Ljef Nikolajewitsj Tolstoj, Russisch schrijver,werd op 9 september1828 geboren en overleed op 20 november 1910. Hij behoorde tot de Russische adel. Zijn beroemdste romans waren Oorlog en Vrede en Anna Karenina. Tolstoj heeft grote invloed gehad op de Russische politiek en literatuur. Later schreef hij religieus-filosofische traktaten.
Ook raakte hij geïnteresseerd in de internationale taal Esperanto, gemaakt door de Poolse oogarts Dr.Zamenhof.
Ik geloof in God, Hij is voor mij geest, liefde, beginsel van alle dingen. Ik geloof dat God in mij is, en dat ik ben in Hem. Ik geloof dat het ware welzijn van de mens bestaat in het volbrengen van Gods wil. Ik geloof dat het vervullen van Gods wil ten goede komt aan mij en alle mensen. Ik geloof dat God wil dat alle mensen van hun naasten houden en zo met anderen omgaan als zij ook zelf behandeld zouden willen worden. Ik geloof dat de reden waarom wij leven eenvoudigweg is, dat wij groeien in liefde. Ik geloof dat deze groei in liefde de allergrootste kracht is om het Rijk van God te vestigen op aarde, en om een samenleving waarin verdeeldheid, onwaarheid en geweld almachtig zijn, te vervangen door een nieuwe ordening, waarin menselijkheid, waarachtigheid en broederschap zullen heersen. Leo tolstoj
Een man die door het woud liep, zag een vos die zijn poten was kwijtgeraakt en vroeg zich af hoe hij overleefde. Toen zag hij een tijger aankomen met een prooi in zijn bek. De tijger had genoeg gegeten en gaf de rest van het vlees aan de vos. De volgende dag voedde God de vos weer via dezelfde tijger. De man verbaasde zich over Gods grootheid en zei tegen zichzelf: Ik ga ook gewoon in een hoekje zitten in vol vertrouwen in de Heer en hij zal mij voorzien van alles wat ik nodig heb." Hij deed dit dagenlang, maar er gebeurde niets, en hij stond bijna op de drempel van de dood toen hij een stem hoorde zeggen: "Gij die zich op het dwaalpad bevindt, open uw ogen voor de waarheid! volg het voorbeeld van de tijger na en stop met het imiteren van de invalide vos."
Elke dag een uitnodiging om goed te zijn voor jezelf, om jezelf op te bouwen.
Elke dag een uitnodiging om jezelf te oefenen in waardering voor dit leven, in waardering voor je kunnen. Elke dag een uitnodiging om jezelf te verwonderen over zoveel goeds in anderen, over zoveel verlangen naar liefde.
Elke dag is een uitnodiging om tijd te nemen voor zorg, om aandachtig te leven. Elke dag is een uitnodiging om elkaar te bemoedigen,
Mijn grootste angst is niet dat ik onvolmaakt ben, mijn grootste angst is dat ik mateloos krachtig ben.
Het is mijn licht, niet mijn schaduw, die mij het meest beangstigt. Ik vraag mijzelf af: wie ben ik om briljant te zijn, prachtig, talentvol, fantastisch? Maar wie ben ik om dat niet te zijn? Ik ben een kind van God. Mijzelf als onbelangrijk voordoen, bewijst de wereld geen dienst.
Er is niets verlichts, aan mijzelf klein te maken opdat andere mensen zich bij mij niet onzeker zullen voelen. Ik ben bedoeld om te stralen als een kind. Ik ben geboren om de glorie van God die in mij is, te openbaren. Die is niet alleen maar in mij, die is in iedereen! En als ik mijn licht laat stralen, geef ik onbewust aan andere mensen toestemming hetzelfde te doen. Als ik van mijn angst bevrijd ben, bevrijdt mijn aanwezigheid vanzelf anderen.
Nelson Mandela, 1994, Inaugurele Rede bij presidentschap van de republiek Zuid-afrika.
Alles is veel verder weg dan vroeger. Het is twee keer zo ver naar de hoek en ze hebben er een heuvel bij gemaakt heb ik gemerkt.
Ik heb t maar opgegeven om te rennen om de bus te halen, hij vertrekt trouwens eerder dan vroeger.
Ik heb bovendien de indruk dat ze de trappen steiler maken dan jaren geleden.
Heb je gemerkt dat ze de krant in kleinere letters drukken?
Het heeft ook geen zin om iemand te vragen hardop voor te lezen, want iedereen praat tegenwoordig zo zachtjes dat ik t nauwelijks kan verstaan.
Het materiaal in kleding wordt zo krap, vooral rond middel en heupen.
Zelfs de mensen veranderen, ze zijn veel jonger dan wij toen wij zo oud waren.
Van de andere kant:
Mensen van mijn leeftijd zijn veel ouder dan ik. Ik kwam gisteren een oude vriendin tegen en ze was zo oud geworden dat ze mij niet meer herkende. Ik moest nog aan dat arme mens denken vanmorgen, terwijl ik mijn haar stond te kammen. Ik zag mezelf in de spiegel en ik dacht: Verdraaid, die spiegels zijn ook niet meer van zon goede kwaliteit als vroeger.
