Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
05-03-2006
Een afscheid van de God die ingrijpt
Prof. dr. Frits de Lange was tot begin september 2005 rector en hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij hield in september van dat jaar een lezing op het symposium Waar gaat het nog over, georganiseerd door uitgeverij Kok te Kampen en nam daarin afscheid van de wat hij noemt, de supranaturalistische God.
In deze lezing zei hij onder andere: Religie is transcendentie-ervaring. Het met hart en hoofd ervaren dat er meer is, altijd meer dan Met het theïsme (geloof in een persoonlijke God die ingrijpt) van het conventionele christendom hebben we dat meer buiten ons geplaatst in een bovennatuur, op afstand geobjectiveerd in een goddelijke persoon, een Vader ver weg in de hemel, gescheiden van het universum, die met interventies daarin ingrijpt. Zo transcendent, dat we het contact ermee zijn verloren, een God lichtjaren van ons verwijderd.
Probeer God nu eens niet in een Punt waartoe je je verhoudt te zien, maar als een Ruimte die je omvat, voor te stellen. Niet als een van ons gescheiden werkelijkheid waartoe je via je innerlijk toegang verschaft, maar als een heilzaam krachtenveld om je heen, waaraan je met heel je bestaan deel kunt hebben als je je er aan overgeeft.
Nodig is een afscheid van de God die ingrijpt. Nodig zijn een creativiteit en een spirituele praktijk die inzetten op een intellectuele reconstructie van een nieuwe, andere manier van geloven: de voorstelling, het besef dat alles in God is, het universum, het leven, de geschiedenis, wijzelf. Wij hebben deel aan de werkelijkheid van God. God is geen afzonderlijk wezen, maar alomvattende Geest. Wie afscheid neemt van de supranaturalistische God, neemt ook afscheid van een geloofspraktijk. Je onderhoudt een relatie met een Persoon in de hemel, door voor waar te houden dat hij er is, door in zijn interventiemacht te geloven en door die in gebed af te smeken.
Het proces dat zich in de loop van de jaren in mijn theologische en kerkelijke bestaan heeft voltrokken noemde ik altijd een sluipende secularisatie. Misschien is het beter dat afscheid een transformatie te noemen, een bekeringsgeschiedenis. Het zoeken van en toegroeien naar een nieuwe vorm van toewijding, niet meer aan een verre God in de hemel, maar aan het goddelijke Geheim, dat het gewone doordringt, omvat en overstijgt. (bron: Trouw, sept.2005)
P.N. van Eijck werd geboren in 1887 te Breukelen en overleed op 10 april 1954 te Wassenaar. In 1947 ontving hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre.
De tuinman en de dood
Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, mijn woning in: Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester,uw paard, en laat mij spoorslags gaan, voor de avond nog bereik ik Ispahaan!
Vanmiddag (lang reeds was hij heengespoed) heb ik in t cederpark de Dood ontmoet.
Waarom, zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, hebt gij vanmorgen vroeg mijn knecht gedreigd?
Glimlachend antwoordt hij:Geen dreiging was t, waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
toen ik s morgens hier nog stil aan t werk zag staan, die ik s avonds halen moest in Ispahaan.
P.N.v.Eijck (zie ook 14-5-2005: Gij zijt mij overal nabij)
Paulus Rijntjes werkt al 25 jaar in de hulpverlening als spiritueel genezer. Mensen van alle leeftijden, de jongste was 2 jaar, komen bij hem met fysieke en psychische klachten. Hij kwam naar Rijssen om voor onze vrijzinnige geloofsgemeenschap een lezing te geven met het onderwerp:
Orgaandonatie, weten we er echt alles van?
Men hoopt, zegt hij, dat de dood uitgesteld kan worden door bv. orgaandonatie.Toch sturen veel mensen het donorcodicil niet op uit een gevoel van onmacht, want wat gebeurt er op het moment dat we organen weghalen? Die vraag is niet te beantwoorden. De gezondheidszorg heeft hierop geen antwoord. We kunnen niet bewijzen dat het leven doorgaat. Er is echter een ander belang, nl. degene die ziek is. Vroeger werd iemand dood verklaard als de ademhaling gestopt was en het hart niet meer klopte. Tegenwoordig stelt men dat iemand dood is als er is geen hersenactiviteit meer is, er is dan geen ervaren, geen bewustzijn, alleen de fysieke schil. Maar weten we dan ook zeker dat we werkelijk dood zijn? Is er nog een ervaringswereld als we organen verwijderen? Onder andere door orgaantransplantatie is de dood langzamerhand van ons vervreemd geraakt. We weten dat we tijdig zijn, maar willen alles doen om het tijdloos te laten zijn. We willen het ik-zijn niet opgeven daar zijn we bang voor. Angst kan iets positiefs zijn, kan zorgen dat je blijft leven, maar als de ziel het genoeg vindt, komt toch het einde; dan helpt orgaandonatie of reanimatie ook niet meer. Bewijzen van voortbestaan kunnen we vaak niet herkennen, maar de heer Rijntjes ziet het leven als een doorgaande reis. Je kunt leven niet vernietigen, wel de ik-vorm. Het innerlijk bewustzijn is onvernietigbaar. Een stervende kan in een andere staat van bewustzijn komen, er