In die tijd had iedereen een bijnaam: Francies =Cissen; Carolus= Koaten of De Board, Julie= Mette, Henri= Inten; Livin = Vinten; Romanie = Romme; Leontine = Leitine, Emiel = Miel; Leonie = Leite of Leitje, Jules = Zuul, Richard = Risn (gehuwd met Iffre); Jozef = Sjeppen Francies werd geboren op 6 juli 1839. Zijn ouders waren Carolus en Hoorens Sofia. Zijn vader was in 1834 weduwnaar geworden van Francisca Pottier. Met haar was hij slechts 20 maand gehuwd. In dit huwelijk had Carolus geen kinderen. Carolus herhuwde in Eernegem op 15 januari 1836 met Sofie Hoorens. Sofie was de dochter van Henri en Seynaeve Catherine. Francies was het derde kind uit een reeks van acht. Het oudste kind, Louis stierf toen het zeven jaar was. Het zesde kind, Coleta, stierf toen het 19 maand was. De familie leefde in de Bruggestraat in Eernegem op de hoeve nabij de Achterstraat. De hoeve bestaat nog steeds. Tegenwoordig wordt de hoeve Lange Schuur genoemd. De kern van het bedrijf pachtte hij van de familie Vandenabeele - Depotter uit Brugge. Het strekte zich grotendeels uit aan de overkant van de Bruggestraat. Het was 25ha 68 ca groot en omvatte ook 1 hectare 10a bos.
Carolus stierf op 24 februari 1848. Hij was zestig jaar. Stierf hij tengevolge van een besmettelijke ziekte? (zie volgende paragraaf). Sofie Hoorens bleef achter met vijf nog levende kleine kinderen en was in verwachting. De oudste was 12 jaar, het jongste werd vijf weken na het overlijden van vader geboren. De boerderij was te groot. Moeder Sofie moest noodgedwongen verhuizen naar een kleiner hoevetje. Het was het hoevetje op Turkeyen waar later nog Jules Decoster woonde, de familie Logier (1915-1921), Richard Beuselinck (tot 1948) en Hilaire Blomme met zijn zuster Maria (1948-2003). Het hoevetje was vermoedelijk toen al eigendom van de familie, later kwam het in ieder geval als eigendom in handen van Francies Decoster. Het was een armoedige tijd. Er was ernstige crisis in de landbouwsector in het midden van de jaren veertig. In 1845 werden de aardappelen door een erge ziekte aangetast, zodanig zelfs dat de oogst bijna een volledige mislukking werd. Op het grondgebied van Eernegem was een oppervlakte van 350 ha met aardappelen beplant. Er waren slechts 10 ha niet aangetast. De plaag was ontstaan in de streek van Kortrijk en verspreide zich algauw over geheel Vlaanderen. De knollen waren gewoon weggerot in de grond. Ook de volgende jaren waren desastreus voor de aardappeloogst. In 1846 was er de mislukking van de roggeoogst, de opbrengst werd gehalveerd. De gevreesde roest kwam in de vruchten. De prijs van aardappelen, tarwe en rogge verdubbelde zowat. Dit betekende een ware ramp voor de verarmde bevolking. Rogge en aardappelen waren het basisvoedsel van de gewone arbeider. De voedselprijzen stegen zeer snel. De gewone man kon het dagelijks voedsel niet meer betalen. De hongersnood bereikte een hoogtepunt in 1847. Ook in de plaatselijke spin- en weefnijverheid was een grondige omwenteling gebeurd. De kleine thuiswerkers konden alleen nog droge boterhammen verdienen. Rond 1830 was immers de Industriële Revolutie begonnen. Weefgetouwen werden ingevoerd vanuit Engeland. Deze konden duizenden keren sneller werken. De thuisnijverheid stortte in .... De mensen waren arm. De ondervoeding leidde tot epidemieën. Vele mensen stierven in die periode. In Knesselare bijvoorbeeld stierven in die periode bijna duizend mensen op een totale bevolking van ongeveer 4200. Vele mensen waren verzwakt door de honger en stierven door besmettelijke ziekten zoals tyfus. In de winter van 1846-1847 was er een tyfus epidemie, in Eernegem stierven 12 mensen. In de winter van 1847-1848 brak de cholera uit. Gelukkig bleef Eernegem hiervan grotendeels gespaard. Bij de familie Decoster waren er ook sterfgevallen in die periode. In oktober 1847 stierf het 19 maand oude zusje van Francies, Coleta Decoster. Vier maand later stierf Carolus, de vader van Francies. Ook de vader van Sofie Hoorens stierf in 1847. Stierven zij tengevolge van tyfus of cholera?
