5 DECOSTER ROMANIE EN LOGIER CHARLESxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Romanie °Eern 20/01/1872 x Logier Charles xEernegem 05/02/1907
+Zuidsch 18/10/1947 °St P K 18/03/1879
+Zuidschote 12/03/1972
1 Gerard °Leke 07/04/1910 x Myngheer Maria x /09/1942
+Lendelede 19/05/1997 °Zuidschote 26/02/1909
+Ieper 02/03/1996
2 Marie Andre °Leke 03/11/1911
+Leke 30/01/1912
3 Edgard °Leke 22/11/1913 x Verpoort Marie L x
+Roeselare 28/11/1962 °Woumen 25/07/1909
+Roeselare 19/04/1987
4 Andre °Leke 07/04/1908
+Beernem 1963
Charles Logier was zoon van Herman Logier (1845-1925) en Albertine Broucke. Zij waren landbouwers in Sint Pieterskapelle.
Mogelijks leerde Romanie Charles Logier kennen doordat Julie Rys, weduwe van Eduard Decoster, met haar kinderen in Leke woonde. Eduard was de broer van Francies en stierf in februari 1895. Ook Emiel Decoster leerde zijn vrouw, Augusta Vandermeersch, in die streek kennen. Zij was van Schore afkomstig.
Charles en Romanie huwden in 1907. Romanie was 35 jaar, Charles 27 jaar. Ze konden een hoeve van om en bij de xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />30 ha overnemen in Leke, nabij Schore. Het was zware grond, echte polderklei, die voor de winter moest bewerkt worden in de hoop dat de vorst de dikke kluiten zou breken. Aldaar kochten zij 4 kinderen: Gerard, Marie Andrea, Edgard en Andre. Marie Andre stierf toen ze 3 maand was. Op de hoeve waren er meerdere knechten en meiden.
Toen in 1914 de oorlog uitbrak stoorde men zich in het stille Leke niet al te veel aan dat wereldgebeuren. Veel nieuws sijpelde niet door. Alleen na de wekelijkse hoogmis werden de gebeurtenissen van de voorbije week in de dorpscafés besproken. Radio en televisie bestonden niet en weinig mensen hadden een krant.
De hoeve lag in de driehoek Leke - Schore - Sint-Pieterskapelle, in vogelvlucht amper drie kilometer van de IJzer. In oktober 1914 kwamen de eerste Duitse Uhlanen te paard de hoeve opgestoven. Schreeuwend en tierend maakten zij de bewoners wijs dat ze binnen het uur de hoeve moesten verlaten. Charles en Romanie waanden zich in een ander tijdperk. Al enige tijd hadden ze een wagen geladen met het hoogstnodige, en met een koppel paarden verlieten ze de hoeve, richting Eernegem. Na een tiental dagen mocht de familie terugkeren naar Leke. Daar werden ze af en toe beschoten. Wanneer de beschieting te erg werd, schuilden ze op de hooizolder. De hoeve werd niet in puin geschoten. Schore, waar grootvader Logier woonde, was er erger aan toe.
Twee broers van Charles waren onder de wapens, twee waren gevlucht naar Frankrijk en één vluchtte naar Snaaskerke. In de winter van 1915 bleef Charles op de hoeve te Leke. Romanie en de kinderen verbleven in Eernegem bij grootvader Francies. Gerard en Edgard en Andre gingen naar school in Bekegem. Zij konden samen met de kinderen van Henri optrekken. De jongste, Andre Logier was 6 jaar bij het uitbreken van de oorlog. Door de oorlog deed Andre een enorm verschot op. Hij bleef het zijn gehele leven meedragen. Later werd hij opgenomen in het zwakzinnigengesticht in Beernem.
Alleen in het begin van de oorlog waren er hevige gevechten in die streek. Later werd het rustiger. Het waren vooral Belgische regimenten die aldaar gelegerd waren. Tussen 1915 en 1917 verbleef Charles met een ongehuwde zuster en de knechten en meiden op de hoeve te Leke.
Op een bepaalde dag werd Charles door de Duitsers opgepakt. Hij werd beschuldigd van spionage en werd 7 dagen opgesloten te Zevecote. De bezetter beweerde dat signalen werden gegeven vanuit de schuur richting IJzer. De Duitsers hadden op de zolder een oude koetslantaarn gevonden. Dat was meer dan voldoende om hun wantrouwen te wekken.
