Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
19-03-2007
Vroege lente!
Lenie Vlaardingerbroek schrijft gedichten en heeft een aantal kinderboeken geschreven onder het pseudoniem Lenie van Riessen. Zij is lid van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap 'Aan de Regge'.
Vroege lente De lente is vroeg dit jaar, de winter had al maandenlang geen kans om door te zetten, je hoeft alleen maar op een knop te letten, of op een kleine tulp, dan zie je dat de lente komt met fluit en klarinetten.
De lente komt weer en de vrede ook? Wij zitten al zo lang op haar te wachten, er is geen land waar men niet zegt te trachten t geweld te keren, maar het oorlogsspook werd groter, groter steeds en lachte.
De lente breekt weer aan, maar honger is de slaapgenoot van generaties mensen die, net als wij, alleen maar leven wensen, zij kennen enkel honger en gemis, hier overschrijdt wat draagbaar is haar grenzen.
De lente breekt weer aan, moog het een echte wezen, zo een met vrede en voor ieder brood, met vogels, en weer kikkers in de sloot.
Dag (Hjalmar Agne Carl) Hammarskjöld was Secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 10 april 1953 tot 18 september 1961. Hij werd geboren op 29 juli 1905 in Jönköping en stierf op 18 september 1961 bij een vliegtuigongeluk tijdens een vredesmissie in Congo. In 1961 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede.
De langste reis is de reis naar binnen
Ik zit hier voor U, God, rechtop en ontspannen met rechte ruggegraat. Ik laat mijn gewicht loodrecht door mijn lichaam heen zinken naar de grond waar ik op zit. Ik houd mijn geest vast in mijn lichaam. Ik weersta de drang om door het raam naar een andere plek dan hier uit te wijken, naar voren of naar achteren-in-de-tijd uit te wijken, om maar aan het hier en nu te ontkomen. Zacht en vastberaden houd ik mijn geest daar vast, waar mijn lichaam is : hier in deze ruimte.
In dit nu, op dit ogenblik laat ik al mijn plannen, zorgen en angsten los. Ik leg ze nu in Uw handen God, ik laat de greep waarmee ik ze vasthoud, los en laat ze aan U over. Voor het moment vertrouw ik ze U toe. Ik wacht op U - vol verwachting. U komt op mij toe, en ik laat mij door U dragen.
Ik begin de reis naar binnen, ik reis in mij naar binnen toe, naar de binnenste kern van mijn zijn, waar U woont. In dit diepste punt van mijn wezen was U er altijd al, vóór ik er was. Het is daar waar Gij schept en levend maakt en zonder ophouden mijn hele persoon sterkt.
God, U leeft, U bent in mij, U bent hier, U bent er nu, U bent. U bent de grond van mijn zijn. Ik laat los, ik verzink in U. U overstroomt mijn wezen, U neemt bezit van mij.
Ik laat mijn adem gaan naar dit gebied van overgave aan U. Mijn adem, mijn in- en uitademen is de uitdrukking van heel mijn wezen. Ik doe het voor U, met U, in U, Wij ademen samen, met elkaar.
Michele Najlis werd geboren in 1946 in Granada, Nicaragua.
Wanneer alles diep van binnen pijn doet en je alleeen, tegenover je eigenbeeld, ziet dat het vervormd is door onbekende spiegels, wanneer de dingen voor je schaduw wijken, wanneer je woord dat van een ander lijkt en je hartslag uit je lichaam vlucht, wanneer je handen ver van je zijn en je de afdruk van je voeten niet herkent, wanneer je niets meer waarneemt dan dode buitenkanten,
ga dan als de zalm tegen de stroom in met alle razernij van je woede, wanhoop niet, het water zal de stenen breken.
Jalal ad-Din Rumi, soefi-mysticus en één van de belangrijkste Perzische dichters, werd dit jaar 800 jaar geleden, dus in 1207, geboren in Balkh in het tegenwoordige Afghanistan. Hij stierf in1273 in Konya in Turkije. Hij was een groot spiritueel leraar en leidend figuur in de soefibeweging en stichtte o.a. de orde van de dansende derwisjen. Zijn meesterwerk de zes boeken tellende Masnavî behoort tot de hoogtepunten van de religieuze wereldliteratuur. Er zijn hierin overeenkomsten met het boeddhisme te vinden.
