Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
02-04-2006
De Fe
Felix Timmermans 5 juli 1886 - 24 januari 1947.
(Foto door Nestor Gerard 1897 - 1996)
Felix Timmermans via het Internet
Hoe ik een Timmermans’ Fan ben geworden en bij het Genootschap en de Kring terecht ben gekomen is zoals bij velen van ons een verhaal appart. Misschien kan er een soort vervolgverhaal over geschreven worden want ik denk dat er geen enkel geval hetzelfde zal zijn en het een al specifieker dan het andere.
Mijn eerste boek van Timmermans, was de omnibus “Met Timmermans door Vlaanderenland” , met de verschillende verhalen er in, mooi om mee te beginnen.
Pallieter, Schoon Lier en Bij de Krabbekoker stonden ook redelijk vlug in de boekenkast en wat daarna volgde ging in een snel tempo verder.
Er waren ooit drie officiële organisaties die de Lierse schrijver hoog in hun vaandel droegen, helaas zijn ze alle drie gestopt en ontbonden, met name :
het Felix Timmermans Genootschap het Felix Timmermans Gesellschaft
deFelix Timmermans Kring
De Fé kreeg ondertussen in Lier zijn eigen plein en wel pal naast het belangrijkste plein van de stad, de Grote Markt. Straat- en pleinnamen worden uit zijn werken geplukt. Pallieter en Symforosa staan in het stadsbeeld te pronken en het Timmermanspad doorkruist Lierke Plezierke. Waarom zou Timmermans in het, zich vlug ontwikkelende, electronische tijdperk zijn plaats niet krijgen op het WWW. Het Genootschap beschikt nu al over een degelijke website met de meest elementaire info er op.
Dat er in het digitale tijdperk, op dat gebied, niet meer te vinden was motiveerde mij om eens te kijken hoe we op deze snelle en moderne manier de liefhebbers kon bereiken met de info die verzameld kon worden op één blog of web-site.
Het was op aandringen van een goede vriendin, die zelf ook reeds jaren actief is met een blog, een gemakkelijke manier om een soort web-site te maken, die mij er toe heeft aangezet om de info die er zoal te vinden is te bundelen tot een geheel.
Heel voorzichtig werd gestart met de bibliografie en een korte biografie van de Fé te plaatsen op het blog, dit onder de eenvoudige maar veel zeggende titel : “Timmermans Fan”
Het nodige startmateriaal kon ik zonder moeite vinden in de verschillende jaarboeken van het genootschap en het Gesellschaft, maar erg nieuw en baanbrekend was deze info uiteindelijk niet. Het is dan ook meer dan verwonderlijk wat men mits enig zoekwerk zoal kan vinden op het internet. De befaamde zoekmachiene, Google, werd in gang gezet en het gevolg liet zich al raden. De vele uren voor het scherm zijn ondertussen niet meer te tellen, maar ik kan jullie verzekeren dat het uiteindelijk de moeite waard is.
Verslagen, boekbesprekingen, samenvattingen, teveel op ze allemaal op te noemen komen via de downloads?? gemakkelijk op het scherm terecht en mits een weinig aanpassing en schikking in een degelijke vorm op het blog.
De reacties bleven niet uit, en lezers van het blog waren er van overtuigd dat de maker hiervan wel een “specialist” moest zijn, met als gevolg dat de eerste vragen om te helpen via de electronische briefwisseling (E-mail) binnen kwamen. Hier begon een andere wending in het geheel. Opzoeken wat de lezers wilde weten was geen gemakkelijke opdracht en ik kon (gelukkig maar) al gauw de echte Timmermans’ kenners raadplegen. Deze kenners zoals Gaston Durnez, Etienne De Smedt, Fons De Roeck, Gommaar Timmermans om er maar enkele te noemen, zijn er ieder op hun vlak steeds in geslaagd om mij de helpende hand (brief, nota of telefoon) toe te steken.
Enkele reacties via het gastenboek :
Titel: Stadsgids van Lier.
He ... hartelijk bedankt voor je knappe website.
Ik ben stadsgids van Lier (nog maar pas) en zocht wat info op ivm de verhalen van Timmermans om mijn gidsbeurten te kleuren en dat zal nu wel lukken ...
Bedankt he,
Geachte,
Ik werk in de animatieploeg van rusthuis Dijlehof, hartje Leuven. Wij lezen regelmatig voor uit het werk van Timmermans en dat valt ongelooflijk goed in de smaak! Mijn vraag is of leden van jullie kring voordrachten geven over de auteur en zijn werk.De bewoners zouden daar zeker van genieten. Eén van onze bewoonsters is nog goed bevriend geweest met Lia en Clara Timmermans( ze zaten op dezelfde school in Antwerpen!).
Ik wacht op een positief antwoord en groet jullie vriendelijk,
Clara Schurmans - Rusthuis Dijlehof - Minderbroedersstr 9b 3000 Leuven
Mijnheer,
Prachtige site voor een groot Vlaams schrijver.Heb de bewondering en waardering van de schrijver als mens doorgekregen van ,mijn helaas vroeg overleven vader ,die steeds is blijven geloven in de vlaamse toekomst en waar ik nog steeds in geloof.Ben in het bezit van ( volgens informatie) een borstbeeld van Timmermans gemaakt door A.Moortgat.Daar zouden maar 7 exemplaren van bestaan .Kan je mij hierover meer informatie geven?Dit borstbeeld kocht mijn vader in de jaren 1950.Ben eveneens in het bezit van practisch al zijn vroege werken. Hartelijk dank voor de informatie die je mij misschien kan geven.
Awel Mon,
dat laatste artikel, de wandeling, prachtig gedaan, daar kunnen veel mensen van genieten en niet alleen de echte Lierenaars maar ook vele die uw Blog bekijken kunnen merken dat ons begijnhof de moeite waard is om eens te komen bezoeken. Doe zo verder en uw blog geraakt bekend over heeeeeel ons land. Prachtig!!
Wat mij de dag van vandaag meer en meer verwonderd is dat er toch wel aardig wat liefhebbers van de Fé zijn die dagdagelijks de website (blog) bezoeken. Via de statistieken van het blog kan ik goed volgen hoe de interesse verloopt.
Zo waren er in de maand december 2013 maar liefst 1755 verschillende bezoekers en zoals de jaar-grafiek het laat zien blijft de variatie toch welmooi om te volgen.
Als het zou kloppen dat de gemiddelde ouderdom van de Timmermans’ liefhebbers aan de hoge kant ligt, dan kan men uit de gegevens toch twee mogelijkheden naar voor brengen.
Ofwel zijn er nog steeds jongeren die via het internet met de info over Felix Timmermans zich kunnen vinden of anders is het toch wel mogelijk dat meer en meer senioren zich bezig houden met het surfen en zoeken naar informatie. Spijtig genoeg kan ik die gegevens niet terug vinden in de statistieken. Laat mij met deze de liefhebbers van Felix Timmermans, en uiteraard ook alle andere liefhebbers, uitnodigen om toch een schuchtere poging te wagen op de onderstaande links.
Tevens wil ik nog maar eens een oproep doen om mee te helpen aan de uitbouw van het blog en eventuele nieuwe info, liefst info die nog niet zou bekend zijn, aan mij te laten bezorgen zodat we samen nog meer kunnen genieten van de meest gelezen schrijver van bij ons. Gemakkelijk gaat dit niet want de ondervinding leert mij dat mensen niet altijd geneigd zijn om info, teksten, foto’s en dergelijke te delen met anderen.
Goed, maar ik blijf proberen. Voor meer info over het blog kan men mij steeds contacteren.
Groeten uit het Pallieterland
Inhoud van het blog over Felix Timmermans
Aan de bezoekers van dit blog
Geachte mevrouw, mijnheer
De inhoud van het ganse blog kan je vinden via het "archief per maand" (rechtsboven van het scherm).
Klik op de onderste regel : 01-2006 en je krijgt een overzicht, een lijst, van de artikels en foto’s die op het blog zijn geplaatst. Via de maand en het jaar, kan je in het archief de desbetreffende teksten of artikels terug vinden.
Bijvoorbeeld : het artikel-Fred Bogaerts - Willy Feliers(15/08/2012) kan je vinden als je in het archief op 08-2012 klikt.
Je kan ook aan de linker zijde een artikel aanklikken, maar hou er rekening mee dat deze lijst maar de laatste twee jaar weergeeft. Er is dus heel wat meer te bekijken dan deze lijst alleen.
Zaterdag 6 mei is Gommaar Timmermans op 92-jarige leeftijd in Lier overleden. Hij was vooral bekend als striptekenaar en auteur onder het pseudoniem GoT.
Gommaar is de zoon van schrijver Felix Timmermans en de broer van Lia, Clara en Tonet Timmermans. Gommaar Timmermans werd in Lier geboren op 15 augustus 1930 en was gehuwd met Mariette Brys.
Hij studeerde reclame en keramiek aan de Academie in Antwerpen.
Vanaf 1950 was hij scenarist voor stripverhalen in 'Kuifje' en 'Ons Volkske'. Hij tekende ook cartoons voor de Duitse magazines 'Quick' en 'Neue Illustrierte' en vanaf september 1962 strips en illustraties voor 'Pats', de wekelijkse kinderbijlage van de kranten van de Standaardgroep. Zijn bekendste reeksen waren 'Fideel, de Fluwelen Ridder', 'De Tweehoofdige Gevlekte Filodendron', 'Arabella, de Geleerde Slak'. 'Pepijn' en 'De Wonderwinkel'.
Voor 'Zondagmorgen' tekende hij in 1963 de stop-comic 'Sylvester Beukenoot' en in 1966 de Batman-parodie 'Gabriël Gagman'. In 1972 sloot hij zich aan bij 'De Nieuwe' waarvoor hij 'De Nieuwe Ark' tekende.
Verder vervulde hij opdrachten voorde 'Belgische Avenue' (De Palavers van Savarin), voor 'Knack' (lam-boree en Weber) en voor 'Rosita' (de kinders trips Het Zondagskasteel, De Kip, De Keizer en De Tsaar en De Grote Ballonrace).
Nadat hij in 1982 een hartinfarct kreeg ging hij ook schrijven. Zo leverde hij een wekelijks humoristisch stukje voor 'Knack', dat hij zelf illustreerde. Een aantal daarvan werd in boekvorm uitgegeven onder de titel 'Zeg eens kaas'.
Hij was ook co-auteur in 1997 van de literaire gids 'Met Felix Timmermans door Lier'. In 1979 bewerkte de BRT de strip 'Jonas en de Wonderwinkel' tot een TV-animatieserie. In 1999 ging hij met pensioen.
De uitvaartplechtigheid heeft plaats op zaterdag 13 mei om 11.30 uur in de Begijnhofkerk te Lier.
Toespraak bij de opening van uitgeverij "Den Gulden Engel"
Door Arthur Lens - Stadsarchivaris en behoeder van 'Schoon Lier' - te Wommelgem, op 25 september 1986.