kan dan een tijdloosheid ervaren worden, zoals bij een pasgeborene. Vaak zien we bij een dode een rust op het gezicht, waardoor we aanvoelen dat dat verder reikt dan de fysieke ervaring. Als er voortgaand leven is, is er dan een ervaringswereld van waaruit je waar kunt nemen wat er met je gedaan wordt? Als er iemand gestorven is, nemen we een aantal dagen om te rouwen. Zoiets is ook nodig voor de gestorvene, zegt Paulus Rijntjes. Hij vindt het belangrijk om nog enige dagen met de overledene bezig te zijn. De identificatie van de overledene met het lichaam kan groter zijn, naarmate het bewustzijn hierover tijdens het leven minder was. Er is dan nog veel gehechtheid aan het lichaam. Er is nog energie aanwezig die zich uit het lichaam moet terugtrekken. Gaan we organen verwijderen, dan kunnen die nog steeds levensenergie bevatten. Er zijn verhalen bekend, van orgaanontvangers die heel nuchter zijn, over karakterveranderingen na een orgaantransplantatie. Het lijkt er dus op dat een orgaan niet alleen een fysiek iets is. Volgens Paulus Rijntjes heeft elk orgaan een eigen energetische code en die is niet gelijk aan die van de ontvanger. Het is een lastig parket, niet alleen voor degene waarvan het orgaan verwijderd wordt, maar ook voor degene die het orgaan krijgt. Het is moeilijk te zeggen, of het mag of niet mag. Je kunt pas beslissen als je in deze situatie komt. Maar we moeten leren hersendoden niet langer als dood te zien en de donor tenminste uitleggen wat we gaan doen, zegt de heer Rijntjes. De kerken laten over orgaandonatie verschillende geluiden horen. De ene opvatting is: als je christen bent, ben je bereidt alles te delen. De andere is: Dit kan niet. We mogen geen organen laten verwijderen, want we moeten gaaf zijn voor de dag van de wederopstanding. De wetenschap ziet in de organen alleen iets fysieks.
Tot slot legt de heer Rijntjes uit welk verschil er bestaat tussen orgaandonatie en bv. bloedtransfusie. Bloed is de drager van energie, maar is vrij makkelijk af te staan, want het lichaam vult het zelf weer aan, wat bij orgaandonatie niet het geval is. We schenken levensenergie aan een ander in de vorm van bloed. Dat is niet alleen iets fysieks, maar het bloed wordt ook weer na enige tijd door de ontvanger afgebroken.
Er was eens een kleine golf die diep ongelukkig was.
Ik voel me zo ellendig, klaagde hij. De andere golven zijn groot en sterk en ik ben klein en zwak. Waarom is het leven zo oneerlijk?
Een grote golf die toevallig voorbijkwam en de kleine golf hoorde klagen, besloot even te stoppen. Jij denkt zo, zei de grote golf, omdat je je eigen wezen niet helder voor ogen ziet. Jij denkt dat je een golf bent en je denkt dat je slecht af bent. In werkelijkheid ben je geen van beide.
Wat?, riep de kleine golf verbaasd uit, ben ik geen golf? Maar het is toch duidelijk, ik ben een golf! Ik heb hier mijn golftop, zie je wel? En hier is mijn golfslag, hoe klein die ook is. Hoe kun je nou beweren dat ik geen golf ben?
De Grote golf antwoordde, dat ding dat jij golf noemt, is alleen maar een tijdelijke vorm die jij voor een korte tijd hebt aangenomen. In wezen ben je water! Probeer dat eens goed tot je door te laten dringen. Als je dat lukt, heb je niet langer een probleem met het feit dat je een tijdje een golf bent.
Maar als ik water ben, wat ben jij dan?, vroeg de kleine golf.
Ik ben ook water, antwoordde de grote golf. Ik heb voor korte tijd de vorm van een golf die wat groter is dan die van jou, maar dat doet niets af van wat ik in wezen ben water! Ik ben jij en jij bent mij. Wij zijn beiden deel van hetzelfde grote geheel.
René Diekstra. (Zie voor René Diekstra ook blogartikel: In ieder mens ., 14-11-2005)
Jan Oegema is publicist, uitgever, mysticus en stiltezoeker. Hij schrijft regelmatig voor het dagblad Trouw en zelf schreef hij o.a. de boeken Lucebert, mysticus en Een vreemd geluk; de publieke religie rond Auschwitz. Hij bedacht het begrip soloreligiositeit en hij wantrouwt allesweterij tot op het bot.
In maart 2005 schreefhij in het dagblad Trouw, zijn eerste artikel over soloreligie.
Op 15 november 2005 verscheen hierover weer een artikel in dit blad.
Soloreligiositeit
Wat zijn soloreligieuzen?
Zijn opvattingen daarover lichtte hij toe op een avond in de Rode Hoed in Amsterdam.
Het blad schrijft: Soloreligieuzen zijn mensen die het verkerkelijkte christendom verlaten hebben, maar die toch nog steeds waarde hechten aan de mystieke traditie van datzelfde christendom. En het zijn mensen die uit literatuur hun religiositeit alleen construeren, onder de leeslamp, terwijl ze toch enig verlangen hebben naar gezamenlijkheid. Het gaat om mensen die in plaats van het geloof aan een Vadergod daarboven, een besef hebben gekregen van het goddelijke als de eenheid of de samenhang van al wat leven is. En het gaat óók nog eens om mensen die die eenheid van het leven via de introspectie van het eigen innerlijk ervaren, én zich daarin onthechten van hun ego, kennelijk om bij een niet-zelf of een hoger of dieper zelf uit te komen.