De weg van sterven en verrijzen
Ik stierf als mineraal en werd een plant, ik stierf als plant en verrees als dier, ik stierf als dier en ik was een mens. Waarvoor zou ik vrezen ? Wanneer werd ik minder door te sterven ? Toch zal ik nog een keer sterven als mens om op te stijgen met de gezegende engelen. Maar zelfs de staat van de engelen moet ik loslaten : Alles behalve God moet vergaan Wanneer ik mijn engelenziel heb geofferd, zal ik worden wat geen verstand ooit vatte. O, laat mij Niet-bestaan, want Niet-Bestaan roept uit in orgelklanken: Naar Hem keren wij terug
---------
De mensen die zijn heengegaan bestaan niet niet, ze zijn opgegaan in de eigenschappen van God, zoals de ster verdwijnt wanneer de zon verschijnt.
Elisabeth Eybers werd op 16 februari 1915 in Klerksdorp, Zuid-Afrika geboren. In 1961 kwam zij naar Nederland. Zij bleef hier haar gedichten in het Afrikaans schrijven. Deze zijn meestal persoonlijk van aard en spelen zich dicht bij huis af. Vaak staat de vrouw centraal en kenmerken zij zich door rake slotzinnen. In 1991 ontving zij de P.C. Hooft prijs.
Bewustsynstroom
Met verloop van tijd gaan alles verby wat verdrietig maak en tewens ook bly is daar dan in godsnaam niks wat bly tensy jy dit op papier kan kry wat selde luk dus raai ek jou aan laat die fatale tyd maar begaan tot jy een dag al is dit ondenkbaar nou - alles laat vaar en die res behou.
Ds. A.M.J.Meijer, voorganger van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB afdeling Varsseveld, schreef in het maandblad Eendracht (februari 2007) van deze afdeling, onder de titel Uit de school geklapt het volgende:
Het is alweer een aantal jaren geleden, dat ik het navolgende voorval optekende naar aanleiding van een godsdienstles op één van de scholen. De week daarvoor had ik het verhaal verteld van Adam en Eva in de Hof van Eden en hun verdrijving daaruit. Nog voordat ik die dag met het vervolg daarop kon beginnen riep een 6-jarig meisje: Dominee, dat verhaal van Adam en Eva dat u vorige week verteld hebt, is heel anders. Verbaasd vroeg ik haar: Vertel mij dan maar hoe het wèl moet zijn? En ze begon: Eva liep in het paradijs en zag daar een grote boom met heerlijke appels. Maar ze had van God gehoord dat ze die appels niet mocht plukken en eten. Toen kwam er een boze koningin, die plukte een appel en zei tegen haar dat ze wèl van die appels mocht eten, want dan zou ze erg knap worden. De appel zag er zó mooi uit dat ze er toch een hap van nam. Maar de appel was vergiftigd en ze viel in een heel diepe slaap. Ze werd in een glazen kistje gelegd en een paar jaar kwam er een prins die haar een kusje gaf en toen werd ze weer wakker.
Dr. Felice Leonardo Buscaglia, was hoogleraaraan de Universiteit van Zuid Californië.
Hij werd geboren in Italië op 31 maart 1924 en stierf 11 juni 1998 op 74 jarige leeftijd aan een hartaanval in Glenbrook, Nevada .
Luisteren
als ik je vraag naar mij te luisteren en jij begint mij adviezen te geven, dan doe je niet wat ik je vraag.
Als ik je vraag naar mij te luisteren en je begint mij te vertellen waarom ik iets niet zo moet voelen zoals ik het voel, dan neem jij mijn gevoelens niet serieus.
Als ik je vraag naar mij te luisteren en jij denkt dat jij dan mijn probleem op moet lossen, dan laat je mij in de steek, hoe vreemd het ook mag lijken.
