BIOGRAFIE: ROYDON
Roy Soerioroseno (sologitarist / 1948)
Het zal omstreeks 1957 zijn als hij enorm gefascineerd door de gitaar in de schuur van zijn ouderlijk huis in Maarssen stiekem zijn blikken spaarpot openknipt om al zijn spaarcentjes te gebruiken voor de aankoop van een gitaar, die hij de dag ervoor in een speelgoedwinkel in het dorp zag hangen. Waar hij echter niet op rekende, was dat zijn altijd lieve grootmoeder hem bij zijn thuiskomst met een briefje en zijn illegale aankoop subiet terugstuurde naar die winkel. Jammer, het was zo'n schitterend exemplaar in fancy kleuren en van het merk "Hongkong" of zoiets. Maar met veel zeuren en doordrammen kreeg hij uiteindelijk in hetzelfde jaar toch nog een ukelele, waarmee hij bij zijn oom een straat verderop in de leer ging. Dat zijn ouders hem nadien als tegenprestatie min of meer dwongen om op feestjes een liedje te spelen, nam hij dan maar op de koop toe. Het "serieuzere werk" kwam twee jaar later, toen hij voor zijn overgang naar de zesde klas van de lagere school een akoestische "Egmond" van fl 65,- cadeau kreeg. Samen met enkele buurjongens, Rien van Schaik en Tonny Beljaars, werd toen een bandje opgericht: "The Rieroton Boys".
Ondanks een geslaagd toelatingsexamen voor het conservatorium, moest hij uiteindelijk toch maar gewioon naar de HBS, omdat z'n ouders bij nader inzien vonden dat muzikanten over het algemeen moeilijk hun brood konden verdienen. Dat de Egmond-gitaar het eerste schooljaar nog heeft overleefd, mag een wonder heten, omdat buiten het intensieve gebruik, deze óók nog als "testgitaar" heeft gefunctioneerd, immers alle toen beschikbare "elementen" moesten hierop toch uitgeprobeerd worden?! Gelukkig kwam Egmond uit met de eerste "solidbody"-gitaren, voorzien van een, twee en zelfs drie gitaarelementen. Dus meteen naar de "Gouden Harp" (vroeger was het DE muziekzaak) in Utrecht. Toevallig fietste hij dagelijks van en naar school op met een jongen die in Utrecht op de Handelsschool zat. Deze jongen, Gerrit Hol genaamd, opperde om samen met zijn broer Albert (inmiddels de ex-man van Bonny St. Claire) in Utrecht een instrumentale (Shadows-)band te beginnen. Met Gerrit als drummer en Albert als basgitarist (twee leden die beter bekend zouden gaan worden onder de nicknames "Mouse" en "Meep" bij de veel latere "(Unit) Gloria", startten Roy en Tonny in de tijd van de "Indo-rock" met "The Yelping Jackals". Indien nodig werd het vocale gedeelte toen verzorgd door Hans Rietveld (Buddy Holly-repertoire).
Nadat zij zich veelvuldig hadden laten misbruiken voor, overigens zeer dankbare, optredens via Victor Conselman van het "Artiestenpalet" in diverse tehuizen en stichtingen, die alle prodeo van opzet waren, kwam Roy tijdens een soortgelijk optreden in Trianon te Utrecht buiten Sandra Remer (met vlinderbril) ook een lange, slungelige knakker tegen, die zijn vocale act had op te voeren, namelijk een nummer van Cliff Richard: "It'll be me". Tom Hark (zijn artiestennaam) deed dit solo-optreden onder begeleiding van of een piano (de glissando) of een gitaar. Een week na dit optreden werd (Jan Gerrit) Bob (Arend) Leverman, want zo heette die jongen echt, hij was trouwens etaleur van beroep, door "The Yelping Jackals" benaderd. Zonder twijfel, hij kwam en natúúrlijk moest er een andere artiestennaam worden verzonnen en deze werd dan "Bob Revvel", een naam die hij later weer veranderde in Robert Long. Met nostalgie blikt Roy nu terug naar die tijd waarin alles wat gemakkelijker scheen te kunnen. Het is dan 1962. "Bob Revvel and The Yelping Jackals" verzorgden dank zij manager Tony van Soomeren veel optredens in het hele land en waren buiten Utrecht eigenlijk veel bekender dan binnen de stadsgrenzen. Bijna tweewekelijks waren "The Yelping Jackals" te beluisteren op de radio in programma's als: "De Springplank" (KRO) en "Amateurs, de microfoon is voor u" (AVRO). Zoals in die tijd gebruikelijk was, hadden "The Yelping Jackals" ook veel optredens in Duitsland, een land waar toen veel Nederlandse bands hun heil zochten. Altijd dankbaar applaudisserend publiek, dat een hoge achting had voor groepen die "aus Holland kommen". Een leuke bijkomstigheid is dat Roy zich nog goed herinnert dat tijdens de lange nachtelijke ritten vanuit onder meer Hamburg, toen iedereen na een optreden in de bandbus lag te dommelen, Long toen al nummers neuriede die veel gelijkenis vertoonden met nummers van zijn latere eerste solo-LP "Vroeger of later".
