We hebben 36 ½ dag op de fiets gezeten, in totaal het 2.646 km afgelegd met 30.811 htm, dus gemiddeld 73,5 km per dag met 856 htm
Van de 36 ½ dag hebben we 15 dagen geen regen gehad, waarvan 7 met zon. Dat betekent 21½ dag in de regen, in veel gevallen zelfs heel de dag…
Op materieel vlak hebben we enkel een stel rempadjes gewisseld. Voor de rest hebben we geen lekke band of iets dergelijks gehad!
De motorhomes hebben 2.860 km afgelegd
Compostela door Malvina
Opmerkelijk hoeveel mensen zicht dit tot doel gesteld hebben, ieder op zijn manier en met zijn beperkingen maar toch vastberaden en volhardend om tot Santiago de Compostela te geraken!
Compostela door Thierry
Bedankt aan iedereen die het heeft mogelijk gemaakt om deze tocht te beleven. Een ongelofelijke ervaring die in mijn geheugen gegrift blijft. Veel respect voor de mensen die elk op zich hun doel willen bereiken, maar bovendien veel respect voor Filip die door zijn doorzettingsvermogen en op karakter zijn tocht tot een goed einde heeft gebracht. Aan allen dank…
Compostela door Eddy
Ik ben ontzettend blij dat ik het Spaanse gedeelte van deze tocht heb kunnen meemaken, ik ben minstens even blij dat ik het Franse gedeelte heb moeten missen. Ik vrees dat ik tijdens drie weken regen niet echt een positieve invloed op de groep zou hebben – ik kan nogal een knorpot zijn als het slecht weer is. En slecht weer, dat hebben ze gehad. Het maakt mijn waardering voor hun prestatie er alleen maar groter op. Ik heb een immens respect voor iedereen die deze queeste tot een goed einde brengt. Of je het nu doet uit sportieve overwegingen, als boetedoening, om tot inkeer te komen of om je nieuwe schoenen uit te testen – het blijft een hele opgave. En de foefelaars die na de reis in hun stamkroeg gaan opscheppen over al de blaren op hun voeten, terwijl ze zelf maar al te goed beseffen dat ze staan te liegen en de helft van de afstand hebben afgelegd met de bus of taxi : mogen ze branden in de hel . Ze bedriegen vooral zichzelf en als zij daarmee kunnen leven, voor mij geen probleem.
In totaal zal ik zelf in kleine stukjes (te voet en met de fiets) ongeveer 70 km van de route gevolgd hebben. Bijlange na niet genoeg om van een bedevaart te kunnen spreken maar toch voldoende om een beetje van de sfeer te kunnen opsnuiven.
Zonder echte statistieken bij te houden, zijn de Italianen en Amerikanen voor mij in de meerderheid. In ons groepje is vooral de vriendschap als winnaar uit de bus gekomen. Thierry zou er misschien zonder Filip niet aan begonnen zijn. Filip zou het tijdens de zwaarste dagen wellicht niet zonder de morele steun van Thierry gekund hebben. De volgers die gedacht hebben om elke avond aan het zwembad te kunnen aperitieven, waren er ook snel aan voor de moeite en hebben vooral wasmachines zien draaien. Je mag de taak van de vrouwen echt niet onderschatten !
Adjudant Jef heeft bewezen dat hij zelfs een ongetraind legertje volgelingen een veldslag kan laten winnen. Hij was de perfecte goeroe. Nooit moest ik mij zorgen maken over de weg die ik moest volgen en op die manier was het ontspannen rijden.
Emotionele momenten zijn aan mij zo niet echt besteed en een religieus gevoel zal ik er niet aan overhouden, daarvoor staat de kerk té ver van mijn bed.
Ik hoop in ieder geval dat ik de sfeer in de groep niet te veel verpest heb. Diegenen die in België samen vertrokken zijn, waren al helemaal op elkaar ingespeeld en afgestemd en dan opeens komt daar zo'n mannetje bij dat nooit zwijgt ...
Compostela door Ria
Onze reis was een hele uitdaging. Ik, die nog zo goed als nooit met de motorhome gereden had, moest nu ineens, alleen, 2.800 km rijden. Ik ben fantastisch bijgestaan door iedereen, maar vooral door Jef, waarvoor mijn hartelijke dank!
Enerzijds was het wel een zware reis, vooral door het slechte weer dat we hebben gehad. Er waren bergen was, en modder, en slijk in de motorhome.
Anderzijds hebben we veel gezien en vooral veel gelachen.
Onze mannen hebben het toch maar gefietst, die hele afstand in dat natte weer. Ik ben ontzettend trots op hen, je moet het maar doen!
Aan allen bedankt en dikke proficiat.
2. Het laatste woord
Het is potverdomme de hel geweest.
Was het dit waard? Meer dan!
Waarom? Ik heb er geen flauw benul van…
Ik denk voor de fantastische herinneringen, de vriendschap, en vooral de verbondenheid met die duizenden anderen.
Het slechte weer was met momenten een aanslag op onze gezondheid waar we ons niet altijd even bewust van waren. Het was er gewoon, we moesten er door!
In zo’n gevallen gaat het doel zich boven het gezond verstand nestelen. In die momenten hadden we geen tijd om voldoende te genieten van hetgeen we aan het doen waren. Anderzijds kan je stellen dat de weersomstandigheden op fysiek en karakterieel vlak meer dan ‘beproevend’ waren en dat het uiteindelijke resultaat best als ‘gezien’ mag worden…
Betere omstandigheden waren ook voor de begeleiders beter geweest. De eerste weken waren nogal in en rond de motorhome georiënteerd, terwijl we echt prachtige steden en streken passeerden.
Zou ik het nog eens doen? Zonder de minste twijfel!
Zou je je anders voorbereiden? Ik denk het niet. De 2.000 km die ik op voorhand op de fiets heb gezeten waren een absoluut minimum, maar ik heb nooit moeten afstappen of wat dan ook. Ergens wordt de rekening gepresenteerd als je een voorbereiding niet echt noodzakelijk vindt. Wij hebben meer fietsers ‘te voet’ voorbijgestoken dan al fietsend en dat zegt in dit geval niet iets over onszelf maar wel over de anderen. Ik denk dat dat de reden is dat de meeste fietsers met wandelschoenen of sportschoenen rijden J
Toch zou ik bij een eventueel vervolg toch zorgen dat er wat hoogtemeters bijzaten, het gebrek daaraan heb ik in het begin toch gevoeld.
Zou je dezelfde route volgen? De Sweerman route heeft ons veel gebracht maar ook veel ontzegd! We hebben veel bijkomende lussen gedraaid om enerzijds de rustigere wegen op te zoeken maar dit ging in bijna alle gevallen gepaard met de nodige extra kilometers en hoogtemeters. Anderzijds hebben we door dit te doen de voeling met de andere reizigers wat verloren omdat we meestal ‘alleen’ aan’t rijden waren.
Het is zo wat een dubbel gevoel. Ja, om de rust, neen, omdat het omweg en eenzaam rijden was…
3. Tips en Tricks voor aankomende pedaalridders :
- Schaf een degelijke fiets aan, een racefiets is niet geschikt!
- Onderhoud voor en tijdens is van het grootste belang, zeker bij regen
- Kleine reparaties zelf kunnen uitvoeren is een pluspunt, zelf ondervonden
- Bespaar niet op fietskledij, neem ook regenbestendige kledij mee
- Een gemiddelde afstand van 75 km/dag laat je toe om tijd uit te trekken voor je stempelzoektocht en eventueel bezoek aan bezienswaardigheden
- Je moet geen dozijn reservedagen voorzien, soms eist je lichaam er eentje en die kan je dan ook best nemen
- Vergeet geen eten en drinken voor onderweg. Niet altijd liggen de cafe’s en bakkers voor het grijpen
- Uitgestippelde routes op de GPS zijn eigenlijk onmisbaar, zeker als je lussen wil rijden of door steden wil cruisen
- Vanaf de Spaanse grens neemt het aantal wandelaars zienderogen toe. Hoe dichter bij Compostela, hoe meer ze gebruik moeten maken van zand- en grindwegen, soms niet breder dan een single-track voor mountainbikers. Het is dan ook niet leuk voor hen als ze om de paar minuten de graskant in moeten als er een mtb’er aankomt…
- Wandelaars worden vroeg uit de Albergues gezet en zijn dus vroeg op pad, de meesten houden het tegen de middag wel voor bekeken.
- Wandelaars zien zichzelf als ‘echte’ pelgrims, waarom?
- In België en Frankrijk vind je stempels voor je carnet in gemeentehuizen en toerismebureau’s. Je kan deze als POI of waypoint in je GPS zetten. In Spanje komen er de Albergues bij, ook die lijst kan je best in je GPS zetten.
- Hou een dagboek of blog bij, door het repetitief karakter van de onderneming vergeet je anders snel alle bijzonderheden
Ik voel mij enerzijds ontladen, maar anderzijds heeft de laatste rit diep in de reserves getast. Ik heb een onrustige nacht achter de rug volgens Ria. Draaien, keren en woelen, adrenaline ten top!
De zon schijnt wat schuchter, maar volgens de buienradar zal het niet voor lang zijn. In de namiddag zou het al flauwtjes gaan regenen en voor de volgende dagen zit er weinig verandering in het weerpatroon.
Ver in mijn achterhoofd hangt de laatste rit, gepland voor morgen, naar ‘Finistera’. Ik kan het mijn lijf en leden onmogelijk nog een keer aandoen! In andere omstandigheden zou die 100 km er nog makkelijk bij kunnen, maar wind en regen laten de weegschaal duidelijk overhellen. Voor mij stopt het verhaal hier, in ‘Compostela’. Het zou mooi geweest zijn, maar het is geen absolute ‘must’ om tot de kust te rijden.
Iedereen hunkert momenteel naar een spriet zon en ik kan het Ria onmogelijk aandoen om nog verder in dat winterweer te ploeteren. Ze heeft zich 6 weken ononderbroken voor mij uitgesloofd en het wordt tijd dat we koude, regen en wind kunnen omruilen voor zon, zwembad en ligstoel!
De camping staat vol met campers en caravans. De Fransen die ons de laatste week geregeld kruisen staan hier ook met hun caravan. Nog geen stap gewandeld, nog geen pedaalslag gefietst, maar evengoed een carnet vol stempels…
De voormiddag loopt tegen het einde als ons groepje de bus opstapt richting centrum. Niet dat het allemaal zo ver weg ligt, maar de beenspieren hebben het hard te verduren gekregen. We slenteren wat in de omgeving van het relatief drukke stadscentrum. Zolang de zon schijnt is er een toeloop van toeristen. Hoe anders was het gisteren toch. Toen we op het grote plein voor de kathedraal verschenen was er buiten een bus of wat buitenlanders nauwelijks beweging, en nu!
De terrasjes en de honderden prulariawinkeltjes puilen uit van het volk. We willen graag de misviering in de kathedraal bijwonen. Niet voor het feit van, wel omdat er soms, met een beetje geluk, een heel groot wierookvat (de Botafumeiro) door de ruimte wordt geslingerd, en dat, zou best wel de moeite zijn.
De Botafumeiro is het grootste wierookvat ter wereld en wordt gebruikt aan het einde van de pelgrimsmis in de Kathedraal van Santiago de Compostela.
Het vat is 1,60 meter hoog en weegt ca. 80 kg. Het wordt voor de viering gevuld met houtskool en wierook en hangt aan een lang touw. Na de communie wordt de wierook ontstoken en wordt het vat door acht kerkdienaren in beweging gebracht. Daarbij slingert de botafumeiro op spectaculaire wijze van links naar rechts door de ruime dwarsbeuk. Hij bereikt daarmee een hoogte van twintig meter, nauwelijks één meter lager dan het gewelf, en één slingerboog bedraagt vijfenzestig meter.
De viering met de Botafumeiro vindt plaats op vaste feestdagen (Kerst, Allerheiligen, Maria Hemelvaart en de feestdag van St. Jakobus), bij speciale gelegenheden, en op verzoek na betaling van € 300 (prijspeil 2010). Volgens overlevering dient de Botafumeiro om de lucht in de kathedraal te zuiveren van onreinheden en onwelriekende geuren van de pelgrims, maar in de praktijk geldt het wierookvat als een belangrijke toeristische attractie. Het is voor bezoekers altijd een verrassing of ze de botafumeiro in bedrijf zien, want van tevoren wordt niet bekendgemaakt of de viering al dan niet plaats zal vinden.
We zijn ruim op tijd, de hoofdingang van de kerk is wegens werkzaamheden afgesloten en we worden de trappen van de achteringang opgestuurd. Dat gaat al een pak moeizamer, mijn kuiten weigeren elke inspanning en stribbelen bij elke pas wat tegen! Pelgrims met een afgestempelde carnet hebben voorrang op de zitplaatsen… Dat zal wel ja!
Het is niet aan ons besteed, ineens heeft iedereen de ‘Camino’ gelopen, ja ,dat zal wel!
In ieder geval moeten we op onze gepijnigde beentjes recht blijven staan, een dik uur lang, in de onwetendheid of dat vat nu gaat slingeren of niet.
