De Palestijnse dichter Mahmoud Darwish werd geboren in Al-Birwa, Palestina, op 13 maart 1941. Zie ook alle tags voor Mahmoud Darwish op dit blog.
Identiteitskaart
Schrijf op! Ik ben een Arabier En het nummer van mijn identiteitskaart is vijftigduizend Ik heb acht kinderen En de negende komt na een zomer Zul je boos zijn? Schrijf op! Ik ben een Arabier In dienst met collega-arbeiders bij een steengroeve Ik heb acht kinderen Ik haal brood voor ze Kleren en boeken Van de stenen… Ik smeek niet om liefdadigheid aan je deuren Noch kleineer ik mezelf bovenaan de treden van je vertrekken Dus zul je boos zijn?
Schrijf op! Ik ben een Arabier Ik heb een naam zonder titel Geduldig in een land Waar mensen woedend zijn Mijn wortels Werden diep ingebed voor de geboorte van de tijd En voor de opening van de tijdsperken Voor de dennenbomen, en de olijfbomen, En voordat het gras groeide
Mijn vader.. stamt af van de familie van de ploeg Niet van een bevoorrechte klasse En mijn grootvader.. was een boer Noch van goede komaf, noch van gegoede familie! Leert me de trots van de zon Voordat me geleerd wordt hoe te lezen En mijn huis is als de hut van een wachter Gemaakt van takken en riet Ben je tevreden met mijn status? Ik heb een naam zonder titel!
Schrijf op! Ik ben een Arabier Je hebt de boomgaarden van mijn voorouders gestolen En het land dat ik bebouwde Samen met mijn kinderen En je hebt niets voor ons overgelaten Behalve deze stenen.. Dus zal de staat ze afnemen Zoals is gezegd?!
Daarom! Schrijf bovenaan de eerste pagina: Ik haat geen mensen Noch maak ik inbreuk Maar als ik honger krijg Zal het vlees van de overweldiger mijn eten zijn Pas op .. Pas op.. Voor mijn honger En mijn woede!
Vertaald door Noureddine Steenvoorden
Mahmoud Darwish (13 maart 1941 – 9 augustus 2008)
De Oekraïense dichter en schrijver Yuri Andrukhovych werd geboren op 13 maart 1960 in Iwano-Frankiwsk. Zie ook alle tags voor Yuri Andrukhovych op dit blog.
Werwolf Sutra (Fragment)
This time it’s about Privates Muhamedyarov, Fiedotov and Pereverten, whose names for centuries (not for centuries!) were written on the blackboards (of being?) along with the numbers of their Kamaz trucks.
Fiedotov was in the middle, on the right Muhamedyarov, on Fiedotov’s left side – Pereverten.
As far as the first two are concerned it’s clear: Russian, Tatar. But that third one? Where’s he going with a name like that?
No one liked Pereverten for his innate cunning and stupid surname. They couldn’t not laugh at a name like that. He didn’t know himself what it meant.
But in German it means Werwolf! With a black palate! The terror of all villages and towns around! Romantic hero of fairy tales and ballads!
Oh indestructible, almost immortal werewolf! Escape before they round you up! Before they aim at you from their wooden towers! Demobilisation inescapable! I know you can do it! Resurrect! Become yourself, Pereverten!
Yuri Andrukhovych (Iwano-Frankiwsk, 13 maart 1960)
De Franse schrijver Didier Decoin werd geboren op 13 maart 1945 in Boulogne-Billancourt (Seine). Zie ook alle tags voor Didier Decoin op dit blog.