Het zijn de grensgangers van het christendom
De vier stellingen van Jan Oegema 1. Mensen zonder kerkelijke binding. Je bent soloreligieus omdat je geen dak meer boven je hoofd hebt, zo simpel is het. Dit betekent niet dat soloreligieuzen nooit meer in een kerkbank schuiven; maar als ze dat doen, dan bij wijze van spreken als toerist in hun eigen vaderland.
2. Soloreligieuzen zijn er in soorten en maten, daarvoor zijn het per slot soloreligieuzen. Je hebt spirituelen en nuchteren, verstokte eenzaten en voorzichtige gezelschapzoekers. Je hebt vrijen en geremden, stillen en roependen, geëngageerden en contemplatieven, godzoekers en goddumpers, kerktoeristen en kerkmijders. Je hebt er die het christendom onverschillig laat en die er nog een band mee voelen. Je hebt mannen die redetwisten over termen en vrouwen die dat geamuseerd aanhoren.
3. Vanuit godsdienstsociologisch perspectief bezien is de moderne soloreligiositeit een ongeorganiseerd complot van subjectieve instellingen, als zodanig een van de manifestaties van een christendom in transformatie of, wie zal het zeggen, in een zieltogende eindfase.
4. Monniken zijn op hun manier zijn het natuurlijk ook soloreligieuzen. Ik denk dat alle spiritualiteit die die naam verdient, gepaard gaat met eenzaamheid. Hoe groter de innerlijkheid, hoe groter de afstand tot de wereld. Als monniken elkaar ergens voor nodig hebben, dan als lotgenoten wier loutere aanwezigheid voldoende is om de eenzaamheid beter te verdragen. Het klooster is een gemeenschap van solitairen. In letterlijke zin is soloreligiositeit iets van alle tijden.
Jan Oegema komt uit op een sceptisch, literair, meditatief christendom, dat in veel opzichten afwijkt van het bekende. Hij noemt het Minimaal Christendom, want het is een christendom dat veel wegstreept en weinig overhoudt. Het huldigt een onzeker godsbesef en het wil de betekenis van Jezus sterk relativeren. Het bidt niet en het zingt niet en het heeft een hekel aan de kitsch van kerst. Daarentegen geniet het van de vele schitterende teksten uit de bijbel, terwijl het tegelijkertijd huiverig is voor hoofdletters en grote woorden. Daarom draait het in zijn rituelen de verhouding tussen woord en niet-woord radicaal om, beoefent het oosterse meditatietechnieken en stelt het de stilte centraal. De betekenis van Jezus verliest zijn vooraanstaande positie en kan, aldus Oegema , niet meer rekenen op onze kinderlijke afhankelijkheid. Maar hij kan wel degelijk een bron van inspiratie blijven. De liefde gaat bij hem voor de wet, de arme voor de rijke, de caritas voor de zelfzucht. Hij doorbreekt de orthodoxie, verbrijzelt alles wat neigt naar verstarring en verstening. Mijn ideale Christus staat voor tegenwoordigheid van geest. Hij staat naast me en fluistert me in een autonoom mens te zijn en vooral mijn eigen pad te volgen. Hij vermoedt dat God niet meer is dan een naam, een literaire vondst van de eerste orde. In spiritueel opzicht volgt Oegemas Minimaal Christendom het boeddhisme in zijn aanname, dat niets misleidender is dan de fixatie op het eigen subject. Het boeddhisme wijst de weg naar zelfloosheid, het vertelt dat het ego niet alleen een obstakel is, maar bij nader toezien zelfs een illusie blijkt. (bron: Doopsgezind nl/Trouw)
Ik voel me o zo heppie, zo heppie deze dag. En als je vraagt: wat heppie als ik eens vragen mag? Dan zeg ik: hoe, wat heppie, wat heppik aan die vraag? Heppie nooit dat heppieje dat ik hep vandaag?
Dick Werner, zegt in zijn bundeltje 'Verrassende vergezichten' uit 1997 over vrijzinnigheid het volgende:
'De vrijzinnigheid stelt zich principieel tegenover de onveranderlijkheid van het geloof. Zij ziet het geloof niet als iets dat wordt aangeboden, maar als iets dat moet worden ontdekt en verworven. Wij zien geloven als een persoonlijke zaak, die verandert met de verandering, die zich nu eenmaal in ieders leven voordoet. Wij willen ons niet als louter individualisten opstellen, maar menen dat onze wijze van geloven zich kan verdiepen in de dialoog met andersdenkenden.'