Dus alsjeblieft, luister alleen maar naar me en probeer me te begrijpen.
En als je wilt praten, wacht dan even en ik beloof je dat ik op mijn beurt naar jou zal luisteren.
Albert Einstein, natuurkundige en wiskundige, werd op 14 maart 1879 in Ulm geboren en stierf aan een hartaanval op 77-jarige leeftijd op 18 april 1955 in Princeton. Hij werd vooral bekend door de relativiteitstheorie: energie is gelijk aan de massa maal de lichtsnelheid in het kwadraat. Zijn formule betekende het begin van het atoomtijdperk.
Een mens is deel van het geheel dat wij universum noemen, een deel dat begrensd is door ruimte en tijd.
Hij ervaart zichzelf, zijn gedachten en gevoelens als iets wat hem van alle anderen scheidt, een soort optische illusie van zijn bewustzijn.
Deze illusie is voor ons als een gevangenis en beperkt ons tot onze persoonlijke belangen en tot de liefde voor een paar mensen in onze onmiddellijke nabijheid.
Uit deze gevangenis moeten we ons bevrijden, zodat we in ons medegevoel alle levende wezens en de gehele natuur in haar schoonheid insluiten.
Niemand lukt het volkomen, maar het streven ernaar is reeds een deel der bevrijding en een grondslag voor onze innerlijke zekerheid.
Dhr. Roger Rundqvist, afkomstig uit Zweden, woont sinds 1981 in Nederland. Hij werkt al meer dan 30 jaar als therapeut met mensen, geeft lezingen en cursussen en schrijft wetenschappelijke boeken. In november jl. gaf hij in Rijssen, namens mijn geloofsgemeenschap Aan de Regge, een lezing over de helende kracht en symboliek van onze dromen.
Het begon allemaal in 1965, toen een psychotherapeute vroeg of hij zich voor dromen interesseerde. Dromen bleken bij hem genezend en helend te werken. Dhr. Rundqvist vertelt over een droom die Albert Einstein had als 16 jarige. Hij droomde dat hij op een slee naar beneden suisde met de snelheid van het licht. Naar boven kijkend zag hij het licht van de sterren als gebroken door een prisma aan zich voorbij schieten. Deze bijzonder sterke droom betekende alles voor zijn wetenschappelijke carrière. Hierin lag de symboliek voor zijn relativiteitstheorie. Dromen zijn veel meer dan verstandelijke gegevens. Ze spreken over intuïtie en gevoelens. Roger Rundqvist haalt deze avond veel interessante dromen aan, waarvan hij de betekenis kan uitleggen. Het blijkt dat ongeveer een derde van de mensen een droom, van gemiddeld een in een week, goed kan onthouden, een derde een beetje en een derde bijna niet. Of we dromen nu onthouden of niet, ze werken altijd helend, er wordt opruiming gehouden in onze psyche. Droomherinneringen zijn te verbeteren met de volgende stappen: 1. De drukte van de dag niet meenemen in de slaap. Zonodig ontspannings-, ademhalings- of yogaoefeningen doen, een voetbad nemen, iets rustgevends lezen of naar rustige muziek luisteren. 2. 'Morgens als je wakker wordt, voor je aan iets anders gaat denken, aandacht besteden aan je droom. Je niet omdraaien als je wakker wordt, dan verdwijnen de dromen. 3. Dromen zo gedetailleerd mogelijk opschrijven in de tegenwoordige tijd en z.m. een tekening erover maken. Je kunt het visuele geheugen trainen door je dromen te herhalen. De dromen houden zich altijd bezig met wat van belang is hier en nu. Ze kunnen iets onthullen, ze hebben een symbolische betekenis. Herhalende dromen hebben een meer indringende boodschap. Een droom bevat altijd een sleutel. Door op een briefje een probleem of situatie te schrijven en dat voor het slapen gaan naast je bed of onder je kussen te leggen, kun je hiervoor een antwoord krijgen. Het probleem lost zich dan vaak vanzelf op of je krijgt een intuïtieve ingeving, zegt dhr. Rundqvist. We moeten de symbolische waarde van