In 1190 werden joden voor het eerst uit een Engelse stad verbannen. In de dertiende eeuw zouden nog veel steden dat voorbeeld volgen.
In 1274 veroordeelde paus Gregorius X woeker als een zonde. De toenmalige koning van Engeland, Edward I, trad onmiddellijk in actie. Hij startte een onderzoek bij de Florentijnse bankiers en vervolgens bij de joden. 200 jaar lang hadden de joodse bankiers in de gunst bij de Kroon gestaan, omdat ze de koninklijke koffers vulden. Maar door het verbod op het maken van winst en het betalen van hoge belastingen waren veel joden verarmd. Ze werden dus minder interessant. Er werd nog een poging ondernomen om van de joden in plaats van bankiers en koopmannen gewone arbeiders te maken. Dat plan mislukte echter. De volgende stap bestond erin de joden een kenteken te laten dragen:
And that each Jew after he shall be seven years old, shall wear a badge on his outer garment that is to say in the form of two tables joined of yellow fait of the length of six inches and of the breadth of three inches.
Ten slotte vaardigde Edward I op 18 juli 1290 een decreet uitdat alle joden verplichtte om tegen 1 november het land te verlaten. Wie dat niet deed kon terechtgesteld worden. De joden vertrokken vooral naar Frankrijk, maar ook naar Spanje en de Nederlanden. Engeland had de spits afgebeten. Zestien jaar later zouden de joden uit Frankrijk verbannen worden en 200 jaar later uit Spanje door Ferdinand en Isabella.
Het zou 350 jaar duren voordat de joden mochten terugkeren, dus nadat Shakespeare en Marlowe hun toneelstukken schreven. Hun werken spelen dan ook niet in Engeland, maar in Venetië en Malta. Joden werden in hun tijd nog altijd aangezien als slecht. Waarschijnlijk zullen beide schrijvers nooit een jood ontmoet hebben.
Marlowe werd geboren in hetzelfde jaar als Shakespeare, in 1564. Hij schreef dit werk vroeger dan Shakespeare zijn Koopman van Venetië. De taal van Marlowe is veel eenvoudiger. In zijn stuk zit ook meer vaart en het is levendig geschreven. Er treden ook meer onderwereldfiguren in op en het lijkt volkser dan wat Shakespeare schrijft.
Het verhaal speelt op Malta dat wordt geregeerd door de gouverneur Ferneze. Er komt een delegatie Turken op bezoek die de betaling eisen van een tien jaar oude schatting. Ferneze beslist om de joden van het eiland daarvoor te laten opdraaien. Onder hen ook Barabas, de rijkste jood. De joden moeten de helft van hun bezit afstaan. Als Barabas tegenpruttelt, wordt zijn hele bezit aangeslagen. Ook zijn huis, waar men een nonnenklooster zal van maken. In dat huis heeft hij nog geld en juwelen verborgen. Daarom wil hij dat zijn dochter zich zogezegd bekeert en intreedt bij de nonnen. Op die manier hoopt hij dat deel van zijn bezit te recupereren.
In een monoloog verdedigt Barabas het vergaren van rijkdom door de joden en spot hij met de christenen die geen winst mogen maken.
Thus trowls (binnenstromen) our fortune in by land and sea,
And thus are we on every side enrichd.
These are the blessings promisd to the Jews,
And herein was old Abrams happiness:
What more may heaven do for earthly man
Than thus to pour out plenty in their laps,
Ripping the bowels of the earth for them,
Making the sea their servant, and the winds
To drive their substance with successful blasts ?
Who hateth me but for my happiness ?
Or who is honourd now but for his wealth ?
Rather had I, a Jew, be hated thus,
Than pitied in a Christian poverty;
For I can see no fruits in all their faith,
But malice, falsehood, and excessive pride,
Which methinks fits not their profession.
Als Ferneze de joden bijeenroept om hun geld te vragen, houdt de sluwe Barabas zich van de domme. Hij begrijpt zogezegd dat ze oorlog gaan voeren tegen de Turken.
Ferneze: And therefore are we to request your aid.
Barabas: Alas, my Lord, we are no soldiers !
