An inconvenient truth
Het officiële talenbeleid van de Europese Commissie, dat stelt dat iedere burger minimaal (!) twee vreemde talen moet leren, is ondemocratisch, asociaal en onrealistisch: het legt de taalkundige lat te hoog voor de modale burger. Dit blijkt in eigen land uit o.a. talloze vacatures die niet ingevuld raken omwille van een gebrekkige talenkennis (gebrek aan tweetalige agenten in Brussel, tekort aan onderwijzers die de tweede landstaal voldoende beheersen, enz.), de taalproblemen bij ongevallen, rampen, in ziekenhuizen, opvangtehuizen, gevangenissen, enz. Ondanks ons in binnen- en buitenland zo vaak geroemde taalonderricht! Bovendien lost het Europees talenbeleid het communicatieprobleem van de modale burger ten gevolge van de grote talenverscheidenheid in de Europese Unie niet op.
Daarom wil ik een alternatief beleid voorstellen dat democratisch, sociaal en realistisch is omdat het iedereen op een eenvoudige, eerlijke, economische en efficiënte manier de mogelijkheid tot contacten met anderstaligen, tot interculturele contacten en dus tot verruiming van de culturele horizon biedt.
Ik ga hiervoor uit van een vergelijking tussen de lichamelijk-motorische en de geestelijk-taalkundige ontwikkeling van het kind.
De lichamelijk-motorische ontwikkeling van het kind verloopt volgens natuurlijke stadia: kruipen - rechtstaan - stappen. Die stadia gaan telkens gepaard met een verruiming van het gezichtsveld en de leefwereld van het kind. Deze drie vormen een soort 'basispakket' voor iedereen. Op latere leeftijd gaat het kind zijn motoriek diversifiëren door recreatieve sport: joggen, fietsen, zwemmen, tennissen enz. Een aanrader voor iedereen. De meest gemotiveerden/getalenteerden sluiten aan bij een sportclub, waar ze zich in één bepaalde sport gaan specialiseren.
De geestelijk-taalkundige ontwikkeling van een kind zou een gelijkaardig patroon moeten volgen.
Voorstel voor een alternatief Europees talenbeleid.
1. Het kind kruipt.
In een eerste fase leert het kind een natuurlijke taal: zijn moedertaal, in vele gevallen het streekdialect of een gekuiste versie ervan: de tussentaal. Het is een informele taal die dient voor lokaal/regionaal gebruik: de thuis- en toogtaal. Beleeft momenteel een heropleving in de hedendaagse popmuziek.
2. Het kind richt zich op en gaat rechtstaan.
Zodra het kind naar school gaat, leert het de standaardtaal. Dit is geen zuiver natuurlijke, maar een kunstmatige, want gestandaardiseerde taal. Ze wordt immers in geen enkele regio gesproken. Het is de officiële, nationale taal. Ze dient voor formeel gebruik, b.v. voor het onderwijs, pers en media enz.. De standaardtaal is als het ware het Esperanto van de dialecten: ze kan ook dienst doen als interdialecttaal.
3. Het kind leert stappen.
In een volgende fase van zijn geestelijk-taalkundige ontwikkeling laten we het kind buiten de landsgrenzen kijken en komt het in contact met andere talen en culturen. Om zoveel mogelijk mensen die mogelijkheid te bieden moet dit via een eenvoudige taal gebeuren en om niemand het voorrecht van de eigen moedertaal te geven en zodoende positief te discrimineren, moet het een neutrale taal zijn: een Gemeenschappelijke, Eenvoudige, Neutrale, Tweede taal (= G.E.N.T.-taal), zoals b.v. het Esperanto.
Deze optie biedt talloze mogelijkheden tot interculturele contacten door middel van b.v. individuele en/of klassikale internetactiviteiten (reeds mogelijk na een zeer beperkt aantal lesuren!), door middel van uitwisselingen van klassen en/of leerkrachten uit de landen van de EU of zelfs daarbuiten. Klasuitwisseling via het Esperanto gebeurde trouwens reeds enkele jaren geleden in Oostende. De mogelijkheden tot culturele verrijking zijn legio. Mensen kunnen elkaar slechts begrijpen en leren waarderen als ze rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren: een noodzaak voor een warmere samenleving.
Terwijl een etnische taal een deur opent naar een (enkele) land(en) en een (enkele) cultu(u)r(en), en dit met een belangrijke investering van tijd, geld en energie, opent een G.E.N.T -taal een raam op de hele wereld, met slechts een minimale investering van tijd, geld en energie! Voor velen echter: een inconvenient truth!