dromen zelf voelen en de helende kracht ervan ervaren. Het is onze realiteit. Ons droombewustzijn heeft alles om ons aan te reiken wat we nodig hebben, het heeft toegang tot alles wat wij hebben beleefd. De delen komen uit verschillende tijden van ons leven. Daardoor zijn dromen ook vaak zo ingewikkeld. Waar is het sterkste gevoel in de droom? Als je daar verder op in gaat, activeer je de intuïtie en lok je een antwoord uit. Een droom heeft meerdere sleutels. Dromen zijn op zich niet voorspellend, maar hebben waarschijnlijk wel voorspellende elementen die sommige mensen, die daar gevoelig voor zijn, waar kunnen nemen. Een Amerikaans onderzoek wees uit, dat dromen stress ontladen, wat heel belangrijk is om goed te kunnen functioneren en dat zij het geheugen trainen. Babys dromen veel. Dromen helpen ons de verbinding naar het geheugen van de zin van ons leven open te houden. Dromen spelen zich af in het tijdloze en dat hebben we nodig als voedingsbron. Een zeer sterke droom kan zich ontwikkelen tot een visioen, zoals de droom van Einstein. Grote kunst ontstaat ook vaak uit dromen. Sterk creatieve mensen worden vaak ondersteund door dromen. Robert Louis Stevenson kreeg hoofdstukken van zijn boeken gedicteerd in zijn slaap. Ook Mozart en Beethoven componeerden muziek naar aanleiding van dromen.
Het middenluik van de Aanbidding door de Drie Koningen van Jeroen Bosch.
De schilder Jeroen Bosch, ook Hieronymus of Jheronimus genoemd, werd geboren in ongeveer 1450 en stierfin augustus 1516. Er is weinig over hem bekend. Veel van zijn werk gaat over zonde, kwaadaardigheid en dwaasheid van de mensen
Drie arme koningen
Drie koningen moesten naar Bethlehem rijden, hun karretje ging langs berg en dal. Een ster in de nacht zou hen steeds begeleiden tot aan dat kindje daarginds in de stal. Ze gingen op reis, blijmoedig van hart, twee waren er wit en een was er zwart.
Ze hadden voor t kindje cadeaus meegenomen: een had speculaas in de vorm van een pop, de tweede was op de gedachte gekomen van zeven kilo Engelse drop. En de zwarte koning uit verre land had heerlijke rijst met kouseband.
Elke dag moesten die koningen eten, want anders gingen die koningen dood. Dus lieten ze bij alle woningen weten: Wij hebben behoefte aan melk en aan brood. t Ging allemaal prima, tot in de woestijn, waar bijzonder weinig woningen zijn.
Toen hebben ze stil bij elkander gezeten: wat moesten ze doen? De pop en het drop en de rijst met de kousenband op gaan eten? Jawel hoor, ze aten het allemaal op. Kotsmisselijk zijn ze toen verder gegaan tot waar de ster bleef stille staan.
Maria! Wij hadden elk een cadeautje, maar we aten het allemaal op ! En het Christuskind zat daar in zijn blootje en vond het een prachtige mop. Dat Christuskindje, zo klein en teer dat lachte toen voor de eerste keer.
Sindsdien zijn de moeders taarten gaan bakken en in elke taart zit een boon. Heeft er dan iemand zo'n boontje te pakken, dan krijgt-ie een koningskroon. En zo werd Filips koning van Spanje. En zo komen wij aan ons huis van Oranje.
Vandaag, 2007* jaar na de geboorte van onze zoon, nu het medeleven met ons weer hoogtij viert, een brief gericht aan allen die welgemeend of misschien zonder er veel bij na te denken, zich noemen naar mijn zoon.
Want ik zie, als alle jaren, hoe mijn zoon, kwetsbaar als immer, andermaal is overgeleverd aan wie maar over hem beschikken wil.
Weer aan de heidenen overgeleverd denk ik dan, verdrietig en kwaad omdat de handel zich er weer van meester heeft gemaakt; muzikanten zien brood in hem, predikanten schuiven zichzelf onbeschaamd tussen mijn zoon en de mensen in en van veel koren, die u zo mooi vindt, zeggen wij hier dat ze vals zingen.