Toen in 1966 Gerrit in militaire dienst moest, werd hij vervangen door drummer Fred Rorive, en werd de naam van de band veranderd in "Bob Revvel and The A-One" (dus zonder "s", zoals zo vaak in de media onjuist vermeld stond), dit ook omdat zijn broer Albert uit de band werd weggekocht. Voor hem in de plaats kwam Philip van Putten als bassist. Na enige tijd werd Tonny Beljaars wegens huwelijk vervangen door Paul van Schaik. In 1966 werd de eerste single onder het Decca-label geperst ("It takes time" en "I need love"). Nog een week voor de ingebruikname van het tweede TV-net in 1967, kwamen "The Yelping Jackals" voor het eerst op de televisie in het, natuurlijk zwart-wit, programma "Waauw", toen gepresenteerd door Theo Stokkink. Navraag nu leert dat de Ampex-tapes waarop dit programma was opgenomen, verloren zijn gegaan tijdens een grote studiobrand in Bussum. Gelukkig zijn er nog wel foto's van dit TV-optreden bewaard gebleven. Op zaterdag 2 december 1967 meldde het Utrechts Nieuwsblad dat "Gloria" erin geslaagd was Bob Revvel van "The A-One" te strikken. Roy en de overige leden van "The A-One" zijn toen tot 1968 doorgegaan, waarna de band werd ontbonden. Na een muzikale rustperiode van bijna een jaar werd Roy in 1969 door Fred Rorive benaderd om in de Utrechtse beatgroep "Joy and The Moodies" als sologitarist te komen spelen. In deze groep heeft Roy minimaal twee optredens per week gehad, en dit gedurende de daarop volgende 7 jaar. De toenmalige slaggitarist/organist Rob Ebbeling heeft nu z'n eigen muziekzaak in Utrecht. In het verlengde van "The Moodies" kwam Roy met nagenoeg dezelfde bandleden in "Root Mean Square". Na "Root Mean Square" begon hij in 1978 een country and western- groep die de naam "Thorn Company" kreeg. In deze periode kwam hij weer Jan Viëtor tegen, een drummer die een blauwe maandag bij "The A-One" had meegespeeld. "Thorn Company" heeft tot 1981 bestaan. Als foto/filmjournalist van het AD en NOS-journaal had Roy onder meer de Alblasserwaard als werkterrein. Zodoende kwam hij in contact met een leraar van de Vakschool te Schoonhoven, die hem vroeg in "30+" te komen spelen. "30+" is een viermans band (natuurlijk met leden van boven de dertig) die hoofdzakelijk het Shadows-repertoire speelde. Net toen het met "30+" veelbelovend verliep, werd Roy begin 1982 door voormalige leden van een Utrechtse groep benaderd om samen "F.B.I." gestalte te geven. Het zekere voor het onzekere nemende, heeft Roy nog een aantal maanden gelijktijdig in beide laatste groepen gespeeld. In 1983 werd door Philips een solo-single van Roy onder zijn artiestennaam "Roydon" uitgebracht (Philips 814 202-7: "Once Upon a Summer" en "Flying Dreams" ), die hij in zijn eigen studiootje met de drumpartijen van Fred Rorive heeft opgenomen. Roy was en is nog steeds op zoek naar een eigen gitaargeluid. Dit is dan ook de reden waarom hij los van "F.B.I.", waarbij het hem aardig lukt de "oude" sound van Hank Marvin te produceren, druk met soloprojecten bezig is. In nummers van zijn eigen single en "So Sad" op de compilatie-LP is dit eigen geluid goed te horen. De ironie wil trouwens, dat Roy weliswaar van meet af aan een fan is geweest van Hank B. Marvin, maar zelf "The Shadows" pas in 1983 voor het eerst live heeft gezien. Blijkbaar komt dit doordat Roy al zijn vrije tijd aan eigen muziekactiviteiten heeft besteed. Zonder medeweten van de overige leden van The Shadows heeft Hank B. Marvin in 1991 gekozen voor een solocarrière. Om die reden heeft Bruce Welch (rhythmguitarist van The Shadows) medio 1993 besloten om een andere instrumentale groep op te richten onder de naam "The Moonlight Shadows". Hij heeft uit het grote aanbod van sologitaristen uiteindelijk Roy uitgekozen, die de plaats van Hank B. Marvin mag innemen. Roy speelt buiten zijn eigen groep "F.B.I." overigens ook bij "Johhny Lion & The Jumping Jewels" en "Johnny Kendall & The Heralds", van wie in 1993 een CD is uitgebracht. Naast het maken van muziek heeft hij verschillende hobby's, maar een van de grootste is wel het verzamelen van originele Fender Stratocaster-gitaren. Zijn streven is het uitbrengen van een Nederlandstalig boek over deze Fender-gitaren. De zeer gedetailleerde tekst ligt in feite klaar, maar omdat hij dit boek rijkelijk van illustraties wil voorzien, is het wachten nog op meer detailfoto's van de oudere types, die stuk voor stuk uniek moeten zijn. Voor de geïnteresseerden zij vermeld, dat hij zijn verzameling uit veiligheidsoverwegingen natuurlijk niet thuis heeft hangen. Hoewel Roy ook in het bezit is van een Marvin Stratocaster, waarvan slechts een proefserie van 20 stuks door Fender U.S.A. is gemaakt, speelt hij bij "F.B.I." het liefst op zijn Fender Stratocaster van augustus 1958, aangesloten via een Vox-echo op een Vox AC-30.
© 2007 ROYDON Audiovisuals, Alle rechten voorbehouden.
|