In mijn jonge jaren was het gebruikelijk om te bidden met verstrengelde vingers. Daarbij is het praktisch onmogelijk om je vingers ontspannen te houden. Er komt spanning in je handen, onderarmen en schouders. Als je dan nog eens geknield moet zitten, neemt de spanning nog toe. Psychologisch getuigt die houding van onderdanigheid, van eerbied, misschien ook van ingetogenheid.
Als ik probeer te mediteren, gebruik ik mijn handen op een ander manier. Ik breng mijn vingertoppen voor mijn borst zacht tegen elkaar en onmiddellijk gaat mijn ademhaling trager en verzink ik in mijn lichaam.
Vorige nacht viel me een naam te binnen van meer dan vijftig jaar geleden. Toen ik hem googelde las ik tot mijn spijt dat de dame begin dit jaar overleden was. Er was een foto bij afgedrukt, maar ik herkende haar niet. Ik kan haar ook nu niet meer voor de geest halen. Waarschijnlijk zal zij in haar verdere leven nooit aan mij gedacht hebben. Het zat zo. Op mijn zestiende had ik rugproblemen waarvoor ik gymnastiek bij haar diende te volgen. Ze was zowat acht jaar ouder dan ik. Ik weet niet hoe het kwam, maar ik werd verliefd op haar. Een platonische liefde die van een kant kwam en die ze misschien nooit heeft opgemerkt. Dat heeft ongeveer twee jaar geduurd. Een keer was ik bij haar thuis uitgenodigd. Als ik het me goed herinner was het om me een boek van Vondel te tonen. Bij die gelegenheid was haar jongere zus ook aanwezig en die speelde een pianowerkje van Lodewijk Mortelmans.
Verder heeft ze me ooit geholpen om een das te kiezen voor het huwelijk van mijn broer.
Toen mijn rug genezen was, hebben we elkaar nooit meer ontmoet, geschreven of gesproken.
Nu las ik dus dat ze overleden was en dat ze in een WZC (woonzorgcentrum) verbleef.
Hoe mooi zou het zijn als ik een foto van haar als die jonge vrouw kon zien
Over het dragen van een hoofddoek zijn er argumenten voor en
tegen. De politici die over die kwestie knopen moeten doorhakken, nemen elk
vanuit hun standpunt een beslissing waarvan ze denken dat ze de samenleving ten
goede komt, dat ze stemmen oplevert enz.
Mij stoort het niet dat moslimas, zelf aan een loket, een
hoofddoek dragen. In het straatbeeld zijn hoofddoeken iets alledaags geworden.
En bovendien zie je dagelijks ook moslimmeisjes zonder hoofddoek. Om maar te
zeggen dat er onder moslims ook diversiteit heerst. Dat betekent echter niet
dat we alle wensen van moslims moeten inwilligen. Bijvoorbeeld aparte klassen
voor jongens en meisjes, apart zwemmen voor moslimvrouwen, invoeren van de
islamitische rechtspraak enz.
Bepaalde regels van onze samenleving moeten moslims
aanvaarden. Aan die laatste zin wilde ik toevoegen als ze in onze samenleving
willen leven en werken. Maar wat is onze samenleving? Onze maatschappij
omvat tegenwoordig een groot percentage moslims. Zij hebben het recht om voor
hun wensen te strijden. Maar in een democratie wordt nog altijd beslist door de
gekozenen van het volk en bij die beslissingen moeten alle inwoners zich
neerleggen.
Maar over die hoofddoek in het straatbeeld wou ik eigenlijk
iets anders zeggen. Sommigen dragen hem omdat de koran het voorschrijft, omdat
de vrouw zedig moet zijn, omdat ouders of echtgenoot het verplichten enz.
Welnu, als ik een moslimmeisje in de straat ontmoet, zal ik
haar bekijken zoals ik elke andere man of vrouw bekijk. Even kijken en dan mijn
blik afwenden. Ontmoet ik echter een meisje met hoofddoek, dan bekijk ik haar
aandachtiger en nadrukkelijker. Waarom ? Omdat ik me afvraag: wie zit er onder
die hoofddoek, hoe zou die persoon eruitzien zonder hoofddoek,waarom draagt ze die hoofddoek enz. Met het
gevolg dat zo iemand net veel meer opvalt. En is het nu niet dat watzijzelf of hun ouders of broers willen voorkomen
?
Dit stukje gaat niet zozeer inhoudelijk over dat onderwerp,
dan wel over de taal.
Het valt me op dat men kan zeggen Die persoon is
diepgelovig of zeer gelovig enz., maar niet Die persoon is zeer ongelovig.
Als je ongelovig bent, dan ben je dat volkomen, voor 100 %.
Je kunt niet een beetje ongelovig zijn. Als je zegt dat iemand ongelovig is,
dan kun je enkel bedoelen die man of vrouw ontkent het bestaan van God.