Daarom dit begeleidend schrijven bij het verhaal dat u met kerst weer naar goede gewoonte heeft gelezen.
U moet geloven: er was die nacht niet veel bijzonders aan de hand.
Ja, Lukas heeft er later, toen alles geschied was, lang na onze dood, een prachtig verhaal van gemaakt, een mooi gedicht, zou je kunnen zeggen.
Een leven dat (geloofde hij) zon wondere finale had gekend, vroég om een wondere ouverture.
Maar als ú die ouverture hoort, wil ik u vragen wel te bedenken dat zonder dat wondere einde dit wondere begin nooit zou zijn geschreven, en zeker niet zó zou zijn geschreven.
Want nogmaals: geloof me, er was die nacht in feite niets bijzonders aan de hand. Dat van die engelen bijvoorbeeld, nee, dat moet u niet schrappen, zeker niet, maar wij zagen ze niet vliegen, het was een nacht als elke andere, behalve dan dat onze zoon het levenslicht aanschouwde, maar dat hemels licht erbij, dat is van Lukas. Hij heeft die engelen ten tonele gevoerd, want hij was gaan geloven dat . God hier aan het werk was.
Een geschenk uit de hemel, zo ervoer hij ons kind.
Het was moeilijk vader en moeder te zijn van een kind dat over mijn Vader sprak zó, dat je hem niet meer kon volgen. Hij was bezeten van God, maar volgens anderen was hij van de Duivel bezeten. Het ging mij dwars door mijn ziel, als een zwaard.
Niet alleen de bevalling was pijnlijk, het bleef pijnlijk, ik zeg het eerlijk.
Armen en verdrukten klampten zich aan hem vast, net als de herders in het verhaal van die nacht, maar de machthebbers en de godgeleerden zochten ons kind te doden, en zijn weg werd één lijdensweg. Hij kwam op de aarde en droeg al zijn kruis, en wij, Jozef en ik, moesten er ook aan geloven.
En toch, toch heb ik steeds óók geweten dat ik hem op zijn weg moest zien te volgen, en dat heb ik gedaan, zo goed en zo kwaad als het ging, een weg van verrukkingen en van verdriet.
Ik heb hem gevolgd, hopend hem te behouden, wetend dat ik hem zou verliezen. Ik was erbij toen hij stierf. Godsgruwelijk was het. Maar tegelijk moet ik zeggen: dit sterven hoorde bij zijn leven en daarom was het óók goed, zelfs al het daarbij gebleven was.
Maar het bleef er niet bij, dat geloof ik tenminste.
Zijn Vader, op wie hij zo vertrouwde, onze Vader, nam het voor hem op, het werd Pasen.
Toen pas ben ik alles gaan begrijpen, het was alsof hij toen pas werd geboren, alsof zijn leven toen pas begon, en het mijne.
En u die Kerstmis vierde, u zou ik willen vragen, verkijk u niet op de dag, en denkt u alstublieft niet aan het Kind, - maar ook aan de man dat wij moeten worden als een kind, dat zijn de woorden van de mán.
En God zegene u op úw weg.
Naar een idee van Jan van Opbergen
*Het jaartal is aangepast.
(zie ook van J. v. Opbergen:Leert van de slak 4-10-2006)
Wie het jaar besluit met een uitbundig lied, wie fouten vergeeft en van het goede geniet, wie het lukt zich los te maken van de Oude Jaars verloren zaken.
Wie de moed heeft te vergeten wat niet meer zinvol is te weten, wie voort durft gaan met frisse moed, onzeker van wat hij in het Nieuwe Jaar ontmoet,
zich op zijn medemens wil richten, iets doet om zijn last te verlichten, wie bijdraagt aan een betere aard', is een Gelukkig Nieuwjaar ten stelligste waard.
Anoniem
Ik wens al mijn blog lezers een goede kerst en een heel voorspoedig 2007!