In 1917 werd Charles verplicht de hoeve te verlaten en kwam ook hij naar Eernegem. Zij konden in de woning op Turkeyen trekken. Het was een boerderijtje met drie gemeten land langs de baan van Eernegem naar Westkerke (toen Bourgogne nr 310). Rond de jaren 1920 woonde Joseph Decoster(°1910) uit Frankrijk bij hen in op Turkeyen. Vermoedelijk ging Joseph alhier naar school om zijn Nederlands te leren. Later woonden Richard Beuselinck en Hilaire Blomme nog op het hofstedeke. Het hoevetje was eigendom van de familie Decoster. De ouders van Francies, Charles (1784-1848) en Sofie Hoorens (1814-1872) hadden er nog gewoond.
In 1921 deed Gerard zijn plechtige communie in Eernegem.
De hoeve te Leke was door de oorlog zo geweldig omwoeld en verwoest dat Charles en Romanie er geen toekomst meer in zagen terug te gaan naar Leke. Zij opteerden voor een nieuwe hoeve in Zuidschote. In november 1921 belandde de familie in een voorlopige barak op Lizernewijk te Zuidschote. Daar juist waar de slag van Steenstrate had plaats gehad in april 1915, en het oorlogsgedenkteken der Grenadiers nu staat werd de nieuwe hoeve opgebouwd (officieel uitgeschreven in Eernegem op 19/11/1921, zoon Andre officieel uitgeschreven op 24/03/1926). Voordien was Charles al eens op verkenning gekomen en had zijn hart gelucht bij Eugenie Delefortrie, de uitbaatster van café Lizerne, toen in 1921 nog een barak op de wijk Lizerne. Zij hield er al café sedert 1919 en zag de Zuidschotenaars allemaal terugkeren. Aldaar vernam Charles dat er een hoeve vrij was. De vorige uitbater, Cesar Derycke, zou niet meer terug keren. Viktor Van Eecke was toezichter van de hoeve en woonde toen al terug in Ieper. In december 1920 tekende Charles de pachtbrief, alhoewel de streek nog in volle vereffening was.
Ter plaatse zelf moest de nieuwe boerderij verrijzen. De moed en het doorzettingsvermogen van die man mag ons gerust nu nog verbazen. Een goed jaar later bewoonden zij één van de best geplande en schoonste boerderijen van de streek. Door noeste arbeid, jaar op jaar, zagen zij hun omwoelde gronden weer vruchtbaar worden.
Aldus begon het tijdperk Zuidschote, Grenadierstraat 4.
Alles lag er in puin en moest terug opgebouwd worden. Een architect uit Brussel en een aannemer uit de streek van Gent deden het werk. Het stak er niet zo nauw. Alles moest vlug gaan en controle was er amper. Aan het front werd goed geld verdiend. De hofstede werd herbouwd op de hoogte. Veel puin van de kapot geschoten molen van Hondeghem werd herbruikt. Grote brokken steen, aaneengebakken bakstenen, al wat maar kon dienst doen als baksteen werd gebruikt.
Om de hoeve toch een beetje uitzicht te geven besloot de familie de hoeve te witten. Vandaar de benaming t Withof.
We laten Gerard Logier zelf aan het woord. In het tweemaandelijks tijdschrift De Boezingenaar schreef hij in september 1991 zijn levensgeschiedenis.
Op 11 november 1921 verhuisden we met pak en zak, paarden en vee van Eernegem naar Zuidschote. We betrokken een dubbele barak op Lizerne naast gebuur Petrus Claereboudt en de familie Louwagie, met een hele bende kinders. Vader zaaide dat eerste jaar paardebonen en een beetje suikerbieten en in mei 1922 konden we de hofstede betrekken. Aanvankelijk leefden en sliepen we in de stallingen. Deze hoeve was ongeveer 30 ha. In 1938 werden er een viertal hectaren onteigend om de baggergrond van de vaart op te slaan. Onze hoeve strekte zich dus eigenlijk uit tot aan de oevers van het kanaal, waar ons vee tot in 1938 uit de vaart kon drinken.
Dat moet wel wat geweest zijn, die verhuis 35 km met wagen en paard en wat vee. En wij allemaal te voet erachter . En die wegen dan: kapotgeschoten, weinig of amper berijdbaar, vooral eens we de frontstreek naderden.
De kinderen waren nog schoolplichtig. Ze gingen in Zuidschote naar school. Meester Balduck was er onderwijzer voor alle studiejaren.
Na een jaar ging Gerard naar het college in Poperinge. Hij probeerde er het zevende studiejaar, maar door gebrek aan kennis van Frans moest hij terug naar het zesde studiejaar. Hij was intern en was telkens zes weken van huis weg. Zij leefden op het college, iedere dag naar de mis, iedere zondag vespers, lof en bezinning. Studie was er ook op zondag en in de winter was er wandelen. In de zomer konden de leerlingen boogschieten of bollen langs de baan van Poperinge naar Vlamertinge. Gerard deed de zesde commerce uit en toen was het gedaan met de schoolbanken. Hij was 15 jaar en mocht helpen op de boerderij.
Edgard ging ook naar het college van 1926 tot 1929. Hij deed nog een derde jaar te Haezebrouck in NoordFrankrijk om zijn Frans bij te schaven. Hij leerde al zijn Frans van buiten en snapte geen woord van wat hij leerde. Charles eiste dat zijn kinderen het Frans machtig waren. Daarom abonneerde hij zich op een Franse krant: Le Vingtième Siècle.
Op de hoeve waren er drie paarden. Gerard leerde paardenknecht te zijn. Hij volgde ook de landbouwcursus te Bikschote. Het waren avondlessen bij meester Dequeker, twee winteravonden per week. In een bepaalde winter lag er een sneeuwlaag van 30 cm. Zij ploeterden erdoor naar Bikschote. Meester Dequeker, die van geen opgeven wist, gaf les voor vijf doorzetters.
Later werden deze lessen nog eens gegeven te Zuidschote. Door die lessen ontstond het toneel te Zuidschote. Ook Gerard en Edgard Logier speelden mee. Er werd toneel en operette gespeeld. Hoger Op was één van de eerste stukken. Ook De Hommelpluk werd op de planken gebracht. Gerard speelde vier jaar toneel, soms twee stukken per jaar en altijd voor bomvolle zalen. Men zag Zuidschote en Lizerne herleven.
In mei 1940 begon wereldoorlog II. Kort ervoor was Gerard bij de burgerwacht (bewaking van wegen en hoeven, zonder wapens).
Van bij het uitbreken van de oorlog krioelde het in Zuidschote de vluchtelingen. Naarmate de Duitsers oprukten nam het aantal toe. Ook de troepenbewegingen werden intenser. Bij de familie logeerden vluchtelingen uit de streek van Mechelen en Nijvel. Toen het Belgisch leger op 28 mei 1940 capituleerde, waren het alleen nog de Engelsen die in de streek wat weerstand boden. Duitse vliegtuigen bestookten de brug van Steenstrate. Gerard was toen in de wei met een paard. Gerard dook de gracht in en het paard zette het op een lopen. Bij die eerste bombardementen sneuvelden Belgische soldaten in de nabijheid. Vader Logier zette de vluchtwagen klaar, de nacht brachten ze door in de abri. Op 28 mei gaf een Engels officier het bevel de hoeve te verlaten. De wagen stond klaar en de familie vluchtte naar Reninge, waar ze onderdak kregen bij de familie Wullepit. Vluchtelingen en terugtrekkende troepen vulden de kleine baantjes. 't Was een overrompeling. Alle vluchtelingen zochten een uitweg naar Frankrijk en de Engelsen, het gros van het leger probeerde Duinkerke te bereiken. De achterhoede dekte de aftocht met zware gevechten. De hoeve was wonderwel gelegen om de Duitsers aan het kanaal tegen te houden. Er werd hard gevochten.