Ans wahts our aid against so great a prince ?
First knight: Tut, Jew, we know thou art no soldier:
Thou art a merchant and a moneyd man,
And tis they money, Barabas, we seek.
Als Barabas vaststelt dat er geen weg terug is, en hij alles kwijt raakt, zegt hij:
Will you, then steal my goods ?
Is theft the ground of your religion ?
Hij mag op Malta blijven wonen:
Ferneze: But here in Malta, where thou gottst they wealth,
Live still, and, if thou, canst, get more.
Barabas: Christians, what or how can I multiply ?
Of naught is nothing made
Barabas vervloekt de christenen die hem bestolen hebben
Ay, policy! Thats their profession,
And not simplicity, as they suggest.
The plagues of Egypt, and the curse of heaven,
Earths barrenness, and all mens hatred,
Inflict upon them, thou great Primus Motor!
And here upon my knees, striking the earth,
I ban their souls to everlasting pains,
And extreme tortures of the fiery deep,
That thus have dealt with me in my distress.
Een staaltje van zijn hoogmoed:
See the simplicity of these base slaves,
Who, for the villains have no wit themselves,
Think me to be a senseless lump of clay,
That will with every water wash to dirt!
No, barabas is born to better chance,
And framd of finer mould than common men,
That measure naught but by the present time.
A reaching thought will search his deepest wits,
And cast with cunning for the time to come;
For evils are apt to happen every day.
Een nevenfiguur, Mathias, a gentleman, ziet met spijt in het hart hoe Abigail, Barabas dochter in het klooster gaat:
Whos this ? Fair Abigail, the rich Jews daughter,
Become a nun! Her fathers sudden fall
Has humbled her, and brought her down to this.
Tut, she were fitter for a tale of love,
Than to be tired out with orisons;
And better would she far become a bed,
Embraced in a friendly lovers arms,
Than rise at midnight to a solemn mass.
In het tweede bedrijf heeft Barabas via Abigail zijn verborgen schat in handen gekregen. Intussen is op Malta de vice-admiraal van Spanje aangekomen. Hij had een zeegevecht tegen de Turken gewonnen en wil nu op Malta de gevangen zeelieden als slaven verkopen.
Go, officers, and set them straight in show.
Hij is bereid de hulp van Spanje in te roepen om de Turken te verslaan. Ferneze benoemt hem tot generaal van Malta en in plaats van de Turken te betalen:
Well send thee bullets wrapt in smoke and fire.
Honour is bought with blood, and not with gold.
Barabas is opnieuw rijk:
In spite of these swine-eating Christians,
(Unchosen nation, never circumcisd,
such as, poor villains, were neer thought upon
till Titus and Vespasian conquerd us)
am I become as wealthy as I was.
They hopd my daughter would ha been a nun;
But she s at home, and I have bought a house
As great and fair as is the governors
Lodowick, de zoon van de gouverneur, wil zijn kans wagen bij Abigail, maar Barabas beraamt een plannetje:
Now will I show myself to have more of the serpent than the dove, that is, more knave than fool.
Barabas koopt op de markt de slaaf Ithamore en geeft hem direct goede raad.
And I will teach thee that shall stick by thee.
First, be thou void of these affections:
Compassion, love, vain hope, and heartless fear;
Be movd at nothing, see thou pity none,
But to thyself smile when the Christians moan.
Barabas vraagt de Turkse slaaf hoe hij zoal zijn tijd heeft doorgebracht en die lijkt ook geen doetje te zijn geweest:
Faith, master.
In setting Christian villages on fire,
Chaining of eunuchs, binding galley slaves.
One time I was an hostler in an inn,
And in the night time secretly would I steal
To travellers chambers, and there cut their throats.
Once at Jerusalem, where the pilgrims kneeld,
I strewed powder on the marble stones,
And therewithal their knees would rankle so,
That I have laughd a-good to see the cripples
Go limping home to Christendom on stilts.
In het verdere verloop van het stuk gebeurt nog heel wat. Barabas zal verschillende tegenstanders vermoorden, onder wie zijn dochter. Door verraad schopt hij het zelfs tot gouverneur van Malta. Maar ten slotte komt hij om het leven in een valstrik die hij voor iemand anders had gespannen.
