Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
In de Moeskroensestraat 15 , de “Zevenkote”, met zijn historische toponiem, lang geleden stonden hier 7 krotwoningen met een gezamenlijke buitendeur. De hoeve werd i 1898 opnieuw opgetrokken, na afbraak van de bestaande, die wel dichter tegen de weg stond. De hofstede was vroeger in de volksmond bekent onder de naam “Boerke Bonte”, hij leverde regelmatig aan particulieren in Moeskroen.
In 1920 kwam Georges Vanhoutte uit Anzegem op de hoeve, die was toen 4ha groot. Tijdens den Tweede Wereldoorlog namelijk in 1945 staken de Duitsers de loods in brand met fosforgranaten, omdat Georges een weerstander was. De balk, met de ingekerfde bouwdatum werd aan dokter A. Debeurme uit Marke geschonken, met de vermelding 1898. Ook hier is het vooruitzicht positief dank zij de gunstige gewestplanligging, en de jonge uitbaters.
Moeskroensestraat 24, de “Hoeve Ghequiere” de naam hier verwijst naar de huidige uitbaters. Het is een gesloten vierkantshoeve met open ingang, de oudste vermelding 1756. In 1945 werden de gebouwen aanzienlijk beschadigd door een neventreffer van een V1; ook hier is de toekomst van de hoeve verzekert, de gunstige gewestplanligging en de jonge uitbater.
In de Schreiboomstraat nr. 68, in de volksmond werd deze hoeve vaak als “ La Ferme Brou” benoemd, de familie bewoonde de hoeve tot het begin van de 20st eeuw. Nu draagt ze de naam “Te Brou”.
In 1756 was Frans Hoornaert de uitbater. In de 19de eeuw werd de familie Brou de nieuwe eigenaar en uitbater. Deze Franstalige vrijgezellen schonken in 1910 hun hoeve aan het armgoed te Kortrijk.
Rond die tijd verdween er een hoeve op de Rodenburg te Marke en werd Karel Vandewoestijne de nieuwe uitbater. In 1979 werd Christine de uitbaatster samen met haar man Michel. Gezien het gunstige gewestplanligging blijft het niettemin verzekerd voor de toekomst.
Verdonck Hendrik: werd geboren op 21 september 1861, hij was de zoon van
Hippolijt en Rosalia Warrot, en neef van Frederik Verdonck, wijlen pastoor van Beernem.
Hij werd priester gewijd te Brugge op 27 december 1887.
Hulpaalmoezenier van den “Aviso” (schoolschip van de staat tot bewaking der visserijen.) op 1 september 1888.
Onderpastoor te Spiere op 27 december 1904
Pastoor te Kooigem op 17 april 1914, hij werd er geïnstalleerd op 24 mei 1914
Aan zijn geliefde parochianen ontrukt, op 16 maart 1915.
Samen met E.H. Vande Ghinste, beiden brouwerszoons uit Rollegem. Zij woonden er een straat verschil in hun leven, liggen nu zij aan zij voor de noordwestgevel van hun kerk begraven.
Brabant Prudent Geboren op 19 augustus 1843, zoon van Pieter, Joseph, overleden op 28 april 1847. Catharina Van Overschelde, overleden, 5 oktober 1848.
Daar hun ouders vroeg overleden, werden hij en zijn broeder August, groot gebracht op Walle, ze brachten de eerste schooljaren door te Marke en later naar het college van Kortrijk.
Priester gewijd te Brugge, extra Tempo, 7 november 1869, acht dagen vòòr dat de bisschop naar het concilie van het Vaticaan vertrok.
Onderpastoor, en bewaker te Dixmuide
Pastoor te Sint-Jan bij Ieper.
Pastoor te Pollinhove, alwaar ontslag en overlijd te Overleden op St. Rochus te Kortrijk op 3 september 1912, begraven op het St. Jans kerkhof.