Uit: Dictionnaire amoureux de la Bible
« Abraham Avec sa gueule de métèque, de Juif errant, de pâtre grec », Abraham est l'un des héros non seule-ment de la Bible•' mais de l'aventure humaine. Revendiqué par les juifs, les chrétiens et les musul-mans (dans l'ordre chronologique). Pour David Van Biema, spécialiste des religions au magazine Traie, Abraham est « quelqu'un comme un père qui aurait laissé un testament âprement disputé ». Père (donc) de tous les croyants, Abraham prêcha un Dieu unique, ce qui était furieusement original à l'époque où l'on présume qu'il aurait pu vivre, mais aussi, et ça n'était pas moins novateur dans un monde où régnait l'arbitraire, un Dieu juste qui se gardait bien d'exterminer l'innocent en même temps que le coupable. On le représente génialement barbu et la chevelure neigeuse - voir tout de même, a contrario, l'épous-touflante lithographie de Salvador Dali, L'Épreuve d'Abraham, où le patriarche, sur le point d'égorger Isaac*, est peint noir de poil, plutôt fringant, dégin-gandé, et si maigrichon que les os lui percent sous la peau. C'est vrai, on en oublie qu'il a été jeune. Et sans doute le premier de la longue lignée des ados contestataires. Et que c'est peut-être à son attitude conflictuelle qu'on doit l'émergence du concept révolutionnaire du Dieu unique. Abraham, au temps où il ne s'appelait encore qui Abram, vivait à Ur en Chaldée. C'était aux alen-tours de 1900 avant notre ère, à l'époque du bronze moyen. On sait peu de chose de sa famille, sinon que son père, Terah, était idolâtre et qu'il affichait d'autant plus sa dévotion aux idoles qu'il en faisait commerce. Terah possédait une boutique avec un tour de potier pour façonner ses dieux d'argile, un four pour les cuire, une salle pour les exposer, et sur-tout un fils pour les vendre. Le midrash' l3ereshit Rabba raconte en effet que Terah, lorsqu'il devait s'absenter, avait pour habitude de confier la garde du magasin à Abram. Et la plu-part du temps, quand Terah réintégrait la boutique, il constatait que son garçon avait fait de bonnes ventes - la clientèle l'appréciant pour son honnêteté, mais aussi pour l'agrément qu'il y avait à discuter avec lui : à défaut de consentir des rabais sur les divinités de terre cuite, Abram ne manquait jamais de gratifier les acheteurs d'une réflexion inattendue qui faisait rire sur l'instant (« Cet Abram, disait-on, quel numéro ! En voilà un qui n'a pas sa langue dans sa poche ! ») mais qui donnait à réfléchir une fois qu'on avait quitté la boutique pour se plonger à nouveau dans le bruit, la chaleur et les remugles des nielles sinuant entre les maisons de briques crues. Un jour, en regagnant sa boutique. Terah la retrouva dévastée. Toutes les idoles il en avait toujours plu-sieurs centaines en stock - gisaient par terre, fracas-sées, décapitées, démembrées. Un seul dieu, le plus imposant de tous ceux qu'il avait fabriqués, avait échappé au massacre. Un bâton serré dans sa main d'argile, il sc tenait droit au milieu du désastre, rigide, indifférent. Tcrah chercha dans la poussière des débris qui jonchaient le sol les traces de bêtes sauvages qui, pourchassées peut-être, auraient pu se retrouver acculées, piégées dans la boutique où, prises de frayeur, elles eussent alors mené une sarabande infer-nale. Aucun animal (voir : Animaux) pourtant n'avait marqué le sol de son empreinte. . . . »
Didier Decoin (Boulogne-Billancourt 13 maart 1945) Hagar en Ismael verbannen door Abraham van Pieter Jozef Verhaghen, 1792
De Mexicaanse schrijver, scenarist, filmregisseur en producent Guillermo Arriaga Jordán werd geboren op 13 maart 1958 in Mexico-Stad. Zie ook alle tags voor Guillermo Arriaga op dit blog.
