VETO, onafhankelijk weekblad van de Leuvense studenten (KU-Leuven), jg. 40 nr. 04, 2013, p. 15. Oplage 10.000 ex. http://www.veto.be/pdf/jg40/veto4004.pdf
De maatregel van de Vlaamse regering om voor professoren een algemene taaltest in te voeren met betrekking tot hun kennis van het Engels lokte heel wat reacties uit. Ik kan de opvatting van fysicaprofessor Frederik Denef dat deze maatregel geïnspireerd zou zijn door een bekrompen vorm van Vlaams nationalisme, met nauwelijks verborgen vijandigheid tegen de academische wereld (sic) evenwel niet delen.
Professor Denef ziet hier m.i. een belangrijk aspect over het hoofd namelijk, de taal als machtsmiddel voor de uitbreiding van een bepaalde invoedsfeer. Op het eerste gezicht lijken maatregelen omwille van een taal vreemd. Toch is dit niet ongewoon. Na de Belgische revolutie (1830-32) was in ons land het gebruik van het Nederlands - onze moedertaal - zelfs vele decennia verboden en gesanctionneerd ten voordele van het Frans. Soortgelijke situaties deden en doen zich nog voor in verschillende landen. Vandaag is er bij ons sprake van maatregelen omwille van het Engels.
Heel de geschiedenis door werd om talen en culturen gestreden. Tijdens het Hellenisme (4e eeuw v. Chr.) tot de val van het Romeinse keizerrijk (4e eeuw na Chr.) was het Grieks koinè de belangrijkste voertaal rond de Middellandse Zee. Na de opkomst van het Christendom werd het Latijn de voornaamste taal in onderwijs en wetenschappen. Sedert de 18e eeuw kreeg het Frans de bovenhand. Tijdens de eerste helft van de 20e eeuw kwam het Duits even op, het Frans werd langzaam door het Engels verdrongen en na WO II werd het Frans en het Engels in de Verenigde Naties door verschillende landen aangevochten, waardoor in de VN voortaan zes officiële officiële werktalen geprivilegeerd werden (in alfabetische volgorde: het Arabisch, Chinees, Engels, Frans, Russisch en Spaans). Dit, ondanks de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarin alle talen en culturen als gelijkwaardig worden beschouwd.
Een taal is nu eenmaal een middel om dominantie in de wereld te verkrijgen. Men kan zich echter afvragen of het privilegeren van één bepaalde cultuur vandaag het Angelsaksich model humaan gezien wel redelijk is en eerlijk. Leert de ervaring ons niet dat het taalgebruik vaak bepaald wordt door politiek, economisch en militair overwicht?
De geschiedenis is dan ook vol van wederzijdse onderdrukking en genocide van taalgroepen en culturen. Ofschoon dit niet rijmt met onze humane idealen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid doen wij toch lustig mee met het imperialisme van grote mogendheden waarnaar wij ons slaafs en karakterloos plooien. Na de vrijage met het Frans geven wij ons vandaag schromeloos over aan de pretenties van de Anglo-Amerikaanse heerschappij.
Met het oog op een redelijke en harmonieuze oplossing van dit in wezen maatschappelijk vraagstuk werd door de UNESCO herhaaldelijk, met verschillende resoluties, een neutrale internationale taal ter overweging aanbevolen, met name het Esperanto, dat reeds meer dan honderd twintig jaren zijn nut bewijst, een uiterst snel te leren taal die reeds lang door de Verenigde Naties erkend is als volwaardige, levende taal en onderwezen wordt in heel wat scholen en universiteiten. Deze geniaal ontworpen hulptaal vond haar weg in alle takken van de samenleving, ook in de media (o.a. radio Peking, Vatikaan, Warschau, Havana, zie: http://novajhoj.weebly.com/ ) en is zelfs de moedertaal van een groeiend aantal kinderen met een andere, d.w.z. een universele blik op de samenleving. In ons land is van deze evolutie helaas niet veel te merken.
Hier geldt blijkbaar het slaafs devies Wiens brood men eet, diens taal men spreekt, uiteraard zolang de broodheer overeind blijft. Ondertussen worden zij die aan de eisten van de meester niet voldoen afgestraft.
Professor Jo Haazen
Prof. Faculteit voor Kunst (Staatsuniversiteit Sint-Petersburg
|