Tijdens zijn verblijf in Engeland gedurende de eerste wereldoorlog zou de Lierse letterkundige Jozef Arras zich eens hebben laten ontvallen: "Londen is Londen... maar Lier is het middelpunt van de wereld"! Het is één van die gevleugelde woorden die zijn blijven voortleven in de geaardheid van onze stad en waar de Lierenaars - zonder al te chauvinistisch te zijn - toch een kleine kern van waarheid in voelen. Mogelijk hebben wij deze lokale trots te danken aan ons rijk historisch verleden en aan onze beroemde "groten", die Lier tot ver buiten onze grenzen hebben uitgedragen.
Beschreef de 17de-eeuwse Florentijnse historicus Guicciardini Lier niet als "een fraaie en lustige stad, met een zeer goed en bescheiden volk"? Voor allen die de schoonheid, de sfeer, de geest en het karakter van de stad begrijpen, krijgt Lier een bijzondere en eigen betekenis. Felix Timmermans bezorgde Lier de epitheta ornantia "Schoon Lier" en "Lierke Plezierke", en de Lierenaars verleenden haar het predikaat "Pallieterstad", stad waar het goed is te pallieteren, een woord dat reeds in 1921 in Holland mondgemeen is geworden en intussen ook opgenomen werd in de "Grote Van Dale".
Toen Timmermans voor de reeks "Eigen Schoon" gevraagd werd een synthese over "Schoon Lier" te schrijven, liet hij de initiatiefnemer, Dr. Marcel Cordemans, weten: "Langs een kant valt het mee dat ik juist aan zo iets bezig ben, feitelijk "Oud Lier", maar ge weet ook "Oud Lier" is "Schoon Lier", de naam van de winkel doet er niet toe, men verkoopt er honing".
Zo verscheen dan in 1925 "Schoon Lier" zoals Timmermans Lier rond de eeuwwisseling had gekend en vanuit zijn jongelingsjaren in zijn hart had bewaard. Timmermans had, voor hij "Schoon Lier" schreef, de Grote Nete uit het stadsbeeld zien verdwijnen, de kade en vlietjes weten dempen en de laatste wind- en watermolens zien slopen, wat hem ertoe bracht te schrijven: "En stilaan verprutst, vergaat het oude schone Lier van binnen en van buiten". Een stadsgezicht is niet samengesteld uit individuele elementen, maar wordt gevormd door de onderlinge samenhang waaruit het geheel is ontstaan. Men bouwde met de menselijke gestalte als norm en de grote monumenten wisten zich door hun esthetische vorm in het stadspatroon te integreren. Het spreekt vanzelf dat bepaalde veranderingen en aanpassingen in de woon- en werkomgeving van de mens noodzakelijk en onontkoombaar zijn, want een stad moet leefbaar blijven, hoewel men de vraag kan stellen of al deze veranderingen wel echt noodzakelijk zijn en al dan niet oordeelkundig worden uitgevoerd. Wij stellen vast dat de mens meestal zelf er de oorzaak van was dat veel van ons bouwkundig erfgoed onnodig teloor is gegaan. Oorlogsgebeurtenissen moesten wij ondergaan, maar wat veel erger was, was de vaak onoverwogen afbraak of verwaarlozing van ons patrimonium, die onze stad fel getekend en misvormd heeft. De ruinering van Lier tijdens de eerste wereldoorlog vestigde eens te meer de aandacht op de maatschappelijke en economische betekenis van een goed functionerende oude binnenstad.
Bij de heropbouw hield men rekening met de schaal en de verhoudingen zoals die in de binnenstad golden. Men wilde met de reconstructie duidelijk maken dat men een oud stadscentrum beschouwde als een merkteken van een eigen cultuur, iets waarvan men de identiteit van de bevolking moest kunnen aflezen. Men meende het misschien wel goed met de wederopbouw — in-oude-vorm met alle mogelijke neo's, maar het gevolg was dat het "witte" stadje Lier er ouder ging uitzien dan voor de oorlog, wat Timmermans deed schrijven: "Lier is er levend uitgekomen, maar is invalide, met valse armen en benen". Toen reeds voelde Felix Timmermans het grote gevaar van de slopers van gisteren en deze van morgen. Hij wees erop dat alles van waarde weerloos wordt indien wij niet de nodige zorg besteden aan de actieve herwaardering van wat wij aan potentieel waardevolle gebouwen en kleine monumentjes hebben geërfd.
Slechts enkele jaren voor zijn heengaan, schreef Timmermans nog een felle aanklacht: "Men is Lier zo stilaan aan 't verneuken. Men ontneemt het zijn karakter en zijn geest. Men doet het misschien met de beste wil van de wereld, met de zuiverste inzichten, onder allerhande voorwendsels, met kleine zeupkens, alle uren een lepel, zodat het bijna niet de aandacht trekt. Maar men doet het! Men doet het reeds lang van voor de oorlog en men doet het nog"!
Nu worden wij blij verrast met een nieuw boek, "Wandelingen in Lier" door Lia Timmermans, rijkelijk geïllustreerd met het werk van haar zuster Tonet. Lia studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de Leuvense universiteit, vandaar haar blijvende belangstelling voor haar geboortestad Lier. Tonet illustreerde reeds in 1944 "Anne-Mie en Bruintje", een kinderverhaal van haar vader, wat op een zeer jonge belangstelling voor het plastisch werk wijst. Zij volgde samen met haar broer Gommaar de schilder klas bij Oscar Van Rompay in 't Soete Naemken op het begijnhof. Schilderen is bij Tonet het transfigureren van een gevoel dat uit haar hart is gegroeid, iets waarvan zij houdt, door middel van kleur en vorm.
De persoonlijkheid van de kunstenares maakt het mogelijk in het kunstwerk dermate zichzelf te zijn dat men haar scheppingen steeds onmiddellijk kan herkennen. Beeldend gezien, maken haar schilderijen duidelijk dat zij een eigen stijl heeft verworven, waarvan zij geen afstand doet: "de naïeve romantiek". Zij schept in haar schilderijen een sfeer die iedereen kan genieten. Haar portretten zijn in een nieuwe, haar eigen revisionistische stijl geschilderd. Het boek "Wandelingen in Lier" kunnen wij benaderen met de woorden van Lia in haar voorwoord bij de recente herdruk van "Mijn Vader": "het is goed deze herinneringsbeelden weer open te bladeren en ons te verheugen in de glimlachende kleur van een ver verleden". Het boek geeft ons een boeiend beeld van Lier voor de tweede wereldoorlog, zoals Lia Lier heeft gekend, vooraleer zij de stad verliet met bestemming Oostende.
"Wandelingen in Lier" ademt de nostalgische poëzie van de oude schoonheid uit. Het werk is allerminst een kunsthistorische wandeling of toeristische gids, alhoewel de nodige informatie niet ontbreekt. Lia Timmermans heeft geen heimwee naar of vertedering over een soort afstervende biotoop willen losweken of geen wegkwijnende herinneringen... te voorschijn gehaald. Het is enkel haar bedoeling het ruimtelijk leefbeeld waarin zij opgroeide te herontdekken en te verwijlen op die plaatsen die op haar een diepe indruk hebben nagelaten. In deze wandelingen ziet zij dikwijls juister en dieper dan wij, zij ziet wat wij, in onze haast en door onze beslommeringen heen, niet zien. Het is ook in menig opzicht een verrassend boek over dingen waaraan wij jarenlang zijn voorbijgegaan en waar wij nu weer mee geconfronteerd worden.
Wij stellen vast hoe ontstellend veel de laatste jaren is veranderd en constateren de zorgeloosheid in de evolutie van het stedelijk landschap. De nieuwbouw die sedert 1945 in onze stad verrees, hield nauwelijks of geen rekening met de schaal en de vormgeving van de al aanwezige gebouwen die het verleden ons heeft nagelaten. De alom geprezen kleinschaligheid werd doorbroken en grote, weinig- of nietszeggende appartementsgebouwen, administratieve complexen en smakeloze winkelpanden werden ingeplant en ontsieren nu onze smalle straten. Deze ontwikkeling tast de kwaliteit van ons leefmilieu aan, omdat de stedelijke omgeving misvormd en ontmenselijkt wordt. Men kan zich afvragen of de huizen in onze winkelstraten nog een woonfunctie hebben. Deze ontwikkeling werkt duidelijk de verkrotting van deze panden in de hand omdat men enkel nog oog heeft voor de commerciële winkelruimten, die op hun beurt om de haverklap veranderen en nieuwe banale opschriften en lichtreclames vergen.
Het Buildragershuisje en het Steen waren na de oorlog 1914-1918 richtingbepalend bij de wederopbouw van de Vismarkt. Spijtig genoeg dacht men er in 1958 helemaal anders over. Het Buildragershuisje werd uit zijn passende historische omgeving weggerukt en zwaar verminkt, totaal zin- en waardeloos heropgebouwd aan het Felix Timmermansplein. Zelfs de Grote Markt, thans een showroom voor auto's, moest onverklaarbare en onverantwoorde miskleunen ondergaan. Thans bedreigt een groot gevaar onze kerkelijke bouwkunst. Onze prachtige collegiale St. Gummaruskerk verheft zich blijkbaar op auto's. De grafzerken zijn verdwenen, auto's kwamen in de plaats. Grote brokstukken arduin vallen van onze schone barokke Begijnhofkerk, de Kluizekerk staat leeg, wat voor dit monument een uitermate zwakke positie betekent zodat ze na verloop van tijd alleen nog maar in de weg zal staan, klaar om opgeruimd te worden. En moet de laatst gebouwde Jezuïetenkerk in ons land een parking voor auto's worden? Dit ter wille van de vooruitgang of de toekomst, typische normen van onze huidige maatschappij.
Gelukkig maar zijn er de laatste decennia ook enkele waardevolle initiatieven genomen voor het behoud van ons patrimonium. Het heeft geld gekost, maar het was meer dan de moeite waard. Laten we hopen dat men, in deze tijd van bezuinigingen, de noodzaak durft erkennen van het opnieuw in gebruik nemen van de waardevolle gebouwen die verlaten staan en dat men deze opnieuw functioneel zal maken. Wij denken hierbij aan het oud-weeshuis aan de Huibrechtstraat, de infirmerie op het begijnhof, de tiende schuur aan de Heilige Geeststraat. Elders kan het, waarom dan ook niet in Lier?
Geachte familie Timmermans, ik verontschuldig mij dat ik in deze inleiding zover ben afgeweken van het boek "Wandelingen in Lier" zelf. Dit komt omdat het boek ons de gelegenheid geeft ons te bezinnen over onze stad en onze bezorgdheid uit te drukken om dat weinige dat ons nog rest van het verleden te behouden voor de toekomst en te trachten verdere, onverantwoorde ingrepen te voorkomen. Wij koesteren de hoop dat honderd jaar na het verschijnen van "Schoon Lier" en vijftig jaar na "Wandelingen in Lier" men nog steeds de gelegenheid zal hebben in een gunstige zin over onze Pallieterstad te schrijven.
Mij rest nog enkel Lia Timmermans oprecht geluk te wensen met dit nieuwe boek en haar zeer speciaal te bedanken voor de meer dan vererende opdracht. Tonet moet ik feliciteren voor de vele en prachtige illustraties met een oprecht proficiat. Ten slotte wens ik de heer Frans Smits en de uitgeverij "Den Gulden Engel" nog veel en meerdere successen toe in hun ondernemingen en met hun nieuwe uitgaven.
Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven
Flor Van Reeth over Timmermans in het Vlaamse land - 26 maart 1921 Ik heb altijd Felix Timmermans gevoeld en hem gekend als voor de grafieke kunst bestemd. Het heeft mij hoogst verwonderd dat hij zijn bijval heeft behaald door als schrijver op te treden en dat zijn Pallieter zijn schilderijen is voorafgegaan. Denk eens na! Nooit te hebben leren tekenen noch schilderen en dan maar ineens een schilderij maken, een tafereel uit Maria's leven daar te stellen, voor welk schilderij, zijn eersteling, iedereen paf staat. De nu terecht gevierde kunstenaar, als letterkundige, is geroepen om aan de spits te komen onzer zo schitterende regionale schilderschool. Wat heb ik al genoten van zijn tekeningen, schetsen en menigvuldige ontwerpen voor schilderijen. "Het niet kunnen zoals de anderen, tekenen en schilderen" zegt onze grote Lierse meester Isidoor Opsomer, is juist de waarde en de plezante eigenaardigheid zijner meesterlijke uitdrukking.
Oscar van Rompay over de schilder Timmermans Timmermans was schrijver en schilder. Beiden vormden één geheel, in geest en wezen vergroeid. In de schrijver immers, vinden we steeds de schilder terug. En voelen wij niet in elk schilderwerk de adem van de volkse verteller ? Zijn wereldberoemde boeken zijn haast ondenkbaar zonder die pittige en originele illustraties. Timmermans was op de eerste plaats tekenaar. Welk een overvloed van krabbels bracht hij mede van de talrijke reizen! Met vlugge hand wist hij het tere of het krachtige van een landschap vast te leggen: het forsige van boerengestalten, het vrome van bedevaartgangers, het picturale van steden en dorpen. Sommige schetsen hebben het karakter van glasraam; zij wortelen in de geest van de gothiek die hij zo zeer waardeerde. Dan treffen wij uitingen van het volkleven aan, vol handeling en gebeuren. Hij besefte dat een werk moet sprankelen van uitbundige levensblijheid.
Zijn buitengewone aantrekking tot het karakteristieke , het uitgesprokene, het opvallende heeft hem echter niet het karikaturale verleid. Evenmin staan we hier, zoals sommigen ten onrechte menen voor een vorm van folklore in de enge zin. Het feestelijke naast het godsdienstige speelt een hoofdrol bij hem. De typische processies en boerenkermissen zijn levendig en stralend van kleur. De religieuze taferelen ontroeren door hun aangrijpende eenvoud en kinderlijkheid. Nooit bleven diepmenselijke vreugde en verdriet in woord en lijn afwezig. Zijn kunst is door en door Vlaams zoals hij zelf was. Wij zouden moeten zeggen dat de Fee "kurieus" was in de dubbele betekenis van dat woord. Niets leek deze ruime, universele geest onverschillig of onbelangrijk, terwijl hij in alles zich zelf bleef. De volkskunst van overal en alle tijden heeft Timmermans onafgebroken bezig gehouden en vreugde gebracht. Als een grote regenboog overwelfde zij deze kunstenaarsziel. Met scherpte en kunde kon Felix als artiest schilderwerk beoordelen, zowel van deze tijd als van oude meesters.
Vele jaren zag ik hem aan de arbeid en door bijna dagelijks contact heb ik de spontaniteit van zijn werkwijze van dichtbij mogen bewonderen. Met de primitiefste middelen wist hij iets te scheppen dat boeit en verblijdt. Timmermans was een echte zondagsschilder in de ruimste betekenis. Wat hier bedoeld wordt heeft hij zelf intens aangevoeld en duidelijk beschreven : " de drang om te schilderen, la jouïssance de peindre, dat laat zich niet in woorden zeggen, maar een zondagsschilder, een die postkaarten van Zwitserland naschildert, weet het. Een matroos die schepen achter glas schildert weet het ook. Het genot van te schilderen, in de verf te staan, die uit te nijpen, zien openbloeien, op het palet, de kleuren op te vangen met het penseel, die op doek te mengelen, te zien groeien, te veranderen, te strele, te liefkozen, dat kan men niet meedelen"
Wij, schilders, zijn blij en trots hem als een sterke persoonlijkheid hulde te kunnen brengen. Wij Lierenaars, des te meer, want zijn naam is het symbool van onze stad. Is Timmermans onsterfelijk als schrijver, ook als schilder zal zijn naam voortleven. Gedenken wij nog lang dit edele hart, die milde natuur, die aantrekkelijke vriend, want hij was een ware hoorn van overvloed.
Frans Verstreken Timmermans en het boek - (Dietsche Waranda en Belfort-juni 1947) De artist tekent met verbazend gemak, de breed afgesleten pen tussen zijn vlezige wijs-en middelvinger. Meestal ontstaat de schets bijna even vlug als in de geest. Een gedachte komt tot rijpheid en verschijnt dadelijk met enkele trekjes op papier. De opdrachten in de boeken voor vrienden begeleidt hij in een oogwenk met een gekrabbel: een vogel, paddestoel, bloem of zwijntje. Uiterst zelden legt hij een tekening in klad aan; slechts voor zijn schilderijen en andere vrije onderwerpen grijpt hij naar potlood. Timmermans' plastische productie is omvangrijk.
Hij maakte talrijke vrije studies, gaf een merkwaardige reeks kalenders uit (De Sikkel), een map met etsen, ontwierp een uithangbord, affiches, een polychromatische telloor en wijzerplaten voor de Zimmertoren. Voor eigen familie en vrienden tekende hij pittige gelegenheidsprentjes als geboorteberichten, verlovings- en huwelijksaankondigingen, en nieuwjaarswensen. Van zijn hand zijn verder spitsvondige briefhoofdjes en ex libris bekend. Bovendien ontwierp hij nog andere vormen van gebruiksgrafiek als een uitgevers- en tabaksmerk. Het meest verspreid zijn natuurlijk zijn eigen boekillustraties, alhoewel Timmermans ook boeken verluchtte voor andere auteurs. Ik noem M.S. Belpaire en Hilda Ram, Ernest Claes, Hendrik Van Tichelen, E. Van der Hallen, Frans Verschoren en Marie Gevers. De meeste illustraties van Timmermans zijn typisch met een vette soms wiebelende lijn uit één trek; het is gelijk of de hoeken recht zijn of niet. Het is niet oninteressant deze kadertjes onderling te vergelijken; we ontmoeten de meest grillige variaties (Breugel), dubbele, getande, gestippelde of met bibbergolfjes (Annemarie). Soms zijn de penkrabbels niet begrensd. Zo bv. in Boudewijn en Minnekepoes.
In het eerste werkje lopen ze vaak tussen de tekst op de breedte van de bladspiegel, in het tweede zijn het uiterst simpele vignetjes, vetgetekend met de redispen. Karakteristiek zijn de bladvullingen, een zon met stekelige stralen in een der boeken, een lijnenbundeltje in de lucht, of enkele vogels als een groepje letters "V". Soms wipt een torentje of een elleboog buiten het kader als een landtong op een kaart. Geen kerktoren of er staat een duidelijk verrassend groot kruis op; geen schoorsteen of hij rookte met watten wolkjes. Geen water of het kabbelt in plezierige golfjes; geen straatkeien of er groeit gras tussen.
Flor van Reeth over Timmermans De Fee werd op die manier betrokken in de groep Streven van Boechout. Wij stonden daar volledig onder de invloed van de Franse letterkundige Joséphin Peladan die de Sâr werd genoemd. Hij beweerde dat zijn geslacht afstamde van een Babylonische koning van wie hij de titel Sâr (hogepriester) zou hebben geërfd. Het was de tijd van Bloy, van Huysmans die de strijd tegen de positivistische ideeën van hun tijd hadden aangebonden. Ook Péladan was symbolist en schrijver van : "l'art idéaliste et mystique."Wij lazen al zijn boeken. Eugeen Yoors is een van zijn trouwste volgelingen gebleven. Ook de Fee is een volgeling van Péladan geworden en van die invloed is er in ons leven altijd iets gebleven.
Péladan In 1882 verhuist Péladan van Nismes naar Parijs.Hij is dan vierentwintig jaar oud en heeft het vaste voornemen een schrijver van naam te worden. Balzac is zijn grote voorbeeld. Twee jaar eerder is hij aan een reis door Italië begonnen; een reis die tot 1881 heeft geduurd om daar de kunst van de oudheid en van de Renaissance te bestuderen. Ook als criticus wil hij naam maken. Over de kwaliteit van zijn werk wordt verschillend gedacht. De omvang ervan is zonder twijfel zeer indrukwekkend. Zijn romancyclus "La décadence latine" telt twintig delen. De kritieken en studies op het gebied van de beeldende kunst, waarvan het merendeel verzameld is onder de titel "la décadence esthétique" beslaat meer dan vijfentwintig banden. Daarnaast heeft hij een grote hoeveelheid boeken en artikels over allerlei onderwerpen gepubliceerd alsmede een aantal toneelstukken. Op een gegeven moment heeft Péladan zichzelf onfeilbaar verklaard in esthetische zaken. Hij schijnt hiertoe gekomen te zijn omdat de pauselijke onfeilbaarheid in 1870 zo'n diepe indruk op hem had gemaakt...
Frans Mertens: Felix Timmermans als illustrator van zijn letterkundig werk De prentjes die Felix Timmermans maakt voor zijn Boeken,zijn zodanig zomaar raak zoals alle eenvoudige dingen raak zijn die waar, goed en schoon zijn en waaraan de mensen de treiterachige naam van kunst gegeven hebben. Wie het illustraties werk Van Timmermans nader beschouwt zal het dadelijk opvallen hoe sommige plaatjes een vinnig accent op het geuren leggen en hoe zij bepaalde toneeltjes scherp karakteriseren. Hoe tekenend weet hij b.v. in het 12de kapittel van De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaard het lamenterend, opdringerig lawaai van het verliederlijkt kermis- en processievolkje uit te beelden door een eenvoudig plaatje waarin alleen de tronie van een bedelende blinde blèter ligt uitgetekendAndere prentjes door hun rake lijnen concretiseren de stemming, verduidelijken de atmosfeer die zweeft tussen de bezielende geest van het vertelsel en het zakelijk woord waarin het gevat zit. Hoe typisch illustreert hij in het hoofdstuk "God blaast op den hoorn" uit De Harp van Sint Franciscus het beklemmend zielewee dat Franciscus roepen doet : "Mijn heer en mijn God. Gij hebt mij gekwetst met uw licht, en toch loop ik in den donkeren. Waar zijt gij nadat gij mij geschoten hebt!"