Uit: De ontembare
“Mijn moeder zal de kramp in haar buik niet hebben opgevat als een woeste tweestrijd. Voor haar gevoel leefde de tweeling (ze dacht overigens dat het meisjes waren) in onderlinge harmonie. Dat was niet het geval. Tijdens een van die schermutselingen zette ik mijn broer zodanig klem tegen de baarmoederwand dat hij verstrikt raakte in zijn navelstreng. De val was gezet: bij elke beweging werd het koord strakker om zijn hals getrokken, waardoor hij steeds minder zuurstof kreeg. De krachtmeting eindigde vier weken voordat de negen maanden zwangerschap waren volbracht. Zonder het door te hebben was mijn moeder de grafkist van een van haar tweelingjongens geworden. Acht dagen lang droeg ze het lijk in haar binnenste. De doodssappen vermengden zich met het vruchtwater en vergiftigden het bloed dat me van voedsel voorzag. Mijn broer, die in de foetale veldslag het onderspit had gedolven, nam wraak. Bijna sleurde hij ook mij de dood in. Toen de gynaecoloog mijn moeder ausculteerde omdat ze klaagde over indigestie, hoorde hij maar één hartje kloppen, dat met de seconde zwakker werd. De arts legde de stethoscoop op tafel en keek haar aan. ‘We zullen een keizersnede moeten uitvoeren.’ ‘Wanneer, dokter?’ ‘Nu meteen.’ In het ziekenhuis werd ze rechtstreeks naar de operatiekamer gebracht. In allerijl werd de sectio caesarea verricht. Het opgezwollen lichaampje van mijn broer werd uit de baarmoeder gehaald, en daarna ik, naar adem happend als een kikkervisje op het droge. Ik moest bloedtransfusies hebben. Omdat ik was vergiftigd door mijn broer, vergde het tijd om mijn bloed te zuiveren en de toxines uit de weg te ruimen. Achttien dagen lag ik in het ziekenhuis. In de zes jaar die Carlos ouder was dan ik had mijn moeder drie miskramen gehad. Twee meisjes en een jongen. Geen van hen was de grens van vijf maanden gepasseerd. In hun verlangen om een kind te verwekken dat die funeste periode van vijf maanden zou overleven en eindelijk weer een zwangerschap tot een goed einde te brengen, hadden mijn ouders de ene na de andere arts geraadpleegd en diverse behandelingen ondergaan.”
Guillermo Arriaga (Mexico-Stad. 13 maart 1958)
De Armeense dichter Yeghishe Charents werd geboren op 13 maart 1897 in Kars (toen Rusland, nu Turkije). Zie ook alle tags voor Yeghishe Charents op dit blog.
Uit: Poem For Everone (Fragment)
Prologue
I - poet of Hayastan - Fogbound land Haunted by death - I now sing To all! I sing Once more But why must I sing alone? I, alone, and not they - Who lived through and overpowered These rough stormy days. Under the sun, in the dust. On foggy days dripping wet. They strive, combat, and toil In the grime of the soil. And like sweat they flow On the face of the earth - As the wind hurls them hither and thither And joins and mingles one with the other. You may not be aware That every humble workman That toils hard all day long - Carries in his iron lungs A hundred, a thousand songs. If you weren't aware of this Hearken to my voice then, Open your ears wide!
Vertaald door Ara Baliozian
Yeghishe Charents (13 maart 1897 – 29 november 1937) Monument in Tsaghkadzor
De Russische schrijver Vladimir Makanin werd geboren op 13 maart 1937 in Orsk. Zie ook alle tags voor Vladimir Makanin op dit blog.
