In 311, slechts 6 jaar nadat Antonius de eenzaamheid vaarwel had gezegd om zich aan zijn volgelingen te wijden barste de kerkvervolging los in Alexandrië. Tijdens de regering van de Romeinse keizer Maximinius, de Romeinse soldaten hielden een klopjacht op de christen.
Uit het werk van Vermeulen zien we dat het tijdens de kerkvervolging van Diocletiaan was.
Sinds 286 was er een samenwerking tussen Maximius en Diocletiaan. Uit die samen werking groeide wat door de Christenen: “ Het tijdperk van de martelaren” geheten werd.(303-311)
Het Thebaans-Romeinse legioen bestaande uit Koptische soldaten, weigerde deel te nemen aan de vervolging van hun christelijke landgenoten. Op bevel van de keizer werden deze diensweigeraars allemaal uitgeroeid. Het Romeinse leger zette hun vervolgingswaanzin alleen verder. Onbevreesd, getooid in zijn monnikenkleed trok Antonius er zijn broeders bezoeken die gevangen zaten of veroordeeld tot arbeid in de mijnen en niemand durfde het aan hem kwaad te doen of te hinderen. Hij toonde aan iedereen zijn vurigheid voor het christelijk geloof. Het martelarenschap zat er niet in voor hem.
Petrus, de patriarch van Alexandrië, was de laatste die stierf als martelaar op 24 november 311.
Het jaar daarop was de kerkvervolging, gestopt en keerde onze Heilige terug naar zijn kloostergemeenschap. Eenmaal nog keerde hij terug naar Alexandrië, in 351 om de H. Athanasius bij te staan in de strijd tegen de Arianen, die al veroordeeld waren door het concilie van Nicea in 325. De H. Athanasius (295-373) sedert 328 bisschop van Alexandrië, kwam soms op bezoek bij de kluizenaars. Hij was ten zeerste verwonderd over de levenswijze van de heilige mannen, over hun ascetisch leven van strenge vroomheid.
Wanneer Antonius de streek verliet was het om “buitenkloosters te stichten:” Zo ontstonden nieuwe nederzettingen in Arsinoë, Babylonië in Aphrodita. Het getal kluizenaars in die kloosters groeide steeds aan en bereikte op zeker ogenblik enkele duizenden. Ze baden, vasten, lazen de Bijbel waakten zongen psalmen, en woonden in afzondering in rotsspleten in navolging van hun vader Antonius.
En zo besloot Antonius op zeker dag meer naar het zuiden te trekken, dieper de woestijn in.
Aan de over van de Nijl wachtte hij op een schip dat hem zuidwaarts zou brengen. Terwijl hij daar stond kwam een karvaan met Arabische kooplieden voorbij en deze trokken oostwaarts richting dode zee, en hij sloot zich daarbij aan. Aan den berg Colzinus gekomen op zo’n 25 km van de Rode zee stapte hij van zijn kameel en zocht een geschikte plek om er te verblijven. Ook hier ging hij zich verstoppen om door niemand lastig gevallen te worden, doch na korte tijd vonden zijn discipelen hem opnieuw daar ze wisten dat hij allen spleten en spelonken opzocht. Ze bezorgen hem brood, olijven, bonen en olijfolie. Hij wilde hen niet tot last zijn en vroeg om hem een spade, een bijl en allerlei zaden. Nu kon hij spitten en zaaien en de oogst bracht genoeg op om voor zich zelf te zorgen. Zo was hij niemand tot last.
Doch de dieren kwamen regelmatig zijn groetentuin vertrappelen, en zo verteld de legende: “ Antonius sprak tot de dieren:” Ik heb jullie geen schade berokken. Ga heen en kom hier nooit meer terug!” En ze bleven weg. “Gehoorzaamheid en onthouding temmen wilde dieren!”Dit is een van zijn spreuken. Hij deed ook aan handenarbeid, zoals manden en matten vlechten.
Hij bezocht ook zijn kloosters, en overal werd hij met eerbied en ontzag ontvangen. Bij gelegenheid bezocht hij zijn vergrijsde zuster welke intussen overste was geworden van een maagdenklooster. Zij was begiftigd met een grote wilskracht, was zachtmoedig, innemend en opgeruimd van aard, ruimdenkend en moedig. Wellicht moet ze uit het zelfde hout gesneden geweest zijn aldus onze schrijver.
Zijn leerlingen wilden dichter bij den ouder worden abt komen wonen, uiteindelijk kregen er twee de toestemming om hem regelmatig te komen bezoek op de berg Colzinus, deze heeft thans de naam de berg van den H.Antonius te Deir Mâr Antonius, waar nog steeds een klooster staat. De leerlingen bouwden dicht bij een klooster te Pisper aan de Nijl nu Dar-el-Memum.
|