Hells angels
Op weg naar het clubhuis zie ik dat er mot van gaat komen. Overal combi’s, tanks, bazooka's. Zelfs de koeien hebben ze uit de wei gehaald en vervangen door gehurkte mannen met moustachen. Ik weet dat ze allemaal naar me kijken. Getverderrie, denk ik, het gaat hier stinken. Ik schuif mijn stofbril over mijn vliegeniershelm en roep tegen Anna (dat is ons lief): Anna, houd u vast aan mijn mast, want ik ga optrekken. Anna antwoordt niet, en dan herinner ik me ineens dat ze met Juul meegereden is. Verdomme, denk ik, ik sta er weer alleen voor. En dan zeggen ze in de club altijd dat we aan één streng moeten trekken. Ja, aan Juul zijn streng zeker. Allez, we gaan hier Davy Crocket weer spelen. Een tegen allen. Ik zet mijn voet aan de grond en klots wat over en 't weer om te horen of ik nog naft genoeg heb. Een machtige bak, zo'n Harley, maar een klein tankske. Enfin, zo een beetje zoals ik, om de vijf minuten moet ik ook aan de kant, vooral als ik een pilske gedronken heb. Ik denk dat Anna daar een beetje op afgeknapt is. Het klotst nog stevig tussen mijn benen en dat geeft me een gerust gevoel. Ik geef wat gas om de moustachen te doen schrikken. Zie die klakskes wiebelen in de gracht! Dat hebben ze hier nog niet meegemaakt op den buiten. Ho, wat gas terugnemen, Gust. Niet overdrijven. Easy does it, zuinig met die naft. Verdorie, van al dat getril begint mijn blaas te werken. Niet aan denken, keep cool. Oké, ik pruttel tot bij die combi aan de bocht en we zien wel wat er van komt. Vroem vroem, pruttel pruttel. Zie ze loeren die mannen. Ze zijn natuurlijk jaloers op mijn machien! So far so good. Zou ik toch effe afstappen? Maar stel dat ze mij naar het bureau meenemen. Ik zou begot alles bekennen om maar van mijn volle blaas vanaf te zijn. Zo hebben ze brother Pol van Antwerpen zitten gehad met zijn kriebelhoest. Een stoere gast, maar hij kon niet zonder zijn hoestbollekes. Hij zit nu nog altijd voor wapenbezit, drugs en het in het gezicht hoesten van een gendarme. Nee, mij niet gezien. Ik nader de combi. Hij is pas gewassen. Dat doen ze altijd bij een raid. Ik passeer ze zonder opzij te kijken. Vrij baan! Nog een kilometertje en ik ben op kot. Onderweg begin ik me af te vragen waarom ze me zo gemakkelijk lieten gaan. Ik zet me opzij van een schuur en begin te denken terwijl mijn blaas leegloopt. Als ik mijn rits dicht zip weet ik het: ze willen Tuur, de president pakken!
Maar daar zal ik een stokje voorsteken, of mijn naam is niet Gust Vandendurpel! Ik zwaai mijn been over de Harley en zet mijn stofbril op. Vroem! Dat klinkt lekker. O.K., what's the plan? Ik blijf even grimmig zitten pruttelen, wachtend op een gedachte. Er komt een vlieg op mijn bril zitten en ik jaag ze nijdig weg. Ik heb geen plan.Verdorie, ik heb geen plan! Hoe moet ik de president verwittigen? Was brother Juul hier maar, in plaats van met Anna in een gracht te zitten vozen. Juul, die is goed in denken. Juul, die zou er wel iets op vinden. Maar Juul is hier niet, dus moet ik het denkwerk doen. Zo, dat was toch een gedachte, of niet soms? De vlieg komt terug op mijn bril zitten, maar ik jaag ze niet meer weg, want ik krijg weer een gedachte. Ik blijf als verlamd zitten. Stel, denk ik, dat die van de televisie er zijn. Stel dat ze de raid komen filmen. En ik heb mijn haar niet gewassen vanmorgen. En misschien kijkt mijn moeder wel, en die is tachtig jaar, maar nog altijd proper, die overleeft dat niet. Ik stap af en loop rond de schuur. Ergens moet er hier water zijn. Niks niemendal. Vuilaarden zijn het, die boeren. Ah, toch! Een pomp om de koeien te laten drinken. Ik schiet mijn vest uit en spetter het water over mijn lijf. Dat frist op! Nu mijn kop nog en dan ben ik een fris gewassen gast. Ik zing een piratenliedje dat ik nog ken van mijn schooltijd. Zestien man op de kist van een dode. Het was mijn lievelingslied, omdat we van onze