Zelf moet je't zoeken en zelf moet je 't vinden, mens, in je hart, in het woord, in je lot. Anders zo spelen de werv'lende winden, mens, met je hart, je geloof en je God. De Genestet
Religieus en wetenschappelijk denken niet met elkaar in tegenspraak
Palmyre Oomen is buitengewoon hoogleraar wijsbegeerte aan de Technische universiteit Eindhoven voor de Radboudstichting. (De Radboudstichting wil een brede vorming in het hoger onderwijs stimuleren vanuit katholieke inspiratie). Ze studeerde behalve mathematische biologie, theologie en filosofie en schreef o.a. het boek Doet God ertoe? (1998). Haar dissertatie was: Bespreking en analyse van Whitehaeds procesfilosofie. (Whitehead is een Brits-Amerikaans filosoof, natuurkundige en wiskundige)
Palmyre Oomen vindt dat religieus en wetenschappelijk denken niet met elkaar in tegenspraak hoeft te zijn. In de 17e eeuw leken geloof en wetenschap met elkaar in strijd te zijn, maar gaandeweg kwam men tot het inzicht dat geloof een andere taal hanteert dan wetenschap. Het zijn twee verschillende gebieden. Zij vindt het onzinnig het scheppingsverhaal tegenover de evolutieleer te zetten. Het verhaal over de schepping van de wereld in zeven dagen wil geen feitenrelaas zijn. Je kunt het scheppingsverhaal ook zo lezen, dat de wereld er niet kan zijn zonder God. De scheiding tussen geloof en wetenschap is uiteindelijk toch onbevredigend voor haar. Beide hebben betrekking op een en dezelfde werkelijkheid. Beide streven naar inzicht. Geloof en wetenschap hebben niet alleen een vergelijkbare hartstocht naar inzicht, maar kunnen elkaar ook wederzijds van dienst zijn. Wetenschap moet het geloof zuiveren van bijgeloof en misvattingen. Omgekeerd kan het geloof de wetenschap zuiveren van absolutisme, bijvoorbeeld van de aanname dat alleen het waarneembare en meetbare telt. Zij zoekt naar een manier waarop beide tot hun recht kunnen komen. Als filosoof probeer ik dingen die vanzelfsprekend lijken van hun vanzelfsprekendheid te ontdoen, zegt zij, en te laten zien dat er allerlei vooronderstellingen meespelen. Ik breng geen zekerheid, maar probeer die juist weg te halen.
Wij lopen op de toekomst vooruit, alsof die veel te traag is in het komen en wij haar gang willen verhaasten;of wij roepen het verleden weer op, om het vast te grijpen omdat het te snel vervliegt.
Zo onvoorzichtig zijn wij, dat we ronddwalen in tijden die de onze niet zijn en in het geheel niet denken aan de enige tijd die ons toebehoort; en zo oppervlakkig, dat wij denken aan tijden welke niets zijn en zonder na te denken ons onttrekken aan die enige tijd die werkelijk bestaat. Dat komt doordat het heden ons gewoonlijk pijn doet. Wij verbergen het voor ons oog omdat het ons leed berokkent en wanneer het aangenaam is, hebben we spijt dat wij het zien ontglippen. Wij trachten het dan te schragen door de toekomst en denken dan te beschikken over dingen die niet in onze macht liggen, over een tijd waar wij geen zekerheid van hebben dat wij haar beleven.
Laat ieder zijn gedachten maar eens onderzoeken en hij zal bemerken dat deze bezig zijn met verleden en toekomst. Wij denken vrijwel nooit aan het heden.
En wanneer wij het al eens doen, is het slechts om er een licht in te ontdekken, met behulp waarvan wij over de toekomst kunnen beschikken.
Het heden is nooit ons doel, het verleden en het heden zijn slechts middelen voor ons en alleen de toekomst is ons doel. Op die manier leven wij nooit, maar hopen te leven en terwijl wij ons voortdurend gereedmaken om gelukkig te worden, is het onvermijdelijk dat wij het nimmer zijn.
Pascal (wiskundige 1623 1662)
(Voor meer Pascal zie: Blaise Pascal, blogartikel van 5-9-2005)
Nel Benschop, geboren op 16 januari 1918 te s-Gravenhage is, nu bijna een jaar geleden, op 31 januari 2005 overleden in Arnhem. Ze beantwoordt niet aan het clichébeeld van de dichter, maar ze is wel de meest succesvolle en meest geciteerde dichter van Nederland. Haar eerste bundel Gouddraad uit vlas werd in 1958 in eerste instantie geweigerd door de uitgever, omdat er geen markt voor zou zijn. Pas in 1967 durfde deze het aan. Het werd een bestseller. Van haar boekjes zijn meer dan drie miljoen exemplaren verkocht. Veel mensen zoeken op moeilijke momenten troost in haar verzen en vinden daarin de woorden die ze zelf tekortkomen. In rouwadvertenties wordt vaak, al of niet aangepast, een gedeelte uit een van haar gedichten gebruikt.
Wintermorgen in het bos
Aan alle takken zag ik regendruppels beven: net kerstboomballen, maar dan in het klein. Ik zag de lichtjes dansend daarin leven, En wist niet, dat het bos zó mooi zou zijn.
Soms viel een druppel stil in een plas water; dat gaf een zacht en muzikaal geluid; ik dacht aan vroeger en ik dacht aan later. Ik sloeg mijn droomboek dicht, maar t was niet uit.
Ik dacht: nu mogen er geen mensen komen; dit is zo goed, ik ben hier heel alleen, ik zie niets anders dan de zwarte bomen en allerhande vogels om mij heen.
