Over het jodendom - Aflevering 1: beknopte historiek
Over het jodendom
Aflevering 1: beknopte historiek
Van oudsher hebben mensen zich gevestigd in vruchtbare gebieden, in streken waar water is en zon en zo ligt in de Oudheid, zo'n vier duizend jaar voor Christus, de wieg der beschavingen in drie stroomgebieden in het Midden-Oosten, de Levant of “het land van de opgaande zon”. Op de plek waar de delta van de Nijl gelegen is, situeert zich het oude Egypte. De Harappa of de Indusbeschaving ontwikkelde zich rond de Indus met zijn vele bijrivieren. En in het zogenaamde “land van melk en honing”, het tweestromenland of Mesopatamië waar de Tigris en de Eufraat lopen, was er de beschaving van Sumer of de Sumerische beschaving, de plek vanwaar de Joden stammen.
Volgens de Bijbelse ontstaansgeschiedenis van het jodendom schiep God Adam en Eva en zij hadden naast Kaïn en Abel nog een derde zoon, Set genaamd, die de vader werd van Methusalem, wiens zoon Lamech was en diens zoon was Noach. Naast Cham en Jafet was ook Sem een zoon van Noach - Sem zou zijn naam gegeven hebben aan de Semieten, zoals de Joden ook worden genoemd (ofschoon een andere uitleg aangeeft dat het Semitisch alleen maar naar een taalgroep verwijst). Sem was een voorvader van Abraham, de gemeenschappelijke stamvader van Arabieren en Joden.
De Joden kennen een lange, bloedige voorgeschiedenis van machtsstrijd om de troonsopvolging, te beginnen bij het Verenigd Koninkrijk Israël of het Twaalfstammenrijk dat gesticht werd door Saul in Kanaän in 1030 voor Christus. De zoon van Saul, Isboset, verloor de troon aan een hofdienaar uit de stam Juda, die koning David werd. Diens zoon werd koning Salomo die het Tienstammenrijk regeerde. Uit de overige twee stammen, die van Juda en Benjamin, ontstond het koninkrijk Juda.
Tussen 79 en 94 na Christus schreef Flavius Josephus in het Grieks de volgens hemzelf complete Joodse Geschiedenis (Ioudaïkè Arkhailogia of Antiquitates Judaicae). De oorlogszuchtige Joden zouden rond Palestina geleefd hebben tussen tussen 536 voor en 73 na Christus en in Judaea (toentertijd een Romeinse provincie) vanaf 44 na Christus. Over de jaren daarna (van 66 tot 73) vertelt Flavius Josephus in een ander werk, getiteld: De Joodse oorlog tegen de Romeinen.1 Dat werk handelt over de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel.
Vooraleer zij tempels bouwden, kwamen de Joden onder Gods hoede samen in een verplaatsbare ontmoetingstent, de tabernakel, gebouwd rond een heilige kist, de Ark van het Verbond, waarin de twee stenen platen met daarop de tien geboden, door Mozes van Jahweh zelf ontvangen op de Sinaï tijdens de uittocht der Joden uit Egypte, bewaard werden. Op die uittocht en gedurende hun oorlogen droegen de Joden Jahweh met zich mee (als een licht dat boven de ark zweefde) om die desnoods naar het front te sturen in de hoop aldus te zullen overwinnen. Edoch, de Filistijnen maakten de ark buit en ofschoon aangenomen werd dat de ark nadien in de tempel werd bewaard, is het onduidelijk wat er verder mee gebeurde.
De eerste tempel werd gebouwd door koning Salomo tussen 1000 en 900 voor Christus en hij werd verwoest door de Babylonische koning Nebucadonozor II in 586 voor Christus. De tweede tempel, de tempel van Herodes, werd gebouwd in 515 voor Christus door de stadhouder van Jehud, Zerubbabel; hij werd pas in 64 na Christus voltooid en amper zes jaar later, in 70 na Christus, verwoest door de Romeinse keizer Titus - een overblijfsel daarvan is de Westmuur of de Klaagmuur.
De eredienst werd voortaan in de synagogen gehouden en men gelooft dat de resten van de tempel zich bevinden onder het tempelplein op de tempelberg waarop nu twee moskeeën staan: de zevende-eeuwse Rotskoepel (waar Mohammeds hemelvaart plaatsvond) en de achtste-eeuwse Al-Aqsamoskee. De tempelberg werd in de oudheid bovenaan vlak gemaakt om gebruikt te worden als dorsvloer en dorsen betekent dat het kaf van het koren wordt gescheiden, wat op deze plek ook zou gebeurden met betrekking tot het mensdom, na het armageddon, op het einde der tijden.
De Joden en de Mohammedanen vechten om Jeruzalem, op de dorsvloer die de tempelberg is, waar aan het begin der tijden het kaf gescheiden werd van het koren en waar dat aan het einde der tijden opnieuw gebeuren zou met betrekking tot het mensdom. En dat verschrikkelijke bijgeloof heeft ervoor gezorgd dat die bloedige strijd ook vandaag in alle hevigheid blijft doorgaan en zelfs nog uitbreiding neemt met slechts het uitzicht op een nieuwe wereldoorlog.
Over het misbruik van macht (J.B., 1-19 oktober 2019)
Over het misbruik van macht (J.B., 1-19 oktober 2019)
03-11-2023
Extase en andere verhalen
Extase en andere verhalen
02-11-2023
Christendom, wraak en vergeving
Christendom, wraak en vergeving
Drie verhalen over vergankelijkheid
Drie verhalen over vergankelijkheid
Is er leven na de dood? (J. Bauwens, 2006-2007-2014)
Is er leven na de dood? (J. Bauwens, 2006-2007-2014)
01-11-2023
water
water
Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw
Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw
Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw
28-10-2023
Wat met osteopathie? Aflevering 4
Wat met osteopathie?
Aflevering 4
Als methodist verwierp de grondlegger van de osteopathie, dr. Andrew Taylor Still, het materialisme, waarover wij hoger een en ander hebben gezegd. Benadrukken wij vervolgens dat iemands kijk op de wetenschap niet los staat van zijn wereldbeeld: wie vanuit een materialistisch wereldbeeld geloven dat de geest een bijwerking is van de hersenen, zullen geestesziekten behandelen door aan de hersenen te gaan sleutelen; wie daarentegen een spiritualistisch wereldbeeld aanhangen en derhalve geloven dat het lichaam een emanatie is van de geest, zullen de oorzaak van lichamelijke ziekten uiteraard gaan zoeken in de staat waarin de geest verkeert. Immers, zouden ze anders handelen, dan ware hun geloof ijdel. Maar deze laatste opvatting, die ook de methodist dokter Still deelde en die mede aan het fundament ligt van zijn eigen geneeswijze die de osteopathie genoemd wordt, is een overtuiging die in feite berust op de wens of de waan van de mens om zijn lot in eigen handen houden.
Immers, het geloof dat de geest heerst over de materie, voedt de overtuiging dat men in staat is om met de eigen geest en meer bepaald met de eigen wil het lichaam te beheersen zoals een ruiter een paard beheerst. Dat is weliswaar tot op zekere hoogte het geval wat betreft bijvoorbeeld het bewegingsapparaat en wat betreft alle zogenaamd willekeurige zaken maar dat dit ook zou gelden met betrekking tot de onwillekeurige lichaamsfuncties wordt alleen al door de nomenclatuur zelf tegengesproken. Een gezond persoon is in staat om binnen de door de natuur bepaalde grenzen een armbeweging te maken zoals hij dat maar wenst, edoch, reeds over de kniereflex heeft hij geen rechtstreeks meesterschap via zijn wil, laat staan over wat zijn hartspier doet of over de werking van zijn maag, zijn schildklier en zo verder. Trouwens, indien alle orgaanwerkingen zouden gehoorzamen aan de bevelen van de vrije wil, dan zou het bewustzijn daardoor zozeer in beslag worden genomen dat er geen tijd meer zou overblijven voor nog andere gedachten en de mens zou dan herleid worden tot een geestloos autonoom functionerend organisme, een automaat.
Een wetenschap en in dit geval een geneeskunde die zich ent op de overtuiging dat de stof een emanatie is van de geest en dat de geest het lichaam beheerst, zal tegen haar eigen grenzen aanbotsen van zodra de proef op de som uitwijst dat het lichaam helemaal niet bereid is om gehoorzaamheid te bieden aan de geest of aan de wil en alvast is het lichaam daartoe niet bereid waar het de autonome fysieke functies betreft. Andermaal: het is weliswaar mogelijk om te gaan en te staan waar men wil en ook kan men voor een beperkte tijd zijn adem inhouden maar om het hart te doen ophouden met kloppen of, eerder nog, om na een hartstilstand het hart weer op gang te brengen, is veel meer nodig dan alleen maar de onmiddellijke wil (of eerder de wens): om het hart te doen stoppen, is geweld nodig en om het na een stilstand weer op gang te brengen, is wetenschap nodig. In dat laatste geval dienen de wetten achterhaald te worden waaraan de stof beantwoordt en vanuit de gehoorzaamheid aan die wetten kunnen dan gebeurlijk technieken bedacht worden waarmee men die wetten tot op zekere hoogte naar zijn hand kan zetten. En dat gebeurt in de klassieke geneeskunde die immers steunt op een wereldbeeld dat werkelijkheidsbeheersing toelaat en ze ook promoot.
Nu zullen voorstanders van de tegenpartij antwoorden dat ook andere geneeswijzen zoals de osteopathie dat vermag en uiteindelijk zullen de resultaten van de geneeswijze in kwestie beslissend zijn voor de beoordeling van haar effectiviteit. Vanuit deze praktijk waarbij de specifieke geneeskunde een toetssteen is voor haar waarde, zal ook het wereldbeeld dat aan die vorm van geneeskunde ten grondslag ligt, afhankelijk van de bekomen resultaten, overeind blijven of sneuvelen. Maar er is nog een probleem en zeker niet het geringste.
Immers, de beoordeling van de werkzaamheid van een therapie is allerminst een sinecure en de vraag rijst zelfs of zij wel mogelijk is op objectieve gronden. Dat Coca-Cola u het best van alle bestaande dranken verfrist, is alleen maar waar omdat het aldus aan iedereen van in de wieg dagelijks meermaals, overal en met elk denkbaar middel geproclameerd wordt. In de praktijk worden waarheden allerminst bewezen met logisch-mathematische middelen maar ontspringen zij aan de macht; zij worden gekocht, betaald en, eenmaal verworven, ook juridisch overeind gehouden. En de waarheid van Coca-Cola vertegenwoordigt hier talloze andere waarheden, zo niet élke denkbare waarheid, zodat bijvoorbeeld ook de waarheid dat het coronavaccin u tegen corona beschermt en de waarheid dat de pil u gezond maakt precies zoals de heilig hostie dat doet. Niet een of andere hogere, bewezen waarheid achter de reclame overtuigt, doch haar eigen eindeloze herhaling en haar alomtegenwoordigheid waardoor zij zich in het binnenste van haar prooien nestelt en van hen ook het geweten gaat uitmaken, precies zoals het machtsmiddel dat de religie is, dit van oudsher weet te presteren.
Van wat de reclame dan allemaal voorhoudt, hoeft helemaal niets waar te zijn zolang de door haar voorgewende waarheid maar beleden wordt omdat die belijdenis zich manifesteert in de onderwerping aan de reclamemaker welke in het geval van Coca-Cola bestaat in het kopen van het flesje drank; in het geval van de heilige hostie bestaat zij in een specifiek religieuze geloofsbelijdenis en in het geval van het slikken van een medicijn of het volgen van een therapie bestaat zij in de onderwerping aan de geneeskunde in kwestie.
Het succes van een geneeswijze zou bepaald moeten worden door objectieve resultaten maar de verwachting is dat veeleer zekere machten die daar helemaal buiten staan, het volgelingschap zullen bepalen zoals dat inderdaad ook met Coca-Cola het geval is. Wanneer een nar zoals Desiderius Erasmus, die het Lof der zotheid zong, naar de kroon zou worden gestoken door een hedendaags auteur, dan zou die laatste misschien wel onze geneeskunde afschilderen als één grote commerce; een gigantische zwendel met therapieën die veel gelijkenis vertonen met de ijle gebaren in de lucht van de priesters van weleer in even indrukwekkende kerken, met klinieken volgestouwd met stoeten figuranten die precies hetzelfde doen als de pastoors, onderpastoors, misdienaren, kosters, zangers en gelovigen uit een nu vervlogen tijd waar sommigen zelfs met heimwee naar terugkijken. Zij doen allemaal alsof het inhoud heeft wat zij acteren en zij doen dat met een dermate sterk geloof en met een even waanzinnige overtuigingskracht dat zij hun publiek helemaal weten te hypnotiseren. Niemand betrapt hen er op dat geen van al die artsen, verplegers, therapeuten en nog vele andere specialisten die de ziekenhuizen bevolken, over ook maar enige echte macht beschikt over het leven en de dood en dat zij allen louter figuranten zijn die een toneel opvoeren precies zoals in het destijds door alle gelovigen bijgewoonde theater in de kerk wiens macht zelfs reikte tot in het hiernamaals, ja, tot in de eeuwigheid. Herinner u dat toentertijd geen mens die in de kerk geloofde, in twijfel trok dat het ook zin had wat de clerus wereldwijd presteerde: de kracht van de gebeden en de litanieën, de genezende werking van de hostie, de effectiviteit van de veelsoortige bezweringen in de vorm van aanmaningen en hellepreken, de loutering van de biecht, de rechten en de plichten, de geboden en verboden: louter figuranten en figuraties waren zij, zonder ook maar enige aantoonbare band met de materie en bij uitstek de 'waanzin' van de transsubstantiatie, de verandering tijdens de consecratie van brood en wijn in het lichaam van de godheid, kon model staan voor de macht van een tovenarij die in feite nog altijd onverminderd aan de orde is omdat er nu eenmaal helemaal niets nieuws is onder de zon.
Of hiermee de vraag naar de werkzaamheid van osteopathie en van de vele andere alternatieve geneeswijzen wordt beantwoordt, is een andere kwestie. Maar wie eraan twijfelen dat ook de wetenschappelijke waarheid tot een geldkwestie is verworden, moeten maar eens goed rondkijken in bijvoorbeeld een apotheek: kruiden, theeën en tincturen waarvan allang bewezen werd dat zij niet werken, liggen daar uitgestald onder zalvende namen in de vitrine; men koopt er verdovende en fataal verslavende middelen met ronkende namen die allerminst genezen; men kan er boeken krijgen met daarin diëten en voorschriften van wonderdokters en therapeuten van de meest exotische pluimage. Ook moet men steeds vaker vaststellen dat ziekenbonden reclame maken met een terugbetalingspolitiek inzake geneeswijzen die door de klassieke wetenschap allang corrupt werden verklaard: deze geneeswijzen dringen zich naar het voorplan middels reclame naar het voorbeeld van het bijzonder succesrijke Coca-Colabedrijf en in een mum van tijd weten zij eerst de consumenten te betoveren en daarna ook de apothekers die er immers winst uitslaan, de ziekteverzekeringsbedrijven die aan terugbetaling doen en naar de pijpen van hun klanten moeten dansen, de artsen idem dito en prompt ook de professoren en de vorsers wiens onderzoek immers betaald wordt door Coca-Cola, Coca-Pharma en noem maar op.
Marcuse had het bij het rechte eind: wetenschap en techniek zijn in principe wondere zaken maar besmet met het geld dat symbool staat voor de hebzucht, wordt ook de zorgbehoevende niet langer geholpen doch gepluimd; zijn uitgestoken hand om hulp ontvangt helemaal niets tenzij een brief van de deurwaarder met een dringende aanmaning tot aflossing van zijn schulden, ja, zijn meubelen staan reeds op de stoep, hij kan nu de eindeloze stoet gaan vervoegen van de illegale trekkers die de mist ingaan, zoals alleen nog geschouwd door Kaspar Hauser in de visioenen welke voorafgingen aan zijn uur van waarheid.
(J.B., 28 oktober 2023)
27-10-2023
Wat met osteopathie? Aflevering 3
Wat met osteopathie?
Aflevering 3
De denkfout die aan de grondslag ligt van het fysicalistisch wereldbeeld dat hand in hand gaat met het materialisme betreft een specifieke, onterechte veralgemening. Zij situeert zich waar de mens het denken dat uit zijn leefwereld stamt, roekeloos projecteert op de gehele werkelijkheid. In dat geval wordt de metafysische vraag naar de ultieme zijnsgrond van de werkelijkheid verengd tot de technische vraag naar haar ultieme bouwstenen. Ten onrechte, want de werkelijkheid is geen constructie.
Reeds in de vierde eeuw werd deze denkfout aan het licht gebracht door een van de allergrootste filosofen, de Noord-Afrikaan Aurelius Augustinus. In zijn De Fide et Symbolo (II:§2) bekritikeert hij namelijk ongelovigen die "vanuit hun vertrouwdheid met handenarbeiders, huizenbouwers en allerlei andere artisanen die niets kunnen tot stand brengen zonder grondstof", geloven dat ook God (een aan Hem externe) grondstof nodig had om alles te 'maken'. Maar zelfs indien God dingen tot stand bracht uit grondstof, dan werd ook die grondstof door Hem uit het niets geschapen, aldus Augustinus.1
Immanuel Kant wijst er op dat wij de natuur pas kunnen kennen in de mate dat wij in staat zijn om hem zelf te maken; waarmee hij in feite zegt dat wij de natuur niet kunnen kennen, want niet kunnen maken.2 En Spinoza onderscheidt, enerzijds, datgene wat zijn oorzaak in zichzelf heeft, met name God en de natuur, en, anderzijds, de dingen die hun oorzaak buiten zichzelf hebben.3 Ook Gödel wijst op het onderscheid tussen het scheppen van iets (- uit niets) en het construeren van iets uit iets anders (- uit iets dat reeds geschapen is).4 Ook Martin Heidegger wijst op het niet-geconstrueerde karakter van de werkelijkheid. Michael Inwood verwoordt het als volgt: "Het ingewikkelde is niet samengesteld: het is niet opgebouwd door eenvoudige elementen te combineren, en het kan niet worden geanalyseerd alsof dat wel zo is". 5
Als we even abstractie mogen maken van kunst en ethiek, kunnen we zeggen dat alle door mensenhanden gemaakte dingen werktuigen zijn, verlengstukken van ons lichaam. Onze wereld is een instrument, hij is ons gemeenschappelijk, uitgebreid lichaam. De grondstof voor dat instrument rekruteren wij uit de natuur. Omdat onze wereld een constructie is van onze handen, neigen wij er toe om ook de natuur als een constructie op te vatten. Een bouwwerk dat wij afbreken om er het onze mee op te richten. Maar dat is een vergissing. De natuur is niet op zijn beurt opgebouwd uit grondstof die weer van elders komt. Waar wij dat geloven, achten wij onszelf potentiële natuurmakers of goden.
De betekenis van deze uitspraak mag niet worden onderschat: wij kunnen de natuur niet (na)maken, omdat de natuur geen maaksel is. Omdat al datgene wat wij met onze plannen en handen tot stand brengen, opgebouwd wordt uit elementen (die wij in de natuur aantreffen), hebben wij de neiging om te denken dat ook de natuur zelf het resultaat van zo een bouwproces zou zijn. Geven wij aan deze neiging toe, dan bezondigen we ons aan inductie. Wanneer wij een boom materieel ontleden, vinden wij daarin stoffen zoals water, koolstof, en nog andere elementen. In wezen is die boom helemaal niet het resultaat van zo een ‘samenstelling van elementen’, en een hersamenstelling zou ons dan ook geen boom opleveren. In onze analyse hebben we ons immers beperkt tot de materiële analyse van één specifieke boom. Wat daar boven uitstijgt, kan niet meer worden geanalyseerd, wat ‘namaak’ uitsluit. Maar vooral is ‘namaak’ onmogelijk omdat een boom, en in het algemeen de natuur, geen maakwerk is. Het is bijvoorbeeld mogelijk voor een papegaai om een menselijke uitspraak na te zeggen, maar de essentie van de uitspraak, namelijk zijn betekenis, kan door de papegaai niet worden gevat, wat zijn prestatie irrelevant maakt. In zijn overmoedig geloof inzake het namaken van de schepping, gelijkt de mens nu op zo een sprekende ara, zich niet bewust van zijn potsierlijkheid. De mens met een mechanicistische wereldvisie is vergelijkbaar met de instrumentist die niet in staat is om ook maar het minste greintje gevoel te koesteren bij zijn eigen muzikale uitvoeringen, omdat hij doof is: voor hem is musiceren een harde labeur, iets zoals het sturen van een ingewikkelde machine. Nu geloven fysicalisten dat de natuur zo een absurd orkest is zonder klank, alleen omdat zij niet in staat zijn te horen.
