Reeds sinds de 14de eeuw waren de Zwartzusters actief te Mechelen in de plaatselijke zieken-en thuisverpleging. In 1463 nam de gemeenschap, die toen veertien zusters telde, de regel van Sint-Augustinus aan en verwisselden hun grauw habijt voor een zwart en werden ze Zwartzusters genoemd. In 1507 verbleven ze in het Sint-Jacobsgasthuis gelegen op de hoek van de Sint-Jacobsstraat en de Hoogstraat (nrs 67-69) in de buurt van de Brusselpoort, zoals eerder werd vermeld. De zusters hadden drie "cellen" of huizen in de stad waarvan deze op Schermoelsblok ( in de buurt van de huidige Zwartzustersvest) de grootste was. In 1797 werden ze uit hun klooster verdreven, maar hun gemeenschap mocht actief blijven omwille van hun maatschappelijk belang. De Zwartzusters van het Mechelse convent van Galilea behoorden tot de oudste religieuze instituten van de stad. Ze vormden de vrouwelijke tak van de beweging waar ook de Cellebroeders toe behoorden. Bij aanvang van de 19de eeuw kregen de Zwartzusters opnieuw erkenning vanwege de overheid dankzij hun verzorgende functie. In 1804 vestigden ze zich in de Voochtstraat.
foto 1 ze verwisselen hun grauw habijt voor een zwart.
foto 2 oud klooster van de Zwartzusters aan de Heirgracht in 1560
foto 3 zicht op het huis dat de Zwartzusters bewoonden tijdens het Frans Bewind van 1797 tot 1804
foto 4 zicht op de huizen op de hoek van de Voochtstraat en de Bleekstraat in 1824 bij het bouwen van de kapel van het nieuwe Zwartzustersklooster 1825




|