Kafka schreef zijn Brief an den Vater in november 1919, toen hij 36 jaar was, of vijf jaar voor zijn dood. In de zomer van 1919 had hij zich verloofd met Julie Wohryzek. Het onbeschofte en beledigende antwoord van zijn vader op dat nieuws vormde waarschijnlijk de aanleiding voor het schrijven van die (lange) brief. Kafka haalt het incident aan in zijn brief.
Du sagtest zu mir etwa: Sie hat wahrscheinlich irgendeine ausgesuchte Bluse angezogen, wie das die Prager Jüdinnen verstehn, und daraufhin hast Du Dich natürlich entschlossen, sie zu heiraten. Und zwar möglichst rasch, in einer Woche, morgen, heute. Ich begreife Dich nicht, Du bist doch ein erwachsener Mensch, bist in der Stadt, und weißt Dir keinen anderen Rat, als gleich eine Beliebige zu heiraten. Gibt es da keine anderen Möglichkeiten ? Wenn Du Dich davor fürchtest, werde ich selbst mit Dir hingehn.
Wat zijn vader hier zegt, is dus niet minder dan dat hij zijn zoon wel naar een bordeel wil begeleiden als hij dat alleen niet durft.
De brief is 70 bladzijden lang. Van begin tot eind maakt Kafka erin het proces van zijn vader. Van in zijn jonge jaren tot op het moment van zijn huwelijksaanzoek. Met dat huwelijk zou het niets worden. Kafka leerde in die tijd ook Milena kennen met wie hij een verhouding begon. Zijn relatie met Julie liep langzaam af. In zijn correspondentie met Milena heeft hij het enkele keren over deze brief. Zo op 21.6.1920:
Wenn Du einmal wissen wilst wie es früher mit mir war, schicke ich Dir von Prag den Riesenbrief, den ich vor etwa ½ Jahr meinem Vater geschrieben aber noch nicht gegeben habe.
Zijn vader zal de brief nooit te lezen krijgen, want hij werd achtergehouden door Kafkas moeder. In juli schreef hij weer aan Milena:
Morgen schicke ich Dir den Vater-Brief in die Wohnung, heb ihn bitte gut auf, ich könnte ihn vielleicht doch einmal dem Vater geben wollen. Laß ihn womöglich niemand lesen. Und verstehe beim Lesen alle advokatischen Kniffe, es ist ein Advokatenbrief.
In augustus heeft hij het een laatste maal over de brief:
Eine gute Voraussetzung wäre es auch wenn Du meinen (im übrigen schlechten, unnötigen) Vaterbrief kennen würdest.
Hierin neemt hij al een beetje afstand van zijn brief. Hij vindt hem niet goed (geschreven) en overbodig. Misschien heeft het schrijven van de brief louterend gewerkt, heeft hij zijn frustraties van zich kunnen afschrijven. Misschien ook werd hij overbodig door zijn jonge relatie met Milena. Wat hij zijn vader vooral verwijt is zijn onbegrip. Hij bestierde het huishouden en het leven van zijn kinderen als een tiran. In Deinem Lehnstuhl regiertest Du die Welt.
Aan de andere kant maakt Kafka ook zijn eigen proces, in de zin dat hij zich nooit heeft kunnen ontworstelen aan de invloed van zijn vader.
In de brief komen hier en daar ook positieve punten naar voren, maar die worden dan dadelijk weer tenietgedaan. De kracht van zijn vader bijvoorbeeld was al voldoende dat het kind zich minderwaardig voelde.
