat werken op de straten, en vroeg hem of dat werk bevallen mocht.
De stratenmaker zei: je moet eens luisteren,
hij zei geen u, alleen gewoon maar jij,
toch lag er heel veel wijsheid in verborgen in wat hij tot die dominee daar zei.
We werken allebei precies hetzelfde, jij met je mensen, en ik op de straat, steeds op je knieën en zelf achteruit gaan, zo krijgen we het beste resultaat.
De dominee had veel om na te denken, eerst op mijn knieën, elke dag maar weer, zelf achteruitgaan, dan pas komt er ruimte voor Jezus, die mijn Koning is en Heer.
Nog mediterend ging hij weer naar huis toe, keek nog eens om, voor hij zijn deur ontsloot, de stratenmaker werkte rustig verder, terwijl hij weer opnieuw een wijsje floot.
'Wat is een zoeker? Hij (m/v) die niet over een arsenaal van geloofszekerheden beschikt, maar met vallen en opstaan tracht iets van het naar zijn veronderstelling achter leven, dood en kosmos verscholen mysterie gewaar te worden. Hij zoekt het niet in kerk en bijbel alleen of hoofdzakelijk, maar snuffelt hier en daar, vermoedende dat het mysterie zich altijd en overal openbaart, al is het dan als 'godsdienst' door de kerken ingekapseld. De zoeker zal gewaar worden, dat de waarheid of wat daarvoor moet doorgaan, niet toebehoort aan een of andere groep, al wil men dat wel eens zo doen voorkomen. Zo'n zoeker zal zich niet op zijn gemak voelen in min of meer dogmatische groeperingen, omdat hij een geloofsbelijdenis, mocht hij deze al willen of kunnen onderschrijven, toch weer zal relativeren, m.a.w. in relatie brengen tot zijn opvattingen. De zoeker is altijd een individualist, ook al kan hij zich in een bepaald collectief goed thuis voelen; daardoor zal hij ook binnen een kring van gelijkgezinden kritisch ingesteld zijn en wat hij daar te horen krijgt 'vertalen'naar wat hem acceptabel voorkomt.
A.de Leeuw (gedeelte uit:Het leven een zoektocht) (uit Mens en Tijd nr.17, Religieus Humanistische Verkenningen)
Deze hymne is geschreven door een schrijver uit de 11e eeuw. Vóór de lezing van de Thora wordt het in de synagoge gezongen op het Wekenfeest, Sjavoeot en Pinksteren
Al vulden we met inkt de zeeën en werden pennen de halmen gras, al was de wereld perkament alom en ieder schrijver van zijn vak: om Gods liefde op te schrijven had de oceaan geen inkt zoveel, en zou het perkament niet reiken al spande het de hemelen rond.
het meisje met don-arisch zwarte haren, met oogen, die verstrakken in een staren of vader gauw de tunnel door zal zijn.
Forensen schuiflen langs de binnendeur en schieten van de trap in daaglijksch jachten, het donkre kind kan enkel staan en wachten vlakbij het hokje van den conducteur.
Dan zwaait een mannenarm een verren groet, op t klein gezicht bloeit plotseling herkennen, ze moet op slag hard naar haar vader rennen, hij bukt zich laag en zoent haar smallen toet.
Nu gaan zij samen door den laten dag, de man gebogen en van zorg gebeten, het ratelstemmetje wil graag weten waarom ze nog niet naar het zwembad mag
O Heer, ik heb vandaag een bede maar: Elk Joodsch gezin wordt haast vaneengereten, Laat de Gestapo deze twee vergeten, Laat die in Jezus naam toch bij elkaar.
Eens was er een rabbijn die wonderen deed. Een kinderloze vrouw ging naar hem toe om hem te vragen dat zij vruchtbaar zou worden. Zij trof hem niet thuis, hij was elders. Maar toen zij daar aan kwam, was hij alweer in een volgende stad. De vrouw was arm en moest te voet gaan. En telkens als ze ergens aan kwam, was hij juist daar vertrokken. Maar eindelijk, na weken zwerven, vond zij hem. De rabbijn was getroffen door haar grote geloof. Hij zegende haar en een jaar later was zij moeder.
Dit hoorde een andere vrouw, die in dezelfde omstandigheden verkeerde. Haar moeilijkheden om de heilige man te vinden waren even groot, maar toen ze hem tenslotte vond, gaf hij haar de zegen niet en zij bleef onvruchtbaar.
Zijn leerlingen vroegen hem wat daarvan de reden was. De rabbijn antwoordde toen: De tweede kende het verhaal. De eerste niet.
Emmanuel Levinas, Joods-Frans filosoof, werd op 12 januari 1906 te Kovno in Litouwen geboren. Hij overleed op 25 december 1995 in Parijs. In de tweede wereldoorlog bracht hij 4 jaar in een krijgsgevangenkamp door. Zijn ouders en broers overleefden deze oorlog niet.
In de gedachtegang van Levinas word je een heilige door je te laten aanspreken door het appèl van de andere mens in al diens weerloosheid.
De Ander, zegt Levinas, kan en mag door mij niet gebruikt worden voor eigen doeleinden en is nooit ongewild te integreren voor mijn eigen doeleinden.
Zoekende
'Tegen mensen die God zoeken, zeg ik: ja, je zult hem vinden, maar bevrijdt eerst de slaven, kleedt de naakten, voedt de hongerigen. Laat de daklozen binnenkomen in je huis. Dat de mensen elkaar onderling niet helpen, dat is de doodzonde! De mens die vraagt: God, waar bent U? weet dat het antwoord van God er niet in bestaat mij te antwoorden, maar mij terug te sturen naar de Ander, ook al is hij een stoorzender en bij uitstek ongewenst, de dakloze, die je tapijt bevuilt.'