meester altijd om ter hardst mochten brullen. Ik begin me met een zakdoek droog te wrijven en verschiet me een ongeluk: mijn witte zakdoek is rood, en geel, en blauw! In paniek grijp ik naar mijn borst. Mijn ecolinen tatoeage! Mijn colours! Weg! Mijn hoofd begint te bonken en mijn blaas schiet vol, zodat ik snel tegen de schuur moet gaan staan. Ik voel me naakt zonder mijn colours en vervloek mijn eigen stommiteit. Stom, stom, stom, stom! brul ik. Maar dan word ik wat ongerust en kijk zenuwachtig rond. Die paparazzi zitten overal, stel dat ze me hier zo zien. Zonder iets aan. Ik vlieg naar mijn vest en bedek mijn kale borst. Zip, alles verstopt. Ik moet er aan denken, als ze me pakken, dat ik mijn vest aanhoud. Juul, Juul, waarom bent ge niet hier? Gij die zo mooi kunt tekenen. Met een viltstift doet Gij wonderen.
Wat zit ik hier nu te doen? Op mijn lui gat, met mijn rug tegen de muur van een schuur? Ik zit verdorie in een depressie. Ik heb er al veel van gehoord, en nu heb ik er een. Mijn moeder had er een toen ze zestig werd. Nu ben ik oud, zei ze toen 's morgens wakker werd. Ik denk dat ik maar wat blijf liggen. Ze is drie jaar blijven liggen, want het was een serieuze depressie. De dokter zei nog: Zoiets graafs heb ik nog niet meegemaakt, en ik heb al veel meegemaakt: twee oorlogen, drie vrouwen en mijn knie ontwricht in een vriendschappelijke match tegen de verpleegsters, maar zoiets? Nee, nooit. Misschien zit het wel in de familie en dan sta ik er goed voor: dan blijf ik hier drie jaar op mijn gat zitten. Mijn moeder, die werd tenminste nog gevoederd door mijn oudste zuster, die was toch voor niks anders goed. Maar mijn geval, dat kan op een drama uitlopen. Binnen drie maanden sta ik in de Gazet van Antwerpen: "Geheimzinnig geraamte van biker met stofbril gevonden. Zonder colours." Ik heb verdorie geen fut meer, 't is precies voodoo: ik was mijn kleuren eraf en ik zak ineen als een patattenzak. En die mottige vlieg op mijn stofbril, die profiteert ervan. Al goed dat ik me nog gewassen heb, dan kunnen ze me tenminste proper afleggen.
Ik denk dat het al na de middag is. Als ik hier nog lang blijf zitten, rollen ze onze club op. Had ik maar terug macht. Ik heb zo eens een film gezien over ridders, die moesten een graal halen of zo. En een van die gasten die had ook zo een depressie zoals ik, maar die is er bovenop gekomen. Parsifal heette die gast. Hij moest die graal halen van Artuur, omdat Engeland zonder elektriek zat of zo, ik heb het nooit goed begrepen. Potverdorie, de president gaat pisnijdig zijn als ze zijn elektriek afsluiten, ik moet hem gaan verwittigen. Als ons club weg is, wat moet ik dan 's zondags gaan doen? Naar de voetbal? Met moeder de vrouw gaan wandelen in het bos? Ben ik nu verdomme een biker of ben ik er geen? STA RECHT, zeg ik. STA RECHT, GUST VANDENDURPEL, ARTUUR HEEFT U NODIG! Hm, dat helpt niet, zo'n peptalk. Juul zou hier moeten zijn, die is daar goed in, maar hij heeft natuurlijk wat anders aan de hand. Bij Juul gaan de vrouwen altijd voor. Laat Gust maar wegrotten tegen zijn schuur. Broederschap, laat me niet lachen! En stoefen dat die gast kan! Dat hij de rechterhand is van de president en zo. Dat hij het meest kan zuipen en echte tatoeages heeft. Wedden dat hij nu het anker op zijn gat aan 't laten zien is aan Anna? Vroem, vroem, vroem! Wat is dat schoon geluid? Een luchtgekoelde tweecilinder in V-vorm? Ben ik in de hemel? Nee, ik zit nog altijd op mijn gat tegen de schuur, en zie Juul voorbij snorren op zijn low rider, Anna hysterisch gillend achterop. Juul, die met mijn pluimen gaat lopen, Juul die de held van de dag wordt, Juul, de rechterhand van Artuur. IK HAAT JUUL! Ik veer recht. Mijn hoofd begint te kloppen en mijn blaas schiet vol, maar ik let er niet op. Het gaat nu tussen Juul en mij. Mijn machien staat nog te pruttelen. Volle gas, Gust, zeg ik. Het is nu of nooit.