In de hoevedreef 12 is de hoeve “Dadecotboghaert” gelegen, een historische naam voor een gesloten U-vorm omwalde hoeve tot 1970. De date met de oudste gegevens, leesbaar in op een metalen plaat boven de voordeur tot de jaren zeventig. (1799) deze hoeve dateert zeker van de 17de eeuw gezien de hoeve verlaten was in 1629. De hoevestructuur bleef ongewijzigd tot 1964, toen men het pootgebouw afbrak. In 1970 werd de wal volledig gedempt. Deze wal had een dubbele functie, namelijk bescherming en ontwatering. Deze hoeve staat immers in de alluviale vlakte van de Fabrieksbeek.
In de Kwabrugstraat nr. 218 is de hoeve “ De Commerce” gelegen, een historische naam, in de hoeve was het café “De Commerce”ondergebracht. Het was omstreeks 1900 dat in op de hoeve een café werd ondergebracht. De familie Claeys welke zich vooral in de aardappelen specialiseerden was de uitbater. In 1921 kocht een metser van beroep een zeker Lenvain uit Nederbrakel de hoeve met ongeveer 3 ha hij breide ze uit tot 11 ha. Tijdens den Tweede Wereld oorlog doken voorname Kortrijkse figuren onder op deze hoeve. Het was tijdens of juist na de oorlog dat de café activiteiten werden stopgezet. De toekomst is hier wel onzeker door de eerder ongunstig gewestplanligging, de beperkte oppervlakte en de onbrekende opvolging.
Tombroekstraat 66, “Nevele-Roosendaal” historische toponiem, de hoeve maakte deel uit van de heerlijkheid Nevele-Roosendaal. Een open U-vorm, reeds in 1601 had deze hoeve een rechthoekige wal. De toestand bleef ongewijzigd tot einde 19de eeuw. Omstreeks 1900 werd het linkerdeel langs de weg gedempt, en in de jaren vijftig werd de wal achter het woonhuis gedempt, tot in 1964 het deel achter de schuur. In 1907 werd baron de la Kethule de Ryhove de eigenaar. In 1945 werd de hoeve verkocht door de baron, sinds 1979 baat de huidige eigenaar dit verzekerd landbouwbedrijf uit, dit door zijn modern inrichting en gunstige gewestplanligging zeker een toekomst heeft.
Ter hoogte van de Tombroekstraat 112 komen we aan de “Tombroektramstatiehoeve” een gesloten hoeve met open ingang. De eerste gekende uitbater Jan Sop omstreeks 1756. In 1810 werd de hoeve om een onbekende reden praktisch volledig vernieuwd, de ankers in de zijgevel van het woonhuis bevestigen dit feit. Ook hier was de hoeve tot omstreeks 1900 omwald. Bij den aanleg van de buurtspoorweg tussen Kortrijk en Moeskroen ging een klein deel van het landbouwareaal verloren. In 1910 werd de hoeve voor een tweede maal grondig verbouwd. Het oude lemen woonhuis met strodak werd gesloopt. Den toenmalige eigenaar ging in 1982 met pensioen en de landbouwactiviteiten werden stop gezet. Een deel van de gronden werden verkocht. In 1986 kocht de huidige eigenaar en bewoner de hoeve welke enkel de woonfunctie behouden bleef. Ook hier is geen sprake meer van een landbouwbedrijf.
In de Kwabrugstraat 171 vinden we de “Kwabrughoeve”, de naam verwijst naar de naam van het gehucht. Vroeger liep de Fabrieksbeek over de weg heen en was de weg hierdoor onberijdbaar voor paard en kar. Deze hoeve een meerzijdige gesloten hoeve was reeds in 1834 bewoond door de familie Dubois. Deze hoeve die thans leeg staat, is voor de toekomst wel positief dankzij de gunstige gewestplanligging, de opvolging ontbreekt momenteel.
Hij ging wekelijks bij elke vooraanstaande Bruggelingen steevast zijn pijp gaan roken. In de hogere kringen keek men meestal misprijzend neer op het werkvolk. Hij verbood zijn priesters, om met de fiets te rijden of te jagen. Een oud-leraar van het Sint-Lodewijkscollege in Brugge vertelde dat de leraars nooit een rijkemanskind mocht straffen in het bijzijn van een volksjongen. In talrijke brieven aan directeurs van middelbare scholen legde de bisschop veel nadruk op de opvoeding tot wellevendheid en voornaamheid. Wie zich de ellendige toestand van de arbeider rond eeuwwisseling kan voorstellen, beseft dat er weinig te merken was van dit ideaal van uiterlijke wellevendheid. Integendeel : door dronken langs de straten te lopen, haalden ze alleen verachting op zich.
In zijn vasten brieven schreef hij: “ dat arme werkman regelmatig de ogen hemelwaarts moest wenden naar het loon dat hem te wachten staat”.
Het is pas na de eerste wereld oorlog dat hij enkele merkwaardige priesters in de arbeidersbeweging laat werken: denken we aan kanunnik Logghe. Dan pas werd het duidelijk dat hij in de lijn van paus Leo XIII ging denken. Wellicht waren de grote verwoestingen die de oorlog had meegebracht over West-Vlaanderen hier niet vreemd aan. Na den oorlog mocht hij slag op slag nieuw opgebouwde kerken inwijden en zou hij, dank zij de noeste arbeid van honderden arbeiders, de verwoeste streek als bij toverslag uit de puin zien verrijzen.
Overleden op 18 december 1931. Begraven op 24 december; De zieke jonge priester werd de bisschop die toen het langst de Brugse bisschopszetel heeft bezet. Vereerd Op 21 mei 1920 ter gelegenheid van het jubileumfeest van 50 jaar priester en van 25 bisschop, werd hij vereerd met het H. Pallium: de hoogste kerkelijke onderscheiding, een eerbewijs dat voordien slechts aan Mgr. Van Susteren en aan Mgr. Faict was toegekend.
Op 7 september deelde de paus mee dat hij eigenhandig een brief zou schrijven en inderdaad hij maakte zijn belofte waar. In het Brugse archief is er geen ander voorbeeld van een eigenhandig geschreven brief van de paus. De zaak was dan snel geregeld, de school kwam er. Maar buiten deze abdijschool is Waffelaert zijn traditie trouw gebleven : geen middelbare school in handen van religieuze orden.
In alle geschiedenisboeken staat hij bekend als een van de felste bekampers van de “vervlaamsing” van zowel het katholiek middelbaar als het universitair onderwijs.
Het intellectuele niveau van een universiteit eiste dat de voertaal het Frans zou zijn. Het Nederlands achtte men hiervoor niet geschikt.
Waffelaert had schrik van de “Nederlandse cultuur” De bisschop zegt: “ Indien de Vlaamse taal bemind en bewaard moet worden en behoed tegen de zuiderse demon van Franse goddeloosheid, opdat tegelijk met de taal ook het katholiek geloof van het land en de nationale christelijke zeden behouden blijven, dan moet zij niet minder beschermd worden tegen de noordelijke demon van ketterij en rationalisme. In dien optiek kan men wellicht ook het bevel van den bisschop interpreteren om zijn priesters op de preekstoel in het “ gewestelijk plat” te laten spreken.
De bisschop zegt ook: “ de flaminganten roepen op tot ongehoorzaamheid en hypocrisie. Zijn proberen hun stelling te legitimeren door een theologische leer over het onderscheid tussen het geestelijk en het onderwijzend gezag. Het geestelijk gezag zou als dusdanig geen bevoegdheid hebben op gebied van organisatie en de inrichting
Van het onderwijs…. Welnu dit is geen theologische leer, maar een theologische dwaling”.
Het voornaamste motief voor bekamping lag in de vrees voor de verzwakking van de katholieke partij. Alles wat de eenheid van die partij kon schaden, werd door hem onverbiddelijk veroordeeld.
Reeds in de negentiende eeuw bestonden er in de West-Vlaamse colleges en seminaries belangrijke kernen van de katholieke Vlaamse beweging, denken we maar aan G. Gezelle, Verriest, enz. die de “Vlaamse tale” naar omhoog voerden, zelfs tegen de wil van en het verzet van den bisschop.
De houding van den bisschop ten aanzien van het Vlaams nationalisme was zeer scherp:” wij waarschuwen alle priesters en clerici die, wat God verhoede, openlijk of bedekt deze politiek zouden steunen, dat zij zich in een Zwaarzondige materie schuldig maken aan ongehoorzaamheid en opstandigheid tegen het wettige, zelfs kerkelijk gezag”. Deze veroordeling werd twee weken later door de bisschoppen collectief onderschreven, een zware slag voor heel wat katholieke Vlamingen.
Zoals vele kerkelijke en politieke leiders huldigde hij de opvatting dat het sociale probleem langs paternalistische en caritatieve wegen moest opgelost worden
Waffelaert die zelf uit een bescheiden gezin kwam zag het niet, was hij angstig voor het “goddeloos socialisme” kon hij geen afstand nemen van de gangbare opinies en vooroordelen van de toenmalige leidende klassen?
Hij aarzelt daarom niet de klerikale bezetting uit te breiden in steden en gemeenten waar de industrialisering gestalte krijgt en ipso facto ook de arbeidsbeweging steeds beter gestructureerd geraakt.(24/12/1999)
Hij publiceerde de nieuwe catechismus (geldig tot 1946) in 1903
Overleden op 18 december 1931.
Begraven op 24 december;
Hij werd vereerd op 21 mei 1920 met het H.Pallium: de hoogste kerkelijke onderscheiding, een eer bewijs ter gelegenheid van het jubileumfeest van 50 jaar priester en 25 jaar bisschop. Het werd voordien slechts aan Mgr. Van Susteren en aan Mgr. Faict.
Hij vermelde gaarne op zijn geschriften zijn titel als “Doctor in godgeleerdheid” Zo kon je het terug vinden bij de aangifte van het overlijden van zijn vader, dat hij dit aangaf als zijnde zijn beroep. Hij was toen professor aan het grootseminarie.
Hij ontving weinig priesters en nog minder leken. Priesters moesten volgens hem veel tijd besteden aan bezinning en studie. De priesters waren niet te spreken over de driejaarlijkse examen in het seminarie van Brugge. Die “martelingen” werden door Mgr. De Smedt afgeschaft.
Te Loppem richtte Mgr. Van Caloen, een monnik van Maredsous, maar sinds 1896 als priester werkzaam in Brazilië, een nieuwe benedictijnenabdij op. Deze werd tot 1903 financieel gesteund vanuit Brazilië, de politieke evolutie maakte dit naderhand onmogelijk. Er moesten dus andere bronnen gevonden worden.
Te Maredsous was er indien tijd een abdijschool, waar kinderen van de gegoede burgerij uit heel Vlaamse land middelbare studies volgden. Om het mogelijk te maken financieel geholpen te worden, moest men toelating vragen aan de bisschop, maar gezien de traditie:” geen middelbare scholen in handen van religieuzen” verzette Waffelaert zich hier tegen hardnekkig. Men trok naar de paus Pius X (1903-1914) op 19 april 1910, met de hoofdreden dat de abdij de finaciele inbreng nodig had om toekomstige missionarissen te kunnen vormen. Op 20 april 1910 kwam een brief met het verzoek aan de abdij van Loppem de toelating te geven er een “Kleine school “ op te richtten. Waffelaert antwoordde op 13 mei 1940 – gezien de traditie- liever geen uitzondering, maar- en zo eindigde hij als de paus blijft aandringen dat hij er zich zou bij neerleggen.
“ De Beenhouwerij” gelegen in de Tombroekstraat 14, was er tot in 1929 een slagerij aanwezig. Reeds van 1788 is deze boerderij bekent onder de naam “d’hof van de Bourgerie”. Eind 19de eeuw kwam een veehandelaar op de hoeve; In het huidig woonhuis was er naast een beenhouwerij ook een herberg tot 1929. De hoeve een U-vorm, heeft een onzeker toekomst door de ongunstige gewestplanligging.
Op het einde van de Einde Munkendoornstraat 67 bevind zich “Herpoels Hoeve” welke de naam verwijst naar de eigen familienaam. Het is een nieuwe inplanting sinds 1922. Het was Valère Herpoel die de eerste uitbater werd. Oorspronkelijk was de structuur een lang geveltype, woonhuis, stallen en schuur waren in een gebouw ondergebracht. Momenteel heeft de hoeve een L-vorm door de bouw van het wagenhuis. In 1989 werd de hoeve verkocht en door deze verkoop betekende dit het einde van dit landbouwbedrijf. Het land werd verkocht, zodat enkel de woonfunctie behouden blijft.