Op ontelbare plaatsen in de gebedsruimte staan elektronische kaarsjes, geregeld via een uitgebreide betalingsterminal. We hadden beloofd om enkele kaarsjes (lees lichtjes) te laten branden, maar enkele muntstukken en vooral enkele seconden later besloot de terminal al dat onze gift meer dan genoeg elektriciteit had verbruikt en doofde prompt onze ‘bougies’! Afzetters!
De priester heeft ondertussen een hoop landen afgeroepen, ik vermoed van aangekomen pelgrims. Een non zingt ondertussen onafgebroken Latijnse psalmen. De akoestiek is niet echt denderend en door de geluidsinstallatie hoor ik niet meer dan wat gemompel.
De kathedraal zit afgeladen vol. Als iedereen zijn zegje gedaan heeft komen er enkele koorknapen van een jaar of vijftig op het toneel…we hebben geluk, het wierookvat wordt in gereedheid gebracht en slingert enkele tellen later tot net onder de nok van de zijbeuk.
Honderden hoofden volgen ondertussen de geurende damppot, als een stroboscooplamp flitsen honderden fototoestelletjes. Ja, het heeft wel iets!
Op het grote plein komt af en toe een wandelende of fietsende pelgrim toe, blij dat hij of zij het gehaald heeft, in ken de blik met die fonkelende ogen. Blij dat het gedaan is en tegelijk ook spijt!
We eten een kleinigheid en slenteren nog wat over de geplaveide binnenstraatjes. Het begint de druppelen. Wat later nemen we de bus terug naar de camping, het zit er op.
Later die avond gaan we nog met de hele groep eten in het nabijgelegen shoppingcenter. Als apero kraken we de Magnum-Champagne, gekregen van onze motorhomevrienden!
De wok smaakt maar smaakt ook niet, morgenvroeg valt onze groep uiteen, de groep waar we lief en leed gedurende 6 weken mee hebben gedeeld, de groep zonder dewelke het avontuur helemaal anders zou geweest zijn, de groep die alles in het teken stelde in het uiteindelijke doel, ‘Compostela’ bereiken, bedankt!
Zonder blikken of blozen wil ik Jef & Christiane, Thierry & Malvina, Eddy, maar vooral mijn liefste vrouwtje Ria bedanken, uit de grond van mijn hart, bedankt
We hebben gisterenavond nog reuze gegeten op de camping. Voor 13€ was er een vast menu met soep, varkensribbetjes met frietjes à volonté, een dessert met koffie en rode en witte wijn ook al à volonté en als rasechte Belgen konden we ons buikje nog eens lekker rond eten met FRIETEN…
Toen we het kleine restaurantje op de camping buitenkwamen restte ons nog een verrassing…rond onze motorhomes stonden een half dozijn paarden rustig te grazen…met de poort wagenwijd open! Dat hadden we ook nog nooit meegemaakt!
Het slechte nieuws was dat het gisterenavond is beginnen te regenen en dat het de hele nacht door is blijven regenen… Deze ochtend zou je gedacht hebben dat het nog zou opentrekken en tegen beter weten in hebben Thierry en ik voor onze laatste rit eerder luchtige kledij aangetrokken. Dat, hadden we beter niet gedaan…
Het is dik negen uur als de laatste motorhome met de nodige slipproblemen van de camping rijdt en de fietsers achterlaat. Daar staan we dan, nog droog, 12°C met een frisse bries…
Van uit ‘Portomarin’ gaat het de eerste 13 km al snedig bergop, de wind zit echt slecht en afhankelijk van de bochten voor het merendeel pal op kop. De gevoelstemperatuur is dermate dat Thierry en ik afwisselend even stoppen om kledij bij aan te trekken. Al snel komen we de eerste fietser tegen, te voet… Er zijn veel wandelaars op de been, ze moeten minstens 100 km afleggen voor hun Compostolaat en je ziet ze echt in bosjes. Ook zijn er ineens veel taxi’s onderweg, toeval??? Bij de ‘Albergues’ is het plots aanschuiven voor een stempel of een kop koffie en je moet echt oppassen om niet de pas te worden afgesneden door een busje, dat op de smalle wegen, zo snel mogelijk z’n vracht moet afzetten of ophalen… Je houdt het niet voor mogelijk maar toch is het zo!
We zijn amper een uur op de baan of de eerste bui is al een feit. Eerst nog wat zacht gesputter, maar dan in volle hevigheid. Kort, maar krachtig, net genoeg om van kop tot teen doordrenkt te zijn. We passeren de zoveelste ‘Albergue’ in de buurt van ‘Ligonde’. De weg is nauwelijks meer dan enkele geplavijde tegels breed, gescheiden door een aftandse goot in het midden. Kippen lopen los, honden op elk erf, een tractor verspert ons even de weg.
De tweede bui zit er aan te komen, de derde ook, het zal niet meer ophouden, voor de rest van de dag. We trekken alles van kleren aan wat we nog kunnen vinden in onze magere bagage. Het lijkt nog kouder te worden, ijzig zelfs, er verschijnt warme damp uit onze monden als we uitademen. De ene steile heuvel is net achter de rug als de volgende zich al aanbiedt.
Dit wordt zonder twijfel ‘de zwaarste rit’ en we moeten nog meer dan 50 km! De N547 is niet bepaald de lekkerste weg om op te fietsen maar wel de kortste. Het Sweerman alternatief biedt twee lussen maar met een surplus van 20km, neen, dank u. We kiezen resoluut voor de korte pijn, en pijn zal het doen.
In ‘Boente’, recht tegenover de kapel vinden we een kleine herberg waar we in alle rust onze boterhammen kunnen opeten. Even buiten die vervelende wind, even opwarmen zonder regen. We kijken elkaar aan, veel komt er niet uit, het is nog ver.
Daarbuiten in de wrede wereld gaat het er hels aan toe. Het wolkendek hangt laag, veel te laag zodat het zicht nauwelijks meer is dan enkele voetbalvelden lang. Het is grijs, novemberweer, herfst, zelfs winter als je de temperaturen in acht neemt. De wind giert in elke spleet, speelt met elk loshangend blad, maakt dat het nog kouder aanvoelt. Dit is niet leuk meer!
Ik zie amper nog iets door de zonnebril die voor de verandering nog maar eens tegen de regen beschermt. Thierry rijdt nu constant enkele meter voor mij uit, het is gevaarlijk rijden, in de afdalingen ligt het tarmac er drijfnat bij en de wind maakt het er niet makkelijker op.
Nog 40 km, er is nog geen beterschap op komst. Ik tel elke kilometer af, pruttel wat onverstaanbare woorden als Thierry naast mij komt rijden… ‘Klote hé jong’, ‘nog nooit eerder meegemaakt’, ‘en da wil al wa zegge!’
We rijgen de kilometers en hoogtemeters aan elkaar, langzaam, maar zeker. Er is geen millimeter op mijn hele lijf nog droog, Thierry vloekt hard, ‘klote land’! In al mijn miserie begin ik plots te lachen, ‘klote land’!
Mijn automatische piloot staat aan, blik op oneindig, verstand op nul, enkel fietsen, ik zie niet verder dan twee strepen op het asfalt. Mijn ogen staan gefixeerd op de GPS, meter na meter. Nog een bergop, weeral veel te steil, een korte bergaf, het spatwater kletst overal heen, neen, we zijn nog niet nat genoeg, neen…
30 km. Thierry houdt de moed er in. Ik denk niet, ik fiets: ‘we zijn er bijna, volhouden’.
‘Voor die laatste kilometers gaat ge me niet op de knieën zene, dan gaat ge wat anders moeten verzinnen’ klinkt het veel te luid.
Het regent nog harder, op mijn fietsbroek ontstaan blaasjes, ik moet zelfs even lachen, groen.
20 km. We stoppen aan de kant van de weg onder een klein overhangetje. ‘Reservekledij’, ik denk er aan, als straks de vrouwen naar de kathedraal van ‘Compostela’ gaan moeten ze verse, warme kleren meebrengen, anders zijn we op enkele minuten doorkoud en onderkoelt! Thierry belt Malvina op.
Ik ben nog een wrak. De regen zwakt wat af, althans dat denk ik. Nog 10 km, een dikke bult, misschien de laatste, zeker weten van niet…
Het is al lang geleden dat we nog een fietser of wandelaar gezien hebben, de taxibedrijven doen gouden zaken, zeker weten van wel…
We worden afgeleid van de weg, het gaat rond het vliegveld van Santiago, amper een minuutje later scheert een passagiersvliegtuig op enkele meter boven onze hoofden, Thierry lag van het verschieten bijna in de gracht…’klote land’, roept hij nog, alsof de piloot het wat kan schelen…
De weg ligt verschrikkelijk slecht, het tarmac kapot gebarsten van de warmte, weeral steil bergop, nu zal het toch wel de laatste zijn!
Er komt geen eind aan, bij de minste afdaling moeten we het stuur stevig vasthouden om niet onderuit te gaan, ik heb hoofdpijn van de wind, van de regen, van alles.
We zien het bordje ‘Santiago’ staan, dit moet op de foto, ‘klote land’
Ah ja, dat mankeerde nog, een kasseistrook, van een kilometertje, fietsers naar rechts, helaba, de kathedraal ligt wel links hé, ‘klote land’
We draaien een grote cirkel rond de kerk en besluiten dan maar tegen de richting in te rijden, op het voetpad.
Smalle straten, verdomd gladde kasseien en nog gladdere putdeksels. Komaan manne, een trap, in twee delen, ik zie de torens van de kathedraal, heel dicht nu, we zijn er, draaien het megagrote plein op.
Ria en Malvina staan ons op te wachten en vliegen ons letterlijk om de hals. Er komt een pakje emotie los, Thierry en ik omarmen elkaar, ‘dat hebben we maar weeral gedaan, dit vergeet je nooit meer, tot het einde der dagen, zelfs veel langer…’
Jef, Christiane en Eddy stormen toe en feliciteren ons. Eerst gaan we voor het Compostolaat en dan voor een koffie en dan…..bergop naar de camping en uren onder de hete douche…
We zijn zelden met zo’n mooi uitzicht wakker geworden.
Je zou nochtans zeggen dat de LU633 een verlaten reisweg is die bijna alleen door fietsende en wandelende Caminogangers genomen wordt maar we hebben aan de lijve ondervonden dat dit gegeven zeker niet waar is. De hele nacht door passeerde er geregeld een auto die zijn aanwezi gheid te kennen gaf door wat harde muziek op te zetten of te claxonneren hetgeen onze nachtrust zeker niet ten goede kwam, waar we blijven erbij, de locatie was meer dan de moeite.
Tot gisterenavond laat zijn er fietsers en wandelaars onze parking voorbijgekomen. Om 21.50u volgens ons de laatste fietser, een vader en dochter verbonden met een koord, om die enkele meters tot de ‘Alto de Poio’ nog te overbruggen.
De zon schijnt, maar voor hoe lang nog? In de verte stapelen de wolken zich al op!
We vertrekken redelijk vroeg en na de enkele meters bergop gaat het bijna in één ruk bergaf tot ‘Tricastela’ zo’n 20 km verderop. De afdaling gaat langs een brede, goed aangelegde asfaltweg en we zoeven de dieperik in. In het dal is een kleine Albergue en we laten onze carnet afstempelen.
De weg gaat stilaan op en af en het is fijn rijden. Hoeveel fietsers we gisteren ook zagen, ze lijken één voor één hun zondagsrust te nemen, we zien er amper 7 waarvan 2 op de fiets…
In ‘Samos’ stoppen we bij het grootste en tevens één van de oudste Spaanse kloosters. De motorhomes, die ons ondertussen gepasseerd waren, zijn hier ook gestopt en iedereen heeft het klooster bezocht en was danig onder de indruk. Vooral de muurschilderingen in de gangen waren nogal overweldigend!
Thierry en ik stoppen even bij de pater, die een winkeltje draaiende houdt. De goedlachse man moest met ons persé op de foto, in ruil voor een joekel van een stempel.
Tot ‘Sarria’ is het redelijk mooi cruisen. Af en toe een bultje maar voor de rest kunnen we wat rondzien en nagenieten van het uitlopende bergmassief. ‘Sarria’ is een wat rare stad, de hoofdstraat is nogal smalletjes in vergelijking tot de hoogte van de gebouwen en geeft een wat claustrofobisch gevoel. Het ziet er zeker niet gezellig uit en ondanks de vele bars en café’s oogt er geen enkel echt uitnodigend om onze boterhammekes op te eten.
De zon is volledig verdwenen achter een massieve grijze wolkenmassa. Het regent niet maar lang zal het niet meer duren. Het is nog 21 km tot onze volgende slaapplaats in ‘Portomarin’ en als we al droog willen aankomen is het misschien nog niet zo’n slecht idee om verder te rijden. Buiten ‘Sarria’ draaien we linksom en meteen wacht ons een serieuze klim. Af en toe zit er wel een stukje vals plat tussen maar we moeten toch 13 km recht op de trappers. Het is puffen en blazen en zonder onze ‘middagpauze’ gaat het een stuk moeizamer.
‘Piradela’, we zijn boven. Tot ‘Portomarin’ is het nog een kilometer of 9, recht naar de ‘Rio Mino’. Ondanks het feit dat het vandaag een redelijk vlakke rit was met een serieuze afdaling in het begin sprokkelen we toch weer meer dan 750 htm bij elkaar.