Daarmee heb je alles gezegd.
Van een gelovige kun je wel zeggen dat hij diepgelovig is,
een lauwe gelovige is enz. Voor die bewering baseren we ons op het gedrag van
die persoon: hij bidt zelden of vaak, hij gaat af en toe of hij gaat elke
zondag naar de kerk enz. Het geloof kan van mens tot mens aanzienlijk verschillen.
Iemand kan het gezag van de paus aanvaarden of niet, de verrijzenis van
Christus aannemen of niet enz.
Kortom, geloven is een heel ruim begrip. Centraal staat het
geloof in een God, maar daarnaast heeft het begrip nog veel andere aspecten.
Gerrit Achterberg is sinds
mijn jeugd mijn lievelingsdichter en hij is dat altijd gebleven. Ik zal een
poging ondernemen om het bovenstaande gedicht wat te verduidelijken. Althans
zoals ik het zie. Ik ben niet wetenschappelijk onderlegd, het blijft dus de
visie van een liefhebbende amateur.
Met dit sonnet opent de
bundel Sneeuwwitje. Die vooraanstaande plaats doet vermoeden dat de dichter het
een belangrijk gedicht vond.
In de eerste strofe wordt een
bewolkte hemel beschreven. Wolken hebben iets dreigends, houden een verwachting
in, nl. regen. Maar ze hangen ook in een net van licht. Licht maakt het
mogelijk de wolken te zien en het verzacht hun dreiging. Ze hangen ook nog eens
in een net, dat veiligheid biedt. De wolken zijn koele dominanten. Dominant is
geen weerkundig begrip. Het hoort eender thuis in de biologie en de genetica,
bv. een dominant gen. Dat we in een sfeer van reproductie zitten blijkt uit de
volgende regels met woorden als voortplanting, dril, zaad.
Zoals we hierna zullen zien,
staan de wolken symbool voor de mogelijkheid tot dichten. De regen kan de
woorden van een toekomstig gedicht zijn, de inspiratie, enz.
De tweede strofe begint met
een nuchtere, zakelijke mededeling van een buitenstaander. Volgens het
weerbericht zal het waarschijnlijk gaan regenen. Vervolgens wordt het begrip
regen opengetrokken naar God. Regen is een Zegen des Heren. In de Bijbel wordt
op talrijke plaatsen naar de heilbrengende regen verwezen. Een mooi voorbeeld
vinden we in Hebreeën 6:7. Wanneer de
grond de telkens neervallende regen indrinkt en voor die hem bewerken bruikbaar
gewas voortbrengt, deelt hij in de goddelijke zegen. De manier waarop de
regen valt, komend over de dieren en de planten, doet ons aan
een Bijbels ongerept landschap denken.
En dan volgt die prachtige
zin: waar gij met uw lichaam tussen ligt.
Nu eerst verschijnt de dichter op het toneel en introduceert hij zijn
geliefde.Hoe tragisch is die zin. In
dat paradijs ligt het dode lichaam van zijn geliefde. Aan de ene kant behoort
het ertoe, aan de andere kant is het er door zijn dood van uitgesloten.
Let ook eens op het woord waarschijnlijk waarmee het kwatrijn begint.We kunnen het laten uiteenvallen in waar en schijnlijk.
Het waar keert terug in de vierde regel van het kwatrijn. Het schijnlijk is een
lichaam (regel 4) dat dood lijkt, maar het niet echt is.
Na de dood van de geliefde te
hebben aangekondigd, keert de dichter terug naar zijn leven. Hij heeft ooit een
schuld op zich geladen en die moet hij nu inlossen. Zijn opdracht bestaat erin
de dode geliefde opnieuw aan het leven te schenken. Hoe kan hij dat doen? Als
dichter doet hij haar terug ontstaan in zijn gedichten. Hij kreeg daartoe de
elementen mee. De regen uit de vorige strofe die verwijst naar de inspiratie en
de gave van het woord.
Voor de zin de stenen dorsten naar verzadiging heb
ik niet direct een verklaring. Mogelijk zijn de stenen de neutrale woorden die
hevig verlangen om tot een gedicht te worden.
In de laatste strofe heeft de
dichter zijn doel bereikt. De dode geliefde heeft nu gemeenschap met de hele
natuur. Door de dingen uit de natuur op haar te betrekken, ontstaan de
gedichten die haar opnieuw een plaats in het leven geven.
En let even op de woorden of ik het ben. Hij kan natuurlijk geen
reële omgang met haar hebben. Het is alsof hij zich met die woorden zelf niet
serieus neemt, het lijkt wel een kwinkslag. Maar je kunt het ook wel ernstig
lezen. In elk ding waarmee de geliefde omgang heeft, is de dichter aanwezig.
De dichter heeft ten slotte
vrede met God (hij lost zijn schuld in, doet boete met zijn gedicht) en met de
mensen (die zijn verzen aanvaarden).
Ik laat me bij mijn lectuur
vaak door het toeval leiden. Toen ik dit boek in een tweedehandswinkel zag
staan, kwam de auteur me niet onbekend voor, hoewel ik niet kon zeggen waar ik haar
naam ooit was tegengekomen. Ik was ook aangenaam verrast toen ik zag dat er een
opdracht in stond, en dan nog wel in het Nederlands. De prijs van het boek was
zo belachelijk laag, dat het vanuit de winkel naar mijn verzameling is
verhuisd. Wie wat meer over de schrijfster wil vernemen, kan terecht op haar
website www.nicoleverschoore.be.
De genoemde roman is haar
debuut uit 1994. Een laat debuut, aangezien de auteur in 1939 in Gent geboren
is.
Het verhaal wordt verteld
door Arlette, het hoofdpersonage. Ze brengt haar vakantie thuis door, in het
centrum van Brussel. Uit angst door eenzaamheid te worden overvallen, heeft ze
zich aan het schrijven gezet. Ze verdiept zich in de papieren van haar vader
die zelf de cahiers intimes van de vroegere burgemeester van Brussel, Charles
Buls, had onderzocht. Haar vrije tijd brengt ze door op concerten in het Palais
des Beaux Arts, het huidige Bozar. Daar ontmoet ze een Italiaanse man,
Francesco. De roman laat ons de ontwikkeling van hun relatie zien. Die verloopt
heel traag en aarzelend. Het betreft twee mensen van middelbare leeftijd.
Hoewel we hun leeftijd niet kennen, weten we dat de vader van de ik-persoon
lange tijd aan alzheimer heeft geleden en dat Francisco een volwassen zoon
heeft. Veel meer weten we niet over hen. We vragen ons dan ook af waarom de
personages zo aarzelend en zo kwetsbaar zijn. Beiden hebben het heel moeilijk
om concrete stappen te zetten. Ze zijn zo voorzichtig dat er misverstanden
ontstaan. Ten slotte vinden ze elkaar toch.
Het is een heel gevoelige en
fijnzinnige roman.
Enkele mooie passages:
Ne trouvez-vous pas, lui demandai-je à lentracte, que notre
civilisation a peu de mémoire ? Presque tout ce que savaient mes parents est
oublié quelques générations plus tard. Comparez cet état de choses à la
longévité des traditions orales. La tra&nsmission séculaire des tribus
primitives est mieux défendue que la nôtre.
Je remarquai une fois de plus quen vieillissant je nétais pas devenue
moins fragile.
Over muziek:
Je me trouvais dans cette état dextrême sensibilité que provoque chez
moi lexpérience de la musique nouvelle. Ce nest pas vraiment de lémotion. Pour
moi, la nouveauté du son régénère loreille, les sens et la sensibilité. Jai
des nouvelles oreilles, et une autre tête.... On est un être différent après
lexpérience.
Een wijsheid van haar
grootmoeder:
Elégance de maintien provoque
élégance de coeur.
Die laatste zin herinnert me
aan Jaap Kruithof die in de jaren zeventig een vol auditorium eerstejaars erop
wees dat ze hun houding moesten verzorgen. Niet hun kleren of hun haarsnit, wel
hun houding, hun manier van lopen. Hiermee beoogde jij niet zozeer elegantie,
dan wel waardigheid en zelfverzekerdheid.
Deze korte roman vertelt het verhaal van Catherine Sloper, de dochter van een welstellende dokter-weduwnaar in New York. Ze is erg gehecht aan haar vader die haar op zijn beurt zeer genegen is haar met veel ironie behandelt. Dat verandert als zijn dochter verliefd wordt op een jongeman, een nietsnut die het op haar fortuin voorzien heeft. De vader doorziet de aanbidder al vlug en verbiedt zijn dochter met hem te trouwen. Dat leidt tot spanningen tussen vader en dochter. Het huwelijk gaat ten slotte niet door, omdat de jongeman zich realiseerde dat hij bij een huwelijk in ieder geval toch naast het geld zou grijpen. Na de dood van de vader, twintig jaar later, onderneemt de aanbidder nog een poging tot toenadering maar hij wordt afgewezen.
Een pretentieloos verhaal, maar vooral de gesprekken tussen de verschillende personages, met hun gevatte replieken, zijn het lezen waard.
Een bescheiden aanzet om deze blog opnieuw op te starten. Ik hoop voldoende tijd te vinden om er geregeld iets op te plaatsen. Een van de redenen dat ik er opnieuw mee begin is om het schrijven niet af te leren. Beroepshalve heb ik dertig jaar lang vertaald. Ik houd te veel van het Nederlands, om het gebruik van mijn moedertaal teloor te zien gaan.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey