Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
17-01-2007
Onze dromen
De helende kracht en symboliek van onze dromen
Dhr. Roger Rundqvist, afkomstig uit Zweden, woont sinds 1981 in Nederland. Hij werkt al meer dan 30 jaar als therapeut met mensen, geeft lezingen en cursussen en schrijft wetenschappelijke boeken. In november jl. gaf hij in Rijssen, namens mijn geloofsgemeenschap Aan de Regge, een lezing over de helende kracht en symboliek van onze dromen.
Het begon allemaal in 1965, toen een psychotherapeute vroeg of hij zich voor dromen interesseerde. Dromen bleken bij hem genezend en helend te werken. Dhr. Rundqvist vertelt over een droom die Albert Einstein had als 16 jarige. Hij droomde dat hij op een slee naar beneden suisde met de snelheid van het licht. Naar boven kijkend zag hij het licht van de sterren als gebroken door een prisma aan zich voorbij schieten. Deze bijzonder sterke droom betekende alles voor zijn wetenschappelijke carrière. Hierin lag de symboliek voor zijn relativiteitstheorie. Dromen zijn veel meer dan verstandelijke gegevens. Ze spreken over intuïtie en gevoelens. Roger Rundqvist haalt deze avond veel interessante dromen aan, waarvan hij de betekenis kan uitleggen. Het blijkt dat ongeveer een derde van de mensen een droom, van gemiddeld een in een week, goed kan onthouden, een derde een beetje en een derde bijna niet. Of we dromen nu onthouden of niet, ze werken altijd helend, er wordt opruiming gehouden in onze psyche. Droomherinneringen zijn te verbeteren met de volgende stappen: 1. De drukte van de dag niet meenemen in de slaap. Zonodig ontspannings-, ademhalings- of yogaoefeningen doen, een voetbad nemen, iets rustgevends lezen of naar rustige muziek luisteren. 2. 'Morgens als je wakker wordt, voor je aan iets anders gaat denken, aandacht besteden aan je droom. Je niet omdraaien als je wakker wordt, dan verdwijnen de dromen. 3. Dromen zo gedetailleerd mogelijk opschrijven in de tegenwoordige tijd en z.m. een tekening erover maken. Je kunt het visuele geheugen trainen door je dromen te herhalen. De dromen houden zich altijd bezig met wat van belang is hier en nu. Ze kunnen iets onthullen, ze hebben een symbolische betekenis. Herhalende dromen hebben een meer indringende boodschap. Een droom bevat altijd een sleutel. Door op een briefje een probleem of situatie te schrijven en dat voor het slapen gaan naast je bed of onder je kussen te leggen, kun je hiervoor een antwoord krijgen. Het probleem lost zich dan vaak vanzelf op of je krijgt een intuïtieve ingeving, zegt dhr. Rundqvist. We moeten de symbolische waarde van dromen zelf voelen en de helende kracht ervan ervaren. Het is onze realiteit. Ons droombewustzijn heeft alles om ons aan te reiken wat we nodig hebben, het heeft toegang tot alles wat wij hebben beleefd. De delen komen uit verschillende tijden van ons leven. Daardoor zijn dromen ook vaak zo ingewikkeld. Waar is het sterkste gevoel in de droom? Als je daar verder op in gaat, activeer je de intuïtie en lok je een antwoord uit. Een droom heeft meerdere sleutels. Dromen zijn op zich niet voorspellend, maar hebben waarschijnlijk wel voorspellende elementen die sommige mensen, die daar gevoelig voor zijn, waar kunnen nemen. Een Amerikaans onderzoek wees uit, dat dromen stress ontladen, wat heel belangrijk is om goed te kunnen functioneren en dat zij het geheugen trainen. Babys dromen veel. Dromen helpen ons de verbinding naar het geheugen van de zin van ons leven open te houden. Dromen spelen zich af in het tijdloze en dat hebben we nodig als voedingsbron. Een zeer sterke droom kan zich ontwikkelen tot een visioen, zoals de droom van Einstein. Grote kunst ontstaat ook vaak uit dromen. Sterk creatieve mensen worden vaak ondersteund door dromen. Robert Louis Stevenson kreeg hoofdstukken van zijn boeken gedicteerd in zijn slaap. Ook Mozart en Beethoven componeerden muziek naar aanleiding van dromen.
Het middenluik van de Aanbidding door de Drie Koningen van Jeroen Bosch.
De schilder Jeroen Bosch, ook Hieronymus of Jheronimus genoemd, werd geboren in ongeveer 1450 en stierfin augustus 1516. Er is weinig over hem bekend. Veel van zijn werk gaat over zonde, kwaadaardigheid en dwaasheid van de mensen
Drie arme koningen
Drie koningen moesten naar Bethlehem rijden, hun karretje ging langs berg en dal. Een ster in de nacht zou hen steeds begeleiden tot aan dat kindje daarginds in de stal. Ze gingen op reis, blijmoedig van hart, twee waren er wit en een was er zwart.
Ze hadden voor t kindje cadeaus meegenomen: een had speculaas in de vorm van een pop, de tweede was op de gedachte gekomen van zeven kilo Engelse drop. En de zwarte koning uit verre land had heerlijke rijst met kouseband.
Elke dag moesten die koningen eten, want anders gingen die koningen dood. Dus lieten ze bij alle woningen weten: Wij hebben behoefte aan melk en aan brood. t Ging allemaal prima, tot in de woestijn, waar bijzonder weinig woningen zijn.
Toen hebben ze stil bij elkander gezeten: wat moesten ze doen? De pop en het drop en de rijst met de kousenband op gaan eten? Jawel hoor, ze aten het allemaal op. Kotsmisselijk zijn ze toen verder gegaan tot waar de ster bleef stille staan.
Maria! Wij hadden elk een cadeautje, maar we aten het allemaal op ! En het Christuskind zat daar in zijn blootje en vond het een prachtige mop. Dat Christuskindje, zo klein en teer dat lachte toen voor de eerste keer.
Sindsdien zijn de moeders taarten gaan bakken en in elke taart zit een boon. Heeft er dan iemand zo'n boontje te pakken, dan krijgt-ie een koningskroon. En zo werd Filips koning van Spanje. En zo komen wij aan ons huis van Oranje.
Vandaag, 2007* jaar na de geboorte van onze zoon, nu het medeleven met ons weer hoogtij viert, een brief gericht aan allen die welgemeend of misschien zonder er veel bij na te denken, zich noemen naar mijn zoon.
Want ik zie, als alle jaren, hoe mijn zoon, kwetsbaar als immer, andermaal is overgeleverd aan wie maar over hem beschikken wil.
Weer aan de heidenen overgeleverd denk ik dan, verdrietig en kwaad omdat de handel zich er weer van meester heeft gemaakt; muzikanten zien brood in hem, predikanten schuiven zichzelf onbeschaamd tussen mijn zoon en de mensen in en van veel koren, die u zo mooi vindt, zeggen wij hier dat ze vals zingen.
Daarom dit begeleidend schrijven bij het verhaal dat u met kerst weer naar goede gewoonte heeft gelezen.
U moet geloven: er was die nacht niet veel bijzonders aan de hand.
Ja, Lukas heeft er later, toen alles geschied was, lang na onze dood, een prachtig verhaal van gemaakt, een mooi gedicht, zou je kunnen zeggen.
Een leven dat (geloofde hij) zon wondere finale had gekend, vroég om een wondere ouverture.
Maar als ú die ouverture hoort, wil ik u vragen wel te bedenken dat zonder dat wondere einde dit wondere begin nooit zou zijn geschreven, en zeker niet zó zou zijn geschreven.
Want nogmaals: geloof me, er was die nacht in feite niets bijzonders aan de hand. Dat van die engelen bijvoorbeeld, nee, dat moet u niet schrappen, zeker niet, maar wij zagen ze niet vliegen, het was een nacht als elke andere, behalve dan dat onze zoon het levenslicht aanschouwde, maar dat hemels licht erbij, dat is van Lukas. Hij heeft die engelen ten tonele gevoerd, want hij was gaan geloven dat . God hier aan het werk was.
Een geschenk uit de hemel, zo ervoer hij ons kind.
Het was moeilijk vader en moeder te zijn van een kind dat over mijn Vader sprak zó, dat je hem niet meer kon volgen. Hij was bezeten van God, maar volgens anderen was hij van de Duivel bezeten. Het ging mij dwars door mijn ziel, als een zwaard.
Niet alleen de bevalling was pijnlijk, het bleef pijnlijk, ik zeg het eerlijk.
Armen en verdrukten klampten zich aan hem vast, net als de herders in het verhaal van die nacht, maar de machthebbers en de godgeleerden zochten ons kind te doden, en zijn weg werd één lijdensweg. Hij kwam op de aarde en droeg al zijn kruis, en wij, Jozef en ik, moesten er ook aan geloven.
En toch, toch heb ik steeds óók geweten dat ik hem op zijn weg moest zien te volgen, en dat heb ik gedaan, zo goed en zo kwaad als het ging, een weg van verrukkingen en van verdriet.
Ik heb hem gevolgd, hopend hem te behouden, wetend dat ik hem zou verliezen. Ik was erbij toen hij stierf. Godsgruwelijk was het. Maar tegelijk moet ik zeggen: dit sterven hoorde bij zijn leven en daarom was het óók goed, zelfs al het daarbij gebleven was.
Maar het bleef er niet bij, dat geloof ik tenminste.
Zijn Vader, op wie hij zo vertrouwde, onze Vader, nam het voor hem op, het werd Pasen.
Toen pas ben ik alles gaan begrijpen, het was alsof hij toen pas werd geboren, alsof zijn leven toen pas begon, en het mijne.
En u die Kerstmis vierde, u zou ik willen vragen, verkijk u niet op de dag, en denkt u alstublieft niet aan het Kind, - maar ook aan de man dat wij moeten worden als een kind, dat zijn de woorden van de mán.
En God zegene u op úw weg.
Naar een idee van Jan van Opbergen
*Het jaartal is aangepast.
(zie ook van J. v. Opbergen:Leert van de slak 4-10-2006)
Wie het jaar besluit met een uitbundig lied, wie fouten vergeeft en van het goede geniet, wie het lukt zich los te maken van de Oude Jaars verloren zaken.
Wie de moed heeft te vergeten wat niet meer zinvol is te weten, wie voort durft gaan met frisse moed, onzeker van wat hij in het Nieuwe Jaar ontmoet,
zich op zijn medemens wil richten, iets doet om zijn last te verlichten, wie bijdraagt aan een betere aard', is een Gelukkig Nieuwjaar ten stelligste waard.
Anoniem
Ik wens al mijn blog lezers een goede kerst en een heel voorspoedig 2007!
De Nederlandse dichter Jean Pierre Rawie werd op 20 april 1951 in Scheveningen geboren. Hij studeerde Slavische en Romaanse filologie en debuteerde in 1979 met de bundel Het meisje en de dood. Met Annie M.G. Schmidt, Toon Hermans en Nel Benschop behoort hij tot de best verkopende dichters in Nederland. Hij vindt dat alle kunst religieus is. Als ik schrijf, zegt hij, heb ik het gevoel deel uit te maken van iets groters; een typisch religieuze gedachte.