Rosalie Brouckmeersch was de dochter van Charles (°Eernegem 1810 +Eernegem 1893) en Louise Jonckheere (° Snellegem 1807 + Eernegem 1882). Eeuwenlang (vanaf 1600) behoorde de familie Brouckmeersch tot de rijke elite van Eernegem. Rosalie had nog 2 zusters en één broer die alle drie op jonge leeftijd overleden. Rosalie was de oudste. Haar zus Juliana (°17/12/1842 +26/12/1849) stierf toen ze 7 jaar was. Haar broer Joseph werd 15 maand (°04/03/1844 +04/06/1845). Haar jongste zus Melanie (8/9/1845 +15/03/1865) overleed na een val in de kelder. Dit gebeurde in het kleine huisje waar nu de weduwe Desopper woont (nu Bekegemstraat 14). Melanie stond te babbelen in de huiskamer (nu ovenkot). Ze leunde achterover in het deurgat van de kelder. De deur stond open en Melanie viel in de kelder. Ze overleefde het niet. Ze was 19 jaar. Rosalie bleef als enig kind over. Ze was een gegeerde huwelijkskandidaat voor de boerenzoons uit de streek. Als enige dochter zou ze immers het gehele familiefortuin erven. Henri Blomme, de broer van Amand , was één van de kandidaten. Rosalie kon zich één en ander permitteren en viel niet seffens achterover van Henri Blomme.
Op de hofstede in de Bekegemstraat was er steeds grote bedrijvigheid en beweging. Naast Francies en Rosalie waren er nog 11 kinderen. Ook vader en moeder Brouckmeersch waren inwonend. Daarnaast waren er nog de paardenknechten, de gewone knechten, de meiden, de koewachters. Op 29/08/1896 kwam de 8-jarige Irma Decoster inwonen. Zij was het jongste dochtertje van Eduard en Juliana Rys. Irma was geboren in Ramscapelle bij Nieuwpoort. Haar vader, de broer van Francies, was het jaar voordien in Leke gestorven. Om het gezin te ontlasten kwam zij bij nonkel Francies wonen. Irma bleef er wonen tot ze 21 jaar was (24/06/1909). Toen vertrok ze naar Elsene Rue dIxelles nr 186. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog moest dochter Romanie, gehuwd met Charles Logier vluchten voor het oorlogsgeweld. Zij woonden in Leke nabij de IJzer. Ook zij kwamen op de hoeve wonen. De kinderen gingen samen met de kinderen van Henri naar school in Bekegem. Na een jaar kon de familie Logier het hoevetje in de Westkerkestraat betrekken. Er waren 6 à 7 paarden op de hoeve. In ieder geval waren er in die tijd 6 à 7 paardenbakken in de paardenstal. Er wordt gezegd dat Francies 105 gemet beboerde. In 1902 werd de woning herbouwd (Kp 3500 fr). Een gedeelte van de oude woning bleef staan om in te wonen terwijl het nieuwe werd gebouwd. De nieuwe woning was niet afgewerkt, geen plafonds, de planché van de opperzolder werd niet gelegd. Francies was een welstellende burger. Mede dank zij de welstand van zijn vrouw kon hij vele eigendommen kopen. Hij behoorde tot de rijke elite van Eernegem. Hij ging naar vele verkopingen om de goederen in te stellen. Diegene die dat deed kon de instelpenningen innen. Natuurlijk moest je daarbij oppassen dat je het goed niet aan je vingers had. In die periode gebeurde de toewijzing bij een openbare verkoop met het opbranden van kaarsen. We geven een beschrijving .hebben wij aan de vergaderde liefhebbers lezing gegeven van beroepen lastencohier, procesverbaal van instel, vonnis en al het voorschrevene en de te veilen goederen andermaal opgeroepen, dewelke na verscheidene hoogenissen en het uitbranden van drie kaarslichtjes en klopslag beslissend zijn toegewezen . Dit is een uittreksel uit de akte van openbare verkoop van gronden in Bekegem die later aan Joseph Decoster toebehoorden. De openbare verkoop gebeurde op woensdag zestien december 1891, om 3 u in de namiddag, in Den Keizerlijken Arend in de Vlaamsche straat 44 te Brugge. Het waren de erfgenamen van grondeigenaar Jan Joseph Du Ry van Steelant uit Gent die de gronden verkochten. Francies betaalde 12700 frank cash voor 4ha 7a 80ca. Vermoedelijk betaalde Francies in klinkende munt. In die periode was papiergeld erg zeldzaam. Het grootste geldstuk in die tijd was een goudstuk van 20 frank. Zijn beurs met geld zal nogal wat gewogen hebben. In goudstukken had hij 635 stuks of 4 kg 100 gr op zak, in vijffrankstukken had hij 2540 stuks mee of 63,5 kg. Toen de brouwerij, waar tegenwoordig André Roelens woont, verkocht werd, maakte Francies aanstalten de brouwerij te kopen. Rosalie Brouckmeersch wilde dat niet. Ze wilde niet dat haar zes zonen zatlappen werden. De kinderen van Francies Decoster en Rosalie Brouckmeersch kregen elk een ruime erfenis. Het kwam er uiteindelijk op neer dat iedereen, hetzij in geld, hetzij in natura een hofstede kreeg.
