Als het “koers” is dan zit onze pa vastgenageld aan zijne televisie want voor de wielrennerij moet veel, zo niet alles wijken, en als opa op bezoek komt zitten ze alle twee met open mond te luisteren en is de rest van de familie lucht. Alleen ons ma mag hen dan wel een pintje inschenken. Ze doet dat met veel plezier, maar ik vind het niet eerlijk want als ik aan onze pa eens een cola vraag dan is het van: “snotneus, ge wet den drank staan hé”. Coureur worden is niks voor mij, want wat die mensen allemaal doen gaat mijn Eddy Merckx petje, gekregen van opa, te boven. Ten eerste, ge moet al nen hele krak zijn op uwe fiets, dat is natuurlijk voor mij geen probleem, tijdrijden wordt al wat moeilijker, maar van bergritten heb ik helemaal geen kaas gegeten, zeker als het bergop gaat. Belangrijk is ook dat ge alles verstaat, want uitspraken als “dat je niet mag moven”, “bijtijds nen jump moet plaatsen”, en “zorgen dat ge genoeg power hebt”, komt allemaal wel cool over, maar ge moet toch minstens licentiaat Nederlands zijn om dat allemaal te verstaan en ik, met mijn twaalf, bijna dertien jaar heb dan nog heel wat boterhammekes te eten. Zelfs kuisen moeten die mannen doen, want sommige renners, zegt onze pa, zijn verplicht regelmatig hun imago op te poetsen. En nog zo iets, wat die allemaal moeten meesleuren, man, man, man, miserie, miserie. Het begint al met goede benen (daar hechten ze schijnbaar veel belang aan), eten, drank, oortjes, ge weet wel van die dingen die ze in hun oor steken om te weten naar waar ze aan het rijden zijn, en of ze wat harder moeten rijden. Ja, zelfs bobijntjes nemen ze mee, want ik hoorde gisteren dat een renner zijn bobijntje af was, waarbij ik me toen afvroeg waarom ze geen reserve bij hebben, ons ma heeft altijd een hele doos bobijntjes in haar naaidoos, die zal niet zo vlug zonder vallen. Renners verliezen ook regelmatig hun tanden naar het schijnt, en dan moeten ze een tandje bijsteken, dat ze daarvoor niet naar de tandarts moeten is een groot geluk. En een gevaarlijke sport, jongens, jongens, hoe dikwijls zeggen ze niet dat renner A. zal overleven, die is dan nog één van de gelukkigen, maar renner B. sneuvelt dan weer ter plaatse, een bepaalde situatie is voor een andere de doodsteek, en om het helemaal af te maken kan het al eens gebeuren dat het peloton ontploft. Dat heb ik allemaal gehoord, echt waar. Ja, dan hoeft het voor mij niet meer hoor. En als ge dan als eerste over de meet rijdt, gelukkig en naar adem snakkend dan steken ze nog een micro onder uwe neus, ne mens kan met moeite “pap” zeggen maar dan verwachten ze nog een heel interview. Spoken en geesten daar geloof ik niet in, maar die reporter schijnbaar wel want onlangs zei hij “dat het lichaam van een renner het niet deed, maar dat zijn geest hem vooruit stuwde”. Dus ge weet maar nooit. Sommige coureurs rijden dan weer niet op kunde, ging de brave man van de televisie verder, maar op karakter. Wel dat is nu iets waar ik bij ons ma niet moet mee afkomen, want als ik haar zeg dat ik mijn les niet leer omdat ik voortga op karakter dan steigert ze. Oma zegt dat voor een grote boodschap, ge weet wel zoals in de Efteling, de renners wel van hun fiets stappen, maar een kleine boodschap gebeurt op de fiets. Ge moet er dan toch maar per ongeluk achter rijden, vindt ge ook niet ? Ik ben er mee weg, tot de volgende keer en hou u goed. Sponske
|