Bij dit dramatisch moment tekent hij een sober plaatje waarop een feestelijke boogschutter staat, die scherp mikt naar een punt buiten het plaatje. Dat die schutter raak schiet en diep kwetst laat geen twijfel. Maar op dit prentje staat ook een vliegend vogeltje dat dezelfde richting uitgaat als de pijl. Het laat vermoeden dat, na het kwetsend schot, Gods vreugdeboodschap komt. Dit vogeltje geeft aan deze tekening een zeer subtiele noot. Van het geheel gaat een geheimzinnige kracht uit die aan het verhalend woord een onzegbare mystieke groeikracht geeft.
Weer ander tekeningen zijn zo verrassend van visie dat wij ons bij het lezen even ophouden… Want af en toe tekent Timmermans van die tussentekstplaatjes of sluitvignetten die ons toeroepen: "Halt! Opnieuw! ge hebt niet goed gelezen en begrepen! Deze prentjes maken ons duidelijk hoe heel anders, hoe inniger, hoe subtieler of hoe eenvoudiger de sfeer is die het woord oproept dan wij aanvankelijk meenden.
Timmermans' prenten zijn een veilige gids voor het lezen zijner boeken. Als wij hen, in verband met de tekst, aldus ontleden, stellen wij verheugend vast dat zijn arbeid wel degelijk boekverluchting is. De prent is in functie van de tekst in zoverre zij bindelement is om de ontroering die het woord verwekt en de verbeelding van de lezer harmonisch te binden. Dat is illustreren! Zo kunnen er velen het niet.
Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
Interview met Tonet Timmermans Tonet Timmermans: 'Ik wil mensen gelukkig maken.'
Door Jooris van Hulle
Op 26 maart 1926 werd Antonia (Tonet') Timmermans geboren. Enkele dagen later, het was toen al april, verscheen in een Nederlandse krant dit bericht: 'De vrienden van Felix Timmermans hebben dezer dagen een aardig prentje uit Lier ontvangen, zooals het hier boven staat, en nader verklaard wordt door eenig trotsch vaderlijk proza: 'Felix Timmermans en zijn vrouw, Marieke Janssens, hebben het geluk u te melden dat op 26 maart 1926, Peterus de Ooievaar bij hen een kindeken heeft gebracht, met doopnaam Antonia. Moeder en kind zijn goed gezond.' Het erop volgend commentaar klinkt profetisch voor de weg die Tonet, zovele jaren later, met haar kunst zal inslaan: 'Wel, er zullen heel wat Nederlandsche vrienden zijn die Peterus alleen daarom al een braaf dier vinden en Timmermans' Antonia zal al heel wat hartelijk glimlachende gezichten in de wereld gebracht hebben, met dit prentje, bijna nog voor zij zelf aan haar eersten glimlach toe was.'
Nog altijd, ook nu ze bijna tachtig is geworden, vindt Tonet in het schilderen de kracht om te blijven glimlachen en meer nog: die sprankel levensvreugde te delen met anderen.
In je schilderijen vertel je een verhaal in kleuren. Treed je zo in het spoor van je vader? 'Tekenen en schilderen was bij ons thuis heel gewoon. Mijn vader was altijd wel ergens bezig ermee en vaak gebeurde het dat hij ons op regenachtige dagen meenam naar zijn werkkamer, waar we net als hij konden tekenen schilderen. Later zijn Gommaar en ik er verder mee doorgegaan. Ik ben naar de academie getrokken in Ter Kamerenbos, maar ik heb de opleiding maar één jaar gevolgd. Het was oorlog en ik moest de trein nemen naar Brussel en dan nog een eind met de tram door de stad heen. Ik deed dat wel graag, maar mijn vader was bang, er was vaak alarm en dan stonden de treinen soms wel een paar uren stil, zodat ik vaak te laat weer thuis raakte. Dan heb ik thuis verder van hem geleerd hoe het moest. Na zijn dood heeft Oscar van Rompay in 'Het Soete Naemken' een soort academietje opgericht, waar ik samen met Louis Verhoeven, Mieke Couteele en nog een tiental anderen de zondagvoormiddag naar toe trok om te leren schilderen.'
Heb je er geen spijt van dat je de officiële academie niet hebt kunnen blijven volgen? 'Het was door de oorlog nu eenmaal onmogelijk. Ik kon me trouwens niet voorstellen dat er ooit een moment zou komen dat er geen oorlog meer zou zijn. In 'Het Soete Naemken' heb ik dan gewoon gedaan wat me werd ingegeven. Had ik in Brussel verder kunnen studeren, dan zou ik misschien wel anders gaan schilderen zijn, meer academisch. Ik zou in ieder geval veel meer techniek gekend hebben. Nu heb ik het zowat allemaal zelf moeten ontdekken, onder meer door erover te lezen. Gauguin bijv. fascineerde me. Mijn vader zei trouwens altijd: 'Als het erin zit, moet het er ook uitkomen. Zoek het maar uit, je komt er wel.' In die zin was hij voor mij echt een stimulans. Hij is gestorven toen ik nog maar twintig was. Nu besef ik heel goed dat ik nog veel van hem had kunnen leren. Hij kende alle technieken en vooral, hij deed het verschrikkelijk graag en hij was heel origineel in zijn schilderijen en in zijn tekeningen. Mijn werk is een hommage aan mijn vader. Het is dank zij hem dat ik altijd verder ben blijven schilderen. Misschien, in andere omstandigheden, was ik wel aan de universiteit gaan studeren, maar de oorlog heeft dit onmogelijk gemaakt.'
In hoeverre heb je ook inspiratie gezocht en gevonden in de boeken van je vader? 'Misschien niet op een heel directe manier, maar zeker door de beschrijvingen van de natuur. Door hem leerde ik intens kijken naar mijn omgeving.'
Heb je ook werk van hem geïllustreerd? 'Ooit, ik was toen nog heel jong, heb ik een uitgave van zijn 'Vertelsels' geïllustreerd. Als ik er nu op terugkijk.... Ik zou als vader mijn dochter van nog geen twintig nooit mijn werk hebben later illustreren. Maar hij had het graag, en dus.....Midden de jaren tachtig heb ik dan wel voor een uitgave van de 'Vertelsels' aparte, kleine schilderijtjes gemaakt in plaats van illustraties. Ik heb trouwens vaak in opdracht gewerkt. Ik heb heel veel portretten geschilderd of gewerkt voor mensen die hun huis of hun tuin wilden laten schilderen of hun hond of hun kat. Ik deed dat wel graag, maar het liefst nog schilderde ik wat me zelf direct trof.'
Ook Lier moet je blijvend hebben geïnspireerd... 'Nog altijd trouwens. Als ik nu nog eens in Lier kom, zie ik altijd weer plaatsen waar van ik denk dat ik die toch nog eens zou moeten kunnen schilderen. Het is allemaal uiteraard veel veranderd, ik zou er kunnen terug gaan wonen, maar ik heb hier in en rond Oostende mijn kinderen en kleinkinderen. Lier is de stad van mijn kindertijd en mijn jeugd en dat zal altijd zo blijven. Daarom ben ik altijd dit Lier van toen blijven schilderen, met mijn vader erbij, onze hond van vroeger.... Die band die er was tussen Lier en mijn vader, hoe hij van zijn stad hield, die heb ik in mijn kinderlijke verbeelding altijd bewaard en zal ik ook altijd, weer trachten op te roepen. Toch heb ik me de laatste tijd vooral toegelegd op het schilderen van bloemstukken en stillevens. Ik gebruik nu ook lichtere, meer getemperde kleuren. Misschien ben ik wel wat milder geworden.'
Je hebt ook lang in Zuid-Afrika gewoond. 'Mijn man, die nu al meer dan dertig jaar geleden gestorven is, was een Zuid-Afrikaan. Na zijn opleiding in Stellenbosch was hij, op aanraden van een Vlaamse prof die naar ginder was getrokken, naar Gent gekomen om er verder te studeren. Zo heb ik hem leren kennen en ben ik met hem naar zijn land teruggekeerd. Mijn drie kinderen zijn trouwens ginder geboren. Ik heb in Kaapstad gewoond en later aan de grens van Zoeloeland. Ik ben dan ziek geworden, ik moest een zware operatie ondergaan. We zijn dan naar Europa gekomen en voor drie jaar in Londen gaan wonen. Daarna kwam er nog een jaar Zuid-Afrika bij, in Kaapstad. Een prachtig land trouwens, met zijn schitterende fauna en flora, zijn unieke sterrenhemel. En de mensen, vooral de kleurlingen, niet zozeer dus de Zuid-Afrikanen zelf, zijn er zo vrolijk.'
Heeft het land ook je werk beïnvloed? 'Zeker... die kleuren, die door het felle zonlicht nog verhevigd werden. Ik werkte er wel in een bijna volledig isolement, met het eerste kleine stadje op bijna tweehonderd kilometer afstand. Ik kende de taal niet, ik heb vooral van mijn kinderen wat Zoeloe geleerd. Ons dorpje, Pommeroi heette het, is zelfs bij de Afrikanen niet gekend. Het bestond uit een gevangenis, een huis voor de dokter en drie 'treading stores', die door Indiërs werden opengehouden. Soms kwamen de mensen me wel vragen een scherm te beschilderen of een of ander dier dat ze dan zo getrouw mogelijk afgebeeld wilden zien.'
Je werk wordt gerekend tot de naïeve schilderkunst, een vorm van 'outsider art' die behoort tot de randgebieden van de 'officiële' beeldende kunst. Wat betekent de term voor jou? 'Het enige wat ik aan mijn werk naïef vind, is dit: je schildert alles zoals je weet dat het is. Anders schilder je alleen watje ziet. Ik heb bijvoorbeeld eens het Zwin geschilderd. Daar zie je mensen bloemen plukken, je ziet de duinen, wat verder zie je mensen op het strand liggen en dan nog verder de zee met boten erop... In werkelijkheid zie je dat niet allemaal samen, maar je weet dat het er allemaal is. Dat is voor mij 'naïef schilderen: op die manier trachten weer te geven wat typisch is voor een landschap, voor een woning, voor een tuin.... Die elementen schik je dan op het doek.'
Opvallend is hoe de naïeve schilderkunst een symmetrische compositie voorop stelt 'Ik doe dat helemaal niet opzettelijk. Ik schilder zoals ik denk en zoals ik het zelf mooi vind en er zelf plezier aan beleef. Wat psychologen of psychiaters erover denken of hoe zij het allemaal zouden verklaren, daar hou ik me niet mee bezig. Ik wil de mensen ook iets bieden waar ze zelf plezier aan beleven, onder meer door de dingen te schilderen die anders totaal vergeten zouden raken.'
Wie zijn, binnen de naïeve schilderkunst, je grote voorbeelden geweest? 'Ik ga er zeker niet van uit dat alle naïeve schilderkunst meteen ook mooi zou zijn. Toen ik zelf zowat mijn weg begon te vinden, was er veel belangstelling voor de Tsjechische school. Ik zag die niet graag, voor mij was het zo'n beetje allemaal hetzelfde. Als je dat ging vergelijken met het werk van Henri Rousseau.... die was origineel en boeiend. Als ik naïef ben gaan schilderen, dan is het omdat ik me er gewoon goed bij voel. Ik heb mezelf nooit moeten of willen dwingen 'anders' te schilderen. En toch is er, weer heel spontaan, een evolutie gekomen. Vroeger schilderde ik allemaal kleine mensjes, nu vooral portretten en stillevens, waarbij, zoals ik reeds zei, de kleuren heel wat lichter zijn geworden.'
