Het was bijna middag. Alle bloemen waren wakker en lachten tegen het zonnetje. De vogels zongen hun mooiste liedjes en de bijen maakten vrolijke dansjes in de helder blauwe lucht. De kabouters floten en zongen tijdens hun werk. Iedereen was vrolijk en blij vandaag. Ach, wat was het heerlijk om in het bos te wonen. Maar ergens bij De Lange Paad was een stuk bos, waar nooit een zonnestraal kon binnen kijken. De bomen keken verdrietig voor zich uit en bloemen lieten bedroefd hun hoofdjes hangen. Hier hoorde je niemand zingen of fluiten. Hier was nooit iemand blij. Geen kind uit Haelen durfde hier te spelen. Het was er zo donker, zo akelig. In dit bos stond een vies, oud en vervallen huisje tussen de bomen verscholen. Voor het huisje stond een bordje. Slordig had daar iemand op geschreven:
Heksenmeid gevraagd
Ja, daar woonde de lelijkste en gemeenste heks van de hele wereld: Krikkra. De heks die van Sjengske een speelgoedhaas had gemaakt. Ze hield niet van bloemen en mooie kleuren. Ze hield niet van de zon. Daarom zag het bos er zo akelig uit.Hé, maar wacht eens! Wie loopt daar? Over het smalle bospad loopt een klein meisje. Zij heeft twee lange, zwarte vlechten en op haar sproetenneusje staat een kleine brilletje. Achter dat brilletje kijken twee guitige oogjes ondeugend in het rond. Wat zou dat meisje hier in het bos doen zo helemaal alleen? Daar
..daar komt het meisje bij het huisje van Krikkra aan. Vlug meisje! Ren weg, voordat het te laat is! Daar in dat huisje woont een lelijke toverheks. Oh, wat doe je nou? Het meisje kijkt naar het bordje en loopt naar de deur. Oh, als dat maar goed afloopt! Klop, klop, klop. Met een zwaai ging de deur open en daar stond
Krikkra! Hai Krik, riep het meisje. Ik heet Krikkra, niet Krik, snauwde de heks. Zeg Krik, ik
Ik heet niet Krik maar Krikkra, snauwde de heks opnieuw. Ik heb gezien dat jij een heksenmeid nodig hebt, babbelde het meisje vrolijk verder. Bof jij even. Dat heb ik altijd al willen worden. Een daarom heb ik tegen mezelf gezegd: Wielliemientje, hier moet je wezen. Brutale vlerk. Weet je wel tegen wie je spreekt? schreeuwde de heks, die steeds nijdiger werd. Ja, tegen Krikkra, de beroemde toverheks, antwoordde het meisje. Door die vleiende woorden was de woede bij Krikkra direct verdwenen. Zo is het beter. Ik zie dat je nog veel moet leren. Maar kom binnen, gromde de heks. Zo stapte Wiellie de Pestkop het vervallen huisje van Krikkra binnen. Op de tafel stonden tientallen potjes en flesjes met allerlei dampende en stinkende toverdrankjes. In de hoek stond nog een tafel met allerlei bladeren en daarnaast een grote kast met kruidenpotjes. Zo meisje, begon de heks. Zo heet ik niet Krik. Ik heet Wielliemientje-, onderbrak Wiellie haar. Zeg toch niet altijd Krik- tegen mij, schreeuwde de heks. Is goed Krik
..kra, plaagde Wiellie weer. Grr,gromde heks, ik ga pap maken. Ga jij maar alvast buiten hout hakken voor de oven. Goed antwoordde Wiellie de Pestkop en hij ging fluitend naar buiten. Krikkra pakte een schort, maar daar was Wiellie al terug. Wat? Ben je nu al klaar? riep Krikkra verbaasd. Nee, maar ik weet niet hoe je hout moet hakken en de bijl is zo zwaar, zeurde Wiellie. Ach wat! Jij kunt ook niets. Moet ik nog alles zelf doen, mopperde de heks. Hier, pak die pollepel. Dan ga jij pap maken en ik ga hout hakken. Krikkra zette haar hoed af. Ze stroopte haar mouwen op en ging naar buiten. Ze pakte de bijl en wilde juiste de eerste blok hout in stukken slaan toen Wiellie naar buiten kwam. Krikkra, waar moet ik de pap in klaar maken? In die grote zwarte ketel. De gebraden kikkerbilletjes gooi je er maar uit, gromde heks. Wiellie ging naar binnen. Krikkra pakte haar bijl, maar daar stond Wiellie weer naast haar. Krikkra, waar staat die ketel? Die ligt in de doos met brandnetels, beet de heks hem toe. Wiellie ging weer naar binnen en Krikkra pakte opnieuw haar bijl. Maar daar stond Wiellie alweer naast haar. Krikkra, hoe moet je pap maken? Duizend heksenbezems nog aan toe. Kun jij nou helemaal niets? mopperde de heks. Je pakt een emmer regenwater en het regenwater doe je in de ketel. Dan kook je dat op het vuur. Woedend pakte Krikkra haar bijl, maar niet voor lang, want daar stond Wiellie met een nieuwe vraag. Krikkra, waar liggen de papbladeren? Verdraaid nog aan toe. Tussen de kippeneieren natuurlijk, snauwde de heks. Bedankt, lieve Krikkra, grinnikte Wiellie. Met een harde knal vloog de bijl in een blok hout. Krikkra, hoe moet je het vuur aanmaken? Wat? Ben je alweer hier? siste de heks. Met vuurstenen natuurlijk en maak dat je weg komt! Maar lang kon ze niet werken of