Rond 13.30u zijn we al op de camping en kunnen we nog wat rust inbouwen voor de ‘laatste’ rit van morgen die toch nog 100 km bedraagt; ‘Santiago de Compostela’, ons einddoel!
In de namiddag druppelt het af en toe wat flauwtjes, voor de volgende dagen wordt regen voorspeld… We zullen aankomen zoals we vertrokken zijn… met regen…
Spaans weer, geen wolkje aan de hemel, haast geen zuchtje wind, het kan nauwelijks beter. Een bult of drie en 10 km verder staan we al in ‘Ponferrada’, echt een mooie, propere stad, doormidden gesneden door de ‘Rio Sil’. Nauwelijks in de stad rijden we al langs één van de laatst bezette Tempeliersburchten. Het is echt een pareltje en een bezoek meer dan waard. Nieuwbouwvertrekken in moderne materialen zijn keurig aan de originele muren bevestigd en het ziet er piekfijn retro uit, hoewel ik me wel kan inbeelden dat niet iedereen dit idee zal gedeeld hebben. De burcht maakt nog steeds indruk op de bezoeker door zijn toegangsbrug en hoge gekartelde kanteeltorens. ‘Ponferrada’ is druk op een zaterdagmorgen. Het is markt en iedereen lijkt op de been. De industriestad oogt weinig Spaans, er hangt zelfs een voorstad aan. Het is nog een twintigtal kilometer tot ‘Villafranca del Bierzo’. De grote verbindingsweg golft nu onophoudelijk. Tweewielers moeten minimum 300 km afleggen voor een geldig Compostolaat, een afstand die we eergisteren ergens overschreden hebben en het valt dan ook op dat het aantal fietsers echt exponentieel is toegenomen. Je zou enige fris- en fitheid verwachten van de nieuwelingen maar dat is wat ver gezocht. Het gebrek aan ritme en tempo valt duidelijk op en bij de eerste knik stappen een groot aantal al af en zetten de weg verder met de fiets aan de hand.
‘Villafranca’ is nog zo’n mooie stad. De toegangsweg loopt langs een 16e eeuwse burcht met versterkte hoektorens, er is net een bus toeristen losgelaten. Het gaat nu bergaf tot op de ‘Plaza Mayor’ waar een indrukwekkend barokke gebouw staat met imposante voorgevel; een jezuïetenklooster. Er zijn vele terrasjes en zoals zovelen stoppen we en genieten van het uitzicht en vooral van een koffie met een broodje…
‘Vanaf nu gaat het alleen maar bergop’ denk ik hardop, ‘meer dan 40 km’…
Het weer zit mee, het is nog niet ‘te’ warm en de wind speelt nog niet echt een grote rol, maar wat niet is kan nog komen. We volgen de oude weg door de beboste en smalle kloof van de ‘Rio Valcarce’. De relatief nieuwe autostrade A6 loopt in dezelfde kloof en we kruisen ze meermaals onder en boven. Er liggen wat kleinere dorpjes nog verder in de diepte van het dal, maar wij blijven zo hoog mogelijk. Het stijgingspercentage valt wel mee tot net voor ‘Trabadelo’, de wind raast met momenten langs onze oren. Na ‘Las Lamas’ gaat het weer wat vlakker. We zitten nu op 1.000 htm, nog 400 te gaan.
In ‘Pedrafita’ slagen we links af, nu komt het ergste nog, een viertal kilometer en nog meer dan 200 htm te gaan. De weg kromt rond een heuvel. Nu we uit de kloof zijn zien we pas in welk fantastisch landschap we zijn terecht gekomen. Groene, frisse, afgebakende weiden, afgewisseld met plukken bos. Overal hoor je koeien met bellen.
Het is duwen nu. De meeste fietsers die we zien, staan stil of lopen naast hun tweewieler. Thierry voelt zich nog super, ik moet de kadans iets laten zakken, nog 3 km. Er volgt weer een steiler stuk en een stuk in dalende lijn. Ik blijf doorbijten en probeer wat te recupereren in die enkele meters bergaf. Nog 2 km, in de verte zie ik de stopplaats, of toch tenminste de plek waar we afgesproken hebben met Ria, Malvina en Eddy, die ons weer een stuk tegemoet zijn gereden. Er staat nog een trosje Fransen langs de weg, ik weiger even af te stappen. Nog 1km, Thierry wacht me op, het eerste huis, we zijn er, het dorp ‘Cebreiro’. Niet meer dan een huis of twintig maar met een kerkje uit de 10e eeuw. Het dorp is één van de oudste toevluchtsoorden voor pelgrims en bestond waarschijnlijk al in de 9e eeuw. We zijn nu in ‘Galicia’. Het Keltische karakter weerspiegelt zich meteen in de prularia die te koop zijn in de verschillende winkeltjes. De bevolking gebruikt nog een ‘eigen’ officiële taal, verschillend van het Spaans. We drinken iets op het terras naast de kerk. Er lopen wat lui in middeleeuwse klederdracht, morgen wordt er een film opgenomen. We zijn nog niet helemaal thuis. Onze motorhomes staan op een parking op de top van de ‘Alto de Poio’ en het is best nog wat dalen en klimmen voor we uiteindelijk de achterkant van de 4 wagens zien, eindelijk.
Qua vermoeidheidsgraad bengelt deze rit zeker in de top 5. De laatste kilometers zijn de lastigste, ook al door de wind die op de hoogvlaktes fameus kan waaien.
Het zal haast 20u geweest zijn als ons een vrouw op een fiets voorbij kwam. We hadden haar eerder in ‘Villafranca’ gezien, zo’n 7u geleden, châpeau…
We zitten nog buiten aan de motorhomes tot een uur of 9. We hebben een schitterend zicht op berg en dal en zitten letterlijk op de eerste rij. Niet zo ver onder ons lopen een dozijn of wat koeien, allemaal met een bel…
Dit wordt een prachtige dag, zeker weten. Het weer is alvast van de partij. Om 10u starten we via de N120, niet meteen de rustigste route, maar zeker de kortste. het gaat al vlug wat op en neer maar met dit landschap stoort het absoluut niet. Na een kleine 20 km zijn we in ‘Astorga’ en het moet gezegd, de centrum is echt uit de duizend. Het meest in het oog springende gebouw is het voormalige bisschoppelijk paleis van Antoni Gaudi. Net ernaast staat de prachtige Santa Maria kathedraal waarin verschillende bouwstijlen werden gecombineerd. Naast de immense kerk staat een Romeinse poort en getralied venster met het opschrift: ‘Gedenk mijn toestand, gisteren ik, vandaag gij’…
Recht tegenover heeft de toeristisch dienst haar zetel en da’s makkelijk meegenomen voor een stempel. Het centrum is meer dan proper en verzorgd. Na ‘Astorga’ gaat het meteen omhoog richting ‘Montes de Leon’ met op de top het befaamde ‘Cruzde Ferro’ op 1500 meter hoogte.
‘Castrillo de los Polvazares’, een tiental kilometer westelijk van ‘Astorga’ is een typisch dorp uit de ‘Maragateria’ streek. Smalle natuurstenen straten en woningen met ver overhangende houten balkons zijn nogal frappante eigenschappen. Minder bekend zijn de uitbundige bruiloften…De natuur is prachtig en misschien wel het mooist van wat we tot hiertoe gezien hebben. Korte struiken met gele geurige bloemen. In de verte een veld met lavendelkleurig gewas. We hebben ogen tekort. De klim is zeker in het begin niet te steil en enkel de laatste 5 à 6km gaat het echt flink omhoog, maar we zijn meer gewoon. Het is en blijft fantastisch en conditioneel kunnen we al een stootje verdragen.
De wind komt pal uit het Noorden. Als we met momenten die kant opgaan is het even bijtrappen, maar echt overdreven is het nooit. Om de paar kilometer is er wel een dorpje met een ‘Albergue’. Bij wijze van welkome afwisseling rijden we dan door de hoofdstraat en laten enkele malen onze carnet afstempelen. Op de terrasjes voor de pelgrimhuizen zit altijd wel wat volk, afgepijgerd en op adem te komen. De Camino leeft!
We rijden door ‘El Ganso’, een straatdorp met geplavijde slecht berijdbare tegels. Bovendien gaat het steil omhoog en dient er nogal drastisch bijgeschakeld te worden.
We komen honderden wandelaars tegen, gepakt en gezakt. De enkele fietsers rijden stapvoets of gaan te voet naast hun tweewieler. We kijken wat verwonderd naar elkaar. In het spookdorp ‘Foncebadon’ stoppen we bij één van de twee ‘Albergue’s’ en eten onze sandwiches op, geen koffie, maar een dikke Cola. Thierry rijdt wat sneller door. Malvina heeft een sms gestuurd en ze is, samen met Eddy, op weg naar de top maar dan langs de andere zijde. Thierry besluit om ze tegen te rijden. We spreken af op de top van de ‘Cruz de Ferro’. Een kwartiertje later kom ik aan op de top. Op een gigantische steenheuvel staat een sobere houten paal met een ijzeren kruis. De geschiedenis wil dat pelgrims hier een deel van hun symbolische last aflegden. De modernere pelgrim houdt het gebruik in ere door van thuis meegebrachte voorwerpen hier achter te laten. Er heerst een soort beklemmende stilte als ik naast de heuvel rij. Enkel de wind zoeft langs het tarmac. Naast de kapel houden wandelaars hun siësta, er zijn wat tafeltjes en banken voorzien.
Het is best wat emotioneel nu we al zo ver zijn gekomen om ook onze ‘steen’ achter te laten. Ik sudder wat in de zon, genietend van het moment…
Een half uurtje later komen Malvina, Eddy en Thierry langs de andere zijde bij de ‘Cruz’ aan. Iedereen heeft er zijn moment van bezinning, iedereen op zijn manier.
De afdaling naar ‘Molinaseca’ is spectaculair te noemen. We stoppen nog in ‘Manjarin’ en ‘Acebo’ om iets te drinken en houden nog veel meer halt om te genieten van het uitzicht. Ver uit de mooiste beklimming en afdaling tijdens deze tocht en misschien wel sinds…
In de verte zien we ‘Ponferrada’, maar houden onze ogen constant op de weg. De afdaling is 17 km en vrij snel. We komen dichter en dichter bij de camperplaats. ‘Molinaseca’ ligt aan een stenen boogbrug. De ‘San Nicolaskerk’ staat op een hoogte en beheerst het uitzicht in het centrum. De aankomst is later dan gepland, genieten kost tijd en we hebben het er echt van genomen. In de motorhomes is het ondertussen koken geblazen, er is weinig schaduw, een ideaal moment om een kleinigheidje in het dorp te eten. Morgen nog een bergetappe, de ‘Cebreiro’ staat op het programma, straffe kost, we zien wel…
Mooie liedjes duren niet lang, in ons geval mooi weer. Na één dag zit het er alweer op. De camping die gelegen is in een pijnboombos op de heuvels rond ‘Leon’ is in een grijze, sombere sfeer gehuld. Het leven komt langzaam op gang. Bij de vier motorhomes is het routinewerk al volop aan de gang. Gezien de korte rit kunnen we wat later vertrekken.
Vanuit de camping vertrekt een steil stukje D-weg, weeral gevolgd door de snelle afdaling van de N601, dezelfde weg die we gisteren al namen richting centrum van ‘Leon’. Nu echter blijven we op de zuiderring richting ‘Astorga’. Het is druk en op de vele ronde punten is het echt uitkijken. Tot ‘Villar de Mazarife’ is het landschap nogal gewoontjes. Niet dat we verwaand willen overkomen, maar de eindeloze graanvlaktes met hier en daar een plukje bos, hebben we nu wel gezien! Er zijn geen wandelaars in de buurt, het is dus weer een Sweerman-ommetje wat betekent rustig maar wat verder en vooral wat meer hoogtemeters.
Ach, het is goed fietsweer houden we onszelf voor. Niet te koud en met 17°C ook niet te warm, maar toch geeft het landschap een desolatere indruk dan wanneer de zon zou schijnen.
Rechts in de verte hangen donkergrijze wolken, gekabbeld met zwarte vegen die naar beneden lijken te vallen, regen dus…
In ‘Villar de Mazarife’ halen we in de Albergue een stempel en nemen enkele foto’s van de lelijkste kerk die ik ooit heb gezien. Toegegeven, er moet een lelijkste kerk zijn en die hebben we dus gezien!
Vanaf het dorpscentrum kruisen onze wegen terug met die van de wandelaars. Het tarmac loopt wat flauwtjes op. Je kan het einde van de weg niet zien, kilometers en kilometers kaarsrecht voor ons uit. Voor de stappers is zoiets nefast voor de ‘moral’.
We houden er een proper gemiddelde op na, temeer daar een steeds donker wordend plafond ons iets meer gas laat geven! We moeten een kilometer of 5 naar het noorden. De wind waar we nog niet al te veel last van hadden, kletst nu regelrecht in het gezic ht. Van de ene moment op de andere wordt het weer beuken in de richting van de regen, hopelijk houden we’t droog.