De Nederlandse dichter Jean Pierre Rawie werd op 20 april 1951 in Scheveningen geboren. Hij studeerde Slavische en Romaanse filologie en debuteerde in 1979 met de bundel Het meisje en de dood. Met Annie M.G. Schmidt, Toon Hermans en Nel Benschop behoort hij tot de best verkopende dichters in Nederland. Hij vindt dat alle kunst religieus is. Als ik schrijf, zegt hij, heb ik het gevoel deel uit te maken van iets groters; een typisch religieuze gedachte.
Advent
In deze laatste week van de advent zou het moeten gaan sneeuwen : ieder jaar zijn het dezelfde dingen waar je naar verlangt. Dus sneeuwt het niet; maar alles went.
Je steekt de kaarsen aan op het dressoir en denkt aan alle doden die je kent, terwijl je wacht op een gemist moment schuiven de dagen naadloos in elkaar.
Je poogt je tegen beter weten in iets te herinneren wat er niet was, omdat wat weg is diepte heeft en zin.
Je draait muziek, drinkt thee, je leest een boek dat je ook lang geleden al eens las. Maar alles is onachterhaalbaar zoek.
Hazrat Inayat Khan werd op 5 julie1882 geboren in Baroda, nu Varodada en stierf op 5 februari 1927 in New Delhi. Hij was de stichter van het Universele soefisme. Het soefisme werd door Inayat Khan losgekoppeld van de Islam. Het is een religieuze stroming waarin de denkbeelden van het soefisme verbonden zijn met het westerse denken en het is op zoek naar de Eenheid in Verscheidenheid. Het is een levenshouding die tot doel heeft de kloof tussen oost en west te verkleinen en de mens te laten zien dat de Ene niet daarbuiten is, maar in onszelf. We moeten het idee loslaten dat onze godsdienst de absolute waarheid is. Alle religies vertegenwoordigen een deel van de waarheid. Je kunt daarom gewoon christen, hindoe, moslim of iets anders zijn, voor het soefisme maakt het niet uit.
Vrije wil en noodlot
Het gaat er mee als met licht en duisternis: in werkelijkheid is er niet zoiets als duisternis; er is minder licht en meer licht. Alleen wanneer wij ze vergelijken, onderscheiden wij hen als licht en duisternis. Op dezelfde manier kan men vrije wil en noodlot beschouwen: het noodlot is altijd aan het werk met de vrije wil en de vrije wil met het noodlot. Zij zijn één en hetzelfde ding: het is een verschil in bewustzijn. Hoe minder men zich bewust is van die wil, des te meer zal men zich onderworpen voelen aan het noodlot. Dit deel van zichzelf dat wil heet, is een goddelijke vonk in zijn hart. Wanneer het denkvermogen de wil verbergt, dan waant hij zichzelf in de greep van de omstandigheden. Inayat Khan
U ziet hier enkele midwinterhoornblazers uit Oldenzaal.
De midwinterhoorn wordt geblazen in enkele delen van Oost-Nederland, vooral in Twente, en in Westfalen. Reeds in de tijd van de Germanen werd de hoorn geblazen tijdens de laagste zonnestand. Een gebruik overgenomen door de Saksen van de eerdere bewoners de Kelten. Waarvoor het diende is niet helemaal duidelijk, misschien om de boze geesten te verjagen van de ingezaaide velden.
Ook was het wel een waarschuwingssignaal bij naderend onheil.
Tegenwoordig heeft het de functie van de aankondiging van de geboorte van Jezus en wordt geblazen in de adventstijd tot de 6ejanuari van het nieuwe jaar.
At n daamp lankzaam trekt oaver n es en at zowat weer harfst het ewes, de beum de leste blaa lös loat en wie weer n advent in goat, dan loop wie n moal weer langs de schure en griept n mirrewinterhoarn van de mure.
De tied van t bloazen kump weer an veur alleman dee t wil en kan.
De leu loopt weer te hoop en heurt den oalen roop wied klinken oaver t land en argens an nen dannbosrand blös weer nen ander t wieder hen noar woar dr ene steet in t ven. Zo röp den een den ander too van t wichke en zien va en mo.
s Oavends in den oelen vlog met de steern al helder an de loch van den dreekönigendag is t leste moal at t bloazen mag.
Veur dizzen karst is t weer gedoan, wie könt weer noar de kökn goan
En hoarn geet weer noar de schure an n oalen spieker in de mure.
Maurice van Hessen
(uit: Bleekvenster, blad van de open oecumenische gemeente en de Vereniging van Vrijzinnige Godsdienstigen te Almelo)
Het gebeurde in de middeleeuwen, de tijd van epidemieën, hongersnood en crisis.Een pelgrim op doorreis werd door honger gekweld en klopte aan op de eerste de beste deur.Daar zaten net toevallig enkele families bij elkaar; ze zaten zich, uit armoede, te warmen aan hetzelfde vuurtje. De pelgrim begreep best dat de mensen doodarm waren en dat hij dus niet zomaar om wat voedsel kon bedelen. Hij stelde voor om een grote ketel soep te koken. Iedereen keek verbaasd op van dat voorstel, want voor soep heb je toch heel wat nodig! Dat bleek geen bezwaar, de reiziger beweerde alles bij zich te hebben in zijn rugzak. Al wat hij nodig had, was een grote ketel water. Goed, ze lieten het zich geen twee keer zeggen, ze haalden een reuze ketel water, en zetten die op het vuur. En toen haalde de man uit zijn rugzak: een steen. Nee, nee, geen gewone steen, zei hij, toen hij de vragende blikken zag, een echte soepsteen! Voorzichtig legde hij de steen in het water en nu maar wachten, vol spanning, vol nieuwsgierigheid. De soep zou gekruid moeten zijn, zei de man na een tijdje. Gelukkig was er nog wat zout in huis, en de buurvrouw had ook nog een blaadje laurier en een beetje Spaanse peper. Ze ging het halen. En toen maar weer wachten. Er moest eigenlijk een beetje vet bij, zei de man. En toen herinnerde zich iemand dat hij in de kelder nog wat soepvlees had staan. Ze zou ook nog wat gebonden moeten zijn, zei de man weer, want hij had in het voortuintje een aardappelplant zien staan. De knolletjes gingen erbij. Wat zou je denken van een paar worteltjes?, vroeg iemand plotseling. En iemand anders dacht er net aan dat hij nog een of twee rapen had liggen, verstopt onder het matras. En nog iemand kwam met een struikje prei. En de overbuurvrouw had nog een knolletje selderij en een handjevol bonen en een kleine savooienkool . En in korte tijd was het huis gevuld met een adembenemende geur. Daarna hebben ze gegéten, gegeten tot ze niet meer konden en nog was de soep niet op . Toen nam de pelgrim dankbaar afscheid en wou vertrekken. Je vergeet je soepsteen, zei iemand. Nee, die mag je houden, antwoordde de man, je kunt er nog honderd keren soep van koken, als je maar net doet als wij daarnet gedaan hebben. toch een wondersteen, zeiden de mensen toen de man de deur was uitgestapt.
Toen de pelgrim uit het gezicht verdwenen was, raapte hij een nieuwe steen op van de weg en stopte hem zorgvuldig in zijn rugzak.
(uit: Met rituelen het leven spelen, Brussel 1988)
Ik keek in de gouden heerlijkheid van een najaarslaan, het was of ik de goudene deuren wijd zag openstaan. Het werd mij, toen ik binnen ging, of ik door gouden gewelven liep: ik aarzelde even, ik ademde diep, diep van verwondering.
Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout doet wat verboden is. Ik sprak: "Zijn voor mij die gewelven gebouwd? Ben ik zo rijk, dat van louter goud de gang mijner woning is?" Toen sprak ik: "Deze gouden grot is immers geen mensenpaleis". Ik sprak: "Het is een betoverd slot, dat lang op sprookjeswijs geslapen heeft en stil gewacht op één die de poorten ontdekken zou, de dode gewelven wekken zou van 't huis dat ieder mensenhuis te boven gaat in pracht". Ik sprak: "Hoe ben ik zo rijk, zo rijk! Hoe ben ik zo rijk, mijn God! Welke aardse woning is gelijk aan dit, mijn sprookjesslot?" Trots, of ik een prinsesje waar, ging ik door 't goud; aan beide zijden stonden daar, schragend de gangen, hoog en zwaar, de zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn, hoe zullen daar de zalen zijn! Ik zag aan 't einde van mijn pad een kleine ronde poort, als blauw saffier in goud gevat; en haastig, vol verlangen, trad ik door de gangen voort.
