genealogie familie Rienties

Welkom op mijn blog over mijn voorouders, hun geschiedenis, de wereld waarin zij leefden, hun beroepen en andere wetenswaardigheden.
Heeft u aanvullingen, correcties, tips, foto's, bidprentjes of anekdotes dan hoor ik dit graag van u.
Breng ook een bezoekje aan mijn blog over de genealogie van de familie van Os, de familie van mijn moederskant.
Een link naar deze blog treft u aan in de kolom "mijn favorieten". Hier treft u eveneens een aantal andere zeer interessantes sites die ik graag met u wil delen.


Heeft u aanvullingen, opmerkingen, documenten of foto's, neem dan contact op via email

Mijn favorieten
  • Genealogie familie van Os
  • Genealogie familie Sala
  • Genealogie familie Iding-ten Bosch
  • Middeleeuwse literatuur
  • De digitale bibliotheek
  • Klassieke gedichten
  • Het verleden in beeld
  • Literatuurgeschiedenis

    Inhoud blog
  • Generatie III, Johannes (Jan) Rijntjes
  • Generatie II, Henricus Rijnties, zoon van Gerrit Willems Rijnties
  • Generatie I, Gerrit Willems Rijnties
  • Generatie IV: Johannes Rientjes, geb 1779, gehuwd met Joanna Jansen, zoon van Jan Rijntjes
  • Het verhaal van de oude eik
  • Te loopen in het jonge lentelicht
  • Beroepen: De blauwverver
  • Over de lakenidustrie
  • De kaart van Raalte
  • Over Raalte
  • De Gouden Eeuw
  • Pieter de Hoogh schildert Moedertaak
  • Constantijn Huygens schrijft Trijntje Cornelis
  • Muziek in de Gouden Eeuw, algemeen
  • Muziek in de Gouden Eeuw, de luit
  • Muziek in de Gouden Eeuw, tabulatuur van de luit
  • Besmettelijke ziektes in de Gouden Eeuw
  • De Pest
  • Over hygiëne in de Gouden Eeuw
  • Kinderen uit het huwelijk van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts
  • Beroepen: de landbouwer
  • Monumenten: Het voormalig wachthuis van de postkoets
  • Beroepen: De schoenmaker
  • Kinderen uit het huwelijk van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink
  • Kinderen uit de huwelijken van Johannes Rijntjes
  • Huwelijksakte Johannes Rientjes en Joanna Jansen
  • Overlijdensakte Johannes Rientjes
  • Bevolkingsbestand 1850-1859, gemeente Avereest
  • Kinderen uit het huwelijk van Jan Rientjes en Janna Jansen
  • huwelijksakte Hendrica Rientjes en Johannes Rientjes
  • Als in het leven een deur voor je dichtgaat,
  • Elke dag
  • Bronvermelding

    Foto


    Zoeken in blog


    Archief
  • Alle berichten

    Foto



    een interessante hobby waar ik al veel van heb geleerd
    15-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verhaal van de oude eik
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Symbolisch voor mijn stamboom, een oude eik.
    Hierbij een verhaal dat hier heel goed bij past.

    Hans Christian Andersen - De laatste droom van de oude eik

    Er stond in het bos, hoog op de helling bij het open strand, zo'n echt oude eik, hij was precies driehonderd vijfenzestig jaar oud, maar die lange tijd was voor de boom niet meer dan even zovele dagen voor ons mensen. Overdag zijn wij wakker, 's nachts slapen en dromen wij.

    Met een boom is het anders gesteld: in de lente, de zomer en de herfst is de boom wakker, en pas tegen de winter begint zijn slaap, de winter is zijn tijd van slapen, dat is zijn nacht na de lange dag, die lente, zomer en herfst heet.

    Heel wat warme zomerdagen hadden de muggen om zijn kroon gedanst, geleefd, gezweefd en zich gelukkig gevoeld, en wanneer dan zo'n klein schepsel één ogenblik in stille zaligheid op een van de grote, frisse eikenbladeren zat te rusten, dan zei de boom altijd: "Stakkerdje! Je hele leven duurt maar één dag! Wat kort toch. Het is zo jammer!"

    "Jammer, antwoordde dan het mugje altijd. "Wat bedoel je daarmee? Alles is zo heerlijk stralend, warm en mooi en ik ben zo blij!"

    "Maar slechts één dag en dan is alles voorbij!"

    "Voorbij!" zei het mugje. "Wat is voorbij? Ben jij ook voorbij?" "Nee, ik leef misschien nog wel duizenden van jouw dagen en mijn dag duurt hele jaargetijden! Dat is iets van zo lange duur dat jij het helemaal niet kunt uitrekenen!"

    "Nee, want ik begrijp je niet! Jij hebt duizenden van mijn dagen, maar ik heb duizenden ogenblikken om blij en gelukkig te zijn. Neemt al deze heerlijkheid een einde wanneer jij sterft?" "Nee," zei de boom, "die duurt zeker langer, oneindig veel langer dan ik mij kan indenken!"

    "Maar dan hebben wij toch evenveel, onze berekeningen verschillen alleen maar!"

    En het mugje danste en zweefde in de lucht, was blij met zijn tere, kunstige vleugeltjes van gaas en fluweel, verheugde zich in de zoele lucht die gekruid was met de geur van het klaverveld en van de wilde rozen, de vlier en de kamperfoelie, die over de heining groeiden, om van het lievevrouwebedstro, de sleutelbloemen en de wilde kruizemunt niet te spreken; er was een geur zo sterk dat het mugje zich heus een klein beetje dronken voelde.

    De dag was lang en verrukkelijk, vol van blijdschap en goede dingen en toen de zon onderging, voelde het mugje zich zo heerlijk moe van al die vrolijkheid. Zijn vleugels wilden het niet langer dragen en heel zacht gleed het op het zachte, wiegende grashalmpje neer, het knikte met zijn kopje, en sliep dan blij in: dat was de dood. "Arme, kleine mug," zei de eik, "dat was toch een al te kort leven!"

    En iedere zomerdag herhaalden zich diezelfde dans, datzelfde gesprek, hetzelfde antwoord en het inslapen; het herhaalde zich in hele families van muggen, en alle waren zij toch gelukkig, even blij.

    De boom stond wakker, zijn lentemorgen, zijn zomermiddag en zijn herfstavond, nu naderde zijn tijd van slapen, zijn nacht — de winter was in aantocht.

    Reeds zongen de stormen: "Goedenacht! goedenacht! Daar viel een blad, daar viel een blad! Wij plukken, wij plukken! Zie dat je gaat slapen, wij zingen je in slaap, wij schudden je in slaap, maar, nietwaar, dat doet goed in je oude takken. Zij kraken ervan uit louter plezier. Slaap lekker, slaap lekker! Het is je driehonderd vijfenzestigste nacht, eigenlijk ben je maar een jongetje van een jaar! Slaap lekker! Uit de hemel dwarrelt sneeuw, het wordt een heel laken, een warm dek om je voeten! Slaap lekker en droom prettig!"

    En de boom stond daar, beroofd van zijn loof, om ter ruste te gaan, de hele winter lang en in die winter menige droom te dromen, steeds iets dat hij zelf had beleefd, net als de mensen dromen.

    Hij was ook eenmaal klein geweest, ja, een eikeltje was zijn wieg geweest, naar menselijke berekening leefde hij nu in zijn vierde eeuw; hij was de grootste, de hoogste boom in het bos, met zijn kroon stak hij hoog boven alle andere bomen uit, ver op zee was hij zichtbaar, een baken voor de schepen; hij besefte helemaal niet hoeveel ogen hem zochten. Hoog boven in zijn groene kroon woonden de houtduiven en sloeg er de koekoek; in het najaar, wanneer de bladeren wel geslagen koperen plaatjes leken, kwamen de trekvogels en ze rustten daar, vóór zij over zee vlogen. Maar nu was het winter, de boom stond daar bladerloos, je kon goed zien hoe krom en knoestig de takken zich uitstrekten; kraaien en roeken zaten er om de beurt in groepjes te praten over de harde tijden die nu begonnen en hoe moeilijk het was in de winter aan voedsel te komen.

    Het was juist het heilige kerstfeest, toen droomde de boom zijn schoonste droom: die moeten wij horen.