Hoe ga je precies te werk bij het schilderen? Maak je vooraf een tekening? 'Ja. Ik werk trouwens heel langzaam, ik leg verschillende lagen verf boven elkaar. Daarom ook ben ik vaak op hetzelfde moment met verschillende dingen bezig. Het mag dan heel wat tijd vragen om een schilderij af te werken, ik heb er juist heel veel plezier in. Dat werk over het Zwin bijvoorbeeld, ik schilderde er die kleine mensen die op het strand liggen, maar ik zette ze toch maar nog gauw een zonnebril op.'
Hoe zie je zelfde respons die je gekregen hebt op je werk? 'Ik heb altijd mogen rekenen op heel veel goeie en gemeende belangstelling. Je wordt wel niet tot de 'groten' gerekend, maar dat ben ik ook niet. Ik heb nooit wakker gelegen van wat 'de' kunstkritiek dacht of meende te moeten denken van mijn schilderijen. Ze mochten dat voor mij gerust kinderachtig vinden, ik weet dat de mensen het graag zagen ... Nu verkoop ik niet zoveel meer, ik hou mijn werk bij voor de kinderen en ik stel ook niet zo vaak meer tentoon.'
Naïef wordt vaak kritiekloos gelijkgesteld met kinderachtig.... 'Kinderachtig of kinderlijk.... het is een wereld van verschil. Ik ben altijd wel ergens dat kind van toen gebleven. Als ik iets schilder, dan schilder ik het omdat ik het graag zie en graag doe. Een boodschap moetje er niet achter zoeken, ik wil daar niets mee zeggen. Ik wil er alleen de mensen gelukkig mee maken. Wat nu gebeurt in de wereld, dat is zo triestig allemaal. Waarom zouden we het ook in de kunst nog allemaal eens dik in de verf moeten zetten? We worden op teevee dagelijks geconfronteerd met de ellende van oorlog en ziektes. Mensen zien toch ook graag eens iets wat vrolijk is om zo voor eventjes weg te kunnen zijn van de hardheid waarin ze dagdagelijks leven en moeten leven. Ik geniet ervan als ik zie dat ook jonge mensen nog aangesproken worden door die kleine momenten van geluk die ik probeer op te roepen. Kijk, een werk als de 'Guernica' van Picasso; dat is prachtig natuurlijk, maar het is al erg genoeg dat het moest geschilderd worden. Ik zou dat nooit doen of kunnen doen.'
Is uw werk dan ook niet gericht op een soort droomwereld? 'Misschien wel, als je het ziet als een moment van rust, van aandacht voor de schoonheid van de eenvoudige dingen. Alles kan mooi zijn... Het brood bijvoorbeeld dat mijn vader schilderde, het maakt je toch gelukkig iets te bekijken dat zo eenvoudig is, maar tezelfdertijd zo mooi. Als je veel hebt meegemaakt in je leven, dan ga je beseffen dat de dagdagelijkse dingen nog het meest vreugde en voldoening kunnen schenken.'
Het is ook wat je vader je heeft getoond. Herlees je nu nog zijn boeken? 'Niet alles uiteraard. Vooral Minneke Poes, daar grijp ik vaak naar terug. Ik heb al die wandelingen meegemaakt, de sfeer staat me nog zo voor ogen. Ik kan er zomaar stukjes blijven uit lezen.
Zijn er ook herinneringen die er uit springen? 'Ik heb heel veel mooie herinneringen aan mijn vader. Maar vooral de momenten waarop we naar 'de buiten' trokken, zijn me bijgebleven. Ik was er zelf ook heel graag. Als er iets is dat ik hier in de stad mis, dan is het dit. Op onze wandelingen maakte mijn vader dan tekeningetjes, hij vertelde erover en voor mij ging zo een hele wereld open. Niet zozeer wat ik toen allemaal zag, is me bijgebleven, maar wel de manier waarop mijn vader leerde kijken. Dat heb ik altijd onthouden: waar je ook bent, het belangrijkste is met wie je er bent.'
Heb je zelf ook nooit, letterlijk in het spoor dan van je vader, die ervaringen en herinneringen willen neerschrijven? 'De inspiratie daarvoor heb ik nooit echt gehad. Ik denk dat ik het niet zou kunnen.'
Lees je ook graag de poëzie van je vader? 'Zijn gedichten zijn uniek voor mij En vaak zijn ze een steun geweest voor mij. Als Lia gestorven is - voor mij kwam haar dood als een totale verrassing, we waren alle dagen samen trouwens, ze was precies mijn moeder geworden over al die jaren heen - wist ik niet meer waarin of waaruit. Dan heb ik, hier in de eenzaamheid van dat grote huis, vaders gedichten gelezen, onder meer dat prachtige vers 'ik zeil langs regenbogen Gods stilte tegemoet.' Ik verlangde echt naar een teken van mijn zuster die zo onverwacht uit mijn leven was verdwenen. Toen kwam ik hier, enkele dagen nadien, in mijn keuken en ik zag, voor de eerste keer op deze plaats, een reusachtige regenboog. Dan wist ik: 'Mijn zus is aangekomen.' Dat was en is een troost voor mij. Daarom ook ben ik ervan overtuigd dat het werk van mijn vader zal blijven, juist omdat het gevoelens oproept, zonder daarom sentimenteel te zijn. En omdat hij alles zo scherp zag. Als dat geen rijkdom is.... Ook voor jonge mensen kan dit enorm veel betekenen, precies omdat het werk zoveel vreugde brengt in een tijd die ook voor hen niet altijd even rooskleurig is.
Beste bezoeker van mijn blog over Felix Timmermans.
Waneer u verder in het blog surft zal je vaststellen dat een groot aantal foto’s niet meer zichtbaar zijn.
Dit komt in eerste plaats door het feit dat de firma, website die ik gebruikte beslist heeft om van gratis ondersteuning naar betalend over te schakelen.
Ze hebben als actie de foto’s verwijderd.
Het plaatsen van nieuwe foto’s of vervangingen vraagt wel wat werk.
Daarom wil ik mij verontschuldigen, maar het komt wel terug in orde. Bedankt voor het begrip
Door Denijs Peeters – naar aanleiding van een tentoonstelling in Diest
Het was een mooie dag, de zon had zich bij de komst van de lente stralend over de aarde gezet toen ik belde aan het grote witte huis in de De Heyderstraat te Lier. Gommaar kwam opendoen. Hij wist waarvoor ik gekomen was en zei : « Tonet zal aanstonds komen. Wacht hier even », en hij liet mij een grote kamer binnen. Tegen de muur van de schouw hing een groot portret van Felix Timmermans, geschilderd door Baron Isidoor Opsomer. Boven het handteken van de kunstenaar had het penseel geschreven : « Aan mijn goede vriend Felix Timmermans ». Het is een Opsomer op zijn best. Talrijke schilderijen van Felix Timmermans hingen aan de muur. Schilderijen, die te weinig worden gewaardeerd en waarover wel eens uitvoerig mag geschreven worden. Flor Van Reeth had gelijk toen hij in « Ons Volk Ontwaakt » van 16 Juni 1921 de aandacht vroeg voor het schilderwerk van Timmermans. Toen kwam Tonet binnen en samen gingen wij naar haar atelier. Wij spraken die eerste zonnige namiddag vóór het open raam, met vóór ons de prachtige St.-Gommarustoren, over de schilderkunst en over haar werk. Want Tonet Timmermans schildert en wie haar werk heeft gezien moet eerlijk bekennen dat zij bij de beste jongeren van haar generatie mag gerekend worden. Zij is persoonlijk, zij is zichzelf. Zij vertelde ons over haar jeugd, over haar leerjaren en over de schilders, die haar waardering meedroegen. Nadien liet zij haar werk zien, prachtige schilderijen en waterverftekeningen, alles om blijven voor te staan en om ervan te genieten. Toen ik tegen de avond haar atelier verliet en met blijdschap naar de stad terugkeerde heb ik steeds gedacht aan haar schilderijen. Eerst enkele weken later schreef ik mijn bevindingen erover neer.
Tonet Timmermans werd te Lier geboren de 26 Maart 1920 als derde dochter van Felix Timmermans. Van jongsaf is zij opgegroeid in de kunst, in het genieten van de schoonheid en in de schilderachtige atmosfeer van de huiskamer. Want haar vader was schrijver en schilder en hoe dikwijls heeft hij niet geschreven met het hart van een schilder. Denk aan « Pallieter », « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » « Pieter Brenghel », « Adriaan Brouwer » en andere grote werken die zo aantrekkelijk zijn om de woordelijke uitbeelding van de schilderachtige aspecten.
In haar vader had Tonet Timmermans een goede leermeester, die haar hart van jongsaf als een grote poort heeft opengezet om de schoonheid, die iedere dag meebrengt en verschillend is, te laten genieten. Hij leerde haar de geest van de Primitieven aanvoelen en liet haar gekleurde platen zien van de werken van deze grootmeesters. Zij hadden de binnen-pit van de schilderkunst en om de geest van hun werk volledig te verstaan, nam de vader zijn dochter mede naar de musea's en plaatste haar voor het echte werk van deze grote figuren.
De drang om te schilderen zat van jongsaf in het bloed van Tonet Timmermans. Zij werd leerlinge aan het Hoger Instituut voor Sierkunde te Ter Kameren bij Brussel en legde zich vooral toe op de grafiek. Een van haar bijzonderste leermeesters aldaar was Joris Minne. Maar tijdens de oorlog bracht de dagelijkse reis van Lier naar Brussel talrijke moeilijkheden mede en , door Felix Timmermans werd voorgenomen zijn dochter verder te laten studeren bij de Antwerpse schilder en grafieker Staf de Bruyne. Buiten een bezoek aan het atelier van De Bruyne en een gemoedelijk namiddagpraatje over de schilderkunst is daar niet veel van gekomen want de reis naar Antwerpen bracht dezelfde moeilijkheden mede als haar dagelijkse tocht naar Brussel. Tonet Timmermans bleef thuis en wat haar overbleef was de zelfstudie van het werk der grootste schilders.
Maar intussen begon zij te tekenen.Zij illustreerde het luxueuse vertelselboek van Janneke en Mieke, « Een parelvisser bij Neptunus » van Albe, en « Felix Timmermans vertelt » van Felix Heidendal. Haar grootste grafisch werk is echter de uitbeelding in 412 platen van de legende van Genoveva van Brabant, waarin een grote inspiratie en een sterke technische vaardigheid samengaan. Tonet Timmermans voert ons terug naar de geest van de middeleeuwen, maar wij voelen ons ook in de geest van onze tijd. Zij hecht een groot belang aan het uittekenen van het detail waardoor deze tekeningen winnen aan spanning en stijl.