De laatste 7 km tot ‘Hospital de Orbigo’ hebben we de wind weer schuins achter. Het wordt weer een ritje tegen de tijd, regen krijgen we toch, alleen de hoeveelheid proberen we te beperken. Er valt licht gedruppel naar beneden als we over de beroemde brug over de ‘Rio Orbigo’ rijden. Deze Romeinse brug is vrij uniek door zijn lengte en onregelmatige vorm. Elk jaar, rond de 25e juli, is er een groot ridder- en steektornooi in de rivierbedding.
De camping ligt net uit het centrum. We zijn ruim op tijd want de motorhomes zijn nog niet aangekomen.
Morgen wordt het andere deeg. Na ‘Astorga’ gaat het dapper omhoog tot een hoogte van 1500 m, waar een ijzeren kruis oftewel ‘Cruz de Ferro’ één van de bergen siert, maar daarover later meer!
Rond 15u zijn de meeste wolken verdwenen. We kunnen nog wat nagenieten en een wandelingetje maken. Voor vanavond staat er een reuze spaghetti op het menu van meesterkok ‘Eddy’, jullie weten niet wat jullie missen…
Het dorpsfeest heeft tot de vroege uurtjes geduurd. Klokslag middernacht was er vuurwerk en om 01.30u begon de muziek op het ‘plaza major’. Toen ik me om 05.30u nog eens omdraaide hoorde ik in de verte nog altijd wat bas, niet echt storend maar het was er wel.
Deze ochtend zag de hemel er uit zoals ik er al een tijdje van droomde, wolkeloos. Voor de relatief korte rit namen we niet veel extra mee, het zou wel lukken zonder al dat gewicht. Vanuit ‘Sahagun’ volgen we terug de pelgrimsroute. Na de inspannende namiddag van gisteren gaat het vandaag wat rustiger. Waarom zouden we ons ook haasten. Na aankomst op de camping in ‘Leon’ gaan Malvina, Ria en Eddy terug op pad en die zouden wel voor enige uurtjes zoet zijn…
We houden er dus een rustig tempo op na. Links van de weg loopt een grindpad voor de wandelaars. Om de paar meter is een jonge plataan aangeplant. Veel schaduw geven ze nog niet maar alleszins beter dan de honderden paaltjes die helemaal tot niets dienen.
Het 900m hoge plateau is zo plat als een biljart, rechts in de verte zien we de witte toppen van de ‘Picos’. We genieten van het uitzicht, echt prachtig. Elk dorpje dat we kruisen rijden we even in. Broeiende, dromerige dorpjes, levend van de ‘Camino’. Bij sommigen ligt de hoofdstraat nog in grind. Bij anderen zijn de huizen opgetrokken in ‘adobe-bouw’, een soort leem dat jaarlijks dient aangevuld of vernieuwd.
In ‘El Burgo’ zien we terug de Fransen van gisteren, ze zullen weer hun 15 km wandelen tot ‘Mansilla de las Mulas’.
Wij stoppen er ook en na de stempelzoektocht houden we onze middagpauze in het pelgrimscentrum. Het is een constant komen en gaan van mannen en vrouwen, soms zwaar beladen met rug- of fietszakken, soms mankend, zelden lachend. Voor het grootste deel zit de dagetappe er op, nog voor de grote hitte losbarst! Met de fiets heb je altijd wat wind, een zaligheid of een vloek!
Tot ‘Leon’ kan het via de rustige, langere wegen maar Thierry en ik besluiten om maar meteen voor de korte pijn te kiezen op de N601, temeer daar we een sms’je ontvingen van Malvina met de boodschap om af te spreken aan de kathedraal. Nu stond ‘Leon’ eigenlijk voor morgenvroeg op de planning maar dat kunnen we onze vrouwtjes niet aandoen! De laatste kilometers gaat het flink omhoog, en daarna met een hellevaart naar beneden op een eivolle viervaksbaan! Het is en blijft wennen, net of je op de autostrade met je tweewieler paradeert. In ieder geval bollen we zonder problemen de binnenstad in, maar dan, de kathedraal! We vragen enkele Spanjaarden de weg, maar met het onverstaanbaar gebrabbel worden we geen sikkepit wijzer. Goed, wij zijn de toeristen en wij moeten ons aanpassen, maar het valt toch op dat er buiten Spaans enkele Spaans wordt gesproken!
We komen er wel, het duurt alleen wat langer. Na een kwartiertje zalig cruisen door het meer dan aantrekkelijke centrum komen we aan bij de kathedraal. Ria en M alvina zitten ons al op te wachten, Eddy is wat caches gaan zoeken!
Een biertje en een dure ijscrème later rijden wij al naar de camping, de anderen komen nog later te voet terug. Voor ons is het nog een kleine 6 km, en de Garmin heeft een pittig bosweggetje gevonden dat nogal dicht aanleunt tegen een mountainbikeroute, en met mountain bedoel ik wel degelijk mountain!
Na het dagelijkse onderhoud aan de fietsen komen de vrouwtjes en Eddy aangestrompeld. De zin om nu nog te beginnen kokerellen is ver weg, dus besluiten we om met z’n allen maar in de campingtaverne iets te eten. Dat hadden we beter niet gedaan. Als voorgerecht hadden we lasagne maar die trok eerder op een veel te lang gebakken ‘croque’. Mijn makreel kwam regelrecht uit het doosje om nog maar te zwijgen over de frieten en de kip die anderen geserveerd kregen.
Morgen de laatste kalme rit, daarna wordt het weer afzien, dus nog even profiteren. Onze laatste week is ingegaan…
Hoe veelbelovend de nieuwsspreker gisterenavond het weerbericht ook bracht, zwaaiend met hogedrukgebieden en temperaturen boven de 30°C, hoe achterdochtiger we geworden zijn, en terecht…
Het is overwegend grijs als we rond 8u de deur van de motorhome open zwaaien, ‘ze hebbe ons weer goe liggen’ roept Thierry… ‘Wat had je verwacht’ antwoord ik terug!
Het is 14°C en op zich al een hele verademing tegenover de temperatuur die we al gehad hebben maar toch. De ‘Tierra de Campos’, bekend voor broeierige temperaturen en razende winden, laat zich alvast niet kennen door de eerste eigenschap. Eén na één verlaten de campinggasten hun slaapstek, wij volgen!
We rijden naast de heuveltop die ‘Castrojeriz’ zo bekend maakt. Het stadje ligt als een sikkel rond de oude Tempeliersburcht. Tot ‘Castrillo’, zo’n 5 km verderop krijgen we even tijd om in te rijden, maar dan barst het Westenwindgeweld in alle hevigheid los. Tot ‘Fromista’ rijden we met wat verbeelding door een polderlandschap, met dat verschil dat we op een hoogte van 800 meter rijden. We stoppen even bij de Middeleeuwse boogbrug over de ‘Rio Pisuerga’. Er staat een 12e eeuwse kapel die eerder dienst deed als pelgrimshospitaal en tegenwoordig is omgetoverd tot ‘Albergue’. Het doet je altijd wel iets als je stilstaat bij de gedachte dat honderdduizenden mensen deze brug met hetzelfde doel maar onder andere omstandigheden hebben overgestoken. Achter ons stopt een Franse camionette en een klein busje. Er stappen een handvol wandelaars uit…’14 km tot Fromista’ hoor ik de patron zeggen…en dan zit hun dag er weer op, de rest zal met’ het buske gebeuren’ denken we! Het opperhoofd kijkt nogal laagdunkend op ons neer, steekt de neus in de lucht, plant zijn wandelstokken in de grond en zet er de kadans in…enkel de ‘Marseillaise’ ontbreekt…
In de verte zien we ‘echte’ lopen, da’s andere koek. Wij volgen het asfalt. Het is mooi rijden door de oneindigheid van graan en gras. Immense vlakken, zonder afbakening, gaan vloeiend over de altijd aanwezige glooiingen. Toch is het best duwen tegen de venijnige wind. Stilaan priemt de zuiderzon door het wolkendek en scheurt de grijzigheid open, blauwe puzzelstukken achterlatend.
Net voor ‘Fromista’ kruisen we de ‘Canal de Castillo’. De hoge, enigszins gebogen sluizen liggen trapsgewijs boven elkaar. Op 200 km wordt een hoogte van 150m overbrugt door middel van 49 sluizen. Met de bouw werd in de 18e eeuw begonnen maar eigenlijk is het nooit afgeraakt, zoals zo dikwijls. Nu is het cultureel erfgoed.
‘Fromista’ is best aantrekkelijk. Pelgrims komen en gaan. Er zijn al wandelaars die het al voor bekeken houden voor vandaag, het is amper 11u. We halen onze stempel bij de ‘San-Martin kerk’, houden even een babbel met Eddy die we eigenlijk wat ‘op het lijf lopen’ en zetten kort daarna onze weg verder.
Het is nog te vroeg voor de siësta, we willen nog doorrijden tot ‘Carrion de los Condos’ een 20 km verderop. Het tarmac strekt zich als een afgerolde lintmeter door het landschap uit. De weg ligt wat lager dan de omliggende velden wat het op zich minder aangenaam maakt om te fietsen. De wind staat pal op kop, gekanaliseerd door het talud, maar de zon maakt zo veel goed. Tientallen pelgrims stappen hun ‘Camino’ op het speciaal aangelegde grindpad, bekostigd door Europa. Elke twintig meter staat er een paaltje met een schelp. Een boompje of bankje ware beter geweest…denken we dan maar!
In ‘Carrion de los Condos’ worden we opgewacht door een wuivende Eddy. Hij was ons met de motorhome al voorgereden en had al een terrasje gevonden voor de sandwiches, maar eerst nog maar eens stempeltijd in een verstoken Albergue. Twee nonnen zijn er bezig met een verhuis! Het is ondertussen best ‘heet’ geworden als we ons neerpladijzen langs één van de hoofdstraten. Pelgrims zijn ‘Big Business’. Elk jaar wandelen of fietsen er zo’n 250.000 tot ‘Compostela’. 250.000 die moeten eten, drinken en slapen. Overal vind je dan ook winkeltjes met prularia, voorverpakte sandwiches en water. Overal vind je hotelletjes en restaurantjes waar je voor een tiental euro een degelijk 3-gangenmenu voorgeschoteld krijgt. B&B’s rijzen uit de grond uit noodzaak en bieden comfortabele slaapplaatsen aan diegenen die niet in slaapzalen willen vertoeven…
We grappen en grollen wat, de tijd vliegt en we zullen nog uit ons pijp moeten komen willen we op een redelijk uur op de camping aankomen.
De wind lijkt nog aangewakkerd, in de verte kleine donkergrijze wolken.
‘Daar komen vodden van’ roept Thierry!
En inderdaad, enkele kilometer verder krijgen we een korte, niet zo felle regenbui op ons dak, maar nat is nat…
Het is nu echt duwen en trekken voor elke meter. Het landschap biedt weinig verandering, de dorpjes zijn zelfs nog schaarser geworden.
We steken de lange Deen voorbij die we eerder in ‘Burgos’ en ‘Castrojeriz’ al hadden gezien. Met pak en zak beladen nestelt hij zich netjes tussen Thierry en mij in. Het is’m gegund, zijn reis gaat nog tot Zuid-Afrika…met de fiets!
We wisselen nu constant van kop. Eigenlijk heb ik zelden zo’n goeie dag gekend. Het loopt als een trein en ik verteer de glooiingen en de westenwind als nooit tevoren. Zelfs Thierry is wat verbaasd door mijn ‘form’.
We halen een gemiddelde dat naar de omstandigheden best ‘goed’ is te noemen. Niet dat het er toe doet, maar door gebrek aan bezienswaardigheden onderweg kan je maar beter de beentjes nog eens strekken voor de ‘lastige’ ritten die nog in aantocht zijn.
De laatste 10 km rijden we naast de autostrade, op en af. Het constante gebeuk tegen de wind begint zo stilaan door te wegen en ik ben maar wat blij als ik in de verte de contouren van ‘Sahagun’ zie, onze overnachtingsplaats voor vannacht.
De hele stad maakt zich overigens klaar voor het feest dat vandaag begint en duurt tot vrijdag. Om 19.30u is er een stierenloop in de straten en alles wordt in gereedheid gebracht, inclusief de duizenden ijzeren dwarsbalken die het parcours afbakenen.
Het regent niet, maar daarmee is ook alles gezegd. Na de zware ritten van de laatste dagen kan het vandaag iets rustiger. Eerste stop is uiteraard ‘Burgos’. Het is druk laveren met de fietsen. We cruisen wat door de binnenstad en halen aan de kathedraal een stempel. Er stopt een dame op de fiets, ze heeft ons Vlaams horen praten. Als kankerpatiënte rijdt ze haar queeste voor de kankerliga. Ze denkt aan opgeven, haar fysieke conditie is zo verzwakt door de aanhoudend slechte weersomstandigheden dat ze waarschijnlijk zal afhaken. We horen schrijnende verhalen over de ‘Albergues’, zeg maar de rusthuizen voor pelgrims. De schimmel staat haar in de reistassen. Veel fietsers zijn volgens haar al terug thuis, opgegeven door het slechte weer, ‘je moet’et ons vertellen’… Onder de grijze hemel houden we een babbel van een dik kwartier, ze had echt behoefte aan een Vlaams luisterend oor, en dat heeft ze gekregen!