    De boom kon heel duidelijk merken dat het een feestelijke tijd was. Hij meende overal in de rondte de kerkklokken te horen luiden en daarbij was het zacht en warm als op een mooie zomerdag, fris en groen breidde hij zijn machtige kroon uit, de zonnestralen speelden tussen zijn bladeren en takken, de lucht was vol geur van kruiden en struiken; bonte vlinders speelden krijgertje en de muggen dansten, alsof alles er alleen maar was opdat zij konden dansen en pret maken. Alles wat de boom jarenlang had beleefd en om zich heen had gezien trok, als een feestelijke optocht, voorbij.

    Hij zag uit oude tijden ridders en edelvrouwen te paard door het bos rijden met een veer op de hoed en een valk in de hand; de jachthoorn weerklonk en de honden blaften.

    Hij zag soldaten van de vijand met blanke wapens en in bonte uniformen, met speer en hellebaard, hun tenten opslaan en weer afbreken; het wachtvuur vlamde op en er werd gezongen en geslapen onder de brede takken van de boom.

    Hij zag verliefden hier in stil geluk in de maneschijn samen komen en de eerste letter van hun naam in de grauwgroene bast snijden. Citer en eolusharp waren er eens — er lagen jaren tussen — opgehangen in de takken van de eik door vrolijke, rondtrekkende gezellen, nu hingen zij daar weer, nu klonken zij daar weer zo liefelijk. De houtduiven kirden als wilden zij vertellen wat de boom daarbij voelde, en de koekoek sloeg hoeveel zomerdagen hij zou leven.

    Toen was het alsof, tot in de kleinste wortels, tot in de hoogste takken, helemaal tot in de bladeren, een nieuw leven door de boom stroomde. Hij voelde dat hij zich kon uitrekken, hij merkte het in zijn wortels, hoe ook daar beneden in de aarde leven en warmte was, hij voelde hoe zijn kracht toenam, hij groeide hoger en hoger. De stam schoot op, er was geen stilstand, hij groeide meer en meer, de kroon werd voller, breidde zich uit, verhief zich en naarmate de boom groeide, groeide ook zijn gezondheid, zijn verheugend verlangen om steeds hoger te reiken, helemaal tot de stralende warme zon. Reeds was hij hoog boven de wolken uitgegroeid, die als duistere scharen trekvogels of als grote, witte zwermen zwanen onder hem langs trokken.

    En elk blad van de boom kon zien alsof het ogen had om te zien; de sterren werden overdag zichtbaar, groot en blank; iedere ster flonkerde als een paar ogen, zo zacht en zo helder; zij deden denken aan bekende, geliefde ogen, kinderogen, ogen van verliefden, wanneer zij elkaar onder de boom ontmoeten. Dat was een gelukkig ogenblik, een ogenblik vol vreugde!

    En toch, bij al die vreugde voelde hij een verlangen dat alle andere bomen in het bos daar beneden, alle struiken, planten en bloemen zich met hem mochten verheffen, met hem de glans en vreugde mochten voelen. De machtige eik was in de droom van zijn heerlijkheid niet volkomen gelukkig als niet alle, grote en kleine, het met hem waren, en dat gevoel beefde door takken en bladeren zo innig en zo sterk als in de borst van een mens. De kroon van de eik bewoog zich alsof de boom iets zocht, iets miste, hij keek om en toen rook hij de geur van Lievevrouwebedstro en al spoedig een nog sterkere geur van kamperfoelie en viooltjes, hij meende te kunnen horen dat de koekoek hem antwoordde. Ja, door de wolken kwamen de groene toppen van het bos uitkijken.

    Hij zag de andere bomen onder zich groeien en zich verheffen evenals hijzelf; struiken en planten schoten op, enkele rukten zich met wortel en tak los en vlogen sneller. De berk was het vlugst, als een helle bliksemstraal knetterde haar slanke stam, haar takken golfden als groen gaas en groene vaandels; het hele bos, zelfs het bruingeveerde riet, groeide mee en de vogels vlogen mee en zongen en op het hoge gras, dat los fladderde als een lange, groene zijden band, zat de sprinkhaan en speelde met zijn vleugel op zijn scheenbeen; de kevers bromden en de bijen zoemden, iedere vogel zong met zijn snavel, alles was zang en vreugde tot in de hemel toe.

    "Maar het kleine blauwe bloempje daar bij het water, dat moet ook mee," zei de eik; "en dat rode klokbloempje en dat kleine madeliefje!" Ja, de eik wilde ze allemaal mee hebben. "Wij gaan mee! Wij gaan mee!" zong het en klonk het. "Maar dat mooie lievevrouwebedstro van de vorige zomer — en het jaar daarvoor was hier een heel tapijt van lelietjes-van-dalen — en die wilde appelboom, wat stond die prachtig — en al die schoonheid van het bos, jaren, jarenlang -- waren die toch maar tot nu toe blijven leven, dan hadden die nu ook mee kunnen gaan!"

    "Wij gaan mee! Wij gaan mee!" zong het en klonk het nog hoger, het leek alsof ze vooruit waren gevlogen. "Nee, dit is té ongelofelijk mooi!" jubelde de oude eik. "Ik heb ze nu allemaal, kleine en grote! Niet één is er vergeten, hoe is zoveel geluk denkbaar!"

    "In Gods hemel is dat denkbaar!" klonk het.

    En de boom die steeds groeide, voelde dat zijn wortels zich van de aarde losmaakten.

    "Dat is het allerbeste," zei de boom, "nu houdt geen band mij meer tegen! Ik kan omhoogvliegen naar het allerhoogste in licht en glans en al mijn geliefden vergezellen mij, kleine en grote! Allemaal!"

    "Allemaal!"' Het was de droom van de eik en terwijl hij droomde loeide er een geweldige storm over zee en land in de heilige kerstnacht; de zee wentelde zware golven op het strand, de boom kraakte en werd met zijn gehele wortel losgerukt, juist op het ogenblik dat hij droomde dat zijn wortels zich losmaakten. Hij viel. Zijn driehonderd vijfenzestig jaren waren nu als de éne dag van het mugje.

    Op kerstochtend, toen de zon opkwam, was de storm gaan liggen; alle kerkklokken luidden plechtig en uit iedere schoorsteen, zelfs uit de kleinste op het dak van de arme boer, steeg de rook op, blauw als van het altaar op het druïdenfeest, de offerrook van de dankbaarheid.

    De zee werd stiller en stiller en op een groot schip daarbuiten, dat 's nachts het zware weer goed had doorstaan, werden nu alle vlaggen gehesen, mooi en plechtig als past voor het kerstfeest.

    "De boom is weg! De oude eik, ons baken op het land!" zeiden de zeelui. "Hij is gevallen in deze stormnacht! Wie zal hem kunnen vervangen, dat kan niemand!"

    Zulk een lijkrede, kort maar welgemeend, kreeg de eik die lag geveld op het sneeuwtapijt langs het strand; en over de boom klonk psalmgezang vanuit het schip, het gezang van de vreugde van het kerstfeest.

    Ieder daarbuiten op het schip kwam bij het horen van het gezang en door het gebed in een blijde stemming.

    Juist zoals de oude boom in de kerstnacht zich verhief in zijn laatste, schoonste droom.

    Reageer (0)

    12-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Te loopen in het jonge lentelicht

    Henriëtte Roland Holst-van der Schalk:

    Te loopen in het jonge lentelicht,
    dat nu elken dag langer openbloeit, -
    naar de steilte te heffen het gezicht,
    daarheen waar hoog, eenzaam een vogel roeit,

    of maar naar den top van den populier,
    waarin de merel zijn avondlied zingt, -
    lied, waar al het geluksverlange' in klinkt,
    dat nu rumoert door mensch en dier, -

    zoo te loopen, vaak vol bekommering
    over de wereld, het duistre gebeur

    in haar; kleine, nietige enkeling
    vol zwakheid en vol twijfel en getreur,

    en dan op eens, vol moed weer en vol drang
    te helpe' en ook nog soms, vol lentezang.

    Reageer (0)

    11-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepen: De blauwverver
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gerrit Willems Rijnties was blauwverver van beroep

     

    De blauwverver

    In het hele productieproces van de lakennijverheid was het verven van het laken misschien wel de belangrijkste bewerking. Als het laken was geweven ging het naar de verver. Deze bereidde de verf in grote ketels, die hij vulde met plantaardige verfstoffen, water en beitsmiddelen als aluin en urine. Voor de kleur rood werd meekrap gebruikt, voor de kleur blauw indigo. Het mengsel werd aan de kook gebracht en dan roerde de verver, meestal bijgestaan door enige knechten, met lange stokken de lakens urenlang door het dampende verfbad. Een nauwkeurig werk, want de schoonheid en de deugdelijkheid van de kleuren waren immers doorslaggevend voor de handelswaarde van het laken. Na het verfbad werden de lakens goed uitgespoeld en buiten aan palen te drogen gehangen. http://www.margret.nl/beroepen.html#b 
    De blauwververs voegden eerst en vooral zaagsel en wat gemalen meekrap aan de verfkuip toe, om het water te verzachten. Nadat deze stoffen hun werk hadden gedaan, werd het bezinksel verwijderd en de wedepastel toegevoegd. Hierna ging het deksel op de kuip en begon de inhoud te gisten. Ondertussen werden de textielstoffen geweekt in helder lauw water. Wanneer de kuip voldoende had kunnen gisten, ging het deksel eraf en werd het laken in het kleurmengsel ondergedompeld. Terwijl de stof zorgvuldig gedraaid werd, veranderde de kleur van het water door de toevoeging van zuurstof van groengeel in blauw. Er konden ook nog andere ingrediënten toegevoegd worden die voor de nodige kleurschakeringen zorgden. Wanneer de kleur zich aan het laken had gehecht, werd de stof zorgvuldig uitgespoeld. Een ketel afwerken duurde minstens een hele dag en soms zelfs twee of drie dagen. Een blauwverver kon op deze manier 3 tot 4 kuipen per week afwerken

    Reageer (0)

    10-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de lakenidustrie

    Lakennijverheid in het algemeen

    Laken was - vanwege het nogal gecompliceerde productieproces - min of meer een luxeproduct. Dit had tot gevolg dat de lakennijverheid al vrij spoedig een zaak van gespecialiseerde ambachtslieden werd, terwijl een groot deel van de plattelandsbevolking zich nog kleedde in huisgesponnen en huisgeweven stoffen.
    De lakennijverheid had de neiging zich in bepaalde gebieden te concentreren, zoals Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Holland. Dit waren overigens zeker niet de enige productiecentra. In Italië bij voorbeeld, was Florence een belangrijk centrum van lakennijverheid.
    Productiewijze
    · De ruwe wol werd ingekocht en aangevoerd. Aanvankelijk binnenlands maar later vooral uit Engeland en Schotland.
    · De wol werd, na een uitgebreid was- en kamproces, geverfd en tot draden gesponnen. De volgende verfstoffen werden hiertoe gebruikt: wouw voor gele verfstof, Wede of indigo voor blauwe verfstof, lakmoes, aluin en sandelhout.
    · De drapenier, de lakenwever, spande zijn draden op het weefgetouw en weefde het aken tot een voorgeschreven afmeting.
    · De volder of voller bewerkte het weefsel om de vezels dichter ineen te werken. (Het werkwoord vollen is hetzelfde als vullen.)
    · Na het vollen door voetvolders of in de volmolen werd het laken op 'ramen' gespannen om weer opgerekt te worden. Dit waren rechtop in de grond staande palen met dwarslatten daarop. Aan deze latten en palen zaten haken zodat het laken tot de juiste lengte en breedte kon worden opgerekt.
    · Vervolgens werd het laken "geschoren": met grote scharen werden uitstekende pluisjes verwijderd, zodat het vervilte weefsel een effen oppervlak kreeg (zie ook scharlaken).
    · Appreteren was het op glans brengen van het laken
    · Tussen al deze stappen werden keuringen uitgevoerd die met loodzegels werden gemerkt.

    Het ontbreken van een goede historiografie is voornamelijk te wijten aan het ontbreken van veel gegevens: grote delen van de gildenarchieven zijn verloren gegaan.

    Uit:: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lakenindustrie

    Reageer (0)

    08-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kaart van Raalte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Gerrit Willems Rijnties
    werd geboren in Raalte, hij trouwde hier en stichtte zijn gezin. Hij overleed op ca. 80-jarige leeftijd

    Reageer (0)

    07-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Raalte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In vroeger eeuwen zag het landschap rond het tegenwoordige Raalte er woest en onherbergzaam uit: bossen, zandverstuivingen en moerassen wisselden elkaar af. De eerste duurzame bewoning had plaats op de hoogste delen van deze streek, de enken. De bewoners ontgonnen de woeste gronden en leefden van de opbrengst van de primitieve landbouw, veeteelt en jacht. De eerste schriftelijke overlevering van het bestaan van Raalte is te vinden in de oorkonde van 2 augustus 1123. Hierin wordt de 'kerk (van) Raelt' genoemd, een zgn. eigenkerk. Van het 'kerspel Raalte', deel van het bisdom Utrecht, is voor het eerst sprake in 1265. Dit kerspel (kerkdorp) heeft, samen met zijn buurtschappen, de grondslag gelegd voor de omvang van de huidige gemeente Raalte. Van oudsher is Raalte een belangrijk centrum geweest. Jammer genoeg zijn er van de rijke geschiedenis van de gemeente nog maar weinig zichtbare sporen.

    Uit: http://www.salland.net/staddorp/raalte

    Reageer (0)

    06-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Gouden Eeuw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gerrit Willems Rijnties werd geboren omstreeks 1650. Hij werd dus geboren, groeide op, werd volwassen en stichtte zijn gezin.in de periode die wij uit onze geschiedenisboekjes kennen als de Gouden Eeuw. Welke invloed de Gouden Eeuw op zijn persoonlijk leven heeft gehad is natuurlijk heel moeilijk te achterhalen. Om toch een beeld te krijgen van de invloed van de Gouden Eeuw op de gewone burger is het wellicht leuk om eens een bezoekje te brengen aan de volgende websites: http://mediatheek.thinkquest.nl/ ook deze: htto://www.schooltv.nl/vroegerenzo
    De Gouden eeuw was een periode in de Nederlandse geschiedenis, en dan met name van de noordelijke zeven Verenigde Provinciën, waarin de Nederlandse handel, wetenschap, kunst en militaire macht (vooral ter zee) een belangrijke positie in de wereld innamen. De zeven Nederlanden waren de gewesten die deel uitmaakten van de Republiek: Holland, Zeeland, Groningen, Utrecht, Friesland, Gelderland en Overijssel. Drenthe was ook een gewest met een eigen Statenvergadering, maar had geen stemrecht in de Staten-Generaal.

     

    Deze periode komt ruwweg overeen met de 17e eeuw. Sommigen houden als beginpunt het jaar 1602 aan. Dit is het jaar waarin de VOC werd opgericht. Anderen kiezen voor het jaar 1609, het begin jaar van het Twaalfjarig Bestand. Na het rampjaar 1672 begon een periode van economische teruggang en was de Gouden Eeuw over haar hoogtepunt heen.

    Bron: Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_Eeuw

     

    Reageer (0)

    05-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pieter de Hoogh schildert Moedertaak
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een tijdgenoot van Gerrit Willems Rijnties was de schilder Pieter de Hoogh, waarvan bijgaand het prachtige schilderij "Moedertaak" (of "Moeder ontluist het hoofd van haar kind").

    Pieter de Hooch, geboren in Rotterdam in 1926, overleed ca 1684 in het "Dolhuis"te Amsterdam. Hij was een Nederlandse kunstschilder.

    De vader van Pieter was metselaar, zijn moeder vroedvrouw.


    Leven:
    De Hooch ging in de leer bij de landschapsschilder Nicholaes Berchem in Haarlem. Hij kwam in dienst bij de Justus de la Grange. Daar zal hij werkzaamheden die met de linnenhandel samenhingen uitgevoerd hebben, maar daarnaast werkte hij als schilder. De la Grange in elk geval elf van zijn schilderijen. De Hooch trouwde in mei 1654 met Jannetje van der Burch van Delft. Het paar kreeg zeven kinderen. Het volgende jaar, in 1655, werd hij ingeschreven bij het Sint-Lucasgilde in Delft. Zijn werk uit het begin van de Delftse periode maakte vrijwel geen indruk waardoor de schilder een armoedig bestaan leed. De Hooch schilderde oorspronkelijk in donkere kleuren vooral boertige taferelen.
    Rond 1658 veranderde Pieter de Hooch zijn schilderstijl. Hij ging lichter schilderen, en zijn afbeeldingen werden ruimtelijker en door het gebruik van perspectief ook dieper. De invloed van de schilder Johannes Vermeer wordt hierbij vermoed. Vanaf dat moment schilderde Pieter de Hooch zijn topstukken. Deze periode duurde relatief kort, tot ongeveer 1662.
    Omstreeks 1660 verhuisde Pieter de Hooch naar Amsterdam. Op 15 april 1661 werd één van zijn dochters gedoopt in de Westerkerk. In Amsterdam kwam hij waarschijnlijk in contact met de hogere kringen, want zijn interieurs werden eleganter en rijker. Zijn schilderijen werden ook groter, maar zijn schilderstijl werd zwaarder en de schaduwen minder transparant. Er is ook uit deze tijd veel minder werk bekend, misschien heeft dit te maken met zijn geestelijke conditie, want Pieter de Hooch stierf in het Amsterdamse 'Dolhuis' (gekkenhuis) in waarschijnlijk 1684.

    Werk:
    In zijn beginjaren schilderde de Hooch vooral het soldatenleven, bijvoorbeeld landschappen met ruiters en schutters. Na zijn komst naar Delft ging hij genre stukken schilderen, met etende, drinkende en musicerende mensen.
    Later (vanaf 1658) legde Pieter de Hooch vooral de interieuren van de Gouden Eeuw vast, met daarin vooral vrouwen. Opvallend is dat hij vrijwel altijd een tegelpatroon op de vloer afbeeldt, waardoor zijn beheersing van het lijnperspectief duidelijk wordt. De diepte van de schilderijen wordt bovendien vrijwel altijd versterkt door een doorkijkje naar buiten, naar een binnenplaats, of naar een andere kamer in het huis. In het doorkijkje is het altijd lichter dan in de kamer op de voorgrond.
    De afbeelding van een vredig interieur was in de Gouden Eeuw populair. Dit zou kunnen komen doordat de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) juist voorbij was en de mensen behoefte hadden aan vrede en rust.
    Door het afbeelden van vrouwen aan het werk idealiseerde Pieter de Hooch het Hollandse huiselijke leven, met eenvoudige deugden, het efficiënt draaiend houden van het huishouden, en het gewetensvol opvoeden van de kinderen. Zo wordt van het hier afgebeelde schilderij (Moedertaak) dat Pieter de Hooch maakte van een moeder die het haar van haar kind ontluist gezegd dat het verwijst naar een gedicht van Jacob Cats: "Kam, kam u menigmaal, en niet het haar alleen, maar ook dat binnen schuilt, tot aan het innig been", waarmee bedoeld wordt dat men niet alleen zijn haar, maar ook zijn ziel moet verzorgen en reinigen.
    Het kleurpalet van Pieter de Hooch was warm. Hij gebruikte veel rood en roodbruin

    Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_de_Hooch

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Constantijn Huygens schrijft Trijntje Cornelis

    In de tijd dat Gerrit Willems Rijnties werd geboren schreef Constantijn Huygens in 1653 de klucht: Trijntje Cornelis, waarvan hieronder de eerste 35 regels van de proloog.

    Proloog
    1
    De vrede was in 't land, de uitslag van Westfalen,
    Die 't woelig Engeland probeerde neer te halen.
    De zeven noordelijke provincies beschouwden
    De tien van 't Zuiden als hun vrienden, hun vertrouwden.
    5
    't Waren twee zwermen bijen, naarstig ingesteld,
    Niet echt afgunstig op elkanders goed of geld,
    Maar ook niet al te gul - als buren, in twee woorden,
    Precies het type vree dat bij ons landje hoorde.
    De een zocht bij de ander voordeel of plezier,
    10
    Hier keek men uit naar Brabant; daar keek men naar hier.
    Klaas Gertze uit Zaandam was aan een vrachtje toe
    Waar winst uit komen kon; Trijn Kneliskind, zijn koe,
    Zijn knappe honingbij, zijn vrouw, om kort te spreken,
    Schepte plezier in 't horen van de paapse preken
    15
    In 't zien van kloostergoed, van monnik en begijn:
    Ze vond het kortom leuk, in Antwerpen te zijn.
    Klaas gunde haar 't vermaak en stouwde 'r in 't vooronder.
    Zij waren pas getrouwd, zodat hij dacht: geen wonder,
    Als zij ontberen zou wat jonge vrouwen schort
    20
    Wanneer dat volkje grillig, geil en hitsig wordt
    En voor bevrediging wel alles kon gaan wagen.
    Het kostte hem geen geld voor schip, voor paard of wagen,
    En liever had hij 't vrouwtje bij hem binnenboords
    Dan dat zij thuis beslopen werd door hoge koorts,
    25
    Zo'n hete koorts die allerlei quasi-doktoren
    Aanlokte die, gewenst of niet, eens kwamen horen
    Of ze voor haar misschien hun kunstje mochten tonen,
    Dat haar buik zou doen zwellen en 's mans hoofd zou kronen.
    En dus voer Trijntje met het schip door Kil en Keten
    30
    Naar de Antwerpse kaai, waar Klaas begon te zweten
    Met 't venten van zijn vracht, het lossen met zijn maat,
    Het rollen over 't Bierhoofd, 't slepen langs de straat.
    Trijn trok zich dat niet aan. De goede gaven komen
    Terwijl men slaapt. Men zegt: zo zegent God de vromen.

    Bron:
    http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=huyg001trij01

    Reageer (0)

    04-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Muziek in de Gouden Eeuw, algemeen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bijschrift bij foto:
    Jan van Bijlert.
    (1597- 1671) Een concert: een jonge man speelt op een luit en zingt samen met twee metgezellen.

    In de 17e eeuw maakte men graag muziek in de huiselijke kring. Bekende instrumenten waren: de luit, het klavecimbel, de viola da gamba en de traverso. Er werden veel liederenboeken uitgegeven. Muzikale invloeden uit Engeland, Frankrijk en Italië voerden de boventoon in de Nederlandse muziek. Vanaf het midden van de eeuw werden meer en meer lyrische drama's, balletten en opera's opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg die in 1638 geopend was. De meest vermaarde Nederlandse componisten uit de 17e eeuw waren: Constantijn Huygens, Jan P. Sweelinck en Jacob van Eyck

    Tijdgenoot van Gerrit Willems Rijnties was:
    Constantijn Huygens, geboren op 4 september 1956 in Den Haag en hier ook overleden op 28 maart 1687, hij is begraven in de Grote Kerk in Den Haag) was een Nederlandse dichter, topdiplomaat, geleerde en componist. Hij was een van de grootste dichters uit de Gouden Eeuw (net zoals bijvoorbeeld Joost van den Vondel). Huygens was tevens de secretaris van twee prinsen van Oranje, namelijk Frederik Hendrik en Willem II.
    Hij bespeelde verschillende instrumenten (o.a. de luit, de gitaar, de viola da gamba en het klavecimbel). Voor deze instrumenten schreef hij een groot aantal werken. Muziek vond hij belangrijker dan zijn letterkundige werken, die schreef ie gewoon in zijn weinige vrije tijd. Naar Huygens is een literaire prijs genoemd: de Constantyn Huygensprijs. zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Constantijn_Huygens

    De luit
    De luit was in de Gouden Eeuw enorm populair: de gitaar van de 17de eeuw. Met een luit kon een zanger zichzelf begeleiden bij zijn lied; het instrument was dan ook zeer geschikt voor minnaars die een serenade wilden brengen. Maar het werd ook gebruikt om binnenshuis te musiceren en voor feesten en partijen. Het instrument werd bespeeld door mensen uit allerlei lagen van de bevolking. De luit is een tokkelinstrument en ontwikkeld uit het van oorsprong Arabische en Perzische snaarinstrument de Ud. De naam van het instrument is afgeleid van het Arabische " al ud", wat "het hout" of "het stokje" betekent Het is een zeer populair instrument geweest en verspreidde zich vanaf de 10e eeuw in Europa via de Moren op het Iberisch schiereiland en door deelnemers aan de verschillende kruistochten. Vanaf circa 1500 kende de luit een grote bloei en werd er veel muziek voor gecompeerd. In Europa maakte de luit een ontwikkeling door waarbij het aantal snaren werd uitgebreid. Tevens kreeg het instrument "frets", hierdoor werd het gemakkelijker om akkoorden te spelen. In tegenstelling tot de gitaar en de vihuela heeft de luit een bol achterblad, dat is samengesteld uit aan elkaar gelijmde spanen (van meestal) esdoorn, waartussen ebbenhouten biezen zijn gelegd. De snaren worden bevestigd aan de kam op het bovenblad en aan de geknikte hals waarin het stemmechaniek is gemaakt, bevestigd. De muziek werd genoteerd in tabulatuur.

    De luit is te vinden in de herbergen van Jan Steen, maar ook in een interieur van Johannes Vermeer en een chique "Buitenpartij" van Dirck Hals, de jongere broer van Frans Hals.

    Een bekende componist is bijvoorbeeld John Dowland, hij is vooral bekend geworden door zijn compositie Lachrimae or Seaven Teares Figured in Seaven Passionate Pavans voor gamba's en luit, en Lachrimae Antiquae voor sololuit. zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/John_Dowland

    Reageer (0)

    03-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Muziek in de Gouden Eeuw, de luit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De luit was een bijzonder populair muziekinstrument in de Gouden Eeuw en werd bespeeld door alle lagen van de bevolking. Zie ook: http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-1796?lang=nl en http://histoforum.digischool.nl/luit/hals.htm
    Hier komt de luit voor op het schilderij "Buitenpartij" van Dirck Hals (de 10 jaar jongere broer van Frans Hals)

    Reageer (0)

    02-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Muziek in de Gouden Eeuw, tabulatuur van de luit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit is een gedeelte uit deel I van Lachrimae Antiquae, gecomponeerd door John Dowland (1562-1626)

    Reageer (0)

    01-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Besmettelijke ziektes in de Gouden Eeuw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In de 17e eeuw kon je de nodige aangetaste gezichten tegenkomen op straat. Ziektes als scheurbuik, pokken, syfilis en lepra lieten hun sporen na, als je ze al overleefde.

    Scheurbuik werd veroorzaakt door vitaminetekort en kwam vaak voor onder zeelieden, maar ook ‘aan wal’ leden mensen hieraan. De symptomen waren: een bleke huid, vermoeidheid en kortademigheid, zwellingen en bloedingen van het tandvlees en onderhuidse bloedingen aan de benen.
    Pokken was een van de grote killers in de 19e eeuw, maar bestond ook ver daarvoor al. Vooral kinderen waren vatbaar voor de pokken. De eerste verschijnselen waren hoge koorts, misselijkheid, hoofdpijn en rugpijn, daarna verschenen rode vlekjes op het lichaam, die blaasjes werden. Deze ontwikkelen zich tot zwerende zwarte puisten. Pas in 1796 werd de vaccinatie ontdekt en toegepast, door Edward Jenner. Hierdoor werd de sterfte door pokken aanzienlijk teruggedrongen.
    Syfilis is een geslachtsziekte en was een veelbesproken ziekte in de 16e, 17e en 18e eeuw. Waarschijnlijk overgekomen uit de nieuwe wereld, verspreidde syfilis zich vanuit Italië langzaam over heel Europa. De link met seksualiteit werd al snel gelegd, maar de parasiet die de veroorzaker is, was nog onontdekt. Syfilis kon met kwik(preparaten) worden behandeld, al verschilde de methode door de eeuwen heen zeer, en waren er vele bijwerkingen.

    De ziekte kent vier stadia. Eerst kwam er een zweer, met een harde omgeving; dan rode knobbels of vlekken; dan grote vijgwratten rond de anus of geslachtsdelen. Daarna kon de ziekte maanden of zelfs jaren rusten. Wanneer het derde stadium aanbrak, konden interne organen aangetast worden. Dit stadium was al vaak dodelijk of in ieder geval invaliderend. Voor wie dit overleefde, was er nog het vierde stadium: hierbij werden de hersenen aangetast en kon krankzinnigheid optreden. De psychiatrische inrichtingen zaten er vol mee aan het eind van de 19e eeuw! Pas in 1909 kwam er een doorbraak in de behandeling van syfilis: salvarsan. Tegenwoordig wordt antibiotica gegeven bij syfilis.
    Lepra is een trage, maar slopende ziekte, die zelfs in de Bijbel genoemd wordt wegens zijn afschrikwekkende verminkingen. Het wordt veroorzaakt door de Mycobacterium leprae. De symptomen zijn: verlammingen waardoor de gewrichten in allerlei vreemde houdingen komen te staan. Zenuwuiteinden worden aangetast en huid wordt ongevoelig. Wonden die niet genezen, kunnen er voor zorgen dat tenen en vingers afsterven. Het aangezicht is verlamd, waardoor het er uitdrukkingsloos uitziet en de ogen soms niet gesloten kunnen worden. De huid is knobbelig en het gezichtshaar valt uit.

    Een patiënt hoeft niet al deze symptomen te vertonen. Lepra is besmettelijk, maar alleen ‘natte lepra’ en alleen na langdurig en intensief contact met leprozen. Niet iedereen die besmet is wordt ook werkelijk ziek. Lepra komt nog steeds voor, maar zelden in Nederland.

    Dit waren bij lange na niet de enige ziektes die het straatbeeld bepaalden; er waren er nog veel meer. Skeletvergroeiingen zorgden voor een grote verscheidenheid aan bochels, stompjes en kreupelen. Infecties die niet behandeld werden en uit de hand liepen, zorgden voor open wonden en koudvuur. Een infectie aan het oog kon gemakkelijk leiden tot blindheid.

    Ook het krijgen van kinderen liet zijn sporen na op vrouwen. Vrouwen konden kreupel worden en ook kraamkoorts zorgde voor veel sterfgevallen. Wat je ook veel zag in het straatbeeld was struma, in de volksmond krop genoemd, dat werd veroorzaakt door een tekort aan jodium. Onbehandeld kon het tot grote gezwellen in de hals leiden. Pest kwam ook nog voor in de 17e eeuw, maar had zijn meeste slachtoffers gemaakt in enorme epidemieën van de late middeleeuwen.

    http://www.20eeuwennederland.nl/periodes

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Van de 13e tot de 18e eeuw was het misschien wel volksziekte nummer één. Als de pest eenmaal zijn intreden in een stad of land had gedaan, was het zo goed als zeker dat er flink veel slachtoffers onder de bevolking zou vallen. In de 14e eeuw zelfs zijn in heel Europa ongeveer 25.000.000 mensen gestorven aan deze besmettelijke ziekte.

    Algemeen

    In de 14e eeuw vond er een uitbraak van de Pest plaats in geheel Europa. Slechts enkele dorpen, steden of individuen ontkwamen aan besmetting omdat uit angst (niet door kennis) voor de ziekte de juiste maatregelen genomen werden. Helaas kregen in veel landen de Joden de schuld van deze epidemie in de schoenen geschoven, zij zouden immers het water vergiftigd hebben. Zij werden vaak op brute wijze vermoord of verbrand.

    De eerste gevallen werden bekend in oktober 1347 en pas rond 1352 was deze pandemie een beetje uitgewoed. In deze 5 jaar zijn ongeveer 25.000.000 mensen uit geheel Europa gestorven aan deze ziekte.

    Hoe ontstond deze uitbraak

    De ziekte van 1347 kwam vanuit Genua. In oktober van dat jaar kwamen koopvaardijschepen vanuit Kaffa (huidige Feodosia) waar de Genuezen een handelspost hadden, de haven van Messina (Sicilië) binnenlopen. Aan boord van de schepen waren meer doden dan levenden aanwezig. Wat wel nog in leven was, was doodziek.
    De stad Kaffa hadden een wekenlange belegering door de Mongolen achter de rug. Het beleg werd opgeheven doordat onder de belegeraars de pest uitbrak. Zij slingerden hun gestorven kameraden via de katapult over de muren, de stad binnen. Een mooiere manier om een epidemie te ontketenen was er niet. De in paniek geraakte bevolking, scheepte zich in en voeren weg naar "niet besmette"gedeelten. Helaas door deze vlucht namen zij de besmetting met zich mee.