Zij draagt naast de primitieven een grote verering toe aan het werk van Pieter Breugel, El Greco, Manet, Van Gogh, Suzanne Valadon en bij de meer moderne schilders aan Bracque, De Vlaminck, Rousseau en aan de Vlamingen James Ensor en Baron Isidoor Opsomer. Haar bijzonderste voorkeur geniet echter de Fransman Raoul Dufy. Maar met geen dezer schilders draagt het werk van Tonet Timmermans verwantschap, geen één van hen heeft haar beïnvloed, maar langs allen heeft zij de weg gevonden naar haar eigen palet, haar eigen uitdrukking en haar eigen bezieling. Het werk van Tonet Timmermans kan echter gesitueerd worden als zijnde gegroeid tussen de geest van haar vader en de stielkennis van Raoul Dufy. Nochtans zijn de kernen van het werk van beiden niet terug te vinden in haar werk, maar haar persoonlijkheid spruit voort uit deze samenvloeiing. Wat tot de ontwikkeling van haar persoonlijkheid ongetwijfeld heeft bijgedragen zijn de vele reizen die Tonet Timmermans heeft gemaakt in het buitenland. Zij bezocht Holland, Duitsland en Zwitserland, maar het liefst verbleef zij in Italië en het zuiden van Frankrijk. Door te reizen heeft Tonet Timmermans haar werk verruimd en heeft zij een breder inzicht gekregen in haar werk. Haar techniek is hierdoor sterker geworden en haar durf groter, haar palet vaster en haar kleuren heviger. Want Tonet Timmermans houdt van de kleur, van de zuivere kleur zoals zij leeft in de natuur. Kleuren leven en daarom geven zij het leven aan een schilderij.
Er zit zon in haar werk en het is alsof de zon de kleuren geeft aan de figuren die zij schildert. De frisheid der kleurengamma's geven de harmonie aan iedere schilderij of zij nu een stilleven schildert of een compositie. Zij ziet de kleuren zoals Van Gogh en Dufy, zij eerbiedigt de kleuren omdat in iedere kleur de helderheid leeft van de zon. Iedere schilderij is gezond, helder, fris en jong, alles is spontaan op het doek geborsteld en iedere schilderij heeft haar bekoorlijkheid en haar speciale uitdrukking. Zowel in het jazzorkest als in de villa « La Palle » die zij in Stresa heeft geschilderd, evenals in « De clown en de fluitspeler ». Het zijn Vlaamse kleuren, waarin de weergave van de gezonde geest en opvatting van de kunstenares worden weergegeven. Hoe sterk afgetekend staat de clown in het wit met een groen sluier om de lenden, de linkerhand met een roze bloem omhoog in de lucht, terwijl de rechterhand een banjo vasthoudt, tegenover de fluitspeler met rode mantel, groene vest en geruite broek, die tegen zijn rug aanleunt. Verschillende kleuren, die een hevige en opvallende uitdrukking geven, zijn de afwisseling van deze twee figuren, maar versmelten hen tot een groot harmonieus geheel. Prachtig. Tonet Timmermans heeft een goede hand om te schilderen, het is duidelijk zichtbaar dat dit schilderij de uitwerking is van haar persoonlijke groei, gedacht en uitbeelding. Gans anders van kleurenschakering is « De Foordanseres ». In een lang kleed van boven naar beneden afwisselend met rode en gele strepen wordt zij, met een blauwe bloem in haar hand, door de foorkramer op de voorgrond van het theater gebracht om aan de menigte voorgesteld te worden. De houding van de danseres is schuchter en terughoudend tegenover de vrije manier van handelen van de foorkramer. Hij draagt een trui met groene en dunne blauwe strepen, een bruine sjaal die overeenstemt met zijn ros haar dat onder zijn muts uitsteekt. De scherpe tegenstelling komt tot uiting in de kleuren waarin Tonet Timmermans beide figuranten aflijnt, evenals in de derde figuur op dit schilderij : de kassierster die in een gemakkelijke houding van achter de toog alles aanziet. Zou men deze schilderij gewaagd noemen ? Neen, zij spreekt alleen van een grote stielkennis en van de durf van de kunstenares om de tonaliteiten waarin de personen zijn uitgebeeld te laten harmoniëren.
In andere tonen maar met dezelfde vaardigheid en met de meeste durf die Tonet Timmermans ooit heeft aangewend geeft het schilderij « De Fruitschotel » het bewijs van haar persoonlijkheid. De vruchten der aarde pronken in de majesteit der kleuren, zij wisselen zodanig af dat alle tonen onderling verschillend zijn. Het zijn de vruchten uit het land van belofte, geschilderd in de kleuren die zo sterk zijn als de stralen van de zon. Dit ganse schilderij is gevuld met vruchtbaarheid, er zijn geen leemten in haar doek, zoals dit meestal voorkomt in de stillevens van andere schilders. Het is een parel waarin de abrikozen schitteren naast de appelen en de druiven, het is de oogst uit de wijngaard die op het schilderij overgaat in een glorie van onvergetelijke vreugde. Van dit schilderij kan iedereen snoepen als van de vruchten zelf ; men wil de vruchten van het schilderij nemen, maar zij zijn geschilderd en het is alleen de geest van de natuur, die door Tonet Timmermans zo prachtig is weergegeven, die spontaan en dringend de komst oproept van de zomer. Daartegenover ademt « De Aanbidding van de Drie Koningen » een andere atmosfeer ; de geest van het Oosten. Vele Vlaamse schilders hebben dit onderwerp aangeroerd in hun werk en ook Tonet Timmermans heeft er zich door laten inspireren.
Zij laat, zoals het meestal in de Vlaamse schilderkunst de gewoonte is geworden, het bezoek van de drie koningen aan het goddelijk Kind niet afspelen in onze landelijke stemming, maar plaatst het motief terug in het Oosten. Drie zingende engelen in het blauw zingen boven de stal hun loflied aan God. St. Jozef met zijn staf in de plooiing van zijn arm en een brandende kaars in een oude kandelaar in de hand, Maria, jong en vol van hemelse genade, draagt een blauw kleed, dat in kleur samengaat met haar mantel waarop haar lange haarlokken neerhangen. Een koning draagt een paternoster en een papegaai in zijn kooi, de andere een kofferke en tussen beiden zit de derde op zijn knieën voor het Kind, de handen samengevouwen en biddend. Dit oude thema werd door Tonet Timmermans in een vernieuwende vorm uitgebeeld met de detailuitwerking van de oosterse aspecten. Toch blijft dit schilderij Vlaams omdat de handeling van de personen en de geest van de kleur van onze bodem zijn. De groei van de schilderachtige kracht en van het volle gezonde leven, die straalt uit de schilderijen van Tonet Timmermans, gaat crescendo vooruit, steeds dieper nijpend naar de kern van het menselijk hart, naar de vreugde van de natuur en naar de verbondenheid met haar land.
Zonder twijfel zal met de jaren haar werk in de goede richting, die zij heeft aangewend, evolueren, want zoals in de natuur zal ook na de groei van het zaad de oogst van de vruchten komen. Moge deze schilderkundige oogst zeer groot zijn voor Tonet Timmermans en voor Vlaanderen, dan neemt zij als vrouw en kunstenares een vooraanstaande plaats in tussen de groten van ons volk.
Ik wens het haar in alle oprechtheid, in alle eerlijkheid en in alle vertrouwen
Door Huub van der Aa uit het Tijdschrift van de Historische Kring Baerne - 28e jaargang nr. 1 - maart 2004
In 1917 werd de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland aan de universiteit van Utrecht aangesteld. Het was de fytopathologe (plantenziekte-kundige) dr. Johanna Westerdijk, die vele jaren in Baarn heeft gewoond en gewerkt. Zij stond aan de wieg van allerlei vernieuwingen, want de fytopathologie (plantenziektenleer) maakte in de halve eeuw van Westerdijks carrière een revolutionaire ontwikkeling door.
Een kleine collectie schimmels in reincultures, afkomstig uit het voormalige Nederlands Indië, vormde de basis voor een internationale schimmelcollectie die vanaf 1904 werd beheerd door de Utrechtse botanicus prof. Frits Went, in diens laboratorium aan de Utrechtse Lange Nieuwstraat (tegenwoordig het Universiteitsmuseum). Deze collectie, het Centraal bureau voor Schimmelcultures, werd in 1907 overgedragen aan het Phytopathologisch Laboratorium 'Willie Commelin Scholten' (in de wandeling het WCS genoemd), toen nog gevestigd in de Amsterdamse Roemer Visscherstraat 1.
Daarmee werd Westerdijk de directrice van het CBS, en ze zou dat tot ver in de jren vijftig van de vorige eeuw blijven. Westerdijk zou haar 'schimmeltuintje' koesteren en uitbouwen tot de grootste verzameling levende schimmels ter wereld.
In 1920 verhuisden Westerdijk en het CBS naar Baarn en ze streken neer in de oude villa 'Java' en bijgebouwen, een geschikte locatie lussen de universiteiten van Amsterdam en Utrecht in. De tijd die nu aanbrak, kan als de meest vruchtbare tijd van haar leven worden gezien. Er bestaat een alleraardigst boekje over prof. Westerdijk. Het is geschreven in 1963 door Maria P. Löhnis, een van haar leerlingen van het eerste uur, en bevat een verzameling anekdotes, foto's, tekeningen, gedichten etc., deels niet van de hand van de schrijfster, maar door haar verzameld.
Op pagina 35 van het boekje staat een zwartwit afbeelding van een aantal vogels, als illustratie van een beschrijving van de sfeer van het laboratorium gedurende de eerste jaren in de villa 'Java'. De tekst bij de prent luidt als volgt: 'Gevogelte (pauwen, ganzen, loopeenden, parelhoenders) verlevendigen in die prille jaren de tuin en de jonge pauw, hoewel nog niet in het bezit van zijn glorieuze staart, pronkte voor de spiegelruiten van de serre.' Over de verdere betekenis van deze tekening of over de herkomst ervan wordt in het boekje niets geschreven. Door een toeval ben ik echter achter het verhaal, achter deze tekening gekomen! Ongeveer twee jaar geleden bezocht een alleraardigste meneer H.W. Schol het CBS, dat inmiddels in de Utrechtse Uithof gevestigd was. Hij bleek de zoon te zijn van mevr. dr. M.B. Schol-Schwarz, al in de jaren twintig van de vorige eeuw bekend op het CBS. Zij was de eerste promovenda van Westerdijk; in haar proefschrift beschreef ze o.a. de schimmel die de toen al beruchte iepenziekte veroorzaakt.
Na zijn pensionering verdiepte haar zoon zich in de geschiedenis en hij liep in het kader daarvan college in de Uithof. Toen Schol ontdekte dat het vroegere instituut van zijn moeder inmiddels ook in de Uithof gevestigd was, is hij een keer komen kijken. Hij was heel vereerd toen hij bemerkte dat wij over nog heel wat archivalia beschikken, die betrekking hebben op de carrière van zijn moeder. Zo bestaat er een T-shirt met haar afbeelding erop, dat ik in mijn bezit had. Het is er een uit een serie T-shirts, afkomstig uit de VS, mei afbeeldingen van beroemdheden uit de fytopalhologie. Bladerend in bovengenoemd boekje over Westerdijk ontdekte Schol de bovenbeschreven vogel illustratie. "Weet u wie die tekening gemaakt heeft en wat er de betekenis van is?' vroeg hij. 'Nee,' was mijn antwoord, 'maar Johanna deed zoveel met gedichtjes en tekeningetjes, dat dit ook wel een van haar eigen maakseltjes zou kunnen zijn.'
