Heel lang geleden woonde in een bosje in de buurt van het dorpje Haelen een hazenfamilie. De vader heette Sjang,de moeder Sjengemina en de kleine haasjes Lukas, Iebelke, Amalia en Sjengske. In dat bosje konden ze heerlijk spelen. Vooral tegen de avond als er geen wandelaars waren. Dan ging vader Sjang ook meestal naar het land van boer Krelis. Daar kon je heerlijke, dikke wortels vinden. Daarbij moest hij wel goed uitkijken, want boer Krelis lag soms met zijn geweer op de loer.
Sjengske had al een paar keer gevraagd of hij mee mocht.
Maar zijn vader vond dat veel te gevaarlijk. Sjengske vond dat maar niks. Dacht vader soms dat hij te klein was? Hij was toch al groot en sterk.
Op zekere dag was Sjengske met zijn vriendjes verstoppertje aan het spelen. Aan de andere kant van de weg bij het bosje stonden hoge struiken.
Hij mocht daar van zijn vader eigenlijk niet komen. Zijn vader had altijd gezegd: Nooit de weg oversteken. Altijd aan deze kant van het bos blijven.
Maar och, voor één keer. Als hij zich achter die struiken verstopte, zouden ze hem vast en zeker niet vinden.
Sjengske vergat wat zijn vader hem verboden had. Vlug stak hij de weg over en verstopte zich daar achter een grote struik.Af en toe loerde hij boven de struik om te kijken wat de anderen aan het doen waren. Hij hoorde hoe ze een voor een werden afgepot.
Hij hoorde ze roepen: Sjengske ! Sjengske ! Waar zit je?
Maar zij vonden hem lekker niet.
Opeens begon zijn neus te kriebelen. Wat rook hij daar? Wortels ! Mmm, wat roken die lekker ! Hij moest die wortels vinden !
Sjengske vergat wat zijn vader zo vaak tegen hem gezegd had: Ga nooit aan de andere kant van de weg spelen. Blijf altijd in het bosje.
Maar die wortels roken ook zo lekker.
En zo ging Sjengske op zoek naar die lekkere wortels. Hij kwam langs bomen en struiken, die hij nog nooit gezien had. Oh, wat was het hier mooi. En wat een bloemen !
Op de terugweg zou hij zeker een boeketje voor zijn moeder meenemen.
Sjengske ging steeds dieper en dieper het bos in. Je kon de wortels nu heel goed ruiken.
Het wortelveld moest dus in de buurt zijn.Sjengske kroop onder een struik door. Oh, moet je eens kijken wat een wortels ! Die zijn nog dikker dan een suikerbiet, fluisterde hij.
Sjengske voelde het water in zijn mond lopen. Hij kon er gewoon niet vanaf blijven en hij beet dan ook direct in een dikke wortel.
Zulke heerlijke wortels had hij nog nooit gegeten. Maar Sjengske wist niet dat dit wortelveld van de gemene heks Krikkra was.
Krikka woonde in een klein huisje vlak in de buurt.Ze was juist kruiden aan het mengen, toen ze Sjengske hoorde smakken.
Aha, al weer zon lelijke haas. Wacht maar. Ik zal hem krijgen van mijn wortels te snoepen, siste ze.
Krikkra zette haar zwarte hoed op, pakte haar toverstaf en sloop toen heel stilletjes naar het wortelveld.
En Sjengske?
Die had niets in de gaten en smulde maar vrolijk verder.
Plotseling sprong Krikkra tevoorschijn.Zo, lelijke haas ! klonk het opeens. Nu heb ik je te pakken. Sjengske schrok zich een hoedje en de wortel viel van schrik uit zijn pootjes. Wat een lelijke heks. Ze had groene kattenogen en een lange, spitse kin met daarop een wrat zo groot als een aardbei.
Sjengske kon zich van schrik niet meer bewegen. Zijn kopje werd zo rood als een tomaat en zijn hartje klopte als een mattenklopper.
Vlegel, siste de heks, Jij zult geen wortels meer bij mij stelen. Daar zal ik voor zorgen. Ja! Ik maak een speelgoedhaas van jou. Alleen s nachts zul je weer een echte haas zijn.
Jootere, footere, spinaze pas.
Ik wou dat deze haas veel speelgoed was.
Dat hij zo geel wordt als mijn wortels.
Dat zijn hoofd zo rood blijft als nu.
Alleen van 12 uur s nachts tot aan de morgen, zal de betovering verbroken worden.
Sjengske bemerkte tot zijn grote schrik dat hij zich niet meer kon bewegen.
Hij was een speelgoedhaas geworden.
Ha, ha, ha, krijste de heks, en nu uit mijn ogen.
En Krikkra gaf Sjengske zon harde schop, dat hij in een grote boog door de lucht vloog.
Een jager, die verderop in het bos liep, zag plots iets door de lucht vliegen.
Hij schoot met zijn geweer, maar
..trof Krikkra in haar achterwerk.
De heks schreeuwde het uit van de pijn. Ze rende terug naar haar huisje en liet zich daar pardoes in een teil met water vallen.
De hele nacht hoorden de dieren haar nog kermen van de pijn.
Maar Sjengske had ze nog net in een speelgoedhaas veranderd, maar dat wist niemand.
|