En stil ben ik het bos weer uitgelopen. Wat was het mooi, al leek het dor en kaal: de deuren naar de lente stonden open, en als Gods glimlach was de zonnestraal.
Peter Toonen, woonachtig te Utrecht, heeft sinds 1985 een praktijk in personal coaching, aurareading- en healing, en geeft lezingen, trainingen en workshops in Nederland en andere landen, aan particulieren en het bedrijfsleven, over teambuilding, intuïtieve ontwikkeling, aardehealing en de werking van de kalenders van de natuurlijke tijd. Over dit laatste, de Maya kalenders voor de Nieuwe Tijd, gaf hij een lezing voor onze geloofsgemeenschap Aan de Regge, Het is een onderwerp dat hem uitermate boeit en waarvoor hij enige tijd in Mexico verbleef. Inmiddels heeft hij hierover 3 boeken geschreven*. Hier volgen enkele gedeelten uit deze lezing.
Peru was het leefgebied van de Mayas. Er was een hoogstaande astronomische kennis en men wist de wonderbaarlijkste dingen, over b.v. Venus, Mars en Pluto, die toen nog helemaal niet bekend konden zijn. Met de Mayakalender werd 13/14 eeuwen geleden onze tijd al beschreven. De Mayas hadden ongeveer 22 kalenders, waarvan sommige liepen tot miljarden jaren terug, en die allemaal aflopen op 7 mei 2012. Nu die datum nadert beginnen deze kalenders meer de aandacht te trekken.
Meestal meten we de tijd lineair. Dit is kunstmatig bedacht, het is gemechaniseerde tijd. Een mechanische klok die in twaalven is gedeeld meet geen tijd, maar informeert tijd in de ruimte, het is een dimensie van lengte, breedte en hoogte. Zo hebben we ook een bedachte kalender. Waarom hebben we 12 maanden? Alle volken hebben de maan gebruikt om de tijd te meten. In de tijd dat wij eenmaal om de zon draaien, heeft de maan 13 keer om de aarde gedraaid. Niet 12 keer. Je kunt het beste het jaar in 13 stukken van 28 dagen verdelen. Dat is 3 keer 64 dagen en dan houd je 1 dag over, dat is dan de dag buiten de tijd. Dit is een cyclische tijd, het is ons bioritme, de kalender van onze aarde. Wij kunnen de cycli niet waarnemen, maar we kunnen wel de volle maan zien en de nieuwe maan en dat is een cyclus van 29,2 dagen, dat komt omdat als wij om onze eigen as draaien, de maan gewoon met ons mee draait. Er zijn 3 verschillende maancycli en het gemiddelde daarvan is 28 dagen. Sirius en de zon reizen samen door de melkweg en ontmoeten elkaar elk jaar op dezelfde tijd en op hetzelfde punt. Het is de enige conjunctie(samenstand) die ieder jaar op hetzelfde tijdstip plaats vindt op 26 juli. Daarom laten de Mayas de kalender beginnen op 26 juli. Opmerkelijk is dat Kerstmis op deze kalender altijd valt op vrijdag de 13e.
Het tellen van de Mayas is afgeleid van het totaal aantal vingers en tenen. Ze werkten met twintigtallen. Het getal 0 is ook het getal 20. De tijd begint bij 0 (Galactic Notation). De Mayas waren het eerste volk dat de nul gebruikte. Ze hadden een telsysteem van streepjes en balletjes. Alle Mayakalenders werken met de getallen 13 en 20. Je hebt een wiel van 13 tandjes en een wiel van 20 tandjes die in elkaar draaien, na 260 dagen staan deze wielen weer in dezelfde positie. Zo kun je een kalender van 260 dagen maken. Deze kalender wordt ook de Tzolkinkalender genoemd. Ook in de astrologie zie je steeds dat planeten na 260 dagen weer op hun plek staan. Er zijn 4 seizoenen van 13 weken, je hebt een cyclus van 52 dagen, 52 weken , 52 jaar en een cyclus van 5200 jaar. 5200 Jaar geleden begon onze geschiedenis met de cultuur van de Egyptenaren, precies bij het begin van deze lange-telling-kalender van de Mayas. Dat is een 5e deel van een hele grote cyclus, namelijk die van 26000 jaar, de zg. Precessiecyclus.
Waar bevindt zich onze planeet in het zonnestelsel? Dat is aan het eind, aan de rand van de spiraal van onze melkweg, maar ook aan het eind van het universum met zijn miljarden melkwegen. Door verdichting en condensatie na de big bang kwamen er steeds zwaardere elementen. Planeten en sterren, zegt dhr Toonen, zijn allemaal levende wezens. Er is eerst leven uit verschillende bestanddelen samengesteld, dan organisch leven en dan een voor-bewust leven. Uiteindelijk wordt de materie steeds dichter en wordt het zich bewust van zichzelf. Dat is de stap waar we nu voor staan. De kleinste entiteit is de mens, een vonkje van goddelijk vuur. God kon zich niet bewust in kleinere stukjes opdelen. Je bent hier namens God om mee te maken hoe het is zonder God.God wordt zich bewust in de materie zelf en dat mogen wij doen. De schepper schept zichzelf, wat wij ons niet kunnen voorstellen. Het is het spel van de vrije wil, een experiment.