Toen vertelde Schol mij dat het een tekening was van Felix Timmermans, de bekende Vlaamse schrijver en een goede vriend van Westerdijk. Deze was zoals vele Belgen tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland gevlucht en in Den Haag terechtgekomen. Van daaruit hield hij overal in het land lezingen. Zo hield hij al in 1919 een lezing in Baarn, die wegens het omstreden karakter van zijn belangrijkste werk Pallieter hier heel wat stof deed opwaaien. Hij logeerde toen bij de familie Sterneberg en de heer Joop Sterneberg bewaart nog steeds een alleraardigst boekje van Felix Timmermans, met een opdracht erin voor de toen nog kleine jongeheer Joop!
Timmermans had echter zowel in Den Haag als Amsterdam een brede kring bewonderaars. Al vóór 1920 ontmoette hij Johanna Westerdijk in Amsterdam, bij zijn vriend de graficus Anton Pieck, en sloot onmiddellijk vriendschap met haar. Na de verhuizing van het CBS naar Baarn bezocht hij haar nog vaak en overnachtte dan in de voormalige villa 'Java', waar zowel de laboratoria van WCS en CBS als professor Westerdijk zelf gehuisvest waren. In de ruime tuin rond de villa bevonden zich in die tijd allerlei grote vogels. Het was toen gebruikelijk bij vele oude villa's in Baarn om rond het huis vogels zoals ganzen en pauwen te laten rondscharrelen, omdat die bij de minste onraad luid te keer gaan! Een even eenvoudige als doeltreffende alarminstallatie dus! Maar Timmermans werd er tijdens zijn logeerpartijen op 'Java' nogal eens in zijn slaap door gestoord.
Het werd een telkens terugkerend onderwerp van gesprek en, zoals vaak, maakte hij er op een dag een tekening van. Hij illustreerde veel van zijn verhalen immers ook en had een vlotte hand van tekenen in een heel eigen stijl. Westerdijk aanvaardde het kleine kunstwerk in dank, liet het inlijsten en op een prominente plaats in het gebouw ophangen. Zo werd deze tekening - net als de vogels - een deel van de inventaris van de villa 'Java'. Omstreeks 1950, na een lange loopbaan en moeilijke kampjaren tijdens de Japanse bezetting, keerde mevrouw Schol uit Ned. Indië op het oude nest in Baarn terug. Zij was als intieme vriendin van vroeger en als ervaren fytopalhologe en mycologe meteen weer welkom bij Westerdijk. Toen Bea Schol de tekening van Timmermans in het laboratorium zag hangen, informeerde zij natuurlijk meteen naar deze Vlaamse schrijver. Zij was tenslotte een van de laatste intimi die zijn vriendschap met Westerdijk van nabij had meegemaakt.
Schol wist niet dat Timmermans in 1947 was overleden, en bovendien niet dat ervan contact tussen hem en Johanna Westerdijk de laatste jaren van zijn leven geen sprake meer was geweest. Zij had echter te nadrukkelijk naar de 'man achter de tekening' gevraagd, zodat Westerdijk nogal geïrriteerd raakte. Kennelijk vond ze het niet prettig aan deze vriendschap herinnerd te worden door haar oud-leerling en goede vriendin. Ze moet zoiets gezegd hebben als: 'Neem asjeblieft die tekening mee, ander gooi ik hem weg.' En zo is deze ingelijste tekening van Felix Timmermans bij Bea Schol terechtgekomen. Zij vertelde haar kinderen vaak over vroeger en, met het bewijsstuk aan de muur erbij, ook over de professor en de beroemde Vlaamse schrijver die zo aardig tekenen kon. Na haar dood heeft de zoon de tekening meegenomen en bewaard. Toen de inmiddels ook al bejaarde heer Schol deze afbeelding in 2002 op zijn rommelzolder had teruggevonden en meenam naar het CBS, was het glas inmiddels gebroken. Het geheel leek toe aan een grondige restauratie. Maar ik was danig geïmponeerd door deze bekende tekening, die ik alleen 'uit de boeken' kende, en waarvan ik bovendien maar sinds kort de achtergrond ken. Toen de tekening voor me op tafel lag, zag ik hoe de heer Schol zich zat te verkneukelen over het fraaie T-shirt met de foto van zijn moeder erop, dat ik had meegenomen om het hem te tonen. En toen was de deal gauw gemaakt!
Ik zal de tekening t.z.t. aan de Historische Kring vermaken, als illustratie van een typisch Baarns verschijnsel uit vroeger jaren, namelijk het gebruik om grote lawaaierige vogels als nachtwakers te laten dienen in een lijd dat er nog niet gedacht werd over de schellen en bellen die tegenwoordig de Baarnse villa's bewaken.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in CBS Post, oktober 2002 en is voor dit nummer van 'Baerne' bewerkt door Frits Booy.
Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
Félix Timmermans en Camille Melloy in Frankrijk.
Opzoekingen en commentaar: Etienne De Smedt
Wat Frankrijk betreft: praktisch alle werken van Timmermans zijn vertaald in het Frans: Pallieter,! 'Enfant Jésus en Flandre, Les très belles heures de Mademoiselle Symphorose, Anne-Marie, Tryptique de Noël (zelfs twee verschillende versies). Le Curé de la vigne en fleur. Et où l ' étoile s'arrêta, La vie passionnée de Pieter Bruegel, La Harpe de Saint François, Psaume paysan, Contes I, Adagio. Goed om weten: in 2000 verscheen er ook een vertaling van De Nood van Sint-Niklaas. Het kreeg een heerlijke titel mee: Le Bateau du Ciel!
Een groot succes werden de meeste Franse vertalingen niet, behalve wanneer we het hebben over La Harpe. Dit Timmermanswerk werd zodanig uitgegeven en verspreid in Frankrijk, dat het de moeite loont daar wat dieper op in te gaan. Maar we kunnen niet anders dan het eerst en vooral hebben over Camille Melloy. Achter deze schrijversnaam zit Camille De Paepe, geboren in Melle. Hij studeerde en doctoreerde in Leuven, was volledig tweetalig, maar schreef praktisch al zijn proza en poëzie in het Frans. Hij werd priester en trad toe tot de congregatie van de Jozefieten, die in Melle een klooster en middelbare school hadden. Hij werd als het ware bedolven onder literaire prijzen en onderscheidingen.
Het mag ons dus niet verwonderen dat Timmermans contact met hem zocht en daar willen we toch eerst naar verwijzen. De directe aanleiding was een ledendag van onze Kring in het klooster van Melle op 22 april 2001, waar toen een tentoonstelling liep over Camille Melloy. Ik werd daar echt overladen met boeiende documenten rond deze man. Oordeel zelf maar! In kopie kreeg ik zomaar eventjes 47 brieven van Timmermans aan Melloy en dit gedurende de periode van 1928 tot 1941. Ze gaan bijna allemaal over de vertaling van De Harp in het Frans, die hij graag wilde toevertrouwen aan deze bekende figuur. Voeg daar nog bij, de kopies van 13 boeken die Timmermans hem in de loop van die jaren schonk, telkens met een mooie opdracht. Vermeldenswaard is ook het feit dat de toenmalige overste van de plaatselijke Jozefieten, Eerwaarde Pater Aloïs, een waarlijk minzaam man, die dag lid werd van onze Kring. Het lukte hem zelfs eens aanwezig te zijn op een ledendag in Lier.
Melloy aanvaardde de opdracht en je kan je de diepe vreugde van Timmermans wel voorstellen toen in 1935 de eerste druk in het Frans verscheen. En laat ons nu eens bekijken op welke wijze La Harpe Frankrijk veroverde. Melloy was er in geslaagd om zijn vertaling te laten uitgeven bij de grote, katholieke uitgever in Parijs, Bloud et Gay. Dat zou, zoals hier zal blijken, een goede zaak worden voor schrijver en vertaler. Hij zou ook nog Driekoningentriptiek (Tryptique de Noël) vertalen en een dertiental verhalen, onder de titel Timmermans raconte. De eerste druk van La Harpe uit 1935 kwam er op 2200 exemplaren. En toen zouden de drukken elkaar in snel tempo opvolgen: 1945,1947,1954 (toen stond de teller reeds op 67000 exemplaren), 1959 (een editie van 5000 exemplaren), 1961 (twee edities op één jaar), 1962, 1964.
Bloud et Gay was niet alleen een goede uitgever, ze waren ook knap commercieel. Zij wisten dat heel wat kleine, katholieke uitgeverijtjes stonden te springen om dit boek in hun pakket op te nemen. Die toelating kwam er, de zogenaamde licentie-uitgaven. Deze uitgevers betaalden daarvoor de toen geldende financiële bijdrage.
Editions Franciscaines: 1942,1947, 1950 (een leuk detail: tijdens een van onze ledendagen vertelde Lia Timmermans mij, dat de Franciscanen nooit een cent betaalden!).
Club du Livre religieux: 1955, 1957 in totaal 4150 exemplaren in een mooie luxe-editie met foto's van schilderijen in sepia afgedrukt.
Edition G.P. Collection Super. 1960, 1961, een uitgave in vollinnen band met prachtige tekeningen in kleur en zwart-wit.
Bloud et Gay deed ook nog een extraatje en nam het werk op in haar prachtige reeks Edition Livre de Vie, 1961 en 1962
Edition Le Seuil: 1961,1983, 1993, 2001
Opmerkelijk: bij de uitgeverij Desclée in Doornik werd een editie (de hoeveelste bleef voor ons onbekend) gedrukt op 8000 exemplaren! We willen hier ook nog stellen hoe moeilijk de Fransen het ons maakten om een correcte tabel van de edities te maken. Het aantal exemplaren bleef gewoonlijk onbekend en zelfs de datum van de uitgave werd niet altijd vermeld. Had Camille Melloy tot dan toe de belangen van Timmermans, bij de vele Franse uitgaven, mee in de gaten gehouden, dan kwam daar een einde aan door zijn vroegtijdig overlijden op 1 november 1941. De jaren daarna zou zijn broer Theophile, ook een Jozefiet, deze taak op zich nemen en daar gaat het tweede deel van mijn verhaal over.
Ook goed om weten is dat Timmermans ook één keer heeft meegewerkt aan een boek van Camille Melloy. Het betreft hier Louange des Saints populaires (Loflied voor de volksheiligen). Het werd een bundel met zestien gedichten waarvoor Timmermans telkens een mooie tekening maakte. Het geluk stond aan mijn zijde toen ik een exemplaar kocht waarin een volslagen onbekend kunstenaar alle prentjes mooi had ingekleurd! Tot slot van dit eerste deel past het hier om te vermelden dat De Harp van Sint-Franciscus, volgens de uitgeverij Van Kampen, het meest verkochte Timmermansboek in het Nederlands taalgebied was.