Ich war ja schon niedergedrückt durch Deine bloße Körperlichkeit. Ich erinnere mich zum Beispiel daran, wie wir uns öfters zusammen in einer Kabine auszogen. Ich mager, schwach, schmal, Du stark, groß, breit. Schon in der Kabine kam ich mir jämmerlich vor, und zwar nicht nur vor Dir, sondern vor der ganzen Welt, denn Du warst für mich das Maß aller Dinge. Traten wir dann aber aus der Kabine vor die Leute hinaus, ich an Deiner Hand, ein kleines Gerippe, unsicher, bloßfüßig auf den Planken, in Angst vor dem Wasser, unfähig Deine Schwimmbewegungen nachzumachen, die Du mir in guter Absicht, aber tatsächlich zu meiner tiefen Beschämung immerfort vormachtest, dann war ich sehr verzweifelt, und alle meine schlimmen Erfahrungen auf allen Gebieten stimmten in solchen Augenblicken großartig zusammen.
Als de kinderen dan al iets positiefs hadden te vertellen thuis, was de reactie van de vader meestal als volgt:
Man mußte nur über irgendeine Sache glücklich sein, von ihr erfüllt sein, nach Hause kommen und es aussprechen, und die Antwort war ein ironisches Seufzen, ein Kopfschütteln, ein Fingerklopfen auf den Tisch: Hab auch schon etwas Schöneres gesehn oder Mir gesagt Deine Sorgen oder Ich hab keinen so geruhten Kopf oder Kauf Dir was dafür oder Auch ein Ereignis!.
Ook voor het schrijven van zijn zoon had hij geen interesse.
Richtiger trafst Du mit Deiner Abneigung gegen mein Schreiben und was, Dir unbekannt, damit zusammenhing. Hier war ich tätsachlich ein Stück selbständig von Dir weggekommen, wenn es auch ein weinig an den Wurm erinnerte, der, hinten von einem Fuß niedergetreten, sich mit dem Vorderteil losreißt und zur Seite schleppt. ... Meine Eitelkeit, mein Ehrgeiz litten zwar unter Deiner für uns berühmt gewordenen Begrüßung meiner Bücher: Legs auf den Nachttisch !...
Kafka had oorspronkelijk de bedoeling met deze brief een poging tot verzoening met zijn vader te ondernemen. Maar al schrijvend is er waarschijnlijk zoveel naar boven gekomen en is hij ook in de ban van het schrijven geraakt, dat de brief zijn doel voorbijgeschoten is. De brief eindigt dan ook als volgt:
meiner Meinung nach (ist) doch etwas der Wahrheit so sehr Angenähertes erreicht, daß es uns beide ein weinig beruhigen und Leben und Sterben leichter machen kann.
Shakespeare: The Merchant of Venice (eerste bedrijf)
Shakespeare: The Merchant of Venice (eerste bedrijf)
Het eerste toneel van dit bedrijf telt 186 regels. Het heeft me enkele uren gekost om het te lezen, te herlezen en te begrijpen. Is het die moeite waard ? Ik denk het wel. Het geeft voldoening en na zon grondige lezing blijft het stuk langer hangen. Maar dat is dan weer een uitnodiging om het later te herlezen, waardoor ik er nog meer tijd in steek.
Het eerste toneel speelt in Venetië en het opent met Antonio, de koopman van Venetië, die zich tegenover zijn vrienden beklaagt dat hij zo neerslachtig is en niet weet hoe dat komt:
In sooth I know not why I am so sad,
It wearies me, you say it wearies you;
But how I caught it, found it, or came by it,
What stuff tis made of, whereof it is born,
I am to learn:
And such a want-wit sadness makes of me,
That I have much ado to know myself.
Later in het verhaal zullen we de reden kennen. Antonio zal afscheid moeten nemen van zijn vriend Bassanio en bovendien hangt er allerlei onheil boven zijn hoofd.
Zijn vrienden echter zeggen dat hij tobt over zijn schepen die met koopwaar onderweg zijn.
Believe me, sir, had I such venture forth,
The better part of my affections would
Be with my hopes abroad. I should be still
Plucking the grass to know were sits the win,
Piring in maps for ports and piers and roads:
And every object that might make me fear
Misfortune to my ventures, out of doubt,
Would make me sad.
Antonio weerlegt dat echter en zegt ook dat hij niet verliefd is. Als Gratiano, een andere vriend hem op zijn neerslachtigheid wijst, antwoordt Antonio:
I hold the world but as the world, Gratiano-
A stage, where every man must play a part,
And mine a sad one.
