“Effe handig opgelijst: dit zijn de handigste tweede en derde talen volgens de Europeanen.”
(...)
“Maar kijk nu eens naar wat de Europeanen de beste derde taal vinden: Dan kiest 49 procent van de Belgen voor het Frans. Maar over het hele continent gezien is Duits is de meest populaire derde taal, met 17 procent. En de Britten? Die willen na Frans liefst Spaans leren. Over Esperanto geen woord.”
Hoeft het te verbazen?
Sedert zijn ontstaan in 1887 heeft het Esperanto te kampen met vooroordelen en ‘gratuite’ uitlatingen. Tot op vandaag wordt een negeer- (zelfs een desinformeer-) in plaats van een informeerbeleid gevoerd, zowel door de politiek, als door pers en media. Velen houden nog altijd vol dat Esperanto een kunstmatige, dus niet-volwaardige taal is, een taal zonder cultuur bovendien. Een blik op het internet volstaat om het tegendeel te bewijzen.
Het huidige, officiële Europese taalbeleid dat meertaligheid als norm stelt is 1/ ondemocratisch want voor velen niet haalbaar, zowel intellectueel als sociaal-economisch en 2/ lost het communicatieprobleem niet op in een unie met 23 officiële talen. In de realiteit geniet het Engels de officieuze status van lingua franca, wat eveneens ondemocratisch want discriminerend is, gezien de NESsy’s (native English speakers) hierdoor zo maar de status van eersterangsburgers toebedeeld krijgen. De non-NESsy’s leggen zich gewillig neer bij hun status van communicatief gehandicapte.
Wil men het Europees/mondiaal communicatieprobleem op een eerlijke, economische en efficiënte manier oplossen kan men niet naast een gemeenschappelijke, eenvoudige, neutrale, tweede (= g.e.n.t. )taal, zoals het Esperanto.
In haiku-vorm uitgedrukt: Engels is zilver, in veeltalig Europa. Esperanto: goud! Maar wat baten kaars en bril …
|