·Charles kreeg de hofstede met gronden op het Muizenveld
·Julie kreeg geld. Zij en haar man Amand Blomme beboerden een grote hofstede. Deze was weliswaar niet hun eigendom.
·Henri kreeg geld om de hofstede te kopen nabij het Muizenveld.
·Livin kreeg de hofstede in de Zeeweg.
·Romanie kreeg geld.
·Leontine kreeg de hoeve op Turkeyen.
·Emiel kreeg geld. In 1909 kon hij de hofstede in Lahaye St Romain overnemen met een jaarlijkse pacht van 4000 frank. Hij kreeg ook nog het hoevetje met twee partijen land in Bekegem dat later aan zijn zoon Julien werd toegewezen.
·Leonie kreeg geld en deed er goede werken mee.
·Richard kreeg geld en een deel gronden van de centrale hoeve.
·Jules kreeg de gebouwen en een deel gronden van de centrale hoeve.
·Joseph kreeg de hoeve in de Bekegemstraat.
Rond de jaren 1920 waren er een hele tijd strubbelingen in de familie. Leontine, Leonie, Richard en Joseph raakten maar niet getrouwd. De één zat een beetje in de weg voor de andere, kwestie van wie zal waar boeren. De familie besloot het hoevetje waar Henri woonde over te laten aan Joseph (die woonde in Aartrijke, het was daar niet helemaal naar zijn gedacht). Richard kreeg een deel van de gronden van de centrale hoeve, Jules kreeg de gebouwen met een deel grond van de centrale hoeve. Dat was geen probleem voor Richard, Jules besloot immers in Mouveaux (Fr) te gaan wonen zodat Richard kon boeren op de ouderlijke hoeve. Leontine werd gekoppeld aan Richard Beuselinck, zij zouden uiteindelijk het postje op Turkeyen krijgen. Livin kocht het hoevetje in Aartrijke. Henri kreeg geld om zijn hoeve nabij het Muizenveld te kopen. Daarmee waren de problemen opgelost. Heel concrete gegevens zijn ons niet bekend over de rijkdom van Francies. Vele gegevens berusten op overlevering die van verschillende kanten werd bevestigd. We willen toch een poging doen ons een idee te vormen van zijn rijkdom. Emiel Decoster pachtte in 1909 de hoeve in Saint Romain. De jaarlijkse pacht was 4000 Franse frank. De Franse frank en de Belgische frank waren in die periode ongeveer gelijk in waarde. De Latijnse muntunie zorgde ervoor in de tweede helft van de 19e eeuw dat een aantal munten een gelijke waarde hadden.. De uitgifte van het zilveren vijffrankstuk en het gouden twintig frankstukzijn hiervoor een aanwijzing. Na 1909 werden in Frankrijk en Belgie nog twintigfrankstukken aangemunt die eenzelfde gewicht in goud hadden. Met die vierduizend frank had Emiel alleen nog maar de jaarlijkse pachtprijs betaald. Om te kunnen boeren moest hij nog de bestaande vruchten overnemen, 12 paarden, koeien, varkens, landbouwmateriaal enz. Hoeveel geld hij in totaal uitgaf is ons niet bekend. Het zal heel veel meer geweest zijn dan 4000 frank. Op dat moment was Emiel nog niet gehuwd. Hij had dus zelf nog bijna geen geld verdiend. Het kan niet anders dat vader Francies het geld aan Emiel gaf. Wat was toen de waarde van 4000 frank? In 1903 bouwde Francies een nieuwe woning voor 3500 frank. Het was voor die tijd een zeer grote woning. En weet dan dat Francies elf kinderen had. Francies gaf aan ieder kind een erfenis die gelijkwaardig was met de waarde van een hoeve.