Juul heeft een zwaardere machine dan de mijne, maar de mijne is kwieker, ligt gemakkelijker in de bochten. En er zijn veel bochten. Ik scheur zoals ik nog nooit gescheurd heb. Zo' n vijfhonderd meter verder krijg ik Juul in mijn vizier. Hij begint zenuwachtig achterop te kijken, hij weet dat ik het voordeel van het gewicht heb. De volgende bocht gooit hij Anna er af. Ik probeer haar niet te raken, maar wijk niet van mijn ideale lijn af. Ze heeft geluk en krijgt alleen maar een tik van mijn echappement. Juul ligt nu plat over zijn stuur en perst er alles uit. Ik zie een stukje van het anker op zijn gat. Zo, zo, denk ik, meneer wil het vuil spelen? Ik schroef mijn naftstop eraf en gooi hem naar zijn anker. Hij schrikt en verliest, net voor de laatste kwaaie bocht, zijn evenwicht. Recht het decor in! Ik vertraag even om te zien of de low rider ongedeerd is. Misschien wat krassen op de zadeltassen, en dat stuur dat door Juul zijn hoofd steekt komt ook niet meer goed. PARSIFAAAAL! roep ik. Triomfantelijk rijd ik het terrein van de club op.
De rest weet u: de gendarmen legden beslag op tachtig machinegeweren, vier bazooka's en 1 kernkop die we vergaten weg te foefelen, maar het zware materieel kregen ze niet te pakken. Op die dag won ik alles: de low rider van Juul, een gratis restauratie van mijn ecolinen tatoeage en natuurlijk ook Anna. Toen Juul in het gasthuis lag te bekomen van zijn accident, kwam Anna bij mij uithuilen. Ze miste de low rider tussen haar benen zo erg dat ze er zot van werd. En of ze er bij mij vanachter niet mocht opkruipen. Ge kent dat. Nu, ze hinkt nog wel lichtjes vanwege mijn echappement, maar voor de rest mag ze er nog zijn. Ik moest dus niet lang nadenken. Kom op zei ik, een low rider zonder meid is als een paard zonder kont. Ik weet wel hoe ik die meiden moet sweet talken. Sindsdien zijn wij dus een koppel. En Juul? Die recupereerde rap, maar de dokters lieten het stuur door zijn hoofd maar zitten. De brothers vinden het wel koddig en Juul zelf loopt er mee te stoefen in ons stamcafé, doet elanden na en zo. Het brengt een centje op en hij doet er niemand kwaad mee. Ik was natuurlijk de held van heel de historie. Toen de flikken afdropen, mocht ik bij de president komen. Gust, zie hij, waarmee kan ik u plezier doen. Zeg het, en ge hebt het. Ik vroeg eerst of ik mijn naam in Parsifal mocht veranderen. Daar beginnen we niet mee, gromde Tuur. Alle bikers moeten venten-namen hebben. Ik weet iets beters: ik maak u mijn rechterhand. Ja, dat werd een probleem toen Juul terug kwam. Met dat stuur door zijn hoofd deed hij zo dwaas dat niemand het hem durfde te vertellen. Zo komt het dat Tuur nu twee rechterhanden heeft. Met Tuur, Juul en mezelf aan het hoofd kan het niet anders of onze club wordt groot, heel groot. Let op mijn woorden: volgend jaar gaan we Europees.
auteursrecht: Jules Grandgagnage
|