    Wat is de pest nu eigenlijk

    De pest is een ziekte die gemakkelijk te herkennen was. Mensen kregen hoge koorts, werden onrustig en verward en kregen grote bulten in hals, oksel of lies en zij gaven bloed op. Bij sommige patiënten verkleurden de bulten tot een paars-zwarte kleur, wat de bijnaam "De zwarte dood" tot gevolg had.
    Het is een zeer besmettelijke ziekte, wanneer in een huishouden iemand ziek werd, volgden huisgenoten al zeer snel. Ook de artsen en geestelijken in die tijd hadden nog niet de kennis hier iets tegen te doen, dus waren net zo snel slachtoffer als hun patiënten. Binnen 2 tot 8 dagen na het krijgen van de eerste ziekteverschijnselen stierf een patiënt.

    De pestmeester
    Een pestmeester, een man in lange jas en masker met een pinguïn bek, verzorgde de zieken. Het masker was gevuld met kruiden als jeneverbessen en boerenwormkruid, dit om kwade dampen niet in te ademen. Of deze verzorgers de pest dan ook niet kregen is niet bekend.
    Inmiddels is bekend dat de pest wordt veroorzaakt door vlooien die eerst op knaagdieren hebben gehuisd. De vlo brengt deze bacterie over op mensen door een simpele beet. Mensen krijgen na een besmette insectenbeet eerst rode vlekken op de huid die later zwart worden.
    Tegenwoordig kennen we 3 soorten pest, maar in de tijd van de uitbraak in 1347 waren alleen de eerste 2 vormen bekend:
    Builenpest, ook wel bekend als de bubonenpest: een vorm waarbij de lymfeklieren in de lies, oksel en nek pijnlijk opzwellen en daardoor flinke builen vormde. De helft van de mensen die deze vorm krijgen sterven.
    Longpest, een bacteriële vorm van de pest, waarbij de longen geïnfecteerd raken. Dit is een zeer besmettelijke vorm van de pest, het kan ontstaan door het inademen van een pestepidemie; de pestbacterie die een zieke uitademt wordt door een gezonde ingeademd en zo ontstaat de besmetting. Besmette mensen krijgen een longontsteking en ruim 90% van alle zieken sterft.
    Pestsepsis, een zeer zeldzame vorm van pest, de pestbacterie komt in het bloed terecht, waardoor huidbloedingen kunnen ontstaan.

    Wat deed men om besmetting te voorkomen
    De burgerij in Europa dacht dat de ziekte een straf Gods was en deden (vaak opgejut door de geestelijkheid) boetedoening, zoals het lopen van processies of het voeren van een Kruistocht om het Heilige Land te bevrijden.
    In Milaan waren er 3 huizen waar bewoners door de pest getroffen waren. De bisschop gaf de onmenselijke opdracht de huizen dicht te metselen, de bewoners moesten ook ingemetseld blijven. De bisschop had in zijn angst het juiste gedaan, namelijk isolatie.
    Ook de toenmalige paus, Clemens VI, bleef gespaard. Hij verbleef wekenlang, op advies van zijn arts, in eenzaamheid in zijn privé vertrekken. In de haard liet hij, ondanks de zomerhitte, permanent twee vuren branden. Vuur weert vlooien af, dus die kwamen niet in de vertrekken van de paus.

    De pest nu
    Na nog een enkele kleine pestepidemie is deze in de 17e eeuw volledig verdwenen uit Europa. Dit betekend niet dat de pest er niet meer is. Vooral in landen waar de hygiëne (om wat voor reden dan ook) nog niet helemaal is zoals wij dat in hier in Europa kennen, komt de pest nog steeds voor, zoals in Afrika en Azië. Gelukkig is het wel te bestrijden met het medicijn tetracvcline.

    http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/5572-de-pest-en-europa.html

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over hygiëne in de Gouden Eeuw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bijschrift foto: Ets van Rembrandt van Rijn: Pissend mannetje.
    Over hygiëne in de 17de eeuw vond ik een interessant artikel van Femke Hameetman op www.cultuurwijzer.nl:

    De beerput van Rembrandt.
    In 1997 werd op de binnenplaats achter Rembrandts huis een beerput opengelegd. Dit was de plek waar je in de 17de eeuw ging poepen (beer = poep) of plassen.

    De put werd ook gebruikt als vuilnisbak voor bijvoorbeeld keukenafval. De gemetselde beerput had een gewelfd plafond met een stortkoker. Boven de stortkoker stond ooit een houten huisje waarin een plank was aangebracht met daarin een rond gat. Dit werd meestal afgedekt met een houten deksel. Uit enkele geschreven bronnen uit die tijd blijkt dat aan de wand vaak een bakje was bevestigd om papier in te leggen. Het huisje had in de 17de eeuw verschillende namen: 'secreet', 'privaat', 'schijthuis', 'heymelickheid' of 'garderobbe tot heimelick gerief'. Rembrandts secreet bevond zich op de binnenplaats en was alleen vandaar bereikbaar. Een badkamer of binnentoilet zul je niet vinden in het Rembrandthuis, die bestonden gewoonweg nog niet. Het woord 'toilette' werd in de 17de eeuw alleen gebruikt voor het tafellaken waarop je toiletgerei plaatste, zoals een kan met water en een schaal, een staande spiegel en een borstel.

    In de 17de eeuw was een beerput meestal niet op een riool aangesloten. Rembrandts put had wel een overloop die achter de keuken langs op de gracht uitkwam, zoals bij rijkere burgers gebruikelijk werd in die tijd. Soms raakte een put vol en moest hij worden geleegd met een emmer aan een lange stok, een 'beeremmer' of 'sekreetruimer'. De inhoud werd met het andere huisafval, dat werd verzameld in houten tonnetjes, als mest aan boeren en tuinders in de omgeving verkocht.

    Zo'n 17de-eeuwse put levert een schat aan informatie op. Je kunt er namelijk van alles in vinden: visgraatjes en kersenpitten uit de ontlasting en kapotte kruiken, pispotten, gebroken pijpjes en glasscherven. Zulke voorwerpen kunnen ons een verhaal vertellen over de bewoners. In Rembrandts beerput zijn verschillende voorwerpen gevonden: zoals een pot met verfresten, een blauwwitte kan, een Italiaanse schaal, een tinnen lepel, een houten boterspaan, twee knikkers en een heleboel pijpjes. Na de opgraving door archeologen is de put weer dicht gemaakt.

    Reageer (0)

    28-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinderen uit het huwelijk van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts
    Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren:

    1
    Hendrik Gerrits Rijnties, geboren omstreeks 1680 in Raalte. Zoon van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Hendrik is overleden in Raalte tussen 00-08-1748 en 04-01-1752. Hij was landbouwer van beroep.
    Hendrik trouwde, ongeveer 24 jaar oud, op zondag 13 juli 1704 in Deventer met Maria Stevens Timmerman, ongeveer 24 jaar oud, nadat zij op zaterdag 28 juni 1704 in Deventer in ondertrouw zijn gegaan. Maria is geboren omstreeks 1680 in Raalte, dochter van Steven Timmerman. Maria is overleden in Raalte, ongeveer 78 jaar oud. Zij is begraven op vrijdag 19 mei 1758 te Raalte.

    2 Albert Rijntjes
    , geboren omstreeks 1685 in Raalte.  Zoon van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Albert is overleden na vrijdag 26 juli 1754 in Raalte, ongeveer 69 jaar oud. Hij is begraven te Raalte.
    Albert trouwde met Maria Elisabeth Antonissen Winters. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op woensdag 21 augustus 1720 in Hellendoorn (Haarle). Maria Elisabeth is geboren omstreeks 1690 in Raalte. Zij is overleden na vrijdag 26 juli 1754 in Raalte, ongeveer 64 jaar oud.

