Kinderhand
Omdat ze gauw gevuld is - het dons van een kwartel is genoeg, een herfstblad in de lente, een blauwe knikker in de palm -
sprong plots iets donkerroods hem in de ogen, een vingertop, een snee van niets,
een net te snel langs grote grassen strijken
en wat zich opent is zijn ogenblik. Het lichaam moet gesloten blijven.
Zo was het hem beloofd.
Maar als de palm plots opengaat, En aders even gapen, Dan sluit een kramp Hem in mijn hand Totdat hij gilt.
Want bloeden doen we samen.
|