De woensdag 29 mei 1940 werd gans Noordschote door lichtkogels verlicht en de woensdagavond rond 10 u arriveerden de eerste Duitsers. Donderdagmorgen, 30 mei, keerde de familie terug via de Puypegoale en de Bernardsplas. Er lagen overal gesneuvelde Engelsen, en Duitsers onderzochten de lijken. Duitse soldaten waren zich aan het wassen op de Puypegoale. Op 't Withof lagen er drie gesneuvelde Engelsen: één aan de hoevepoort, één achter de varkenstallen en één aan de loods. Deze laatste zat dood aan zijn mitrailleur en had waarschijnlijk geschoten tot de laatste kogel. Burgers werden door de Duitsers opgeëist om de gesneuvelden ter plaatse te begraven. Later werden de lijken overgebracht naar het kerkhof te Zuidschote. In de abri was er veel bloed maar nergens zagen ze gesneuvelde Duitsers, en die moeten er geweest zijn. Ze vonden o.a. sokken en een koppelriem in de wei. Naar het schijnt voerden de Duitsers hun doden onmiddellijk weg.
De hoeve was erg toegetakeld. De koestal lag platgebrand en het hooi lag nog te smeulen. Duitsers waren op de hoeve graan aan het opscheppen en een Duitser kwam uit de wei met een emmer melk. Charles eiste van de Duitsers die het graan aan 't weghalen waren een bewijs dat ze zonder probleem afleverden. Pas in 1943 werd de koestal hersteld. Verder had men niet zoveel last van de oorlog. Er moest wel ingeleverd worden. Soms kwamen controleurs op zoek naar een kluts graan of een varken dat weggestopt werd. Die controleurs waren nog van de slechtsten niet. Ze waren gemakkelijk te sussen met een beetje aardappelen, een schelle van de zeuge of een kilo boter. Iedereen was welkom, ook de stedelingen die kwamen bedelen om een handvol graan of een snee brood.
Tijdens de oorlog werd er veel gepensjaagd. In een strenge oorlogswinter met veel sneeuw werden enorm veel hazen gepakt. Iedere Zuidschotenaar zal in die winter wel haas gegeten hebben.
Bij de terugtrekking van de Duitsers in 1944 werd er nogal wat gevochten rond Steenstrate. Dat was zo een beetje het mikpunt van de Engelse vliegers die de aftocht van de Duitsers wilden vertragen. Charles en zijn zoon Gerard waren juist op weg met vier jaarlingen toen opeens 8 vliegers twee per twee bommen kwamen gooien op noodbrug. De brug werd niet getroffen.
Romanie Decoster overleed kort na de oorlog in 1947. Zij had een hartziekte.
Na de dood van zijn vrouw bleef Charles Logier nog 25 jaar inwonen bij zijn zoon Gerard. Charles overleed in 1972, de dag na zijn begrafenis zou hij 94 jaar geworden zijn. Hij was de oudste van de parochie! Een lang bestaan en een hele geschiedenis, zo'n mensenleven! Zeer lang heeft hij geleefd. Rustend, tronend in zijn zetel, doorheen het venster de boerderij nog immer gadeslaande, of lezende in zijn dagblad, sleet hij zijn laatste jaren; gelukkig in familiale kring, bezorgd en opgepast, gewaardeerd, geliefd en bemind als geen ander.
Hij was niet enkel op de boerderij een vooruitstrevend man, zijn eretitels wijzen er op dat hij een leidend figuur geweest was op gemeente en parochie: Oud-schepen, stichter en voorzitter van de Boerengilde en de Raffeisenkas, Oud-voorzitter van de kerkfabriek, kerkelijk vereremerkt met het gulden teken van de H. Donatianus, lid van de Bond der gepensioneerden en lid van alle godvruchtige genootschappen. Dat alles wijst niet enkel op een zeer hoog aanzien, maar op goed overwogen, wijze en verstandige inspanningen en voorzieningen om ter plaatse een meer leefbare en betere wereld op te bouwen. De man was dan ook ten zeerste geacht door iedereen.
In 1942 huwde Gerard met Maria Myngheer. Maria Myngheer was de oudste dochter van Henri en Hortense Vandelanoote. Zij woonden op een hoeve in de Steenstraat en namen in 1914 de vlucht naar Haringe. Later trokken ze naar Steenbeke, een klein dorpje nabij Haezebrouck. Daar liepen de kinderen school. In 1919 keerde de familie Myngheer terug naar Zuidschote.
Gerard Logier leerde Maria kennen door haar broer Gerard die een goed animator was en de feesten op Zuidschote verzorgde. Gerard Myngheer begon voor priester te studeren toen hij 24 jaar was. Hij werd priester gewijd in Zuidschote in 1946. Hij overleed als pastoor van Wulvergem en is begraven te Zuidschote.