Op politiek vlak was Cissen ook actief. Het zat in de familie. Zijn schoonvader Carolus Brouckmeersch was zelf jarenlang gemeenteraadslid in Eernegem (zeker na de verkiezingen 1860/1866/1872 ) In die tijd werden de gemeenteraadsleden voor een ambtsperiode van zes jaar verkozen. De vernieuwing van telkens de helft van de raad gebeurde om de drie jaar. De ene keer werden vier raadsleden verkozen, de andere keer vijf. Vanaf 1860 waren er 11 raadsleden, de burgemeester inbegrepen. De verkiezingen van 1895 waren de eerste waarbij het cijnskiesrecht (enkel wie voldoende belastingen betaalde, kon stemmen) werd vervangen door het algemeen meervoudig stemrecht. Elke man van 25 jaar mocht één stem uitbrengen. Bijkomende stemmen werden gegeven aan rijken, geletterden en huisvaders van tenminste 35 jaar oud en met een eigen huis. Door die nieuwe bepalingen waren er in Eernegem 518 mannen met één stem, 208 mannen met twee stemmen en 103 mannen met drie stemmen. In 1895 werd Cissen verkozen. Henri Hoorens ook. De moeder van Francies, Sofie Hoorens, was de zuster van de vader van Henri Hoorens. Er was dus bloedverwantschap in de derde graad. Alhoewel Cissen meer stemmen behaalde dan Hoorens, gaf Francies zijn ontslag. Bij de verkiezingen van 1903 was Henri Hoorens al overleden, Cissen stelde zich opnieuw en werd verkozen. Op het overlijdensprentje van Rosalie en Francies beschreef de pastoor hen als volgt: Rosalie Brouckmeersch (1840-1896) De zoetste troost die eene huisvrouw in het graf mededraagt is de overtuiging van geweest te zijn: eene onberispelijke vrouw, eene ware en standvastige vriendin, eene moeder vol zorg en teedere liefde voor hare kinderen, wien zij christelijke deugden voor erfdeel laat. Beminde Echtgenoot, moge God onze kinderen zegenen opdat gij u in allen zoudt mogen verheugen. Lieve kinderen, eert uwen vader uit geheel uw hert; peinst op uwe moeder en op alles wat zij voor u gedaan heeft; peinst op deze wier bekommernissen even groot waren als hare genegenheid; vergeet haar niet tot dat gij haar door uwe gebeden in het huis des Heeren geleid hebt. Heer, geef mijne kinderen een deugdrijk hert, opdat zij uwe geboden en leeringen goed onderhouden, hunnen vader eeren, hunne moeder indachtig wezen, in vrede en eenheid leven.
Francies Decoster (1839-1922) Sedert jaren wist hij, dat eene ongeneesbare kwaal hem ten grave leidde, maar hij zag gerust de dood aankomen. Hij zegende de hand Gods, die hem getroffen had en aanveerdde, vol overgeving aan den wil Gods, het kruis dat hij te dragen had ; hij wist immers, dat de Heer zijne vrienden beproeft en dat de kwellingen, uit liefde verdregen, als edele gesteenten zullen blinken in de kroon des hemels. Voorwaar de pijnlijkheden zijner ziekte heeft hij verduldig en verdienstig verdregen en vol geloof en hoop, zijne ziel liefdevol in Gods handen gegeven. Zijne ziel bleef kalm en rustig en hij stierf godvruchtig. De dood der rechtveerdigen is kostbaar, omdat zij den toegang tot het ware leven opent. H. Bern. DIERBARE KINDEREN, hebt dank voor al uw zorgen en waken; God zal 't u vergelden. Wandelt steeds op den weg van eer en plicht; dient den Heer in der waarheid en helpt door uwe gebeden en H. Communiën uwen Vader en uwe Moeder, die in den hemel bidden voor u. Lieve BLOEDVERWANTEN en VRIENDEN, vergeet ons niet.