Ter hoogte van de Candeléstraat nr. 35 komt men op “Goed te Tremaars”. Het was omstreeks de eeuwwisseling dat hier veel zwervers, in de volksmond trémaars genaamd, een handje kwamen helpen bij het werk. De gesloten vierkantshoeve staat reeds bekend vanaf 1756. Polydore Carette, de uitbater rond de eeuwwisseling had een kleine steenbakkerij langs de Tombroekstraat. De zoon van Polydore, Maurice sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn tweede zoon Prudent welke een winkeltje had in Dadizele, alwaar hij ook woonachtig was, kwam dan op de hoeve terecht. Het was tussen de twee wereldoorlogen dat tal van zwervers op de hoeve kwamen werken in ruil voor voedsel en onderdak. Vanaf 1921 was Prudent gemeenteraadslid, en werd ook schepen van openbare werken. Prudent moest omwille van zijn uitstaande pachten de hoeve verkopen om deze te kunnen betalen. Hij bleef wel nog 14 jaar mee inwonen op het goed welke hij verkocht had.
Deze hoeve is verzekerd door de gunstige gewestplanning , jonge uitbaters en het grote landbouwareaal.
Op het nr. 34 in de Candeléstraat is het “Goed te Tombroek” een der oudste hoeven van Rollegem. Isabelle Denijs was in 1502 de eigenares van de meerzijdige gesloten hoeve met name Tombroeck welke volledig omwald was. In 1834 had de hoeve de naam “Ferme Herbau” verwijzende naar de toenmalige uitbater en eigenaar. In 1914 werd de schuurdoor brand vernield. Op het ogenblik van de brand kwam de wind vanuit een slechte hoek. Gelukkig las de toenmalige onderpastoor Bettenhof enkele psalmen uit den bijbel zodat de windrichting veranderde. Het is een feit dat een deel van de hoeve gevrijwaard kon worden. In 1916 viel er een granaat in op de hoeve. In één van de kamers werd hierdoor een gat in de muur geslagen. Gelukkig bleef het kind welke er lag ongedeerd. Ter nagedachtenis van dit “kleine wonder” werd een nis met een O.L.Vrouw in de muur ingericht. Het moet rond de jaren 1918/20 geweest zijn dat de omwalling verdween, een klein stuk langs achter is blijven bestaan.
De toekomst van het bedrijf is positief, de grote oppervlakte van ongeveer 42 ha, en jonge uitbaters. Ze zijn gespecialiseerd in scharrelkippen, gekend voor de “Rollies” eieren.
Josephus Gustave Waffelaert: Hij werd geboren op 27 augustus 1847, geboren als zoon van een douanebrigadier.
Gedoopt door onderpastoor Vanseveren op28 augustus.
Hij werd priester gewijd in 1870.
Onderpastoor te Blankenberge in 1871
Vier jaar later beslist hij als een echte “Studax”, om naar de universiteit van Leuven te gaan studeren en word Doktor in de Godheid te Leuven.
In 1866 was hij de primus aan het college van Ieper.
Professor in het Groot Seminarie te Brugge in 1880
Groot Vicaris van Mgr. Facit en van Mgr. Debrabandere in 1884, deze laatste welke in zijn armen is gestorven, hij werd plots onwel op een communiefeest voor minder behoede kinderen.
Die hij als XXII Bisschop van Brugge opvolgt. Als Bisschop benoemd op 28 juni 1895. Gezalfd op 25 juli 1895. spreuk koos hij Duc nos quo tendimus (Leid ons naar het doel dat we beogen) een citaat uit de metten van het feest Sacramentsdag. De spreuk verraadt zijn voorkeur voor de mystiek en voor de idee dat de christen uiteindelijk een pelgrim is. Deze laatste evangelische boodschap werd gesymboliseerd door drie schelpen op zijn wapenschild. Sinds de bedevaarten naar de Compostella waren schelpen de tekenen van reizigers en pelgrims.
Hij koestert de zelfde denkbeelden als zijn voorganger. Zo wordt hij een intieme vriend van Charles Woeste, de Brusselse leider van de Katholieke Partij die de strijd heeft aangebonden tegen priester Daens, die van de ontvoogding van de arbeider zijn levensdoel heeft gemaakt.
In Brugge komt hij zelfs zo in aanvaring met priester Florimond Fonteyne, een riant op het Daensisme op gang brengt. De eigenlijke veroordeling vanuit Rome op 27 februari 1905 is meer dan duidelijk gebaseerd op een brief van Waffelaert op 30 januari 1905. Ze waren volgens hem weerspannig en zaaiden tweedracht onder de gelovigen. Op 8 mei 1900 zal priester Fonteyne overigs gesuspendeerd worden door hem.
Hoewel vier jaar voor zijn priesterwijding de encycliek Rerum Novarum als is verschenen, blijft hij zich hardnekkig verzetten tegen de syndicalisering als oplossing voor het arbeidsvraagstuk.
Zoon van Petrus Johannes en Victoria Rosalia Debackere beiden te Rollegem overleden in het jaar 1834
Hij wierd prister gewijd te Brugge den 5 juni 1841
Hulppriester benoemd te West-Nieuwkerke den 31 juli 1841
Onderpastoor te Mezen den 15 oktober 1845
Pastoor te Iezenberghe den 22 april 1861
Pastoor te Beselare, 22 december 1864 Hij was er 38 jaar pastoor en stond bekend als een man op zijn plaats.
Hij overleed er op 19 oktober 1902.
Het waren de Jufrouw Sidoni Baert, Jufrouw Mathilde Baert en Jufrouw Febronie Baert welke met droefheid het verlies te kennen gaven dat zij komen ondergaan door het afsterven van hun oom.
De lijkdienst, gevolgd van de begraving, vond plaats in de parochiale kerk van Becelaere op donderdag, 23 oktober, om 10 uur. Na de gegraving wordt gij verzocht de familie te volgen naar het klooster waar het noenmaal zal worden opgediend.
Vergadering ten sterfhuize ten 91/2 ure.
De Metten zullen daags voren om 4 ure gezongen worden
N.B. - Een char-à-bancs zal ten 8 1/4 ure te meenen aan de statie zijn.
Het “ Goed ter Meersch” gelegen in de Lampestraat 59. Bestaande van 1834, het landbouwarsenaal telt ongeveer 7 ha. De uitbaters welke er woonden in 1899 verhuisden naar de hoeve waar het vlasmuseum, (Etienne Sabbelaan 4) de vlassershoeve Beeuwsaert was nu van weg getrokken is naar de oude gebouwen van de Eurosop. In 1940 werd de hoeve korte tijd door een Duitse geschutseenheid bezet. In de weide nabij de hoeve werd munitie ingegraven. Het was na den oorlog dat de nieuwe eigenaar uit Moeskroen, de hoeve zodanig verbouwde dat er bijna niets meer overbleef van de oorspronkelijke structuur. Hij specialiseerde zich in varkenskweek, Ook hier is door de gunstige gewestplanligging de aanwezige opvolging en het modern gebouwencomplex de toekomst verzekerd.
Voor de Tweede Wereldoorlog waren er in dit gebied veel grachten en weiden of meersen vandaar de naam keuze.
In de Lantestraat 97 komen we bij de hoeve “Te Lande” bij het begin van de private dreef zien recht het kruisbeeld bij de linde, de hoeve heeft twee toegangswegen. We vinden deze hoeve al terug van 1834. De huidige naam is er gekomen op voorstel van de eigenaar. Rond de jaren dertig werd het woonhuis zwaar getroffen door een storm. Ook nu in 2012 werd de woning grondig verbouwd. De jonge bewoners en een gunstige gewestplanligging en de grote bedrijfsoppervlakte is ook hier de toekomst rooskleurig.
