Mijn lieve kleine Manon,
ik kijk naar buiten naar de mooie kleine wolkjes,
ween en roep: "Manonke waar ben je? "
Ik probeer je ergens in een wolkje te zien,
maar kan je nergens vinden.
Het is maar een verlangen van mij,
want je bent zo ver weg en toch zo dichtbij. J
e bent aan de overkant, ongrijpbaar,
en toch dichtbij omdat je leeft in mijn hart.
Lieve Manon, wat mis ik je heel erg,
en dat gemis zal nooit verdwijnen.
Je plaats zal altijd leeg blijven.
Ik hoor je nog zeggen:
"Memeke, ik beloof dat ik alle weken ga bellen,
en lieve Memeke, als wij hier zijn dan ben je toch niet alleen? "
Ik vond je mooie tekening die je nog voor mij maakte.
Ik zie je nog al lachend rond de waspaal zwieren,
juist oven mijn bloemen.
Je stal daarmee de show bij je zusje en je nichtjes.
Ik hoor je lief stemmetje boven de andere uit.
Toen je vertrok: kusje, kusje, jullie handjes door het raam.
Daaag Memeke, dat was het laatste, dat beeld,
mijn lieve Manon, staat voor altijd in mijn geheugen gegrift.
De andere dag, Manonke, toen je papa belde, stortte alles in.
Neen, dat kon niet. Toen ik in Frankrijk kwam
en je daar zag liggen aan de machine,
zo stil, zo gewond, werd van binnen verscheurd.
|