    3 Wilhelmus (Willem) Gerrits Rijnties
    , geboren in Raalte en gedoopt op dinsdag 21 december 1688.  Zoon van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Willem is overleden op woensdag 3 december 1749 in Voorst (Twello), 60 jaar oud. Hij was schoenmaker van beroep
    Willem is driemaal getrouwd:
    (1) Willem trouwde met Elisabeth Tamans, nadat zij vóór 1720 in ondertrouw zijn gegaan. Elisabeth is overleden vóór 1720.
    (2) Willem trouwde met Margaretha (Griet) van Bemmel, nadat zij op zaterdag 13 januari 1720 in Voorst (Twello) in ondertrouw zijn gegaan. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op maandag 5 februari 1720 in Voorst (Duistervoorde). Zij is een dochter van Antonij van Bemmel. Griet is overleden op vrijdag 17 januari 1721 in Voorst (Twello).
    (3) Willem trouwde met Swaentje Gerrits, nadat zij op zaterdag 17 mei 1721 in Voorst (Twello) in ondertrouw zijn gegaan. Zij is een dochter van Gerrit Lamberts. Swaentje is overleden op dinsdag 16 juli 1743 in Voorst (Twello).

    4 Anna Maria Gerrits Rijntjes. Zij is gedoopt op donderdag 8 februari 1691 in Raalte. Dochter van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts.

    5 Jan Rijntjes, (ook: Jan Rientjes) geboren in Raalte.  Zoon van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Hij is gedoopt op donderdag 12 februari 1693 in Raalte. Jan is overleden in Raalte tussen 27-02-1735 en 02-04-1771.
    Jan trouwde met Janna Valco. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op zaterdag 6 maart 1723 in Voorst (Twello). Notitie bij het huwelijk: Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren
    Janna is een dochter van Adam Valco (Falco) en Jenneken Lieftink. Zij is gedoopt op zondag 14 november 1700 in Borculo (Geesteren). Janna is overleden op dinsdag 2 april 1771 in Deventer, 70 jaar oud. Zij is begraven te Deventer.

    6. HENRICUS RIJNTIES, zie generatie II, geboren in Raalte.  Zoon van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Hij is gedoopt op donderdag 14 juli 1695 in Raalte. Henricus is overleden vóór zaterdag 27 februari 1745 in Raalte, ten hoogste 49 jaar oud. Henricus was schoenmaker van beroep.
    Hij trouwde op donderdag 18 november 1723 in Raalte met Swaantien Jansen Wissink nadat zij op zaterdag 30 oktober 1723 in Zwolle in ondertrouw zijn gegaan. Swaantien is overleden in Raalte tussen 27-02-1745 en 07-12-1747.
    Na het overlijden van Henricus hertrouwde Swaantien, de wijze waarop wordt gezorgd voor de kinderen uit haar huwelijk met Henricus wordt als volgt omschreven:

    bron: Rechterlijk Archief Raalte, deel 17, f420 en f461]
    Swaantien Wissink hertrouwt ca. maart 1745 te Raalte met Jannis Moleman. Op 27 februari 1745 worden te Raalte voogden aangesteld over de 6 minderjarige kinderen (Willem, Hendricus, Antoni, Jan, Albert en Gerregien) van Swaantje Jansen en wijlen Hendricus Rijnties. De voogden worden Hendrik Rijnties en Hendricus Holleman. De moeder gaat een 2e huwelijk aan. Op 7 december 1747 sluiten Hendrik Rijnties en Jan Hemmink, voogden van de kinderen (Willem, Hendricus, Jan, Albert en Gerregien) van Hendricus Rijnties en Swaantien Wissink, een overeenkomst met Jannis Moleman, weduwnaar van Swaantien Wissink. Jannis Moleman behoudt in eigendom het huis, het leer, de kuipen en het huisraad. Hij zal de kinderen opvoeden

    7 Anna Margaretha Rienties. Zij is gedoopt op donderdag 1 mei 1698 in Raalte. Dochter van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Anna Margaretha is overleden na maandag 16 augustus 1762 in Raalte, minstens 64 jaar oud.
    Anna Margaretha trouwde met Henricus van Lingen, nadat zij op vrijdag 1 september 1724 in Amsterdam in ondertrouw zijn gegaan. Henricus is overleden op vrijdag 1 maart 1737 in Raalte.

    8 Bernardus Rientjes. Hij is gedoopt op woensdag 3 november 1700 in Raalte.  Zoon van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Bernardus is overleden, 77 jaar oud. Hij is begraven op woensdag 8 april 1778 te Raalte.
    Bernardus is waarschijnlijk gehuwd ca. 1738

    9 Maria Rientjes. Zij is gedoopt op woensdag 18 juli 1703 in Raalte. Dochter van Gerrit Willems Rijnties en Willemken Alberts. Maria is overleden in Amsterdam, 43 jaar oud. Zij is begraven op zondag 22 januari 1747 te Amsterdam. Maria trouwde op vrijdag 21 april 1730 in Amsterdam met Arnoldus Kotte, ongeveer 24 jaar oud. Arnoldus is geboren omstreeks 1706 in Lingen, zoon van Helena Lengerik

    Reageer (1)

    11-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepen: de landbouwer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Hendrik Gerrits Rijnties was landbouwer van beroep

    Reageer (0)

    03-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Monumenten: Het voormalig wachthuis van de postkoets
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bijschrift bij de foto:
    Het voormalig wachthuis van de postkoets, gelegen aan de weg even buiten Raalte.

    Reageer (0)

    11-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepen: De schoenmaker
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Henricus Rijnties was schoenmaker van beroep

    Reageer (0)

    28-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinderen uit het huwelijk van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink

    Kinderen van Henricus en Swaantien:
    1 Antonij Rijntjes, geboren omstreeks 1725 in Raalte. Zoon van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink. Antonij is overleden in Raalte tussen 27-02-1745 en 07-12-1747.
    Antoni werd ± 20 jaar.

    2 Willem Rijntjes, geboren omstreeks 1725 in Raalte. Zoon van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink. Willem is overleden in 1782 in Wijhe (Overijssel), ongeveer 57 jaar oud. Hij is begraven op vrijdag 26 april 1782 te Wijhe.
    Willem woonde in de Langestraat te Wijhe, hij was schoenmakersbaas.
    Willem trouwde in Wijhe met Maria Wemeijer (s), nadat zij op zondag 18 februari 1748 in Wijhe in ondertrouw zijn gegaan. Maria is geboren omstreeks 1720 in Wijhe (vermoedelijk), dochter van Jurrien Wemeijer (s) en Willemina van der Weijde. Maria is overleden in Raalte tussen 06-08-1793 en 01-09-1796.
    Door hun testamenten hebben wij wat meer informatie over Willem en zijn echtgenote Maria: [bron: Rechterlijk Archief Wijhe, deel 14, f327v, deel 15, f115, deel 16, f359-361, deel 18, f141.] 
    Bij het dorp Wijhe hebben Willem Rijntjes en Maria Wemeijers 2 percelen bouwland (de kleine Tuirweide en de Horst) in eigendom verworven. Zij nemen hierop, en op hun huis in de Langestraat te Wijhe, diverse hypotheken (max. 1000 Caroli glds). De eerste hypotheek op het land is op 25 mei 1756. De verkoop van het land is op 11 augustus 1781.
    [bron: Rechterlijk Archief Wijhe, deel 18, f17]
    Op 18 augustus 1781 maken te Wijhe Willem Rijntjes en Maria Weemeijer een testament. Willem is ziek. Zij testeren beiden tot universeel erfgenaam de langstlevende.
    [bron: Rechterlijk Archief Heino, deel 10, f194]
    Op 6 augustus 1793 maakt Maria Weemeijers, weduwe van Willem Rienties, te Heino een testament. Vorige testamenten komen te vervallen, met name dat van 18 augustus 1781, gemaakt met haar man, te Wijhe. Maria woont nu te Raalte. Zij legateert aan de katholieke priesters op de Vos onder Wijhe en te Raalte ieder 10 Caroli glds. De dochter van haar zwager Hendrikes Rienties legateert zij haar zwarte japon. Willemine Weemeijers te Amsterdam krijgt haar kleren en haar bed. Universele erfgenamen van haar worden haar neef Martinus Rienties en diens vrouw Antonia Jansen

