Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
Op de hoogte in de Einde Munkendoornstraat slaan we rechts af en houden halt bij de hoeve "Goed te Tombroek". Het is een gesloten hoeve met bijhorend kapelletje. Voeger was de toegang tot de hoeve een verharde voetweg. Op de Popp-kaart van 1834 staat ze vermeld als de "Ferme Herbau", een omwalde gesloten hoeve. De familie Herbau leverde 3 burgemeesters: August Herbau van 1866-1870 en zijn broer Leo Herbau van 1900 tot 1918 Casimir Herbau van 1872 tot 1899. De families waren met elkaar verwant: klik hier Later werd de hoeve bewoond door nog twee burgemeesters: Eugène Everaert van 1922 tot 1937 en zijn broer Maurice Everaert van 1939 tot 1947. Tot in de zeventiger jaren was de Sterrestoet een traditie in het dorp. Twee dagen lang trok een versierde wagen met een levende kerststal met engels, herders en drie koningen te paard door het besneeuwde dorp. De opbrengst ging naar de 5 actieve missionarissen van Rollegem: Broeder André, de gezusters Marie Louise en Marie Josée Brouckaert, Afra Theys en Zr. Marie Madeleine Millecamps. E.H. Norbert en Raymond Leplae waren de bezielers van het initiatief. Op de hoeve 'Goed te Tombroek' kregen de deelnemers aan de stoet een maaltijd aangeboden door Madame Everaert. Aan de kapel begint het Tombroekschoolpad. Vanop het pad hebben wij een mooi zicht op het gehucht Tombroek en de hoeve.
Mensen stellen zich de vraag wat omsluit dat Tombroek? Volgens bewoners van Tombroek kun je het als volgt beschrijven: we beginnen bij café de tramstaie tot aan het vroeger café "De Congo" in de Schreiboomstraat, we vervolgen tot aan het café "au Froubour" Vanoosthuysse tot aan de Chein Debus.
Over de "Malchance"( Luigne) naar den "Breda"( Dottenijs) en zo terug naar de "Tramstatie. Vergeet niet alls was vroeger West-Vlaanderen.
Op het Tombroekschoolpad zie je links een gebouw met een klokje. Dankzij de zusters van het klooster van Rollegem kreeg Tombroek hier vanaf 1903 een bewaarschool en lagere school. Het schooltje had 1 bewaarklasje voor de kleuters van 3 tot 6 jaar. De kinderen konden hier blijven tot en met het 4 de leerjaar. Twee leerkrachten hadden er elk een graadklas. De ruime zolder was ingericht als knutselhoek. Twee dames bereidden er een warme maaltijd voor de middagblijvers. Midden de jaren 70 werd het schooltje verkocht en de klaslokalen omgevormd tot woonruimten.
Het gehucht had ook zijn slagers, meubelmaker, kleermaker en een eigen schooltje. De bakkerij bevond zich eerst links van de Tombroekstraat en later op de rechterkant van de straat. De bakkerij en kruidenierzaak zijn gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Op de foto zie je nog de bakkerij en de gesloopte woningen.
Pas in 1950 kreeg het gehucht zijn eigen kerk op grondgebied van Luingne. Het kerkje met patroonheilige St.-Elooi kent nog altijd veel succes door zijn korte, sobere en stijlvolle dienst. De pastoor gaat de ene week voor in het Frans en geeft een korte samenvatting in het Nederlands, de andere week andersom. Vlak voor het kerkje zie je de restanten van de molen van Tombroek.
Tombroekmolen dateert van voor 1689. Toen was het een houten oliemolen. Charles Dassonville werd in 1834 eigenaar. In 1905 werd de staakmolen door brand vernield. Hij werd onmiddellijk herbouwd als graanmolen. In 1919 werd de molen opgekocht door Arthur Dufort-Cottenier, molenaar van Moorslede, die hem naderhand verkocht aan zijn neef, Robert Spriet-Van Assche. De geklinknagelde roeden van deze molen werden in 1946 geplaatst op de Hoogmolen van Aalbeke. De molen maalde elektrisch tot in 1967. Alleen de cylindrische kuip met bouwjaar 1905 is nu nog te bewonderen.
Wie van Luingne naar Rollegem komt ziet even voor de kerk een oud naambord "Tombrouck". Dat wijst erop dat Tombroek meer was dan zomaar een gehucht. A. Coulon verklaart de naam als "marais des tombes ". Dat kan wijzen op de aanwezigheid van Gallo-Romeinse graven. Tombe komt van het Latijn tumulus of grafheuvel. Volgens de traditie zou de molen van Tombroek gebouwd zijn op zo'n Gallo-Romeinse tumulus.
Marais is Frans voor moerassig grasland. Bij Slosse vinden wij diezelfde verklaring voor "brouck": " Tombrouck, de weersplete (= evenknie) van Tembrouck, op Kesteren, heette in de jaren 1200 'del brueh' of ad pabula, dat is in de moerassige weiden. Het land is er bijzonder vruchtbaar."
In de loop der tijden hebben boeren, landarbeiders en ambachtslui zich gevestigd op Tombroek om er de vruchtbare flanken van de heuvelrug te bewerken. De uitgestrekte groene vlakte tussen Tombroek en Moeskroen is nu ingepalmd door de industriezone van Moeskroen.
We zetten onze tocht verder via Tombroekmolenstraat richting Foreest. Het nr.14 was in de 18de eeuw een hoeve met de naam "d'Hof van de Bourgerie". Eind 19de eeuw kwam er een veehandelaar op de hoeve. In de woning was er naast de beenhouwerij ook een herberg tot 1929. Vanaf dan kwam er een nieuwe uitbater en werd de hoeve uitgebreid.
We komen voorbij een mooie vierkantshoeve uit 1871. Een eeuw later werden de uitgestrekte landbouwgronden tussen Tombroek en Moeskroen onteigend of verkocht voor de industriezone. Daardoor was er geen toekomst meer voor de boerderijen op Tombroek. We stappen rechtdoor voorbij de Schreiboomstraat en volgen de smalle weg op de grens van Rollegem en Moeskroen.
Den Falsen ontleent zijn naam aan de landbouwer die de vierkantshoeve uitbaatte in 1756 en waarschijnlijk weinig betrouwbaar of vals speelde. De laatste boer ging in 1985 op rust. In 1994 werden de gebouwen verkocht en omgebouwd tot woning en paardenstallen.
De Calvinistenhoek komt reeds voor op de Tiendenkaart van 1776. Tot 1984 was de Calvinistenhoek eigendom van de familie Husquin. Frank Husquin was dominee en een afstammeling van de calvinisten. Bij Slosse lezen we dat de Calvinisten zich in die hoek gevestigd hebben na de wederroeping van het Edict van Nantes in 1685. Wat betekende dat "Edict van Nantes" voor de calvinisten?
Het jaar 2009 doet ons stilstaan bij 30 jaar meisjesschool(1979) in de Rollegemkerkstraat nr. 51
En tevens 20 jaar(sinds 1989) één gemengde school bestaande uit 1 peuterklas, 3 kleuterklassen en 6 lager klassen. Onder de leiding van16 leerkrachten,
Wij zijn er fier op, twee feesten in een klap, wij doen alvast mee! Meester Luc en zijn voltallig personeel zal zeker hun beste beentje voor zetten, om dit prachtige decor in de bloemen te zetten, wij wensen hem, en zijn groep alvast veel succes!
Stilstaan bij den ingang van de ST. St-Theresiaschool, roep heel wat herinneringen op.
In 1965 betrokken we als jonge trouwers, de tweewoonst van Kamiel Valez, den thuiswever, vogelvanger, een verwoede roker, uit het stenenpijpje, ik kan het weten want wanneer die kapot waren kwamen ze in de “lochting”(moestuin) terecht. Hier een beeld, waar de huizen te zien zijn op de achtergrond.
Het was het mooiste plekje van Rollegem, het gaf een eindeloos uitzicht, van hier uit zag men tot in Doornik! “Den Drievuldigheidsberg” te Kain. Alleen de beelden in de geest zijn gebleven.
De landbouwgrond, was er nog vruchtbaar. Een anekdote uit dien tijd: “ Op het einde van de straat, nu de ingang van de sporthal, daar woonde René een goede muzikant Hij had de gewoonte op regelmatige tijdstippen een vuurtje te stoken, om wat afval kwijt te raken. Het was een prachtige zomerdag, den oogst was binnen gehaald, onze vriend René maakte vuur. Maar o God, een kleine windstoot en het veld stond in lichterlaaie! Alarm! Ieder die schop of spade kon hanteren repte zich naar de plaats van het onheil, razendsnel verplaatste het vuur zich in de richting van het klooster en de hofstede van landbouwer Delanglez. Daar stond de hangaar tot in de nok gevuld met den oost. Het geluk was aan onze zijde, we konden een konden een “corridor” opsmijten alwaar het vuur niet verder kon, alles is goed afgelopen toch was even schrikken, we hebben René maar weinig vuur weten maken, hij had zijn les geleerd.
In vervlogen tijden was hier ook een kerkwegel, welke door of langs de sporthal, over de Weimeerslaan liep tot in de Schreiboomstraat aan café “ De Wandeling.”
Op deze zelfde plaats had men plannen om vanuit de Aalbeeksestraat naar de Tombroekstraat, een weg aan te leggen, dit is dat de Weimeerslaan geworden.
Een andere droom was een nieuwe jongensschool, en er was zelfs sprake om er een confectiebedrijf op te bouwen.
Het was een droomplaats, waar het gemeentebestuur steeds besluiteloos op toe zag, maar waar uiteindelijk het klooster de hef in handen nam en de school bouwde!
Het werd een meisjesschool! De zusters gaven de gronden in erfpacht, met mogelijkheid voor uitbreiding van“De Kindervriend”, er kwam bouwgronden ter beschikking en de toekomst van het dorp was verzekerd.
Wij lezen in de kranten: tegen den ingang van het nieuwe schooljaar 1979/1980 was de nieuwbouw van de meisjesschool niet klaar. Verlichting, bekleding en het sanitair waren niet afgewerkt. Ook de afsluiting van de speelplaats moet nog geplaatst worden.
De klas van zuster Monique wordt wel overgebracht naar de nieuwe gebouwen, gezien haar klas in de Tombroekstraat samen met de vergaderzaal van het onderwijzende personeel moet gelijk gemaakt worden met de grond.
Het zou pas op zaterdag 19 april 1980 zijn, dat ze plechtig werd ingewijd door kanunnik Vandenberghe, directeur van de congregatie van de zusters van de H. Jozef.
Het eerste schoolfeest ging toen door op zondag 15 juni 1980.
Het is duidelijk het feesten waard.
Ter deze gelegenheid willen wij het onderwijs in het daglicht stellen.
“Toen de Zuidelijke Nederlanden herenigd werden met de Noordelijke, was de onderwijstoestand hier ellendig. Wat er zogenaamde lager onderwijs bestond, had niet veel om het lijf. In de meeste schooltjes beperkte de leerstof zich tot het “spellen en lezen van de catechismus en de beginsels der schrijfkunst”
Willem I besloot om in onze streken het schoolsysteem dat in de noordelijke provinciën al van toepassing was ook hier toe te passen. De grondbeginselen waren de volgende:
1 Het lager onderwijs is een openbare zaak, ingericht en bestuurt door de staat.
2 De opzieners, benoemd door de regering, hebben een zeer uitgebreide macht en vormen in elke provincie een commissie van onderwijs die met het uitvoeren van de wet belast is.
3 De uitgaven van het onderwijs komen ten laste van de gemeente.
4 Godsdienst maakt geen deel uit van het programma.
Dat bracht heel wat problemen met zich mee. De geestelijke moest niet veel weten van het protestantse Noorden. De gemeenten moesten de kosten dragen, maar ze hadden niet het recht om zelf onderwijzers te benoemen.
Een derde probleem was de taal, Willem I wou namelijk het Nederlands als enige landstaal, maar dat stuitte op verzet van de Franstalige burgerij”
Volgens de verste en oudste oorkonden zou het schoolgebouw opgericht zijn door de gemeente rond de jaren 1788/90. De school was gelegen aan de hoek van het kerkhof, de hoek van de Stationstraat nu Tombroekstraat en de Marksestraat nu Rollegemplaats.
De straat en de eigendommen daar rond liggende, behoorden toe aan een zekere Malyse.
Sporen van de school zijn niet terug gevonden, zelfs niet wanneer in 1920 het standbeeld voor de oud-strijders werd opgericht. Men veronderstelt dat restanten van de school verdwenen zijn doordat het huis uit leem zou zijn opgetrokken, met vloerbedekking en weinig grondvesten, kortom een oud werkmanshuisje zoals er veel waren. Over de schoolmeubelen zegt de oorkonde niets anders dan dat: “de onderwijzer om hun leerlingen te onderrichten, zich bedienden van ganzenpennen en een letterkast.”
De leerkracht vermeld in de oorkonde was de grootvader van Mgr. Waffelaert, een zekere Vermeulen. Hij was tevens koster in de parochiekerk waardoor hij den bijnaam verwierf van “Peetje koster”. Zijn dochter huwde met een zekere Waffelaert.
Het was haast onmogelijk dat er slechts een onderwijzer was. Bij het kerkbezoek van deken Cooremans in 1788, beschreven in het boek “Rond Kortrijk” door E. W .H. Slosse lezen we: “dat de gebroeders J. B. en Pieter Ignaas Van Zeele kosters waren. Zij bewonen een huis voor niets, gaan jaarlijks rond om eieren en korenschoven, en ontvangen hun aandeel uit de kerkelijke diensten. J.B. is daarenboven een prijswaardige schoolmeester.” Hij schrijft verder: Bij mijn weten zijn er geen Van Zeele op Rollegem, maar wel Vinzeele-Labens. Koster Pieter Ignaas, zoon van Marcus en van Margriette Joanna Colle, overleden dezer wereld op Rollegem, zijn geboorteplaats den 5 maart 1811, oud 80 jaar, nalatend onderandere Frans schoolmeester te Rollegem, en Marcus, ontvanger koster geboren te Rollegem op 14 jan 1780; en overleden op 26 december 1840. Trouwde eerst met Angela Jonville, en laatst den 2 juni 1837 met Theresia Vermeulen.
Uit de stamboom van Mgr. Waffelaert halen we:Theresia Vermeulen
Jacobus Accou/ Hollebeq zoon van Josephus en Maria Joanna Nys overleden te Rollegem, bij Kortrijk,; 30 december 1825, in den ouderdom van 80 jaar. Hij won te Rollegem, 8 kinderen, ondermeer: Angelica geboren te Rollegem 18 november 1777. Overleden 6 juli 1830 echtgenote van Jonannes Vermeulen. Zij won 2 kinderen
Theresia Vermeulen geboren te Rollegem 31 mei 1806, overleden te Bellegem, 25 juni 1883.
Echtgenote van Angelius Waffelaert. Uit dit huwelijk zijn er 2 kinderen gesproten waaronder Mgr. Gustaf Waffelaert XXII Bisschop van Brugge, geboren te Rollegem, den 27 augustus 1847. Angelius Waffelaert, was de vader van Mgr. Waffelaert.
Onder punt 6 van “ De Leiegouw” jaargang XXI december blz 319” er zijn twee kosters, de gebroeders van Zeele, door de heer van het dorp aangesteld. Ze beschikken over een huis dat aan de kosterij gehecht is. Beiden komen hun verplichtingen na.
Zou het mogelijk zijn dat de naam “Van Zeele misschien verward word met “Vinzeele” of moet het “Vanleynsele” , die we verder in dit verhaal tegenkomen.
De uitslagen van Vermeulen waren niet moeilijk om er zelf over te oordelen, als we vernemen dat de lessen vooral bestonden in de voorbereiding tot de eerste communie, en dat om reden van de vele plaatselijke huis nijverheden en handwerk het schoolbezoek heel onregelmatig was.
Deze school was gelegen op de dorpsplaats waar in 1850 de huizen stonden van Casimir Vandenbroucke, W. Lefebvre en Jozef Hoornaert. De tuin diende tot speelplaats, ze besloeg de plaats van het huis Charles Verdonck. (Ongeveer nu ter hoogte van het zebrapad aan slagerij Decanter.)
Vanleynsele was afkomstig van Aalbeke, hij had de bijnaam van “ peetje Vanleynsele” Het was een soort college, naderhand is ze uit Rollegem verdwenen, de school was een vrije school, tevens kostschool( internaten)
Hij bezat, de schoonste schoolmeubelen en de grootste hoeveelheid leermiddelen
Hij was bekend als een zeer strenge, maar tevens een befaamde onderwijzer, genoot veel gezag en gaf les aan de Vlaamse klas, ze bevatte de leerlingen van 6 à 12 jaar.
Zij zoon Edw. Gaf de Franse klas aan leerlingen van 12 à15 jaar, hij was tezelfdertijd was hij ook gemeentesecretaris, hij gaf in 1853, bij het afsterven van zijn vader, zijn ontslag, vertrok en werd handelaar.
De dochters Vanleynsele gaven les aan de meisjes, ook in het Frans. De school stond op de plaats waar in 1850 het huis was van Florimont Vangeersdaele( geboortehuis van Georges) nu AXA bank.
Johannes Depoorter, werkman en oud-leerling van vader Vanleynsele, heeft deze laatste tijdelijk vervangen na zijn dood.
Zij hadden circa 100 leerlingen.
De uitslag, bekomen in de school van Vanleynsele moet wel mooi geweest zijn , aangezien er beschreven staat dat bejaarde inwoners van Rollegem vertelden dat de school bezocht werd door veel vreemde leerlingen, in het bijzonder leerlingen van Aalbeke.
In de archieven der gemeente staat vermeld dat op 27 oktober 1848, 81 leerlingen er het kosteloze onderricht genoten en de gemeente daarom 100fr. Gaf voor het onderwijs aan die kinderen.
Aan de hand van de krant van 18/19 oktober 1975 onder de titel “Zusters van Rollegem” meer dan 100 jaar in dienst van de gemeenschap. En het werk van Meester Yserbijt, in de volksmond beter gekend onder “de Giraffe”,het werk van Isebaert, beter gekend als “Kleen meesterke” zonder aan de medewerking van de zusters , en hun archief te denken zijn we in de mogelijk gesteld een reconstructie op te maken van het onderwijs hier ter plaatse
De school van Reine Tillieux, ( geopend in 1830) ook de armenschool was van aard een aangenomen school. Of zij in het bezit was van een diploma is niet bekend
Amper was de Belgische staat tot een onafhankelijke staat uitgeroepen of daar verscheen op 7 februari 1831 al een grondwet, waarin het artikel 17 uitsluitend gewijd was aan het onderwijs.
Het luide als volgt:” Het onderwijs is vrij. Elke preventieve maatregel is verboden. De bestraffing der misdrijven wordt alleen bij wet geregeld” ( letterlijke vertaling uit: les codes Belges, par J Servais en E. Mechelynck)
Elf jaar later, in 1842 ziet de eerste organieke wet, die zegt dat iedere gemeente ten minste één school moet hebben het levenslicht.
Op 23 september 1848, hielden de liberalen een congres onder leiding van Frére Orban dat de volgende wens uitte: “ Het openbaar onderwijs op alle graden in te richten onder uitsluitend leiding van Burgerlijk gezag, terwijl het de tussenkomst van de bedienaars der erediensten als gezaghebbers afwees.
Op 4 juni 1850, werd bij legaat een huis met 28 a, 60 ca grond gelegen in de Marckestraat( nu Rollegemkerkstraat) geschonken door een zekere Dame Rosa Decraene en dit aan het armbestuur.
De vernoemde schoolgebouwen, namelijk gehouden door Reine Tillieux, en deze van vader Vanleynsele, wiens school ondertussen aan het weg kwijnen was, dagtekenen van 1790, waren niet in een behoorlijk, zodoende niet meer voldeden aan de voorschriften der wet, werd het gegeven huis ingericht tot school voor de armen, die tevens gemeenteschool werd.
Vanleynsele overleed in 1853 en werd opgevold door Henri Bouvé, die gemeenteonderwijzer wordt tot in 1859.
Het huis van de onderwijzer, Henri Bouvé werd in 1852 vergroot, en in 1857 werd van hogerhand geëist de school te herbouwen, wat in de gemeenteraad besproken werd, doch echter in den vergeethoek raakte.
In 1859 wordt Ch. Desmarez, (vader van de vrederechter45/46) hij wordt in 1864 opziener.
Hij wordt opgevolgd door Coqu, welke op zijn beurt zijn ontslag geeft en vervangen wordt door Richard Messiaen en Constant Vancaeneghem wordt benoemd tot gemeenteonderwijzer.
In 1859 werden de plannen der nieuwe lokalen definitief aangenomen, en in handen gegeven van aannemer François Tillieux. Hij werd echter niet betaald door de gemeente, en wel om het feit dat hij zijn werk niet voldaan had, en betrok de gemeente voor den eerste rechtbank van Kortrijk op 25 maart 1865.
In de Tombroekstraat stond in 1862 een gebouw vrij welke voordien een weverij was. De zusters van de “Onbevlekte Ontvangenis” uit Brugge kwamen den eigendom bewonen. Juffrouw Tillieux geeft in 1863 haar ontslag en een zuster Zr Barbara wordt benoemd in haar plaats.
De school verandert aldus van verblijf naar de Tombroekstraat. Zij beginnen een internaat, en er komt een tweede onderwijzeres.( Zr; Leonie)
In 1871 wordt de eigendom te koop gesteld, de zusters weigeren de aankoop, en ze vertrokken opnieuw naar Brugge
Op de 22 februari 1867 wordt beslist de gemeenteschool in te richten tot adultenschool (school voor volwassen) zo er ten minste 10 aanvragen waren om lessen te volgen. Na amper een jaar les gegeven te hebben werd die adultenschool weer afgeschaft op 8 december 1868, en werd voor de tweedemaal jongens en meisjesschool.
De overste van Deftinge is niet tevreden met de nieuwe stichting, zij wil een school en niet een weeshuis. Zij roept de vier zusters terug naar Deftinge. De zusters in Tielt willen het weeshuis niet verlaten en vragen daarom in 1863 de scheiding aan met het huis van Deftinge, aan de bisschop van Gent, Mgr. Delebeque. Zij sturen eveneens een verzoekschrift naar de bisschop van Brugge, Mgr. Malou, om aanvaard te worden in zijn bisdom.
Beide bisschoppen geven hun toestemming. Onder de naam van “Zusters van de H. Engel Bewaarder en de H. Theresia” krijgen de zusters nieuwe rechten en plichten. Er volgt een bloeiperiode voor de congregatie.
In 1870 komen 7 zusters uit het weeshuis ook les geven aan de meisjes in de gemeenteschool:
Zr. Sophie, overste en onderwijzeres; Zr. Mélanie, hoofdonderwijzeres; Zr. Rosalie; Zr. Josephine, Zr. Bélonie en Zr. Eulalie als keukenzuster.
De nieuwe schoolwet van 1879 welke de wet van 1842 vervangt,( de liberale wet) welke de zusters niet willen volgen, beginnen ze onder kerkelijk gezag twee vrije scholen in te richten, waarvan één voor kinderen van de burgerij onder de naam van de “H. Godelieve”.
In 1882 bij het einde van de schoolstrijd wordt de vrije school afgeschaft. De overblijvende leerlingen volgden dan onderwijs bij de zusters Apostolinen.
Het was onder burgemeesterAugust Salembier: die benoemd werd in 1870.
Toenmalige Pastoor E. H. Edward Lietaert, die ook uit Tielt kwam,” en later vervorderd naar Moeskroen, overleden in Sint-Carolus-Borromeus, te Kortrijk, op 3 Oegst 1904, en de 6de te Aalbeke, zijn geboorteparochie begraven. Hij beraamde het herstellen of het herbouwen van de kerk, en deed de kuipe van den toren afbreken. Hij was een geboren Wale, en dit niet tegenstaande een vurige minnaar van de Vlaamse Letterkundige. Met de penne bij de werke las hij, onder ander, ik zegge leest, geheel “De Bo’s Idioticon” en tekende lijvelijk aan wat ontbrak, en hem of een ander nuttig kon wezen.” aldus pastoor Slosse
Hij kende zeer goed moeder Coleta Walraet en drong bij haar aan om hem te volgen naar Rollegem. En de algemene eerwaarde moeder Coleta van Tielt koopt den eigendom aan.
Op 8 augustus 1871 komen de eerste zusters aan uit Tielt: Zr. J Deze laatste werden een eigen congregatie van de zusters van de H. Therésia. Er zijn veel brieven van pastoor Lietaert dien aangaande.
In het bundel F303 bij het bisschoppelijke archief, is heel wat informatie over de zusters van de “Onbevlekte ontvangenis” gesticht op 11 april 1869.
Op 8 augustus 1871 zond moeder Coleta Walraet vier zusters naar hier. Zuster Josephine de overste en hoofdonderwijzeres; Zr Rosalie; Zr. Pelagie; Zr. Colette. Polydor Carette schepen van landbouw en steenbakkers, bracht hen naar hier met de boerenkoets Iets later Zr. Sidonie.
Hier ligt de eigenlijke stichting van het klooster van Rollegem.
In Tielt had hij (Pastoor Lietaar) goed Moeder Coleta Walraet , overste van 't wezenhuis en van een vrije meisjesschool aldaar gekend en gewaardeerd. Vooraleer Tielt te verlaten had hij haar gezegd: " Waar ik ga, zult gij mij volgen" Trouw aan die belofte wakkerde hij haar aan de eigendom van de Tombroekstraat , te Rollegem te kopen.
Eerwaarde heer Pastoor Lietaar werd in 1873 pastoor benoemd te Moeskroen. Nogmaals trouw aan zijn belofte: " Waar ik ga, volgt ge mij.3 Vroeg hij in 1875 zusters van Rollegem voor de stichting van 't klooster in de Mont-à- Leux en in 1890 voor dat van de Risquons-Tout.
In 1882 werd in Tielt de vrije meisjesschool door de zusters bestuurd afgeschaft en in 1890 voegd door de commisie burgelijke hospieen het wezenhuis bij het burgelijk hospitaal aangesloten
Doch dit is enkel een bijhuis van Tielt en geen Moederklooster. God wil er nochtans een stam van maken, een stevige boom met takken tot aan de grens van Frankrijk.(zo staat het in de kronieken)
De zusters zetten zich totaal in voor de opvoeding en het onderwijs van de kinderen van Rollegem en van hun toevertrouwde kinderen in het internaat.
In 1872 wordt Juffrouw Justine Libbrecht aanvaard in de congregatie. Zij heeft zich jaren toegewijd aan de zorg voor ouden van dagen en voor weeskinderen. Zij verblijft als zuster Justine de engelbewaarder van hen in Rollegem tot aan haar dood op 25 mei 1901. Zij heeft alles aan hen gegeven: haar krachten, haar fortuin en haar leven.Ze werd getroffen door de edelmoedigheid van de nieuwaangekomen zusters. In 1872 vroeg ze, en bekwam aanvaard te worden in de congregatie onder de naam van zuster Justine, en ze bleef moederlijk zorgen voor de arme ouderlingen tot aan haar dood in 1901. Dat was het begin van ons oudmannenhuis, dat later uitgroeide tot rustoord. En later moest verdwijnen.
Op 3 april 1879, werd beslist een tweede school te bouwen, beide scholen werden gemeentescholen. De zuster vergenoegden zich niet enkel in de week de jeugd op te voeden. Ze openden een zondagschool, die bleef bestaan tot aan den oorlog 1914 en die alsdan 100 leerlingen telde verdeeld over 4 klassen.
Ondertussen schrijft E.H. Lietaert in 1874 een brief aan Moeder Coleta, met de vraag om zusters te sturen naar Mont-à-Leux. De communiteit blijft er tot 2002; de school wordt gegeven aan de parochiale werken.
Hetzelfde jaar vraagt hij ook zusters voor de nieuwe parochie van Risquons-Tout. De zusters blijven er tot 1998.
In 1879 was er een wet gestemd door de liberalen, de zogenaamde “ centralisatiewet” waarbij de lagere school uitsluitend wereldlijk en onzijdig moet zijn. Ze hadden hun slag thuis gehaald, de éérste minister van onderwijs de heer Pierre van Humbeek, volksvertegenwoordiger voor Brussel hete wel van humbeek maar bleef van Molenbeek.
De gemeenten mogen geen vrije scholen meer aanvaarden noch aanmenen, wat als noodzakelijk gevolg had: de schoolstrijd!
Het verweer van de katholieke bisschoppen brak met ongeziene heftigheid los. De bisschoppen verboden de katholieke ouders hun kinderen naar een neutrale school te sturen.
De vastenbrief van januari 1879 eindigde met de woorden” van scholen zonder God en meesters zonder geloof, verlos ons Heer.”
Deze schoolstrijd was zo hevig, dattijdens deze schooloorlog( 1879-1884 prof. Vlerickx een volkslied dichte op wijze van de Vlaamse Leeuw. Hiermee werden de gevoelens uitgedrukt van alle Belgen.
“De schone ziel van ’t kind”
III
Zij zullen haar niet hebbenDe hel is uit gebroken:
De schoone ziel van ‘tkind,De school is ’t worstelperk;
Ondanks de helsche listen.Zij wil de ziel der kleinen
Van ’t geusche schrikbewind;ontrukken aan Gods kerk!
Zoolang Gods lieve zonneWij katholijke Vlamen
Op Vlaandren nederblinkt,Wij dulden nooit dien roof
Zoolang er in ons gordelWij zijn nog ’t kroost der helden
Een koopren penning blinkt.Die stierven voor ’t Geloof.
Refrein
Zij zullen haar niet hebben
De schoone ziel van ’t kind
Zoolang men nog in Vlaandren
Een enkle Vlaming vindt.
IIIIV
Laat ’t geusgebroed maar komenWij willen ’t leven derven;
Wij staan ten strijd gegord!Maar staan ’t Geloof niet af,
Wij willen niet dat VlaanderenWij roepen nog bij sterven
Een nest van roovers wordt.En op den boord van ’t graf:
Wij willen dat ons kindren,Ons kindren in geen scholen
Getrouw aan kerk en GodWaar ’t kruis niet meer en blinkt!
Geen nagels van ons doodskist,Ons kindren in geen moordkuil,
Geen aas zijn voor ’t schavot.Waar Gods woord nooit meer klinkt!
In iedere parochie moest minstens een vrije school worden opgericht. Niet te geloven op het einde van 1879 was de som van 40 miljoen goudfranken ingezameld ten voordele van de katholieke scholen
In 1879 moesten de zusters dan noodgedwongen de gemeenteschool verlaten. Dit was de onmiddellijke aanleiding van het ontstaan van het “Vrije onderwijs” Ze gingen zich vestigen in het klooster, waar tevens de lagere graad voor jongens werd ingericht ( door A. D’Hooghe) terwijl Jos. Vandewalle de 2° klas voor jongens hield in de kapel der congregatie.
De gemeenteschool wordt onzijdig. Terwijl de scholen der zusters en die van Jozef Vandewalle, (Hoofdonderwijzer) vrije scholen worden.
Jozef Vandewalle welke de overleden Camiel Vancaeneghem (†11 maart 1874) opvolgde als hoofdonderwijzer en den schoolstrijd van 1879-1884 van heel dicht had meegemaakt, nam ontslag samen met zijn hulponderwijzer Emiel Verscheure en Hollevoet.
Reden; het bisdom had beslist dat alle onderwijzers van de gemeentescholen hun ontslag moesten indienen, zoniet zouden ze alle sacramenten geweigerd worden.
Besluit: alle voorgaande onderwijzers geven hun ontslag, uitgezonderd één F. Vandenberghe, hij wordt van staatswege aangesteld om er onderricht te geven in de gemeenteschool op 14 januari 1879.
Ook de meesters van de gemeenteschool A. D’Hooghe en Jos. Vandewalle vestigen zich in het klooster. Vandewalle gaf les in de kapel bij gebrek aan plaats.
Voor de meisjes de zusters der Onbevlekte Ontvangenis uit Tielt.
Bij de jongensschool, was het zielig gesteld Vandenberghe Henri was een liberaal, alle leerlingen gingen bij de zusters of bij het hoger vernoemde onderwijs, tot op één leerling na Ernest Valetze. Jos Vandewalle kreeg 225fr beloning van de gemeente om zijn mooie uitslagen en ongehoorde inzet.
1879 werd de nu verdwenen school nieuw gebouwd, eerst werd bepaald deze in huur te geven, doch op 30 juni 1885 werd deze ten dienste gegeven aan de vrije school.
Tot in 1898 zijn de ouden van dagen gelogeerd in een klein huis, en hun aantal neemt steeds maar toe. Het is Moeder Sophie die een grote zaal laat bouwen. Die wordt verdeeld in een zaal voor mannen en een zaal voor vrouwen.
De zusters vergenoegden zich niet enkel in de week de jeugd op te voeden en te onderwijzen maar openden ook een zondagschool die bleef bestaan tot aan de eerste wereldoorlog en die 100 leerlingen telde verdeeld over 4 klassen.
Het zou 6 jaar duren vooraleer het land opnieuw bestuurd word door de katholieken. Het vuur van de schoolstrijd had bij deze laatste een ijzervaste eenheid gesmeed, die hun de zegepraal toebracht.
In 1884 werd dan ook een nieuwe schoolwet op het voorplan gebracht, met volgende grondgedachte: De vrijheid van onderwijs werd gewaarborgd, het bijzonder onderwijs krijgt meer burgerrechten, de schoolvrede wordt hersteld door het sluiten van de godsdienstvervolging en het geestelijke gezag wordt opnieuw erkend.
De meisjes, in de aangenomen meisjesschool, kregen hun onderwijs in het gebouw, dat tijdens de Hollandse bezetting opgericht werd en dienen moest tot protestantse tempel, doch waar nooit diensten ingedaan waren geweest. Behalve dit gebouw, gebruikten ze als klassen het huis waar in 1850 Elodie Billiard woonde, als ook de kapel, dan ingericht als fabriek.( vermoed word waar de meisjesschool heeft gestaan.) omvang der drie klassen respectievelijk, 77, 99, en 281 kubiek meter.
Daar deze wet echter niet duurzaam was, bracht de wet van 1895 nieuwe bepalingen over het onderwijs. De godsdienst werd verplicht vak. Anders denkend konden echter ontslagen worden mits, een schriftelijke aanvraag door de ouders.
Voor de wedden van de onderwijzers werd een hoger minimum vastgesteld, ze werden gerangschikt onder vijf reeksen al naar gelang de bevolking van de gemeente
De meisjesschool is van 1879 tot 1884 een vrije school.
Op 1 juli 1884 wordt ze een aangenomen school.
In 1884 wordt Rosalie Daeveloose Schoolhoofd en Leonie Retsin hulponderwijzers benoemd.
Deze laatst genoemde wordt in 1886 op pensioen gesteld en vervangen door Rosalie Goemaere als hulponderwijzeres.
1890 wordt een jaar van beproeving. Administratieve dienst voor burgerlijke godshuizen beslist om organisatorische en economische motieven het weeshuis en het godshuis bij het burgerlijke hospitaal te voegen van Roeselare.
Daarom verlaat Moeder Coleta met haar zusters het huis in Tielt en komt in Rollegem wonen. Dit is dan de definitieve stichting van het Moederklooster in Rollegem met als naam de “Zusters van de H. Theresia.”
De zusters van de H. Theresia, te Rollegem was niet het zelfde orde als deze van Avila,
De “ongeschoeide Karmelieten” maar de normen van Theresia van Avila;
Doch ze namen er regels van over zoals hun onderhoud, eigen arbeid, zo hadden ze hun eigen hofstede, en aalmoezen.
Op 17 januari 1895 sterft Moeder Coleta, de eerste Algemene Overste
Een anekdote: Moeder Coleta wou graag vóór haar dood nog het primitieve kloosterkleed veranderen. Ze krijgt daartoe de toestemming van de bisschop. Op 1 november 1894 verwisselen de zusters het bruine kleed voor het zwarte. De pelerine wordt door een scapulier en witte gimpe vervangen; het gepijpte mutske door een zwarte sluier; de medaille door een zilveren kruis.
Naast het ondergoed, zoals onderbroek of hemd en een borstdoek dragen de zusters,
Een kleed, het moet zijn van zwart laken kostende rond de zes frank per “elle”
Het lijf gemaakt zonder plooien, van voren tot omtrent vier vingers hoger als de zoom der “guimpe” en dat wordt vast gemaakt aan de rok. Het wordt gevoerd met zwart of grauw katoen.
Den rok, die komt tot,aan de schoenen, moet rondom geplooid zijn, uitgezonderd langs voor alwaar een vierendeel effen blijft.
De zakken, van zwart katoen, worden aan het kleed genaaid, en de opening komt aan de linker kant.
De mouwen komen tot aan het eerste lid van den duim. Den omkeer is vijf taillen, omdat de wol recht zou zijn gelijk de mauw.
Schapulier; het is van zwart ligt laken en hangt een 32ste korter dan de rok, het is ongeveer een halve elle breed, met een zoom rondom.
Singel: na een jaar de belofte gedaan te hebben draagt men een ceintuur van blauw laken dubbel geplooid, welke tot beneden hangt gelijk met het schapulier. Ze wordt gesloten met drie haken en drie ogen, aan de linkerkant. Aan de kaken is een stalen gesp met ronden hoek de hoogte van de ceintuur.
Voile: ze is van zwarte kamelot, er wordt langs voor een stuk lijnwaad op genaaid met daar tussen een stuk karton en aan den boord langs voor een koperdraad genaaid voor de vastigheid. Aan de voile ligt een lint waaraan het wit lijnwaad genaaid, van boven op het hoofd is het gevoord.
Kinnenband: hij wordt recht draad gesneden en uitgerond onder de kin, op die manier dat er van onder een goed 16ste meer blijft en boven een achtste, de zoom is gemaakt uit zijde.
Hoofdband: Hij moet een goed achtste breed zijn wordt dubbel gemaakt. Hij komt op het voorhoofd tot twee vingers van de wenkbrauwen, men sluit hem achter het hooft met linten.
Guimpe(gembe) hij moet 7/16 vierkant zijn worden uitgesneden aan den hals, men naait een bandje, welke is rond gesneden van ongeveer 16 breed, men sluit het vanachter met twee linten en langs voor word het aan het schapulier gehecht met twee spelden.
Het lijnwaad: mag kosten rond de 24 stuivers als het 6 kart breed is en rond een gulden als het 5 kart breed is.
Rozenkrans (Paternoster): hij hangt met een haak aan de ceintuur, hij is gemaakt van een kloeke koperen draad en grote kralen met een kruis van ebbenhout, waar een christus eveneens van koper aan hangt. De rozenkrans komt van onder een vierendeel van den boord van het kleed.
Koormantel: hij is gemaakt van ligt laken aan de prijs van ongeveer 6 frank. Hij is gemaakt zoals een gewoon vouwenmantel, maar zonder kap Van voren is hij korter of de rok, en vanachter sleept hij als vierendeel, de voor hoeken worden ingelegd in plaats van afgesneden. Van onder wordt hij gevoerd met zwart katoen. Langs voor ligt er een band van bleek blauw welke op de mantel is gestekt. Men sluit hem met een haak en een oog.