Dit is het basispakket voor iedereen. Ik ben ervan overtuigd dat op deze manier de lat voor velen (ook uit het ASO!) al meer dan hoog genoeg ligt. Professor Decoo, hoogleraar in Antwerpen en Provo (VS) en auteur van onder meer de lesmethodes Eventail en Vocapuces, stelde: je moet als leerder zélf, op allerlei wijzen, en zoveel mogelijk, dagelijks met de taal bezig bezig bezig zijn. (De Standaard 20/03/2001 : Bezig, bezig, bezig zijn). Ik denk hierbij, wederom met alle respect, aan de leerlingen uit het technisch, beroeps- en sportonderwijs: zijn die niet veeleer op allerlei wijzen, en zoveel mogelijk, dagelijks met hun handen, fysiek bezig, bezig, bezig? Ligt er nu ook geen voorstel op tafel om de leerplicht in het beroepsonderwijs tot 16 jaar te herleiden? Wat met hun talenkennis? Het is m.a.w. reeds een utopie te verwachten dat iedereen de beide talen (standaard en g.e.n.t.) vlot kan beheersen. Dagelijks kan je in radio- en TV-interviews vaststellen dat zich vlot uitdrukken in een correcte taal niet voor iedereen weggelegd is, zelfs niet voor veel intellectuelen. Hoe veel te meer is het dan een utopie om te stellen dat iedere burger dat in minimum twee vreemde talen moet kunnen? Is dit niet eerder een, excusez le mot, idiotie? Andermaal: een inconvenient truth!
4. Motorische diversifiëring: het kind doet aan recreatieve sporten: voetballen, joggen, fietsen, zwemmen, tennissen, atletiek.
Vanaf het secundair onderwijs kan het taalaanbod gediversifieerd worden. De bedoeling is dat zoveel mogelijk kinderen een goede passieve kennis opdoen van zoveel mogelijk talen. Het aantal talen, welke verplicht en welke facultatief zijn en de intensiteit (aantal uren) van het aanbod, variëren in functie van het type middelbaar onderwijs: algemeen, technisch, beroeps- of sportonderwijs. Ik verwijs naar de studie van het Grieks en het Latijn, waar het ook aankomt op vertalen en begrijpen van teksten. Passieve taalkennis is nuttig om boeken/kranten te lezen, naar buitenlandse TV-zenders te kijken, om naar het buitenland te reizen. Een bijkomende troef van een plantaal in dit verband is haar propedeutische waarde (omwille van haar structurele eenvoud) voor het leren van vreemde talen, zoals o.a. professor Helmar Frank in 1982 in het Instituut voor Kybernetica te Paderborn aantoonde. Ook in andere universiteiten (ondermeer in Hongarije, Rusland) gebeurden analoge pedagogische experimenten.
5. Motorische specialisatie: het kind sluit aan bij een sportclub en doet aan competitie.
Wie interesse/behoefte heeft (b.v. ten gevolge van sociale of beroepsomstandigheden) en dus gemotiveerd is, moet de gelegenheid krijgen zich taalkundig te specialiseren, d.w.z.: een actieve kennis (spreek- en schrijfvaardigheid) van één of meerdere talen verwerven. Dit kan gerealiseerd worden b.v. door middel van het aanbieden van beurzen (b.v.:Erasmus) om in het buitenland te studeren/werken.
Persoonlijke bedenking.
Ik heb een vrij beroep en ben dit jaar 60 (°1947) geworden. Ik heb in mijn leven heel wat uren verschillende talen gestudeerd: Latijn, Grieks, Frans, Engels in het onderwijs en Duits, Spaans en Esperanto uit interesse. Ik heb niet, zoals sommigen, het geluk gehad een anderstalige ouder/grootouder te hebben. Ik heb, zoals zovelen, in mijn hele leven nooit de gelegenheid gehad spreekvaardigheid in een of andere taal op te kunnen doen, noch in het lokale dagelijks leven (ik woon niet dichtbij een taalgrens), noch via geregelde en langdurige verblijven in een anderstalig milieu of in het buitenland, wat een conditio sine qua non is (zie prof. Decoo). Ik heb een goede passieve kennis van verschillende talen, maar wat spreekvaardigheid betreft ben ik nooit veel verder geraakt dan, nogmaals met alle respect, wat Pfaff-Duits, Marchal-Frans en een beetje Vlengels (vertaald Nederlands). Hoe frustrerend! En ik ben zeker niet de enige!
Besluit.
Zoals het niet realistisch is van ieder kind een topsporter te maken, is het evenmin realistisch van ieder kind een polyglot te maken. Wil men dus zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid geven zonder communicatieproblemen op het grondgebied van de Europese Unie te reizen en te verblijven, moet men de lat lager leggen: van meertaligheid voor iedereen naar een gemeenschappelijke taal voor iedereen en van een etnische taal naar een plantaal.
De lat lager leggen voor een beter algemeen resultaat: het lijkt een contradictie maar het is het niet. Niemand wordt benadeeld, niemand wordt onrecht aangedaan: dit is een win-situatie voor iedereen! Een ware revolutie in de internationale communicatie, maar ook: een inconvenient truth.
Er zullen echter eerst nog heel wat elitaire onwil, hardnekkige apriorismen en heilige huisjes moeten geruimd worden om plaats te maken voor openheid van geest en gezond verstand. De natte vinger en de glazen bol zullen moeten ingewisseld worden voor objectief wetenschappelijk onderzoek. Een informeerbeleid in plaats van een negeerbeleid in verband met de mogelijkheden van een plantaal zou een eerste stap moeten zijn naar een niet-discriminerende oplossing voor het internationale communicatieprobleem. Dat zal heel wat politieke/journalistieke/academische moed vergen.
|