Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
“ Wat is jongheyd zonder minnen, wat is leven zonder vreugd, hangt aan de liefde uwe zinnen en bemind als ij meugd” (16de en 17de eeuw)
Toch zou het verkeerd zijn zich voor te stellen dat onze voorouders een leven leidden dat louter een aaneenschakeling was van geneugten en losbandige avontuurtjes. Een gezinstichten, kinderen krijgen was de hoogste betrachting. Overal net als in de natuur, groeide nieuw leven maar de dood is altijd alom nabij. Precies omdat de dood vaak ongenadig was. “Kweken” ‘als konijnen’ deed men in die eeuwen niet en het krioelde zeker niet van de kinderen.. Men trouwde immers vrij laat:25 jaar voor een meisje en voor de jongen nog een paar jaar later. En als je dan weet dat men een gemiddelde leeftijd kende van 35 tot 40 jaar, is het duidelijk dat zelfs bij een bijzondere huwelijksvruchtbaarheid, het aantal kinderen zich in het beste geval 4 tot 5 beperkte. Trouwen deed men ook niet zozeer uit verliefdheid. Niet dat er nooit sprake was van liefde. Vaak bestond dit wel, soms al ten tijde van de verloving, maar vooral pas na het huwelijk. Ze ontstond en groeide door de samenleving(….). In de jaren 1670 tot 1830 zouden er dorpen geweest zijn waar meer dan een kwart van de vrouwen in verwachting waren voor ze trouwden.
Tot dan had bijna niemand omgekeken naar gewaagde zinspelingen en bij het zien van bloot was niemand geërgerd. In 1457 bij de intrede van Filips de Goede in Gent, zwommen naakte meisjes in de Leie.
Bij de intrede van Filips de Stoute te Antwerpen in 1494 schreef een getuige:” De stellages, waar met de meeste lust naar keken, waren naar de godinnen, die door naakte levende vrouwen waren voorgesteld”.
In de 16de eeuw een zuster schrijft: ‘ ’s Zomers, als het mooi weer was, ging de priorin na het bidden van de vespers met de communauteit ver van de abdij wandelen bij de vijver langs de weg naar Parijs, daar kwamen de monniken van Saint Martin de Pontoise, van niet ver uit de buurt om te dansen, wat gold als de normaalste zaak van de wereld. Het zou kunnen dat de indruk gewekt is dat onze voorouders zich voortdurend gedroegen als vrolijke flierefluiters. Niets is nochtans minder waar, zowel bij de elite als bij het merendeel van de bevolking, een gezin stichten en kinderen krijgen bleef de hoogste betrachting.
“Vruchtbaarheid is van oudsher van grote betekenis geweest. Kinderen waren een hulp in de huishouding of bedrijf en een garantie voor een onbezorgde oude dag”
In Frankrijk noemde men een vrouw zonder kinderen tussen de 15de en de 18de eeuw vaak een “Brehaigne” (onvruchtbaar) of nagenoeg de zelfde term waarmee een stuk grond werd aangeduid waarop niet te oosten viel. Een onderbreking in de generatieketen werd door een stamfamilie ervaren als een aanval op haar voortbestaan. Voor jonge echtgenoten zonder kinderen was dit een moeilijke situatie; ze voelden zich schuldig omdat ze van geen nut waren. De dood is gemakkelijk te aanvaarden wanneer je de hoop hebt in je kinderen voort te leven; een man en een vrouw zonder kinderen zijn aberratie, ze zijn als het ware dood omdat ze geen toekomst hebben. Geen wonder dat allerlei vruchtbaarheidriten op het platte land de gewoonste zaak van de wereld waren. Er zijn meer voorbeelden bekend waaruit blijkt dat een schoen meer betekenis kan hebben dan alleen die van schoeisel, want als symbool en wens van vruchtbaarheid werden vroeger wel schoenen naar een bruidspaar gegooid. Een schoen in de stad een klomp op het platteland. In Frankrijk ging men na de maaltijd in optocht naar de “bruidssteen” die de echtgenote moest beklimmen: ze ging dan op een klomp zitten en liet zich van de helling glijden en als de klomp bijgeval brak wanneer ze beneden kwam riep man “ ze heeft haar klomp gebroken!” De echtgenoot wist wat het betekende: “zijn bruid was geen maagd meer!”
Aanwinsten VI 2126: renteboek vander heerlichede van Moorenackere bestreckende op diversche gronden van erfven daer afghehouden die ligghen in de parochie van Curtrycke (1601)
Beschrijving: stick landts ghenaempt den bercenste tanghe(?) groot omtrent vijfhondert paelende metter oostzijde jehens Willem Vanderplanckes lant ghenaemt den bronckaert, metter zuytzijde jeghens Willems Hofstede ghenaemt den Moorenackere, metter west ende noortzijde jeghens Willems tangheveldeken ende pappaersbusch.
Verwijs en Verdam blz. 1456 bronken, znw. ww onz.
Kil broncken, j. proncken. Het woord verenigt de beide min of meer tegenstrijdige opvatting van “pruilen” en “pralen, fier zijn”. De betekenis die tussen beide ligt is “ een deftig gezicht zetten”. Het is wel hetzelfde woord als ons “pronken”.
Pruilen, brommen
Fier zijn, pralen, ook van paarden: fier stappen, hoog draven.
Den bronckaert: persoon die bronckt.
Westvlaams Idioticon de Bo blz. 167 bronken: bronkte, heb gebronkt o.w.
Pruilen, misnoegd zijn, niet willen spreken, fr. bouder. Men zegt ook “pronken”.
Algemeen Vlaams Idioticon Scheurmans blz. 81 bronken/ o w: 1. met gemelde processie rondtrekken dit jaar.
2. een ontevreden gelaat vertonen; een streng, stuursch misnoegd gelaat aannemen, misnoegd zijn niet willen spreken.
Als men iemand iets beveelt, dat hem niet aanstaat, en hij alzoo een zuur gezicht trekt, zegt men: hij bronkt weer.
Vandaar nog: het is een bronker of bronkert, dit is hij gaat veel zonder spreken. In Vlaanderen heeft bronken deze laatste betekenis ook. In Brabant zegt men monken of pratten, elders pruilen.
Bij Kol. Broncken, of proncken, ’t welke ook in Vlaanderen eene opzicht barende vertooning maken beteekent.
Woordenboek der Nederlandse taal blz.1525-26 bronken, brunken- onz. zw. ww. Andere, misschien oudere vorm van pronken, die reeds in ’t Mnl. voorkomt in de beide bettekenis: pruilen en : pralen: vergelijk pruilen(voorheen ook: pralen) en verder woorden met onzijdigde betekenis als grimmen. De opgave in den tuethon. 42 a zonder vertaling, geeft omtrent de bedoelde beteekenis geene genoegzame zekerheid. Voor Kiliaan, die bij Broncken naar proncken verwijst, was de eerste vorm dus blijkbaar niet meer de gewone (vergelijk brallen naast pralen) . Wellicht is het woord met een suffix-k- afgeleid van Brommen, met overgang der m in n.
A pruilen, een misnoegd of somber gelaat toonen, een strak of zuur gezicht zetten of niet willen doen wat verlangt wordt, talmen(- ook met iets)
In het hageland thans: “het dreigen van ’t rundvee, als het wil stooten, hetwelke met een licht brommend geluid gepaard gaat”
Aldaar ook gebezigd van de lucht: betrekkenen, dreigend uitziet.
B pralen, prijken, pronken
Van persoon: eene uittardende houding aannemen. In Limburg thans nog in de verwante betekenis: er trotsch en verwand uitzien. Doch ook: eene deftige houding aannemen, er stemmig, ernstig uitzien.
Thans alleen nog in Limburg voor: een plechtige ommegang bepaaldelijk dien op de H. Sacramentsdag, houden.
Afl: in de betekenis a. bronken(d) iemand die zwijgend somber kijkt.
Woordenboek der toponymie Du Flou: Deel II blz. 811 : leengoed te Coyghem, Rolleghem en Wielsbeke.
Brouck: eerdere uitgelegd bij Paddebrouck.
Vindt men ook terug in persoonnamen: cfr. Studie van persoonsnamen in de Kasselrij van Kortrijk (1350-1400) door Frans Debrabandere, blz. 109 n° 319 : Broucke Van den: ….
We leven nu in den tijd waarvan we denken dat wij de wereld gemaakt hebben, nochtans met ons honderd jaar dat we hier mogen verblijven zouden we dat zeker niet kunnen realiseren. We mogen dus van geluk spreken dat we elk om beurt mogen meehelpen om iets na te kunnen nalaten. Toen men de oerknal nabootste, klonk het als of nu wisten wie deze wereld in elkaar geknutseld heeft. Maar als men met de telescopen die hebben, en nog altijd bijbouwen, zien ze dat ze onlangs hoe meer niets zien. Men stelt vast dat wat we spotten zeggen: “ Het heelal is zo groot dat zelfs den eersten die gestorven is nog in de hemel niet geraakt is, laat staan dat hij al zou terug zijn om ons te zeggen wat er daar is”.
En hierbij kun je, je dan de vraag stellen, heeft de mens al iets hier niet gezet wat er niet was? We horen u al roepen hebt u soms de computer uitgevonden? Dan antwoorden wij u welke materie zit er in de computer, die niet van deze aarde was? Je hebt gelijk als je zegt dat je met de materie iets hebt gemaakt, waar we verbaasd van opkijken en zeggen de mens is toch zeer ontwikkeld om zo dingen te maken. Toch het is alsof een goochelaar, die zijn beide handen in de lucht houd en ons duidelijk maak ik heb niets in de handen niets in het mauwen, en hop daar is een duif, of zelfs veel grotere dingen. Toch perslot van de rekening was de duif er! Met ander woorden, wij maken gebruik van de materie, waar we grootse dingen mee maken, doch alles ligt ter onze beschikking. Iets of iemand, heeft het ons om het waardig te gebruiken.
Iedereen denkt er het zijne over, maar wij zijn het niet, die hier enkele jaren verblijven, die de wereld het heelal laten bestaan. Men zegt dat wij het kapot maken! Hoe, door oorlog te voeren, want vrede, ja hier in het westen herdenken we honderd jaar oorlog, maar is dat vrede? Rijken blijven rijk, armen arm! De ene vecht voor zijn voedsel, de ander werpt het weg. Landen willen onafhankelijk zijn ander verbieden het. Is dat vrede?
We weten allemaal dat de kerken leeglopen, het begon al toen men de heiligen verbande uit de kerk, vroeger stonden de pilaren, indien het mogelijk was vol met heiligen beelden. Toen dacht men dat de mensen alleen naar der kerk trokken om heiligen te aanbidden. ’t Was misschien wel iets overdreven, doch nu is het langs den anderen kant dat men overdrijft. We lazen onlangs nog in de gazette dat men overdreven veel bloemen zet op het kerkhof en dat alleen met Allerheiligen. Ik had een vriend, en zoals Joris Declercq het zegt: “Ne vriend is lijk ne stekkerdraad, Je kunt er vast aan raken. En ojje weg wilt goan, ’t doe zeer, je los te laten” (Ik hoop dat Menheer Declerq het mij niet kwalijk neemt dat ik het gebruik) maar het is waar. En iedere dag breng ik hem geen bloemen op zijn begraaf plaats, hij staat bij mij thuis in de kast, en iedere dag als ik aan tafel zit zitten we recht over elkaar, en ‘t is alsof hij hier zit zoveel jaren later met zijn “export” van thuis van Bellegem. Allerheiligen, dan herdenken wij al die heiligen die niet ergens vermeld staan, Allerzielen, zij die ons dierbaar zijn, werden zoals de verjaardag van iedereen op een dag echt in de bloemen gezet maar dan allen in een keer.