Gerard stapte ook in de politiek. Hij was 10 jaar schepen, tot in 1964.
Als voorzitter van de boerengilde volgde hij zijn vader op.
Maria was nog voorzitster van de KVLV Zuidschote en was lid van de KBG Boezinge.
In 1972, na dertig jaar landbouw op t Withof, besloten Gerard en Maria zich terug te trekken. Er waren geen opvolgers. De eigenaar had beloofd dat ze mochten blijven tot ze hun fin de carrière aankondigden. Gerard en Maria verhuisden naar Boezinge. De eigenaar verkocht de hoeve. Het werd een industrieel tuinbouwbedrijf.
In Bloemendale, op het einde van de vroegere Rozenlaan, in dat witte huis links, daar woonden zij. Het was een nieuwe moderne woning. Iedereen stond in bewondering voor dat keurige groentetuintje en dat nette gazonnetje. Zij legden er af en toe een kaartje met de buren en leefden mee met de KBG. Gerard maakte af en toe een ritje met de wagen, zelfs naar de streek van Leke, waar zijn wieg stond.
De zuster van Maria, Alice, was altijd bij haar broer-priester Gerard gebleven als huishoudster (Beveren-Leie en Wulveringem). Na zijn dood in 1968 kwam zij inwonen bij Gerard en Maria.
Gerard laten we zelf aan het woord over zijn beschouwingen over de boerenstiel (De Boezingenaar 1991):
Eigenlijk hebben wij op het bedrijf altijd de mesthoop in 't midden gelaten. We kweekten melkkoeien, varkens en op de akkers groeiden bieten, aardappelen en strovruchten. Wij hadden in de tijd nog vreugde in het kweken van dieren. Trouwens, in onze jonkheid dweilden wij de talrijke veekeuringen in de streek af. Nu zijn de tijden enorm veranderd. Men moet produceren en de tijd dat een boer over arbeidskrachten kon beschikken is al lang voorbij. Zelfs veel zonen en dochters van landbouwers trekken met de leerplicht tot 18 jaar naar universiteiten en instellingen van het hogere onderwijs. Nu zijn de machines de baas en dat gewroet met al die moderne machines doet de grond geen goed. En in natte jaren zoals we nu in juni kenden, wreekt zich dat op de gewassen... Men heeft echter geen keuze meer.
Alleen vraag ik me af of die productiedrang zal blijven duren. Wij deden aan landbouw om te overleven en nu staat de landbouw ten dienste van de consumptiemaatschappij, de maatschappij die jaagt op bezit en materialisme, een maatschappij die voortdurend leeft onder stress, investeringen en afkortingen. Een koers, iedere dag, tegen het uurwerk. Ik vraag me soms af of er een evolutie komt naar bedrijven die door de oppervlakte niet meer koopbaar zullen zijn. Wij hadden nog tijd voor God en zijn gebod en ik beken heel eerlijk dat ik met die moderne tijd niet meer meekan. Als ik De Boer lees over sproei- en meststoffen, nieuwe teelten, denk ik aan meester Dequeker, die me de eerste landbouwlessen gaf....
De tand des tijds knaagt ook aan ons. Wat we vroeger in een uur afhandelden, daarvoor hebben we nu enkele uren nodig of zelfs een dag. Ons landbouwbedrijf in de Steenstraat met zijn motte groeide uit tot een fruitbedrijf van appels en peren. Ook iets dat jaren geleden in onze streken niet te vinden was... En misschien ligt voor onze streek hier nog meer toekomst in een degelijk gerund fruitbedrijf.
Wij spreken niet veel meer over landbouw. We slaan een babbeltje met de buren en leggen in de lange winteravonden een kaartje. Ouder worden eist zijn tol... Onze benen kunnen het ritme moeilijker aan. Dat allemaal dwingt ons het ritme van ons leven aan te passen.....
Logier Leen, kind van Mark Logier en Cortvriend Lena
Aandenken aan
Leen
God had ons t kind
zo teerbemind
als een schat gegeven...
tot ons verdriet
Hij liet het niet
't is weer bij hem gaan leven
maar bij de schaar
der engelen daar
zal 't altijd ons gedenken
en 't zal ons al
uit t tranendal
bij God en bij hem wenken.
|