    3 Hendrikus Rijntjes, geboren omstreeks 1725. Zoon van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink. Hendrikus is overleden in Raalte, ongeveer 67 jaar oud. Hij is begraven op woensdag 2 mei 1792 te Raalte. Hendrikus is geheel in de traditie van zijn vader en broer Willem ook schoenmaker
    Hendrikus trouwde, ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1755 met Hermina Hendriks Slurink, ongeveer 25 jaar oud. Hermina is geboren omstreeks 1730 in Wijhe, dochter van Hendrik Slurink (Swiers Boerdijk) en Sophia (Fijchje) Jans Cappert. Hermina is overleden, ongeveer 67 jaar oud. Zij is begraven op donderdag 12 oktober 1797 te Raalte.
    Van Hendrikus en Hermina zijn de volgende gegevens bekend:
    [bron: Rechterlijk Archief Raalte, deel 7, f429]
    Op 9 juli 1782 verschijnen voor het gericht van Raalte Hendrikus Rijntjes en Hermiena Slurink, ehelieden, voor hun zelf en als vader en moeder, wettige voogd en voogdesse van hun 3 onmondige kinderen Swane, Maria en Sophia. Verder zijn verschenen Frederika Rijntjes, met haar vader Hendrikus Rijntjes als haar momber en Martinus Rijntjes en zijn bruid Teune Jansen. De eerste en de laatste comparanten hebben een accoord gesloten. De eerste comparanten cederen en transporteren aan de laatste comparanten hun gehele boedel, o.a. de schoenmakerswinkel en de kuipen. Deze geven aan hun zusters Frederica en Swane 50 gld. en aan Maria en Sophia ieder 75 gld.

    4 Albert Rijntjes, geboren omstreeks 1730 in Raalte. Zoon van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink. Albert is overleden in Maastricht, ongeveer 57 jaar oud. Hij is begraven op woensdag 19 december 1787 te Maastricht.
    Notitie bij Albert: ook genoemd Albert Rienties (op overlijdensakte van dochter Zwaantien).
    Beroep: Van 1768-1770 was Albert Rijntjes als soldaat gelegerd te Coevorden (in ´t eerste battaillon van Acronius) en in 1781 lag hij in het garnizoen te Breda (in de compagnie van generaal majoor J.F. Martfeldt). In 1785 lag hij in Geertruidenberg; daarna was hij als soldaat gelegerd te Maastricht van 1785-1787.)
    Albert:
    (1) trouwde met Fennegien Moeken (Muke), nadat zij op zaterdag 12 november 1768 in Coevorden in ondertrouw zijn gegaan. Fennegien is geboren omstreeks 1740 in Coevorden. Fennegien is overleden voor 19-05-1781.
    (2) trouwde met Catharina Petronilla van den Enden, nadat zij op zaterdag 19 mei 1781 in Breda in ondertrouw zijn gegaan. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op zondag 3 juni 1781 in Breda. Catharina Petronilla is geboren in Breda, dochter van Cornelis van den Enden en Catharina Marcour. Zij is gedoopt op dinsdag 22 december 1750 in Breda (Nieuwstraat). Catharina Petronilla is overleden, 58 jaar oud. Zij is begraven op dinsdag 19 december 1809 te Heino.
    Aantekening bij Catharina Petronilla van den Enden:
    Na het overlijden van Albert Rijntjes ondertrouwt zij op 10-04-1789 en trouwt (NG) 12-06-1789 te Heino trouwt (RK) 13-06-1789 te Heino met Joan Henrich (Hendrik) Ohms, kleermaker, geboren ca. 1730 te Hildesheim, begraven 04-02-1808 te Heino.
    (Bron: Rechterlijk Archief Heino, deel 10, f22)
    Op 8 juni 1789 verschijnt in het gericht van Heino Catharina van der Enden, weduwe van Albert Rie(n)ties; zij wordt in het gericht geassisteerd door Hendrik Ooms. Zij gaat hertrouwen. Tot voogden over haar 2 kinderen uit dit vorige huwelijk worden benoemd Gerrit Meijrink en Jan Rienties. Voor vaders goed kan de moeder, na opneming van de boedel, niets bewijzen aan de kinderen. Haar aanstaande man, Hendrik Ooms, verklaart deze kinderen als zijn eigen kinderen aan te nemen. De comparanten beloven hen te laten leren lezen en schrijven.

    5. JOHANNES (Jan) RIJNTJES, zie generatie III, geboren omstreeks 1730 in Raalte. Zoon van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink. Jan is overleden in Wijhe (Wegterholt), ongeveer 71 jaar oud. Hij is begraven op dinsdag 27 januari 1801 te Heino.  Notitie bij Jan: Ook genaamd Rientjes.
    Adres: Jan woonde in buurtschap Wechterholt, ook hij was schoenmaker van beroep.Religie: R.K.
    Jan trouwde 3 maal:
    (1) trouwde met Zwane (Swaantien) Hendriks (Huurling). Het kerkelijk huwelijk vond plaats op zondag 20 mei 1764 in Wijhe (Raalte). Zwane is geboren omstreeks 1740 in Wijhe (vermoedelijk). Swaantien is overleden in Wijhe (Wegterholt) voor 22-06-1768.
    (2) trouwde met Joanna (Janna) Hendriks (van het Kleine Moezewinkel), nadat zij op vrijdag 24 juni 1768 in Heino in ondertrouw zijn gegaan. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op zondag 10 juli 1768 in Heino. Joanna is geboren omstreeks 1740 in Dalfsen (Veldhoek). Janna is overleden in Wijhe (Wegterholt), ongeveer 34 jaar oud. Zij is begraven op vrijdag 17 juni 1774 te Heino.
    (3) trouwde met Hendrika Derks (van den Belt, ook genoemd Hendrike Dirks), nadat zij op vrijdag 10 februari 1775 in Heino in ondertrouw zijn gegaan. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op zondag 26 februari 1775 in Heino. Hendrika is geboren omstreeks 1750 in Heino. Hendrika is overleden in Wijhe (Wegterholt), ongeveer 49 jaar oud. Zij is begraven op woensdag 4 december 1799 te Heino.  Voogdij: [bron: Rechterlijk Archief Wijhe, deel 16, f93]

    6 Gerregien (Gerritdina) Rijntjes
    , geboren omstreeks 1738 in Raalte.Dochter van Henricus Rijnties en Swaantien Jansen Wissink. Gerritdina is overleden op maandag 30 juni 1828 in Zwolle, ongeveer 90 jaar oud. Gerritdina trouwde met Pieter van Doorn, nadat zij op zaterdag 12 april 1760 in Zwolle in ondertrouw zijn gegaan. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op zondag 27 april 1760 in Zwolle. Pieter is geboren omstreeks 1727. Pieter is overleden in 1787 in Zwolle, ongeveer 60 jaar oud. Hij is begraven op vrijdag 16 februari 1787 te Zwolle. Van Pieter is bekend dat hij timmerman was en militair in de compagnie van de Hr. Monnik

    Reageer (0)

    Foto

    Voor de leesbaarheid en volgorde van de berichten,worden alle berichten gearchiveerd per generatie. Berichten die betrekking hebben op een bepaalde generatie zijn terug te vinden in alle berichten die gearchiveerd worden in één bepaalde maand. In de kolom "archief per dag" treft u alle berichten aan over de hoofdpersoon van één generatie in een even maand, alle berichten over de kinderen uit die generatie  in de daarop volgende oneven maand. (D.w.z. voor zover deze kinderen niet genoemd worden in de berichten van de volgende generatie)


    Archief per dag
  • 09-03-2011
  • 31-01-2009
  • 15-01-2009
  • 12-12-2007
  • 11-11-2007
  • 10-11-2007
  • 08-11-2007
  • 07-11-2007
  • 06-11-2007
  • 05-11-2007
  • 04-11-2007
  • 03-11-2007
  • 02-11-2007
  • 01-11-2007
  • 28-10-2007
  • 11-10-2007
  • 03-10-2007
  • 11-09-2007
  • 28-08-2007
  • 28-06-2007
  • 23-05-2007
  • 20-05-2007
  • 16-05-2007
  • 28-04-2007
  • 23-04-2007
  • 20-11-2005
  • 31-01-2005

    Foto

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!