Zo laken bepaalde richtingen, zich beroepend op Carnap, de metafysica omdat haar uitspraken niet experimenteel verifieerbaar zijn.6Maar de eis van toepasbaarheid van dit beginsel op de ganse werkelijkheid, verkapt eigenlijk de overtuiging van de (na-)maakbaarheid van de werkelijkheid. In het Logisch Positivisme, het fysicalisme en het microreductionisme, hebben we aldus te maken met het gevaar van de misvatting waarvoor onder meer Augustinus, Kant, Spinoza en Gödel waarschuwen. Daar acht de mens zichzelf God. Hij is dat niet, zegt Spinoza, want hij is niet 'zijn eigen oorzaak' (- 'causa sui').7
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 oktober 2023)
1AUGUSTINUS, Aurelius, A treatise on faith and the creed (De fide et symbolo), Christian Classics Ethereal Library,
Calvin College, updated May 27, 1999:322.
2DE VOS, H., Kant als theoloog, Het Wereldvenster, Baarn 1968, pag. 63.
3SPINOZA, Benedictus, Ethica More Geometrico Demonstrata. Uit het latijn vertaald en van aantekeningen voorzien door Nico Van Suchtelen, Wereldbibliotheek, Amsterdam 1979.
4WANG, Hao, Logical Journey. From Gödel to philosophy, The MIT Press, Cambridge, Massachusetts 1996, pag. 14: “Gödel distinguishes creation, in the sense of making something out of nothing, from construction or invention, in the sense of making something out of something else”.
5INWOOD, Michael, Heidegger, Lemniscaat 2000, vertaling: W. de Leeuw (O.U.P., Oxford 1997), pp. 110-111.
6Zie: AYER, A.J. (editor), Logical Positivism, Greenwood Press, Westport-Connecticut 1978 (The Free Press, Macmillan, pp. 60-81.
Het in het westen heersende, positivistische, materialistische wereldbeeld steunt op het fysicalisme en op het microreductionisme: het neemt aan dat alleen materie en energie bestaan, alleen datgene wat (zintuiglijk of logisch-mathematisch uit het zintuiglijke afgeleid) kan worden waargenomen en dat alles opgebouwd is uit telkens kleinere bouwstenen, waarbij de meest elementaire zeer zeker nog niet ontdekt zijn. De opvatting dat deze wezenlijk energetisch-materiële werkelijkheid gehoorzaamt aan wiskundige en natuurkundige wetten die derhalve principieel kenbaar zijn met de menselijke rede, is bijzonder hoopgevend met het oog op het beheersen van deze werkelijkheid omdat men gelooft dat er aldus op solide gronden naar gestreefd kan worden om de fataliteit van de menselijke afhankelijkheid van al het natuurlijke te overstijgen: ziekte en dood hoeven misschien niet ons lot te zijn als wij maar de moed opbrengen om er met onze rede, met zelfvertrouwen en met ijver met het hele mensdom tegenaan te gaan.
Niet alleen atheïsten zijn vaak deze mening toegedaan zoals beroemde versregels uit Müllers Winterreise getuigen: “Will kein Gott auf Erden sein,/Sind wir selber Götter.” Ook gelovigen en meer bepaald christelijke theologen, zijn die overtuiging toegedaan omdat zij de mens steeds vaker gaan beschouwen als deelnemer aan Gods schepping, met op de achtergrond het geloof dat de menswording van God hand in hand gaat met de vergoddelijking van de mens die dan zoals uitgebeeld door kunstenaars zoals de schilder Jean Delville verrijst als “l' Homme Dieu” want, zoals de Bijbel leert, zijn wij geschapen “naar Gods beeld en gelijkenis”.
Anderen echter, noemen deze visie hoogmoedig en zo hangen zij een filosofie aan van de eindigheid die de mens erop wijst dat achter zijn streven naar zuivere kennis de zondige wil schuilt om aan God gelijk te zijn. De Duits-Belgische fenomenoloog Rudolf Boehm heeft het streven naar zuiver theoretische kennis in zijn werk uit 1977, Kritik der Grundlagen des Zeitalters, omschreven als hoogmoedig. De waarde van wetenschap kan pas uitgedrukt worden in termen van haar ultiem nut voor ons, mensen, en bij uitbreiding de ganse noösfeer. Kennis op zich of kennis omwille van de kennis is een louter spel en derhalve een monster omdat de toepasbaarheid van kennis haar ultieme feedback is.
Ook de zogenaamd louter theoretische kennis ontspoort als zij niet uiteindelijk in functie van haar toepasbaarheid beoefend wordt. Zelfs en bij uitstek de wijsbegeerte is er voor ons. Kennis is derhalve noodzakelijk met kunde verbonden en des te meer voor de geneeskunde geldt dat haar waarde moet gemeten worden aan haar vermogen om de (menselijke) gezondheid te herstellen of te handhaven. Zuiver theoretische kennis zoals de wiskundige, kan over de werkelijkheid niets zeggen en dat ervoer reeds René Descartes bij de vaststelling dat zowel in de werkelijkheid als in de droom de som van de hoeken van een rechthoekige driehoek 180 graden is, waaruit te besluiten valt dat de zuiver wiskundige kennis en de zuiver theoretische kennis in het algemeen, zich niets laat gelegen zijn aan het onderscheid tussen werkelijkheid en droom en dat zij derhalve nietszeggend is - zij is een louter spel.
De miskenning van de plicht van het theoretische weten om zich te onderwerpen aan het oordeel van de mensen in wiens dienst dit weten staat, verbergt zich in allerlei uitvluchten (en zo bijvoorbeeld worden bepaalde werkingen van medicijnen heel 'handig' 'bijwerkingen' genoemd) om tenslotte niet te moeten toegeven dat al te vaak uiteindelijk de nadelen van een behandeling de baten opheffen. Het beschreven euvel is eigen aan de fundamenten zelf van onze tijd en het was Rudolf Boehm die daarover zijn Kritik der Grundlagen des Zeitalters publiceerde.
Bij uitstek de geneeskunde is een wetenschap die zich principieel niet bezondigt aan het weten ter wille van het weten zelf maar bij haar toepassingen komt zij (alvast in onze contreien) in het vaarwater van een kapitalistische economie die wél lijdt aan het euvel van de middeldoelomkering: onze economie produceert om te produceren, zij groeit om te groeien en deed zij dat niet, dan zou zij kapseizen, wat zij vandaag ook doet omdat een onvoorziene crisis een rem zet op haar groei. De rode economie - de planeconomie - blijkt hiertegen veel beter bestand. De kapitalistische economie corrumpeert wetenschap en techniek zoals macht waarheid corrumpeert.
Zo ook moet men zich ervoor hoeden de feiten niet ondergeschikt te maken aan de wetenschappelijke wetten zoals men doet waar men in zijn religieuze arrogantie zelfverzekerd en heldhaftig wetenschappelijke bevindingen van tafel veegt met Bijbelse citaten. Zo bijvoorbeeld werkt een vaccin niet omdat de wetenschap voorschrijft dat het moet werken: het werkt als het de afweer stimuleert precies zoals eender welk medicijn werkt als het ons van een ziekte af helpt. De economie wil dat vaccins die massaal worden geproduceerd ook worden verkocht en daartoe moeten ze eerst werken, willen of niet. Hetzelfde geldt voor de beruchte mondmaskers.1
Derhalve zijn zowel het geloof in de almacht van het zuiver wetenschappelijk weten als het geloof in de waarheid van de heilige geschriften in hetzelfde bedje ziek: telkenmale gaat het om vormen van absolutisme of fanatisme, wat wil zeggen: het onvermogen om de beperkingen te aanvaarden die nu eenmaal horen bij het mens-zijn. Mensen zijn geen goden, er bestaat geen absoluut weten, elke wetenschap die zich beroept op absolute kennis deelt haar dictatoriaal karakter met de religies waaraan mensen zich tegen beter weten in onderwerpen zoals de burgers in de wereld van Georges Orwells dystopische roman 1984 belijden dat 1 opgeteld bij 1 gelijk is aan 3. Zij weten dat dit een onwaarheid is maar zij belijden deze leugen omdat dit van hen wordt afgedwongen en waar zij dat doen, manifesteert zich de triomf van de machthebber.
Op een bijzonder gesofisticeerd verkapte manier sluipt onder de invloed van machtshonger de leugen ook in de wetenschappelijke bedrijvigheid naar binnen die dan niet langer nuttig is voor ons maar schadelijk. En de leugen wordt gekenmerkt door haar neiging zich te verbergen, wat vrij vertaald betekent dat zij het open debat schuwt: zij gelooft dat zij met haar autoriteit de bevindingen en de meningen die haar tegenspreken, de autoriteit van de waarheid kan overtreffen maar dat laatste is uiteraard een gevaarlijke vorm van waanzin.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 oktober 2023)
1Zie ook: J. Bauwens, Panopticum Corona, pp. 922-924.
25-10-2023
Wat met osteopathie? Aflevering 1
Wat met osteopathie?
Aflevering 1
De arts Andrew Taylor Still (1828-1917), tevens chirurg in de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) waarin hij overigens ook ijverde voor de afschaffing van de slavernij, stichtte in Kirksville (Missouri) de American School of Osteopathy (de huidige A.T. Still University). In die oorlog stierven zijn vrouw en vier kinderen door hersenvliesontsteking. De idee dat ziekten konden verwekt worden door microben was er pas met Robert Koch die er in 1905 de Nobelprijs voor kreeg en het eerste antibioticum, penicilline, werd pas in 1928 ontdekt (door A. Fleming) terwijl de toenmalige behandelmethode van meningitis met kwik(I)chloride vaak leidde tot vergiftiging. Still spendeerde de rest van zijn leven aan het zoeken naar een minder schadelijke en meer effectieve geneeswijze. Om de anatomische structuur en de functie bloot te leggen van weefsels, werkte Still op lijken. Wellicht vanuit zijn methodistische achtergrond1 kantte hij zich tegen het (metafysisch) materialisme dat alles ziet als opgebouwd uit materie (en energie) en dat de geest beschouwt als een product van de hersenwerking.2 Still liet zich inspireren door de tegenhanger ervan: het (vooral door Berkeley uitgewerkte) spiritualisme dat, geheel andersom, de stof beschouwt als een verschijningsvorm van de geest.
Dat laatste is niet zonder belang voor een eventuele verdediging van alvast zekere facetten van de osteopathie als een legitieme vorm van geneeskunde en wel hierom, dat het materialistisch wereldbeeld niet zo vanzelfsprekend is als vandaag vaak wordt aangenomen: de kritiek op het fysicalisme en het microreductionisme die aan de grondslag ervan liggen, dateert van de vierde eeuw en is even grondig als overtuigend omdat het succes van het bekritiseerde wereldbeeld alles te maken heeft met een jammerlijke doch bijzonder hardnekkige denkfout.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 oktober 2023)
1Dit protestants geloof richt zich op de Bijbel; onder meer het sterk door de barmhartigheid geïnspireerde Leger des Heils is er een voortvloeisel van.
2Materialisme kan gedefinieerd worden als: “die opvatting welke voorhoudt (1°) dat het wezen van al het zijnde enkel bepaald wordt door de stoffelijkheid, en dus niet door een beginsel (zoals God of de ideeën) dat het zijnde in kwestie eerst fundeert, en (2°) dat het gedrag van al het zijnde enkel bepaald wordt door oorzakelijkheid.” (“Materialismus (von: Materie), die Anschauung, dasz alles, was ist, nicht bestimmt sei durch etwas, das von u. über allem sinnlich Erfahr- u. Begreifbaren dieses erst begründet (Gott, Geist, Weltvernunft, Ideen), sondern in seinem Sein nur bestimmt sei durch Stofflichkeit (Materialität), in seinem Verhalten nur durch Wirkungsursächlichkeit (Kausalität). - Gegensatz: Spiritualismus”. Zie ook: Bauwens, Jan, Trans-atheïsme. Een christelijk geïnspireerde verrijzenis uit het hedendaags materialisme. (Bijgewerkte versie van de tekst, gedateerd: JUNI 2003), Serskamp 2003, pp. 27v.
24-10-2023
LUDO NOENS: SIGNALEN UIT EEN VERZWEGEN WERELD
LUDO NOENS: SIGNALEN UIT EEN VERZWEGEN WERELD
20-10-2023
Het lezen waard: Lieven Debrouwere: Het-coronaraadsel
Iedereen denkt te weten wat vakidiotie is maar kennelijk slagen maar weinigen erin om deze vorm van onverstand ook nog te herkennen als hij zich voordoet, getuige de aperte onfrisse onenigheid onder deskundigen ter gelegenheid van de jongste pandemie waardoor het krediet dat de (medische) wetenschap altijd al had genoten wereldwijd, een historische deuk heeft gekregen waarvan zij nog steeds niet helemaal bekomen is en ten gevolge waarvan sommigen gaan vrezen dat haar een gelijkaardig lot is beschoren als de (katholieke) kerk.
De verregaande specialisatie van vele samenwerkende individuen die zich in de menselijke noösfeer voltrekt, bereikt een grotere vruchtbaarheid of functionaliteit naarmate de verschillende bedrijvigheden erin slagen om naadloos aansluiting te vinden bij elkaar, wat wil zeggen: in de mate dat zij optimaal georganiseerd zijn, en dat laatste betekent dat zij een organisatie moeten vormen en wel naar het voorbeeld van een orgaan of zelfs van een organisme. Functionaliteit of vruchtbaarheid als zodanig bereikt een climax in de biosfeer of de sfeer van de levende organismen, die de dode stoffen verenigen tot cellen, cellen tot weefsels, weefsels tot organen en organen tot levende wezens maar die overtreffen dan ook nog eens zichzelf door zich middels hun bewustzijn onderling te organiseren tot groepen en uiteindelijk tot de wereldgemeenschap.
Dat wil meteen zeggen dat daar waar de onderlinge aansluiting van de verschillende entiteiten niet naadloos is, het systeem als zodanig mank loopt, desintegreert en verdwijnt zoals dat ook het geval is met organen en weefsels waaruit de orde verdwijnt, wat betekent dat er niet langer wordt samengewerkt en in dat geval zullen het organisme, de organen, de weefsels en de cellen gewoon rotten. Jammer genoeg gebeurt dat vandaag bij de helft van de mensen en wel in gevolge de vermeende productie van 'welvaart'.
Dit rottingsproces inzake organisaties betekent de desintegratie van de verschillende onderdelen en dat wil zeggen dat de elementen niet langer onderling communiceren, dat ze terugvallen op zichzelf en zich als het ware in zichzelf opsluiten: zij doen alleen nog wat onwetende cellen doen, namelijk eten, groeien en afval (gif) produceren: zij worden kankercellen. En het equivalent van de kankercellen in het maatschappelijk verband zijn ongetwijfeld de vakidioten: kanker betekent voor een levend wezen wat vakidiotie is voor een organisatie. De vakidioot probeert zijn inzichten op te dringen aan mensen die kijken door een heel andere bril en als ook zij vakidioten zijn, wordt er niet langer samengewerkt maar geconcurreerd. Edoch, er is nog een veel belangrijker aandachtspunt.
Waar specialisatie en samenwerking zijn, is immers nog steeds geen sprake van multidisciplinariteit: die slaat namelijk niet op het samen bestaan van verschillende disciplines en zelfs niet op het onderling interageren ervan. Van multidisciplinariteit kan pas sprake zijn waar verschillende disciplines beheerst worden en die beheersing gebeurt noodzakelijk door mensen. Meer bepaald geldt voor multidisciplinariteit dat de beheersing van verschillende disciplines zich moet verenigen in een persoon, waar ze in feite samenkomen in zijn hersenen of in zijn gedachten, in zijn kennis. De kennis van de ene discipline ontmoet de kennis van een andere discipline pas in iemands hersenen en eerst daar zorgt het samenkomen van verschillende kennisgebieden voor een vermenigvuldiging van die kennis, die dan veel meer wordt dan de som van twee of meer vakgebieden naast elkaar.
Immers, men stelt zich al te gauw tevreden met de idee dat multidisciplinariteit bereikt wordt van zodra men specialisten van de meest uiteenlopende pluimages rond één en dezelfde tafel kan zetten en wat betreft de geneeskunde: als men een team ter beschikking heeft met daarin een massa aan medici die elk een heel klein stukje kennen van de totale mens want samen moeten die er wel alles over weten. Edoch, hier wordt exact dezelfde denkfout gemaakt als onze politici vandaag doen (en overigens altijd al gedaan hebben) en zo bijvoorbeeld zeggen onze onderwijsministers: we hebben nu een nieuwe methode van onderricht uitgevonden; de leerlingen moeten niets meer uit het hoofd leren, ze moeten alleen nog weten waar ze alles kunnen vinden! Alsof het volstond om toegang te hebben tot een database teneinde kennis te hebben. Als dat ook nog eens waar was, dan was de hoofdbibliothecaris van de boekentoren ongetwijfeld de verstandigste mens van Vlaanderen.
Een halve eeuw geleden, in een college ergens te lande, spelde een oude pater Jezuïet in het dagelijkse uurtje godsdienst aan zijn leerlingen de volgende les: “Waar moet gij op letten als ge in nood zijt en ge zoekt hulp? Twee zaken, kindertjes! Niet één maar wel twee zaken! En dat zijn de volgende. Vooreerst moet ge u wenden tot iemand met kennis van zaken. Met buikpijn moet ge niet naar een handlezer gaan! Hoort gij dat goed? We zijn nu in het jaar 1973 maar nog altijd sterven massa's mensen door bijgeloof, mensen die gered hadden kunnen worden. Erg voor mensen die niet naar een dokter toe kunnen omdat er geen dokter is of omdat zij die niet kunnen betalen, maar nog veel erger voor mensen die dat wel kunnen maar die liever naar een astroloog gaan of naar een pendelaar! Dus onthoud het goed: met maagpijn gaat gij naar een dokter toe, iemand die geneeskunde gestudeerd heeft!”
De pater Jezuïet kijkt of zijn leerlingen nog volgen, hij herademt en gaat door: “Raadpleeg iemand met kennis van zaken, dat is dus de eerste regel die gij in acht moet nemen. Maar luister nu goed: er is nog een tweede regel en die is zo mogelijk nog belangrijker dan de eerste. Heeft er iemand een idee? Niemand? Luister nu dus maar heel goed!”
De leerlingen zetten zich schrap, de pater vervolgt: “Degene die gij raadpleegt moet kennis van zaken hebben maar alleen kennis van zaken volstaat niet: een raadgever moet u niet alleen kùnnen helpen, hij moet het ook nog willen doen! Ja, gij hoort mij goed want het is geen vanzelfsprekendheid dat mensen hun kennis gebruiken om het goede te doen! Steeds vaker gebruiken mensen hun kennis... niet om anderen te helpen maar om er zichzelf mee te verrijken en andere mensen te bedriegen! Kennis is een verrukkelijk goed... als die ook nog in goede handen is en vanzelfsprekend is dat niet: wetenschap en techniek worden in één adem genoemd met de vooruitgang maar als de ethiek ontbreekt, dient de kennis om wapentuig te fabriceren!”
De leerlingen zijn nu een en al aandacht. Wat de pater zegt, lijkt eenvoudig maar dat is het allerminst. En hij opent nu zijn doos met voorbeelden: “Er bestaan malafide artsen die u kunnen maar niet willen helpen omdat het hun eerste zorg is om zich middels uw ziekte te verrijken en zij houden u aan het lijntje en dan doen ze uiteraard het tegenovergestelde van datgene waarvoor zij gestudeerd hebben want ze hebben er baat bij dat gij ziek zijt en dat ge ziek blijft omdat ge dan op consultatie blijft komen en pillen blijft nemen. Steeds meer artsen schrijven hun patiënten verslavende middelen voor en het gebeurt wel in die mate dat vandaag een vierde van alle mensen in de geïndustrialiseerde wereld geregeld tranquillizers nemen, pepmiddelen, slaappillen, pijnstillers of antidepressiva en de farmaceutische industrie, die hier een gigantische bedrijvigheid vertegenwoordigt, zou iedereen wel kunnen helpen maar het hoofddoel wordt steeds vaker winst... en dus mensen ziek maken!”
“Knoop het dus goed in uw oren: niet één doch twéé voorwaarden moeten voldaan zijn als gij bij iemand om hulp gaat: de helper moet u kunnen helpen maar hij moet dat ook nog willen doen en die tweede voorwaarde wordt mettertijd belangrijker om in het oog te houden omdat de wereld onmenselijker wordt onder invloed van de nieuwe religie, het bijgeloof aan de mammon. Hebt gij dat allemaal goed begrepen?”
Een halve eeuw later, in het jaar 2023, blokken de kranten: “Artificiële intelligentie belt eenzame ouderen in Madrid” en in het artikel leest men: “Oudere mensen zullen automatisch worden opgebeld. De stem van de AI zal bijzonder realistisch klinken.”1
Inderdaad, met kennis, met wetenschap, met artificiële intelligentie worden de oudjes in de waan gebracht dat iemand naar hen luistert, ja, dat een medemens medelijden met hen heeft en weldra iets zal doen om hen uit hun benarde situatie te bevrijden. Misschien zal hij of zij de betrokken senior wel een bezoekje brengen? Misschien zal die er wel voor zorgen dat de maaltijden morgen wat steviger worden want van een budget van twee euro daags kan men zich bezwaarlijk gezond voeden? Misschien zal hij of zij, hem of haar wel weghalen uit dat vervloekte tehuis en worden de ouderen dan elders ondergebracht waar zij niet zo betutteld worden alsof zij kleine kleuters waren? Wie zal het zeggen!
Edoch, artificiële intelligentie belt niemand op want artificiële intelligentie is geen mens, artificiële intelligentie denkt niet na en voelt ook niet, maakt geen plannen en zeker geen plannen om bij de 'gesprekspartner' op bezoek te komen, laat staan om die bij te springen en uit zijn benarde toestand te bevrijden. Artificiële intelligentie is een louter instrument, een ding dat doet alsof het spreekt en luistert, meeleeft en belooft. Het doet alsof, het is een stukje hoogtechnologie bedoeld om anderen laag te houden, om hen om de tuin te leiden, rustig te houden, op het verkeerde been te zetten, te manipuleren of in een waan te brengen die alleen profijt bezorgt aan wie het technologisch snufje in kwestie kopen en verkopen.
En is dit niet de te verwachten logische stap na de aan de gang zijnde ontmenselijking van de mens? Want aan de kassa van het warenhuis zit een juffrouw zich zwaarlijvig te drinken in de cola terwijl zij voldoet aan de eis van haar werkgever: zij glimlacht, rekent af en wenst de klant die zij van haar noch pluimen kent, een fijne dag. Het is niet uitgesloten dat die wens vanuit het diepste van haar hart komt maar (en nu volgt een paradox:) veel waarschijnlijker is het dat zij zich gedraagt precies zoals het door haar baas van haar wordt gevraagd, wat wil zeggen: als een robot want zij is tenslotte ook maar een mens. De kassajuf maar ook de gerant, de rekkenvullers, de mensen aan de beenhouwerij, de bakkers in de winkels en de leraren op school, de politiemensen op straat, de dokters en de advocaten, kortom allen die aan de slag zijn in een maatschappij die doet denken aan wat Dostojevski typeerde als het 'kristallen paradijs', waarmee de grote automaat bedoeld wordt waarop de staat is gaan gelijken en waarvan wij allen steeds vaker louter onderdelen zijn, ontmenselijkte mensen en derhalve massamensen, in de economie elkaar beconcurrerende automaten die gestaag evolueren naar in de oorlog elkaar dodende soldaten.
De robot of de niet-mens die onvermijdelijk de onmens is, volgt logischerwijze uit de mens als die ontmenselijkt wordt en zo ziet men na de rage van de modepoppen, zoals vrouwen maar ook mannen steeds vaker worden getypeerd, dat echte poppen nu hun plaats gaan innemen. Bejaarde doch stinkend rijke potentaten pronken op de foto met aan hun zijde een jeugdige filmster; zij geven alle anderen het nakijken maar dat doet de filmster op den duur ook met hen omdat zij nu eenmaal werd betaald om te acteren en omdat zij daar ook mee ophoudt als de input stopt of als een concurrent van haar bestuurder méér biedt.
De eerste fase is dus die waarbij mensen onder druk van het bestuur van geld en macht zichzelf herleiden tot in dit geval een modepop en in de tweede fase die daar logischerwijze op volgt, houden mensen gewoon op met trouwen en schaffen zij zich een pop aan van plastiek die echter échter lijkt dan de onbetaalbare eega van de potentaat. Inderdaad, steeds meer jonge mensen blijven single en getrouwde koppels slapen apart.2 In de kranten leest men almaar vaker: “Mannen en vrouwen weten niet meer hoe ze elkaar kunnen verleiden. Maar ook de virtuele en fictieve wereld waarin velen leven is een rem. Jongens worden verliefd op manga-figuren. Fysiek contact in het openbaar is taboe.”3 Prostitutie, telefoonseks en sekspoppen van siliconen nemen de plaats in van de onder druk van de hegemonie van het geld sowieso al geacteerde partners.4 Zelfs filosofieprofessor Etienne Vermeersch geloofde in het zogenaamde Turing-criterium: van een machine moet aangenomen worden dat zij kan denken vanaf het ogenblik dat men niet langer in staat is om (in casu: bij contact middels chatten) de machine erop te betrappen dat zij géén mens is. En is dit niet de omgekeerde wereld?
Jawel, op geacteerde partners of ontmenselijkte mensen volgt geheel logischerwijze de “Artificial Intelligence” want met die ronkende titel pakken de sales managers van die perverse producten uit terwijl zij het vervolg van de ontmenselijkte mensen op de markt brengen en dat zijn de niet-mensen, de robots. Gij hoort het goed en het is de klaspater van weleer die ons vanuit het graf herinnert aan de les: “Het lijkt er hoe langer hoe meer op dat de robots die volgen op de ontmenselijkte mensen, waarachtig intelligent zijn en als geen ander kennis van zaken hebben maar het staat als een paal boven water dat al wie dat geloven en het bovendien slikken dat zij ook nog de wil hebben om te helpen, de bal helemaal mis slaan: van een wil kan daar slechts sprake zijn in de zin waarin men ook aan een valstrik een wil kon toeschrijven want in wezen gaat het hier om uiterst bedrieglijke tuigen, koelbloedige moordtuigen zelfs, geprogrammeerd om bij hun cliënten - zeg maar slachtoffers - dezelfde waan te creëren die het lokaas schept voor de vis net vooraleer die toehapt en aan de hengel bengelt!”
