Twee piccolos, twee meergraantjes en een grote witte gallette.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dat is de standaardzin van iedere zaterdagochtend. Sinds we, mijn madam en ik, reeds jaren terug, beslist hebben om ieder om beurt de zaterdagochtend onze verse broodjes te halen is deze zin nog nooit veranderd, het is voor ons een zalig moment om smorgensvroeg onze broodjes te eten. Er achter gaan daarentegen is niet altijd zo zalig, tis vroeg, tis koud, tsneeuwt, tregent of tis veel wind, alleen in de zomer kan het aangenaam zijn om van in je bed de auto in te stappen op zoek naar brood. Daarom hebben wij een toerbeurt ingeschakeld, anders was het altijd bibi, den dezen hier, die mocht vertrekken.
Wanneer het mijn toer is profiteer ik er altijd van om eerst naar de bank ernaast te gaan om mijn financiële voorzieningen op peil te houden, ik moet nu en dan mijn pintjes kunnen betalen hé, dus vertrek ik altijd ietsje vóór zeven uur, en steevast staan er daar voor de bakker reeds een viertal oude menskens in rij te wachten, enfin
oude menskens, ze zijn misschien tien jaar ouder dan ik, het zijn drie mannen en een vrouwke, allemaal op hun horloge kijkend, die allemaal verschillend staan, en commentaar gevend op het horloge van de bakker ,want die loopt steeds vóór of achter. Steeds zijn het dezelfde mensen en ik denk altijd, wanneer ik dan van de bank kom, moesten ze nu 10 minuutjes later vertrekken van thuis zouden ze even rap hun brood hebben en zouden ze hier niet in de koude, de regen, de sneeuw en de wind moeten buiten staan trappelen. Na nog enkele minuutjes, klokslag zeven uur, gaan de luiken omhoog, dat is het sein om de rij te vormen, de eerste gaat dan vlak voor de deur gaan staan gevolgd door nummer twee, drie en vier, het is duidelijk dat er geen één zal voorbij steken hé, die vier vertrouwen elkaar na al die jaren nog steeds voor geen haar heb ik de indruk, het is altijd fascinerend om ze bezig te zien. Het is eveneens een zalig moment om smorgens die bakkerij binnen te komen, de sfeer, de reuk en de warmte, het zicht op al dat lekkers, het is bijna een sacraal moment. De bakkerin kent duidelijk haar pappenheimers want ze verwelkomt ze ieder met de voornaam, een gezellig gesprek komt op gang, zo van:
Ha, Julien, en oe goat nu mè joen? Is je galle weer in ordre?
En oe ist mè joen,jullienne? Zien de kozientjes alwéére opgekommen dè? Kzient an joen gank;
Of Awèl, Gérard, je ziet den derden vandaage, hèt je laten kloppen hé
Waarop dan een héééééle uitleg volgt, en de bestellingen worden gelukkig eveneens doorgegeven
bestellingen, ge moogd gerust zijn, elk van de vier brengen waarschijnlijk voor hun ganse straat broodjes mee, met drie à vier zakken verlaten ze stuk voor stuk de bakkerij,
ik vrees er een beetje voor dat dit het enige vriendelijk gesprek is dat ze hebben de gehele dag, ze doen dat voor het beetje interesse en drinkgeld denk ik. Uiteindelijk, na een half uur, is het aan mij, ondertussen staat er achter mij eveneens een lange rij te wachten. Geladen met mijn twee piccolos, twee meergraantjes en de witte galette, spring ik terug in de wagen en vandaag moet ik nog naar de tweede bakkerij, een honderd meter verder, voor mijn madam, want zij moet een klein volkorenbroodje hebben, en dat mag van geen enkele andere bakker komen, al die andere bakkers kennen daar niets van
volgens mijn vrouwtje, enfin
eigenaardig dat het steeds tijdens mijn beurt is dat ze zonder valt, want daar staan ze ook al tot buiten aan te schuiven. Ge houdt het niet voor mogelijk hé, wanneer ik aan de mensen vraag hoe lang ze slapen, hoor ik ze steeds ha, tot acht, negen, sommigen tien uur antwoorden, ik voel me dan met mijn opstaan van zes uur een beetje abnormaal, maar
wat doen al die mensen van smorgens zeven uur al aan die bakkerijen dan. OK, ik sta dan maar weer te wachten hé, in deze bakkerij is het ietwat stiller, vriendelijk lachend bestellen de twee vrouwen vlug hun klanten, alles gaat heel efficiënt te werk en een paar minuten nadien ben ik terug op weg naar huis. Thuis gekomen heeft mijn madam reeds plaatsgenomen aan tafel met een pot heerlijk geurende koffie die ik in een rush nog gemaakt heb vóór ik vertrok, ik geef die zakjes brood aan haar, schenk koffie in voor mezelf en
.nú is eindelijk het moment aangebroken zie
mijn vrouwtje neemt de twee piccolos uit de zak, snijdt ze door, doet boter op, legt er een sneetje jonge kaas op,
legt de twee helften op elkaar (ondertussen loopt het speeksel met liters in mijn mond) en met een liefdevolle blik legt ze de beide broodjes voor mij, de geur van vers gebakken brood verspreid zich in de keuken
.Dát hé, mensen,
dát is het hé, tezamen eten we dan die broodjes op, genietend tot in de toppekes van mijn tenen,
en dan voel ik mij
gelukkig, zalig, geborgen, knus, plus nog een tiental andere euforische gevoelens. Ik versta op dat moment van géén kanten hoe sommige mensen hun pap kunnen koelen met koude cornflakes of zelfs van helemaal niets. En het bewijst nóg maar eens, dat er niet veel nodig is om je goed in je vel te voelen, je moet het alleen wíllen voelen, en het geluk niet te ver gaan zoeken,
juist tot aan de bakker om de hoek.
Tot ziens,
|