‘Burgos’ is echt de moeite. Ria en ik hebben al afgesproken om hier ooit eens terug te komen.
We rijden de stad uit langs de Zuiswest-zijde. Hier heb je geen voorstad of iets dergelijks. Je rijdt letterlijk de stad uit en honderd meter verder sta je tussen de koeien. De korte rit brengt ons via enkele hellingen tot de Noordspaanse hoogvlakte. Eindeloze graan- en grasvelden.
We rijden weer alleen, geen teken van enige andere pelgrim. De Sweerman-boekjes zoeken de vergetelheid nog maar eens op, maar toegegeven, het is best mooi rijden. Een vleugje zon zou weeral wonderen gedaan hebben, maar het blijft grijs met zelfs hier en daar een verloren druppel. Net voorbij ‘Cavia’ krijgen we een viertal kilometer zand onder de wielen geschoven. Meer dan halverwege houden we even halt voor de koffiepauze. Na ‘Indurain’ komen we in ‘Iglesias’.
In de verte spotten we eindelijk de eerste pelgrim, we voelen ons eigenlijk alleen, nu kunnen we pijn en smart delen…
Na 2 korte pieken blijft het doorgaans of redelijk plat of licht bergaf gaan. Een drietal kilometer voor ‘Castrojeriz’ rijden we onder de bogen van ‘San Anton’. De weg loopt letterlijk door de kerk. In twee nissen langs de weg zie je nog de plaatsen waar vroeger brood en drinken werd gelegd voor de pelgrims.
Malvina, Ria en Eddy zijn ons tegemoet gekomen en samen hangen we wat rond de oude ruïne en wachten tot enkele Italianen het hazenpad kiezen alvorens wat foto’s te nemen.
Het is nog enkele minuutjes tot de camping. ‘Castrojeriz’ lijkt een Middeleeuws dorp. Alles is oud, stokoud, groezelig met op de top van de heuvel een Tempeliersburcht.
Momenteel hebben we geen last van de gevreesde ‘warmte’ op de Spaanse hoogvlakte, eerder van onderkoeling. Sinds mensenheugenis kennen ze dat hier niet, al maar goed dat wij er zijn om het mee te beleven…
Als er een tempel voor heroïek en zelfkastijding bestaat hebben we het al zeker tot het portaal of de zijbeuk geschopt! Met wat moeite kan je stellen dat het de laatste 36u nauwelijks heeft opgehouden met regenen! Zelfs onze slaap is onstandvastig en rusteloos. Om 8u loopt de wekker af, ik wil er niet uit. Op het dak klettert het onophoudelijk. Ik ben dit weer niet beu, ik ben het kotsbeu. De kilometers en het hoogteprofiel maken de reis lastig, het weer daarentegen maakt er een hel van! Elke dag opnieuw moet je jezelf opladen om vooral ‘te vertrekken’ in de regen, wetende dat je er voor de volgende 5 à 6u kletsnat en verkleumd zal bijrijden,…
Het moet zo wat tegen 10u geweest zijn als we met veel tegenzin de oude stierenarena van de camping verlaten. De rit van ‘Najera’ tot ‘Burgos’ volgt voornamelijk de N120 in afwachting van de nieuwe autostrade. Onze beste vriend Sweerman heeft 3 lussen voorzien om enerzijds de toch wel drukkere N120 te vermijden en anderzijds enkele historische en traditionele bezienswaardigheden te bezoeken. We houden onszelf echter niet voor de zot en laten de lussen voor wat ze zijn. Als het regent wil je maar één ding, zo snel mogelijk op het eindpunt toekomen. Het scheelt ons een kleine 20 km. Het regent pijpenstelen als we de licht stijgende nationale weg opdraaien. De wind blaast met enkele Beaufort fel in het nadeel, de reclamevlaggen aan een grote winkelketen staan strak gespannen en klapperen voortdurend. Thierry rijdt op kop, ik probeer me nijdig in het wiel vast te zetten, dan wisselen we af. Mijn beurten zijn korter. Thierry is conditioneel een pak sterker, zonder twijfel. Op korte tijd krijgen we 2 hagelbuien te verwerken. Kleine, fijne speldekoppen irriteren mateloos onze gezichten. Ik knijp mijn ogen toe, met bril is het helemaal niet te doen. De weg stijgt nu behoorlijk. In de zeldzame bergaf halen we amper 18 km/u. Het stormt. Tot ‘Santo Domingo de Calzada’ is het 24 km. We komen verscheidene fietsers tegen, maar niet één op zijn of haar zadel. Velen duwen hun tweewieler nog vooruit, anderen staan hulpeloos aan de kant. Ons gemiddelde haalt geen 14km/u. Op enkele kilometer ben je geradbraakt, ver in het achterhoofd weet je dat er vandaag 90 km op het menu staan, je krimpt ineen, schudt nog maar eens met je hoofd, nijpt de regendruppels uit je ogen en trapt verder…
Naast de N120 loopt het wandelpad van de ‘Camino’. Voor de eerste keer begint het echt op een processie te gelijken. Grote kleurrijke regencapes dansen op een neer in het overwegend groene landschap. Het is bijna half twaalf als we de beschermende binnenstad van ‘Santo Domingo’ binnenrijden. In het centrum vinden we een pelgrimshuis. De deuren zijn nog gesloten, maar er wachten al een dertigtal wandelaars, hun dagetappe zit er al op, wel heel vroeg als je’t ons vraagt, maar ja, ieder zijn ‘Camino’…
Als wat later de voordeur opengaat is het net geen stormloop, iedereen wil wel een slaapplaatsje, voor ons kon de volgorde niet zoveel schelen, het was maar voor de ‘stempel’.
Het begint terug harder te regenen en besluiten om te schuilen en op te warmen bij een ‘café con leche’. Je ziet haast iedereen denken ‘Hoe zot kun je zijn’…
Ik heb verse, droge kleren aangetrokken, een zalig gevoel. Na twee koffie’s gaat de helletocht verder. Met de regelmaat van de klok krijgen we nog een bui op onze nek hoewel de tussenpozen nu groter zijn dan gisteren. We rijden uit de ‘Rioja’. De anders zo hete plek heeft ons alleen maar regen bezorgd. Op de hellingen staan gras- en graangewassen. De wegen lijken eindeloos, als kilometerslange krijtlijnen doorheen alle tinten groen. De wind is iets in kracht afgenomen en staat dan weer pal op kop, dan weer rechts vooraan, maar nooit in het voordeel. We passeren ‘Belorado’ en stoppen even bij een lagere kerktoren waar een ooievaar fier het nest bewaakt. In de verte schijnt heel even de zon, zou het?
We rijden nu al meer dan 50 km bergop, wind op de neus. Donkere wolken pakken samen over de heuvels. Als we in ‘Villafranca’ een gezellige bar zien is de beslissing snel genomen, ‘lunch-time’. We zitten tussen een 82 jaar oude Nederlander en een jonge Spaanse, beiden met hetzelfde doel, ‘Compostela’ bereiken. Hij heeft vandaag nog geen stap gezet wegens het weer en zij heeft er een uurtje opzitten, door dezelfde reden. De koffie is zoals gewoonlijk overheerlijk, onze sandwiches smaken. Nog 35 km voor de boeg, straks naar 1150m hoogte. We blijven niet te lang hangen. Ik verwissel nog van shirt en weg zijn we. Amper een kilometertje verder gaat de hellingsgraad stevig de hoogte in. We tellen af tot de top, 1150m op de ‘Puerto de la Pedraja’. De grens van de ‘Tierra de Campos’ is bereikt. Het ziet er uit als de ‘Hoge Venen’. In trapjes gaat de weg omlaag. Heel langzaam zien we in de verte ‘Burgos’ verschijnen en geven nog een trapje bij.
Als we op de camping net buiten de stad arriveren is het net geen 17u, moe gestreden maar met een opgeheven hoofd. Dit hebben we alweer overleefd. Onze conditie houdt ons recht, zeker weten, het weer krijgt er ons alvast niet onderdoor.
Malvina, Ria en Eddy hebben deze namiddag ‘Burgos’ bezocht en waren zeer onder de indruk van de stad, maar zeker van de kathedraal.
Morgen een relatief korte rit met een speciaal toetje, maar da’s voor morgen!
Hopelijk eindelijk zon, da’s de voornaamste smeekbede…
Het is gisterenavond beginnen regen en dat doet het deze morgen nog steeds. Er was wat regen voorspeld maar dat het er als oude wijven ging uitvallen?
Ria en ik zijn er verschillende keren van wakker geworden. Het is dan ook extra lollig als de wekker afloopt; ‘Regent het nog?’ de vraag waar je geest het eerst aan denkt…
En ja, het regent nog!
Ik lig nog in’t bed, half in een roes als ik Thierry sms! ‘Wat denk je?’
‘We wachten wel een uurtje langer’ is het verlossende antwoord!
Met momenten regent het best hevig, en even later heb je de indruk dat het wel gaat ophouden. Het moet in zo’n moment geweest zijn dat we beslissen om er toch maar een lap op te geven, ondanks de slechte voorspellingen.
Ik heb er zelfs helemaal geen idee van hoe laat het was als we de camping in ‘Estella’ afrollen. Ik heb mijn bril afgelaten, in dit weer helpt het toch geen zier. Eerst gaat het even bergaf om vervolgens nijdig in de klim te gaan. 2 km verder draaien we een kleine aarden weg op richting ‘Monasterio de Irache’.
Het klooster is één van de oudste van ‘Navarra’ en je kan in het portaal of net daarachter een stempel bemachtigen. De binnenbouw is eerder sober, maar de kerk is vooral bekend voor de Gregoriaanse gezangen tijdens de misvieringen…
Toch is het spijtig dat het gebouw op zich een stuk verscholen ligt achter een in de jaren 90 gebouwd wijnbedrijf. Als compensatie is er een fonteintje voorzien waar pelgrims en sympathisanten hun kruikje of wat dan ook kunnen vullen met water….en wijn!
Jef en ik hadden gisteren ons glaasje al geproefd en ik moet zeggen dat de tafelwijn, die uiteraard weinig alcohol bevat, best lekker is…
Het is de eerste keer dat we ons gratis aan wijn kunnen bezatten, maar het zal spijtig genoeg niet voor vandaag zijn. Thierry en ik staan er bij als 2 verzopen waterkiekens en vooral… we moeten nog 80 km verder zien te geraken.
Een kwartiertje later zijn we terug onderweg. Net zoals gisteren is ook dit stuk allesbehalve prettig. De reden is de aanleg van de nieuwe autostrade A12. Aan de wandelpaden is weinig verandert, maar de fietsers die gebruik maken van de parallelle N111 moeten toch over een portie vindingrijkheid en durf beschikken. Zo hebben we een stuk moeten rijden op een ‘autoweg’, echt leuk met al het verkeer, dat je op nauwelijks een metertje, tegen 120 km/uur passeert! Dan waren we weer op zoek naar enige asfaltstrook aangezien iedereen werd afgeleid naar de autostrade (die wel verboden is voor fietsers). Verder gaat het verscheidene keren op of onder de nieuwe A12. Eén maal gaat het echt fout als we op het parcours van de wandelaars terecht komen. De hellingsgraad gaat met een ruk de hoogte in en de staat van de weg laat echt te wensen over, zeker als je niet over mountainbikebanden en -veringen beschikt. Vandaag gebod, morgen verbod en omgekeerd. Zolang de werken aan de gang zijn, is het onduidelijk welke weg de fietsers moeten volgen, hopelijk biedt de toekomst enige opheldering…
Eindelijk zijn we in ‘Los Arcos’, weg van de A12. Met momenten regent het er nog lustig op los terwijl enkele kilometer verderop de wegen volledig opgedroogd zijn. Tot ‘Sansol’ is het één rechte baan waar geen eind lijkt aan te komen. Duizenden en duizenden klaprozen staan vrolijk wiegend langs de kant van de weg. Uitgestrekte wijngaarden wisselen met al even uitgestrekte graanvelden. Tot ‘Logrono’ gaat de weg in trapjes omhoog. De fameuze vergezichten blijven voor ons echter verstoken, daar zorgen mist en regen wel voor.
We naderen de hoofdstad van de ‘Rioja’.
Net voor we de hoofdstraat opdraaien houden we pauze op een overdekt terras. Er is een groot feest aan de gang ter ere van ‘San Bernabe’. Op de Rua Vieja is het echt koppenlopen. In de kathedraal is een trouwpartij aan de gang, en van het bekende plein voor de Santiagokerk is weinig te zien. Marktkraampjes hebben er het hele plaveisel ingenomen. We kunnen wel de zijkant van de kerk bewonderen met een indrukwekkend gebeeldhouwd tafereel van Santiago Matamoros, St Jacob als Morendoder.
Vanaf gisteren in ‘Puenta la Reina’ zien we op elke kerktoren ooievaarsnesten.
De hele binnenstad is ingepalmd door kraampjes en we kunnen er met onze tweewieler nauwelijks doorheen. Op het einde van de hoofdstraat zijn we net op tijd om een optocht van reusachtige poppen te zien, begeleidt door waarschijnlijk traditionele gefluit en getrommel door muzikanten in al even traditionele kledij.