De Mayas waren bezig met synchroniteitsmetingen, het maken van cycli. Volgens de Maya kalender komt er nu weer een nieuwe cyclus. Na 26000 jaar komen we in 2012 op één lijn met de bron waaruit alles voortkomt en zijn we weer bij 0. Je kunt zeggen dat is het einde der tijden, maar het is een einde aan een tijd zoals wij die kennen. Eigenlijk is er maar één tijd en dat is nu. De 0 tijd. Verleden is geweest en toekomst is er nog niet. Verleden, heden en toekomst gebeuren in het nu. Wat gaat er gebeuren in 2012? Dat maken wij nu uit. Het zal een tijd zijn waarin iedereen zich weer kan herinneren wie hij was en zijn dromen kan realiseren. Het is een tijd, zegt Peter Toolen, waarin iedereen zijn helderziendheid terug gaat krijgen, want daar ben je mee geboren.Het enige wat verandert in het universum is het bewustzijn. Het bewustzijn stijgt. Omdat er steeds meer gebeurt lijkt het of de tijd steeds sneller gaat.
Eigenlijk is onze planeet zo langzaamaan van een hele dichte materie geworden.Vroeger waren de grootste gebouwen de tempels, tegenwoordig zijn dat de banken. Wij zijn nu zover in de materie afgedaald dat we niet verder meer kunnen en dan keren we als vanzelf weer terug naar het licht. Door dualiteit konden we ons losmaken van het goddelijk licht en konden we ons onderscheiden als vonkje.
In 2012 komen we op één lijn met de bron waaruit alles voortkomt, iedere 26000jaar. En dat punt naderen we nu, aldus Peter Toonen.
*Boeken van Peter Toonen: 1. Wat wisten de mayas? ; 2. De Natuurlijke Tijd; 3. Het einde van de gestolen tijd
Constantijn Huygens werd op 4 september 1596 geboren in Den Haag, waar hij, op 26 maart 1687, ook is overleden. Hij was een groot dichter en een begaafd schilder. Tevens was hij musicus en componist. Hij reisde veel en had o.a. contacten met Spinoza en Descartes. Hij behoorde tot de culturele elite.
Nieuwjaerswensch
Het Oude Jaer is om, wat vlijen sich de menschen met mallen overvloed van onverstandigh wenschen.
Wenscht boven allen, wenscht te leven in het Nieuwe Jaer, of elcke dagh uw eerst en elck uw laetste waer.
Prof. Dr. A. v.d. Meiden uit Nijverdal, is oud hoogleraar Communicatiewetenschappen en PR. en ook predikant en vertaler van de bijbel in het Twents.
Twente is het oostelijke gedeelte van de Nederlandse provincie Overijssel .Na de tsunami, met kerst een jaar geleden, maakte Prof. Dr. Anne van der Meiden dit mooie gedicht in de streektaal, de taal van de regio waar ik woon. Ik denk dat dit niet al te veel moeite oplevert.
God löt nich lös .
God löt nich lös, zien leefde höaldt oons vast,
Zien hartzal biej zien eagen schepping blieven,
Ok as t water oet de deepte wast,
En meansen in nen wissen dood zal drieven,
Wat wiej in t kleane veur de meansen doot,
Dat maakt Hee Groot.
-----
Is God nich völs te hoog veur oons verstaand?
Hoo komt wiej roadsel van t kwoad te wetten?
Wiej zeet wal wat het water döt met t laand,
Met meansenkeender, meer hoo mo-w dat metten,
En as wiej vroagt: woarum dat grote leed,
Kriew gin bescheed.
-----
Sprek Hee wal deur de macht van de natuur?
Kö-w n hogen God zon meansenraamp tooschrieven?
Is Hee nich doar, woar wiejleu hölpe stuurt,
Woar leefden zoarg kort biej t leed weelt blieven?