Rosalie Brouckmeersch was lid van de genootschappen van het H Sacrament, het H Hert van Jezus, den H Rozenkrans, den H Kruisweg en de H Moeder Anna. Francies was lid van het genootschap van t H Sacrament, t H Hert en van de H Vincentius. Het genootschap van de H Vincentius à Paulo werd in Eernegem opgericht in 1863 door pastoor Maarten Pype. Het doel van de vereniging was in eerste instantie de zelfheiliging van de leden. Een middel daartoe was het beoefenen van de naastenliefde. Dit was mede één van de oplossingen voor het probleem van de armoede en van de negatieve gevolgen van de Industriële Revolutie. Door het beoefenen van de naastenliefde (geven van aalmoezen) probeerde men te beletten dat de armen over hun eigen droevig lot zouden morren. Men moest hen geduld, onderwerping aan Gods wil en eerbied voor het verschil der maatschappelijke standen bijbrengen. In 1874 heette het dat deLiefde het verderfelijke materialsmus moet overwinnen. De katholieke liefdadigheid diende bovendien niet alleen op het lichamelijke, maar ook op de geestelijke noodwendigheid te zijn gericht. De nieuwe pastoor Loys die op 6 mei 1874 met een feestelijke stoet werd ingehuldigd, maakte zijn opvatting over de werking van het genootschap duidelijk. De verslaggever schrijft in het verslagboek van het genootschap: Hij doet de strekking kennen van de opstokers van het werkvolk tegen de rijken en bewijst hoe het genootschap van den heiligen Vincentius à Paolo moet dienen tot bemiddelaar tusschen de welhebbende en de armen. Het genootschap van St. Vincentius á Paulo bleef nog tot lang na Wereldoorlog II bestaan. Het stierf, vermoedelijk in de jaren '60, een stille dood, vooral omdat de Commissie van Openbare Onderstand (COO) zich beter van zijn taak begon te kwijten. De doelstellingen van het Genootschap bestonden in de eerste plaats in het lenigen van de materiële noden van arme gezinnen. Dit werd vaak gebruikt om godsdienstige en zedelijke problemen binnen de arbeidersgezinnen aan te pakken. Armoede was immers, volgens de toenmalige paternalistische leer van de Kerk, geen gevolg van te lage lonen, maar wel van problemen binnen het gezin zelf. Dit kon ziekte of dood van de kostwinner zijn, maar ook dronkenschap. Voor de werkende leden kwam het er immers op aan de christelijke naastenliefde te beoefenen. Actief zijn was bijgevolg al even belangrijk voor hun eigen zieleheil als voor het materiële welzijn van de gesteunde gezinnen. Dank zij dit genootschap konden zowel rijken als armen de hemel verdienen. De rijken mochten daarop hopen door de liefdadigheid die ze betoonden; de armen kwamen in de hemel als ze hun lot hier geduldig verdroegen. (Zie Ernigahem 1995 nr2)
Een spotliedje uit die tijd: Tierielalaliete, naam had de schiete, vanachter en van voorn, Je scheet al in de zwienebak, de zwienebak splet open, naam gienk aant loopn, totdat heel zn broek vul mostaerd was.
In de 17e eeuw had onze streek veel te lijden onder de Franse veroveringsoorlogen. Een groot stuk van de eeuw werd bepaald door de oorlogen tussen Frankrijk en Spanje. Eigenlijk was geheel West Europa erbij betrokken. Lodewijk XIV, de zonnekoning, wilde Vlaanderen inlijven bij Frankrijk. De negenjarige oorlog (1688 1697) bezorgde onze streek veel last. Voortdurend trokken troepen door het Vlaamse land: Spanjaarden, Fransen, Engelsen, Nederlanders, Oostenrijkers. De soldaten leefden op kosten van het Vlaamse volk.
In 1695 had de streek van Aalter erg te lijden onder de inkwartiering van vooral Franse en Engelse troepen. De Brugse vaart vormde een frontlijn tussen Franse legerbenden en Hollandse vrijbuiters. Op de weiden stond geen gras meer, al de klaver was afgemaaid en de schade toegebracht aan taruwe, cooren, haever als in wortels ende lochtinckvruchtenwas niet te overzien. In de volgende jaren werden de inwoners letterlijk leeg geperst. De beschrijvingen en de leveringen in natura waren met moeite bij te houden. De naburige dorpen werden geplunderd door Franse troepen. Daarbij kwam nog dat de Hollandse vrijbuiters regelmatig over de vaart kwamen en op strooptocht gingen.