Neeltje Maria Min werd op 21 juli 1944 geboren in het Nederlandse Bergen. Vanaf haar 14e schrijft zij in eenvoudige taal lichtvoetige en ritmische poëzie. Voor het eerst werd een gedicht van haar in de krant gepubliceerd toen zij 19 jaar oud was onder het pseudoniem Sophie Perk. Haar eerste dichtbundel ,Voorwie ik liefheb wil ik heten, verscheen in1966.
De klok begint te zingen
Vanmorgen zag ik door de kieren van de gesloten luiken licht,
dat straalde over mijn gezicht
en al het stof als vuur deed vieren.
Toen werd mijn kamer warm tot op het bot en op de kast begon de klok te zingen van ruisende herinneringen en plotseling verscheen mij god.
In Kolomea leefde eens een pelshandelaar, Simson Hübner, die niet alleen een slimme koopman, maar ook een groot grappenmaker was. Hij trok van markt tot markt om zijn koopwaar te verhandelen.
Hij had de vreemde gewoonte om een somber gezicht op te zetten als hij die dag goede zaken had gedaan. Hij stak dan s avonds in zijn huis geen kaarsen aan, het bleef er donker. Had hij echter slecht zaken gedaan, dan verlichtte hij zijn hele huis met kaarsen en was hij een en al vrolijkheid. Een buurman die dit merkwaardige gedrag al vaker had waargenomen, vroeg op een dag naar het motief. Simson zei hem lachend: Ik zal je mijn geheim verklappen. Je weet toch hoe jaloers en vol leedvermaak mensen soms kunnen zijn? Ook ik heb de nodige vijanden, mensen die me benijden. Wanneer ik goede zaken heb gedaan, steek ik thuis geen kaars aan. Ik gun ieder het zijne. Als ik gelukkig en blij ben, dan moeten mijn vijanden het ook kunnen zijn. Ze zullen denken dat ik met mijn handel er flink bij ingeschoten ben. Wanneer ik echter slecht zaken heb gedaan en daar s avonds de smoor over in heb, dan verlicht ik mijn hele huis met kaarsen. Mijn vijanden zullen denken dat ik die dag veel geld heb verdiend en zich daaraan behoorlijk ergeren!
Uit:Gottfrid van Eck, Bidden met de benen. Utrecht: Servire 1998
Baukje Jacoba van Kesteren (1950) was na een studie persoonlijkheidspsychologie een aantal jaren werkzaam als onderwijskundig onderzoeker. Op 20 jarige leeftijd distantieerde zij zich van haar gereformeerde opvoeding.Een kwarteeuw later kreeg zij het boek Een cursus in wonderen in handen dat haar inspireerde tot schrijven en dichten.
Nodeloos gevangen
Er doen nog zoveel kleine dingen zeer van jaren her soms, en nog niet vergeten. De meeste stellen nauwelijks iets voor, toch is hun scherpte nog niet weggesleten.
Er doen nog zoveel harde woorden pijn, die in mijn hoofd en hart zijn blijven hangen en die ik in gedachten soms herhaal; zo houdt een mens zich nodeloos gevangen.
Er doen nog veel herinneringen zeer, de meeste zijn al niet meer uit te praten. Dus is er nog maar één remedie voor: ze stuk voor stuk volledig los te laten.
Baukje van Kesteren
Auteur van de dichtbundel Overgave, Trivium, Sneek 2006
Onder deze titel hield Meerten ter Borg, godsdienstsocioloog en bijzonder hoogleraar 'niet-institutionele religie in de moderne samenleving' aan de Universiteit Leiden, een lezing op zaterdag 18 oktober 2008, in de Dominicuskerk in Amsterdam.
Hij zei daar o.a. het volgende:
Vrijzinnigheid wordt vaak gezien als het begin van het eind, als verpietering van het christelijk geloof. In die optiek zijn vrijzinnigen bijna-ongelovigen die dat voor zichzelf nog niet durven te bekennen. Maar dat is oude vrijzinnigheid, die de maatstaf legt bij de orthodoxie. Nieuwe vrijzinnigheid is niet inhoudelijk bepaald, maar kenmerkt zich door een kritische houding, openheid en ruimdenkendheid.