Carien Rietberg gaf voor onze geloofsgemeenschap Aan de Regge een lezing over:
De Barmhartige Samaritaan, hoe om te gaan met agressie en terrorisme in deze tijd.(Lucas 10 ; 25-37)
Hoe kunnen wij met agressie en terrorisme leven zonder ons mee te laten slepen door angst en machteloosheid? We moeten heel sterk zijn om ons niet door de media te laten hypnotiseren. De bijbel, zegt zij, is voor haar geen historisch verslag. Ze ontkent niet dat het niet historisch gebeurd kan zijn, maar volgens haar is het niet de bedoeling om het alleen te lezen op het bewustzijn van de tijd, de historie, his-story, maar we kunnen het ook bekijken vanuit her story. We gaan deze morgen het verhaal van de Barmhartige Samaritaan proberen te beleven vanuit her story, vanuit de vrouwelijke intuïtieve energie. We kunnen het namelijk ook zo zien, dat de bijbel, en speciaal het Nieuwe Testament, de droom van God is. Maar de droom van God is ook de droom van ieder mens vanuit het hogere Zelf in ons. Op hoger niveau is er geen scheiding tussen ik en de ander. Het is dus ook ons verhaal. We dromen ónze werkelijkheid zoals die in óns leeft en iedereen kan die werkelijkheid weer anders beleven. De Barmhartige Samaritaan In barmhartig zit het woord baren. Wij baren uit ons hart. Barmhartigheid is een appèl (of 'appel'?) op de mens om vanuit je hart, vanuit je hogere liefde in het leven te staan. De vier evangelisten uit het Nieuwe Testament beschrijven allemaal een proces van ons. In dit verband gaat Carien de verschillende chakras, de energiecentra, langs. Ieder chakra hoort bij een van de evangelisten. Lucas beschrijft het chakra van het hart, dat bereiken we pas als we de voorafgaande chakras doorgegaan zijn. Lucas is de enige evangelist die het verhaal beschrijft van de Barmhartige Samaritaan. Alleen in je hart kun je het onacceptabele accepteren. In het verhaal komen we de wetgeleerde tegen die Jezus wil verzoeken. Hij vraagt: Meester wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? Wat is de wetgeleerde in ons? De wetgeleerde is altijd iemand die alles zwart wit ziet, volgens de wet leeft. Het is dat deel in ons dat alles alleen ziet uit de horizontale- of tijdsdimensie. Het probeert altijd dat wat eeuwig is naar beneden te halen en kritiek op te hebben. Jezus antwoordt: Gij zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart,met geheel uw ziel , met geheel uw kracht en met geheel uw verstand en uw naaste als uzelf . Vier dingen, het is een vierheid. We kunnen vier lichamen onderscheiden. Het bovenste lichaam is het spirituele lichaam, dan komt het mentale lichaam, gevoelslichaam en het stoflichaam. Al deze lichamen moet je leren liefhebben. En uw naaste als uzelf. Als er geen ik en ander bestaat wie is dan je naaste? Met als uzelf wordt bedoeld je goddelijke Zelf. Wie is de naaste van je hoger Zelf? Dat is je eigen lager zelf, dat menselijke deel in je waaruit je aardse emoties en gedachten voortkomen. Je moet primair jezelf leren accepteren en liefhebben. Het Hebreeuws woord voor naaste en het kwade is identiek. Het kwade is je schaduwlichaam. Dit heb je nodig om bewust te worden van je lichtlichaam. Je kunt pas mild zijn voor de ander als je mild naar jezelf kunt kijken. Als jezelf iets afwijst in de ander, wijs je dat ook in jezelf af. Als je kritiek op de ander hebt, doet die iets wat jij jezelf niet toestaat. Jezus zegt doe dat en gij zult leven.De wetgeleerde vraagt: Wie is mijn naaste? Jezus verhaalt dan: Een zeker mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho. Jeruzalem kun je stellen voor je innerlijke hart. Het is ook de stad van de vrede. Jericho is het woord voor maan het aardse. Hij daalde af van de zon naar de maan, uit de eeuwige bron naar die dimensie waar de tijd heerst.Dan vallen we in de handen van rovers.Dat wil zeggen dat we ons laten beroven van het bewustzijn van de verbinding met de bron. Elke angstgedachte heeft ermee te maken dat wij op dat moment de verbinding met onze bron niet voelen, want in het Zijn mag alles zijn. We blijven halfdood liggen. Dan staat er: Bijgeval daalde een priester af langs de weg, hij zag hem, maar ging aan de overzijde voorbij. De priester is dat deel in ons dat de goddelijke kern symboliseert. Afdalen is altijd van het hogere naar het lagere. De priester in jou, je goddelijke kern, is altijd bij je , maar mag niet ingrijpen.Hij omhult je met zijn liefde, maar gaat aan de overzijde voorbij. Hij is de bron van je bestaan, maar wij hebben de verbinding verbroken. Dan komt de Leviet. Hij behoort tot de priesterklasse. Hij is de verbinding van de priester met de mens die we zijn. Hij brengt de priester in ons dichterbij. Hij loopt al meer met ons mee, maar mag ook niet ingrijpen en gaat ook aan de overzijde voorbij. Dan komt de Samaritaan en hij werd met ontferming bewogen. De stad Jeruzalem, kun je zien als je hoger Zelf en de stad Samaria voor je lager zelf. In het Hebreeuws hebben ze een getalswaarde en die getalswaarde is voor beide hetzelfde. Ze zijn in wezen één. In ieder mens moet die barmhartigheid, die ontferming, die liefdekracht geboren worden. Het is het openen van je hartchakra. We hebben te leren het onacceptabele een plek te geven. De Samaritaan doet olie en wijn op de wond. Olie heeft in het Hebreeuws hetzelfde woord voor het getal 8 als voor hemel. In een 8 (lemniscaat) gaan het hogere en lagere geïntegreerd samen. Wijn is het getransformeerde bloed. Het is de volledige verbinding met je eigen hoger Zelf. In de herberg stelt De Samaritaan de waard 2 schellingen ter hand. De herberg is voor ons ons rustpunt in het dagelijks leven; 2 is het getal van de dualiteit, het eeuwige deel en het tijdelijke deel. Als het meer gaat kosten zal de herbergier later meer krijgen. Dat wil zeggen, als het je te veel wordt komt de Barmhartige Samaritaan altijd weer terug. Hij zal weer helen en je verbinden, de olie en de wijn erop doen enz. Dan vraagt Jezus: Wie van de drie is de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen? Het antwoord is dan: Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen. Dit verhaal is heel symbolisch. De verandering in de wereld, zegt zij, zal nooit van buitenaf komen, de verandering moet komen vanuit je eigen hart. Het is boeiend dit verhaal eens vanuit een andere hoek te bekijken.