Bassanio, zijn beste vriend, doet zijn beklag. Hij heeft op te grote voet geleefd en zit in de schulden, onder andere bij Antonio:
To you, Antonio,
I owe the most in money and in love.
Hij heeft opnieuw geld nodig om Portia te veroveren. Deze dame uit Belmont is een fel begeerde bruid die veel aanbidders over de vloer krijgt, maar niet een voldoet aan de eisen. Antonio is bereid borg te staan voor geld dat Bassanio in Venetië kan loskrijgen, want momenteel is al zijn geld in handelswaren geïnvesteerd.
Het tweede toneel brengt ons bij Portia en haar kamenier Nerissa in Belmont. Ook zij is treurig gestemd:
My little body is aweary of this great world.
Ze krijgt goede raad van Nerissa die zegt dat Portia haar woorden beter zou opvolgen dan ze te prijzen. Waarop Portia antwoordt:
If to do were as easy as to know what were good to do, chapels had been churches, and poor mens cottages princes palaces I can easier teach twenty what were good to be done, than be one of the twenty to follow mine own teaching The brain may devise laws for the blood, but a hot temper leaps oer a cold decree.
Het probleem is dat Portia niet zelf haar man kan kiezen. Haar vader had bij zijn dood drie kistjes van lood, zilver en goud laten maken. Wie de juiste keuze maakt, mag met Portia trouwen. Tot nu toe zijn er al veel vrijers gepasseerd, maar blijkbaar niet de juiste. Portia herinnert zich wel een bezoek van Bassanio die bij haar in de smaak viel.
In het derde toneel zijn we opnieuw in Venetië met een van de hoofdpersonen, de jood Shylock. Deze wil Bassanio het geld bezorgen, als Antonio borg wil staan. In Shakespeares tijd waren joden niet graag gezien. Wettelijk gezien mochten ze zelfs niet in Engeland leven. Joden werd vooral verweten dat ze woekeraars waren en dat ze de moordenaars van Christus waren. Als Shylock Antonio voor het eerst ziet is zijn reactie:
Wat lijkt hij een deemoedig tollenaar!
Ik haat hem, omdat hij een Christen is;
Maar meer nog omdat hij, onnozele dwaas,
Gratis geld leent en zo de rentevoet
Bij ons hier in Venetië doet dalen.
Als t mij eens lukt, hem in mijn macht te krijgen,
Vier ik mijn oude wrok flink op hem bot.
Hij haat ons heilig volk en vloekt, juist daar,
Waar alle kooplui plegen saam te komen,
Op mij, mijn zaken en mijn eerlijke winst,
En noemt die woeker. n Vloek over mijn stam,
Als ik het hem vergeef.
(overgenomen uit de door Buddingh bewerkte vertaling van Burgersdijk, uitgeven bij Bruna).
De heren komen tot een overeenkomst. Shylock zegt uit vriendschap te handelen en als bewijs daarvan zal hij geen rente aanrekenen. Maar wat hij voorstelt is ook niet min:
Deze roman speelt in de jaren 1830, trouwens de jaren waarin Stendhal deze roman schreef. In 1830 had de julirevolutie plaats en werd Louis-Philippe de (laatste) koning der Fransen. Hij stond aan het hoofd van een gematigde regering en kreeg geregeld af te rekenen met opstanden, zowel van republikeinen als van aanhangers van de afgezette Karel X.
Lucien Leuwen is de twintigjarige zoon van een rijke Parijse bankier. Omdat hij niets om handen heeft, besluit hij om onderluitenant te worden bij de 27e lansiers, in het leger van de regerende vorst. Hij is erop gebrand om echt aan de strijd te kunnen deelnemen, maar dat valt tegen. Hij vertrekt met zijn regiment naar Nancy, tegen de Duitse grens. In dat provincienest valt niets te beleven. Lucien verveelt er zich. Ondanks het feit dat hij een lage rang bekleedt en als bankierszoon maar een bourgeois is, kan hij zich door toedoen van de arts Du Poirier laten introduceren in de hogere, nobele kringen van het stadje. Die edelen werden van hun aanzien beroofd bij de troonsbestijging van Louis-Philippe. Ze hebben heimwee naar de tijd van Karel X, toen zij en de clerus het voor het zeggen hadden. Lucien Leuwen is echter geen légitimiste zoals zij, maar eerder een man van het juste milieu (aanhangers van Louis- Philippe) die er bovendien van verdacht wordt republikeinse ideeën te koesteren.