Ik sprak: "Als bij mijn aankomst wijd die poorten openstaan, in welk een grote heerlijkheid zal ik dàn binnengaan? Indien van goud de gangen zijn, hoe groot moet mijn verlangen zijn de zalen in te gaan!"
Jacqueline E. v.d. Waals (zie ook in mijn blog: 'Het Geitenweitje'; 6 april 2006)
Hsing Yun werd in 1927 in de Chinese provincie Jiangsu geboren als Li Kuo-shen.. Hij werd auteur en redacteur en schreef in 1955 een biografie over Boeddha onder het pseudoniem Hsing Yun. Behalve onder deze naam, staat hij ook bekend als de wolk van compassie. Hij is een vooraanstaand persoon in het Chinese Mahayana Boeddhisme (een Boeddhistische stroming). In 1957 richtte hij een Boeddhistisch centrum op en in 1959 ondersteunde hij de Tibetanen in hun strijd tegen China.
In het vrijzinnige blad Ad Interim van augustus 2006 geeft Annerose Zelders commentaar op de volgende spreuk van Master Hsing Yun:
Onbewust zijn en bewustwording zijn slechts een gedachte van elkaar verwijderd. Het eerste veroorzaakt onbegrip, pijn en verdriet. Het andere inzicht, verlichting (je ontdoen van ballast), weten
-----------
Onze gedachten over iets dat ons overkomt, zegt zij, en vervolgens ons oordeel daarover, bepalen hoe we iets ervaren, niet de gebeurtenissen zelf. Of iets positief of negatief is, besluiten we zelf door onze gedachten, alleen zijn we ons daar meestal niet van bewust. Zouden we dat wel zijn, dan waren we in staat andere gedachten te creëren. Zij is niet van mening dat een gedachte de wereld kan veranderen, maar wel de wereld van onszelf. Door een veelheid van positieve gedachten ontstaat een energieveld. Het is een universele wet, dat alles wat we denken en dus uitzenden, ook weer bij ons terug komt. Voor gezond denken zouden we allemaal tijd moeten vrijmaken; hiervoor is een wilsbesluit en discipline nodig. Zij is van mening dat dit net zo belangrijk is als gezond eten en dat wij er zo mede voor kunnen zorgen dat er positieve veranderingen plaats vinden in de kwaliteit van ons leven en in die van de samenleving.Wij zijn scheppers en hebben de macht om te bepalen wat wij denken en voelen. Daar zijn we nog altijd zelf bij.
Paul van Vliet, Nederlands cabaretier en ambassadeur voor UNICEF werd op 10 september 1935 in Den Haag geboren. Na het gymnasium behaalde hij in 1963 de titel meester in de rechten aan de Rijks Universiteit van Leiden. Een jaar later richtte hij de cabaretgroep en de theatergroep Pepijn op. Hij creëerde vele typetjes. Hij stopte met grote shows in 2002. maar blijft nog wel spelen voor UNICEF.
Wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel? Als wij niet meer vertrouwen op houen van, wie dan wel? Als wij niet meer proberen om van fouten wat te leren, als wij t getij niet keren, wie dan wel?
Als wij niet meer zeggen hoe het moet, wie dan wel? Als wij niet meer weten wat er toe doet, wie dan wel? Als wij er niet in slagen de ideeën aan te dragen voor een kans op betere dagen, wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel? Als wij er niet mee komen met een plan, wie dan wel? Als wij er niet voor zorgen dat de toekomst is geborgen voor de kinderen van morgen, wie dan wel? Als wij onszelf niet dwingen een gat in de lucht te zingen, waar zij in kunnen springen, wie dan wel?