De hoogste tijd om verder te fietsen. Voorbij ‘Navarrete’ is het weer serieus klimmen. Door de aanleg van de A12 zijn we ook hier weer verplicht om een alternatief te volgen langs ‘Sotes’, waar we een stempel halen, en ‘Ventosa’. Het ommetje levert ons meteen 250 htm’s en een cartouche minder op.
Op enkele kilometer van ‘Najera’, de plaats waar we op camping gaan, krijgen we de zoveelste bui, zelfs met de nodige portie hagel.
Het was een lastige rit vandaag. De weersomstandigheden en de 1250 htm’s deden zeker hun duit in het zakje. We gaan uit eten, 3-gangenmenu voor 14€, een pelgrimsmenu, met macaroni als voorgerecht, varkenslapjes als hoofdschoten en een ijsje als negerecht. De calorieën zijn er weer bij. Voor morgen staat ons een lange rit te wachten, tot ‘Burgos’ en de ‘Tierra de Campos’!
De hemel is dichtgetrokken, het druppelt boven de ‘Hoz de Lumbier’. De vale gieren zitten droog op hun grote nesten, wij moeten erdoor. Om 9.50u staan we al te wachten voor het toeristenbureau om als eerste onze stempel te bemachtigen, nu ja, als eerste! We zijn nog altijd niet de processie van Echternach tegengekomen en dat zal vandaag ook wel niet gebeuren.
De jonge twintiger die het bureau bemand spreekt een mondje Engels en we leggen onze bedoelingen uit. ‘Geen erg…maar wij hebben zo geen stempel’… En nu?
‘Ik begeleid jullie wel naar het gemeentehuis, daar hebben ze er zeker één, maar ik ben er zeker van dat ze daar dan weer geen En gels praten’, gaat ze verder! En wij op weg…
Het gemeentehuis is nauwelijks honderd meter en één straat verderop. Thierry blijft bij de fietsen, ik volg de jongedame de trap op van ’t schoon verdiep!
Ze klopt kort op de deur van de burgervader die iets later een burgerdame blijkt te zijn. Tien minuten en een hele uitleg later sta ik terug bij Thierry met een stempel in onze carnet, da’s al een goed begin. Bij het verlaten van ‘Lumbier’ draaien we de NA2012 op, een alternatief stuk om de drukkere N240 te vermijden. Het is vooral rustig rijden. De relatieve omweg en de enkele honderden hoogtemeters nemen we er gewoontegetrouw maar bij. Een tiental kilometer verder rijden we rechts van ‘Induraïn’, een klein en verlaten dorp met nauwelijks wat huizen en een kerk. Of San Miguël hier ooit is geweest? Geen idee, niets herinnert er aan. Het gaat constant op en af, tussen de honderden hectare gras- en graanvelden. In ‘Reta’ houden we even halt, er vallen wat druppels. We doen een regenjack aan, maar amper enkele minuten later houdt het alweer op, terug de regenjack opbergen…
Het is weinig spectaculair rijden, na een maand ben je ook al wat gewoon en het moet je ook al overdonderen wil je nog iets nieuws zien. Maar, het is vooral rustig peddelen in de natuur!
We rijden nu zo’n 15 km ten zuiden van ‘Pamplona’, kruisen de N240 en komen nu in het drukkere gedeelte van de etappe. Op de flanken va n de heuvels staat de ene steengroeve naast de andere. De bekende wijnstreek en de kleine, gezellige wijndorpjes gaan gebukt onder de stoffige industrie die hen volledig wegdrukt en overheerst. Op de N121 raast de ene na de andere bijna overladen vrachtwagen. Het is 13u, tijd voor onze dagelijkse portie cafeïne, die we nog nooit zo goedkoop vonden aan de rand van ‘Campana’.
Na de siësta is het nog even tot we op de kleinere NA601 draaien. Hoe het komt of waar we met onze gedachten waren, maar beiden missen we de bordjes naar ‘Sta Maria de Eunate’. De kleine afslag was zelfs geprogrammeerd op onze Garmin, maar neen, de achthoekige begrafeniskapel zal voor een andere keer zijn. Onze ‘euro’ viel pas een tiental kilometer later en dan was het al veel te laat!
Ondertussen rijden we door een weinig interessant landschap zonder veel afwisseling tot ‘Puenta la Reina’. Net voor het centrum stoppen we even bij een pelgrimshuis en laten onze carnet afstempelen. De kleine, groezelige straatjes ogen best gezellig. Via de smalle hoofdstraat kom je langs de Jacobskerk die een kort bezoek meer dan waard is. Grote bombastische ingekerfde en overdadig met bladgoud versierde tabernakels tegenover de sobere zit- en knielbanken, het is best het bekijken waard. Recht tegenover de kerk bevindt zich het voormalig pelgrimshospitaal. We volgen de hoofdstraat en komen uit op de beroemde oude stenen boogbrug over de ‘Rio Arga’.
Vanaf ‘Puenta la Reina’ kunnen we, en da’s lang geleden, nog eens ‘Buen Camino’ zeggen, een verwelkoming en groet die zoveel betekent als ‘een goede weg’. Het verbindt pelgrims aller landen en tijden. In de pelgrimshuizen is een toeloop van wandelaars die vooral via de verbinding met ‘St Jean-Pied-de-Port’ rechtstreeks naar het zuiden zijn gelopen. Fietsers zijn ruim in de minderheid, in totaal steken we maar een koppel of vijf voorbij. Nochtans blijven we er beiden bij dat de fiets nog altijd ‘het’ middel bij uitstek is, maar ja, iedereen zijn ding!
Net voorbij de middeleeuwse brug moeten we stoppen voor een kudde schapen, inclusief herder, die de hele weg afzetten en het dorp inwandelen. De kale lijven lopen wat onwennig door elkaar, keurig achternagelopen door een hijgende schaapshond.
Net buiten ‘Puenta la Reina’ gaat het heftig omhoog. De Parallelle N111 volgt nauwgezet de nieuwe snelweg A12. Het uitzicht is saai en je voelt de drukte op de aanpalende autoweg. Zoals zo dikwijls wegen de laatste loodjes het zwaarst. De hoogtemeters laten zich voelen en zijn zowat het belangrijkste waar we mee bezig zijn. Het wolkendek trekt ondertussen steeds dichter en dichter toe. We zijn zo goed als in ‘Estella’ of ‘Lizarra’ in het Baskisch, een gezellig stadje met een bekende pelgrimsbrug. Net over de brug nemen links en twee kilometer verder belanden we op de camping. Jef, Eddy, Malvina, Christiane en Ria waren eerder vandaag de ‘Monasterio de Irache’ gaan bezoeken, maar daarover morgen meer…
Het is nu 21u, we hebben ruim aan de apero gezeten tot een onweer, inclusief bakken hagelbollen ons minifeestje uiteen hebben geblazen…We’ll be back…
De rustdag heeft iedereen goed gedaan, de kasten liggen weer vol met frisruikende fietskleren, de waston is leeg. De batterijen zijn weer opgeladen en iedereen staat deze morgen met vernieuwde kracht en energie te wachten op het startschot.
De zon schijnt en alleen boven de ‘Pyreneeën’ hangen wat stapelwolken. Volgens de berichtgeving zou het enkel tegen de avond wat kunnen druppelen. De motorhomes rijden nog langs de ‘Mercadona’ terwijl Thierry en ik al richting ‘Lumbier’ denderen. ‘Jaca’ ligt nog steeds op 800m hoogte en voor één keer hebben we geluk. Vooral de eerste 40 km gaat het flink bergaf. N240 is een vrij brede, drukke weg. Druk, nu ja, er vliegen wat vrachtwagens voorbij en af en toe een wagen, maar zeker niet overdreven. De meeste chauffeurs zijn o.i. vrij fiets minnend en schuiven geregeld op het linkse rijvak als ze ons passeren. Rechts krijgen we fraaie vergezichten op de besneeuwde bergtoppen. Op de verweerde heuvels liggen diep ingekraste valleien, soms op de top gedeeltelijk of helemaal verlaten dorpen. ‘Berdun’ en ‘Esco’ typerende voorbeelden. De weg gaat kaarsrecht gedurende meerdere kilometers en maakt dan enkele rare kronkels om vervolgens terug kaarsrecht verder te gaan. Op verschillende plaatsen zijn grote werkzaamheden voor de aanleg van de nieuwe autostrade A21 aan de gang. Vrachtwagens vervoeren tientallen meters lange dwarsbalken. We zien meer politie dan in de voorbije drie weken samen. Immense graanpartijen staan langs het ‘Canal de Berdun’. We stoppen even om naar de aanleg van een nieuwe brug te kijken, gigantische poten rijzen uit de aarde, bijna klaar om het nieuwe brugvlak te dragen. Grote kranen heffen de dwarsbalken dan in één keer op de pijlers.
We rijden langs het ‘Embalse de Yesa’, een grote kunstmatige stuwdam. Het water is doorschijnend groen, met sterke inhammen afgebakend. De N240 gaat nu kronkelend verder met meestal overzichtelijke bochten. Het is echt mooi rijden ondanks het zware verkeer dat ons met momenten voorbijsteekt. Een achteruitrijspiegeltje is bijna onontbeerlijk. Net voor ‘Yesa’ staan we voor een dilemma. De N240 is onderbroken voor alle verkeer en de toegang is nogal drastisch afgegrendeld. Als alternatief wordt de nieuwe autostrade aangeboden hoewel er uiteraard geen plaats is voor fietsers, voetgangers en tractoren… Probleem dus, een derde optie is niet voorhanden. We negeren het verbodsteken van de N240 en worden enkele meter verderop tegengehouden door een werknemer. De man steekt een nogal overijverige Spaanse monoloog af waar noch Thierry, nog ik ook maar één woord van begrijpen. Eerst mogen we niet door, maar als we de kerel aan het verstand brengen dat de autostrade ook niet echt een optie is, draait hij wat bij… We mogen door maar…hij begeleidt ons met de auto, ook goed. De weg heeft inderdaad wat afgezien en er zijn echte dwarse scheuren in het wegdek. Het gaat nu deftig omhoog, de werfauto als een schaduw tegen ons geplakt, een bocht en dan uitbollen tot ‘Yesa’. We bedanken de man en houden wat verder halt bij een hotelterras. Daar hadden we even geluk, tja wat moet men in zo’n situatie, geen idee, wachten tot de weg hersteld is zeker?
We hebben al 60 km op de teller, de ‘café con leche’ is net van pas.
We volgen de zo goed als verlaten parallelle weg met de autostrade. Tot ‘Liédena’ is het heftig klimmen en ook zalig dalen over de ganse breedte van de weg. Net na ‘Liédena’ gaat het asfalt over in grind, we naderen de ‘Hoz de Lumbier’, een oude tramspoorbedding. Malvina en Eddy waren eerder op de camping in ‘Lumbier’ vertrokken en ons tegengereden. De toegang is een donker gat in de rotsen, een onverharde grindweg door een tunnel. Je ziet het einde niet. Het zal wel niet zo erg zijn zeker? Thierry had zijn voorzorgen genomen en vandaag een fietslamp meegebracht. Uiteraard hadden we aan de grot eerst een kwartiertje in de lucht staan gapen naar een twintigtal gieren die majestueus op de thermiek door de ijle lucht zweefden, waardoor ons zicht helemaal niet aan het donker was aangepast.
Het is echt pikkedonker, het pad draait naar rechts, hobbels en in de verte, slechts een speldekop groot, een lichtvlekje, de uitgang. Het is verdomd lastig niet tegen de muren op te knallen. Stapvoets proberen we het midden van het pad te volgen richting ‘licht’ wat wonderwel lukt. Licht en schaduw in de gang maken het zelfs wat griezelig. Als we de tunnel uitrijden wacht ons een knappe kloof. Beneden loopt de kolkende ‘Irati’ rivier, links en rechts loodrechte rotswanden en hoog boven ons cirkelende vale gieren. We houden met z’n vieren geregeld halt als de één of andere lefgozer van daarboven een scheervlucht maakt en enkele tientallen meter boven onze hoofden vliegt.
Op het einde van de grindweg zijn we zo goed als op de camping in ‘Lumbier’. De dagen vliegen, we zagen een groot bord vandaag; ‘Santiago de Compostela – 820 km’, de Countdown loopt, onze tijd tikt
Eindelijk volle zon, eindelijk geen wolken, eindelijk zicht over berg en dal. Een mens zou er emotioneel van worden, bang dat het einde der tijden een donkere en grijze voorbode had gestuurd. Maar neen, de zon leeft, de warmte en gloed doet al meteen wonderen. Iedereen is druk in de weer en goed gezind. Het zal ook nodig zijn om het dak van dit avontuur te overschrijden.
We spreken af met de motorhomes, net voor de tunnel van de ‘Col du Somport’, voorbehouden voor gemotoriseerd verkeer. Het is tien uur als we voor de laatste keer vertrekken vanuit Frankrijk. ‘Oloron’ ziet er helemaal anders uit dan gisteren, opgewekter, ook drukker!
We volgen de Sweerman boekjes (deel III ondertussen) nauwgezet. De voorliefde om ook in dit geval de rustiger paden op te zoeken en zodoende een 150-tal htm er op de koop toe bij te nemen lijkt ons in dit geval niet echt noodzakelijk. In de verte zien we de besneeuwde toppen rond de ‘Somport’.
In ieder geval nemen we in het begin niet de N134, maar de veel kleinere D238. Het gaat langs kleine uitgesleten dorpjes, steeds op en neer, op veel te slecht tarmac. In ‘Escot’, zo’n 15 km van ‘Oloron’ draaien we op de Noord-zuid-as tussen Frankrijk en Spanje. Er is veel zwaar verkeer onderweg, vrachtwagens met laadbakken en flapperende dekzeilen zoeven ons voorbij. Voor de fietsers is een breed, goed berijdbaar fietspad voorzien, weliswaar op de grote weg, maar duidelijk gemarkeerd.
Tot ‘Pont-Suzon’, een kleine 20 km van ‘Oloron’ heb je nauwelijks het gevoel dat je aan het klimmen bent, de weg gaat wel op maar evengoed naar beneden. Net voor ‘Bedous’ worden de fietsers afgeleid en het dorp ingestuurd. Het is even op de trappers duwen. Het centrum is mooi en vooral proper aangelegd. We profiteren ervan om onze laatste Franse stempel te halen.
Het zat er al enkele kilometer aan te komen, maar het is mijn dagje niet. Bij de minste krachtinspanning moet ik al veel te snel lichter schakelen. Ik hou het even voor mezelf, maar Thierry maak je geen blazen wijs. ‘Wat is’t manneke, geen goei benen?’
Neen, absoluut geen goeie benen. Hoe is het toch mogelijk dat ik telkens op min of meer cruciale dagen lood in de benen heb, een vraag waar nog ik, nog Thierry een antwoord op hebben. ‘Dat worden nog lange kilometers’!!!
In ‘Accous’ komen we terug op de N134. Vanaf nu gaat een met een gelijkmatig percentage bergop. De dorpjes hebben smalle hoofdstraten waar het als fietser even uitkijken is met al dat vrachtvervoer. We rijden een heel stuk langs de ‘Gave d’Aspe’ een wild kronkelende bergrivier met de mogelijkheid om op te kayakken of te raften. Ik kijk weinig in het rond en heb al de moeite van de wereld om de ketting rond te krijgen. We stoppen af en toe om wat foto’s te nemen, vooral van het watergeweld aan onze rechterzijde.
‘Urdos’, op 770m hoogte is zowat het laatste bewoonde dorpje. Nog 6 km en een hoogteverschil van bijna 350m en we zijn aan de tunnel, daar wachten Jef en de madammen ons op. We zijn bijna 50 km op pad. Thierry neemt ongewild wat afstand en verdwijnt wat later uit het zicht. Nog even, ik zie de fiets van Thierry maar met iemand anders op het zadel…
Eddy, die ons ging vervoegen in ‘Burgos’, sluit nu al bij ons aan. Ik kan bijna geen pap meer zeggen, maar ben blij. Nog enkele honderden meters, dan uitblazen en eten!
Het grote spandoek ‘Zot van A’ drapeert langs Eddy’s motorhome, typisch. Niet dat we knuffelen, maar na een klein jaar is het weerzien in de mate van het mogelijke toch plezant.
Ik eet wat, drink veel en kijk af en toe over de schouder naar hetgeen nog komen moet, niet direct het makkelijkste van het traject. Zoals meestal het geval zit het venijn in de staart. We hebben nog 8 km en 550m te gaan.
Na een uurtje rijden de 4 motorhomes door de tunnel naar ‘Jaca’, Thierry en ik nemen de Col. Niet dat het zo verschrikkelijk stijgt, maar het is puffen en blazen. Ik wil nog maar eens gezegd hebben dat de opeenvolging van, het er niet gemakkelijker op maakt. We nemen een schaarse haarspeldbocht en zien nu recht op de toppen van de ‘Pyreneeën’. De sneeuwgrens ligt op 1500m, een grens die we weldra zullen overstijgen. De weg is verlaten, het landschap open. We zien nog een verloren kudde schapen en voor de rest is het niets dan stilte, enkel en alleen doorbroken door kabbelend water van steeds sneller lopende beekjes of watervalletjes. Hoe hoger we komen, hoe breder de weg lijkt te worden. Links zie ik een dikke pluk vuilgrijze sneeuw. Thierry rijdt al een poosje voor mij uit. Ik probeer te genieten van het tafereel waar ik momenteel deel van uit maak. Thierry is gestopt en maakt enkele foto’s als ik passeer. Ik tel de hoogtemeters af, nog 400, 300, een haarspeld gevolgd door een fantastisch zicht. Nooit gezien hoe moederziel je hier alleen op een Col kan rijden, nog 200. We kunnen nog altijd niet inschatten waar de top zich juist bevindt, we draaien nu constant van links naar rechts, nog 100, ver kan het niet meer zijn. Thierry komt me tegemoet, ‘we zijn er makker’. Er is een grote lege parking, de sneeuw geruimd maar geen auto die er staat. We nemen wat foto’s tussen de sneeuwmuren en rijden iets daarna eerst langs het infopunt en daarna langs de Frans/Spaanse grenspost. Alles is doods en verlaten, de kantoortjes zijn dicht, het restaurant op de top is dicht, 1 wagen, 1 motorfiets en 1 camper staan aan de grens. We houden een eenzame wandelaar tegen en vragen om enkele foto’s te nemen, ‘that’s it’, dat was de ‘Col du Somport’, we hebben veruit 57 km en 1650m geklommen. Nu gaat het in rechte lijn naar ‘Jaca’, alé, dat dachten we toch…
Het begin van de afdaling is echt steil, met stukken van 10% en proberen onze schijfremmen in de mate van het mogelijke wat te ontzien want de afdaling is nog lang, meer dan 30 km.
We zijn net onderweg als rechts het afschuwelijk lelijke skidorp ‘Candanchu’ verschijnt. De wegen zijn bijzonder breed en zelfs met de fiets kunnen we ons permitteren om het beste traject uit te zoeken. Er volgen wat s-b ochten. Na 9 km komen we aan de uitgang van de tunnel en is de pret voorbij, we moeten terug aan de rechterkant van de weg. Links in ‘Canfranc-Estacion’ s taat een enorm en bijzonder fraai en vervallen stationsgebouw, in het begin van vorige eeuw hier neergepoot als overgangs- en grensstation tussen ‘Parijs’ en ‘Madrid’. Het is een beetje misgelopen, maar het zou toch een grote rol hebben gespeeld in het vluchtproces van menig Nazi!
Hoe dieper we dalen, hoe meer de wind aanwakkert en in ons nadeel blaast. We moeten met momenten dapper op de peddelen ook al gaat het bergaf. Elke spier doet nu pijn, ook het zitvlak kan met moeite de druk nog verdragen. Het gaat zelfs met stukken terug bergop. Het vatje is leeg. We komen in ‘Jaca’, doel bereikt. Naast de ‘Ciudadela’, een vijfhoekig bastion gaat het nog een laatste keer steil bergop. Meer dan moe bollen we uit tot de camping aan de Westzijde van ‘Jaca’.
We besluiten om onze eerste rustdag in te lassen. Niet alleen voor de fietsers wordt het de hoogste tijd, maar iedereen is er aan toe. De was en plas, grote boodschappen, eens uitslapen, nietsdoen, iedereen plant wel iets.
Thierry en Malvina fietsen naar het klooster van ‘San Juan de la Pena’.
Rond 7u was er nog een bui gevallen, nu, is het even over. De temperatuur is redelijk, maar euforisch zijn we niet. Voor mij kan het verrekken, ik rij in korte broek, Thierry is wat terughoudender en houdt het op overtrekken.
Het is 10u als we ‘Maubourguet’ achter ons laten. De eerste kilometers is het al fameus klimmen tot ‘Monségur’. We rijden al meteen op 300 meter hoogte, ik zoek tevergeefs naar de ‘Pyreneeën’, het strijdtoneel voor morgen.
De zon komt er door, het is zelfs warm, dat hebben we gemist! De D202 gaat gestaag omhoog, ideaal om warm te draaien. In de verte doemen grijze, hoge schaduwen op, nauwelijks af te lijnen, de bergen van de waarheid.
De huizen zien er zelfs Belgisch uit, zeker niet zuiders, mooi, afgewerkt, met open zwembaden en grote opritten. Af en toe moeten we wat haarspelden op, het gaat goed, ik kan het tempo redelijk houden, de conditie wordt beter en beter, logisch eigenlijk na 3 weken dagelijks labeur.
In ‘Nay’, een prachtig, mooi en proper stadje houden we middagpauze. Volle zon, mokken hete koffie en rust voor achterwerk en benen. Dit is het, eindelijk.
We kunnen er beiden niet van over hoe on-zuiders er dit allemaal uitziet.
Het is 14u als we terug op de fiets stappen, goed halfweg. Het gaat meteen deftig bergop, het ergste ligt nog voor ons en het stopt niet meer, op en neer, de hele tijd, niet echt de grote percentages wel geleidelijk aan. We rijden haast moederziel alleen op de weg, uiteraard geen enkele andere pelgrim te zien, hoewel we dichter en dichter bij één van de bastions komen. De D287 kronkelt rond elke heuvel. Het wordt stilaan drukker, in ‘Arudy’ bereiken we het hoogste punt, nu is het alleen nog maar dalen. We hebben geluk, de wind staat rechtsachter, de snelheid zit er nu goed in, de laatste 23 km doen we in een dik half uur. Jef en de vrouwen wachten ons op aan de kathedraal van ‘Oloron’. We hebben er meer dan 90 km op zitten. We kunnen voor de eerste maal buiten eten, met iedereen samen, aan één grote tafel, daar doen we’t voor.
Frankrijk eindigt in schoonheid, daar waar we’t gedurende enkele weken vervloekt hebben, morgen de koninginnenrit over de ‘Col du Somport’ en dan Spanje, Olé
In heel de wereld schijnt de zon, behalve in ‘Castéra-Verduzan’, zo lijkt het tenminste. Van overal krijgen we bemoedigende berichten wat het weer betreft, maar hier hangt een dik pak mist die uitvalt. Je kan nauwelijks twee fietsen ver zien, en na amper tien minuten onderweg is alles al kletsnat. We waren iets later vertrokken dan normaal, Thierry had er helemaal geen zin in, ik nog minder. Met dit weer wordt het hoe langer hoe moeilijker om ons steeds op te krikken. We zijn nu 21 dagen onderweg waarvan 5 zonder regen, hebben op enkele kilometer na heel Frankrijk doorkruist en alleen maar water, water en water gezien, was het niet van boven dan kwam het wel van beneden…
Enfin, we zijn dus wat later dan gewoonlijk vertrokken, tussen de marktkramen van ‘Castéra’. Het is al meteen behoorlijk vals plat. Al maar goed dat de Garmin het hoogteprofiel bijhoudt, we zouden anders nog aan onze conditie beginnen twijfelen. Van het uitzicht kan ik vandaag weinig schrijven, we zien met momenten enkele meter vooruit. Het is echt mistroostig herfstweer. In ‘Brian’ een mooi dorpje op een heuvelrug, moet Thierry nogal fors in de remmen, dan zie je maar waar goed materiaal voor dient, met prullewiet was het waarschijnlijk anders afgelopen!
In ‘Laubare’ volgen we de uitgeschreven route, toch is het oppassen want de weg is in zeer slechte staat en wordt nog nauwelijks gebruikt. Op het eerste kruispunt staan borden met ‘Weg afgesloten’. Het is riskant om het bord te negeren omdat we niet weten wat er voor ons ligt. De ‘Baïse’, het lokale beekje, hebben we hier al serieus zien uitdeinen en we zijn wat bang dat we onszelf gaan blokrijden. We kiezen eieren voor ons geld en draaien op de grotere D939. Ook daar staan borden dat de weg afgesloten is binnen 8 km. Het is bang afwachten, als onze lef wat tegenvalt doen we 16 km voor niets. Het zijn lange kilometers. In ‘l’Isle de Noe’ hebben we geluk. De wegomlegging was te wijten aan werken in het dorpscentrum en hadden niets te maken met de overstromingen. Het is even wringen, draaien en keren om erdoor te geraken, maar met de fiets lukt nogal veel…
We zijn haast halverwege, kletsnat en beginnen wat zin in koffie te krijgen. We houden het op het volgende dorpje. Het gaat nu serieus op en af, nochtans hadden we weinig te klagen over de hoogtemeters, maar dat wil moeder natuur rechtzetten. De klimpercentages worden groter, de heuvels nijdiger. Het wolkendek is wat hoger gaan hangen maar van enige zon is nog helemaal geen sprake. Tot ‘Montesquiou’ is het eindeloos klimmen, Thierry wil voorop, hij heeft koffie geroken!
We houden halt in een aftands café. We zijn de enige gasten. In normale omstandigheden zou ik hier nooit een stap binnenzetten, maar we maken van de nood een deugd. De koffie is lekker en goedkoop, we krijgen zelfs een stempel voor de carnet en een Armagnac, in de prijs inbegrepen.
In het dorp staat volgens het Sweerman boekje een prachtig verweerd Jacobsbeeld maar dat is verleden jaar meegegraaid door één of andere bezeten Compostelaganger. In plaats daarvan staat nu een vrij kleine replica. We nemen wat foto’s van het beeld en ook van wat pittoreske plaatsjes in het dorp.