Advent
In deze laatste week van de advent zou het moeten gaan sneeuwen : ieder jaar zijn het dezelfde dingen waar je naar verlangt. Dus sneeuwt het niet; maar alles went.
Je steekt de kaarsen aan op het dressoir en denkt aan alle doden die je kent, terwijl je wacht op een gemist moment schuiven de dagen naadloos in elkaar.
Je poogt je tegen beter weten in iets te herinneren wat er niet was, omdat wat weg is diepte heeft en zin.
Je draait muziek, drinkt thee, je leest een boek dat je ook lang geleden al eens las. Maar alles is onachterhaalbaar zoek.
Hazrat Inayat Khan werd op 5 julie1882 geboren in Baroda, nu Varodada en stierf op 5 februari 1927 in New Delhi. Hij was de stichter van het Universele soefisme. Het soefisme werd door Inayat Khan losgekoppeld van de Islam. Het is een religieuze stroming waarin de denkbeelden van het soefisme verbonden zijn met het westerse denken en het is op zoek naar de Eenheid in Verscheidenheid. Het is een levenshouding die tot doel heeft de kloof tussen oost en west te verkleinen en de mens te laten zien dat de Ene niet daarbuiten is, maar in onszelf. We moeten het idee loslaten dat onze godsdienst de absolute waarheid is. Alle religies vertegenwoordigen een deel van de waarheid. Je kunt daarom gewoon christen, hindoe, moslim of iets anders zijn, voor het soefisme maakt het niet uit.
Vrije wil en noodlot
Het gaat er mee als met licht en duisternis: in werkelijkheid is er niet zoiets als duisternis; er is minder licht en meer licht. Alleen wanneer wij ze vergelijken, onderscheiden wij hen als licht en duisternis. Op dezelfde manier kan men vrije wil en noodlot beschouwen: het noodlot is altijd aan het werk met de vrije wil en de vrije wil met het noodlot. Zij zijn één en hetzelfde ding: het is een verschil in bewustzijn. Hoe minder men zich bewust is van die wil, des te meer zal men zich onderworpen voelen aan het noodlot. Dit deel van zichzelf dat wil heet, is een goddelijke vonk in zijn hart. Wanneer het denkvermogen de wil verbergt, dan waant hij zichzelf in de greep van de omstandigheden. Inayat Khan
U ziet hier enkele midwinterhoornblazers uit Oldenzaal.
De midwinterhoorn wordt geblazen in enkele delen van Oost-Nederland, vooral in Twente, en in Westfalen. Reeds in de tijd van de Germanen werd de hoorn geblazen tijdens de laagste zonnestand. Een gebruik overgenomen door de Saksen van de eerdere bewoners de Kelten. Waarvoor het diende is niet helemaal duidelijk, misschien om de boze geesten te verjagen van de ingezaaide velden.
Ook was het wel een waarschuwingssignaal bij naderend onheil.
Tegenwoordig heeft het de functie van de aankondiging van de geboorte van Jezus en wordt geblazen in de adventstijd tot de 6ejanuari van het nieuwe jaar.
At n daamp lankzaam trekt oaver n es en at zowat weer harfst het ewes, de beum de leste blaa lös loat en wie weer n advent in goat, dan loop wie n moal weer langs de schure en griept n mirrewinterhoarn van de mure.
De tied van t bloazen kump weer an veur alleman dee t wil en kan.
De leu loopt weer te hoop en heurt den oalen roop wied klinken oaver t land en argens an nen dannbosrand blös weer nen ander t wieder hen noar woar dr ene steet in t ven. Zo röp den een den ander too van t wichke en zien va en mo.
s Oavends in den oelen vlog met de steern al helder an de loch van den dreekönigendag is t leste moal at t bloazen mag.
Veur dizzen karst is t weer gedoan, wie könt weer noar de kökn goan
En hoarn geet weer noar de schure an n oalen spieker in de mure.
Maurice van Hessen
(uit: Bleekvenster, blad van de open oecumenische gemeente en de Vereniging van Vrijzinnige Godsdienstigen te Almelo)
Het gebeurde in de middeleeuwen, de tijd van epidemieën, hongersnood en crisis.Een pelgrim op doorreis werd door honger gekweld en klopte aan op de eerste de beste deur.Daar zaten net toevallig enkele families bij elkaar; ze zaten zich, uit armoede, te warmen aan hetzelfde vuurtje. De pelgrim begreep best dat de mensen doodarm waren en dat hij dus niet zomaar om wat voedsel kon bedelen. Hij stelde voor om een grote ketel soep te koken. Iedereen keek verbaasd op van dat voorstel, want voor soep heb je toch heel wat nodig! Dat bleek geen bezwaar, de reiziger beweerde alles bij zich te hebben in zijn rugzak. Al wat hij nodig had, was een grote ketel water. Goed, ze lieten het zich geen twee keer zeggen, ze haalden een reuze ketel water, en zetten die op het vuur. En toen haalde de man uit zijn rugzak: een steen. Nee, nee, geen gewone steen, zei hij, toen hij de vragende blikken zag, een echte soepsteen! Voorzichtig legde hij de steen in het water en nu maar wachten, vol spanning, vol nieuwsgierigheid. De soep zou gekruid moeten zijn, zei de man na een tijdje. Gelukkig was er nog wat zout in huis, en de buurvrouw had ook nog een blaadje laurier en een beetje Spaanse peper. Ze ging het halen. En toen maar weer wachten. Er moest eigenlijk een beetje vet bij, zei de man. En toen herinnerde zich iemand dat hij in de kelder nog wat soepvlees had staan. Ze zou ook nog wat gebonden moeten zijn, zei de man weer, want hij had in het voortuintje een aardappelplant zien staan. De knolletjes gingen erbij. Wat zou je denken van een paar worteltjes?, vroeg iemand plotseling. En iemand anders dacht er net aan dat hij nog een of twee rapen had liggen, verstopt onder het matras. En nog iemand kwam met een struikje prei. En de overbuurvrouw had nog een knolletje selderij en een handjevol bonen en een kleine savooienkool . En in korte tijd was het huis gevuld met een adembenemende geur. Daarna hebben ze gegéten, gegeten tot ze niet meer konden en nog was de soep niet op . Toen nam de pelgrim dankbaar afscheid en wou vertrekken. Je vergeet je soepsteen, zei iemand. Nee, die mag je houden, antwoordde de man, je kunt er nog honderd keren soep van koken, als je maar net doet als wij daarnet gedaan hebben. toch een wondersteen, zeiden de mensen toen de man de deur was uitgestapt.
Toen de pelgrim uit het gezicht verdwenen was, raapte hij een nieuwe steen op van de weg en stopte hem zorgvuldig in zijn rugzak.
(uit: Met rituelen het leven spelen, Brussel 1988)
Ik keek in de gouden heerlijkheid van een najaarslaan, het was of ik de goudene deuren wijd zag openstaan. Het werd mij, toen ik binnen ging, of ik door gouden gewelven liep: ik aarzelde even, ik ademde diep, diep van verwondering.
Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout doet wat verboden is. Ik sprak: "Zijn voor mij die gewelven gebouwd? Ben ik zo rijk, dat van louter goud de gang mijner woning is?" Toen sprak ik: "Deze gouden grot is immers geen mensenpaleis". Ik sprak: "Het is een betoverd slot, dat lang op sprookjeswijs geslapen heeft en stil gewacht op één die de poorten ontdekken zou, de dode gewelven wekken zou van 't huis dat ieder mensenhuis te boven gaat in pracht". Ik sprak: "Hoe ben ik zo rijk, zo rijk! Hoe ben ik zo rijk, mijn God! Welke aardse woning is gelijk aan dit, mijn sprookjesslot?" Trots, of ik een prinsesje waar, ging ik door 't goud; aan beide zijden stonden daar, schragend de gangen, hoog en zwaar, de zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn, hoe zullen daar de zalen zijn! Ik zag aan 't einde van mijn pad een kleine ronde poort, als blauw saffier in goud gevat; en haastig, vol verlangen, trad ik door de gangen voort.
Ik sprak: "Als bij mijn aankomst wijd die poorten openstaan, in welk een grote heerlijkheid zal ik dàn binnengaan? Indien van goud de gangen zijn, hoe groot moet mijn verlangen zijn de zalen in te gaan!"
Jacqueline E. v.d. Waals (zie ook in mijn blog: 'Het Geitenweitje'; 6 april 2006)
Hsing Yun werd in 1927 in de Chinese provincie Jiangsu geboren als Li Kuo-shen.. Hij werd auteur en redacteur en schreef in 1955 een biografie over Boeddha onder het pseudoniem Hsing Yun. Behalve onder deze naam, staat hij ook bekend als de wolk van compassie. Hij is een vooraanstaand persoon in het Chinese Mahayana Boeddhisme (een Boeddhistische stroming). In 1957 richtte hij een Boeddhistisch centrum op en in 1959 ondersteunde hij de Tibetanen in hun strijd tegen China.
In het vrijzinnige blad Ad Interim van augustus 2006 geeft Annerose Zelders commentaar op de volgende spreuk van Master Hsing Yun:
Onbewust zijn en bewustwording zijn slechts een gedachte van elkaar verwijderd. Het eerste veroorzaakt onbegrip, pijn en verdriet. Het andere inzicht, verlichting (je ontdoen van ballast), weten
-----------
Onze gedachten over iets dat ons overkomt, zegt zij, en vervolgens ons oordeel daarover, bepalen hoe we iets ervaren, niet de gebeurtenissen zelf. Of iets positief of negatief is, besluiten we zelf door onze gedachten, alleen zijn we ons daar meestal niet van bewust. Zouden we dat wel zijn, dan waren we in staat andere gedachten te creëren. Zij is niet van mening dat een gedachte de wereld kan veranderen, maar wel de wereld van onszelf. Door een veelheid van positieve gedachten ontstaat een energieveld. Het is een universele wet, dat alles wat we denken en dus uitzenden, ook weer bij ons terug komt. Voor gezond denken zouden we allemaal tijd moeten vrijmaken; hiervoor is een wilsbesluit en discipline nodig. Zij is van mening dat dit net zo belangrijk is als gezond eten en dat wij er zo mede voor kunnen zorgen dat er positieve veranderingen plaats vinden in de kwaliteit van ons leven en in die van de samenleving.Wij zijn scheppers en hebben de macht om te bepalen wat wij denken en voelen. Daar zijn we nog altijd zelf bij.
Paul van Vliet, Nederlands cabaretier en ambassadeur voor UNICEF werd op 10 september 1935 in Den Haag geboren. Na het gymnasium behaalde hij in 1963 de titel meester in de rechten aan de Rijks Universiteit van Leiden. Een jaar later richtte hij de cabaretgroep en de theatergroep Pepijn op. Hij creëerde vele typetjes. Hij stopte met grote shows in 2002. maar blijft nog wel spelen voor UNICEF.
Wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel? Als wij niet meer vertrouwen op houen van, wie dan wel? Als wij niet meer proberen om van fouten wat te leren, als wij t getij niet keren, wie dan wel?
Als wij niet meer zeggen hoe het moet, wie dan wel? Als wij niet meer weten wat er toe doet, wie dan wel? Als wij er niet in slagen de ideeën aan te dragen voor een kans op betere dagen, wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel? Als wij er niet mee komen met een plan, wie dan wel? Als wij er niet voor zorgen dat de toekomst is geborgen voor de kinderen van morgen, wie dan wel? Als wij onszelf niet dwingen een gat in de lucht te zingen, waar zij in kunnen springen, wie dan wel?
Op donderdag 26 oktober jl. kwam drs. Jacob Slavenburg naar Rijssen om een lezing te houden over het onderwerp: De Hermetische schakel. Drs. Slavenburg is cultuurhistoricus en auteur van vele gnostische en spirituele boeken. Hier een verslagje van deze avond.
Hermes Trismegistus (trismegistus betekent 3x groot), was waarschijnlijk een wijze mythische figuur uit het oude Egypte. Hij wordt wel gezien als drie verschijningsvormen van de god Hermes. Men denkt hierbij aan de Egyptische god Thot , de Griekse Hermes, en ook aan Mozes. Hermes is eigenlijk een eretitel voor wereldhervormers, wijze mannen op het gebied van de alchemie, magie, astrologie, heelkunde en botanica.(Vroeger studeerde je voor heelmeester (heel maken, één maken) nu studeer je geneeskunde.)De eerste hermetische geschriften dateren van ongeveer 300 jr. v.C.
Wat is de hermetische traditie? Het grondthema van deze traditie is: alles is met alles verbonden, alles is één. Het doet denken aan de New Age van tegenwoordig. Voor deze opvatting is nu weer veel belangstelling en er is dus eigenlijk een opleving van de hermetische traditie. Deze houdt in dat gebeden en hymnen worden gebruikt bij het zaaien en oogsten van gewassen en dat er wordt gekeken naar de juiste samenstand van de planeten e.d. Ziekten zouden kunnen ontstaan door bepaalde constellaties van planeten en daarom oogst men ter bestrijding daarvan, de planten die dan groeien. Er is een zeer grote verbondenheid met alles wat leeft. Alles moet in harmonie zijn. God de éne is de uitstraling van de kosmos. Dit idee is tegengesteld aan het leer van de orthodoxe kerk. In de hermetische gedachtewereld is God in alles aanwezig, daarom is er grote zorgvuldigheid en eerbied voor alles. De eerste christenen leefden nog in dit principe van eenheid, maar later kwam de tweedeling: God tegenover de mens. Voor elke godsdienst werd een eigen god bedacht. Zo zijn er, zegt dhr. Slavenburg, verschillende godsdiensten naast elkaar ontstaan. Maar er is iets in elke godsdienst, iets wat het menselijk begrip te boven gaat en dat kun je verschillende namen geven ,zoals God, Allah of Brahman. De oudste hermetische traditie werd eerst weergegeven in korte uitspraken, waarvan later leringen werden gemaakt. Dit gebeurde ook met de bijbel. Eerst zijn de woorden van Jezus harde, kernachtige uitspraken. Later werden hier verhalen omheen gemaakt. Het Thomasevangelie bijvoorbeeld, dat gevonden werd in Nag-Hammadi in Egypte, in 1945, bevat 114 uitspraken die je later ook weer in verhalen in de bijbel tegenkomt. Deze korte, krachtige uitspraken spreken vaak veel meer aan dan de verhalen er omheen, want je kunt ze onthouden en ze worden voor de mens wegwijzers en handvaten. De hermetische traditie was zo algemeen dat ze samenvloeide met de Griekse en ook de joodse en christelijke leer. Er waren scholen in Alexandrië waar je kon worden ingewijd in magie, alchemie enz. Dat waren leringen en hulpmiddelen om tot de innerlijke weg te komen. De grondstelling was: Zo binnen, zo buiten; zo boven, zo beneden. Alles komt van binnen uit. We zijn allen één. De ziel doet in dit leven bewustzijn op. Bij het sterven voegt de ziel weer iets toe aan het grote geheel. Zelfkennis is geen oppervlakkige kennis van jezelf, maar graven in je ziel. Het doel is het onbewuste, bewust te maken. Het is weinigen gegeven om in één mensleven dit te realiseren zegt de heer Slavenburg. Het principe van reïncarnatie en karma was in die tijd dan ook gemeen goed. Als Alexandrië in ongeveer 400 n.C., mede door de invloed van het christendom, ophoudt het cultureel centrum te zijn, gaan er veel geschriften verloren, veel werd verbrand, maar niet alles. Een deel bleef bewaard in Arabië, waar men bijzonder geïnteresseerd was in magie, botanica, alchemie en zelfkennis. In 1453 kwam, via de Turken, het zg. Corpus Hermeticum in Italië terecht. In Florence kwam, vooral door invloed van het geslacht De Medici, die naast bestuurders en militairen grote culturele minnaars waren en geïnteresseerd in Plato, een Hermetische academie. Anderhalve eeuw is het de leidende culturele stroming geweest. Hermes werd gezien als de leermeester van Plato en ook als de bron van het christendom. Het hermetisme werd niet als een gevaar voor het christendom gezien. Het gaf een positieve kijk op mens en wereld. De mens mag de beeltenis van de Éne dragen en naar buiten uitstralen. Het mannelijke en vrouwelijke zijn één. De vrouw is de gelijke van de man. God is van beiderlei kunne. Twee zullen één zijn. Ook Jezus zegt dat in het N.T. De goddelijke wet is, dat de twee de eenheid presenteert. In de tijd van de renaissance maakte dat diepe indruk op de mensen die daar gevoelig voor waren. Dit duurde tot de tijd van Descartes en Newton toen de wetenschap opgesplitst werd in een groot aantal stukjes. Hermes werd tot ketter verklaard. Toch verdween het hermetisme niet. Het bleef leven in verschillende stromingen, zoals de rozenkruisers, de theosofie en de vrijmetselarij.
Jacob Slavenburg eindigde deze interessante lezing met: Hermes is weer terug van weggeweest. We beleven een hermetische renaissance welke ook zichtbaar wordt in de fysica, waar men ontdekte dat de instelling van de onderzoeker van invloed is op de uitkomst van het onderzoek. Het kleinste deel bleek zowel energie als materie te kunnen zijn. Alles is gevuld met energie, daardoor sterft nooit iets echt in de kosmos.
Frank William is 61 jaar en sinds 1997 directeur van de NMO (Nederlandse Moslim Omroep). Hij wordt beschouwd als een uitgesproken liberale moslim waarvan de programma's van de NMO een weerslag zijn. Hij is een bijzonder impulsieve man die kritiek op zijn handelen niet duldt en die ook verschillende malen in opspraak is geraakt.
In de Gids, het programmablad van de NCRV voor televisie en radio, stond in het nummer van de week van 16-22 september een gesprek, geïnspireerd door bijbelteksten, van Jaap Friso met Frank William in de rubriek Het hoogste woord.
In dit artikel zegt hij o.a. het volgende:
Als ik als moslim naast een christen en een jood aan het bidden ben, dan bidden we tot dezelfde God. Dat is de kracht van God, hij ziet de verschillen niet en kan naar iedereen tegelijk luisteren. Mijn ouders waren toevallig islamitisch en daarom ben ik nu moslim. Niemand kent het ware geloof, daar blijven mensen uit alle religies altijd naar zoeken. Iemand die zegt een echte moslim te zijn, die zegt maar wat. Je kunt dat niet meten. Het enige waar je op af kunt gaan is de integriteit van mensen. God is voor mij alwetend en almachtig en de grootste plannenmaker die er is. Hij weet hoe hij de dingen moet regelen. Al geloof ik niet, zoals veel andere moslims, dat alles is voorbestemd. Na God is de mens het hoogste wezen, hoger dan een engel, en dat betekent dat we een grote eigen verantwoordelijkheid hebben. We hebben invloed en hoeven niet te doen wat God ons gebiedt.
De Vlaamse dichteres Alice Nahon werd op 16 augustus 1896 in Antwerpen geboren en overleed ook in deze stad op 21 mei 1933. Zij publiceerde drie dichtbundels, Vondelingskens, Op Zachte Vooizekens en Schaduw, waarin zij in eenvoudige taal haar liefde voor de natuur, haar geloof, haar eenzaamheid en haar verlangen naar geluk beschreef.
t Is goed in t eigen hert te kijken
nog even voor het slapen gaan,
of ik van dageraad tot avond
geen enkel hert heb pijn gedaan.
Of ik geen ogen heb doen schreien, geen weemoed op een wezen lei; of ik aan liefdeloze mensen een woordeke van liefde zei.
En vind ik in het huis mijns herten dat ik één droefenis genas, dat ik mijn armen heb gewonden rondom één hoofd, dat eenzaam was ,
dan voel ik op mijn jonge lippen
die goedheid lijk een avondzoen t Is goed in t eigen hert te kijken en zó zijn ogen toe te doen. Alice Nahon
Leert van de slak, het traagste van alle dieren. Natuurlijk ze is langzaam en de deugd of de kunst van wendbaarheid is zeker niet haar sterkste zijde. Als alle dieren allang zijn uitgebruld van het lachen hoor je haar nog snotteren in haar huisje. Ze lijkt geschapen op de allerlaatste scheppingsdag, toen God moe werd en na de mens nog een laatste restje met trage hand tot leven riep.
Maar weet je wat mens en dier vergeten? De slak keert nooit terug naar huis. Ze sjouwt haar sober woonverblijf altijd met zich mee en hoeft daarom niet van huis te gaan om haar weg te vervolgen. Met eindeloos geduld gaat ze haar weg, en bij nader inzien is haar traagheid veel meer een wel-doordachte keuze. Ze ziet en voelt de dingen al van verre en ze gaat er langzaam maar zeker op af.
En terwijl de vogels boven haar lijfelijk dak het heen en weer hebben vanwege de kruimelzorg voor heden en morgen, kruipt zij maar verder met huis en haard en denkt: kom ik er morgen niet, dan overmorgen en anders ooit.
En terwijl ze nauwelijks zichtbaar, verder komt, laat ze een zilver spoor na: voor de haastigen die het doel zijn vergeten... Jan van Opbergen
Priester-dichter Jan van Opbergen werd op 5 april 1930 geboren in Overloon en overleedop zeven februari 2003 in Amsterdam.
De zachtmoedige en de gewelddadige kant van religie
Prof. Jean-Pierre Wils is hoogleraar theologische ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is al jaren aan een onderzoek bezig over de relatie tussen religie en geweld.
Religie heeft altijd een zachtmoedige en een gewelddadige kant, zegt hij. Er is een duidelijk verband tussen religie en geweld. Zuivere religie bestaat niet. Religie is zelf het werk van mensen.
Bijbel en koran staan vol geweldsteksten daarin is het christendom geen haar beter dan de islam, denk maar aan de kruistochten, de inquisitie en talrijke godsdienstoorlogen. Tegenwoordig, en dat is eigenlijk heel recent, heeft de kerk een zachte uitstraling. Die richt zich nu vooral op zingeving, daardoor wordt religieus geweld aan banden gelegd. Religies hebben vaak een positieve invloed op de samenleving, maar geweld ligt volgens Wils op de loer omdat zij de absolute waarheid in pacht menen te hebben en die ook gestalte willen geven.
Religies houden ook niet van mensen die hun eigen keuzes maken en vormen daardoor een bedreiging voor de moderne samenleving. Ze hebben mensen nodig die zich conformeren en het liefst orthodox zijn in hun geloof. Het is bedreigend hoe religies radicaliseren. In de VS zijn bijvoorbeeld artsen vermoord omdat ze in een abortuskliniek werkten. Dat we ons zo ongemakkelijk voelen bij het moslimfundamentalisme komt volgens de hoogleraar niet enkel door de dreiging van terreur, maar vooral door de toenemende druk van de religieuze kritiek op de moderniteit en onze individuele vrijheid.
Het is goed om ons voor ogen te houden dat religie twee kanten heeft, een zachtmoedige, maar ook een gewelddadige kant. Gelovigen moeten wel beseffen dat ze niet de wil van God kunnen vertolken, omdat ze altijd óver God spreken én het nooit God zélf is die via hun monden spreekt. Religies hebben hier grote moeite mee. Ze menen te spreken met een goddelijke autoriteit.
Prof Wils hoopt dat zij niet te veel politieke macht krijgen, want hij kent geen voorbeelden van samenlevingen waar dat tot iets goeds heeft geleid.
(Uit een artikel van Twan van Lierop in De Twentsche Courant Tubantia, 28 juli 06)
Deze zomer werd op een mooie zondagmorgen door onze geloofsgemeenschap een hagenpreek georganiseerd. Het aardige van een hagenpreek, die gehouden wordt onder de blote hemel, is dat er nog wel eens wat mensen van buiten op afkomen en waardoor er daarna een geanimeerde gedachtewisseling ontstaat.
De eerste hagenpreken ontstonden in een periode van antibeweging tegen de rooms-katholieke kerkleer. Zon hagenpreek is een verhaal dat haaks staat op een ander geluid. Daarvan hoeven we niet te zeggen, het is waar, je kunt alleen zeggen dat het er is.
Ik maakte van déze hagenpreek het volgende verslagje.
De eerste hagenpreek werd, volgens de spreker, Conno Vlaardingerbroek, gehouden op 25 juni in 1566 in Wallonië, dat toen nog bij Nederland hoorde. Op zon hagenpreek kwamen wel drie tot vier duizend mensen af.
Deze mensen waren niet alleen cultureel en politiek onderdrukt door de kerk en de Spanjaarden, maar er was ook een schaarste aan graan, het systeem kon de monden niet voeden. Als je dan een opstand bijeenroept en je komt dan ook nog met een ander geluid op gebied van religie, maakt dat nieuwsgierig. De boodschap was primair, ik kandirect genade vinden bij de Heer en dat hoeft niet via de kerk. Deze mensen hadden niet allemaal het idee van wij lopen weg bij onze kerk en we gaan naar een andere kerk, maar ze kregen wel het idee van: héhet zit misschien anders dan wij denken en ik hoor het nu voor het eerst in mijn taal. En de taal is altijd heel belangrijk.
De tweede periode waarin je een hagenpreek zou kunnen situeren, is zo eind 1700 in de tijd van de Verlichting. Toen waren er grote geesten die zeiden, misschien bestaat God wel niet eens. Wij mensen creëren beelden. Al die beelden die wij van God hebben en van het instituut kerk, zouden wel eens heel anders kunnen zijn.
Emanuel Kant, een van de grootste filosofen die Europa ooit gekend heeft, discussieerde eens hierover in gezelschap van Voltaire en enkele andere grote geesten. De conclusie die de heren trokken was: God bestaat niet. Waarop Kant tegen het gezelschap zei: Zeg dat nou heel zachtjes, want mijn knecht Lampe heeft een God nodig.
Met andere woorden, je kunt een grote geest zijn en een wetenschapper, en een mens die zich bewust is van eigen kracht en je toch realiseren dat de mensheid behoefte heeft aan hoop, vertrouwen en aan een beeld van God. Hoe die beelden wisselen is punt twee.
Dan krijg je die tweede periode van de Verlichting. Dat lag weer heel anders. Dat waren protestantse predikanten die het idee hadden van die bijbelspreekt tot ons in symbooltaal. Als bv. in de bijbel staat de vier hoeken der aarde, betekent dat niet dat de aarde vierkant is, maar daarmee wordt bedoeld alles wat op de aarde is.
We hebben in Nederland omstreeks de tijd van de tweede wereldoorlog een splitsing gehad in de Gereformeerde Kerk. Oorzaak hiervan was de vraag of de slang in het paradijs echt gesproken heeft of niet. Een predikant durfde het aan te beweren dat dit symbool taal is. Er kwam toen een groep die zei: ja, hij sprak wèl, het staat in de bijbel en een andere die het daar niet mee eens was.
Zo rond 1890 kreeg je de eerste splitsingen tussen de orthodoxie en de vrijzinnigheid, omdat in die tijd wetenschappelijk historisch bijbelonderzoek op gang kwam, zoals archeologische vondsten en tekstvergelijking. De brieven van Paulus bijvoorbeeld, blijken na tekstvergelijking niet allemaal van hem te zijn. Het was in vroeger tijd heel gebruikelijk dat mensen iets schreven en vervolgens dachten ja, als ik mijn naam eronder zet leest niemand het, als het nu toegeschreven wordt aan Paulus dan vindt iedereen het wel belangrijk.
Zo zijn er meer stukken in de bijbel die ofwel afgeknipt zijn of wel waar later stukken zijn aangeplakt. Nu komen we in het nu. Dit is nog weer een andere periode, hierin komt ontzettend veel scepticisme vrij, denk maar aan Dan Brown met zijn Da Vinci Code en Het Bernini mysterie. Miljoenen mensen over heel de wereld lezen die boeken.
Op zijn minst wordt hier door Dan Brown desuggestie gewekt dat het allemaal waar is wat hij schrijft en dat de kerk ons voor de gek gehouden heeft. Er is nu een enorme interesse in de weggelaten stukken, zoals de apocriefe bijbelboeken. Er zijn hele groepen mensen die zeggen, nou wat in de bijbel staat zal vast niet alléén waar zijn, want waar komen dan al die andere bijbelboeken vandaan.
Van sommige apocriefe boeken zijn verschillende exemplaren gevonden. Die zijn vaak allemaal weer iets anders, waaruit blijkt dat er toen al mee gemanipuleerd is. Uit verschillende bronnen is vast komen te staan dat Jezus heeft geleefd, maar de verhalen over zijn dood zijn verschillend. De bronbewaarders hadden de macht om te manipuleren of schrijvers naar hun hand te zetten, waardoor de leer van het christendom beperkt is gebleven tot de vier evangeliën.
Voor het verhaal van de opstanding hadden de machthebbers alle belang bij de canonieke boeken. Paulus heeft hier een enorme invloedop gehad. Hij was een uitermate intelligente man die uit de kennis van het Grieks en van de Griekse religiebegreep dat het verhaal rond Jezus de humanisering van de mythe is. Alle godsdiensten hebben een mythische oorsprong. Het is een verhaal waar we ons in herkennen. Het is niet waar in absolute zin. Paulus zag dat hier een mens daadwerkelijk past in de mythe. Als jeeen wereldgodsdienst wilt maken, werkt het niet als je zegt: een man sterft op zijn 33ste jaar voor zijn idealen. Mensen kiezen graag voor een winnaar. Paulus kwam nu met het verhaal, nee, de dood heeft het niet gewonnen ,nee, juist het feit dat wij moeten opstaan. Jezus is opgestaan in de hemel (Paulus heeft het niet over opstanding op aarde). Jezus is opgestaan, dat is een mooie godsdienst, met andere woorden, wij kunnen collectief de dood overwinnen en we kunnen constant opstaan uit onze situatie. Mensen er is heil in die boodschap, want het is niet een boodschap van eindiging, maar een boodschap van opstaan.
Het apocriefe boek van Johannes (rond 240-340 na Chr.), was een gnostisch boek. Hierin gaat het over een godheid die zichzelf denkt . De god die de aarde geschapen heeft was een joodse god en dat was een slechte god, een demiurg. Daarboven was een god, die we helemaal niet kunnen denken en benoemen , maar die was helemaal niet blij met deze schepping. Jezus en Johannes en ook later Judas, zijn aanhangers niet van de joodse god, maar diegod die daarboven zit en waarvan wij weinig merken en vernemen. Die god heeft het overgelaten aan lagere goden en daarom is de schepping zoals hij is. Dat wil niet zeggen, zegt Conno, dat ik dat zo geloof, maar het is een model. De gnostiek werkt met modellen. In het model van het evangelie gaat het er om dat er een goddelijke orde is en dat die god noch volmaaktheid, noch schoonheid, nog godheid is, want hij is meer dan dat. Hij is zelfs niet oneindig, want hij is meer dan dat. Hij maakt geen deel uit van eeuwigheid of tijd, want hij is meer dan dat. Dan treedt Jezus in dialoog met Johannes, waarin hij uitlegt hoe de onvolmaakte wereld is ontstaan. Met de achterliggende gedachte van een demiurg, een wezen dat in deze modellen voorkomt. Het geheime boek van Johannes beschrijft de goede god als onbereikbare andere. De schepping is door God niet gewild, maar per ongeluk ontstaan door de demiurg, de jodengod die niet de hoogste god is. Verlossing wordt dan bereikt door het verwerpen van de wereld en zich aan strenge lichaamsvijandige voorschriften te houden. De eerste christenen namen hele modellen en hele stukken over van de Egyptische godsdienst in die tijd.
Nu het evangelie van Judas. Op school werd je geleerd dat Judas een vreselijk slecht mens was. In het Evangelie van Judas komt er eerherstel. Jezus ziet zijn lichaam als een huis, een omhulsel, een ballast. Het is voor de ziel een huis waar je tijdelijk in woont. De verlossing vindt pas plaats als je uit dat lichaam bent. Dan pas kom je tot je bestemming. Het gaat om de mens ìn je. Judas begrijpt dat. Judas zegt: Ik weet wie je bent en waar je vandaan komt. Ik ben het niet waard de naam uit te spreken van degene die jou gezonden heeft. Jezus vertelt Judas dan de geheimen van het koninkrijk. Hij zegt tegen hem: De schittering van jouw ster zal alle andere verduisteren. Je zult groter zijn dan hen allemaal. Judas jij zult de man opofferen die mij kleedt. Jezus wijst Judas aan om hem aan te brengen, iemand moet het doen en hij is sterk genoeg.
Wat doet dat nu met ons al die verhalen? Wat doet het met je als je een ander geluid hoort en ga je daar consequenties aan verbinden of zeg je, ik geloof er niks meer van, maar ik blijf wel lekker binnen de groep? Dat kan ook. Maar de kern van het betoog is, de verhalen hoeven niet waar te zijn, noch in de bijbel, noch in de apocriefe geschriften. Conno Vlaardingerbroek besluit met:en wat blijft er dan aan hoop, aan verwachting, aan vertrouwen over als je deze stelling poneert?
(Kijk naar Sprookjes, mythen en sagen op 25-5-'06 voor meer over Conno Vlaardingerbroek)