In de vierde eeuw beschreef Augustinus van Hippo drie stadia in de menselijk evolutie gezien door de bril van wat de katholieke theologie zou worden. Het eerste stadium dateert van voor de zondeval, waarin de mens nog vrij was om te “kunnen zondigen”, hij kon immers nog steeds kiezen om al dan niet van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten. Dit was het stadium van “posse peccare”. Edoch, eenmaal hij gegeten had van de appel, eenmaal hij ongehoorzaam geweest was, eenmaal hij gezondigd had, was hij eens en voorgoed een zondaar en kon hij er niet meer voor kiezen om niét te zondigen: hij was niet langer totaal vrij. Dit tweede stadium is volgens Augustinus het stadium van het “niet (meer) kunnen niet zondigen”of “non posse non peccare”. Als derde en laatste stadium zag Augustinus het stadium van na de wederkomst van Christus op de nieuwe aarde waar mensen niet meer kunnen (en ook niet meer willen) zondigen, het stadium van het “non posse peccare”dat het paradijs in glorie nog zou overtreffen.
Wij willen Augustinus niet naar de kroon steken maar de werkelijkheid van alledag toont overtuigend en jammer genoeg aan dat het derde stadium van het “niet (meer) kunnen zondigen” of het “non posse peccare”zich nu inderdaad aandient, maar dan helemaal niet in die betekenis die Augustinus eraan gaf. Immers, niet Christus is teruggekomen maar wel Lucifer en de nieuwe aarde overtreft het paradijs van weleer ook niet, zij is daarentegen de hel zelf met al haar attributen, het vuur en de duivels incluis. Het “non posse peccare” is er nu immers in de ooit ondenkbare betekenis van het allergrootste kwaad waarbij alle waarden omgekeerd werden, gehoor gevend naar het gebod: “De duivel ziet u, hier vloekt men niet”. En men moet blind zijn om dit niet te zien.
“Orde der Artsen wil dat u uw dokter verwittigt wanneer u een consultatie opneemt met smartphone”1, zo blokt HLN van gisteren en dat wil zeggen dat voortaan iedereen gecontroleerd wordt en wel door iedereen en ook nog met betrekking tot alle gestelde en niet gestelde handelingen en gesproken én niet gesproken woorden. De camera's alom en het BurgerInformatieNetwerk met als het op de planken naar binnen geslopen motto van “iedereen spion van iedereen”, blijkt helemaal niet de uitkomst van de veiligheid die men oorspronkelijk beweerde na te streven maar wel die van het waterdichte wantrouwen: het vertrouwen immers werd definitief onmogelijk gemaakt, iedereen gaat nu principieel altijd en overal bij de duivel te biechten en men kan zich het beste de situatie voorstellen van de biechteling in de biechtstoel waarin de biechtvader werd vervangen door een camera die de bekentenissen opneemt en ook stante pede uitzendt naar de verste uithoeken der aarde (op ieders smartphone en pc).
Hiermee rijft de sluwe Lucifer uit Vondels gelijknamige toneelspel de overwinning binnen met als resultaat het einde van de vrijheid, wat nota bene ook het einde is van de mens. In het jaar 1654 beschrijft Joost van den Vondel hoe Lucifer, aangesteld als stadhouder over de schepping, het afkeurt dat God de engelen, die toch zuivere geesten zijn, de opdracht geeft om de mens die deels van stof is, te dienen. In zijn Lucifer schreeuwt de jaloerse Belzebub het uit nadat de gezant Apollion verslag uitbracht over hoe de mens door de schepper op handen wordt gedragen:
"Men zou ons Paradys om Adams hof verwenschen.
't Geluck der Engelen moet wycken voor de menschen"
Uiteraard is de bovenstaande gedachtegang oneigenlijk: de eigenschap van sterfelijkheid of onsterfelijkheid is irrelevant met betrekking tot de idee 'mens'. Een idee kan niet sterfelijk of onsterfelijk zijn, evenmin als een vorm, een archetype, het DNA van een soort of een getal: al die zaken zijn immaterieel, zij hebben een stoffelijk en derhalve een vergankelijk medium nodig dat bovendien verwisselbaar is maar hun essentie is onstoffelijk van aard. En dat houdt uiteraard in dat zowel de zondeval waarmee Adam de mens als zodanig sterfelijk zou hebben gemaakt als het verlossingswerk waarmee de 'tweede Adam' de onsterfelijkheid van 'de' mens hersteld zou hebben, irrelevant zijn: de eigenschappen van sterfelijkheid of onsterfelijkheid zijn irrelevant met betrekking tot ideeën en de theorieën van zondeval en verlossing zijn in dat licht nog maar moeilijk te begrijpen.
Vandaar moet dan ook een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de mensheid en anderzijds de mens of de idee 'mens' en de mensheid moet dan noodzakelijkerwijze gezien worden als een nieuw, stoffelijk organisme, bestaande uit al de stoffelijke mensen. Het gaat niet om de soort of om het soortbegrip maar om het tot stand komen of het opnieuw tot stand komen van een organisme, namelijk het lichaam van een nieuw wezen - de mensheid - waartoe alle afzonderlijke menselijke individuen dienst doen als cellen.
Onmiddellijk moet hierbij opgemerkt worden dat het nieuwe wezen dat aldus tot stand komt en dat de hele aarde zou omvatten, zal gekarakteriseerd worden door een specifieke orde waaraan al de afzonderlijke cellen gehoorzamen en die orde wordt tot stand gebracht en in stand gehouden door regels en wetten. Gaat het om puur natuurlijke wetten, meer bepaald om de wetten van de jungle gehoorzamend aan het recht van de sterkste, dan kan er bezwaarlijk sprake zijn van een nieuw lichaam omdat het geheel van alle mensen dan gewoon resulteert in de soort. Gaat het om een totalitair systeem dat gehoorzaamt aan een potentaat, dan worden alle cellen geëgaliseerd tot een massa van volgelingen, robots of soldaten. Is er echter sprake van een gecoördineerd samenwerkingsverband tussen alle cellen die functionele weefsels en organen vormen, dan kan men misschien al spreken over 'een mensheid'.
Nu is er helemaal geen religie nodig en zeker geen christendom om 'een mensheid' in een of andere vorm tot stand te brengen: het communisme streeft met het wereldcommunisme exact hetzelfde na als de Islamitische Staat, het Katholicisme en de liberale wereldhandel die zich vertrouwt op de 'onzichtbare hand' van Adam Smith. Maar allemaal willen zij dat iedereen hùn ideologie aanneemt. In het geval waarbij alle individuen gekerstend zijn, zou het zogenaamde verrezen lichaam van Christus tot stand komen. Waar allen zich tot het communisme bekeren, wordt de wereld één staat zoals beschreven door Orwell in zijn 1984. En ook de theocratieën streven de wereldheerschappij na. Het resultaat is echter nimmer de mensheid onder een of andere ideologie maar wel een strijd van de aanhangers van de vele verschillende ideologieën en dat wil zeggen: oorlog.