Uit: Asan (Vertaald door Gerard Cruys)
“Jullie organiseren de colonne zelf. Met zijn allen. Jullie zijn de colonne,» legt Rode Band uit. «Daar zijn jullie btr’s. En daar staan twee lege vrachtwagens van majoor Zjilin. En drie vrachtwagens met vaten benzine. De benzine is ook van majoor Zjilin.» De nieuwe naam ergert de soldaten meteen. De rekruten raken bij hun aankomst geërgerd over elke naam die respectvol wordt uitgesproken. Ze gillen: «Verdorie, jongens. Shit! We moeten ook nog iemand escorteren.» Niet escorteren, maar gewoon samen in één colonne. Jullie kunnen met z’n allen inrukken... oprukken... opinrukken...» Rode Band heeft moeite met het werkwoord, het belangrijkste werkwoord van de oorlog. De hele meute verlaat wanordelijk de rails. Eindelijk... Het plein zit vol kuilen. Met dronken koppen klimmen de soldaten de btr’s in. De vier pantserinfanterievoertuigen bewegen zich kalmpjes aan, naast elkaar de weg op. Dichter naar de vrachtwagens toe. Ze moeten richting Bamoet, naar militair onderdeel nummer x-x. Vooruit! Er wordt een colonne gemaakt. Vooruit! Hier zijn de vrachtwagens met benzine, wees maar niet bang. We zullen niet verbranden. Er verschijnt een stille oude Tsjetsjeen. Met het officiële plaatje van kruier op zijn borst. Een grijs hoofd. Zijn gezicht vertoont een permanente tic. Hij tracht Rode Band bij zijn mouw te pakken. Om hem om te laten draaien: «Sasjik zal ontevreden zijn.» «Wat mot je?» «Waarom koppel je soldaten aan zijn colonne? Sasjik zal boos zijn.» «Hij kan barsten. Hé, ouwe, zie je dat daar? Zie je deze horde?» Ze zien het allebei. De soldaten zijn amper in de gevechtsvoertuigen geklommen of ze springen eruit, op zoek naar een beter plekje. Ze lachen, omarmen elkaar. Ondanks hun monsterlijke roes stralen de meeste gezichten. Wat een heldere, enthousiaste jonge ogen! Het ontbreekt Rode Band aan vastbeslotenheid. Maar moet je die soldaat daar zien, die is totaal mesjogge. Zou je hem geen klap voor zijn kop geven? Hij heeft zich op de passerende spoorwegarbeiders gestort, Tsjetsjenen en Russen... onder de olie... onuitgeslapen... De soldaat loopt heen en weer en blèrt: «Pa-aa... Pa-a-a...» Hij vraagt de werklui naar zijn vader. De soldaat denkt dat hij nog steeds op de Wolga is. De sufferd heeft geen kans gekregen om afscheid te nemen. Hij denkt dat zijn huis en zijn familie ergens vlak in de buurt zijn. Hij snapt niet dat hij in Tsjetsjenië is. «Waar is pa-a-a? Pa-a-a!»
Vladimir Makanin (Orsk, 13 maart 1937)
De Nederlandse dichter en schrijver Geert van Beek werd op 13 maart 1920 geboren in Gennep. Zie ook alle tags voor Geert van Beek op dit blog.
Opa
Opa betekent recht van de struik kruisbessen slikken naar verzadigde buik. opa is een goedmoedige bloemhommel in een zakdoek driftig gonzend een lasso om zwart pootje knopen vrijlaten tot de dood. Opa is met bruingelooide notenvingers hoe bestaat het een vinkje een beginneling vangen dat goddank god zij dank uit behoedzame klem ontsnapt. Opa is een grote hand onder water noodlot van de stekelbaars. een tabaksdoos een meerschuimen pijp vullen met rustige duim. opa is een briefje is het koud daarboven windsnel langs het vliegertouw. Opa is tafeltje met medicijnen een klamme hand machteloos medelijden opa is een laatste zucht hijgen onbeweeglijk liggen en verroer je niet, rondom snikken zakdoeken en de zalvende trooster spreekt onbegrijpelijke woorden opa is een schep zand plof in het graf de rand stort in als je bloemblaadjes wuift engelen voeren hem met gejuich in het hemels paradijs. Zingen daar lijsters? en kan hij er dahlia's strelen? Gaat het hem niet vervelen in de eeuwen der eeuwen gods lof te galmen met zijn zware bas? Opa is dood is vragen huilen in bed, een raadsel met de oplossing aan de andere kant.