Of feestdagen voor sommigen zouden mogen verdwijnen, oordelen wij hier niet, maar wij denken, toen onze ouders of onze voorouders er voor streden om die gebruiken en in voege te brengen dat ze wel ergens gelijk hadden. Echter is dit hier niet wat we willen bereiken, we willen alleen eventjes kennis maken met wat er allemaal zogezegd lang voor onzen tijd bestaande was maar tussen haakjes toch in gebruik is. Denk maar even wanneer we nu de kerk binnen gaan voor wat men noemt de H. Mis, ( eucharistieviering) dan zien we bijna allemaal grijze hoofden of kale koppen, met andere woorden oudere mensen. Bij zeldzame gelegenheden jongeren, wellicht, wanneer ook zij vergrijzen, zien we ze daar opnieuw. (Zoals men spreekt over de vergrijzing de baby boem jaren, zouden er misschien te weinig baby’s nu bijkomen en terug een ander kleur inbrengen dan grijs?) En toch, je zou haast denken dat er kabouters op pad zijn want bij vele heiligenbeeltenissen staan vele kaarsjes te branden. Bij kapellen, bij de verscheidene grotten verdeelt over Vlaanderen. ’t Is echt opvallend. Vandaar onze aandachten om die voorbije dingen eens op te rakelen. Wij gaan snuisteren in oude documenten en dagbladen tijdschriften en van die dingen meer, bij het opkuisen en wegwerpen, dat zij die achter ons komen niet te veel van dien “briel” nog zouden vinden. Maar we konden het over ons hart niet krijgen om niemand te laten mee genieten van die vervlogen tijden. Soms hebben we het zelf meegemaakt, andere van in de verte te horen zeggen, maar met respect voor zij die het meegemaakt hebben. Ontdekken van wat vroeger bestond is een prachtige gelegenheid om even om te kijken. Was het werkelijk alles zo slecht, we denken het niet, dat het soms overdreven was ja, maar is nu alles goed? Denk eens we lezen dat men in Kortrijk de Leie boorden gaan verlagen, ze waren vroeger laag en ze verhoogd het! En zo kan men doorgaan, laten we het gewoon bekijken en elk neemt er het zijne van. Toch is er bij het bekijken van de heiligen welke we volgen, een zeer opvallend iets. Die bekeerlingen gingen aan de mensen zeggen wat er men hen gebeurd was. Nu gaan of de mensen naar de priesters.(kerk) Er zijn weinig priesters die naar de mensen toegaan, of toch? Veel lees genot!
Het pensionaat bestond uit drie verdiepingen , het onderste deel werd speelzaal, daarboven de klassen en dan de slaapkamers.(Zo als dat indien tijd was “dortoir”)
Het waren de zusters Barbe en zuster Céleste( ze kwam om het leven ineen auto ongeval) welke de eerste twee directrices werden, ze zijn gebleven ononderbroken tot bij de fusie van september 1977, waar ze de zusters van St. Jozef werden.
Ten jaar des Heren 1963 werden nieuwe lokalen bijgezet.( Het huidige semi-internaat, de ziekenzaal en de therapielokalen.) Ze hadden een erkenning voor 120 kinderen.
September 1975 zijn de scholen van Bellegem en Rollegem samen met de wijkschool van Tombroek en de Katteberg(Bellegem) een fusie. De beide scholen zijn van de zelfde kloosterorder. De vier scholen staan onder de leiding van zuster Annie die bestuurster wordt zonder klas.
Tegen het ingaan van het nieuwe schooljaar 1979/1980 waren de nieuwbouw van de meisjes school niet klaar, verlichting, bekleding en het sanitair waren niet afgewerkt. Toch wordt de klas van zuster Monique over gebracht naar de nieuwe gebouwen.( Zie web)
Reden; de klas met de vergaderzaal van het onderwijzende personeel moet gelijkgemaakt worden met de grond van het klooster in de Tombroekstraat.
Het was op zaterdag 19/4/1980 om 16 u dat Kanunnik Vandenberghe directeur van de congregatie van de zusters van de H. Jozef, na de mis de nieuwe lokalen kwam in wijden.
Het eerste schoolfeest werd er gehouden op 15 juni 1980.
In 2006 was het klooster niet of bijna niet meer betrokken bij de werking, het klooster was afgescheiden. Wat overblijft is nostalgie. De scholen waren een geheel, jongens en meisjes samen, geen zusters meer in de school! De kindervriend een aparte instelling, De resterende kloosterlingen ouder aan het worden, geen jongen krachten meer, zoals met vele dingen welke komen maar ook gaan.
Het klooster was voor de gemeenschap een goede zaak, je kon op de zusters rekenen, ze waren steeds bereid om hier of daar een helpende hand te zijn, bij feesten, bij nood.
We hopen dat ze hier nog lang kunnen blijven, dat ook zij niet plots moeten zoeken naar een ander verblijf, weet je nog die boom welke moest verplant worden?
Ze hebben in oktober 2014 er weeral een verplant, toen waren ze nog met twee.
