Filosifietje: De parabel van Merel en Mol
Merel: Dag Mol. Hoe is het leven onder de aarde?
Mol: Wie spreekt daar? Ik zie niet zo goed en ik hoor niet zo goed. Kom wat dichterbij.
Merel: Ik ben het, Merel, hij die boven de aarde leeft.
Mol: Dag Merel, gegroet. Het is een goeie dag. Het graven gaat prima want het water uit de boven-aarde heeft de grond mals gemaakt. Kan jij er voor zorgen dat er geen water meer bij komt want anders storten mijn gangen in.
Merel: Mol, daar kan ik niks aan doen. Het water komt van hoger dan ik kan vliegen. Daar geraak ik niet bij. Gelukkig heb ik er weinig last van. Het water vloeit van mijn lijf. Het is veel gevaarlijker wanneer de boven-aarde aan het bewegen gaat. Soms waaien onze nesten stuk en breken takken van de bomen. De boven-aarde maakt dan een hels lawaai en lijnen van vuur knetteren in het rond.
Mol: Dan is het in de onder-aarde beter. We zijn er veilig voor lawaai en vuur. Er groeien ook takken maar die houden de grond bij mekaar. Ik maak mijn hol tussen die onder-aardse takken en vind er bescherming tegen alle on-weer.
Merel: Ik hoorde praten over een diersoort die stenen holen bouwt. Die holen zijn bestand tegen on-weer. Ze heten mens-dieren.
Mol: Zwijg me daar van. Het zijn moordenaars. Ze vangen ons of knijpen ons dood met klemmen. Het is een verschrikkelijke diersoort waar je beter geen contact mee hebt.
Merel: Ben je zeker dat we over hetzelfde dier praten want het mens-dier geeft ons tijdens het koude witte seizoen extra voeder en helpt ons om te overleven. Ze lijken eerder vredelievend.
Mol: Tijdens het koude witte seizoen? Ah, je bedoelt de tijd dat de onder-aarde versteent. Ja,.. dan ben ik veilig want dan kan die mens mijn gangen moeilijk vernietigen en diep in de onder-aarde kan die me helemaal niks maken. Let toch maar op want ze zijn bloeddorstig. Ik vertrouw ze niet.
Merel: Ach Mol, jij weet zo veel. Wat ben ik benieuwd naar jouw leven in de onder-aarde. Het is daar blijkbaar zo anders. Vertel me, hoe ziet het er uit?
Mol: Mollen zien nauwelijks want je hebt dat niet nodig. Wat je nodig hebt om te overleven is ‘voelen’. Je hebt ook stevige klauwen nodig om aarde te verschuiven. Dan ben je de Aarde meester. Als je doorzet zoals een mol en blijft graven zal je diepgang vinden. Jij bent natuurlijk een kneusje want je kan niet eens graven. Het is een wonder dat je weet te overleven.
Merel: Dat is waar Mol, ik kan niet graven. Maar ik kan ik eindeloos ver kijken en ik kan in de boven-aarde elke richting uit die ik wil.
Mol: Flauwe kul. De boven-aarde heeft niks te bieden. Ik kan het weten want mollen leven al sinds mollenheugenis in de onder-aarde. We graven rond obstakels en ruiken de lekkerste hapjes. Al de lekkere hapjes leven onder de aarde. De boven-aarde is leeg. Dat is het ‘Grote Niets’. Wat een gek idee om daar te willen leven. Het heeft je niets te bieden.
Merel: Mol, je bent zeer wijs. Mag ik je terug opzoeken wanneer ik raad nodig heb?
Mol: Doe maar, vriend Merel. Misschien word je dan ooit zo slim als ik. En ga nu maar weg want ik heb nog een lange gang te graven. Merel: Dag wijze Mol. Het ga je goed.
Mol: Dag Merel van de boven-aarde. Wees voorzichtig. Zorg dat je er niet uit valt.
Groeten van Sjarel http://www.sjarelklak.be
|