Carien Rietberg houdt zich bezig met astrologie en kabbala en volgde verschillende andere opleidingen, zoals dromenworkshops en workshops over tekeningeninterpretatie. Zij wordt vooral geïnspireerd door de Engelsman Ronald Beesley, wiens White Lodge-cursussen ze volgde over spirituele psychotherapie.
Het zal weer gaan als alle andre jaren : wij voelen nog wel wat vertedering om t Kind, en om Maria die moest baren terwijl ze nergens onderdak ontving.
We zullen nog wel aan de herders denken en aan de wijzen want dat maakt ons blij ; wij zouden God niet graag op Kerstmis krenken, en wat gewijde sfeer dat hoort erbij.
We gaan ook naar de kerk, om weer te horen van grote blijdschap, die t heelal omvat ; wij prijzen t orgelspel, de zang der koren,
en dan heeft Gòd het meeste wel gehàd .
Daarna gezellig eten met zn allen; dat is een hoogtepunt, als ieder jaar. Wij willen maar niet denken aan de stallen waar mensen wonen, bovenop elkaar.
Wij laten ons genoegen niet bederven door de gedachte aan ellend en dood : Kerstfeest is feest van léven, niet van sterven, we horen al genoeg van zorg en nood.
We vieren feest: de kerstboom staan in t midden, beseffen in een flits soms ons tekort ; op zon moment kun je alleen maar bidden dat ook dit feest ons weer vergeven wordt
Martin Buber, joods godsdienstfilosoof, werd op 8 februari in Wenen geboren en stierf op 13 juni 1965 in Jeruzalem. Vanaf 1903 begon Buber zich bezig te houdenmet het chassidisme, een richting binnen het orthodoxe jodendom, ontstaan in het begin van de 18e eeuw en waarvan de oorsprong in Polen te vinden is. Hij werd een van de belangrijkste onderzoekers en verzamelaars van deze traditie.
Het chassidisme is gebaseerd op de gedachte dat alles vervuld is van Gods aanwezigheid en dat het hierdoor mogelijk is om vanuit de dingen van het gewone leven te komen tot de hoogste extase.
In iedere generatie is hij er, de Baalsjemtow
Eens zaten verscheidene chassidim van rabbi Chajim van Kossow s avonds in diens leerhuis en vertelden elkaar verhalen van wijzen, van tsaddikim, voornamelijk van de Baalsjem, de man van de goede naam. Omdat zowel het vertellen als het luisteren zo boeiend en zo goed was, zaten zij er na middernacht nog bij elkaar. Opnieuw werd er een verhaal verteld van de Baalsjem. Daarna slaakte een ander een diepe zucht en zei voor zich uit: Och, och, waar vind je tegenwoordig nog zo iemand!
Op hetzelfde ogenblik hoorden zij voetstappen op de houten trap van de woning van de tsaddik afkomen.
Reeds ging de deur open en in het korte huisjasje dat hij s avonds altijd droeg, stond rabbi Chajim op de drempel. Jullie dwazen, zei hij zachtjes, in iedere generatie is hij er, de Baalsjemtow alleen was hij toen openlijk aanwezig en nu verborgen. Hij deed de deur dicht en ging de trap weer op. Zonder een woord te zeggen bleven de chassidim daar zitten.
(uit ChassidischeVertellingen van Martin Buber) Zie ook in mijn blog Kabbala en de ziel, het laatste stukje (10 okt.05)
Bidden (uit: De Spreuken van broeder Egidius, een van de eerste volgelingen van Francisus van Assisi)
Iemand vroeg broeder Egidius voor hem te bidden. Deze vroeg: "Waarom vraag je van een ander wat je zelf kunt?" De man antwoordde: "Ik ben een zondaar en jij een heilige. Jij zult eerder verhoord worden." Broeder Egidius zei: "Als alle pleinen van Perugia vol goud en zilver lagen en iedereen mocht er zoveel van nemen als hij dragen kon, zou je dan een ander sturen of zelf gaan?" "Ik zou niemand anders vertrouwen en zelf gaan", antwoordde de man. "Zo is het ook met God", zei broeder Egidius. "Heel de wereld is vol van Hem en iedereen kan Hem vinden. Ga daarom naar Hem toe en stuur geen ander".
----------------------
Bidden
Het geloof van mijn vaderen speelt allang geen rol meer in mijn bestaan. Sterker nog, ik heb het officieel en administratief afgezworen, volgens een calvinistische drang naar orde en eerlijkheid. Toch zijn er momenten dat ik het mis. Bij ziekte, operaties of ander groot ongemak wil ik... ja wat wil ik? Ik wil iets doen. Bidden helpt, daar ben ik mee opgegroeid. Maar bidden is voor afvalligen niet meer weggelegd. Gelukkig is er familie die zich nog in de schoot der kerk bevindt. Ik bel hen op, ik vertel hun mijn leed en ik weet zeker dat zij nog diezelfde avond voor mij en mijn geliefde op de knieën gaan. Ik schaam mij niet voor deze handelwijze, ik kom er hier zelfs rond voor uit. Hoewel er een zeker risico aan kleeft: als God, die alles ziet, deze krant onder ogen krijgt, kan ik het voortaan wel vergeten. Simone Kramer (uit een NRC van 2001)