Geesteskind
In mijn dochtertje vergist men zich licht, niet zij maar de schijn bedriegt een grimas van pijn ziet men aan voor een lach zonder oog voor de broze dam om haar binnenmeer zo innig dat een vis amper trilt met zijn vinnen noemt men haar stuurs twee cirkeltjes blauw recht uit het luchtruim gesneden gieten haar ogen vol zon alsof zij de regen was vergeten de lokale bui in het binnenland zij zegt niet wat men hoort verstopt haar woorden liefst in dubbele bodems wie goed kiest is zeker van een surprise tja wie haar schaduw de hand wil drukken tast in het duister
Geert van Beek (13 maart 1920 – 2 januari 2001) Portret door Wim van der Voort, 1982
De Nederlandse dichter Jan Hendrik de Groot werd op 13 maart 1901 geboren in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Jan H. de Groot op dit blog.
Het sterke zomerweer
Nu was het sterke zomerweer de baas van zomerdagen, Nu kon de lucht de weelde van een felle zon verdragen. Geen kille wind als nauw de zon den dag had ingekeken. Geen wolkenpak dat d'eersten glans versmoorde in z'n deken. Geen storm, geen hagel, na een dag van tintellichten zonnelach, Geen warmte, die bij regenslag Voor dagen was geweken. Nu is de zomer rijp gegroeid, En laat z'n buit verdeelen. Nu is het zonlicht mild en goed en kan een stootje velen. De wind krijgt nu geen goede kans Het stofgoud op te jagen. En wolken kunnen heusch niet meer zoo'n sterken glans verdragen. Al dreigt een dwaze donderkop de zon met paarsgezwollen krop. Dan schaterlacht ze om die op- gezwollen wolkenkragen. Ach, dat ik als het sterke weer van heete zomerdagen De weelde van een groot geluk Een groote zon kon dragen. Maar als één dag de zomerzon M'n ziel heeft uitgekeken Dan komt al gauw een wolkenpak En spant er voor z'n deken. Dan staat direct de stormwind klaar En jaagt en vaagt met breed gebaar De mooiste glansen uit elkaar. Hij laat mij troostloos staren naar 't Geluk dat is bezweken.
Jan H. de Groot (13 maart 1901 -1 december 1990)
De Turkse schrijver Kemal Tahir werd geboren op 13 maart 1910 in Istanboel. Zie ook alle tags voor Kemal Tahir op dit blog.
Uit: The Tired Warrior (Vertaald door Elif Erkmen)
“He imagined it as being able to do anything he wanted. But how would this be compatible with the current strict military rules? Jamil reminded himself that they didn’t have to debate such details, because within just two years, by sending a couple of telegrams they achieved their goal. They brought Freedom to the country. Jamil was still gazing at the picture on the wall. Nazmi died defending Edirne which was under siege. He didn’t have time to learn that their party was ruling the country now. They were controlling the vast Empire from Danube to Basra; from Sinop to Libya. Nazmi died when he was twenty six. He died hungry, sick and desperate. In the picture, Nazmi was also smiling sadly as if he heard his son calling him “Unionist Infidel.” Neriman came upstairs looking very pale. “He was a doctor. His name was Rashid… A governor. He escaped from jail recently.” She approached Jamil and whispered. “Was he the friend you were expecting?” “No, he wasn’t.” “Did you know Governor Rashid personally? “No, I didn’t know him.” “Then why did you ask me to open the door for him? You asked about whether it was possible to enter the neighbor’s yard”. She was obviously shaken; the fear rising up from her throat to her lips. Her lips started to pucker. The stern look in her eyes was turning into fear. “If he entered our house and was seen by the police, they would have raided the house. What would you have done? Would you have fought with them?” Jamil leaned forward to look directly in her eyes; Neriman knelt down on the floor in desperation, with her hand on her mouth. “You were ready to fight Jamil; you were going to die as well.” “What are you talking about?” Jamil smiled weakly. “That’s all nonsense. Nothing like that was going to happen.”He reached out to touch her shoulder and then stopped. He said, “Why are you crying? Why are you getting worked up?”
Kemal Tahir (13 maart 1910 – 21 april 1973) Cover Turkse uitgave
Zie voor nog meer schrijvers van de 13e maart ook mijn blog van 13 maart 2018 en ook mijn blog van 13 maart 2017 en mijn blog van 13 maart 2016 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.
|