Een prachtige tuin waar ze kunnen bidden en mediteren over vergane glorie!
Fonds Colens 206: leenboek van Cortrijk 1649 blz; 336: vermelding van de naam.
Woordenboek der toponymie Du Flou: deel II blz. 631 leen gehouden door de heerlijkheid van Wachen gelegen in Kortrijk/ Rolleghem.
Brande als persoonsnaam teruggevonden: studie van de persoonsnamen in de kasselrij van Kortrijk F. Debrabandere blz. 104 n° 289: Brande: in Kortrijk: 1375: Boudine van den Brande RH 138
In november 1751 verscheen voor het feodaal hof van Moeskroen Jozef De Lescluse, zoon van Jan , molenaar op de molen te Kastert, en jan Panet, zoon van Frans molenaar in het dorp te Lauwe om te protesteren tegen het voornemen van Jacob Maes, zoon van Jan molenaar en eigenaar, van de Hoogmolen te Aalbeke, om een nieuwe graanmolen op te richten in Aalbeke zelf.
De maatgegevens zijn in de archiefdocumenten uitgedrukt in Kortrijkse voeten van 29,8 cm en in de Vlaamse landmijl van 5.520 m (dit is 1 uur lopen)
Volgens hun zeggen zou deze te dicht bij elkaar staan en aldus schade berokken aan betrokkene. Daarom hadden gezworen landmeters dat afgestapt. Maar ook de betrokken molenaars hadden dit gedaan. Ze kwamen niet tot een eensluidend resultaat.
Ook de heer van Aalbeke, Graaf Fredericq- Engelbert-Maximiliaan Josph d’Ennetiès, was echter ook tegen om dat het schadelijk zou zijn voor zijn windmolens van Moeskroen en Rollegem!
Bij het dossier steekt een interessante kaart waarop de windmolens uit de omgeving nauwkeurig aangeduid zijn. Er is slechts sprake in 1751 van één molen in Tombroek. Met de Tombroekmolen in Moeskroen wordt de Hoge molen bedoeld, op de plaats waar Moeskroen, Luigne en Rollegem samenkomen. Hij was ouder dan de latere, nabijgelegen andere Tombroekmolen op Luigne.
De meetresultaten van de landmeters waren:
De bestaande Hoogmolen in Aalbeke was 1500 voet (447m ) van het dorpsplein verwijderd. De afstand van de Hoogmolen tot de grote windmolen in Lauwe bedroeg 8.970 voet (2.673 m) tot de Knokwindmolen in Lauwe 7.540 voet( 2.247 m) tot den Boondriesmolen van Marke 9370voet (2.792 m) Tot de Kleine Windmolen van Marke 11.840 voet ( 3.528 m) tot de Plaatsmolen van Rollegem 6.910 voet (2.059 m) tot de Hoogmolen op Tombroek in Moeskroen 11.500 voet (3.427 m) tot de Le Val-Windmolen van Moeskroen 14.850 voet ( 4.425m) tot de kasterwindmolen in Rekkem 13.880 voet ( 4.136 m).
Volgens de getuigen: Van de Hoogmolen in Aalbeke tot de Plaats van Aalbeke 1.360 voet of (405m) tot de grote windmolen in Lauwe een halve mijl (2.760 m) Tot de kleine Knokwindmolen in Lauwe een Halve mijl ( 2.760 m) tot den Boondries molen in Marke , een halve mijl (2.760 m) tot de kleine windmolen in Marke 5/8 mijl (3.450 m) tot de Plaatswindmolen te Rollegem 9.945 voet (2.964 m) tot de Hogemolen op Tombroek 9.770 voet (2.911 m) tot de Le Val-Molen van Moeskroen 11.830 voet (3525 m) tot de Kastermolen in Rekkem 9.200 voet (2.742 m)
Gemeten afstand in vogelvlucht op stafkaart: Grote molen Lauwe 2.300. Kleine Knokmolen Lauwe 2.200. Boondriesmolen Marke 2.000. Kleine Molen Marke 2.800. Plaatsmolen In Rollegem 1.600. Tombroek hoogmolen Moeskroen 2.600. Le Val-Molen Moeskroen 3.200. Kastermolen in Rekkem 2.800
Ondanks alles is de nieuwe molen er gekomen de “malgré tout”( desondanks, ondanks alles) Daarom kreeg hij deze eigenaardige naam. Hij bestond zeker al in 1762 en stond aan de Malgré-toutstraat op de grens met Moeskroen ter hoogte van de sterreberg.
Veel ouderen onder ons weten niets meer over den Plaatsmolen, en begrijpelijk hij verdween op donderdag 16 mei 1895, den dam 1909. Dank zij de mensen in de straatnamencommissie, worden we er aan
Herinnerd, door zoals hier bij ons de naam te geven aan een wijk “de molenkouter” of door straatnamen te geven aan een plek waar ooit de molen stond.
Om deze nooit te vergeten zijn we gaan snuisteren In Leiegauw, een driemaandelijks tijdschrift een verenigging voor geschied- taal en volkskunde. Jaargang XXXIX afl. 2 van juni 1997. Zo vinden we op blz. 187 Luc Goemine welke een artikel wijd aan “ Verzet tegen de bouw van een tweede windmolen in Aalbeke in 1751.
In 1904 wordt in het klooster een aanneembare bewaarschool opgericht.
In 1905 werden in het klooster drie nieuwe klassen gebouwd. In 1913 wordt Gabrielle Vlieghe tot hulponderwijzeres benoemd.
In 1918 gaven de zusters, Clémence, Petronella en Pelagie en juffer, Gabrielle Vlieghe les aan de meisjes.
In 1920 waren het de zusters, Bernadette en Pelagie met de juffers, Bonte, Vlieghe en Vanneste.
In 1923 werd er een nieuw internaat gebouwd en in 1928 liet moeder Elisabeth nieuwe bewaarklassen bouwen.
Het was 1934 toen werd een ruime eetzaal en een nieuwe kapel gebouwd, ook werden nieuwe gebouwen opgetrokken voor de hofstede.(Waar jammer genoeg geen beelden van te vinden zijn) Zuster Elisabeth overleed in 1944
Tussen de school van de jongens en huis nr welke vroeger reeds besproken in de kroniek kerk, was een wegel, die de bewoners van het klooster de mogelijk gaven langs daar naar de kerk te gaan.
Het is bekend dat in negentien honderd een en twintig er in het onderwijs in het klooster 63 leerlingen waren in de bewaarschool, eerste graad 42 leerlingen, tweede graad 43 leerlingen en 3de en 4de graad 27 leerlingen.
Gedurende de Oorlogs jaren, om precies te zijn 1942 richtte men te rollegem een middelbare landelijke huishoudschool op, die maar haar bestaan kende tot september 1950. Het was de school van zuster Maria beter gekend onder de naam van Zuster Benedicta. Op 15 augustus 1985 werd ze gevierd voor een halve eeuw klooster geloften.
Er was een pensionaat voor Franssprekende jongens en meisjes, het aantal internen verminderde en eind juni 1953 werd het afgeschaft. Het pensionaat bleef leeg staan tot 1956.
In het klooster waren ook kamers waar de bejaarde mensen van hier en omstreken konden verblijven, met andere woorden een manhuis( bejaarden tehuis)
Op 19 maart 1944 word een nieuwe overste aan gesteld namelijk Marie-Joseph Depoortere.
Het waren de oorlogsjaren en zij onthaalde met haar gewone goedheid en hartelijkheid de geteisterde en vluchtelingen.
Zuster Celine Boone geboren in Westkapelle stond meer dan 40 jaar in de keuken waar ze kookte voor de kinderen uit de toenmalige landbouwschool en het pensionaat.
Zuster Sacré-Cœur alhier geboren behaalde te Gent het diploma als kleuterleidster en stond gedurende 40 jaar hier in dienst van de kleuters.
Het was een pastoor( A. Verstraete) van het M.P.I. “ De Rozenkrans” te Oostduinkerke die er bij het klooster opaandrong om de leegstaande pensionaatgebouwen te gebruiken voor gehandicapte jongens
En er tevens een onderwijs instelling van te maken.
Het was voor de Rollegemnaar wel even slikken, een pijnlijk treffen voor zij die hier hun naast bestaande in het rusthuis, naar andere oorden moesten brengen. Waarom moest dit gebeuren, vader of moeder die hier een onderkomen hadden, waarom een ander keuze?
Waarom een oude boom verplant, zo iets had men van de klooster gemeenschap niet verwacht!
Met Pasen de dag van de verrijzenis 1956 was de knoop door gehakt de eerste twaalf jongens namen hun intrek, het o zo geëerd leegstaande pensionaat word een tehuis voor “opvoedbare en halfopvoedbare “ jongens, zoals het officieel gangbare termen klinkt.
Oud sak 860: Register des fiefs et arrierès fiefs tenu du Chat. De Coutrai
Folio 440: Te bottellerie was 20 bunders groot met hofstede, water ende landt. Het behoorde toe aan Jan Tolnere in 1502
Monografie van Rolleghem: blz. 48 Het fonsier en de rentelanden lagen ten noordoosten van het hof van Rollegem tegen de grens met Bellegem en paalden met de noordzijde aan de heerlijkheid Ten Berghe.
P. Bonquet: Heerlijkheid en leen in de roede van de dertien parohies. Blz. 130 een bottellenie is volgens verwijs en Verdam een grafkelder.
Bruine pakken I 6318: heerlijkheid Bottelrije vermeld in de “ tabelle ofte lijste van d’ inwoners van de gemeente van Rollegem dependente van Cortryck bezittende 25000 ofte meer guldens in middelen met de nature van de gronden alsmede breede van gronden”
Fonds Colens 204: inde prochie van Rollegem: Hofstede, watere ende landt genaemt ter Boetelrie.
Bruine pakken 6546 I. : klachten op het leen Bottelrie door Isabelle de Cocxie, douanière Charles PH; J. de la Tour, graaf van la Tour Seneghem; ( juni 1715)
Acten en contraten reg. 1441-43 f° 61: het goet te Bottelrie ligghende inde prochie van Rolleghem, groot onder land Bosch.
Acten en contraten reg. 1453-1455 f° 155: haar goet liggende in de prochie van Rodelghem ende geheeten Bottelrie.
Acten en contraten reg. 1533-34 f° 153
1559-60 f° 228
1600-02 f° 55
1550-51 f° 219
1498 -1500 f° 120
Aanwinsten VI 6848: vermelding van de naam in de beschrijving van een stuk grond. = heerlycken renteboek der heerlyckhede van polliere of pomerie gheleghen in de prochie Rolleghem (1761)
Woordenboek der toponymie Du Flou: Deel II blz. 459: heerlijkheid te Rolleghem : Bottelerie Deel II blz. 233 : Boetelrie : leengoed te Rollegem.
Verwijs en Verdam blz. 1395 Bottelrie: znw. (zelfstandig naamwoord) vr. Van mfr. Boutillerie; De grafelijke kelder.
Etymologisch woordenboek Vercouille blz. 49 Bottelier: m Mn I uit Ofra. Boutillier, afgeleid van bouteille.
Bottel: V. gelijk Nhd. Buttel, uit eng. Bottle, het welke van Fra. Bouteille, Mlat. Botiliam(ia) nevens buticula, diminutief v. buta.
Woordenboek der Nederlandse taal blz.736-737: bottearij: bottelrijze enz. –znw. vr., mw-en Niet afgeleid van bottelaar, maar in veel oudere tijdperk (mnl bottelrie), evenals engelse butlery,ontleend aan het Ofra. Bouteillerie eene afleiding van bouteille = een vertrek om flesschen, of in ’t algemeen den voorraad gebottelden drank te bewaren. Wijkkelder: maar reeds vroeger( misschien niet zonder bijgedachte aan boter, (Botter), evenals in ’t Eng. Bij uitbreiding: vertrek waar de spijs en drank, het tafelgereedschap enz. bewaard en uitgegeven wordt; provisiekamer.
Op 19 oktober 1975 lazen we in de krant dat de “ Zusters van Rollegem” meer dan 100 jaar ten dienste staan van de gemeente. Er zou namelijk in 1862 enkele zusters der “ Onbevlekte Ontvangenis”’ uit Brugge een eigendom bewonen in de Tombroekstraat nr.6. Zij zouden in 1863 de taak overgenomen hebben van twee lekenonderwijzeressen die hun ambt hadden neer gelegd.
In 1871 werd de eigendom echter verkocht en de zusters hadden geen middelen om dit te betalen en verlieten zo opnieuw de gemeente en vertrokken opnieuw naar Brugge.
In 1863 gaf Reine Tillieux, welke in de gemeenteschool, ook wel de armenschool genoemd, haar ontslag. Het was de school waar ook Vermeulen het onderricht gegeven had.( het was niet bekend of zij, al dan niet een diploma bezat)
De staat eiste de benoeming van een gemeenteonderwijzeres. Het lot viel ten goede aan Barbara Reynaert, zuster der “Onbevlekte Ontvangenis” waarvan het moederhuis in Tielt is gelegen.
Op 9 oktober 1863 werd een tweede gemeenteonderwijzeres benoemd namelijk Leonie Vanoutrive.
Barbara Reynaert, gaf op 20september 1871 haar ontslag en werd vervangen door Rosalie Daeveloose, eveneens uit Tielt.
Naderhand werden nog benoemd Goemaere Rosalie, en Vanseveren Pelagie, allen zusters der “ Onbevlekte Ontvangenis” van Tielt.
Het was 1879 dat de zusters de gemeenteschool moesten verlaten, maar ze vestigden zich in het klooster, waar zij een vrije school stichten.
Het middelste deel kwam van de eigendom van Louis Deltour, een wasserij en ververij van stoffen.
In 1885 gaven de zusters les in een gebouw dat tijdens de Hollandse bezetting opgericht werd en moest dienen tot protestantse tempel, doch waar nooit diensten werden gedaan. Behalve dat gebouw, gebruikten ze als klas ook een woning en de kapel. De omvang der drie klassen was respectievelijk 77, 99, en 281 kubiek meter.
Het was E.H. Lietaer, den toenmalige pastoor, welke van Tielt kwam en zeer goed moeder Coleta Walraet kende, die bij haar aandrong om den eigendom te kopen. En op 28 augustus 1871 zond moeder Coleta vier zusters naar hier. Zuster Josephine overste, zuster Sidonie, zuster Rosalie en zuster Barbara. In oktober van dat zelfde jaar kwamen nog vier zusters bij zo ontstond de stichting van het klooster.
In 1871 waren 105 leerlingen in de lagere graad en 30 leerlingen in de bewaarschool. In de avondschool in het schooljaar 1867- 1868 waren er 95 leerlingen. Zondag ter vervanging der avondschool voor meisjes in 1872 waren er 105 leerlingen.
De wet van 1895 gaf een nieuwe bepaling over het onderwijs, de godsdienst werd een verplicht vak. Men kon ontslagen worden mits een schriftelijke aanvraag der ouders.
Tevens treed er een nieuwe verbetering in voor het onderwijs, de onderwijzers(es) worden gerangschikt in vijf reeksen al naar gelang de bevolking van de gemeente.
Van 1879 tot 1884 was de meisjesschool een vrije school. Op 1 juli 1884 wordt ze aangenomen school.
In 1879 zou er een nieuwe school gebouwd worden, het werd eerst bepaald dat de schoolgebouwen in huur zouden gegeven worden.
Het was in 1903 dat op het gehucht Tombroek een bewaarschool en een lagere klas werden geopend, die ook aangenomen worden. De lagere klas wordt gehouden door Pelagie Vanseveren, en de bewaarschool door Castelein Maria. Het was onder impuls van de toen
Moeder Marie-Louise Brou welke van 1901 tot 1916 overste was dat de school er is gekomen.
’t Leen Bolliere ( misschien gelijk aan ‘tgoet te Bottelrie)
Aanwinsten 6848 VI: de cure van Rollegem: lands paelende van oosten zuyden en westen ’t leen bolliere ende noort de sesthienhondert van den heere desen heerlyckhede.
Aanwinsten VI 1930: landboek van Kortrijk-buiten een behuysde hofstede staende de cave op de prochie van Rolleghem, genaemt Bohemen.
SBK Fonds G.V. cod. 222 : „Terrier du Coster“ de Saint-Martin de Courtrai (1272)
Verschuerens modern woordenboek blz. 287 Bohemen: heim is gemans, woonplaats nl. van de volksstam der Bojer. Streek in het westen van Tsjecho-Slowakije.
Winkler Prins woordenboek blz. 247: Bohème 19de eeuwse aanduiding voor het min of meer ongebonden en natuurlijk leven van jonge kunstenaars en intellectuelen.