Wat in 1995 nog een leegstand was, in de Lampestraat 145, is op heden een mooi domein geworden. De naam is een historische toponiem, “Neerhof Calvarie” met als oudste vermelding 1756. Een gesloten U-vorm. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd ook deze hoeve een korte tijd bezet door de Duitsers. Op heden is deze hoeve een privéwoning, hier is er dus geen sprake van een landbouwbedrijf.
In de Tombroekmolenstraat op het nr.27 vinden we “Calvinistenhoek”, tot omstreeks 1880 woonden er op het gehucht veel Calvinisten, die later verhuisden naar Luingne, vandaar de benaming van deze hoeve. Het bedrijf van ongeveer 5 ha, stond reeds bekend vanaf 1756. Deze hoeve is F-vorm, en als voornaamste specialiteit; aardappelen, maïs, nijverheidsgewassen en peulvruchten. Frank Husquin erfde het eigendom van vader Pierre. Frak was dominee en een afstammeling van de Calvinisten die omstreeks 1880 op het gehucht Tombroek woonden en later naar Luingne trokken.
Het was een zeker Guillaume Bonte welke de eigenaar was in 1867, het jaar waarin hij overleed. Zijn erfenis werd verdeeld onder zijn vier kinderen. Zoon Pierre Bonte erfde de Calvinistenhoek en liet de hoeve na aan zijn zoon David, een pastoor. De pastoor schonk zijn deel aan tante Seraphine, welke op jonge leeftijd haar man verloor. In 1914 werd den eigenaar Alfons Vanhoutte. Tijdens den Tweede Wereldoorlog kwamen veel Duitse soldaten op de hoeve eten. Deze soldaten hadden als opdracht de elektrische centrale van Moeskroen te beschermen. De toekomst van deze hoeve waarvan de bedrijfsactiviteiten gestaakt zijn en de landen verhuurd zijn aan derden is een vraagteken. De ligging in het gewestplan is eerder ongunstig gezien het land grenst aan industriegebied.
“Den Falsen” een historische naam welke verwijst naar de landbouwer die in 1756 de hoeve uitbaatte en “Den Falsen” werd genoemd. In 1985 ging de toenmalige eigenaar op rust; De gronden werden verpacht en verkocht aan derden. De woonfunctie van de hoeve bleven behouden. In 1994 werden de hoevegebouwen verkocht met ongeveer 2 ha grond. De gebouwen werden volledig vernieuwd en omgebouwd tot woning en paardenstallen. Er is bijgevolg ook hier geen sprake meer van een landbouwbedrijf.
Vande Ghinste Julius: Geboren op 9 mei 1845, zoon van Jooris en Debackere.
Rechtzweir der heren Brabant
Rechtzweir(e) In het Frans Cousins Germain, neven en nichten
Pastoor te Kooigem benoemd op 8 februari1898
Gewezen onderpastoor van Oostkamp, Sint-Michel en Roeselare, laatste hulppriester van zijn oom Edugardus, pastoor van Gits, zaliger.
Hij verfraaide de vervallen kerk, een ieder was getroffen door de sierlijkheid en de kunst zin, waarmee ze hersteld werd. Het meest in het oogspringen is de nieuwe hoog altaar, het vroegere O.L.V. altaar van Avelgem.
“Hof van Commerce” Dit is een nieuw landbouwbedrijf. Het bedrijf spits zich toe op veehandel. Door de uiterste moderne infrastructuur, specialisering een gunstige gewestplanligging en jonge uitbaters heeft dit bedrijf een positieve toekomst. Deze hoeve dateert van 1986. Daar het bedrijf gericht is op veehandel, werd hier voor deze naam gekozen.
Marksestraat 19 “Vandaeles hof” De hoeve stond oorspronkelijk waar den boomgaard was. Het was een hofstede van 8 ha groot. Rond 1912-13 werd de hoeve volledig herbouwd op de huidige plaats. De zware balken in schuur gebinte zijn het afbraakmateriaal van onze St- Antoniuskerk . Gedurende de eerste wereldoorlog werd de hoeve door de Duitsers bezet, talrijke barakken werden er geplaatst, waarvan verschillende van een gasinstallatie waren voorzien om huidziekten te bestrijden. Enkel de kop van het paard bevond zich in den buiten lucht. Met den aanleg van de A17 werd het hoeveareaal met helft verminderd. Er werden grote inspanningen geleverd om de bedrijfsoppervlakte opnieuw uit te breiden. Met een gunstig gewestplan en jonge uitbaters is de toekomst positief.
Het “Hof ter Magne” in de Marksestraat 7 , was een omwalde hoeve, vroeger was ze aangeduid als “Dquasmagne”, het is niet duidelijk of de omwalling toen nog bestond. In ieder geval was de omwalling tegen 1809 helmaal verdwenen. Tijdens de tweede wereldoorlog werd hier een korte tijd een Duits geschutseenheid geïnstalleerd in de aanpalende weide. Zeer waarschijnlijk was de ingang van de hofstede gelegen aan de achterzijde van wat nu de ingang is , de overbouwde poort werd toegemetst, en een nieuwe toegang tot het erf werd gemaakt om de doorgang van grotere machines toegankelijk te maken. Ook hier werd verlies geleden van landbouwgrond door de komst van de A17. Ook hier is het een gunstig gewestplan.
Aan de overzijde op het nr. 4 in de Marksestraat is de hofstede “Ter Linde” gelegen. In het begin van de 20st eeuw werd de hoeve geteisterd door een storm, waarbij de schuur volledige verwoest werd.
Ook deze hoeve werd in de eerst wereldoorlog door de Duitsers bezet. De naam werd gekozen doordat op het erf een linde staat. Het is een gesloten U-vorm. Ook hier heeft de hoeve een gunstig gewestplanligging.
Aan de kapel, Marksestraat 2 is de “Steenbakkershoeve” gelegen, ze dateert van de 16de eeuw, ook hier spreekt men van een gesloten U-vorm erf, welke bij de begin jaren omwald was, het zou pas rond de jaren 1940 geweest zijn toen de omwalling helemaal verdween. Het was omstreeks de jaren 1867 dat de bewoners van toen een kleine steenbakkerij oprichten, deze heeft gewerkt tot rond de jaren 1900. Ook hier heeft de storm zware schade aangericht in 1934 waarbij stallen en schuur werden vernield. Ook hier zijn jonge uitbaters, het gunstig gewestplanligging en voldoende oppervlakte voor dit landbouwbedrijf, zit er positieve toekomst in.
Of het kerkraam in de kerk van Nootka op Vancouver Eiland waar een Vlaamse Pater E.H. Augustinus Brabant, levensgroot is afgebeeld, kerkraam dat niet geschonken werd door Vlaanderen of door België, maar door Spanje.
Geboren op 23 oktober 1845 in Rolleghem deed Father Brabant dienst als onderpastoor op Vancouver Eiland vanaf 1869, waar hij E.H. Seghers, later bisschop op Vancouver en Alaska leerde kennen. Daarna werd hij door deze Vlaamse bisschop op missie naar Friendly Cove op Nootka Land gestuurd. Niet alleen bouwde Brabant eigenhandig de kerk en het schoolgebouw, maar ook was hij vrederechter en geneesheer. Hij wist iedereen, zonder uitzondering tot het katholieke geloof te bekeren.
Veertig jaar lang heeft deze missionaris onbaatzuchtig het beste van zijn leven gegeven om zijn vreemde medemens gelukkiger te maken en wat bij te brengen. Waarom moet hij dan onbekend blijven in ons land?
Hopende dat deze bijdrage mag dienen om de priester inboorlingen “August Brabant” van naderbij te leren kennen, bedank ik hier: de Belgische ambassade in Ottawa, de verscheidene mensen welke bereidwillig hebben geholpen bij deze opzoeking en het zo mogelijk maakten dit stuk over “Vader Brabant” te kunnen plaatsen. Vader Brabant, heeft hier in de kerk van Rollegem geen plaats gekregen zoals diegene welke nu volgt, welke twee jaren later na hem werd geboren, en als XXII bisschop zal bekendheid verwerven, maar zijn verdiensten waren daarom niet de miste. Weliswaar in een ander land maar daarom niettemin zeker evenwaardig aan te halen. Ten huidige dage is de figuur van Vader Brabant nog immer hoog gehouden in een land als Canada.