Lang geleden, als klein kind was het bij mijn ouders de gewoonte om, bij het slapen gaan, elkaar een kruisje te geven op het voorhoofd met de geprevelde woorden God zegene je en bewaar je. Deze gewoonte stierf bij mijn tienerjaren geleidelijk uit, en uiteindelijk vergat ik dat helemaal, tot een tiental jaren terug toen mijn twee kleinkinderen (een tweeling) geboren werden. Ik zag dat mijn schoondochter haar kinderen bij het slapen gaan een kruiske op hun voorhoofd gaf. Het was mooi om te zien, het ontroerde mij echt en in een oogwenk herinnerde ik mijn veilige kinderjaren terug.
Ik had tot die tijd altijd een onwennig gevoel bij kinderen, nooit wist ik goed wat te doen, en van hun gebrabbel verstond ik ( in tegenstelling met alle vrouwen) al helemaal niets. Dus ik trok mij altijd een beetje achteruit in het bijzijn van kleine kinderen, maar dat was buiten de waard gerekend, want van kleins af heeft die tweeling (Sven & Niels) mij uitgekozen en geadopteerd als hun lievelings pépé, hun speelgoed hondje, hun paard, hun beste kameraad, hun slaaf enz..xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het begon reeds zeer jong, nadat ze hun papfles gekregen hadden moesten ze beiden op mij liggen om hun boerke te laten, en steevast kwam met dat boerke nog een hoopje pap mee die altijd op mijn hoofd, mijn gezicht, mijn hemd terecht kwam tot groot jolijt van die twee. Daarna moest pépé paardje rijden rond de tafel, kilometers heb ik zo rond die tafel getoerd op mijn knieën.
Toen ze op hun potje zaten moest ik steeds naar hun prestaties kijken, iets waar ik eigenlijk niet goed tegen kan, en hoe groter hun productie hoe fierder ze waren. Naar de TV kijken was steeds een strijd van wie op mijn hoofd zou gaan zitten (niet steeds zonder gevaar want dan hadden ze dikwijls hun pamper niet aan) en wie op mijn schouder of mijn nek, en maar aan mijn haar trekken (ik heb er vele verloren in die tijd), aan mijn neus, mijn oren, in mijn oren, niets was veilig.
Later toen ze mee gingen wandelen in het bos heb ik zeker niet het goede voorbeeld gegeven, door nooit op de wandelpaden te lopen, achter de konijnen en fazanten aan te zitten, waarbij ze steevast in de bramen vielen, maar nooit weenden ze van de pijn want dan zouden ze waarschijnlijk niet meer mee gemogen hebben met hun pépé. Ook heb ik ze leren luisteren aan de bomen, je moest ons zien staan, met drie tegen een boom geplakt, de ogen toe en maar luisteren naar de stem van de boom.
In mijn garage heb ik hen getoond hoe zwaarden, pistolen, speren en bogen te maken in hout. Hoe ze nagels moesten in een stuk hout slaan, (waarbij ze steevast de grootste hamer moesten hebben) mijn vrouw durfde het soms niet meer aanzien toen ik ze toonde hoe ze met zeer scherpe beitels konden beeldhouwen in een stuk brandhout, maar nooit (ik houdt nu hout vast) hebben ze zich gekwetst en wanneer ze nu en dan eens op hun vingers sloegen sprongen hun traantjes dikwijls uit hun ogen van de pijn maar bij de vraag of ze zich hadden pijn gedaan was het antwoord steeds neen.
Die rakkers zijn nu bijna tien jaar en onlangs, nadat ik ze weeral eens op weg geholpen had op mijn computer, ging ik terug naar de keuken om een sigaretje te roken. Zonder dat ik er erg in had was er één terug meegekomen naar beneden en stond zo een beetje rond mij te dralen, ik zag direct dat hij iets wou zeggen maar niet goed wist hoe, uiteindelijk kwam het eruit, met een schuchter stemmetje vroeg hij aan mij pépé, zou het moeilijk zijn om te laten van roken?
Waarop ik antwoordde waarom vraag je dat?
ewel pépé, op school zijn er veel vriendjes waarvan hun pépé dood is door het roken, en ik zou jou graag nog zéér lang houden.
Ik werd er toch eventjes stil van en toen heb ik die kleine pruts beloofd om te stoppen met roken (ik kan ze namelijk niets, niemendal weigeren) van zodra een pakje sigaretten op 4,50 zou komen.
Maar die dag toen hij terug naar huis ging, voelde ik, toen hij een kus gaf, met zijn duim een kruisje maken op mijn voorhoofd, het ging echter zodanig vlug dat het toeval kon geweest zijn, maar enkele weken later, waarbij ze allebei de prijs op mijn pakje sigaretten bleven controleren, voelde ik terug, bij hun heengaan, een kruisje op mijn voorhoofd zetten, duidelijk ditmaal.
Dit heeft me gepakt, dit was de omgekeerde wereld, die kleine rakkers waren aan God aan het vragen mij te beschermen (toch een oude man in hun ogen) tot ik kon stoppen met roken.
Daar kun je toch geen nee tegen zeggen hé.
Pépé
PS: Ondertussen ben ik reeds zeven maanden rookvrij, ik heb niet gewacht op die verhoging van de prijs van een pakje sigaretten.
|