In die omgeving woonde de familie Decoster. Petrus Decoster, gehuwd met Catelijne Christiaens, zag het niet meer zitten en besloot zijn geluk elders te zoeken. Op één of andere manier belande hij in Eernegem. Blijkbaar stond hij nogal goed aangeschreven bij de paters van de St Pietersabdij van Oudenburg. Petrus en zijn nakomelingen konden een hoeve pachten van de abdij. Aldus begon voor de familie Decoster een nieuw tijdperk. Petrus zorgde voor zeer veel nakomelingen. We kunnen zeggen dat bijna alle mensen met de naam Decoster in de streek tussen Eernegem, Oostende, Blankenberge en Nieuwpoort afstammelingen zijn van Petrus Decoster.
De heerlijkheid van Woeste in Aalter.
In 1504 waren de grenzen van theerscip vander Woesten de volgende: ter Looven ende up tvelt buuter Looven streckende vander stede die Vranck Smeets was, achter den Waghenwech te Alaerts toe, ende vandaer toten Nieuwen Damme over de Leye thenden sMuelenaers goet toter watermeulene, ende an de zuutwestzijde vander watermuelene naer Lake thenden Bouchout naer sgraven vivere daer bij commene, ende voort tot eenen waterloepe bet west vanden eeckenen rijsen, ende vandaer neffens den Cruusbeerghe ende neffens den Outerkijne, alzo verre de prochie van Haeltre gaet tot an theerscip van Scuervelt. Item zo strecket noch toter Oostmuelene, daer de Hooghpoort oestwaert gaende te Bellem waert tot anden waterloep bet oost vanden Lindekin. Item ande noortzijde vander Leye inde strate alsomen trect ten Beercke waert tot anden waterloep. Ende also noch meer in andren plecken omtrent der Oostmuelene, tgoet ter Laken, bachten der Woestijne ende meer andre plecken binnen der voorseide prochie van Haeltre.
De tweede belangrijkste heerlijkheid van Aalter strekte zich dus uit over een groot deel van de gemeente: heel Sint-Maria-Aalter ressorteerde onder Woeste en een belangrijke enclave lag aan weerszijden van de Brugse vaart tussen de grens met Bellem en Oostmolen. Ook het Loveld met de Kranepoel lag binnen de heerlijkheid van Woeste.
In het denombrement van 1365 wordt Woeste beschreven als een groote plaetse van veld daerup hoghe heerschep ende neder ende in rente 4 p. 10 sch. ende 27 capoenen lettel min of meer. Buiten de enclave bij Bellem bestond de bodem grotendeels uit heide en vijvers zodat de naam van de heerlijkheid zeer goed de gesteldheid van de bodem weergaf.
In 1564 bracht de kapoenrente 8 p. 16 sch. 6 d. (= 29 kapoenen), de hoenderrente 11 p. 13 sch. .(=76,25 hennen) en de penningrente 38 p. 19 sch. 2 d. op; in totaal dus bijna 59 pond parisis. Verder had de heer ook de klassieke heerlijke rechten zoals tol, vondst, bastaard- en vreemdelinggoed, confiscatie van goed en boeten tot 3 p. par. Hij kon ook iemand uit de heerlijkheid en het graafschap Vlaanderen verbannen en van de laten van zijn heerlijkheid die varen van live ter doot mocht hij tbeste cateyl ofte den besten hooftstoel eisen.
Tot de heerlijkheid van Woeste behoorde zowel de hoge, middele als lage justitie. De rechtspraak en bestuur van de heerlijkheid was toevertrouwd aan een baljuw, zeven schepenen en een officier. Zij deden o.m. de straatschouwingen, hielden een jaerwaerhede en een Ougstwaerhede.
De pelderijn of schandpaal van Woeste stond langsheen de straat van Biesem naar de Sterrewijk. De pelderijn was het materiële symbool van het hoge justitierecht van de heer.
De oudst-bekende heer van Woeste is Jacquemijne, een zuster van Jan van Schuurvelde. We weten niets over haar rechtstreekse opvolgers, want de volgende bekende heer van Woeste duikt slechts in 1463 in de bronnen op: het is Lodewijk II van Vlaanderen, heer van de Woestijne en van Praet. Vermoedelijk werd de heerlijkheid van Woeste door Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, aan zijn bastaardzoon Lodewijk de Fries geschonken in 1376.
Er waren vier ondergeschikte heerlijkheden van Woeste: Weibroek, Buigezele, te Lake en Biesem