De 15 km tot ‘Marciac’ doen pijn tot op het bot. Steile, lange, ambetante klimmen, dan weer even bergaf om weeral aan de volgende klim te beginnen, eindeloos. We zien twee fietsende pelgrims die ons tegemoet komen, ik roep nog ‘’t Is naar de andere kant’ maar ze zijn alweer uit het zicht… ‘Marciac’ ziet er best gezellig uit en vooral, het dorpje biedt enige afwisseling tegenover de rest van de omgeving. Het stratenplan is rechthoekig opgesteld en op het grote binnenplein zijn enkele café’s en eetgelegenheden. Het is nog 14 km tot ‘Maubourguet’, er resten nog twee beklimmingen, hoge, moeilijke, ambetante. De camping gaat pas open op 1 juli en moeten uitwijken naar de camperplaats op 3 km uit het centrum. ‘Maubourguet’ ziet er wat Mexicaans uit, of in ieder geval een dorpje uit de spaghetti-westerns. Er is veel volk op de been, ’t is zondag natuurlijk. We hebben weeral een dikke dag in de benen. Morgen gaat het naar ‘Oloron’, dat wordt andere koek, als alles goed loopt onze laatste dag in ‘La Douce’, we hebben genoeg water gezien…
De avondstond van gisteren zag er veelbelovend uit. Een langzaam donker wordende vuurbal die haast onzichtbaar naar de horizon kroop en er uiteindelijk achter verdween. Mei is voorbij, bijna 3 weken onderweg en 4 dagen zonder regen, een echte schande, juni kan alleen maar beter…
De morgen ziet het er echt niet uit. De lucht is egaal donkergrijs. Toch duidt de thermometer 16°C aan, ideaal fietsweer, dat wel, ware het niet dat er een windje door ‘Castelsarrasin’ waait EN zo te zien komt die uit het Westen, de richting die we straks uit moeten, nu dat weer! Het is goed half tien, iets vroeger dan gewoonlijk. Met die wind kunnen we maar beter op tijd vertrekken. We nemen de drukke D12 tot ‘Auvillar’, de wind met een redelijke hevigheid op kop, 20 km die pijn doen, 20 km die voor de rest van de dag pijn zullen doen, zeker weten. Je wil zo vlug mogelijk van die hoofdbaan af en daar heb je gerust een cartouche voor over!
In ‘Auvillar’ draaien we links op en komen zo terug op de Sweerman route uit. In het dorp ligt een uit de kluiten gewassen heuveltop, zo eentje à la Berendries. Een kilometertje lang aan beslist 12% of meer! In ‘St Antoine’ zien we het eerste stel met rugzak, tegen het eind van de dag zullen we de tel kwijt zijn. Bij welke halte ze van de bus zijn gestapt, geen kat die het weet maar ze zijn er wel, modieus gekleed met jeans of erger, kleine rugzak, wandelstokken EN grote St Jacobsschelp op de rug. Tussen de ‘halve toeristen’ lopen een handvol ‘echte’, zwaar beladen met regenhoes over de rugzak en slaapmatje, houten wandelstok en afgesleten schoeisel… Het gaat nu constant op en af, het glooiende landschap wordt grimmiger, dieper ingesneden. Waterlopen staan nog altijd ver buiten hun oevers. We houden soms even halt om dat natuurgeweld te bekijken. Op onze weg zien we geen ondergelopen huizen of kelders, op de weg die de motorhomes hebben genomen langs ‘Fleurance’ is het andermaal prijs. De ‘Gers’ heeft hele dorpen en campings onderwater gezet, het is ongelofelijk. Om ‘Miradoux’ te bereiken moeten we weeral dapper op de trappers. Alle vestigingsdorpjes liggen nu eenmaal op een heuveltop, een vaststaand feit, en alle wegen lopen door de vestigingsdorpjes, ook een vaststaand feit. Het is markt markt; 2 kramen en evenveel marktkramers. Er houden wat auto’s halt om een kaasbol en een gedroogde worst. We zijn bijna halverwege en besluiten bij het volgende dorp te stoppen voor onze verkorte siësta. Vanaf vandaag zien we in bijna elk dorpje de plataanrijen verschijnen, hier en daar hoor je een krekel, alles doet aan het zuiden denken, behalve het weer. Buiten de wind is het nochtans redelijk fietsweer. Links in de verte hadden we nog wat donkere wolken zien hangen. De zon komt er met momenten door en dan is het ‘echt’ warm. Toch hangen er nog dikke wolkenplukken. In de schaduw is het echt frisjes en zou je een vest kunnen verdragen. Met de regelmaat van de klok moeten we uitwijken voor de restanten van de modderstromen die eerder deze week de helft van Frankrijk hebben overspoeld. In trosjes lopen de schelpdragers nu langs de kant van de weg, druk gesticulerend. ‘Lectoure’ is nog enkele kilometer en een steile klim verwijderd. ‘Als dat zo voort gaat kunnen we het wel schudden voor een terrasje’ roept Thierry. Als die inderdaad allemaal gaan neerstrijken op een terrasstoel wordt het inderdaad ‘Nada’. Thierry steekt een tandje bij, ik kan nog net ‘Voor mij een Grand-Crême’ roepen, dan is hij weg. Nog 3, 2, 1 kilometer, de weg gaat liggen, de zoveelste top bereikt. Het is weeral na twaalven op een zaterdag, dus de stempel zal wel weeral niks worden. De terrasjes zitten aardig vol, maar Thierry had nog een plaatsje gevonden.
Als we twee koffie’s later op de fiets zitten zien we geen pelgrim meer, ze zijn waarschijnlijk terug op de bus gestapt, een ritje dichter bij het einddoel, een kerfje meer in de schelp, een illusie rijker…
De hoogtemeters beginnen hun tol te eisen, het worden nog meer dan 25 lange kilometers. De D42 kronkelt niet veel maar gaat nogal resoluut naar de volgende dorpjes toe, steil omhoog, dan weer naar beneden… ‘Terraube’ en ‘Mas-d’Auvignon’ zijn knappe stukjes geschiedenis, daar ben ik zeker van. ‘Castéra-Verduzan’, een oud mondain kuurplaatsje komt nu snel dichterbij. Op de toegangsweg ligt opgedroogde smurrie. Jef en de madammen staan op een parking aan de Noordkant, de camping is afgesloten wegen ‘overstroomd’.
Als ik ’s nachts wakker tokkelt de regen weer onophoudelijk op de motorhome. Het geeft een onbehaaglijk gevoel. We staan in ‘Cahors’ net naast de wassende ‘Lot’ en op de televisie heeft men aangekondigd dat reeds 6 departementen in fase oranje verkeren, allen in het zuiden van Frankrijk. Elke beek, kanaal, stroom of rivier bruist van geweld en beukt onophoudelijk tegen de zijwanden van de normale loop. In het water liggen ontwortelde bomen, kilometers meegesleurd.
Als we opstaan is het windstil, het regent niet, maar voor hoelang. De thermometer staat op +13°C, het is misschien te riskeren om in korte broek van start te gaan, waarom ook niet. Voor de rest blijft de outfit er nogal winters uitzien, maar een korte broek moet kunnen. Op ons normale uur vertrekken Thierry en ik eerst richting ‘Cahors’, we moeten immers onze carnet nog laten valideren voor vandaag. Via de ‘Pont Neuf’ belanden we in de binnenstad. Ik heb gelezen dat ‘Cahors’ vrij uniek is qua ligging. De afstand tot de Atlantische oceaan, de Middellandse zee en de Pyreneeën zouden nagenoeg identiek zijn, het zal wel.
Het begint te druppelen, de schrale zon is verdwenen achter een donker scherm. We vinden de toeristische dienst en schuilen terwijl we onze ‘tampon’ halen. Het zijn maar wat druppels en voor we’r ons druk in maken is de vlaag alweer voorbij. Buitenrijden doen we langs de bekende ‘Pont Valentré’. Met de fiets heb je toch wel wat voordelen, je geraakt overal en de snelheid is nog betrekkelijk. Zo hebben we in een mum van tijd de oudstad doorkruist en verlaten de stad langs de drukke N20.
Het is even doorbijten als logge camions met hun stinkende uitlaten ons passeren. Nu we de laatste weken bijna letterlijk door moeder natuur reden is het altijd even aanpassen als we een stad moeten doorkruisen. Opletten, 1000 ogen hebben en, met de fiets, altijd het zekere voor het onzekere nemen. Een drietal kilometer verderop draaien we op de D659, een veel rustigere departementale weg die ons op een dikke 7 km bijna 200 htm hoger brengt in ‘l’Hospitalet’. Tot ‘Castelnau-Montratier’ brengt het landschap weinig nieuws. Op schrale graslanden grazen wat schapen, op de heuvelruggen wat bebost gebied en voor de rest braak liggende kalkgrond. De koepel van de kerk in ‘Castelnau’ brengt een welkome afwisseling in de eerder mistroostige woningbouw van de oudere dorpen. Het is bijna middag, tijd om een terrasje op te zoeken. We hebben geluk, op het marktplein staat één kraam EN twee café’s. het is moeilijk kiezen, we hebben de laatste weken nooit voor dat dilemma gestaan! Lang duurt het niet want het begint terug wat te druppelen en we kiezen voor het mooiste overdekte terras. De ‘Grand-Crême’ smaakt lekker, warme, droge spullen aan, boterhammekes op en 50 min later klikken we de pedalen alweer vast om deel 2 aan te vatten. De afdalingen in de vallei van de ‘Lupte’ en de ‘Lemboulas’ zijn de moeite. Het landschap is best glooiend te noemen, op de rondingen liggen vaak kastelen, kerken, ruïnes of chique landhuizen met zwembad. In ‘Vazerac’ staan we voor een bord ‘Route Barée’. Niets heeft ons tot hiertoe tegengehouden omdat we met de fiets nogal soepel kunnen omspringen met de keuze van de weg, maar dit, hadden we nog niet meegemaakt!
De ‘Lemboulas’ is nogal agressief uit haar oevers gebarsten en met volle vaart het dorp ingelopen met ondergelopen huizen en kelders tot gevolg. We proberen de weg door het modderwater heen te zien en waden tot de trapas door de smurrie. Ons kan het niet echt deren, maar de bewoners zitten met de handen in het haar. Eens bergop stoppen we even en kan ik mijn sokken uitwringen. Hoe dichter we bij ‘Moissac’ komen hoe eentoniger het landschap wordt, wat afgedekte kersen- en perenbomen uitgezonderd.
Van ‘Moissac’ krijgen we niet echt een positief beeld. Her en der staan maffiagozers wat te niksen, Slavische types, dikke sigaret, veel praat, kortom niet de stek om een benefietbal voor Vestaalse maagden te organiseren. We zoeken de beroemde abdijkerk en zien voor het eerst sinds lang nog eens nep-pelgrims. Een rare snuiter met paard staat wat pocherig op te scheppen tegen enkele bedevaarders met een wel zeer kleine rugzak.
Het is ons al enkele malen opgevallen maar rond die ‘pelgrimages’ hangt toch een duistere sluier van ongeloof, zo zagen we in ‘Rocamadour’ een Duitse vrouwelijke, overdreven geschminkte, pelgrim, met een nogal safari-achtige outfit, inclusief vers gepermanenteerd haar en een tropenhoed, ingeschoven wandelstokken en vooral een nieuwe, grote St Jacobsschelp, duidelijk geëtaleerd op ooghoogte en aangebracht op de achterklep van de nieuwe backpack. Het zou me niet verbazen mocht ze nog geen meter te voet hebben afgelegd met het carnet onder de arm…Ach, wie houden ze voor de zot? Hoe nauwgezet we de Sweerman-boekjes ook volgen, we komen zelden enige fietsende lotgenoot tegen, het is geleden van de Maaslander die vandaag in ‘Lourdes’ zou aankomen. Ik ben benieuwd of hij het gehaald heeft! Thierry en ik hadden nu niet echt de processie van Echternach verwacht, maar 1 per week??? Hoe komen ze in ’s Hemelsnaam aan 250.000 pelgrims per jaar??? Eerlijk toegegeven, als je de route volgt ben je wel klaar na 60 tot 80 km. De hoogtemeters en vooral de opeenvolging ervan, de bagage, iets waar wij dan nog niet al te veel last van hebben, de zoektocht naar slaapgelegenheid, waar wij ook geen last van hebben, eten en drinken, waar wij ook geen last van hebben…en zo kan ik nog wel even doorgaan! In ‘Moissac’ kunnen de motorhomes door de te lage ingangspoort niet op de camping en wijken uit naar de camperplaats van ‘Castelsarrasin’, zo’n 7 km ten zuiden van ‘Moissac’. Morgen wordt het weer een pittige halve bergrit, hopelijk met het weer van vandaag, gedaan met gesmos…
Ook Jef en de dames verdienen een pluim, zeker weten. Hoe moeilijk het ook is om als beginnende campingcarist rond te hotsen, ik vind dat Malvina en Ria het voortreffelijk doen, ook in de nauwe Franse dorpjes. En zeker ook voor Jef en Christiane voor hun charismatische drang om alles en iedereen perfect te begeleiden. Châpeau en bedankt!