. Krikkra, hoe kun je zien dat de pap klaar is? Als die bijna overkookt, schreeuwde de heks woedend. Als een gek begon ze op de houtblokken te slaan. De spaanders vlogen in het rond. Krikkra kookte bijna van woede en Wiellie moest maar goed uitkijken. Maar de kleine plaaggeest vond het nog niet genoeg. Krikkra, de pap is klaar. Waar moet ik die in doen? Krikkra gooide de bijl woest tegen een boom. Ze stampte op de grond. Doe die voor mijn part in mijn hoed. Maar kom niet iedere keer met zulke stomme vragen! In de hoed? Nou goed, als je dat wilt, zei Wiellie ondeugend. En hij deed wat Krikkra hem gezegd had. De heks ging ondertussen verder met hout hakken. Even later riep Wiellie: Krikkra, het eten is klaar. Niet lang daarna kwam Krikkra binnen stormen. Ze stroopte haar mouwen af, pakte haar hoed en zette die op
.maar toen dreef de pap al in de haren. Dikke klonters vielen op haar schouders. Krikkra wreef de pap uit haar ogen. Stomme trut! Wat heb je met die pap gedaan? Toch niet in mijn hoed! Oh, wat zie ik uit! jammerde heks. Ja maar, ik moest de pap toch in je hoed doen, antwoordde Wiellie onschuldig. Vooruit! Voor straf ga je vanavond vroeg naar bed. En zonder eten. Krikkra liep naar een kast. Daar haalde ze een oude, versleten deken uit tevoorschijn. Onder de trap is je slaapplaats. Daar moet nog ergens een kussen liggen. Je moet het zelf maar vullen met wat stro, zei de heks kortaf. Wiellie pakte de deken en ging eens onder de trap kijken. Op de houten vloer lag dik het stof. Er hingen tientallen spinnenwebben. Het was er ontzettend vies en vuil. Je kon zien dat Krikkra nooit poetste en alles maar smerig liet liggen. Wiellie maakte zijn slaapplaats in orde. Toen ging hij op de harde vloer liggen en trok de deken tot aan zijn kin. Zijn ondeugende oogjes loerden naar Krikkra. Hij was nu bij Krikkra, maar het was gevaarlijk wat hij deed. Stel je voor dat zij zou ontdekken dat haar heksenmeid Wiellie de Pestkop was? Nee, hij hoopte dat hij vlug het toverdrankje zou vinden. Het toverdrankje dat van Sjengske weer een echte haas moest maken. Krikkra stond bij haar kruidentafel. Ze sneed met een mesje paardenbloemen in stukjes. Die maalde ze dan en stopte het paardenbloempoeder in een geel potje. Verdraaid, dat was ik bijna vergeten, mompelde ze ineens. Daar schiet me iets te binnen. Er is deze week een heksenvergadering. Ik moet de andere heksen nog waarschuwen. Ze wilde haar glazen bol pakken, maar toen zag ze Wielliemientje liggen. Och ja, dat is waar ook. De heksenmeid. Die was ik vergeten. Die mag daar niets van weten. Wacht, ik zal haar slaappoeder geven. Dan hoort ze niet wat ik de andere heksen te vertellen heb, bromde ze. Wat een geluk dat Krikkra soms hardop in zichzelf sprak. Dat doen mensen, die helemaal alleen wonen, wel vaker. Zo had Wiellie dus gehoord wat die lelijke heks van plan was. Hij deed maar net alsof hij al sliep. Joehoe, Wielliemientje! Lief Meisje! Word eens wakker. Ik heb een lekker glaasje water voor jou. Wiellie wreef zijn ogen uit. Was dat Krikkra, die dat met zon honingzoet stemmetje zei? Ja hoor. Vlak naast zijn bed stond Krikkra. Haar groen ogen keken gemeen. Bah, wat lachte ze vals. Kom grote meid. Drink maar, zei ze lief. Wiellie pakte het glas. Opeens keek hij naar de deur. Krikkra, ik geloof dat daar iemand aan de deur is. Wat? riep de heks verschrikt. Ze vloog op en maakte met een ruk de deur open. Haar groene kattenogen loerden in de donkere nacht. Maar daar was natuurlijk niemand te zien. Het was een list van Wiellie de Pestkop. Toen Krikka bij de deur was, had hij vlug het glas leeggeschud. Nu deed die schavuit net alsof hij sliep. Nee, daar was niemand. Je z
..Aha, ik zie het al. Ze slaapt. Nu kan ik tenminste ongestoord de Heksenkring oproepen, grinnikte de heks. Ze pakte de glazen bol en zette die op tafel. Glazen bol, oh glazen bol, laat mij al de heksen zien., fluisterde ze. Toen wachtte ze even. De bol werd blauw en groen en daarna allerlei andere kleuren. Het leek wel een toverbal. Maar toen kwamen opeens de gezichten van twaalf heksen tevoorschijn. De ene heks keek nog lelijker en gemener dan de ander. Ha vriendinnen. Morgen, vrijdag om 12 uur is er een vergadering van de Heksenkring. Oh ja, nog iets. Ik heb gehoord dat de oude tovenaar Kasper weer in zijn huisje achter de zeven bergen is. Ben voorzichtig. Hij mag niets weten, anders pakt hij al onze tovermacht af. Tot morgen bij de zwarte paddenstoelen. Alle heksen lachten gemeen en plotseling was de glazenbol weer normaal en kon je niemand meer zien. Wiellie kroop dieper onder deken. Hij had alles gehoord en gezien. Als Krikkra naar die vergadering was, zou hij overal rond kunnen neuzen. Hopelijk zou hij het tovermiddel vlug vinden, want hij wilde hier zo snel mogelijk weg.
|