(uit: Volzin, opinieblad voor geloof en samenleving, nr. 21 2008)
Een man zoekt bescherming bij een rabbijn. Hij vertelt hem dat hij voor soldaten op de vlucht is en dat hij gedood zal worden als ze hem vinden. De rabbi besluit de vluchteling onderdak te bieden, maar zijn daad stuit op weerstand van de dorpsbewoners. "Waarom heb jij die vluchteling gastvrij in je huis opgenomen? Wat gaat er straks met ons gebeuren," vragen zij. De rabbi wijst erop dat de thora de opdracht geeft vervolgden die met de dood worden bedreigd, gastvrijheid te verlenen. De inwoners van het dorp vrezen echter represailles, waarbij het hele dorp uitgemoord zal worden. Zij vragen de rabbi een oplossing te zoeken en de vluchteling uit te leveren. De hele nacht bestudeert de rabbi de talmoed. Pas als het al ochtend is, vindt hij een tekst die luidt: Omwille van één man hoeft niet het hele volk om te komen. Hij leest de vluchteling de tekst voor. Op dat ogenblik komen de soldaten het dorp binnen en vragen: "Zeg ons waar de vluchteling zich schuil houdt, anders zullen we het hele dorp in brand steken." De rabbi antwoordt: "hier is hij." Uitgelaten, omdat het gevaar is afgewend, vieren de mensen van het dorp de hele dag feest. Maar de rabbi laat zich niet zien. In zijn kamer staart hij verdrietig vol schuldgevoel voor zich uit. Op dat moment komt Elia binnen, de profeet die de komst van de Messias aankondigt. Elia zegt: "wat heb jij gedaan?" De rabbi antwoordt: "Ik heb een mens laten omkomen om het hele volk te sparen." Daarop zegt Elia: "die opgejaagde vluchteling was de messias." "Maar hoe kon ik weten dat hij de messias was", vraagt de rabbi. Elia zegt: "Als je niet de hele nacht in je boeken had gezocht, maar één keer naar het gezicht van de man had gekeken, had je het geweten."
Alle kind'ren uitgezworven, soms heel ver bij je vandaan. Op een avond zoals deze, grijpt de weemoed je dan aan en je vouwt je handen samen, noemt aan God heel zacht hun namen.
O. zij zullen het best voelen, dat 't gebed hen nog omgeeft. Ook als zij Gods naam niet noemen, die geen inhoud voor hen heeft, zullen zij toch stil beamen, twee paar handen gaan nu samen.
Alle kind'ren uitgezworven en je weet niet goed waarheen, maar je blijft wel voor hen bidden, want je weet dat God alleen nog hun levens kan bewaren, voor de eeuwigheid kan sparen.
O, zij zullen het best voelen, dat 't gebed hen nog omringt. Op een avond zoals deze, als 't verleden door hen zingt, weten zij dat jullie samen God herinnert aan hun namen.
Kerstnacht - het woord is als een lafenis, een koele sneeuw, glanzend onder het zachte stralen der sterren - op de landen is het weerloos stil, een ongerept verwachten.
Kerstnacht - het eenzaam zwerven der gedachten rondom het oud verhaal, het nimmer uit te spreken verlangen naar het helder zingen in de nacht en het opgaan van de ster, een lichtend teken.
Kerstnacht - het sneeuwt op uw geschonden aard', dun en verstuivend dekt een huivering van ijle val, een lichte zuivering het vragen, dat wij ongestild bewaarden.
Ida Gerhardt (zie ook: 16-04-'06; 02-05-'06; 20-05-07)
We ontsteken een kaars om onze wanhoop te verdrijven als teken dat we durven geloven dat de duisternis niet zal overheersen en dat er licht zal zijn voor iedereen.
We ontsteken een kaars om onze twijfel te verdrijven als teken dat we durven geloven dat er een wereld zal komen waarin toekomst zal zijn voor iedereen.
We ontsteken een kaars om onze angst te verdrijven als teken dat we durven geloven dat de dromen van de profeten werkelijkheid zullen worden in onze dagen.
We ontsteken een kaars om onze moedeloosheid te verdrijven als teken dat we durven geloven dat wij nieuwe mensen zullen zijn die metterdaad werken aan Gods Koninkrijk. (dichter onbekend)
Volgens de overlevering wordt Sint Nicolaas, wiens naam volksoverwinnaar betekent, geboren aan het einde van de 3e eeuw in het Kleinaziatische stadje Patara. Zijn ouders zijn welgestelde, gelovige christenen. Als Nicolaas volwassen is, wordt hij bisschop van het nabij gelegen Myra. Hij wordt gevangen genomen tijdens de christen-vervolging onder keizer Diocletianus, maar als keizer Constantijn aan de macht komt, wordt hij weer bevrijd. Hij neemt deel aan het concilie van Nicea in 325. Op dit concilie is een heftige discussie gaande over de leer van Arius, diede goddelijkheid van Christus ontkent. Om uitdrukking te geven aan zijn afkeer van deze leer, slaat bisschop Nicolaas Arius in het gezicht. Hierom wordt hem voor korte tijd zijn bisschoppelijke waardigheid ontnomen. Tijdens zij ambtstijd te Myra is hij ook een heftig bestrijder van de daar nog bloeidende, heidense Artemiscultus. Sint Nicolas sterft te Myra op 6 december, vermoedelijk in het jaar 342. Aangezien de sterfdag van een heilige door de kerk wordt gezien als de dag van intrede in de hemel, een vreugdevolle gebeurtenis, vier men deze dag. Zijn graf wordt een belangrijk bedevaartsoord voor pelgrims. (Edukatieve dienst - Rijksmuseum het Catharijneconvent in Utrecht)