Het soldatenleven is saai. sOchtends zijn er oefeningen en de rest van de dag brengen de officieren door met cafébezoek. Lucien brengt zijn tijd door in de salons, wat de afgunst opwekt van zijn officieren, die daar geen toegang hebben. Luciens leven wordt wat boeiender als hij kennismaakt met de jonge weduwe Madame de Chasteller. De twee worden verliefd op elkaar. Lucien gedraagt zich echter meer als een verliefde puber en Bathilde Chasteller ontbreekt het aan durf. Meer dan 100 bladzijden lang beschrijft Stendhal hun twijfelen en talmen. Een hele psychologie van de liefde en de hinderpalen die haar in de weg staan.
De edele heren die vrezen dat Lucien met de mooiste en rijkste vrouw aan de haal zal gaan, bedenken een middel om hem weg te krijgen. Eerst wordt er aan een duel gedacht. De arts Du Poirier, een spion van de afgezette koning Karel X, voorkomt het echter en bedenkt een andere list. Hij laat Lucien in de waan dat Bathilde, die ziek van liefde is, bevallen is van een kind van een andere minnaar. Lucien heeft het bedrog niet door. Hij dient zijn ontslag in bij het leger en vertrekt naar zijn ouders in Parijs.
Hier eindigt het eerste deel. Er wacht me nog een tweede deel van 600 blz. Toch zie ik er met plezier naar uit. Bij Stendhal heb ik altijd het gevoel dat hij graag schrijft, en dat maakt het voor de lezer ook aangenaam. Verder is het historisch kader interessant en zit er in de roman veel humor en ironie. Hier en daar schemeren ook de politieke ideeën van de schrijver door. Hij was niet direct een voorstander van de democratie, bijvoorbeeld zoals die in Amerika gangbaar was, en was nogal elitair. Dat mag blijken uit het motto vooraan in de roman. Hij wordt opgedragen To the happy few waarna de volgende tekst van Lord Byron volgt:
Il y avait une fois une famille à Paris, qui avait été préservée des idées vulgaires par son chef, lequel avait beaucoup desprit et de plus savait vouloir.
De clerus moet er af en toe ook aan geloven :
Un jour que la marquise riait trop haut depuis dix minutes avec ses voisins, un prêtre sapprocha et voulut hasarder des représentations.
-Il me semblerait, madame la marquise, que la maison de Dieu
-Est-ce à moi, par hasard, que sadresse ce madame ? Je vous trouve plaisant, mon petit abbé !. Votre office est de sauver nos âmes, et vous êtes tous si éloquents, que, si nous ne venions pas chez vous par principe, vous nauriez pas un chat. Vous pouvez parler tant quil vous plaira dans votre chaire ; mais souvenez-vous que votre devoir est de répondre quand je vous interroge ; monsieur votre père, qui était laquais de ma belle-mère, aurait dû mieux vous instruire.
Over de bekrompenheid bij de hogere kringen :
Mais cet héroique marquis avait des inconvénients: il nentendait jamais nommer Louis-Philippe sans lancer dune voix singulière et glapissante ce simple mot: voleur. Cétait là son trait desprit, qui, à chaque fois, faisait rire à gorge déployée la plupart des nobles dames de Nancy, et cela dix fois dans une soirée. Lucien fut choqué de léternelle répétition et de léternelle gaieté.
Als Du Poirier de edelen wil afbrengen van hun idee om een duel met Lucien aan te gaan, schrijft Stendhal :
Rien de plus impolitique quune querelle entre son corps de noblesse et un régiment.
Du Poirier répéta cette vérité si souvent et avec tant de termes différents quelle finit par pénétrer dans ces têtes peu habituées à comprendre le nouveau.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey