|
 
Zeg mij waar die bloemen zijn, van Gaston Durnez, Vlaanderen 1914-1918 blz92
“Mocht tenminste een korte wapenstilstand, een kleine rust, een enkele straal van de goddelijke vredezon even de haat komen onderbreken”
Dat stond te lezen in een oproep die paus Benedictus XV op 7 december 1914 tot de oorlogvoerende lande richtte.
Zijn bedoeling was, naar aanleiding van Kerstmis, een godsvrede tot stand brengen.
We kennen het vervolg in de kranten stond na de oorlog:
“ Toen namen, aan de vooravond van Kerstmis, de simpele soldaten in de loopgraven het initiatief. Zonder afspraken, spontaan. Meestal waren het de Duitsers( vooral katholieken uit Beieren) die verbroederingen uitlokten door kerstliederen te zingen en verlichte kerstbomen op de borstwering van de loopgraven te zetten. Hun tegenstanders, die vaak op korte afstand verschanst zaten, reageerden met hun eigen liederen. Bordjes met “niet schieten” werden opgestoken, feestwensen geroepen. Ten slotte kwam men hier en daar uit de loopgraven en gingen met elkaar praten. Ook lagere officieren deden mee.
Het meest bekende verhaal is dat van aan de “Hoge brug in Diksmuide, ongeveer waar de Yzertoren staat Soldaten van beide kanten zongen kerstliederen, beleid door een harmonica, en een Duitse officier overhandigde er aan de tegenstander een remonstrants, die door mensen van zijn afdeling in een Diksmuidense kolenkelder was gevonden. Op die kerstnacht 1914 was het zeer koud op het front” een bijtende oostenwind zweepte over de hard toegevroren Yzervlakte. Het verhaal staat op een handschrift geschreven door Jozef van Ryckeghem, het werd geschonken aan Jozef Geldhof. De Vlaamse kunstschilder Sam de Vriendt liet zich door de gebeurtenis inspireren voor een schilderij “ kerstnacht aan de IJzer”
Duitse soldaten uit Beieren afkomstig waren, hadden bij de Belgen de naam niet zo “oorlogzuchtig te zijn als de Pruisen. Het heette dat er dan minder werd geschoten, dat er niet zo “moordlustig” tekeer werd gegaan. Sommigen schreven dat toe aan het feit dat de Belgische koningin Elizabeth van Beierse afkomst was.
Alfons Vandewalle, in 1964 ereschoolhoofd van het West-Vlaamse Rollegem, die de oorlog als brancardier meemaakte, herinnerde zich de belevenissen van zijn broer Georges, een vrijwilliger die in maart 1915 aan het front kwam. In den eerste helft van 1915 moest Georges samen met de andere piotten dienst hebben gedaan aan de boorden van de Ieperleevaart, te Steenstrate. Zij zaten verschanst op korte afstand van de Duitsers, die zich aan de overkant van de zes tot acht meter brede vaart hadden ingegraven.
De Belgen raakten in gesprek met de Duitsers, die uit Beieren bleken te zijn. De afkomst van de koningin vormde een geschikte aanleiding om te praten en een akkoordje af te sluiten. “Weldra” vertelde Alfons, wandelden zij aan beide zijden langs het water. En als ze moesten schieten, schoten zij boven de hoofden.
Georges vroeg aan de Beieren waar zij met rust gingen. “In Kortemark” antwoorden zij. Dat is op een vijftal kilometers van Lichtervelde, waar de Vlamingen door ooms en tantes was opgevoegd. “ Kun je dan niet eens een brief voor mijn familie meenemen?” vroeg hij. “Jawoh!” zeiden de andere? Vandewalle schreef een paar zinnen, stak het papiertje in een fles en wierp die in de vaart. De Duitsers visten de fles op en trokken ermee naar Lichtervelde. Enkele dagen later brachten brachten zij het antwoord van de familie. “ Ik heb de brief zelf gezien” zegde Alfons. “ Mijn broer heeft wekenlang op die plaats vertoefd, maar het spelletje nam plotseling een einde toen de Duitsers aan de Belgen kwamen vertellen:” Morgen worden jullie vervangen!”
En zo gebeurde inderdaad! Zij waren over ons beter ingelicht dan wijzelf.”

7000 duitse soldaten van de 3de kaveleriedivisie marchenvan uit Bellegem over Rollegem op weg naar het front(dinsdag 6 november 1914)
1914 Rampzalig oorlogjaar.
Op 20augustus was er te Rollegem een algemene vlucht . Men zegde dat de Duitsers al het mannenvolk medenaam. Niemand langs hier had een Duitse soldaat gezien.
Volgens gegevens kwamen de eerste Duitsers, ongeveer een honderdtal toe op de Knok, ze overnachten bij Remie Vanderheren en de gebroeders Warrot.
Niemand durfde die nacht te slapen. Zij moesten dadelijk hooi hebben voor hun paarden en eten voor de soldaten. Er moest een burger meekomen naar de burgemeester en secretaris voor bevelschriften voor al het nodige te kunnen aanslaan.
Op maandag 10 oktober trok een groot Duits leger van Rollegem naar Bellegem.
In Kortrijk kwamen ze van langs alle kanten op de markt.
De laatste trein met Belgische soldaten was die zelfde dag uit Kortrijk vertrokken.
In Bellegem moesten de Duitsers overnachten, alle winkels werden leeggeplunderd, de paarden hadden hun logement in de kerk.
Zeer vroeg in de morgen van zondag 30 augustus, passeerde er een Duitse Zeppelin
In de namiddag, van die zelfde dag, was er brand op de hofstede van Weduwe August Everaert te Tombroek.
Op het einde van de maand oktober, kwam de eerste inkwartiering van het paardenvolk? Van dan af zijn er altijd soldaten hier geweest.
Zij eisten al de koeien en zwijnen op die zij dan zeer dikwijls ter plaatse afmaakten.(Sloegen)
Keizer Willem was op 1 november te Kortrijk.
De eerste bommen die te Kortrijk vielen was op de vlasmarkt en dit op 5 november.
Hierbij werden twee Bellegemnaars dodelijk getroffen; Petrus Vanhuysse rentenier en Célina Vanhoenacker, echtgenoot van César Declercq 40 jaar.
Georges Vanhoosthuize, Rollegemnaar werd hierbij gekwetst.
Op iedere gemeente werd een Kommandatuur ingericht, zo ook te Rollegem, eerst bij Charles Christiaens in de Tombroekstraat en deze werd later overgebracht naar het gemeentehuis.

|