Hoe een Frans dubbeltje rollen kan. De bedoeling van de hier onderstaande tekst, is eens van dichtbij meemaken, hoe de financiële zaken verliepen bij het uitgeven van een boek. De uitgever eiste meestal het alleenrecht op. Hij droeg natuurlijk de meeste kosten, maar hoopte op een flinke winst als het boek goed zou lopen. Natuurlijk mochten schrijver en vertaler rekenen op een aandeel in die verkoop. Er werd een contract opgemaakt over hoeveel procent hun verloning zou bedragen. Bij Bloud et Gay bedroeg die meestal tussen de 10 en 12 %. In dit geval spraken Timmermans en Melloy af voor een eerlijke verdeling: ieder de helft.
Na het overlijden van Camille Melloy op 1 november 1941, nam dus zijn broer Theophile de taak op zijn schouders om de boekhouding rond de vertaling in orde te brengen en voort te zetten. De helft van de opbrengst ging naar Marieke Timmermans, de andere helft naar de erven De Paepe. (Melloy was zijn schrijversnaam) En de broer deed zijn taak voorbeeldig. Daarvan getuigt een blad met daarop wat nog moest geregeld worden van 1939 tot 1953. Het blad geeft een overzicht in zes kolommen: het jaartal, de datum van de storting door de uitgeverij, het bedrag in Franse frank, de op dat ogenblik officiële koers, het bedrag in Belgische frank, de helft daarvan voor Marieke Timmermans. Hij eindigt zijn blad met twee mededelingen: hij heeft het bedrag van 31800 frank overgeschreven op de rekening van Mevr. Lia Timmermans. Alles is nu geregeld tot en met 1953 en voor de rechten van 1954 zal hij wachten op de storting van de uitgeverij. (goed om weten: 1000 B.Fr. is, volgens een econoom, vergelijkbaar met nu 225 euro.)
Dat de uitgever zich strikt hield aan het contract blijkt uit drie documenten. Uit een schrijven van 21 mei 1951 blijkt, dat een gerenommeerd katholiek tijdschrift vroeg of ze in een van de volgende edities enkele fragmenten uit La Harpe mochten afdrukken. Indien de rechthebbers daarmee akkoord gingen, zouden zij daarvoor 6 Franse frank per lijn betalen. Toen in 1953 de Franstalige Canadese radio twee uitzendingen aan het bewuste boek wijdde, werd daarvoor 12264 Franse frank betaald. Pater Theophile bracht het aandeel voor Timmermans persoonlijk naar Oostende. Een ietwat vreemde brief, gedateerd 15 mei 1954, gaat over deze laatste zaak. Hij is gesigneerd door Marieke Timmermans maar volledig geschreven door Lia!
De Franstalige radio in Canada was echt wel geïnteresseerd in Timmermans. In januari 1954 kwam La Harpe in vijf uitzendingen ter sprake. Daar werd 2650 Belgische frank voor betaald, waarvan de erven Melloy en Marieke Timmermans elk de helft kregen! In een boeiende gele briefkaart uit 16 juli 1954, vraagt Lia inlichtingen over een Italiaanse vrouw, die La Harpe uit het Frans in het Italiaans wilde vertalen en daar was Lia natuurlijk voor te vinden. Over een mogelijke vertaling heb ik echter geen enkel spoor gevonden. Dat La Harpe in Frankrijk een blijvertje was, bewijzen de cijfers: tussen 1 januari en 31 december 1954, dus bijna twintig jaar na de eerste druk, werden er zo maar eventjes 1141 exemplaren aan de man gebracht. Dat betekende 2665 frank voor de erven Melloy en voor Marieke Timmermans. In een lange brief van 13 februari 1955, vraagt Lia Timmermans om in de toekomst de bedragen die haar moeder toekomen, niet meer naar Oostende te sturen maar rechtstreeks aan haar te betalen. Vermits Marieke geen postrekening heeft, stelt Lia voor dit te doen met een postmandaat.
Zij heeft het nogmaals over de dame die La Harpe wil vertalen in het Italiaans voor de uitgeverij Chiantore in Milaan. Zij zegt daar nog steeds niets van gehoord te hebben. Deze firma heeft ook in 1945 een vertaling gebracht van Pieter Bruegel en zij voegt eraan toe dat dit een betrouwbare uitgever is. Ik ben zo vrij daar een beetje aan te twijfelen, want in die uitgave is nergens de naam van de vertaler te vinden! In een brief van de directeur van Bloud et Gay, vraagt deze aan Theophile Melloy of die soms een exemplaar bezit van de Franse vertaling van L 'enfant Jésus en Flandre. Hij wil dat boek een tijdje lenen om er een paar fragmenten van te gebruiken. Het boek verscheen in 1925 bij de Franse uitgever Rieder. Een detail, een beetje pikant: de vertaling is van de hand van Neel Doff, hier vroeger beter gekend door haar verhaal als meisje van plezier dat zij leidde onder de naam Keetje Tippel!!
In oktober 1955 krijgt onze Pater weer een brief van de directie. Een kleine katholieke uitgeverij heeft een reeks met telkens een beperkt aantal werken in een luxe uitgave. Zij willen in deze reeks, Club du Livre Religieux (zie blz 2), ook La Harpe opnemen. Ze gaan akkoord met alle voorwaarden van Bloud et Gay en er zal voor de beide rechthebbenden 6 % van de verkoopsom worden uitbetaald. De uitgave wordt beperkt tot 4250 stuks. En nu verschijnt voor het eerst, maar zeker niet voor het laatst, de naam Lou Aspeslagh, echtgenoot van Lia Timmermans, op het toneel. Amper twee weken later laat hij weten dat zij akkoord gaan met de voorwaarden. Hij voegt er nog aan toe dat ze bij het verschijnen graag een vijftal exemplaren zouden krijgen! Er was, nu ook voor het eerst maar zeker niet voor het laatst, een klein misverstand. Een van beiden, de Pater of Aspeslagh hadden het fout begrepen en hij zegt, als hij het goed begrijpt, dat beide erven elk 6% krijgen en niet 3 %!
Er is een brief van 16 januari 1956, waarin Pater Theophile aan Lia laat weten en dat hij de schrijversrechten voor 1954, zoals ze eerder had gevraagd, met een postmandaat ter waarde van 2665 frank aan Marieke Timmermans had gestuurd. De eerstvolgende jaren gebeurde dat, tot ieders tevredenheid, steeds langs deze weg. Een tussendoortje, om nogmaals het succes van La Harpe in Frankrijk te beklemtonen: tussen 1 januari 1955 en 30 juni 1956 werden er niet minder dan 2147 exemplaren van verkocht. In een brief van Bloud et Gay aan Pater Theophile, wordt hem gevraagd contact op te nemen met de familie Timmermans omdat zij de vraag hebben gekregen om het boek uit het Frans te laten vertalen in het Portugees en in het Spaans. Over een Spaanse vertaling heb ik niets kunnen vinden. Een Portugese wordt in het Mercatorboek wel vermeld, maar er staat een vreemde nota bij: het boek is nooit ergens gevonden.
Onze Pater let nauwgezet op de betalingen van de rechten door Bloud et Gay. In een brief van 14 mei 1960 vraagt hij aan de directeur om alles eens grondig na te kijken want volgens hem is er een vrij lange achterstand wat die stortingen betreft. In een brief van 25 september 1961, meldt de directeur dat Edition Le Seuil (kijk even naar blz. 2), het plan heeft opgevat om La Harpe uit te geven in een pocketversie voor de jeugd. Hij heeft hiervoor zijn toelating reeds gegeven en verontschuldigt zich voor dit laat bericht. Deze reeks zal ook een groot succes kennen, maar omdat de prijs eerder laag is, zullen de rechten navenant zijn. Dit contract zal later een doren in het oog van Aspeslagh worden! En vanaf 1962 zal Lou Aspeslagh zelf ook een grotere vinger in dezelfde pap proberen te krijgen! In een brief aan onze Pater uit 25 april 1962 stelt hij een hele reeks eisen. Hij heeft de vraag gekregen om het boek in het Chinees te laten vertalen. Omdat het voor een goed doel is, wil hij de rechten wel afstaan.
Het moet echter een eenmalige editie worden met een beperkt aantal en hij wil zelf mee het contract ondertekenen. Hij heeft het ook over de hier hoger vermelde pocketuitgave. Hij vraagt hem of hij daarvoor al rechten ontvangen heeft en hoe groot de oplage was. Hij voegt er nog zoetjes aan toe dat hem zes presentexemplaren zouden gezonden worden! En weer is daar Lou Aspeslagh op zijn best. In een brief van 15 mei 1962, deelt hij de Pater mee dat hij zelf een contract heeft gesloten voor een Chinese vertaling omdat die uit het Nederlands zou vertrekken. Hij voegt eraan toe, geen auteursrechten te hebben gevraagd, maar dat ze zich moeten beperken tot één editie. Wat die auteursrechten betreft, daar heb ik geen zicht op. Ik wel heb ontdekt dat er niet één maar wel drie edities verschenen: 1962, 1969 en 1980. En daar heb ik wél zekerheid over want ze staan hier in mijn kast! Wat ik ook met zekerheid weet, is dat er helemaal niet uit het Nederlands maar wel uit het Engels werd vertaald! In het Chinees boek staat trouwens klaar en duidelijk dat voor de vertaling gebruik werd gemaakt van de Engelse uitgave, met als titel The perfect Joy of Saint Francis. Ook interessant om weten is: het boek werd niet uitgegeven op het Chinese vasteland, maar wel op het afgescheurde eiland Formosa, dat nu Taiwan heet en dat de Chinese president heel graag terug bij China zou inlijven. Het boek vermeldt tevens in welke boekhandels, in het verre oosten, het boek kon besteld worden. En tot slot nog dit: het werk is geïllustreerd met zwart-wit prentjes, door een onbekend kunstenaar. Ziezo, nu weten jullie bijna alles over de Chinese Harp!
Vanaf dan verandert de toon van de briefwisseling. Lou Aspeslagh neemt resoluut de touwtjes in handen en iedereen die hem een beetje van nabij heeft gekend, heeft wel eens ondervonden dat hij graag 'grand seigneur' speelt. Hij eist van Bloud et Gay dat hij vanaf dan steeds geraadpleegd wordt, wanneer er sprake is van een of andere uitgave van La Harpe. Ook wil hij zijn zeg hebben in de financiële verloning en slaat hij daarbij een nogal hautain toontje aan. Of Pater Theophile daar allemaal zo mee opgezet was, durf ik sterk betwijfelen. In een brief van 7 juni 1962 geeft hij Aspeslagh de toelating om alles wat maar iets te maken heeft met de Franse vertaling, of het nu gaat om Timmermans of Melloy, zelf met de uitgever te onderhandelen! Aspeslagh had echter niet uit het oog mogen verliezen dat de eerste druk in het Frans toen reeds bijna dertig jaar oud was en dat de grootste interesse in Frankrijk na die lange tijd zeker sterk geluwd was.
Wij danken hiervan harte ons medelid Daniël Lemmens uit Melle, die ons het ganse archief van deze vertaling schonk.
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.