Foto
Inhoud blog
  • verjaardagen
  • 2 juni
  • 2 juni
  • 2 jui
  • 1 juni
  • mei 31
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • WAT WEET JE OVER VOETBAL
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    toen

    08-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wat gebeurde er vandaag jaren geleleden




    08-08-2018 om 10:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (4)
    29-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AUTOMOBILE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    volg op deze blog de autogeschiedenis vanaf de eerste auto, veel plezier

    29-07-2018 om 10:42 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EINSTEIN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    blog einstein met vele kunstschilders.

    29-07-2018 om 10:39 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 12 aug 1981 ibm

     

    12-08-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 12 aug 1981

    International Business Machines Corporation (IBM, bijgenaamd Big Blue) is een bedrijf dat bij het grote publiek vooral bekend is vanwege de eerste IBM Personal Computer. Tot de kernactiviteiten van IBM behoren het ontwerpen en verkopen van computer hardware , -software, technologie en dienstverlening in de IT-sector. Het bedrijf wordt ook wel Big Blue genoemd, refererend aan de grote macht van het bedrijf en het blauwe logo. De eerste Nederlandse vestiging werd in 1940 geopend.[1] Het hoofdkantoor bevindt zich in de stad North Castle in de staat New York.
    IBM is een van de grootste IT-bedrijven met wereldwijd meer dan 425.000 werknemers en een omzet van $106,9 miljard (2011). IBM is actief in meer dan 160 landen. Al 19 jaar op rij registreert IBM het wereldwijde recordaantal patenten door grote investeringen in (fundamentele) wetenschap en onderzoek. Gebieden waar dit bedrijf zich mee bezighoudt zijn onder andere: Business and IT Consulting Business Process Outsourcing Outsourcing Services Financiering IT-Projecten Hardware Software Onderhoud hardware en software Applicatieontwikkeling en onderhoud Educatie Business Continuity and Recovery Services De pc-tak van IBM is in 2004 overgedaan aan het Chinese Lenovo, samen met de op het Intel-platform gebaseerde servers (Netfinity, e-Servers). In 1896 richtte Herman Hollerith, uitvinder van een gegevensverwerkende machine op basis van ponskaarten, de Tabulating Machines Company op. In 1911 kwam in de Amerikaanse staat New York de Computing Tabulating Recording Company (CTR) tot stand. Dit was een fusie van drie bedrijven: Holleriths ponskaartenbedrijf, de Computing Scale Company of America, waar weegschalen en vleessnijmachines werden geproduceerd, en ten slotte de International Time Recording Company, een producent van industriële uurwerken. In 1924 werd het bedrijf omgedoopt tot International Business Machines. In 1920 kwam de Tabulator op de markt, een machine die ponskaarten kon printen. In 1924 werd het systeem gebruikt om de gegevens van 26 miljoen arbeiders op te slaan, in het kader van de Social Security Act van Franklin Roosevelt. Uiteraard werden ook -mechanische- ponskaartleesmachines ontwikkeld. Het deel van de organisatie dat onder de naam Hollerith opereerde, was echter ook verantwoordelijk voor de ponskaartsystemen in de concentratiekampen in nazi-Duitsland. IBM collaboreerde dus met nazi-Duitsland, een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van het bedrijf. Gedurende de jaren veertig begon men te werken aan elektronische rekenmachines met behulp van elektronenbuizen. Omstreeks 1955 werd het ringkerngeheugen ontwikkeld voor data-opslag, en in 1956 volgde de eerste harde schijf (de RAMAC). In 1957 introduceerde IBM de wetenschappelijke programmeertaal Fortran. In 1959 kwam met de IBM 1401 de eerste mainframe-computer op de markt en begon de bedrijfsautomatisering ingang te vinden, aanvankelijk op basis van ponskaarten. In 1961 volgde een vernieuwing op het gebied van de elektrische schrijfmachine: de hamertjes werden door een verwisselbaar bolletje (IBM-bolletje) vervangen, waarmee diverse lettertypes en zelfs wiskundige symbolen konden worden getypt. Dit letterbolletje was een voorloper van het margrietwiel.
    Er stonden 88 tekens op en het kon in alle richtingen ronddraaien om de ingetypte letters op het papier te zetten, met een maximale snelheid van 15 tekens per seconde. Het bolletje verving de traditionele letterhamertjes, die bij snel typen nog al eens met elkaar in de knoop konden raken. Het bolletje kon gemakkelijk vervangen worden om met een ander lettertype te kunnen schrijven, terwijl bij een klassieke typemachine helemaal geen andere lettertypes mogelijk waren. Dit type schrijfmachine werd vanaf circa 1962 onder meer in Amsterdam geproduceerd.[2] In 1967 kwam de diskette op de markt, en in 1970 de streepjescode. De volgende stap was de IBM Personal Computer, waarvan de eerste versie in augustus 1981 werd geïntroduceerd. Dit was een kleine computer voor de zakelijke markt met een 16-bit microprocessor van Intel, de 8086/8088 en PCDOS 1.0, het eerste besturingssysteem van Microsoft. Dit type computer zou de standaard worden in het zakelijk gebruik. De vrij vlot daarna geïntroduceerde IBM PC XT, uitgerust met een harde schijf werd de standaard computer, waar andere bedrijven zo veel mogelijk compatibel mee wilden zijn. Een dergelijk machine vergde ongeveer een investering van ca. 10.000 gulden. Onder invloed van de nagemaakte machines van concurrenten (kloon-pc's) daalde de prijs snel. IBM zou later zelf ook een besturingssysteem voor Intel-processoren schrijven, OS/2. Dit werd (commercieel) geen groot succes, hoewel het in een aantal bedrijven nog steeds wordt gebruikt. Sinds de tweede helft van de jaren zeventig breidde IBM zijn marktleiderschap uit met midrange computers voor middelgrote bedrijven. In deze categorie is IBM nog steeds marktleider met zijn System i (i5/OS of Linux), System p (AIX of Linux) en System x (Windows of Linux)-servers. In 1991 werd de productie en verkoop van printers ondergebracht in een aparte divisie, Lexmark. Deze werd in 1995 verkocht. In 1992 werd de ThinkPad laptopcomputer geïntroduceerd. In 1996 wist IBMschaakcomputer Deep Blue de toenmalige schaakkampioen Garri Kasparov te verslaan. De consultancy afdeling van het toenmalige PricewaterhouseCoopers werd in 2002 overgenomen. Wereldwijd ging het om 30.000 medewerkers, in Nederland 1700. In december 2004 verkocht IBM de pc-divisie aan de Chinese computerbouwer Lenovo. Lenovo betaalde $650 miljoen cash en $600 miljoen aan eigen aandelen voor de divisie. Aanvankelijk bestond er onzekerheid of de Amerikaanse overheid de overname goed zou keuren; de overheid dacht dat Lenovo misschien té gevoelige Amerikaanse technologie in handen zou krijgen. Voorstanders van de overname zeiden echter dat elk bedrijf over computertechnologie kan beschikken en dat Lenovo allang zelf de technologie bezat. Uiteindelijk werd op 9 maart 2005 de deal door de Committee on Foreign Investment in the U.S. (CFIUS) goedgekeurd en is deze overname een feit. Op 6 juni 2005 is IBM, in samenwerking met de Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL), gestart met het Blue Brain Project. Doel van het onderzoek was een gedetailleerd model van de neocortex maken. In 2008 werd voor het eerst de grens van de Petaflop doorbroken: een supercomputer wist 1015 berekeningen per seconde te volvoeren en in 2011 wist de computer Watsonde tvquiz Jeopardy! te winnen van menselijke kampioenen. IBM heeft zijn verlieslijdende chipdivisie met bijbetaling van 1,5 miljard dollar overgedaan aan GlobalFoundries.[3] Het betrof de fabriek in East Fishkill en die in Essex JunctionGlobalFoundries kreeg toegang tot de technologie en kennis van IBM en zal voor minimaal 10 jaar de levering van chips voor de IBM-systemen verzorgen. IBM leed op deze transactie, die in 2015 werd afgerond, een totaal verlies van 4,7 miljard dollar voor belastingen.[





    12-08-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 12 aug 1929 buck owens

     

    12-08-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 12 aug 1929 buck owens

    Alvis Edgar (Buck) Owens Jr. (Sherman (Texas), 12 augustus 1929 – Bakersfield, 25 maart 2006) was een Amerikaanse countryzanger . Zijn enige hit in Nederland was Amsterdam waarmee hij in 1970 8 weken in de Top 40 stond. In de Hilversum 3 Top 30 stond het 5 weken genoteerd, waarvan één week op de 13e plaats. In Texas en Arizona opgegroeid begon hij zijn muzikale carrière in Californië; tevens was hij toentertijd presentator op de radio. De eerste muziekhit maakte hij in 1959 met het nummer Under your spell again. Een aantal jaren daarna - in 1963 - kwam een van zijn bekendste nummers uit, Act naturally. Owens was de grondlegger van de zogeheten Bakersfieldsound, rock-'n-rollmuziek gemengd met een grof soort honky-tonk, gespeeld op elektrische gitaren. Ook op de televisie was hij actief; van 1969 tot 1993 verzorgde hij een komische show genaamd Hee Haw die buitengewoon succesvol was. In 1996 kreeg hij de hoogste onderscheiding die te verkrijgen was op country-gebied toen hij werd opgenomen in de Country Music Hall of Fame. Postuum werd hij in 2008 opgenomen in de Texas Country Music Hall of Fame. Minder gefortuneerd was hij in zijn privé-leven: driemaal strandde zijn huwelijk en begin jaren negentig kreeg hij last van kankeraan zijn spraakvermogen waar hij echter van herstelde en wat zijn zangvermogen slechts in beperkte mate aantastte. Buck Owens overleed op 25 maart 2006 aan een hartstilstand in zijn slaap, Owens werd 76 jaar oud.





    12-08-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 12 aug 1949 mark knopfler

     

    12-08-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 12 aug 1949 mark knopfler

    Mark Knopfler (Glasgow, 12 augustus 1949) is een Brits zanger en gitarist. Hij werd vooral bekend als frontman van de Britse rockband Dire Straits. Zijn beroemde gitaarspel lijkt een kruising tussen de zweverige sound van The Shadows van Hank B. Marvin en het fingerpickingspel van J.J. Cale. De lage neusstem van Knopfler roept herinneringen op aan Bob Dylan en eveneens J.J. Cale. Dire Straits behaalde meteen groot succes met hun debuutalbum Dire Straits. Hierop staat onder meer het bekende "Sultans of Swing", dat hen in 1978 hun eerste platencontract opleverde. In 1985 verscheen Brothers in Arms, een van de eerste volledig digitaal opgenomen platen. Het album is met 269 weken in de Nederlandse Album Top 100 het langst genoteerde album aller tijden. Naast zijn werk met Dire Straits bracht Knopfler een aantal soundtracks en later ook soloalbums uit. Daarnaast is hij een veelgevraagd sessie- en studiomuzikant. Hij schreef ook nummers voor andere artiesten waaronder "Private Dancer" voor Tina Turner en "I Think I Love You Too Much" voor de blinde bluesgitarist Jeff Healey. Hij werkte mee aan de albums Slow Train Coming en Infidels van Bob Dylan en trad op als producer voor onder andere Willy Deville, Aztec Camera en Randy Newman. Samen met Chet Atkins bracht hij een aantal albums uit waaronder Neck and Neck. In 1990 speelde hij in de countryband "The Notting Hillbillies". Zijn wijze van gitaar spelen kwam nadrukkelijk naar voren in het country-geluid van de band. De band was opgericht door Mark Knopfler, ze nemen een album op "Missing.... presumed having a good time". Na een serie optredens richtten alle bandleden zich op hun hoofdacts, alleen voor speciale gelegenheden traden ze nog op. Zijn eerste soloalbum heette Golden Heart en kwam uit in 1996. In 2000 verscheen Sailing to Philadelphia waarvan het titelnummer hem een kleine hit opleverde in verschillende landen. In 2001 werd een dinosauriër naar hem vernoemd, omdat paleontologen toevallig "Money for Nothing" op hadden staan toen zij het fossiel vonden: Masiakasaurus knopfleri. In 2003 werd Knopfler aangereden op zijn motor waarbij hij zeven ribben, zijn schouderblad en zijn sleutelbeen brak. Zeven maanden lang moest hij zijn werkzaamheden staken. Zijn promotietournee voor zijn derde album blies hij daarbij af. Hij herstelde volledig van zijn letsel. Na het duetalbum All The Roadrunning (2006) met Emmylou Harris bracht Knopfler een vijfde soloalbum uit op 14 september 2007. De opvolger van Shangri-La kreeg de naam Kill To Get Crimson en bevat twaalf tracks. Ter promotie van dit album trad Knopfler op 29 en 30 maart 2008 en 31 maart 2008 op in Nederland in respectievelijk de Heineken Music Hall in Amsterdam en Ahoy in Rotterdam. Hij is eigenaar van de British Grove Studios in West-Londen. In 2009 verscheen Get Lucky. Dit is zijn zesde soloalbum. Voor de opnames trok de frontman van Dire Straits zich terug in zijn eigen British Grove Studios in Londen, die hetzelfde jaar het Music Producers Guild Award voor 'Best Studio' kreeg. Get Lucky telt 11 nummers en is een verkenningstocht langs zijn muzikale roots. In het voorjaar en de zomer van 2010 werkte hij aan een wereldtournee bestaande uit bijna 90 shows in Noord-Amerika en Europa. Hij speelde hoofdzakelijk materiaal uit zijn solocarrière, maar ook enkele Dire Straits-nummers, en speelde dat jaar ook drie dagen achtereen in Heineken Music Hall in Amsterdam. Op 31 augustus 2012 verscheen Privateering, het zevende soloalbum van Knopfler. Daarna is de opvolger Tracker verschenen. Op 6 juni 2015 deed hij Ziggo Dome in Amsterdam aan. Knopfler speelde elektrische gitaar in het liedje What's Broken van David Crosby, dat op het in januari 2014 uitgegeven album Croz staat.
    Mark Knopfler trouwde driemaal. Zijn eerste echtgenote was Kathy White, die hij al lang kende van school. Ze scheidden toen Knopfler in 1973 naar Londen verhuisde. In november 1983 trouwde Knopfler met Lourdes Salomone. Zij kregen in 1987 een tweeling. Het echtpaar ging in 1993 uit elkaar. Op Valentijnsdag 1997 trouwde Knopfler met de Britse actrice en schrijfster Kitty Aldridge, op het Caribische eiland Barbados. Met haar heeft hij twee dochters. Knopfler bezit een verzameling klassieke auto's, waarmee hij ook racet. Twee hiervan zijn de Maserati 300S en een Austin-Healey 100S.





    12-08-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 11 aug 1494 hans memling

     

    11-08-2018 om 09:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 11 aug 1494 hans memling

    11 aug 1494 Hans Memling of Jan van Menninghen[1] (Seligenstadt, ca. 1430-40 – Brugge, 11 augustus 1494) was een kunstschilderafkomstig uit het keurvorstendom Mainz. Hij wordt algemeen beschouwd als een van de prominenten van de Oudnederlandse schilderkunst beter bekend als de Vlaamse Primitieven. Memling werd geboren in het Duitse Seligenstadt aan de Main, in het voormalige keurvorstendom Mainz, en werd na zijn overlijden begraven in de Sint-Gillisparochie in Brugge, waar hij woonde. Zijn naam wordt ook wel gespeld als Memlinc, Memlinck, Mamlinc, Memmelinge, Memmeling en Memelingen. Als zijn voornaam wordt ook wel Jan genoemd en, naar de plaats waar hij werkte, Hans van Brugge. Zijn moeder Luca Styrn was eerst gehuwd met Henricus Appel. Haar tweede man was Hamman Momilingen, de vader van de kunstschilder. Uit stijl- en gevarieerde kleurverwantschap met Stefan Lochner leidt men af dat Memling langs een verblijf in Keulen naar Vlaanderen afzakte, vóór 1451, het sterfjaar van Lochner. Vermoedelijk tussen 1451 en 1465, toen hij zich in Brugge kwam vestigen, genoot Memling een opleiding bij die andere meester der Vlaamse Primitieven Rogier van der Weyden, in Brussel. Op 30 januari 1465 werd hij ingeschreven in de Poortersboeken van de stad Brugge. Op dat moment was hij niet onbemiddeld, want de Poortersmelding kostte hem 24 schellingen en dat was toch het maandloon van een handwerker. Op dat ogenblik was Brugge de geliefde verblijfplaats van het Bourgondische hof, centrum van internationale handelscompagnieën en bedrijvig in de geldhandel. In 1467 werd hij ingeschreven in het Brugse Sint-Lucasgilde. Hij gaf daar de portretkunst een nieuwe wending door de traditionele donkere achtergrond te vervangen door een interieur of een landschap. In 1473 trad hij toe tot de gerenommeerde Broederschap van O.L.V. ter Sneeuw. Daarmee bereikte hij een aanzienlijke sociale status en behoorde hij meteen tot de hoogst bereikbare top als ambachtsman. Memling bezat in 1486 twee stenen huizen in de Sint-Jorisstraat, waar hij woonde, en met een poort uitgevend in de Jan Miraelstraat. In 1466 is een van die huizen al in zijn bezit. Hij kon er zelfs tot twee leerlingen onderdak geven. Hannekin Veranneman en Passchier van der Mersch waren er een paar van. Hij behoorde toen tot de 10% rijkste burgers van Brugge en tot de 875 inwoners, die minstens 1 pond belasting moesten inbrengen voor het bekostigen van de oorlog tussen Maximiliaan van Oostenrijk en Frankrijk. De daaropvolgende economische crisis zou hem echter wel financieel duperen. Zijn vrouw, Tanne de Valkenaere, stierf in 1486. Ze liet hem de minderjarige Hannekin, Neelkin en Claykin achter. Bij zijn dood had Memling blijkbaar niet genoeg geld om in de kerk van de Sint-Gillisparochie begraven te worden, zoals gebruikelijk bij de hogere Brugse kringen. Beschouwingen omtrent werken, stijl of techniek van Memling kunnen alleszins niet de beïnvloeding van de Duitser Stefan Lochner, van de Brusselaar Rogier van der Weyden en zijn bewondering voor Jan Van Eyck negeren. Door het zoeken naar een logische integratie van figuren en groepen in een opvallend realistische omgeving, verwerkt hij evenwicht en symmetrie bij het uitzuiveren van vormen en emoties tot een sereen wereld- en paradijsbeeld, waar heiligen en mensen onderling in harmonie leven. Hij drukt aldus een mystiek ideaal uit door middel van een contemplatieve kunst, die wel statischer voorkomt dan deze van zijn voorgangers. Naast het zoeken naar een logisch integreren van zijn figuren, plaatst hij vaak een driehoekige compositie op het voorplan van zijn tafereel, zodat hij een onmiddellijke diepte creëert. Het Johannesretabel uit het Oud Sint-Janshospitaal van Brugge, de John Donne-triptiek in de National Gallery in Londen en de Madonna met Schenker uit het Kunsthistorisches Museum in Wenen zijn voorbeelden ervan.
    Verticale architectuurelementen bakenen een achterliggend landschap af en doorzichten zorgen voor ruimte naar de diepte toe, zoals in het Johannesaltaar van het Oud Sint-Janshospitaal in Brugge en de Floreins-triptiek van hetzelfde museum. Het gebruik van het atmosferisch perspectief en het steeds herhalen van het schoonheidsideaal van bepaalde figuren, opvallend bij de Madonnafiguur, wordt zelfs uitgezuiverd bij de talloze portretten. Heel typisch hierbij is de aandacht voor het afbeelden van heraldiek en totaal nieuw is het plaatsen van personages in een landschap. Portret van een onbekende dame en het rechterluik van de Madonna van Nieuwenhove, allebei uit het Oud Sint-Janshospitaal in Brugge, de Portinariportretten uit het Metropolitan Museum of Art in New York, Portret van een man in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel, een Portret van een onbekende jonge man in het Musée des beaux-arts de Montréal en een Portret van een jonge Man uit de Gallerie dell'Accademia van Venetië getuigen hiervan. Ook de Portretten van het echtpaar Moreel in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel, Benedetto Portinari in het Uffizi van Florence en het Portret van een man in het Mauritshuis in Den Haag ontstonden volgens eenzelfde concept. Het Portret van Benedetto Portinari uit de Uffizi in Florence, de Triptiek met de Verrijzenis uit het Louvre in Parijs en de Madonna met Schenker uit het Kunsthistorisches Museum in Wenen vertonen decoratieve elementen ontleend aan de Italiaanse renaissancestijl. Italiaanse opdrachtgevers zouden hieraan niet vreemd zijn. Bij de afbeelding van de reële wereld, als achtergrond voor hun imaginair-mystische figuratie en als diepte-effect, is Memling schatplichtig aan de pre-Eyckiaanse Ars nova en aan de voorgaande Vlaamse Primitieven. Het hyperrealisme wordt door deze kunstenaars aangewend als middel om driedimensionaliteit te creëren. Op een van de taferelen in het Ursulaschrijn van het Brugse Oud SintJanshospitaal worden de figuranten weerkaatst in het kuras van de middelste krijger. De spiegel op de Diptiek van Maarten van Nieuwenhove uit hetzelfde museum betracht hetzelfde effect. Realiteitsrake weergave van textiel en kostuumonderdelen, juwelen en muziekinstrumenten, naast delicate imitatie van flora veroorzaken tastbaarheid, evengoed in het Ursulaschrijn als in het Reinsaltaar of de Moreeltriptiek. Het is echter bij Roger van der Weyden dat Memling de aandacht gaat zoeken voor de vorm en de expressie, die hij aan zijn figuren en composities wil geven. Dramatische spanningen en tegenstellingen worden echter verzacht en uitgezuiverd tot het uiteindelijk statische eindresultaat, zo typisch voor de schilder Memling. Memling schilderde het drieluik met Het laatste oordeel (Muzeum Narodowe, Gdańsk) tussen 1467 en 1471.
    De afbeelding hierboven toont twee schilderijen van Memling die hoogstwaarschijnlijk werden gemaakt bij het huwelijk van beiden. De hond op het schilderij van de vrouw is het zinnebeeld van huwelijkstrouw. De zoon, die later werd bijgeschilderd, draagt een rood kruisje op zijn kledij om aan te geven dat hij was overleden.





    11-08-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 11 aug 1948 jan palach

     

    11-08-2018 om 09:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 11 aug 1948 jan palach

    11 aug 1948 Jan Palach (Všetaty, 11 augustus 1948 – Praag, 19 januari 1969) was een Tsjecho-Slowaakse student die zichzelf op 16 januari 1969 in Praag in brand stak uit protest tegen de bezetting van TsjechoSlowakije door de Warschaupacttroepen als antwoord op de Praagse Lente van 1968 en vanwege het gebrek aan democratie in zijn land. Palach werd naar het ziekenhuis afgevoerd met ernstige brandwonden (85 procent verbrand) en overleed drie dagen later in het ziekenhuis. Nog op de dag van zijn dood, 19 januari, trokken 200.000 mensen naar het Václavské Náměstí (Wenceslasplein) om hem te herdenken. Op 24 januari, de dag van zijn begrafenis, was er in heel het land officieus 1 minuut stilte en ruim 10.000 burgers woonden zijn uitvaart bij. Palach probeerde met zijn actie een statement te maken tegen het stalinistische regime van die tijd. Hij had van tevoren brieven geschreven naar de regering waarin hij onder andere opheffing van censuur en propaganda eiste. Hij sprak namens een groep mensen die bereid waren zichzelf op te offeren voor hun eisen. Naar voorbeeld van kerkhervormer Jan Hus wilde hij 'de waarheid laten zegevieren' door zichzelf in brand te steken. Nadat hij deze brieven geschreven had ging hij naar het Wenceslasplein en stak zichzelf in brand. De regering was niet blij met de actie van Palach en verdraaide de reden van de zelfverbranding. Ook verdenken sommige mensen de regering ervan een einde aan het leven van de zwaargewonde Palach te hebben gemaakt, maar bewijzen hiervoor zijn er niet. De begrafenis van Palach liep uit op een grote demonstratie tegen de bezetting. Een maand later (op 25 februari 1969) stak een andere student, Jan Zajíc, zich in brand op het Wenceslasplein. Uiteindelijk staken in totaal tien personen zichzelf in brand uit protest tegen het stalinisme. Palach is, als eerste van hen, het bekendst geworden. Op het Praagse Wenceslasplein is een plaquette van de beeldhouwer Olbram Zoubek ter nagedachtenis van Palach en Zajíc opgericht. Ook is er in Praag een plein naar Palach genoemd, het Jan Palachplein onderwerp.





    11-08-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 11 aug 1934 alcatraz

     

    11-08-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 11 aug 1934 alcatraz

    11 aug 1934 Op 11 augustus 1934 wordt Alcatraz in gebruik genomen. Het ligt op een eiland in de haven van San Francisco en doet tot 1963 dienst als gevangenis. De beroemdste gevangene was Al Capone. Er zijn verschillende ontsnappingspogingen geweest, maar officieel is het nooit iemand gelukt om te ontsnappen. Er waren echter drie mannen, Frank Morris en de broers John en Clarence Anglin, die op 11 juni 1962 ontsnapten in een opblaasbaar vlot gemaakt van aan elkaar gelijmde regenjassen. Van deze ontsnappingspoging is een film gemaakt: 'Escape from Alcatraz'. Nog geen jaar na de ontsnapping is op 21 maart 1963 Alcatraz officieel gesloten. Nu is Alcatraz een nationaal park. Alcatraz is een eiland in de Baai van San Francisco. Van 1934 tot 1963 was het in gebruik als zwaar beveiligde gevangenis. 1576 gevangenen hebben het eiland als standplaats gehad. De beroemdste gevangene was Alphonse "Al" Capone. Voordien was op het eiland een militair fort (1850-1907) en daarna (vanaf 1907-1933) was er een militaire gevangenis gevestigd. Tegenwoordig is het eiland een beschermd gebied en een National Historic Landmark, beheerd door de National Park Service De naam Alcatraz werd aan het eiland gegeven door Juan Manuel de Ayala, de eerste Spanjaard die het eiland ontdekte, in 1775. Hij bracht de baai van San Francisco in kaart, en noemde het eiland "La Isla de los Alcatraces," wat te vertalen is als "het eiland van de jan-van-genten."[1] [2] [3] [4] [5] [6] Het woord alcatraz, wat in het Spaans "jan-van-gent" betekent, komt oorspronkelijk uit het Arabisch: القطرس al-qaṭrās, wat albatros betekent.[7] Het United States Census Bureau definieert het eiland als Block 1067, Block Group 1, Census Tract 179.02 van San Francisco County, Californië.[8] De oudste bekende eigenaar van Alcatraz is Julian Workman, die het eiland in juni 1846 kreeg van de Mexicaanse gouverneur Pio Pico. Workman bouwde op het eiland een vuurtoren. Later in 1846 kocht John Charles Frémont, leider van de Republiek Californië en militair gouverneur van Californië, het eiland voor 5000 dollar uit naam van de Amerikaanse overheid.[9] [10] [11] Fremont had verwacht dat hij een grote compensatie zou krijgen van de overheid omdat hij voor hen het eiland had gekocht, maar hij kreeg uiteindelijk niets. Hij en zijn nakomelingen spanden nog tot de jaren 90 van de 19e eeuw rechtszaken aan in de hoop toch geld te krijgen, maar zonder succes.[10] [12]
    Nadat Californië in Amerikaanse handen was gekomen en de Californische goldrushbegon, startte de United States Army een onderzoek naar de mogelijkheden om van Alcatraz een militaire vestiging te maken. In 1850 gaf president Millard Fillmore in nasleep van de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog officieel het bevel om van Alcatraz een militaire vestiging te maken.[12] In 1853 werd onder toezicht van Zealous B. Towerbegonnen met het bouwen van een militair fort. Het werk duurde tot 1858. Tegen het einde van dat jaar werd het eerste garnizoen van ongeveer 200 soldaten op het eiland gevestigd. Toen in 1861 de Amerikaanse Burgeroorlog uitbrak, werd het eiland geschikt gemaakt om als strijdlocatie te dienen. Alcatraz had destijds 85 kanonnen, maar vanwege gebrek aan manschappen kon maar een klein deel hiervan tegelijkertijd worden ingezet. In praktijk hoefde er nooit vanaf het eiland te worden geschoten als offensief. Wel werden op het eiland krijgsgevangenen opgesloten.[13] Na de oorlog concludeerde het leger dat het fort en de bewapening van Alcatraz achterhaald waren door de vorderingen op het gebied van militaire technologie. Tussen 1870 en 1876 werden verschillende plannen uitgewerkt om het eiland te moderniseren, maar deze werden nooit voltooid. [14] In plaats daarvan werd besloten Alcatraz een nieuwe bestemming te geven. In plaats van voor kustverdediging, zou het voortaan voor detentie worden gebruikt. De beslissing om van Alcatraz een gevangenis te maken kwam vanwege de afgelegen ligging en de sterke stromingen in de baai, die het zo goed als onmogelijk zouden maken om te ontsnappen. Nog voordat het eiland officieel een gevangenis werd, werd het al gebruikt voor opsluiting. In 1867 werd reeds een bakstenen gevangenishuis gebouwd op het eiland, zodat het eiland vanaf 1868 al dienst kon doen als militaire gevangenis. Tijdens de Amerikaanse burgeroorlog en vooral tijdens de SpaansAmerikaanse Oorlog zaten er veel militaire gevangenen op het eiland. Op 21 maart 1907 werd Alcatraz officieel door de Amerikaanse overheid ingesteld als militaire gevangenis. In 1909 begonnen de werkzaamheden om het eiland van militair fort om te bouwen tot gevangenis. Er kwamen celblokken, die grotendeels waren ontworpen door Reuben Turner. In 1912
    waren de werkzaamheden voltooid. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zaten in de gevangenis onder andere dienstweigeraars, onder wie Philip Grosser. In de nasleep van de Aardbeving van San Francisco in 1906 werden ook tijdelijk niet-militaire gevangenen naar Alcatraz gebracht voor bewaring. Op 12 oktober 1933 kwam de gevangenis in handen van de United States Department of Justice, en werd het een federale gevangenis. De gevangenis had een zeer streng regime. In de beginjaren was het zelfs niet toegestaan om onderling te praten. Nadat er door middel van het doorspoelen van het toilet een primitieve communicatie op gang kwam is het spreekverbod opgeheven. Tijdens de 29 jaar dat Alcatraz in gebruik was als federale gevangenis, zaten er enkele bekende criminelen opgesloten, onder wie Al Capone, Robert Franklin Stroud, Machine Gun Kelly, James J. Bulger en Alvin Karpis (die langer in Alcatraz zat dan elke andere gevangene). Er zijn verschillende ontsnappingspogingen gedaan, maar officieel is het nooit iemand gelukt om te ontsnappen. In totaal waren er 36 gevangenen betrokken bij 14 ontsnappingspogingen. Daarvan werden er 23 weer gearresteerd, zes doodgeschoten en twee zijn vermoedelijk verdronken. De gewelddadigste uitbraakpoging vond plaats op 2 mei 1946 en leidde tot de Slag om Alcatraz.
    Op 11 juni 1962 zou er echter toch een succesvolle ontsnapping plaats hebben gevonden. Frank Morris en de broers John en Clarence Anglin ontsnapten volgens de verhalen op een opblaasbaar vlot gemaakt van aan elkaar gelijmde regenjassen. Frank Morris, de leider van de groep, had een bijzonder hoog IQ, en wellicht hebben ze het getij van de San Francisco Bay gebruikt om te ontsnappen. Enkele van hun spullen zijn teruggevonden op Angel Island, maar sommigen gaan ervan uit dat ze bij de Golden Gate Bridge aan land zijn gegaan en hun spullen via het getij naar Angel Island hebben laten drijven om de politie op een dwaalspoor te zetten. Van de mannen heeft niemand meer iets vernomen. Men is ervan uitgegaan dat ze verdronken waren, maar dat is nooit bewezen. Van deze ontsnappingspoging is in 1979 een film gemaakt: Escape from Alcatraz. Nog geen jaar na de ontsnapping werd op 21 maart 1963 Alcatraz officieel gesloten.[15]
    In 1969 bezette een groep van indianen de rots in de baai. Ze verbleven 2 jaar lang op het eiland, en trachtten op deze wijze hun eis voor een Indiaans Cultureel Centrum kracht bij te zetten. Deze groep verloor in de ogen van de gemeenschap hun geloofwaardigheid door de hoeveelheid van beschadigingen, zoals graffiti, vandalisme en een brand die het huis van de oppasser van de vuurtoren verwoestte. In juni 1971 verwijderden Federal Marshalls de indianen van het eiland. Sinds 1972 is Alcatraz een van de vele nationale parken onder beheer van de National Park Service en sinds 1973 is het eiland opengesteld voor publiek. Op Alcatraz staat de oudste nog werkende vuurtoren van de Amerikaanse westkust. In 2003 probeerden de presentatoren van het programma MythBusters, Adam Savage en Jamie Hyneman, of de beroemde ontsnapping van Morris en de gebroeders Anglin inderdaad kon zijn uitgevoerd. Het lukte hen om op een vlot van regenjassen van Alcatraz naar de wal te varen. Daarmee werd dan ook aangetoond dat het mogelijk was om uit de gevangenis te ontsnappen. Verder is illusionist David Copperfield ooit als stunt uit de gevangenis ontsnapt. Ook heeft het programma Ghost Hunters een aflevering gemaakt van Alcatraz. In deze aflevering wordt onderzocht of er paranormale activiteiten op het eiland plaatsvinden. Uiteindelijk meenden ze veel 'bewijs' te hebben gevonden, voornamelijk geluidsopnamen, en concludeerden ze dat er paranormale activiteiten plaats zouden vinden op Alcatraz.
    Alcatraz heeft de bijnaam "The Rock". De speelfilm The Rock speelt zich af op Alcatraz. Hierbij moet er in Alcatraz ingebroken worden. De film Escape from Alcatraz gaat over de ontsnapping van 3 criminelen vanaf Alcatraz. Andere films over Alcatraz zijn King of Alcatraz, Half Past Dead, Point Blank, Murder in the first en The Birdman of Alcatraz. In 2011 werd de eerste aflevering van de tv-serie Alcatraz uitgezonden, een fictief verhaal over het einde van Alcatraz. In de serie is de gevangenis niet gesloten, maar zijn alle gevangenen verdwenen en is dat geheim gehouden.





    11-08-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 10 aug 1909 leo gender

     

    10-08-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 10 aug 1909 leo gender

    10 aug 1909 Clarence Leonidas Fender (Anaheim (California), 10 augustus 1909 – Fullerton (California), 21 maart 1991) was een Amerikaans ontwerper (met Duitse roots) en producent van elektrische gitaren. Eerst richtte hij het bedrijf Fender op en naderhand G&L en Music Man. Hij wordt beschouwd als iemand die een grote invloed had op de ontwikkeling van de elektrische gitaar, en tevens als de uitvinder van de elektrische basgitaar. De man die een revolutie teweegbracht in de gitaarbouw, heeft echter zelf nooit één van deze instrumenten leren bespelen.[1] Fender begon in 1932 als radioreparateur en leverde ook versterkers aan muzikanten. Onder zijn klanten waren steelgitaristendie klaagden over de werking van elektrische opnemers. Fender startte toen zelf met de bouw van deze gitaren en vanaf 1944experimenteerde hij met de bouw van elektrische gitaren. In 1946 stichtte hij Fender Electric Instruments Co. In 1955 liep hij een infectieziekte op die hem jaren last bezorgde. Begin jaren zestig dacht hij dat hij niet meer lang te leven had. Hij stopte met werken en besloot zijn fabriek te verkopen. In 1965 werd zijn bedrijf overgenomen door CBS. Een arts wist Fender echter van zijn kwaal te verlossen. Hij kreeg een baan als ontwerper-adviseur bij CBSFender, maar verliet het bedrijf na korte tijd in 1970wegens onenigheid over de te volgen koers. In 1972 richtte hij samen met Forrest White een nieuw bedrijf op. Omdat Fender zijn eigen naam niet meer mocht gebruiken, nu hij die aan CBS had verkocht, werd het nieuwe bedrijf Music Man genoemd. In 1980 werd Music Man verkocht en richtte Fender samen met George Fullerton G&L op dat zijn nieuwe ontwerpen produceerde. De naam stond voor "George & Leo". De eerste echte elektrische Fender-gitaar was de Esquire uit 1950. Al gauw werd de naam gewijzigd in Broadcaster. Gretschmaakte echter bezwaar tegen deze naam omdat het een reeks drumstellen verkocht onder de naam BroadKaster. Fender wijzigde de naam toen in Telecaster. In 1951 volgde de Precision Bass, als alternatief voor de contrabas die door Fender spottend hondenhok werd genoemd. In 1954 volgde de Stratocaster. Later kwamen nog vele andere modellen uit - waaronder de Fender Jazz Bass - maar die waren veel minder succesvol dan deze drie, die in belangrijke mate het geluid van de popmuziek hebben bepaald en dat tegenwoordig nog steeds doen. Oude Fenderinstrumenten worden soms als pre-CBS aangeduid, het gaat in dit geval om instrumenten van voor de CBS-overname. Daarnaast fabriceerde Fender ook akoestische gitaren, en versterkers.





    10-08-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 10 aug 1947 ian anderson

     

    10-08-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 10 aug 1947 ian anderson

    10 aug 1947 Ian Scott Anderson (Dunfermline, 10 augustus 1947) is een Schots zanger, multiinstrumentalist, songwriter en boegbeeld van de Britse progressieve rockband Jethro Tull. Vooral zijn podiumact heeft een cultstatus bereikt: fluitend als een ooievaar staande op één been in middeleeuwse Schotse kledij inclusief braguette, baard en een wilde bos haar. Als een manische minstreel met uitpuilende ogen beent de zanger over het podium: hijgend, schreeuwend, jodelend. De bos haar is in de loop der tijd overigens verruild voor een bandana. Anderson is geboren in het Schotse Dunfirmline als zoon van James en Irene Anderson, waar zijn vader aan het hoofd stond van zijn familiebedrijf RSA Boiler Fluid Company. Anderson heeft twee oudere broers - Robin (1930) en Alistair (1935). Na drie jaar verhuisden ze naar de hoofdstad Edinburgh, een invloed die zijn leven lang door zal klinken. Hij ging als kind naar de Roseburn Primary School. In 1959 verhuisden hij met zijn ouders en twee oudere broers naar Blackpool in Engeland, waar Anderson eerst de Blackpool grammar school voltooide en vervolgens van 1964 tot 1967 op het Blackpool College of Art heeft gezeten. Veel van zijn werk dat aan de periode in Blackpool refereert suggereert een turbulente opvoeding. Als tiener had Anderson een baantje als verkoopassistent in een Lewis'-winkel in Blackpool, daarna als verkoper in een kiosk. Later zei hij dat het lezen van Melody Makeren de New Musical Express tijdens de lunchpauze hem inspireerde om in een band te gaan spelen. Dat leidde ertoe dat hij in 1963 The Blades oprichtte met schoolkameraden: Barriemore Barlow op de drums, John Evan op keyboards, Jeffrey Hammond-Hammond op bas en Michael Stephens op gitaar. In deze soul- en bluesband was Anderson de zanger en speelde hij elektrische gitaar en mondharmonica. De nummers Up The 'Pool en Big Dipper die Anderson later in zijn carrière heeft geschreven verwijzen naar dit Blackpool, dat vaak als thuisbasis van Jethro Tull wordt beschouwd. In 1965 was de groep geëvolueerd tot The John Evan Band, met een grotere line-up inclusief brasssectie. Deze band probeerde voet aan de grond te krijgen in Londen, maar toen dat niet snel lukte vertrokken veel bandleden gedesillusioneerd en berooid terug naar Blackpool. Anderson woonde op dat moment in Luton. Daar ontmoette hij drummer Clive Bunker en gitarist Mick Abrahams van de bluesband McGregor's Engine, en samen met hen en Glenn Cornick uit The John Evan Band richtte hij in 1967 een nieuwe band op. Na meerdere namen werd dit in 1968 'Jethro Tull', de naam die ze toevallig hadden toen ze een residentie kregen in de Marquee Club. Ongeveer rond die periode kreeg Anderson zijn eerste dwarsfluit; hij ruilde zijn elektrische gitaar, die hij op zijn beurt van Lemmy Kilmister had overgenomen, in een muziekwinkel tegen een dwarsfluit omdat hij naar eigen zeggen toch nooit zo goed kon worden als Eric Clapton. Tijdens deze turbulente periode leerde hij zichzelf het instrument eigen maken. Het bleek de start van een lange carrière als voorman en personificatie van Jethro Tull. Anderson schreef de teksten van alle nummers, en daarnaast ook bijna alle composities van Jethro Tull. Door zijn zeer opvallende verschijning zet hij de rest van de band in de schaduw, wat voor sommige exbandleden ook de reden is geweest te vertrekken. In de film Armageddon uit 1998 legt het personage Oscar aan een NASA-psycholoog uit waarom hij zo kwaad wordt "wanneer mensen denken dat Jethro Tull gewoon een lid van de band is."
    Hij noemt zichzelf de "un-plugged guy in a medium to heavy rockband", aangezien hij voornamelijk dwarsfluit en akoestische gitaar speelt, en daarnaast basuri, mondharmonica en mandoline. "Mijn rol in het leven was altijd om een akoestische muzikant te zijn, maar de afgelopen 38 jaar heb ik nogal lawaaiige vrienden!"
    Min of meer bewust kiest Anderson ervoor om in de slipstream van de popwereld te blijven. Een beetje in de luwte maar altijd aanwezig zou de band volgens hem artistiek op de been houden. Over het algemeen krijgt de band in het algemeen en Anderson in het bijzonder door de jaren heen vaak overweldigend goede kritieken. Hij staat bekend als een excentriekeling, topmuzikant en heeft typisch Britse humor. Anderson laat via zijn teksten al weten dat hij een taalalchemist is, en doet daar verbaal tijdens zijn concerten nog een schepje bovenop. Zijn teksten worden over het algemeen hoog gewaardeerd, en bevatten veel culturele en taalkundige aspecten. Thema's die frequent met veel cynisme worden bezongen zijn God en religie, geschiedenis, 'country life', met regelmatig absurdistische, humoristische of maatschappijkritische elementen. Anderson kreeg hiervoor in 2006 een eredoctoraat in de literatuur ter erkenning van zijn bijdrage aan de pop- en rockmuziek van de Heriot-Watt Universiteit van Edinburgh, en in 2011 nog een van de Abertay Universiteit uit Dundee. Eerder kreeg Anderson een Ivor Novello Award voor zijn hele muzikale carrière en oeuvre. In 2008 werd hij door koningin Elizabeth benoemd tot Member of the Order of the British Empire Anderson heeft nooit openheid gegeven over zijn financiële situatie, maar hij is zeker een man in bonus en behoort tot de rijkste muzikanten. In 1985 werd bekend dat Jethro Tull al ₤100 miljoen had gegenereerd. De albumverkopen behoren tot de top van de muziekindustrie met meer dan 60 miljoen stuks, en het jaarlijkse aantal concerten dat hij geeft is al ruim 40 jaar rond de 100. Hij investeert zijn geld in inventieve en opmerkelijke projecten. Zo bouwde en verkocht hij in de jaren 70 en 80 muziekstudio's in Engeland, bedacht daarnaast de mobiele studio in 1975 - een muziekstudio gebouwd in een vrachtwagen die bands mee konden nemen op tournee. Hij bedacht Tullavision in 1976: grote videoschermen naast het podium tijdens concerten in stadions zoals tegenwoordig bij veel festivals de gewoonte is. Hij richtte Strathaird op in 1978: één van 's werelds eerste en grootste zalmkwekerijen toen deze industrietak nog in de kinderschoenen stond, en hij investeerde tegelijkertijd in negen andere kwekerijen. Uiteindelijk had hij naast Strathaird 42 zalmkwekerijen, een visverwerkingfabriek met 400 medewerkers, en ook verschillende vee- en landbouwbedrijven verspreid over Engeland en Schotland. In 1997 werd hij uitgeroepen tot Schots zakenman van het jaar. In 2001 verkocht Anderson aandelen van zijn bedrijf Strathaird aan de Macrae Food Group, en trok zich terug uit een actieve rol in veel van zijn bedrijven. Tegenwoordig is hij eigenaar van de Ian Anderson Group of Companies, waaronder Salamander & Son en Calliandra Productions. Hij is eigenaar van Rock Show, het bedrijf dat de Britse radiozender Planet Rock beheert.
    Ian Anderson wordt verantwoordelijk gehouden voor de introductie van de dwarsfluit als prominent soloinstrument in de rockmuziek. Hij speelt echter ook akoestische gitaar, mandoline en mondharmonica op het podium. Hij mag zeker multi-instrumentalist genoemd worden, daar hij live en op albums 27 verschillende instrumenten speelt. Opvallend is dat de rockband een voorman heeft die bijna alleen akoestische instrumenten bespeelt. Anderson is lid van de British Flute Society, en is op het terrein van instrumentbeheersing een virtuoze autodidact. Hij kan zeker noten lezen, maar niet naar noten spelen. Hij speelt alles op gehoor. Tijdens het spelen 'beluistert' hij de volgende noten razendsnel in zijn hoofd, en speelt ze dan zonder na te denken. Speel- en toontechnisch doet hij niet onder voor geschoolde fluitisten. Als geen ander beheerst Anderson de dwarsfluit als rockend solo-instrument. Want Anderson fluit niet alleen fenomenaal - soms met één hand - maar hij maakt opmerkelijk veel gebruik van de flatterzungetechniek, en combineert zijn fluitspel met vocale klanken: zingen, spreken, knorren, niezen, hoesten, huilen en jodelen, het liefst allen door elkaar.
    Anderson woont sinds 1994 in Braydon Hall op een 18e-eeuws landgoed in Minety, Wiltshire van 160 hectare en heeft daarvoor vijf vaste stafleden. Het huis uit 1753 beslaat drie verdiepingen heeft 11 slaapkamers, 15 toiletten, een helikopterplatform, een opnamestudio en een binnenzwembad uit de jaren 80 met naastgelegen bubbelbad, sauna, solarium en gym. "Ik geloof dat de vorige eigenaar £750.000 spendeerde aan het zwembad, en ik haat het. Ik haat water en ik haat zwemmen. Vooral de muurschildering haat ik. Ik denk dat het Toscane moet voorstellen, maar ik weet het niet zeker. Het is zo walgelijk, zo gigantisch zielig, dat ik heb besloten het te behouden." Op het terrein staan nog vijf andere huizen, die hij gebruikt als gastenverblijven. Het landgoed herbergt ook Anderson's private muziekstudio, boomgaarden, Victoriaanse kassen en Anderson heeft 30.000 eiken en essen geplant als renovatie van de oude bossen. Ook heeft hij een tweede huis in Montreux, Zwitserland, waar hij de buurman van Phil Collins is. Eerder woonde hij nabij het meer van Genève, in Londen, het 16e-eeuwse Victoriaanse landhuis met 11 slaapkamers op zijn Pophleys Estate van 250 hectare in Radnage, Buckinghamshire en het Kilmarie House op zijn landgoed Strathaird van 6120 hectare te Skye. Hij was van 1970 tot 1974 getrouwd met Jennie Franks (zij is medeauteur van het nummer Aqualung). In 1976 trouwde hij met Shona Learoyd. Ze hebben twee kinderen: zoon James Duncan werkt voor zijn vader, onder andere als geluidstechnicus, en zijn dochter Gael Clutterbuck (getrouwd met acteur Andrew Lincoln) werkt in de muziek- en film-/tv-industrie en is personal manager van Coldplay en Chris Martin. Anderson is voorvechter van de bescherming van wilde katachtigen, onder andere bij de vereniging Wild About Cats. Hij zet zich met name in voor de Andeskat. Hij is zelf eigenaar van een aantal huiskatten, waaronder Bengalen, en schreef meerdere nummer over katten. Hobby's zijn onder andere het verzamelen van Rolex-horloges en Leica-camera's, schilderen, en het kweken en cultiveren van verschillende soorten chilipepers. Hij werkt mee - door onder andere zijn aanwezigheid in reclamespotjes van de stichting Spotlight Health - aan de bekendheid van de aandoening diep-veneuze trombose waar hij zelf een overlever van is. Hij steunt Bikers Against Drunk Driving, aangezien hij zelf een fervent off-road motorrijder is. Hij heeft echter nooit autorijlessen gehad, en dus ook geen autorijbewijs. Anderson is DJ voor de Britse radiozender Planet Rock met eigen radioshows zoals Under The Influence en The Lyricists, elke zondagavond van 7 tot 9 [1]. In 2008 kwam deze zender in de financiële problemen en dreigde faillissement, waarop het werd gekocht door Anderson, samen met Malcolm Bluemel, Tony Iommi, Gary Moore, en Fish.
    Naast Jethro Tull heeft Anderson nog vijf soloalbums gemaakt, en heeft hij twee soloprojecten waarmee hij optreedt: Ian Anderson Plays The Orchestral Jethro Tull(optredens van Anderson en band zonder Martin Barre, waarbij hij met een symfonieorkest de muziek van Jethro Tull en zijn soloalbums speelt) en Rubbing Elbows With Ian Anderson (semi-akoestische optredens met band zonder Martin Barre; een mix van muziek, talkshow en een cabaretachtige theatervorm). Op initiatief van Leslie Mandoki is de allstar groep Soulmates samengesteld. Deze formatie treedt sinds 1993 een paar keer per jaar op - vaak ook in televisieshows - met name in Duitsland en heeft enkele albums uitgebracht. De sterren die meedoen in dit project zijn naast Ian Anderson onder andere Bobby Kimball (Toto), Chris Thompson(Manfred Mann's Earth Band), Jack Bruce (Cream), Jon Lord (Deep Purple), Steve Lukather (Toto), Eric Burdon (The Animals), Gary Brooker (Procol Harum), en Peter Frampton.
    Anderson heeft in de loop der jaren op veel albums van andere artiesten gespeeld als gastmuzikant, onder andere bij Blackmore's Night, Brian Protheroe, Clive Bunker, Fairport Convention, Honeymoon Suite, Jackie Linton, James Taylor Quartet, Maartin Allcock, Maddy Prior, Magellan, Men Without Hats, Peter Green, Roy Harper, SAS Band, Steeleye Span, The Six & Violence, Tinkara, Toto, Uriah Heep, Vyktoria Pratt Keating, Wendy MaHarry en Willy Porter.
    In april 2006 haalde Anderson in zijn thuisland het nieuws omdat hij samen met Bono (U2) en Paul McCartney de wens uitsprak om de Europese auteurswet te herzien. Op dit moment geldt dat de eigendomsrechten op muziek vijftig jaar zijn en dat het daarna openbaar is. Dat terwijl soortgelijke auteursrechtwetgeving in de VS 95 jaar en de meeste andere landen ook zestig jaar of langer is. Zijn belangrijkste argumenten (vrij vertaald; voor het complete betoog, zie: [2]): De muziekindustrie brengt hoge risico's met zich mee, want veel platen zullen nooit rendabel worden. Platenmaatschappijen gebruiken een substantieel gedeelte van hun inkomen uit succesvolle muziek uit het verleden om te investeren in nieuwe muzikanten, om zodoende hen een kans te kunnen geven. Een langere auteursrechtenbescherming zal garant staan voor deze investeringen. Ik ben erg bezorgd over het lot van minder-gefortuneerde en minder-succesvolle (studio)muzikanten; dat zij niet langer een inkomen van hun muziek uit het verleden krijgen. Dat zal een heel groot probleem voor hen worden van wie het huidige inkomen nog steeds dat geld van die vroege opnames is. Waarom zouden we misschien moeten toezien dat zij op hun oude dag hun energie- of doktersrekeningen niet kunnen betalen, terwijl hun Amerikaanse collega's wel hun inkomen behouden? Het is tegenstrijdig dat mijn werk als songwriter (de teksten en composities) levenslang plus zeventig jaar beschermd is, maar de muziekuitvoering zelf slechts vijftig jaar.





    10-08-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 10 aug 1897 asprine

     

    10-08-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 10 aug 1897 asprine

    10 aug 1897 Ontdekking aspirine. Op 10 augustus 1897 beschrijft de Duitse chemicus Felix Hoffmann in zijn laboratoriumdagboek hoe hij het voorheen onstabiele en maagonvriendelijke acetylsalicylzuur in chemisch zuivere, bewaarbare en inneembare vorm heeft samengesteld. Het effect van deze stof was al bekend bij Hippocrates, die het uit de schors van wilgen haalde. Kruidenvrouwen in de Middeleeuwen vonden dezelfde stof in de moerasspirea, de spirea ulceria. Hoffmanns werkgever de chemische fabriek Bayer brengt in 1899 de aspirine op de markt. Het wereldverbruik wordt vandaag de dag geschat op vijftigduizend ton per jaar of 1.3 miljard tabletten per dag. Acetylsalicylzuur is een medicijn dat pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend werkt. Het middel was onder de merknaam Aspirine, of merkloos als acetylsalicylzuur (ook wel acetosal) voor de opkomst van paracetamol de meest gebruikte pijnstiller. Acetylsalicylzuur wordt tegenwoordig in lage dosering zeer veel voorgeschreven ter voorkoming van beroerten en hartinfarcten.
    Reeds omstreeks 2000 voor Christus gebruikten de Assyriërs wilgenbladeren voor de behandeling van pijnlijke gewrichten. Geschriften van rond 1550 voor Christus tonen aan dat ook de oude Egyptenaren een brouwsel van wilgenbladeren gebruikten tegen pijn en ontstekingen. Hippocrates propageerde eveneens het gebruik van wilgenbastextract. Dit extract heeft echter geen pijnstillend effect, smaakt bijzonder bitter en ligt slecht op de maag. De werkzame stof in het extract is salicine. Een stof die verwant is aan salicine treft men onder andere ook aan in moerasspirea. Salicine, of salicylzuur werkt koortsverlagend, maar heeft geen pijnstillend effect. Het pijnstillende effect van acetyl-salicylzuur is volledig gebaseerd op de acetylgroep, die synthetisch wordt toegevoegd. Het koortsverlagende effect van het salicylzuur liet mensen zich beter voelen, maar was niet pijnstillend. In 1763 beschreef de Engelse predikant Edmund Stone de pijnstillende en koortsverlagende werking van extracten van de wilgenbast. In 1825 probeerde Francesco Fontana in Italië het extract te zuiveren, evenals Johann Andreas Buchner die hetzelfde in 1828 probeerde. Het was echter de Fransman Henri Leroux die in 1829 als eerste de werkzame stof salicine, uit het extract in zuivere vorm isoleerde. De Italiaanse onderzoeker Raffaele Piria ontdekte in 1838 dat salicine een glycoside, een soort suikerverbinding, was. Hij wist het suikerachtige gedeelte van het salicine af te splitsen en verkreeg op die manier voor het eerst salicylzuur. In 1859 wist de Duitser Kolbe de chemische structuur van salicylzuur te achterhalen en het zelf ook te synthetiseren. In de daaropvolgende jaren werd gewerkt aan het op industriële schaal produceren van salicylzuur. In 1874 lukte dat voor slechts een tiende van de prijs van het wilgenextract. Strikt (chemisch) genomen was dit commerciële product geen salicylzuur maar natriumsalicylaat.[1] Al snel werd duidelijk dat het bitter smakende middel schadelijk was voor de maag.[2] Teneinde de nadelige eigenschappen van salicylzuur te verminderen, ging men op zoek naar chemische varianten van salicylzuur. Salicylzuur bestaat uit een fenolgroep, ofwel een benzeenring met een hydroxylgroep, en een carboxylgroep. De carboxylgroep was eerder al eens vervangen door een amide. Een alternatieve methode is om iets aan de fenolgroep te veranderen. Charles Frédéric Gerhardt acetyleerde in 1853 de fenolgroep en verkreeg zo voor het eerst acetylsalicylzuur. De stof was onzuiver en instabiel; in die tijd had men er geen interesse in.[1]
    Gerhardts uitvinding werd herontdekt en doorontwikkeld tot een toepasbaar medicijn in de vorm van acetylsalicylzuur in het laboratorium van de Duitse farmaceutische fabrikant Bayer te Elberfeld. De merknaam Aspirine, oorspronkelijk in het Duits Aspirin, is afgeleid van Spirsäure. Dit is een oude Duitse naam voor salicylzuur met het voorvoegsel A dat voor acetyl staat omdat het geacetyleerd salicylzuur betrof. Samengevoegd en verkort werd dit "Aspirin".[2] Over de wijze waarop acetylsalicylzuur bij Bayer is ontwikkeld, bestaan twee lezingen. Was het door Felix Hoffmann of Arthur Eichengrün? Geconcludeerd mag worden dat de rol van beide heren onontbeerlijk was.
    Lange tijd werd de ontdekking van acetylsalicylzuur algemeen toegeschreven aan Felix Hoffmann, een medewerker van Bayer, die na zijn diensturen een pijnstillend middel gezocht zou hebben voor zijn zwaar reumatische vader. Door systematisch te werk te gaan zou hij hebben gezocht naar een nieuwe verbinding om het middel beter verteerbaar te maken. In 1897 zou hij de oplossing van het probleem hebben herontdekt in de acetylering van het salicylzuur. Op 10 augustus 1897 zou hij in zijn laboratoriumdagboek hebben beschreven hoe hij het acetylsalicylzuur in chemisch zuivere en bewaarbare vorm had samengesteld. In samenwerking met de arts Heinrich Dreser zou hij de nieuwe stof uitgebreid hebben getest op dieren. In 1899 kwam het middel in poedervorm op de markt. Een jaar later waren er de gedoseerde tabletten. Uit onderzoek van de labjournaals bij Bayer blijkt echter dat de werkelijke ontdekker van acetylsalicylzuur Arthur Eichengrün was, die onderzoek deed naar betere pijnstillers. Felix Hoffmann werkte als laboratorium-assistent onder diens leiding. Vanwege Eichengrüns joodse achtergrond werd hij door de nazi’s uit de annalen geschrapt en werd het verhaal van de reumatische vader bedacht. In 1949 publiceerde Eichengrün een artikel waarin hij de uitvinding van acetylsalicylzuur claimde. Deze claim werd bevestigd na onderzoek van Walter Sneader van de universiteit van Glasgow in 1999.[3] De vraag wie de werkelijke ontdekker van acetylsalicylzuur is, bleef echter controversieel. Bayer weersprak in een persbericht de bevindingen van Sneader. Een apotheker uit het Australische Melbourne, George Nicholas, probeerde in 1914 acetylsalicylzuur te maken. Hij kon dit doen omdat het patent op acetylsalicylzuur niet in Australië gold. De eerste pogingen waren onsuccesvol, omdat zijn product onzuiver was. Met de hulp van H.W. Smith lukte het in 1915 om hun acetylsalicylzuur te zuiveren, zodat het voldeed aan de eisen van de Britse Farmacopee. Aanvankelijk als Nicholas Aspirin op de markt gebracht, werd de naam al snel veranderd in Aspro. Het middel werd een succes. De pijnstillende (analgetische), koortsverlagende (anti-pyretische) en ontstekingsremmende (antiinflammatoire) werking zijn gebaseerd op de remming van het enzym cyclo-oxygenase. Pijn wordt veroorzaakt door chemische stoffen die vrijkomen na beschadiging van weefsels en cellen. Zowel de beschadigde cellen als onbeschadigde cellen in de onmiddellijke nabijheid van de weefselschade geven, onder invloed van onder andere cytokinen en mitogenen, dergelijke stoffen af, zoals bradykinine, histamine, kalium- en waterstofionen. Deze stoffen werken op zenuwuiteinden in, die daardoor elektrische signalen naar de hersenen sturen die vervolgens als pijn worden geïnterpreteerd. Autacoïden die in dit proces een belangrijke rol spelen zijn prostaglandinen. Prostaglandinen veroorzaken zelf geen pijn, maar verergeren de door de andere chemische stoffen veroorzaakte pijn. Daarnaast spelen ze een zeer belangrijke rol bij vele fysiologische processen in het lichaam. Prostaglandine wordt geproduceerd in cellen en werkt alleen in de buurt waar het geproduceerd is en wordt dan afgebroken. Het stimuleert, naast verergeren van de pijnreactie, ook het optreden van ontstekingsreacties en zorgt voor het ontstaan van koorts. In lichaamscellen speelt het enzym cyclo-oxygenase (COX) een essentiële rol in het maken van prostaglandine. Cyclo-oxygenase katalyseert de omzetting van arachidonzuurnaar prostaglandine. Acetylsalicylzuur remt de werking van cyclo-oxygenase waardoor er minder of geen prostaglandine meer ontstaat. Daardoor verdwijnt een groot gedeelte van de pijn, zakt de koorts en worden ontstekingsreacties geremd. Acetylsalicylzuur is dus een inhibitor: een stof die de activiteit van een eiwit remt of stopt, in dit geval die van COX. Daarnaast spelen prostaglandinen ook nog een rol in bij de normale celfunctie. De prostaglandine die door COX-1 ontstaat werkt in de normale celprocessen als boodschapper. De prostaglandine die werkt bij beschadiging en die een rol speelt in het pijnsignaal, wordt gemaakt door COX-2. COX-1 kan als het niet functioneert maagbloedingen veroorzaken, doordat prostaglandinen een beschermende werking op de maagwand hebben. Er is sinds een aantal jaren een aantal andere geneesmiddelen op de markt die selectieve COX-2-remmers zijn.
    Hoewel acetylsalicylzuur nog steeds populair is geven medici tegenwoordig de voorkeur aan het voorschrijven van paracetamol wanneer een eenvoudige pijnstiller geïndiceerd is. Acetylsalicylzuur is niet alleen een analgeticum of pijnstillend middel, maar heeft tevens een onomkeerbaar effect op de bloedplaatjes. Het belemmert deze om samen te klonteren en is daarmee een trombocytenaggregatieremmer. Hierdoor vermindert het stelpend vermogen van het bloed bij bloedvatbeschadiging. Het effect treedt al op na 1/4 acetylsalicylzuurtablet van 500mg en houdt aan tot de uitgeschakelde bloedplaatjes (na ongeveer een week) allemaal zijn vervangen. Voor dit laatste effect wordt het middel tegenwoordig in een lage dosis zeer veel voorgeschreven aan mensen die eerder een beroerte (dosis van 30-80 mg) of hartinfarct (dosis van 80 mg) hebben gehad; het vermindert de kans op herhaling met circa 40%. Voorheen werd 30 mg veel gekozen door neurologen, omdat dit voldoende bescherming gaf voor neurologische klachten. De laatste jaren is men echter nagenoeg volledig in de neurologie opgeschoven naar de 80 mg dosis die in de cardiologie gebruikelijk is, omdat daarmee ook een beschermend effect op het hart is naast de reductie van het cerebrovasculaire risico. Omdat in de neurologie eigenlijk een combinatie van dipyridamol + acetylsalicylzuur + (vaak) een maagbeschermernodig was voor optimale preventie en omdat het Nederlandse beleid afweek van het Europese beleid, kiest de arts bij een CVA of TIA steeds vaker voor het opstarten van de trombocytenaggregatieremmer clopidogrel in plaats van de eerder genoemde combinatie van 3 middelen. Vaak wordt ook het calciumzout van acetylsalicylzuur voorgeschreven, carbasalaatcalcium, omdat men oorspronkelijk dacht dat carbasalaatcalcium wat minder bezwaarlijk voor de maagwand zou zijn dan acetylsalicylzuur. Uit onderzoek is inmiddels gebleken dat maagbloedingen net zo vaak voorkomen bij carbasalaatcalcium als bij acetylsalicylzuur [4] [5] . Carbasalaatcalcium moet in het lichaam gesplitst worden in calcium en in acetylsalicylzuur voordat het werkzaam is. Hierdoor komt 100 mg carbasalaatcalcium overeen met 80 mg acetylsalicylzuur. In 2008 zagen de registratieautoriteiten zich genoodzaakt te waarschuwen voor de interactie tussen ibuprofen en laag gedoseerd acetylsalicylzuur. Ibuprofen heeft als enige NSAID een unieke wisselwerking met laaggedoseerd acetylsalicylzuur. Ibuprofen verhindert de beschermende werking van acetylsalicylzuur op hart en bloedvaten.[ Op het gebied van de kanker-preventie liggen er mogelijk toepassingen voor acetylsalicylzuur, aangezien deze tumorvorming tegengaat. Het dagelijks innemen van een lage dosis acetylsalicylzuur gedurende ten minste 5 jaar zou de kans op tumoren in slokdarm en darmstelsel met twee derde doen afnemen.[7] Uit onderzoek blijkt dat het dagelijks gebruik van een lage dosis acetylsalicylzuur een positief effect heeft op de levensduur van patiënten met kanker in het spijsverteringskanaal.[8] Naar het schijnt heeft acetylsalicylzuur ook een positieve werking tegen zwangerschaps-, darm-, hart- en vaatziekten. Het eerder beweerde positieve effect van acetylsalicylzuur op de ziekte van Alzheimer kon na onderzoek niet gevonden worden.[9] Een combinatie van acetylsalicylzuur en Metoclopramide onder de merknaam Migrafin wordt gebruikt bij de behandeling van migraine. Acetylsalicylzuur is vrij sterk maagprikkelend. Bij gebruik kunnen maagklachten en zelfs maagbloedingen ontstaan. Acetylsalicylzuur heeft vooral in hoge doseringen ernstige bijwerkingen. Naast de al genoemde maagbloedingen kunnen ook oorsuizen en doofheid optreden. Gebruik bij zwangerschap, borstvoeding [10] en toediening aan baby's en zeer jonge kinderen (syndroom van Reye) wordt afgeraden. Bij kinderen tot 16 jaar heeft de keuze voor een andere analgetica (pijnstiller) dan acetylsalicylzuur de voorkeur, bijvoorbeeld paracetamol. Maximaal 5-21% van de astma-patiënten heeft een acetylsalicylzuurovergevoeligheid.[11] Inname kan dan leiden tot rode plekken op de huid en jeuken, loopneus en natte ogen, en in meer zeldzame gevallen een astma-aanval. Astmapatiënten die weten dat ze overgevoelig zijn voor acetylsalicylzuur zullen geen acetylsalicylzuur, of cyclo-oxygenase-remmers gebruiken.





    10-08-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 09 aug 1946 rinus gerritsen

     

    09-08-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 09 aug 1946 rinus gerritsen

    9 aug 1946 Marinus (Rinus) Gerritsen (Den Haag, 9 augustus 1946) is een Nederlands muzikant. Hij is de bassist van de Haagse popgroep Golden Earring. Naast basgitaar speelt Gerritsen ook keyboard, gitaar, Moog Taurus baspedalen, mondharmonica en contrabas.[bron?] Gerritsen begon op 14-jarige leeftijd samen met George Kooymans met het maken van muziek. Hij begon als gitarist, maar omdat ze geen bassist konden vinden, ging hij basgitaar spelen.[bron?] Zijn eerste eigen basgitaar (merknaam Darwin-bas) was door zijn vader gebouwd. Gerritsen was de eerste Nederlandse popmuzikant die een Danelectro-basgitaar bezat. Hij gebruikte deze gitaar tot die in 1977 tijdens de Amerikaanse tournee van Golden Earring werd gestolen, waarna zijn vader een nieuwe voor hem maakte. Deze witte dubbelnek is een combinatie van een Danelectro en een Fender.[1]
    In 1979 bracht Gerritsen in samenwerking met Michel van Dijk zijn eerste solo-album uit. Op deze lp zijn naast Gerritsen (op bas, piano en gitaar) ook Michel van Dijk (zang), Shell Schellekens (drums), Eelco Gelling en Dany Lademacher (sologitaar) en Koko Kauwsolea (percussie) te horen. Daarnaast is Gerritsen ook producer geweest voor Herman Brood en Urban Heroes. Gerritsen speelde onder andere mee op de elpee The Beast and I van Crazy Casey uit 1967 en de lp Nevergreens van Robert Jan Stips uit 1976. In 1985 richtte Gerritsen samen met Cesar Zuiderwijk de muziekwinkel Rock Palace op. Deze bestaat nog steeds en is te vinden in de Torenstraat in Den Haag.[2] Op Record Store Day (19 april 2014) kwam er een 7-inchvinylsingle uit getiteld Rinus' Garage, met op kant A in samenwerking met de Belgische band Triggerfinger het nummer The Wall of Dolls en op kant B, samen met onder anderen zijn dochter Natousch Gerritsen, het nummer Annie. Gerritsens broer, Rob, is manager van Golden Earring. Zijn zus Melanie is getrouwd met George Kooymans. Gerritsen is geheelonthouder en vegetariër en schrijft ook columns voor het tijdschrift De Bassist





    09-08-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 09 aug 1969 sharon tate

     

    09-08-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 09 aug 1969 sharon tate

    9 aug 1969 Sharon Marie Tate (Dallas, 24 januari 1943 – Los Angeles, 9 augustus 1969) was een Amerikaans actrice. Zij was gehuwd met filmregisseur Roman Polański en werd vermoord door de Manson-familie. Sharon Tate begon haar filmcarrière in de rol van Janet Trego in de televisieserie The Beverly Hillbillies. Haar eerste grote rol was in de speelfilm Eye of the Devil uit 1966 met tegenspelers David Niven en David Hemmings. In 1967 speelde ze een rol in The Fearless Vampire Killers van Roman Polański. Tate en Polański kregen een verhouding en trouwden uiteindelijk op 20 januari 1968 in Londen. In februari 1969 betrokken ze een huis aan 10050 Cielo Drive in Bel Air. In maart vertrok Sharon Tate naar Europa om in haar laatste film te spelen, 12 + 1 of The 13 Chairs. Zij was toen al zwanger en haar garderobe moest aangepast worden om haar zwangerschap verborgen te houden. Na afloop van de opnamen bleef ze nog een tijd bij Polański, die in Londen werkte aan de voorbereidingen van de film The Day of the Dolphin. In juli 1969 vertrok Sharon met een cruiseschip naar Amerika om zich voor te bereiden op de komende bevalling. Roman bleef achter en zou een paar weken later per vliegtuig naar Los Angeles gaan, op tijd voor de geboorte. In de nacht van 8 op 9 augustus drongen vier aanhangers van sekteleider Charles Manson (Tex Watson, Susan Atkins, Patricia Krenwinkelen Linda Kasabian) echter het huis van Polański en Tate binnen. Kasabian was de enige die niet meedeed aan het bloedblad en zij werd later kroongetuige in het proces tegen Charles Manson en zijn sekte, de Manson-familie. Het eerste slachtoffer was Steven Parent, een jongen die op bezoek was geweest bij de huisbewaarder van het huis, William Garretson. Daarna waren de vier mensen binnen aan de beurt. Binnen werden eerst Jay Sebring, Wojtek Frykowski, Abigail Folger en als laatste Sharon Tate op beestachtige wijze vermoord. Ook haar zoon, die later de namen Paul Richard kreeg (naar de vader van Sharon en de vader van Roman), overleefde het niet. Hij werd in de armen van zijn moeder begraven. Dankzij een loslippige Atkins konden Charles Manson en zijn clan worden aangeklaagd. Door de moorden, die aanvankelijk werden aangezien voor rituele slachtingen, ontstond in de Verenigde Staten grote maatschappelijk beroering. Ook president Nixon kwam in het geweer door tijdens het proces Manson al schuldig te verklaren. De daders werden in 1971 inderdaad schuldig bevonden en tot de gaskamer veroordeeld. Reeds een jaar na hun veroordeling werd de doodstraf in Californië echter afgeschaft en werden alle vonnissen omgezet in levenslange gevangenisstraf. De daders zitten nog altijd vast, maar komen sinds 1976 wel in aanmerking voor vervroegde invrijheidstelling. Al hun verzoeken zijn tot dusver afgewezen. Susan Atkins overleed in september 2009 in de gevangenis aan de gevolgen van een hersentumor. Hoewel advocaten nog trachtten haar in vrijheid te laten sterven, kreeg Atkins daarvoor geen toestemming. De leider van de sekte, Charles Manson, overleed in november 2017 aan de gevolgen van een interne bloeding. In juli 2005 voerde Polański in Engeland nog met succes een proces tegen het tijdschrift Vanity Fair, dat beweerde dat hij op weg naar de begrafenis van Sharon Tate avances naar een stewardess had gemaakt. Hij wenste dat de herinnering aan zijn geliefde niet door dit soort roddels zou worden bezoedeld.
    Filmografie
    Barabbas (1961) - Patriciër in arena (onvermeld) Hemingway's Adventures of a Young Man (1962) - Komische koningin (onvermeld) Mister Ed (tv-serie, 2 afl., 1963) - Telefoniste / Meisje The Beverly Hillbillies (tv-serie, 15 afl., 1963-1965) - Janet Trego / Feestganger / Mary The Americanization of Emily (1964) - Mooi meisje (onvermeld) Eye of the Devil (1967) - Odile de Caray The Fearless Vampire Killers (1967) - Sarah Shagal Don't Make Waves (1967) - Malibu
    Valley of the Dolls (1967) - Jennifer North The Wrecking Crew (1968) - Freya Carlson 12 + 1 (1969) - Pat





    09-08-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 09 aug 1963 houston

     

    09-08-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.9 aug 1963 whitney houston

    9 aug 1963 Whitney Elizabeth Houston (Newark, 9 augustus 1963 – Beverly Hills, 11 februari 2012) was een Amerikaans zangeres en actrice. Houston was een dochter van Cissy Houston (achtergrondzangeres van onder anderen Elvis Presley en Aretha Franklin) en John Houston en een nicht van de zangeres Dionne Warwick. Houston kwam al vroeg in aanraking met muziek. Samen met haar moeder toerde ze als tiener langs diverse nachtclubs en ontwikkelde daarmee haar zangstem. Als veertienjarig meisje was ze in 1977 de leadvocaliste in het nummer Life's A Party van de Michael Zager Band. Frontman Zager regelde een platencontract voor de zangeres, maar haar moeder vond dat Houston eerst haar school moest afronden, voordat ze zich in mogelijk succes zou storten. In 1978 was Houston een van de achtergrondzangeressen op Chaka Khans I’m Every Woman, dat Houston in de jaren negentig in een eigen versie zou opnemen voor de soundtrack van de film The Bodyguard. Ook op de platen van Jermaine Jackson en Lou Rawls was Houston te horen. Begin jaren tachtig kwam haar carrière als fotomodel van de grond. Ze poseerde voor Seventeen en was een van de eerste vrouwen met een donkere huidskleur op de omslag. In 1983 zag Gerry Griffith (werkzaam bij platenlabel Arista Records) Houston optreden met haar moeder in een New Yorkse nachtclub. Hij was onder de indruk van haar talent en bracht Houston in contact met Clive Davis, het hoofd van het label. Na een showcase was ook Davis in de ban van haar talent, waarna al snel een platencontract volgde. Tijdens The Merv Griffin Show maakte Houston haar Amerikaanse televisiedebuut. Hoewel Houston in 1983 bij Arista een contract tekende voor meerdere albums, werd er niet meteen een begin gemaakt met haar eerste lp. Clive Davis wilde het juiste materiaal voor de zangeres hebben en dat kostte tijd. Houston nam als eerste het nummer Hold Me op, een duet met Teddy Pendergrass dat in 1985 op haar album terechtkwam. Het nummer verscheen ook als single en werd een top 5-r&b-hit in de Verenigde Staten; voor Houston haar eerste succes in de hitlijsten. In februari 1985 verscheen Houstons titelloze debuutalbum, geproduceerd door Michael Masser, Kashif, Jermaine Jackson en Narada Michael Walden. De leadsingle Thinking About You flopte en het album dreigde daardoor dezelfde kant op te gaan. De daaropvolgende single You Give Good Love bereikte de derde plaats in de Billboard Hot 100 en bezorgde Houston haar doorbraak. Hierna steeg het album steeds hoger in de Amerikaanse albumlijst. Het jazzy Saving All My Love for You was het volgende succes. Houston behaalde er haar eerste Amerikaanse nummer 1-hit mee. Ook in Engeland behaalde dit nummer de eerste positie in de hitlijsten. De single How Will I Know (tevens nummer 1 in de VS) werd met zijn videoclip op MTV gedraaid, een zeldzame prestatie, aangezien er in die tijd nog vrij weinig clips van Afro-Amerikanen op de muziekzender getoond werden.[bron?] Voor Houston was het haar debuut bij een groot publiek. In 1986, bijna een jaar na de verschijning van haar debuutalbum, stond dit 14 weken op de eerste plaats in de Amerikaanse albumlijst. Met Greatest Love of All scoorde Houston hierna haar derde nummer 1-hit. Tijdens de Grammy Awards in '86 ontving Houston haar eerste Grammy: Best Pop Vocal Performance voor Saving All My Love for You. Hierna volgden onder andere een aantal American Music Awards en een MTV Video Music Award. Het album was destijds het bestverkopende debuutalbum van een vrouwelijke artiest.
    Houstons tweede album, simpel Whitney genaamd, verscheen in juni 1987. De productie was in handen van dezelfde mensen die verantwoordelijk waren voor de sound op haar debuutalbum. In de VS en het Verenigd Koninkrijk debuteerde de cd op nummer 1 in de albumlijsten. Houston was daarmee de allereerste zangeres die dit voor elkaar kreeg. Ook in andere landen bereikte het album de top. De vier uitgebrachte singles I Wanna Dance With Somebody (Who Loves Me), Didn't We Almost Have It All, So Emotional en Where Do Broken Hearts Go bereikten allemaal de eerste plaats in de VS. In totaal stond Houstons nummer 1-succes daardoor op zeven stuks, een record waarmee ze The Beatles en Elvis Presleyversloeg die ieder zes nummer 1-hits achter elkaar behaalden. Ze is tot de dag van vandaag de enige artiest die zeven opeenvolgende nummer 1-hits had. Love Will Save the Day was de laatste single die van dit album werd uitgebracht. Het behaalde niet de eerste plaats maar werd wel een Amerikaanse Top 10-hit. Het duet met haar moeder I Know Him So Well is alleen in sommige Europese landen als single uitgebracht. Whitney behaalde negen keer platina voor de verkoop van 9 miljoen stuks in de VS alleen al. Tot nu toe is het album wereldwijd 25 miljoen keer
    verkocht. Tijdens de Grammy's in 1988 ontving de zangeres haar tweede prijs voor Best Pop Vocal Performance voor I Wanna Dance With Somebody (Who Loves Me). Kort na de verschijning van het album ging Houston tevens voor de eerste maal op tournee met de 'Moment of Truth World Tour'. In april 1988 stond Houston viermaal in een uitverkocht Ahoy Rotterdam. Voor de Olympische Zomerspelen 1988 zong de zangeres het nummer One Moment in Time in, dat wederom een grote hit werd. Het kwam niet tot de eerste plaats in de Verenigde Staten (top 5) maar wel in onder andere Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Met het succes van twee albums op haar naam werd Houston gezien als de grootste sensatie sinds Michael Jackson. Op haar derde album I'm Your Baby Tonight dat in 1990 verscheen ging de zangeres een wat meer urban-achtige kant op. Het titelnummer en All the Man that I Need werden wereldhits en Houstons achtste en negende Amerikaanse nummer 1-hit. Andere singles als My Name Is Not Susan, Miracle, I Belong to You en We Didn't Know (duet met Stevie Wonder) werden minder grote hits. Toch evenaarde de verkoop van het album het succes van de voorgaande cd's niet. Er zijn er wereldwijd zo'n 10 miljoen van verkocht. In 1991 kreeg Houston de kans om tijdens de Super Bowl XXV het Amerikaanse volkslied (The StarSpangled Banner) te zingen voor een miljoenenpubliek. Haar opname van het nummer verscheen ook op single en haalde de Amerikaanse top 20, waarmee ze de eerste artieste was die het met het volkslied in popversie tot de hitlijsten schopte. In september 1991 stond Houston zesmaal in een uitverkocht Ahoy.
    Over Houstons liefdesleven werd van begin af aan gespeculeerd in de media. Zo had ze ooit een date met acteur Eddie Murphy. Uiteindelijk viel ze voor de charmes van r&b-ster Bobby Brown in 1989. Na drie jaar traden zij in het huwelijk. Door het succes van haar muziek kreeg Houston diverse filmaanbiedingen, maar ze voelde er in eerste instantie niet veel voor, omdat ze vond dat de tijd daar nog niet rijp voor was.[1] In 1984 speelde ze een kleine rol in de televisieserie Gimme a Break!. In 1992 maakte Houston haar filmdebuut naast Kevin Costner in de thriller The Bodyguard. Hierin speelde ze de succesvolle zangeres Rachel Marron, die last kreeg van een stalker en daardoor een innige band opbouwde met haar lijfwacht. Voor de gelijknamige soundtrack nam Houston een aantal nieuwe nummers op: I Will Always Love You (coverversie van het nummer van Dolly Parton uit 1974), I'm Every Woman (coverversie van het nummer van Chaka Khan, die zelf ook te horen is op de achtergrond), Run to You, I Have Nothing en Queen of the Night. Alle scoorden wereldwijd enorm hoog in de hitlijsten en van de soundtrack van The Bodyguard werden 42 miljoen exemplaren verkocht. Het leverde Houston ook weer een aantal Grammy's op. I Will Always Love You werd een nog groter succes dan het origineel van Dolly Parton en wordt nog altijd gezien als een van Houstons grootste hits met een wereldwijde nummer 1-notering. De single is de bestverkochte single van een vrouwelijke artiest. De soundtrack is de bestverkochte soundtrack. In maart 1993 werd haar dochter geboren In 1995 speelde Houston naast Angela Bassett, Loretta Devine en Lela Rochon in Waiting to Exhale, een dramafilm over vier Afro-Amerikaanse vrouwen en hun omgang met relaties. Het succes van de film was minimaal in vergelijking met kaskraker The Bodyguard. Voor de soundtrack van de film nam ze het nummer Exhale (Shoop Shoop) op. Het nummer werd een wereldhit rond kerst 1995 en was haar elfde Amerikaanse nummer 1-hit in de Billboard Hot 100. Hierna haalde Houston geen nummer 1noteringen meer. Exhale stond een week op nummer 1. Het brak daarna een record als de langste nummer 2-notering. De single Why Does It Hurt So Bad werd enkel in de VS uitgebracht. Het duet Count On Me met Cece Winanswerd een bescheiden hit. Eind 1996 verscheen The Preacher's Wife in de bioscopen, wederom niet zo succesvol als The Bodyguard. Met het nummer Step By Step (van de gelijknamige filmsoundtrack) behaalde Houston zowel in Amerika als in veel Europese landen een top 20-hit. Ook de single I Believe In You and Me werd een grote hit. Hierna volgde haar rol als de Goede Fee in de televisiemusical Cinderella (Assepoester), een film waarin ze speelde naast Brandy, Jason Alexander en Whoopi Goldberg.
    Nadat het begin van de jaren negentig voornamelijk in het teken stond van films en bijhorende soundtracks, keerde Houston in 1998 terug naar de studio voor haar eerste album sinds acht jaar. My Love Is Your Love verscheen eind dat jaar. In eerste instantie werd een greatest hits-cd gepland maar uiteindelijk was er genoeg materiaal over voor een nieuw album. De singles It's Not Right, But It’s Okay, Heartbreak Hotel, When You Believe (duet met Mariah Carey voor de animatiefilm The Prince of Egypt), My Love Is Your Love en I Learned from the Best werden wereldwijd grote hits. Van het album werden 10 miljoen exemplaren verkocht en daarmee slaagde Houstons comeback. De clips werden veelvuldig op MTV vertoond, waardoor Whitney aansluiting vond bij een jonger publiek. Na een wat moeizame start schoot het album dankzij de titelsong in Nederland naar de eerste plek in de album charts. De Europese tournee in het najaar van 1999 was de succesvolste arenatournee van het jaar: alle avonden waren ruim van tevoren uitverkocht. Ook Ahoy was tweemaal uitverkocht. In 2000 volgde het eerder geplande The Greatest Hits met alle grote successen en een aantal nieuwe nummers, waaronder het duet met Enrique Iglesias, Could I Have This Kiss Forever, dat in Nederland op nummer 1 belandde. Ook het duet met George Michael, If I told you that, werd een grote Europese hit. Van The Greatest Hits zijn wereldwijd zo'n 12 miljoen exemplaren verkocht.
    Houstons gedrag veranderde na 2000. Concerten en tv-optredens werden geannuleerd en voor fotosessies, repetities en interviews kwam ze vaak uren te laat. Ze begon ook nog eens gewicht te verliezen. De media zaten er eveneens flink bovenop. In januari 2000 werden Houston en Brown op een vliegveld in Hawaï betrapt met marihuana in hun bagage. Ze ontkende in eerste instantie verslaafd te zijn. Tijdens de 30th Anniversary Special voor Michael Jackson in september 2001 trad een broodmagere Houston op voor het publiek en de foto’s vulden de dagen erna de kranten. Houstons woordvoerster gaf aan: 'Whitney lijdt aan stress door persoonlijke problemen binnen haar familie en door stress eet ze niet.' In 2002 gaf Houston een interview aan Diane Sawyer om haar nieuwste album in de kijker te zetten. Echter, tijdens het interview werd er meer ingegaan op haar ervaringen met drugs en alcohol, dan op een nieuwe cd. De uitspraken 'We don't do crack. We don't do that. Crack is wack.' werden wereldwijd uitgemeten in de pers en zorgden voor heel wat persiflages. Eind 2002 verscheen het album Just Whitney waarvan 4 miljoen exemplaren verkocht werden. De singles Whatchulookinat, Try It on My Own en One of Those Days flopten. Eind 2003 volgde het kerstalbum One Wish: The Holiday Album, wederom geen schot in de roos.
    Na jaren van geruchten en speculaties in de media was de echtscheiding tussen Houston en Brown in september 2006 een feit. Hierna ging de zangeres met de man die haar groot maakte (Clive Davis) de studio in om een nieuw album op te nemen. Na drie jaar muzikaal experimenteren, met onder anderen Alicia Keys, Danja, Stargate, David Foster en Akon, was Houston in 2008 klaar om een comeback te maken met I Look to You. De single Million Dollar Bill werd door velen gezien als haar beste werk sinds tijden. Het succes van het nummer viel in de hitlijsten tegen, en ook de verkoop van het nieuwste album met 2,5 miljoen exemplaren was niet vergelijkbaar met het succes van de albums uit de jaren tachtig en negentig, maar Houstons label bleek wel tevreden met de resultaten gezien de toenmalige muziekmarkt. I Look to You behaalde in veel landen de album-top 10 en was in de VS Houstons eerste nummer 1-album sinds de soundtrack van The Bodyguard in 1992. Begin september 2009 gaf de zangeres in een interview tijdens The Oprah Winfrey Show, haar eerste interview sinds zeven jaar op de televisie. Er werd dieper ingegaan op Houstons scheiding en drugsverleden. Het interview was in de Verenigde Staten een kijkcijferhit. Om haar comeback te vieren lanceerde Houston in 2009 haar eerste wereldtournee sinds 10 jaar. De 'Nothing But Love World Tour' bracht haar naar diverse uithoeken van de wereld. Ook het Antwerpse Sportpaleis kreeg haar over de vloer. De recensies rondom haar laatste optredens waren slecht, wat resulteerde in veel boegeroep
    tijdens concerten in onder meer Engeland en fans die vroegtijdig de zaal verlieten omdat de zangeres haar glorie had verloren en de hoge noten van weleer niet meer kon halen. Op haar website was te lezen dat zij werkte aan een comeback op het witte doek. Ze speelde Emma in de film Sparkle.
    Houston overleed op 11 februari 2012 op 48-jarige leeftijd.[2] De zangeres werd dood gevonden in het bad in haar hotelkamer in het Beverly Hilton Hotel in Beverly Hills.[3] Volgens de lijkschouwer stierf Houston door verdrinking, mogelijk na een hartaanval te wijten aan een medisch probleem en het gebruik van drugs.[4] Binnen een week na haar dood werden ruim 1 miljoen exemplaren van haar oudere werk verkocht. Veel singles kwamen opnieuw de hitlijsten binnen; in Nederland verschenen er bijvoorbeeld elf in de top 100. Met in totaal ruim 200 miljoen verkochte platen is Houston een van de bestverkopende zangeressen. Op 18 februari 2012 vond in de New Hope Baptist Church te Newark in New Jersey de begrafenisplechtigheid plaats. In die kerk had Whitney als kind in het gospelkoor gezongen. De plechtigheid werd bijgewoond door in totaal zo'n 1500 genodigden, onder wie Alicia Keys, Stevie Wonder, Beyoncé, Jay-Z, Elton John en Kevin Costner. Fans waren niet welkom bij de plechtigheid, ook de straten in de omgeving waren hierom afgesloten. Men kon alles wel live via internet en de Amerikaanse televisie volgen. Op 19 februari werd Whitney op het kerkhof te Westfield begraven, waar ze naast haar vader ligt. In augustus 2012 kwam Sparkle uit, de film waarvan de opnames kort voor het overlijden van Whitney waren afgerond. Whitney had twee nummers voor de soundtrack opgenomen: de single Celebrate met Jordin Sparks, slechts 4 dagen voor haar overlijden afgerond en het laatste dat Whitney heeft opgenomen, en His Eye Is on the Sparrow. Celebrate is sinds juni 2012 verkrijgbaar en de andere track sedert juli 2012. Voor Celebrate werd een clip opgenomen waarin de castleden van Sparkle de stukken die Whitney zong opvulden.
    In de laatste jaren van haar leven kwam Houston vooral in het nieuws door problemen met haar echtgenoot Bobby Brown en geruchten over drugsgebruik. In 2005 was ze afgekickt in het Crossroads Centre op het Caribische eiland Antigua. Op 24 april 2007 scheidde ze van Brown en kreeg ze de voogdij over hun dochter Bobbi Kristina (1993-2015). Haar dochter stierf onder gelijksoortige omstandigheden.[5]





    09-08-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1982 ferre grignard

     

    08-08-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1982 ferre grignard

     

    08-08-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1982 ferre grignard

    8 aug 1982 Ferre Grignard (Antwerpen, 13 maart 1939 - 8 augustus 1982) was een Belgische zanger en gitarist. Hij verwierf faam tijdens de jaren 60 van de vorige eeuw met nummers als "Ring, Ring, I've Got To Sing", "Drunken Sailor", "Captain Disaster" en "My Crucified Jesus". Ferre werd geboren in een burgerlijk milieu waar hij later weinig mee te maken zou willen hebben. Tijdens zijn jeugd bij de scouts leerde hij gitaar spelen en met zijn broer en een vriend vormde hij een mondharmonicatrio. Hun optredens vonden plaats in echte skifflestijl met het typische wasbord. Toen hij eind jaren 50 van de vorige eeuw kunstonderwijs ging volgen aan het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten in de Cadixstraat in Antwerpen, kreeg hij bekendheid in de Antwerpse artiestenwereld. Niet omdat zijn schilderijen zo goed verkochten, maar omdat hij gitaar speelde en zong als een blanke zwarte. "Hij heeft de blues, al spreekt hij geen woord Engels", zei men[bron?] weleens. In 1964 werd in Antwerpen het muziekcafé "De Muze" geopend en Ferre Grignard mocht er elke donderdag optreden met George Smits op gitaar en mondharmonica en Miel De Somer op wasboard. Zijn song "Ring Ring I've Got To Sing" kende er zoveel succes dat Walter Masselis, één van de eigenaars van "De Muze", er een single van liet persen. De eerste 500 exemplaren waren onmiddellijk uitverkocht. Hans Kusters, een talentscout van het Philipslabel, liet een nieuwe opname maken en de single werd een hit. Met zijn hippie-achtige imago, zijn lange haar en nonchalante uiterlijk, werd hij ook weleens de Vlaamse Bob Dylangenoemd. Een hoogtepunt was een optreden in de Olympia in Parijs in april 1966. Kort daarop klaagde hij de Franse vedette Johnny Hallyday aan, die een bewerking had gemaakt van zijn tweede hit "My Crucified Jesus" met als titel "Cheveux longs idées courtes". Het plagiaat zelf kon hem niet zoveel schelen, wel het feit dat Halliday er een tekst op had gemaakt, die beledigend was voor hippies in het algemeen en Grignard in het bijzonder. In oktober 1966 mocht hij zelfs optreden in de Star-Club in Hamburg, waar ooit The Beatles hadden opgetreden. Zelfs in Londen stonden er optredens geprogrammeerd. Ferre verdiende groot geld, maar jammer genoeg wist hij het niet te beheren. Grignard leefde overeenkomstig zijn imago: wild en nonchalant. Bovendien waren er problemen met zijn platencontract en na een jaar van stilte verscheen in 1968 een nieuwe elpee: "Captain's Disaster". Intussen was de motivatie er bij Ferre uit en zijn optredens werden slechter. Dat deed zijn carrière geen goed en de fans waren hem snel vergeten. De elpees die intussen nog verschenen, flopten en omdat Ferre nooit belastingen had betaald, werd in 1979 zijn inboedel openbaar verkocht. Ferre Grignard werd weer cafézanger. Vlak voordat hij in 1982 aan keelkanker zou overlijden, probeerde hij een comeback te maken, "met beklemmend werk, indringend als een lange doodskreet".[bron?] Ferre Grignard ligt begraven op de begraafplaats Schoonselhof te Wilrijk.
    Discografie
    Albums Jaar Titel Referentie 1966 Ring, Ring, I've Got To Sing Fontana - 858 088 FPY 1968 Ferre Grignard Philips - 12837 1969 Captain Disaster Disques Barclay - 920 117 1972 Ferre Grignard (1972) Disques Motors - MT 44011 1978 I Warned You Philips - 6320 042 Singles Jaar Titel Referentie 1965 Ring, Ring, I Have To Sing / Maureen De Muse - S 50116 1966 Hash Bamboo Shuffle 1702 / Drunken Sailor Philips - 319 880
    1966 My Crucified Jesus / She's Gone Philips - 319 875 1966 Ring, Ring, I've Got To Sing / We Want War Philips - 319870 bf 1966 Drunken Sailor / Hash Bamboo Shuffle 1702 Philips - 319 880 1967 A Worried Man / Maureen Philips - 319 892 1968 Captain Disaster / Tell Me Now Barclay - 60 956 1968 La, Si, Do / Yellow You, Yellow Me Barclay - 60 847 1968 Yellow You, Yellow Me / Close Your Noses … If La, Si, Do / Old Joe Clarck Barclay - 71 199 1969 Close Your Noses … If / Old Joe Clarck Barclay - 60 868 1969 Yama, Yama, Hey / I Won't Have A Dance Barclay - 61 044 1971 Railroad Bill / Maybe Tomorrow 6013 909 1972 Lazy John / She's Back Disques Motors - 4022 1973 Knockin' Me Down / When I'm Down Ssm - 001 1978 I Warned You / All Right







    08-08-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1937 louis neefs

     

    08-08-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1937 louis neefs

     

    08-08-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1937 louis neefs

    8 aug 1937 Ludwig Adèle Maria Jozef (Louis) Neefs (Gierle, 8 augustus 1937 – Lier, 25 december 1980) was een Belgische zanger en een voorvechter van het Vlaamse lied en de Vlaamse kleinkunst. Neefs' voeling voor sterke nummers en kwaliteit, en zijn karakteristieke diepe, warme stem maakten hem tot een van de bekendste Vlaamse zangers ooit. Zijn bekendste liedjes zijn Mijn vriend Benjamin, Margrietje, (Oh oh) Ik heb zorgen, Aan het strand van Oostende, Jennifer Jennings, Martine, Laat ons een bloem en Annelies uit Sas van Gent.
    Neefs heeft een groot deel van zijn kindertijd doorgebracht in de lagere school te Gierle, waar hij zelfs les kreeg van zijn eigen vader. In het middelbaar onderwijs heeft hij verschillende scholen doorlopen, waaronder de Jezuïetenschool in Turnhout, het Sint-Romboutscollege in Mechelen en de Technische Scholen Mechelen en ten slotte het Technisch Instituut van Borgerhout. Zijn betrachting was technisch tekenaar te worden met als specialiteit bruggenbouw. Tijdens zijn collegetijd kwam zijn zangtalent aan het licht en zijn eerste muzikale vorming kreeg hij in het collegekoortje. Tijdens zijn studies aan de Technische School leerde Neefs gitaarspelen. Tijdens zijn studententijd waren zang en muziek slechts een hobby naast het voetbal. Neefs begeleidde zichzelf op de gitaar bij het zingen van liedjes onder het pseudoniem Ludwig Künner, van Jo Erens en Frits Rademacher. Neefs trad aanvankelijk op voor familie en kennissen en werd uiteindelijk zanger in het groepje Sun Spot (Einde van de jaren 1950). Via optredens en talentenjachten kreeg hij een platencontract aangeboden Door toedoen van talentscout Marieke Wuyts[1], alias Ke Riema, kwam Louis Neefs in contact met Jacques Kluger en Bobbejaan Schoepen. Zij zorgden ervoor dat Neefs onder de aandacht kwam van de platenmaatschappijen, wat liedjes als Anita my love, Margrietje en Ein kleines Kompliment opleverde. De eerste hit kwam in 1960: Ein kleines Kompliment. Deze single betekende de doorbraak in zijn carrière en er volgden vele singles en langspeelplaten. Veel van zijn hits zoals Mijn vriend Benjamin, Annelies uit Sas van Gent, Aan het strand van Oostende, Zondagmiddag Lilian en Laat ons een bloem waren Nederlandstalig en vaak door Phil van Cauwenbergh geschreven bewerkingen van zorgvuldig gekozen Amerikaanse songs. Neefs nam platen op in verschillende talen, maar uiteindelijk had hij toch het meest verkoopsucces in Vlaanderen en Nederland. Een van zijn grootste hits Margrietje, geproduceerd door Peter Koelewijn, belandde in Nederland in de top 10. In 1959 stond Neefs in de Belgische ploeg tijdens de Europabeker te Knokke. In 1965 won hij met Wat een leven de eerste plaats op het Vlaams Schlagerfestival. Neefs nam deel aan vele liedwedstrijden, ook internationaal en met succes. Zo nam hij in 1968 in Athene ook deel aan de internationale "Olympiade van het lichte lied", en behaalde hij een glansrijke overwinning met het liedje Iris. Hij vertegenwoordigde België tweemaal op het Eurovisiesongfestival, in 1967 te Wenen met Oh oh ik heb zorgen en in 1969 te Madrid met Jennifer Jennings. Beide keren eindigde hij als zevende. In 1970 kaapte hij de hoofdprijs weg met De Duivels van Loudun op het liedjesfestival "Costa del Sol" in Almeria, Spanje. Hij nam ook deel aan wedstrijden tot in Zuid-Amerika en Joegoslavië toe. Naast zanger was Neefs presentator bij de BRT en was hij, samen met Rocco Granata, impresario voor diverse artiesten. In Vlaanderen was Neefs presentator van televisieprogramma's als Binnen en Buiten en Tienerklanken. Hij verleende zijn stem aan de Nederlandse versie van de Disney- film De Aristokatten. Louis Neefs was sociaal geëngageerd. Behalve gevoelig voor het opkomende milieu-thema (zie het lied Laat ons een bloem uit 1970), streed de zanger tijdens zijn carrière ook voor een betere behandeling van het Vlaamse lied. Hij vond dat de nationale zenders 20 tot 25% Nederlandstalig werk
    moesten draaien en pleitte voor een beter sociaal statuut voor artiesten. Hierdoor kwam hij in conflict met de toenmalige BRT-radioproducers Jan Schoukens en Jan Van Rompaey. Daarnaast was Neefs politiek actief, als CVP-gemeenteraadslid in Mechelen. Neefs en zijn vrouw Liliane kwamen, beiden op 43-jarige leeftijd, op kerstdag 1980 om het leven bij een verkeersongeval in Lier, waarbij hun toen 15-jarige zoon Güntherzwaargewond raakte. Hun andere zoon Ludwig was op dat moment op skivakantie. Günther werd later naar zijn vaders evenbeeld een bekend zange In 1982 werd er een huldeprogramma uitgezonden Nooit zonder jou, met interviews over Neefs aangevuld met archiefbeelden. Op 19 december 2000 vond in het Antwerpse Sportpaleis, in navolging van de gelijknamige cd, het groots opgezette concert 'Louis Neefs -ann 20 jaar later' plaats.[2] Het eerbetoon lokte twaalfduizend toeschouwers en werd georganiseerd door Louis' zus Connie Neefs en zijn zoon Günther. Artiesten zoals Paul Michiels, Toots Thielemans, René Froger, Bart Peeters, Raymond van't Groenewoud en Stef Bos brachten hun eigen interpretatie van de oude hits van Neefs.[3] Laat ons een bloem van Neefs werd op 2 juni 2006 verkozen tot het mooiste Nederlandstalige lied in het programma Zo is er maar één op de Vlaamse zender één. Het nummer werd toen uitgevoerd door de op dat ogenblik nog relatief onbekende band Yevgueni. Neefs' nummer "Wat Een Leven (Als Ik Ooit Eens 5 Minuten Tijd Heb)" werd in 1965 gebruikt in het televisieprogramma "Echo" op beelden van een groep wegwerkers die uitgebreid hun tijd nemen om een weg aan te leggen. Dit filmpje is een klassieker geworden en wordt nog regelmatig herhaald. In 2005 eindigde Neefs op nr. 323 in de Vlaamse versie van De Grootste Belg, buiten de officiële nominatielijst. Op 5 augustus 2007 werd in Gierle, zijn geboortedorp, een borstbeeld onthuld. Op 8 augustus 2007 zou Neefs zeventig geworden zijn. In 2010 werd zijn nummer Jennifer Jennings opgenomen in de eregalerij van de Vlaamse klassiekers van Radio 2. Op 19 september 2010 zongen Helmut Lotti en Stef Kamil Carlens het lied Laat ons een bloem als een protestsong op de trappen van het Antwerpse gerechtshof om aandacht te vestigen op de negatieve gevolgen van de bouw van de Oosterweelverbinding en de verbreding van de R1 voor de stadsontwikkeling van Antwerpen. In 2012 werd er een aflevering van Belpop aan Louis Neefs gewijd. In april 2013 werd de Golden Lifetime Award Postuum van de gemeente Aarschot aan hem opgedragen en overhandigd aan zijn zus Connie Neefs. 1958: Het Peloton 1960: Ein kleines Kompliment (met onder meer Mijn dorpje in de Kempen) 1961: Tango Für Einsame Herzen 1962: Louis Neefs (met onder meer Wat een leven, Ik lees in je ogen, Sixteen tons en Een gitaar in de nacht) 1963: Liedjes voor kleine en grote mensen (met onder meer De poppenstoet en Ik zag twee beren) 1969: Eurovision (waarop ondanks de titel niet zijn twee Eurovisie-inzendingen staan) 1971: Het beste van Louis Neefs (met onder meer Laat ons een bloem, Jennifer Jennings en Mijn vriend Benjamin) 1971: Hallo met Louis Neefs (verzamelalbum) 197?: Tijl, ulieden spieghel 1976: Mijn dorp in de Kempen (met onder meer Mijn dorp in de Kempen en Hé lieve mensen) 1980: Nooit zonder jou (met onder meer Martine, Annelies uit Sas van Gent en Aan het strand van Oostende) 1982: Louis (verzamelplaat) 1982: 38 Gouden successen (verzamelalbum) 1990: Een carrière (verzamelalbum) 2000: 20 jaar later
    2010: Goud van hier





    08-08-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1937 dustin hoffman

     

    08-08-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 08 aug 1937 dustin hoffman

    8 aug 1937 Dustin Lee Hoffman (Los Angeles (Californië), 8 augustus 1937) is een Amerikaanse filmacteur. Hij is tweevoudig Oscarwinnaar. Het was zijn ambitie om concertpianist te worden, reden om na zijn middelbareschooltijd te gaan studeren aan het Los Angeles Conservatory of Music, maar hij haakte vroegtijdig af. Vervolgens studeerde hij een jaar aan het Santa Monica City College, maar ook daar stopte hij vanwege weinig bemoedigende resultaten. Dat jaar echter volgde hij een acteercursus, omdat hem was verteld dat "niemand acteren kan verprutsen". Hij speelde twee jaar in het Pasadena Playhouse met collegaacteur Gene Hackman, die ook een tijdje zijn kamergenoot was. Vervolgens verhuisde hij naar New York, waar hij een periode van 12 ambachten en 13 ongelukken had, inclusief een incidentele rol in een televisieprogramma. Om in zijn levensonderhoud te voorzien was hij een poosje leraar. In 1961 kreeg hij een rol in een Broadway-productie. Daarna verliet hij het acteren weer een poosje, studeerde samen met Lee Strasberg en werd een overtuigd method actor. In 1967 maakt hij zijn filmdebuut in The Tiger Makes Out. In datzelfde jaar vestigde hij zijn naam met The Graduate, waarin hij een afstuderende student speelde, hoewel hij bijna 30 jaar was. Voor zijn rol in The Graduate ontving hij een nominatie voor de Academy Award. Ook kreeg hij een Oscarnominatie voor zijn rol in Midnight Cowboy (1969). Hoffman staat in de filmwereld bekend als perfectionist. Dit levert hem bij tijd en wijle conflicten op met regisseurs en andere acteurs, maar ook beloningen zoals de Academy Award voor zijn rollen in de films Kramer vs. Kramer (1979) en Rain Man(1988). In 1983 keerde Hoffman terug naar Broadway, in de rol van Willy Loman in Death of a Salesman. Hoffman heeft zijn eigen productiemaatschappij, Punch Productions, waarmee hij films heeft geproduceerd met hemzelf in de hoofdrol, zoals Tootsie (1982), Hero (1992), en Wag the Dog (1997). Hoffman heeft twee kinderen uit zijn eerste huwelijk met Anne Byrne (huwelijk van 1969 tot 1980) en vier uit zijn huidige huwelijk met Lisa Gottsegen (getrouwd in 1980).





    08-08-2018 om 09:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 07 aug 1957 oliver hardy

     

    07-08-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 07 aug 1957 oliver hardy

    7 aug 1957 Oliver Hardy, echte naam Norvell Hardy (Harlem, Georgia, 18 januari 1892 – Hollywood, 7 augustus 1957), was een Amerikaansfilmacteur. Hij is in het bijzonder bekend geworden als de 'dikke' helft van het komische duo Laurel en Hardy. Tussen 1914 en 1951 maakte hij furore in meer dan 400 films. Bekende titels zijn The Flying Deuces, Tit for Tat, Big Business, “Perfect Day” en The Bohemian Girl. Hardys vader, Oliver, was een oorlogsveteraan die gewond was geraakt bij de Slag bij Antietam. Zijn familie was in 1891 naar Madison verhuisd. Norvell Hardy werd vermoedelijk geboren in Harlem, maar sommige bronnen spreken van Covington. Zijn vader stierf minder dan een jaar na zijn geboorte. Hardy was de jongste van vijf kinderen. Hij was als kind soms erg lastig. Zo werd hij naar de militaire academie van Milledgeville gestuurd. Op zijn 13e ging hij naar het Young Harris College in NoordGeorgia. Hij had echter maar weinig belangstelling voor zijn studie. Wel kreeg hij al op jonge leeftijd interesse in muziek en theater. Hij sloot zich aan bij een theatergroep en liep zelfs weg van een kostschool bij Atlanta om met dit gezelschap mee te kunnen gaan. Hij studeerde muziek en stemtraining bij Adolf Dahm Patterson. Ergens voor 1910 nam Hardy reeds de naam "Oliver Norvell Hardy" aan, waarbij “Oliver” bedoeld was als eerbetoon aan zijn vader. Hardy’s moeder wilde dat hij rechten zou gaan studeren aan de Universiteit van Georgia, maar het is niet bekend of Hardy dit ook gedaan heeft.
    In 1910 werd er een bioscoop geopend in Hardy’s thuisstad Milledgeville. Hardy kreeg hier werk als projectionist, kaartverkoper, conciërge en manager. Zo raakte hij betrokken bij de filmindustrie, en hij was ervan overtuigd dat hij beter werk kon afleveren dan de acteurs die hij in de films zag. Een vriend gaf hem de tip om naar Jacksonville in Florida te gaan, omdat daar films werden opgenomen. In 1913 volgde Hardy dit advies op. Hij verdiende in deze periode de kost als zanger en cabaretier in vaudevilletheaters. Hij ontmoette in deze tijd ook zijn eerste vrouw, de pianiste Madelyn Saloshin. In 1914 maakte Hardy zijn eerste film: Outwitting Dad van Lubin. Hij werd op de aftiteling vermeld als O. N. Hardy. In zijn persoonlijke leven kreeg hij de bijnaam “Babe” Hardy, een naam bedacht door een Italiaanse kapper. Hardy’s grote omvang beperkte echter wel het aantal rollen dat hij kon spelen. Hij werd vaak gecast als de zwaarlijvige schurk. Rond 1915 had Hardy reeds 50 korte films gemaakt voor Lubin. Hij verhuisde naar New York om te gaan werken voor Pathé, Casino en Edison Studios. Hij keerde nadien terug naar Jacksonville om te gaan werken voor de Vim Comedy Company. Deze studio sloot toen Hardy ontdekte dat de eigenaren geld stalen van het personeel.[1] In de jaren erop werkte Hardy samen met Charlie Chaplinimitator Billy West en Ethel Burton Palmer. In 1917 verhuisde Hardy naar Los Angeles om te gaan werken als freelance acteur. Tussen 1918 en 1921 maakte Hardy meer dan 40 films voor Vitagraph. In 1921 was hij voor het eerst samen te zien met zijn latere partner Stan Laurel in The Lucky Dog. In 1919 scheidde hij van zijn vrouw. Op 24 november 1921 trouwde hij met actrice Myrtle Reeves. In 1924 kwam Hardy te werken voor Hal Roach, waar hij onder meer optrad in de Our Gang-films en Charley Chase. In 1925 speelde hij de tinnen man in de Wizard of Oz. In 1926 zou Hardy optreden in Get ’Em Young, maar hij belandde onverwacht in het ziekenhuis na zich te hebben verbrand aan een hete lamsbout. Laurel nam daarom de rol van hem over.[2
    In 1926 (zij het pas echt in 1927) begon zijn samenwerking met Stan Laurel bij Hal Roach. Al snel werden zij bekend als komisch duo en speelden zij samen in veel stomme films. Later speelden zij ook, aanvankelijk met tegenzin, in gesproken films.
    Hardy en Laurel bleven een duo tot aan Hardy’s dood. Officieel had Hardy een hekel aan zijn omvangrijke postuur, maar de studio drong erop aan dat hij niet op dieet zou gaan om zo het contrast tussen hem en de magere Laurel te behouden. In 1937 scheidde hij van Reeves. In 1940 trouwde hij met Virginia Lucille Jones. In 1949 trad Hardy nog eenmaal zonder Laurel op in een film, te weten The Fighting Kentuckian.
    De laatste jaren van zijn leven ging Hardy’s gezondheid snel achteruit. In 1954 kreeg hij een lichte hartaanval, in 1955 gevolgd door een beroerte. Daar herstelde hij nooit geheel van. In 1956 ging hij meer aandacht aan zijn gezondheid besteden. Hij ging op dieet, wat zijn uiterlijk drastisch veranderde. Uit brieven tussen Hardy en Laurel blijkt echter dat Hardy mogelijk aan een vorm van terminale kanker leed, wat de oorzaak zou zijn van zijn plotselinge gewichtsverlies. In september 1956 kreeg Hardy opnieuw een beroerte waardoor hij maanden te bed moest blijven en niet meer kon praten. Begin augustus 1957 volgden nog twee beroertes, waardoor hij in een coma belandde waaruit hij niet meer zou ontwaken. Hij overleed in 1957 op 65-jarige leeftijd.[3] Oliver Hardy ligt begraven op het Valhalla Memorial Park Cemetery in Noord-Hollywood.





    07-08-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 07 aug 1876 mata hari

     

    07-08-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 07 aug 1876 mata hari

    7 aug 1876 Mata Hari, pseudoniem van Margaretha Geertruida (Griet) Zelle (Leeuwarden, 7 augustus 1876 - Vincennes, 15 oktober 1917), was een Nederlandse exotische danseres. Ze werd door de Fransen schuldig bevonden aan spionage en gefusilleerd. Margaretha Zelle werd geboren aan de Kelders in Leeuwarden als dochter van Adam Zelle (18401910), een winkelier in hoeden, en Antje van der Meulen (1842-1891).[1] Tot haar 13e kreeg ze Franse, Duitse en Engelse privélessen. In de periode 1883-1889 woonde ze in de Grote Kerkstraat. Haar vader ging in 1889 echter failliet, en kort daarna scheidden haar ouders van tafel en bed.[2] Twee jaar later verloor ze haar moeder, waarna Margaretha op 15-jarige leeftijd bij haar peetoom in Sneek moest gaan wonen.[3] Haar vader hertrouwde in Amsterdam op 9 februari 1893 met Susanna Catharina ten Hoove. Zelle kwam na de scheiding in Leiden terecht. Daarna woonde ze bij een oom in Den Haag. Ze volgde in Leiden een opleiding tot kleuterleidster, maar toen de directeur avances begon te maken, werd ze door haar oom van de opleiding gehaald.[2] [4] Zij was de tante van de dominee Johannes Hendrikus Zelle. Op haar 18e reageerde Zelle op een contactadvertentie [5] in de krant van de KNIL-kapitein Rudolph MacLeod. Zelle had, naar eigen zeggen, van jongs af aan al een voorliefde voor mannen in uniform gehad en mannen die niet tot het leger behoorden hadden haar nooit geïnteresseerd. Letterlijk zei ze: “de officier is in mijn ogen een hoger wezen, een held, steeds bereid tot het trotseren van allerlei gevaren en tot het beleven van avonturen.”[6] MacLeod was een lid van de Nederlandse tak van de Schotse familie MacLeod, waarvan de stamreeks in Nederland begint met Norman MacLeod (circa 1690-1739). Hij was op 1 maart 1856 geboren te Heukelum, als zoon van kapitein John Brienen MacLeod en Dina Louise barones Sweerts de Landas. Ze trouwde met hem op 11 juli 1895 in Amsterdam; MacLeod was twintig jaar ouder[7] en werd in de latere beeldvorming vaak voorgesteld als een dronkaard en een halve gek (in Het liefdesleven van Mata Hari en haar dood, 1925, door E. Gamez Carillo); ook daarna werd hij voorgesteld als een bruut die het leven van zijn echtgenote tot een hel had gemaakt. Met name Pat Shipman, in Femme Fatale, love, life and the unknown lies of Mata Hari (2007) gaf hem expliciet weer als een jaloerse, drankzuchtige en financieel weinig daadkrachtige lomperik. De vader van Zelle zelf had echter eerder, in 1906, met zijn boek Mata Hari. Mevrouw M.G. MacLeod Zelle, de levensgeschiedenis van mijn dochter en mijn grieven tegen haar vroegere echtgenoot de basis voor al deze negativiteit ten aanzien van MacLeod gelegd. Dit boek was min of meer uit financiële overwegingen geschreven en een regelrechte haatcampagne tegen MacLeod, die in het boek door de modder gesleurd werd.[6] Dit huwelijk was in twee opzichten zeer belangrijk voor Zelle - het bracht haar in de Haagse 'betere standen' en ze verwierf meteen een financiële stabiliteit. In 1897 vertrok het gezin MacLeod naar Nederlands-Indië. Inmiddels was hun zoon Norman-John MacLeod geboren. In 1898 werd te Malang (Java, Indonesië) hun dochter Louise Jeanne MacLeod geboren.[8] Zelle trok tijdelijk in bij de familie Van Rheede, een ander Nederlands officiersgezin. Maandenlang bestudeerde ze de Indische tradities en cultuur. Ze werd ook lid van een lokale dansgroep. In 1897 gebruikte ze voor het eerst de artiestennaam 'Mata Hari', Maleis voor Oog van de dageraad ofwel zon. In 1899 overleed hun zoon Norman-John, waarschijnlijk door vergiftiging. Wegens toenemende huwelijksproblemen besloot het echtpaar MacLeod in 1902 naar Nederland terug te keren. Nog datzelfde jaar volgde een scheiding van tafel en bed. De echtscheiding werd voltrokken in Rheden op 10 juni 1907 In 1902 vertrok Zelle naar Parijs, waar ze een tijdje als amazone optrad in een circus onder de naam Lady MacLeod en waar ze de kost verdiende als schildersmodel. Begin 1905 begon ze met het opvoeren van de exotische dansen waarmee ze uiteindelijk beroemd zou worden. Ze nam nu permanent de naam Mata Hari aan. Ze debuteerde op 13 maart 1905 met haar act in Musée Guimet [9] en haar optredens werden meteen een succes. Die voorstellingen hielden in dat Mata Hari danste, begeleid door gamelanmuziek, en zich vervolgens van het ene na het andere kledingstuk ontdeed; voor een ogenblik zag men haar dan ronddraaien, slechts bedekt door de zware gouden munten van haar collier. Vervolgens zonk zij ineen aan de voeten van een gouden boeddha en wierpen haar dienaressen een grote zwarte sluier over haar heen.[10] De dans werd in 1906 beschreven als: “haar naaktheid is bewonderenswaardig en kuis, omdat hij schoon is. De volmaaktheid der vormen schenkt hoog kunstgenot aan hen die het voorrecht hebben deze dansen te aanschouwen en geen enkel idee dat niet zuiver-esthetisch was, kwam daarbij bij hen op.”[11]
    Een ooggetuige schreef hierover: “Ik heb haar gezien, jaren geleden, in haar bloeitijd, als je het zo mag noemen. Zij was toen een verblindend mooie vrouw en zij maakte een parodie van de karaktervolle Indische dans, maar dat merkten de Fransen niet eens. Zij was een rijpe vrouw, mooi, van een wellustige zinnenbedwelmende schoonheid.”[12] Mata Hari verscheen op kunstenaarsfeesten te Montmartre en in voorname salons van de internationale wijk (tussen de Champs-Élysées, de Arc de Triomphe en de Bois de Boulogne), waarbij zij met een zwaar accent sprak en vaak de conversatie begon met de zin: “In mijn jeugd, toen ik voor de radja's danste, aan de oevers van de Ganges...” Zij werd beschreven als: slank, groot en weelderig van vormen, met een klassiek profiel en met te grote zwarte ogen, haar huid van een lichte goudachtige bronskleur.[13] Nadat de Gil Blas een lovende beschrijving van haar danskunst had gegeven, begon Mata Hari spoedig daarna op te treden in de Ambassadeurs, een variététheater, en vervolgens in allerlei Parijse cafés; tussendoor gaf zij gastvoorstellingen in enkele steden in Europa en Amerika, waaronder optredens in Wenen, Monaco, Madrid en zelfs de Scala in Milaan. In 1915 trad zij in Nederland op bij een opvoering van de Franse opera op het Leidsche Plein in Amsterdam. In deze tijd hadden de geruchten over haar fabelachtige rijkdom, dat zij leefde in een kasteel dat eens aan Madame de Pompadour had toebehoord, en dat zij bij het uitbreken van de oorlog in Berlijn was geweest, waar zij in moeilijkheden zou zijn gekomen, het publiek in Amsterdam al bereikt. Mata Hari zou tijdens de voorstelling verschijnen in een oude Franse menuet met muziek van Couperin en trad op in een laat-achttiende-eeuwse japon. De dans stelde verschillende liefdesscènes voor, maar het publiek was enigszins teleurgesteld dat zij niet had opgetreden in de gewaden die men uit de verhalen uit Parijs kende.[14]
    Over Mata Hari, de exotische danseres, deden talloze geruchten de ronde. Zo zou zij een financier, geparenteerd aan een politicus, die herhaaldelijk minister was geweest, als slachtoffer hebben gehad. Deze financier zou binnen enkele maanden voor Mata Hari zijn vrouw en kinderen tot armoede hebben gebracht en uiteindelijk malversaties hebben gepleegd, waarvoor hij tien jaar gevangenisstraf kreeg. Mata Hari stond aldus bekend als een vrouw die, om haar spilzucht de vrije teugel te kunnen laten, de rijken tot haar slachtoffers maakte en die geen scrupules kende om haar ijdelheid, haar honger naar weelde en al haar impulsen te bevredigen.[15]Geruchten deden de ronde dat zij een zeer kostbare renstal met paarden had bezeten en toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, deze stal verkocht had. Omdat zij niet zou hebben gewild dat haar lievelingsrenpaard in handen zou vallen van de vijand, zou zij het dier, Vischnu, met een gouden stilet in het hart gedood hebben.[13] De gedachte dat zij een spion zou zijn, was eerder al bij de Engelsen opgekomen. In mei 1916 vertrok Mata Hari met het schipZeelandia naar Spanje; zij had door bemiddeling van haar impresario in San Sebastian en ook elders een engagement aangenomen. Op reis van Vigo, waar zij aan boord gekomen was, naar Falmouth per Hollandia, van de Koninklijke Hollandsche Mail, werd zij te Falmouth gevisiteerd. Men gaf haar geen verlof om verder te reizen, maar bracht haar onder geleide naar de wal, waar zij en haar bagage aan een ernstig onderzoek werden onderworpen. Zelfs de panelen van haar hut werden losgemaakt. Mata Hari zelf zei dat een mannelijke begeleider, die zij gedurende de reis aan boord onaardig behandeld zou hebben, haar had aangegeven bij de douane.[16] Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal. Dit betekende voor Mata Hari dat ze, gezien haar Nederlandse nationaliteit, vrij over de grenzen mocht reizen. Op het moment van de oorlogsverklaring aan Frankrijk verbleef zij te Berlijn, waar zij in politieke, militaire en politiekringen verkeerde. Uiteindelijk ging ze naar Frankrijk via het Verenigd Koninkrijk en Spanje. Haar vele reizen trokken de aandacht, evenals het feit dat ze relaties had met veel hoge militairen. In een aantal interviews met de officieren van de British intelligence beweerde ze zelfs een geheim agente te zijn voor de Franse militaire geheime dienst. In januari 1917 zond de Duitse militaire attaché in Madrid een radiobericht naar Berlijn, waarin hij sprak van waardevolle informatie die hij zou hebben gekregen van een spion met de codenaam H-21, ofwel Mata Hari. Opvallend genoeg werd dit bericht verzonden in een code waarvan de Duitsers wisten dat de Fransen hem reeds hadden gebroken, en het bericht dus makkelijk konden onderscheppen. Dit is voor sommige hedendaagse historici een bewijs dat het bericht vals was, en alleen was bedoeld om de Fransen op het verkeerde been te zetten. Volgens de Franse justitie in 1917 stond Mata Hari onder een rangnummer ingeschreven bij de Duitse spionagedienst en stond ze buiten Frans grondgebied in
    directe mondelinge verbinding met hooggeplaatste buitenlandse personen en bekende leiders der spionage. Sinds langere tijd zou ze uit Duitsland belangrijke sommen geld hebben verkregen als loon voor door haar verstrekte inlichtingen.[17] Een en ander was reden dat de Franse justitie haar al sinds twee jaar in het oog hield maar kennelijk, naar eigen zeggen, door haar buitengewone behendigheid werd verhinderd afdoende bewijzen in te zamelen om de aanhouding van Mata Hari te wettigen.[18] De Fransen namen alle berichten echter zeer serieus. Op 13 februari 1917 werd Mata Hari in haar hotelkamer in Plaza Athénée gearresteerd op de beschuldiging van spionage en verstandhouding met de vijand.[19] Dat was op het moment dat zij voor de tweede maal tijdens de oorlog in Frankrijk kwam. De verhoren duurden twee dagen. Volgens de Franse justitie bleek al snel dat men hier met een zeer gevaarlijke spion te doen had. Volgens hen bekende Mata Hari niet minder dan 30 belangrijke feiten en was het aantal van de door haar gemaakte slachtoffers zeer groot.[12] Belangrijk onderdeel van de aanklacht was de beschuldiging dat zij zich in 1916 toegang had verschaft tot een versterkt kamp bij Parijs, met de bedoeling er inlichtingen te verzamelen ten behoeve van de vijandelijke staat Duitsland; ook dat zij zowel in Frankrijk als in den vreemde deze staat inlichtingen had verschaft die het Franse leger in zijn operaties had kunnen belemmeren. Daarnaast dat zij in den vreemde relaties onderhield met Duitse diplomatieke agenten met het doel om de ondernemingen van de vijand te vergemakkelijken, door hen mededelingen te doen over de binnenlandse politiek van Frankrijk, het offensief en vele andere zaken.[20] Mata Hari, die ten tijde van de oorlogsverklaring te Berlijn in politieke, militaire en politiekringen bekend en thuis zou zijn, zou aldus in dienst van Duitsland hebben gestaan. Daarnaast zou ze van Duitsland bij herhaling grote sommen geld hebben gekregen in ruil voor de aanwijzingen die zij zou hebben gegeven. Volgens de Franse justitie was Mata Hari niet een spion zonder meer, maar vormde zij het centrum van spionage. Zij zou inlichtingen verzameld hebben, haar gebracht door talloze agenten, van wie het merendeel later eveneens ontmaskerd was. De informatie zou zij via geheimzinnige wegen naar Berlijn overgebracht hebben.[21] Betreffende haar privé-leven sprak de rechtbank onder meer over de ontelbare op hol gebrachte hoofden van Russische bankiers en villa's aan de Rivièra, van invloedrijke vrienden in de politiek, van een zekere beruchtheid in "het Montmartre de la haute nose" en van een aantal andere zaken, die lieten zien dat het niet alleen de "kunst" was, "waaraan Mata Hari haar bekendheid en kortstondige roem te danken had gehad."[22] Mata Hari diende zich op 7 punten te verantwoorden, waaronder:[22] 1.Verstandhouding met de vijand in 1916 in Spanje, Holland en Frankrijk; 2.Ter handstelling aan Duitse agenten in Spanje van militaire inlichtingen betreffende het Franse leger; 3.Mededeling aan de vijand van een ontdekking op chemisch gebied, van belang voor het Franse leger; 4.Oponthoud in het versterkte kamp van Parijs ter verkrijging van inlichtingen; 5.Mededeling aan de vijand van een op handen zijnde Frans offensief in het voorjaar van 1916.
    Vanuit de gevangenis deed Mata Hari pogingen om de buitenwereld te overtuigen van haar onschuld. Zo schreef ze aan de Nederlandse consul in Parijs: "Ik heb niets misdaan. Mijn internationale betrekkingen zijn het gevolg van mijn werk als danseres en niet anders (...) Aangezien ik werkelijk niet heb gespioneerd, is het verschrikkelijk dat ik me niet kan verdedigen."[23] Ze werd na een kort proces op 24 juli 1917 met algemene stemmen door de derde krijgsraad te Parijs ter dood veroordeeld op beschuldiging van spionage voor de Duitsers en verstandhouding met de vijand. Volgens de Franse justitie hadden de stukken de schuld der beklaagde en de waarde van de inlichtingen, die zij de vijand verstrekt zou hebben, duidelijk aangetoond.[24] Volgens ooggetuigen kon Mata Hari tegenover al deze tastbare bewijzen niets anders doen dan deze feiten toegeven.[25] Er werd een lange reeks van getuigen gehoord, kapitein Moret sprak een vernietigend requisitoir uit en advocaat Clunet gaf een schitterende verdediging; deze laatste overtuigde de jury echter niet van de reinheid van Mata Hari's bedoelingen. Na afloop van de uitspraak mompelde zij c'est impossible! Impossible![26] Zij tekende na afloop van het proces het hogere beroep, verliet met vaste tred het gebouw van de krijgsraad en nam onbewogen plaats in het rijtuig, dat haar terugvoerde naar de vrouwengevangenis van Saint-Lazare. [22] Op 18 augustus 1917 verwierp de Conseil de Revision de aanvraag tot revisie van de uitspraak.[27] De Nederlandse regering droeg haar gezant te Parijs op om, mocht het cassatieberoep van Mata Hari verworpen worden, gratie aan te vragen.[28] De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken had aan Frankrijk gevraagd om de doodstraf in een vrijheidsstraf om te zetten maar had geen succes met zijn
    verzoek.[29] Mata Hari zelf had gevraagd of het mogelijk was om persoonlijk bij deze zitting aanwezig te zijn om haar bezwaren en opmerkingen over de rechtskwestie persoonlijk te mogen geven maar dit was haar geweigerd.[30] In de Sumatra Post stond over het mogelijke succes van het hogere beroep: “Over het succes van het hogere beroep kan Mata Hari zich geen illusies maken. Talrijke spionnen zijn reeds betrapt, veroordeeld en gefusilleerd. De in het spel zijnde belangen zijn te hoog, dan dat een kwalijk begrepen toegeeflijkheid de kansen zou verhogen van nieuwe aanslagen op de veiligheid van de staat. En daarom zal meer dan vermoedelijk de mooie Mata Hari de moordende geweermonden op zich gericht zien, op de polygoon van Vincennes.”[22] Op de morgen van haar executie, de 15de oktober, werd Mata Hari om tien minuten over vijf gewekt en vervolgens verschenen de commissaris rapporteur van de krijgsraad, die het veroordelende vonnis had uitgesproken, de kapitein-griffier, de directeur van de gevangenis, de advocaat van de veroordeelde, mr. Clunet, en dominee Arboux. Mata Hari zelf vertoonde geen of weinig emotie, maar zorgde dat zij zeer goed gekleed was. Zij droeg een grijze, zijden japon, kostbaar bont om de schouders, opengewerkte kousen en een parelketting om haar hals. Op het met zorg gekapte hoofd droeg zij een grote vilten hoed met kersrood lint. Met een rustige stem had ze gezegd: Ik ben gereed.Zonder te wankelen liep zij door de flauw verlichte gangen naar de auto, die haar uit de gevangenis van SaintLazare kwam ophalen.[31] Samen met twee nonnen en een pastoor en twee inspecteurs van politie werd Mata Hari in het voertuig geplaatst, dat haar naar de plaats van terechtstelling, de Polygon van Vincennes, bracht. Voordat zij de gevangenis verliet gaf zij nog een pakje brieven af voor haar verdedigers.[32] Te Vincennes volgden de gewone formaliteiten van overgave aan het militaire gezag. Zij kreeg daar verlof om twee brieven te schrijven, waarvan één gericht was aan haar in Nederland wonende dochter en vervolgens vertrok de grijze militaire auto naar de plaats der executie. Aldaar stapte Mata Hari uit en liep, vergezeld door de militaire rechter-commissaris, kapitein Bourchardon, Mr. Clunet en dr. Socquet, die de latere lijkschouwing moest doen, langs de wachtende gelederen van het carré der troepen naar de open zijde daarvan, de paal der executie. Mata Hari weigerde een blinddoek, was doodsbleek maar beefde niet. Een zuster en haar advocaat begeleidden haar naar de paal. Zij gaf beiden nog een hand en stak vervolgens haar polsen uit naar de adjudant, om ze te laten samenbinden. Het executiepeloton, twaalf zoeaven onder een officier, plaatste zich tegenover haar, en de geweren werden op haar borst gericht. De officier liet vervolgens de punt van zijn degen zakken en er volgde een salvo; Mata Hari was voorover gevallen, terwijl haar lichaam zich nog draaide en haar gezicht zich naar boven richtte. Een adjudant naderde en vuurde het reglementaire revolverschot, de coup de grâce, in de slaap af.[31] De begrafenis vond plaats op het kerkhof van Vincennes. Later werd het doodvonnis heftig bekritiseerd. Ook uit Nederland kwamen protesten. Mede doordat de publiciteit over Mata Hari en haar tragische einde ook na 1917 doorging heeft Mata Hari's naam over de hele wereld bekendheid gekregen. In een Franse krant stond indertijd over het doodvonnis: “Later zal blijken dat de figuur van deze "hindoedanseres" een der weerzinwekkenste was en dat haar tuchtiging alleszins rechtvaardig is geweest.”[33] Een Nederlandse krant schreef: “Reclamehelden, rond zichzelf tollende egoïsten, voor niets terugdeinzend als het gaat om henzelf, al zouden naties ervoor in het ongeluk gestort worden. In lusteloze tijden als vóór de grote oorlog hebben dit soort mensen succes; in grote perioden, als waarin wij thans leven, waarin in de smeltkroes van het wereldgebeuren de mensheid wordt gezuiverd van het schuim, en alleen het zuivere goud overblijft, komt een Mata Hari tot het Judas-einde, dat zij verdiende.”[34] De Javapost schreef: “Mata Hari gefusilleerd om spionage in het belang van Duitsland! Wat heeft zij vroeger niet een kabaal geschopt. De slotscène van een onchristelijke tragicomediante.” Journalist Leo Faust schreef in De Hofstad: “Indien we nog enig vertrouwen hebben in het beleid en geweten van de rechters van Mata Hari - en hoe zouden wij eraan kunnen twijfelen - dan is zij viervoudig de dood schuldig. - ofwel zij was zo onbetekenend, zij die de begeerte der mannen en de afgunst der vrouwen was, dat zij slechts ons medelijden verdient, ofwel had zij een aparte moraal, waarbij zij een parelketting en kleding van 800 francs stelde boven een paar maanden verlenging van de oorlog. Aan de lezer om uit te maken of deze laatste mogelijkheid misschien dezelfde is als de eerste. Het is alles wat ik voor Mata Hari tot verontschuldiging kan vinden”.[35] Een andere journalist schreef: “Mata Hari heeft als een avonturierster geleefd en is als een avonturierster gestorven. De wereld, die zij in een roes der zinnen heeft gezocht is haar verderf geworden.”[15] In een artikel in Het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië schreef een journalist: “Als zij verstandelijk meer ontwikkeld was geweest had zij wellicht een grote rol kunnen spelen. Thans is zij op ignobele wijze als een
    afschuwelijk dier uit het leven gestoten, met afschuw en walging als lijkkleed, met vervloekingen als oraison funèbre; een banale spion!”[36] Mata Hari's lot werd door haar medestanders wel vergeleken met dat van de door de Duitsers geëxecuteerde verpleegster Edith Cavell. Er waren echter grote verschillen, waarop dan ook de nadruk werd gelegd en die ten nadele van Mata Hari uitvielen. De laatste was, in tegenstelling tot de eerste, een courtisane, die niet spioneerde voor eigen land maar was, volgens de dan geldende opinie, een vrouw uit de Parijse demi-monde, die niet meer buiten de luxe kon, waaraan zij verslaafd was geraakt en die, door het Duitse goud verlokt, het land en volk verried, dat haar jarenlang gastvrijheid had geschonken. In de woorden van een journalist: “één uit de lange rij der vrouwen die gebruikt werden om door haar lichamelijke schoon Franse officieren en andere autoriteiten in haar netten te verstrikken en uit hen te halen wat de Duitse organisatie gebruiken kon; aldus een verrader omwille van het geld, een volk dienend waartoe zij niet behoorde, een natie versjacherend die haar met weldaden overladen had.”[37 Al tijdens het proces begon de legendevorming. In de Amerikaanse krant San Francisco Examiner van 5 augustus 1917 stond onder de kop: “Idol of stage to die as spy” (1917) het nu volgend geromantiseerde en gefantaseerde levensverhaal van Mata Hari. “Haar meisjesnaam was Marguerite Zelle, dochter van een vermogende Javaanse planter. Zij werd op Java geboren uit een inboorlinge en nadat haar vader was gestorven besloot haar moeder het vierjarige kind aan de dienst van Boeddha te wijden. Op deze wijze werd het kind een gewijde danseres der goden. Maar de verbeelding van het jonge meisje was vol van de romantiek naar de westerse wereld. Op veertienjarige leeftijd werd zij naar een groot kerkelijk feest te Birma gebracht, waar zich onder de aanwezigen de Schotse edelman Sir Campbell bevond. Hoewel het gevaar voor beiden groot was ontvluchtten zij deze plaats en reisden voortaan samen in de Brits-Indische bezittingen. Er werden twee kinderen geboren, waarvan er één werd vermoord door de ontslagen tuinman. Mata Hari nam de revolver van haar echtgenoot en schoot de moordenaar door de hersenen; hierop moest zij naar Parijs vluchten, waarheen Sir Campbell haar volgde en later stierf aan verdriet en liefdespijn.”[38] Het beeld dat bij het grote publiek al snel van Mata Hari bestond was dat van exotische danseres die als dubbelspionne gebruik maakte van haar verleidingskunsten om militaire geheimen van haar vele geliefden te ontfutselen. Het feit dat meteen na haar dood veel mensen twijfelden aan haar schuld droeg ertoe bij dat Mata Hari wereldberoemd werd. Dit beeld van Mata Hari werd versterkt door de vele verfilmingen van haar leven. In een vroege biografische film over haar, Mata Hari uit 1931 met Greta Garbo in de hoofdrol, zijn veel zaken echter verdraaid of aangedikt om beter aan te sluiten bij het beeld dat veel mensen destijds al van haar hadden. Deze films droegen bij aan haar populariteit en versterkten het beeld dat velen al van haar hadden; Mata Hari werd het archetype van de femme fatale.
    Tot in de jaren zestig werd Mata Hari beschouwd als een femme fatale, die geheel terecht ter dood veroordeeld was. In 1963 kreeg de in Nederland geboren Amerikaanse fotograaf Sam Waagenaar, die (ter voorbereiding op de MGM-verfilming met Greta Garbo) in 1931 van Zelles voormalige dienstbode enkele persoonlijk bijgehouden fotoalbums had ontvangen, inzage in een deel van het rechtbankdossier, en oordeelde op basis hiervan in zijn boek De moord op Mata Hari (1964) dat zij niet schuldig was aan spionage voor de Duitsers. Ook volgens Pat Shipman´s biografie Femme Fatale was Mata Hari nooit een dubbelspion, maar werd ze slechts als zondebok gebruikt door de Franse militaire overheid voor het falen van het commando aan het front.[39] Nieuwe Duitse documenten bewezen echter dat zij wel degelijk ingeschakeld was geweest ten behoeve van de Duitse spionagedienst. Waagenaar schreef vervolgens een nieuw boek met de titel Mata Hari, niet zo onschuldig (1976), waarin hij betoogde dat zij weliswaar een spion was geweest maar geen zinvolle informatie had geleverd. De boeken van Waagenaar en het boek van Jan C. Brokken, Mata Hari, de waarheid achter de legende(1975) droegen veel bij aan de latere, meer positieve beeldvorming van Mata Hari.[6] Volgens de in de jaren 70 vrijgekomen Duitse documenten trad Mata Hari in de herfst van 1915 in dienst van de Duitsers. Op bevel van Walter Nicolai, B-chef van sectie III, kreeg ze bij een verblijf in Keulen van majoor Röpell instructies over haar taken. Ze moest rapporteren aan de Kriegsnachrichtenstelle West in Düsseldorf die ook onder leiding stond van Röpell. Verder rapporteerde ze aan de missie-agent in de Duitse ambassade in Madrid, majoor Arnold Kalle en rechtstreeks aan haar militaire ambtenaar kapitein Hoffmann, die haar de codenaam H-21 gaf.[40]
    Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal. Dit betekende voor Mata Hari dat ze, gezien haar Nederlandse nationaliteit, vrij over de grenzen mocht reizen. Op het moment van de oorlogsverklaring aan Frankrijk verbleef zij te Berlijn, waar zij in politieke, militaire en politiekringen verkeerde. Uiteindelijk ging ze naar Frankrijk via het Verenigd Koninkrijk en Spanje. Haar vele reizen trokken de aandacht, evenals het feit dat ze relaties had met veel hoge militairen. In een aantal interviews met de officieren van de British intelligence beweerde ze zelfs een geheim agente te zijn voor de Franse militaire geheime dienst. In januari 1917 zond de Duitse militaire attaché in Madrid een radiobericht naar Berlijn, waarin hij sprak van waardevolle informatie die hij zou hebben gekregen van een spion met de codenaam H-21, ofwel Mata Hari. Opvallend genoeg werd dit bericht verzonden in een code waarvan de Duitsers wisten dat de Fransen hem reeds hadden gebroken, en het bericht dus makkelijk konden onderscheppen. Dit is voor sommige hedendaagse historici een bewijs dat het bericht vals was, en alleen was bedoeld om de Fransen op het verkeerde been te zetten. Volgens de Franse justitie in 1917 stond Mata Hari onder een rangnummer ingeschreven bij de Duitse spionagedienst en stond ze buiten Frans grondgebied in directe mondelinge verbinding met hooggeplaatste buitenlandse personen en bekende leiders der spionage. Sinds langere tijd zou ze uit Duitsland belangrijke sommen geld hebben verkregen als loon voor door haar verstrekte inlichtingen.[17] Een en ander was reden dat de Franse justitie haar al sinds twee jaar in het oog hield maar kennelijk, naar eigen zeggen, door haar buitengewone behendigheid werd verhinderd afdoende bewijzen in te zamelen om de aanhouding van Mata Hari te wettigen.[18]
    De Fransen namen alle berichten echter zeer serieus. Op 13 februari 1917 werd Mata Hari in haar hotelkamer in Plaza Athénée gearresteerd op de beschuldiging van spionage en verstandhouding met de vijand.[19] Dat was op het moment dat zij voor de tweede maal tijdens de oorlog in Frankrijk kwam. De verhoren duurden twee dagen. Volgens de Franse justitie bleek al snel dat men hier met een zeer gevaarlijke spion te doen had. Volgens hen bekende Mata Hari niet minder dan 30 belangrijke feiten en was het aantal van de door haar gemaakte slachtoffers zeer groot.[12] Belangrijk onderdeel van de aanklacht was de beschuldiging dat zij zich in 1916 toegang had verschaft tot een versterkt kamp bij Parijs, met de bedoeling er inlichtingen te verzamelen ten behoeve van de vijandelijke staat Duitsland; ook dat zij zowel in Frankrijk als in den vreemde deze staat inlichtingen had verschaft die het Franse leger in zijn operaties had kunnen belemmeren. Daarnaast dat zij in den vreemde relaties onderhield met Duitse diplomatieke agenten met het doel om de ondernemingen van de vijand te vergemakkelijken, door hen mededelingen te doen over de binnenlandse politiek van Frankrijk, het offensief en vele andere zaken.[20] Mata Hari, die ten tijde van de oorlogsverklaring te Berlijn in politieke, militaire en politiekringen bekend en thuis zou zijn, zou aldus in dienst van Duitsland hebben gestaan. Daarnaast zou ze van Duitsland bij herhaling grote sommen geld hebben gekregen in ruil voor de aanwijzingen die zij zou hebben gegeven. Volgens de Franse justitie was Mata Hari niet een spion zonder meer, maar vormde zij het centrum van spionage. Zij zou inlichtingen verzameld hebben, haar gebracht door talloze agenten, van wie het merendeel later eveneens ontmaskerd was. De informatie zou zij via geheimzinnige wegen naar Berlijn overgebracht hebben.[21] Betreffende haar privé-leven sprak de rechtbank onder meer over de ontelbare op hol gebrachte hoofden van Russische bankiers en villa's aan de Rivièra, van invloedrijke vrienden in de politiek, van een zekere beruchtheid in "het Montmartre de la haute nose" en van een aantal andere zaken, die lieten zien dat het niet alleen de "kunst" was, "waaraan Mata Hari haar bekendheid en kortstondige roem te danken had gehad."[22] Mata Hari diende zich op 7 punten te verantwoorden, waaronder:[22] 1.Verstandhouding met de vijand in 1916 in Spanje, Holland en Frankrijk; 2.Ter handstelling aan Duitse agenten in Spanje van militaire inlichtingen betreffende het Franse leger; 3.Mededeling aan de vijand van een ontdekking op chemisch gebied, van belang voor het Franse leger; 4.Oponthoud in het versterkte kamp van Parijs ter verkrijging van inlichtingen; 5.Mededeling aan de vijand van een op handen zijnde Frans offensief in het voorjaar van 1916.
    Vanuit de gevangenis deed Mata Hari pogingen om de buitenwereld te overtuigen van haar onschuld. Zo schreef ze aan de Nederlandse consul in Parijs: "Ik heb niets misdaan. Mijn internationale betrekkingen zijn het gevolg van mijn werk als danseres en niet anders (...) Aangezien ik werkelijk niet heb gespioneerd, is het verschrikkelijk dat ik me niet kan verdedigen."[23] Ze werd na een kort proces op 24 juli 1917 met algemene stemmen door de derde krijgsraad te Parijs ter dood veroordeeld op beschuldiging van spionage voor de Duitsers en verstandhouding met de vijand. Volgens de Franse justitie hadden de stukken de schuld der beklaagde en de waarde van de inlichtingen, die zij de vijand verstrekt zou hebben, duidelijk aangetoond.[24] Volgens ooggetuigen kon Mata Hari tegenover al deze tastbare bewijzen niets anders doen dan deze feiten toegeven.[25] Er werd een lange reeks van getuigen gehoord, kapitein Moret sprak een vernietigend requisitoir uit en advocaat Clunet gaf een schitterende verdediging; deze laatste overtuigde de jury echter niet van de reinheid van Mata Hari's bedoelingen. Na afloop van de uitspraak mompelde zij c'est impossible! Impossible![26] Zij tekende na afloop van het proces het hogere beroep, verliet met vaste tred het gebouw van de krijgsraad en nam onbewogen plaats in het rijtuig, dat haar terugvoerde naar de vrouwengevangenis van Saint-Lazare. [22] Op 18 augustus 1917 verwierp de Conseil de Revision de aanvraag tot revisie van de uitspraak.[27] De Nederlandse regering droeg haar gezant te Parijs op om, mocht het cassatieberoep van Mata Hari verworpen worden, gratie aan te vragen.[28] De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken had aan Frankrijk gevraagd om de doodstraf in een vrijheidsstraf om te zetten maar had geen succes met zijn verzoek.[29] Mata Hari zelf had gevraagd of het mogelijk was om persoonlijk bij deze zitting aanwezig te zijn om haar bezwaren en opmerkingen over de rechtskwestie persoonlijk te mogen geven maar dit was haar geweigerd.[30] In de Sumatra Post stond over het mogelijke succes van het hogere beroep: “Over het succes van het hogere beroep kan Mata Hari zich geen illusies maken. Talrijke spionnen zijn reeds betrapt, veroordeeld en gefusilleerd. De in het spel zijnde belangen zijn te hoog, dan dat een kwalijk begrepen toegeeflijkheid de kansen zou verhogen van nieuwe aanslagen op de veiligheid van de staat. En daarom zal meer dan vermoedelijk de mooie Mata Hari de moordende geweermonden op zich gericht zien, op de polygoon van Vincennes.”[22]
    Op de morgen van haar executie, de 15de oktober, werd Mata Hari om tien minuten over vijf gewekt en vervolgens verschenen de commissaris rapporteur van de krijgsraad, die het veroordelende vonnis had uitgesproken, de kapitein-griffier, de directeur van de gevangenis, de advocaat van de veroordeelde, mr. Clunet, en dominee Arboux. Mata Hari zelf vertoonde geen of weinig emotie, maar zorgde dat zij zeer goed gekleed was. Zij droeg een grijze, zijden japon, kostbaar bont om de schouders, opengewerkte kousen en een parelketting om haar hals. Op het met zorg gekapte hoofd droeg zij een grote vilten hoed met kersrood lint. Met een rustige stem had ze gezegd: Ik ben gereed.Zonder te wankelen liep zij door de flauw verlichte gangen naar de auto, die haar uit de gevangenis van SaintLazare kwam ophalen.[31] Samen met twee nonnen en een pastoor en twee inspecteurs van politie werd Mata Hari in het voertuig geplaatst, dat haar naar de plaats van terechtstelling, de Polygon van Vincennes, bracht. Voordat zij de gevangenis verliet gaf zij nog een pakje brieven af voor haar verdedigers.[32] Te Vincennes volgden de gewone formaliteiten van overgave aan het militaire gezag. Zij kreeg daar verlof om twee brieven te schrijven, waarvan één gericht was aan haar in Nederland wonende dochter en vervolgens vertrok de grijze militaire auto naar de plaats der executie. Aldaar stapte Mata Hari uit en liep, vergezeld door de militaire rechter-commissaris, kapitein Bourchardon, Mr. Clunet en dr. Socquet, die de latere lijkschouwing moest doen, langs de wachtende gelederen van het carré der troepen naar de open zijde daarvan, de paal der executie. Mata Hari weigerde een blinddoek, was doodsbleek maar beefde niet. Een zuster en haar advocaat begeleidden haar naar de paal. Zij gaf beiden nog een hand en stak vervolgens haar polsen uit naar de adjudant, om ze te laten samenbinden. Het executiepeloton, twaalf zoeaven onder een officier, plaatste zich tegenover haar, en de geweren werden op haar borst gericht. De officier liet vervolgens de punt van zijn degen zakken en er volgde een salvo; Mata Hari was voorover gevallen, terwijl haar lichaam zich nog draaide en haar gezicht zich naar boven richtte. Een adjudant naderde en vuurde het reglementaire revolverschot, de coup de grâce, in de slaap af.[31] De begrafenis vond plaats op het kerkhof van Vincennes. Later werd het doodvonnis heftig bekritiseerd. Ook uit Nederland kwamen protesten. Mede doordat de publiciteit over Mata Hari en haar tragische einde ook na 1917 doorging heeft Mata Hari's naam over de hele wereld bekendheid gekregen. In een Franse krant stond indertijd over het doodvonnis: “Later
    zal blijken dat de figuur van deze "hindoedanseres" een der weerzinwekkenste was en dat haar tuchtiging alleszins rechtvaardig is geweest.”[33] Een Nederlandse krant schreef: “Reclamehelden, rond zichzelf tollende egoïsten, voor niets terugdeinzend als het gaat om henzelf, al zouden naties ervoor in het ongeluk gestort worden. In lusteloze tijden als vóór de grote oorlog hebben dit soort mensen succes; in grote perioden, als waarin wij thans leven, waarin in de smeltkroes van het wereldgebeuren de mensheid wordt gezuiverd van het schuim, en alleen het zuivere goud overblijft, komt een Mata Hari tot het Judas-einde, dat zij verdiende.”[34] De Javapost schreef: “Mata Hari gefusilleerd om spionage in het belang van Duitsland! Wat heeft zij vroeger niet een kabaal geschopt. De slotscène van een onchristelijke tragicomediante.” Journalist Leo Faust schreef in De Hofstad: “Indien we nog enig vertrouwen hebben in het beleid en geweten van de rechters van Mata Hari - en hoe zouden wij eraan kunnen twijfelen - dan is zij viervoudig de dood schuldig. - ofwel zij was zo onbetekenend, zij die de begeerte der mannen en de afgunst der vrouwen was, dat zij slechts ons medelijden verdient, ofwel had zij een aparte moraal, waarbij zij een parelketting en kleding van 800 francs stelde boven een paar maanden verlenging van de oorlog. Aan de lezer om uit te maken of deze laatste mogelijkheid misschien dezelfde is als de eerste. Het is alles wat ik voor Mata Hari tot verontschuldiging kan vinden”.[35] Een andere journalist schreef: “Mata Hari heeft als een avonturierster geleefd en is als een avonturierster gestorven. De wereld, die zij in een roes der zinnen heeft gezocht is haar verderf geworden.”[15] In een artikel in Het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië schreef een journalist: “Als zij verstandelijk meer ontwikkeld was geweest had zij wellicht een grote rol kunnen spelen. Thans is zij op ignobele wijze als een afschuwelijk dier uit het leven gestoten, met afschuw en walging als lijkkleed, met vervloekingen als oraison funèbre; een banale spion!”[36] Mata Hari's lot werd door haar medestanders wel vergeleken met dat van de door de Duitsers geëxecuteerde verpleegster Edith Cavell. Er waren echter grote verschillen, waarop dan ook de nadruk werd gelegd en die ten nadele van Mata Hari uitvielen. De laatste was, in tegenstelling tot de eerste, een courtisane, die niet spioneerde voor eigen land maar was, volgens de dan geldende opinie, een vrouw uit de Parijse demi-monde, die niet meer buiten de luxe kon, waaraan zij verslaafd was geraakt en die, door het Duitse goud verlokt, het land en volk verried, dat haar jarenlang gastvrijheid had geschonken. In de woorden van een journalist: “één uit de lange rij der vrouwen die gebruikt werden om door haar lichamelijke schoon Franse officieren en andere autoriteiten in haar netten te verstrikken en uit hen te halen wat de Duitse organisatie gebruiken kon; aldus een verrader omwille van het geld, een volk dienend waartoe zij niet behoorde, een natie versjacherend die haar met weldaden overladen had.”[ Al tijdens het proces begon de legendevorming. In de Amerikaanse krant San Francisco Examiner van 5 augustus 1917 stond onder de kop: “Idol of stage to die as spy” (1917) het nu volgend geromantiseerde en gefantaseerde levensverhaal van Mata Hari. “Haar meisjesnaam was Marguerite Zelle, dochter van een vermogende Javaanse planter. Zij werd op Java geboren uit een inboorlinge en nadat haar vader was gestorven besloot haar moeder het vierjarige kind aan de dienst van Boeddha te wijden. Op deze wijze werd het kind een gewijde danseres der goden. Maar de verbeelding van het jonge meisje was vol van de romantiek naar de westerse wereld. Op veertienjarige leeftijd werd zij naar een groot kerkelijk feest te Birma gebracht, waar zich onder de aanwezigen de Schotse edelman Sir Campbell bevond. Hoewel het gevaar voor beiden groot was ontvluchtten zij deze plaats en reisden voortaan samen in de Brits-Indische bezittingen. Er werden twee kinderen geboren, waarvan er één werd vermoord door de ontslagen tuinman. Mata Hari nam de revolver van haar echtgenoot en schoot de moordenaar door de hersenen; hierop moest zij naar Parijs vluchten, waarheen Sir Campbell haar volgde en later stierf aan verdriet en liefdespijn.”[38] Het beeld dat bij het grote publiek al snel van Mata Hari bestond was dat van exotische danseres die als dubbelspionne gebruik maakte van haar verleidingskunsten om militaire geheimen van haar vele geliefden te ontfutselen. Het feit dat meteen na haar dood veel mensen twijfelden aan haar schuld droeg ertoe bij dat Mata Hari wereldberoemd werd. Dit beeld van Mata Hari werd versterkt door de vele verfilmingen van haar leven. In een vroege biografische film over haar, Mata Hari uit 1931 met Greta Garbo in de hoofdrol, zijn veel zaken echter verdraaid of aangedikt om beter aan te sluiten bij het beeld dat veel mensen destijds al van haar hadden. Deze films droegen bij aan haar populariteit en versterkten het beeld dat velen al van haar hadden; Mata Hari werd het archetype van de femme fatale.
    Tot in de jaren zestig werd Mata Hari beschouwd als een femme fatale, die geheel terecht ter dood veroordeeld was. In 1963 kreeg de in Nederland geboren Amerikaanse fotograaf Sam Waagenaar, die (ter voorbereiding op de MGM-verfilming met Greta Garbo) in 1931 van Zelles voormalige dienstbode enkele persoonlijk bijgehouden fotoalbums had ontvangen, inzage in een deel van het rechtbankdossier, en oordeelde op basis hiervan in zijn boek De moord op Mata Hari (1964) dat zij niet schuldig was aan spionage voor de Duitsers. Ook volgens Pat Shipman´s biografie Femme Fatale was Mata Hari nooit een dubbelspion, maar werd ze slechts als zondebok gebruikt door de Franse militaire overheid voor het falen van het commando aan het front.[39] Nieuwe Duitse documenten bewezen echter dat zij wel degelijk ingeschakeld was geweest ten behoeve van de Duitse spionagedienst. Waagenaar schreef vervolgens een nieuw boek met de titel Mata Hari, niet zo onschuldig (1976), waarin hij betoogde dat zij weliswaar een spion was geweest maar geen zinvolle informatie had geleverd. De boeken van Waagenaar en het boek van Jan C. Brokken, Mata Hari, de waarheid achter de legende(1975) droegen veel bij aan de latere, meer positieve beeldvorming van Mata Hari.[6] Volgens de in de jaren 70 vrijgekomen Duitse documenten trad Mata Hari in de herfst van 1915 in dienst van de Duitsers. Op bevel van Walter Nicolai, B-chef van sectie III, kreeg ze bij een verblijf in Keulen van majoor Röpell instructies over haar taken. Ze moest rapporteren aan de Kriegsnachrichtenstelle West in Düsseldorf die ook onder leiding stond van Röpell. Verder rapporteerde ze aan de missie-agent in de Duitse ambassade in Madrid, majoor Arnold Kalle en rechtstreeks aan haar militaire ambtenaar kapitein Hoffmann, die haar de codenaam H-21 gaf.[40 Het leven van Mata Hari werd in verschillende landen verfilmd, met onder andere Magda Sonja, Greta Garbo, Zsa Zsa Gábor, Jeanne Moreau en Sylvia Kristel in de hoofdrol. Fie Carelsen (bij haar vijfentwintigjarig jubileum in 1931) en Els van Rooden (bij Toneelgroep Centrum) brachten haar op het Nederlandse toneel tot leven en Josine van Dalsum gaf haar in 1980 gestalte in een 4delige televisieserie. Zelfs werd er ooit een grote Broadwaymusical aan haar opgedragen. Al deze producties hadden één ding gemeen: ze hadden nauwelijks succes.
    In 2016 maakte choreograaf Ted Brandsen bij Het Nationale Ballet de avondvullende balletvoorstelling Mata Hari met in de titelrol wisselende ballerina's onder wie Anna Tsygankova en Igone de Jongh. De Braziliaanse auteur Paulo Coelho schreef in 2016 de historische roman De spion (La Espía) over Mata Hari. Het boek brengt haar laatste dagen in beeld, met vele flashbacks naar haar eerdere leven. Coelho's werk werd een bestseller die in 46 talen werd vertaald. Mata Hari heeft zich in 1916 door Isaac Israëls laten schilderen. Het kunstwerk hangt in het KröllerMüller Museum te Otterlo. Zij werd ook geportretteerd door de Amerikaanse schilder John Singer Sargent (1856-1925). Al tijdens haar leven was Mata Hari een dankbare bron voor publicaties van uiteenlopende aard en kwaliteit. Dit duurt tot op de dag van vandaag voort. In oktober 2007 bracht thrillerauteur Tomas Ross het boek De Tranen van Mata Hari uit, waarin hij in zijn eigen kenmerkende fictiestijl de geheimen rond haar dood beschrijft. Ook is in 2007 het boek Het parfum van Mata Hari van Geertje Gort verschenen. Dit gaat over haar dochter Jeanne Louise (roepnaam 'Non'). Marijke Huisman schreef Mata Hari (1876-1917): de levende legende (1998), deel 2 in de serie Verloren Verleden, van Uitgeverij Verloren BV te Hilversum. ISBN 90-6550-442-7. Herman van Veen schreef in 2004 een theaterstuk over het leven van Mata Hari. De voorstelling Mata Hari - Schuldig of naïef was in diverse Europese landen te zien, waaronder Oostenrijk, België en Duitsland.[41] Tevens was het stuk te zien in Frankrijk onder andere in het Théâtre du Renard. [42] Begin 2006 was de voorstelling voor het eerst te zien in Soest. Mata Hari - Schuldig of naïef werd uitgevoerd door Gaëtane Bouchez, Martine De Kok, Silke Mehler en Wendel Spier. Geïnspireerd door het leven van Mata Hari schilderde Herman van Veen ook nog een aantal doeken. Een daarvan hangt in het ROC Friese Poort in Leeuwarden. In het kader van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 zal er
    vanaf 14 oktober, 100 jaar na haar dood, in het Fries Museum een expositie over haar leven worden geopend, waar ook de dossiers een plek zullen krijgen. Het leven van Mata Hari werd in verschillende landen verfilmd, met onder andere Magda Sonja, Greta Garbo, Zsa Zsa Gábor, Jeanne Moreau en Sylvia Kristel in de hoofdrol. Fie Carelsen (bij haar vijfentwintigjarig jubileum in 1931) en Els van Rooden (bij Toneelgroep Centrum) brachten haar op het Nederlandse toneel tot leven en Josine van Dalsum gaf haar in 1980 gestalte in een 4delige televisieserie. Zelfs werd er ooit een grote Broadwaymusical aan haar opgedragen. Al deze producties hadden één ding gemeen: ze hadden nauwelijks succMargaretha Zelle werd geboren aan de Kelders in Leeuwarden als dochter van Adam Zelle (1840-1910), een winkelier in hoeden, en Antje van der Meulen (1842-1891).[1] Tot haar 13e kreeg ze Franse, Duitse en Engelse privélessen. In de periode 1883-1889 woonde ze in de Grote Kerkstraat. Haar vader ging in 1889 echter failliet, en kort daarna scheidden haar ouders van tafel en bed.[2] Twee jaar later verloor ze haar moeder, waarna Margaretha op 15-jarige leeftijd bij haar peetoom in Sneek moest gaan wonen.[3] Haar vader hertrouwde in Amsterdam op 9 februari 1893 met Susanna Catharina ten Hoove. Zelle kwam na de scheiding in Leiden terecht. Daarna woonde ze bij een oom in Den Haag. Ze volgde in Leiden een opleiding tot kleuterleidster, maar toen de directeur avances begon te maken, werd ze door haar oom van de opleiding gehaald.[2] [4] Op haar 18e reageerde Zelle op een contactadvertentie [5] in de krant van de KNIL-kapitein Rudolph MacLeod. Zelle had, naar eigen zeggen, van jongs af aan al een voorliefde voor mannen in uniform gehad en mannen die niet tot het leger behoorden hadden haar nooit geïnteresseerd. Letterlijk zei ze: “de officier is in mijn ogen een hoger wezen, een held, steeds bereid tot het trotseren van allerlei gevaren en tot het beleven van avonturen.”[6] MacLeod was een lid van de Nederlandse tak van de Schotse familie MacLeod, waarvan de stamreeks in Nederland begint met Norman MacLeod (circa 1690-1739). Hij was op 1 maart 1856 geboren te Heukelum, als zoon van kapitein John Brienen MacLeod en Dina Louise barones Sweerts de Landas. Ze trouwde met hem op 11 juli 1895 in Amsterdam; MacLeod was twintig jaar ouder[7] en werd in de latere beeldvorming vaak voorgesteld als een dronkaard en een halve gek (in Het liefdesleven van Mata Hari en haar dood, 1925, door E. Gamez Carillo); ook daarna werd hij voorgesteld als een bruut die het leven van zijn echtgenote tot een hel had gemaakt. Met name Pat Shipman, in Femme Fatale, love, life and the unknown lies of Mata Hari (2007) gaf hem expliciet weer als een jaloerse, drankzuchtige en financieel weinig daadkrachtige lomperik. De vader van Zelle zelf had echter eerder, in 1906, met zijn boek Mata Hari. Mevrouw M.G. MacLeod Zelle, de levensgeschiedenis van mijn dochter en mijn grieven tegen haar vroegere echtgenoot de basis voor al deze negativiteit ten aanzien van MacLeod gelegd. Dit boek was min of meer uit financiële overwegingen geschreven en een regelrechte haatcampagne tegen MacLeod, die in het boek door de modder gesleurd werd.[6] Dit huwelijk was in twee opzichten zeer belangrijk voor Zelle - het bracht haar in de Haagse 'betere standen' en ze verwierf meteen een financiële stabiliteit. In 1897 vertrok het gezin MacLeod naar Nederlands-Indië. Inmiddels was hun zoon Norman-John MacLeod geboren. In 1898 werd te Malang (Java, Indonesië) hun dochter Louise Jeanne MacLeod geboren.[8] Zelle trok tijdelijk in bij de familie Van Rheede, een ander Nederlands officiersgezin. Maandenlang bestudeerde ze de Indische tradities en cultuur. Ze werd ook lid van een lokale dansgroep. In 1897 gebruikte ze voor het eerst de artiestennaam 'Mata Hari', Maleis voor Oog van de dageraad ofwel zon. In 1899 overleed hun zoon Norman-John, waarschijnlijk door vergiftiging. Wegens toenemende huwelijksproblemen besloot het echtpaar MacLeod in 1902 naar Nederland terug te keren. Nog datzelfde jaar volgde een scheiding van tafel en bed. De echtscheiding werd voltrokken in Rheden op 10 juni 1907.
    In 1902 vertrok Zelle naar Parijs, waar ze een tijdje als amazone optrad in een circus onder de naam Lady MacLeod en waar ze de kost verdiende als schildersmodel. Begin 1905 begon ze met het opvoeren van de exotische dansen waarmee ze uiteindelijk beroemd zou worden. Ze nam nu permanent de naam Mata Hari aan. Ze debuteerde op 13 maart 1905 met haar act in Musée Guimet [9] en haar optredens werden meteen een succes. Die voorstellingen hielden in dat Mata Hari danste, begeleid door gamelanmuziek, en zich vervolgens van het ene na het andere kledingstuk
    ontdeed; voor een ogenblik zag men haar dan ronddraaien, slechts bedekt door de zware gouden munten van haar collier. Vervolgens zonk zij ineen aan de voeten van een gouden boeddha en wierpen haar dienaressen een grote zwarte sluier over haar heen.[10] De dans werd in 1906 beschreven als: “haar naaktheid is bewonderenswaardig en kuis, omdat hij schoon is. De volmaaktheid der vormen schenkt hoog kunstgenot aan hen die het voorrecht hebben deze dansen te aanschouwen en geen enkel idee dat niet zuiver-esthetisch was, kwam daarbij bij hen op.”[11] Een ooggetuige schreef hierover: “Ik heb haar gezien, jaren geleden, in haar bloeitijd, als je het zo mag noemen. Zij was toen een verblindend mooie vrouw en zij maakte een parodie van de karaktervolle Indische dans, maar dat merkten de Fransen niet eens. Zij was een rijpe vrouw, mooi, van een wellustige zinnenbedwelmende schoonheid.”[12] Mata Hari verscheen op kunstenaarsfeesten te Montmartre en in voorname salons van de internationale wijk (tussen de Champs-Élysées, de Arc de Triomphe en de Bois de Boulogne), waarbij zij met een zwaar accent sprak en vaak de conversatie begon met de zin: “In mijn jeugd, toen ik voor de radja's danste, aan de oevers van de Ganges...” Zij werd beschreven als: slank, groot en weelderig van vormen, met een klassiek profiel en met te grote zwarte ogen, haar huid van een lichte goudachtige bronskleur.[13] Nadat de Gil Blas een lovende beschrijving van haar danskunst had gegeven, begon Mata Hari spoedig daarna op te treden in de Ambassadeurs, een variététheater, en vervolgens in allerlei Parijse cafés; tussendoor gaf zij gastvoorstellingen in enkele steden in Europa en Amerika, waaronder optredens in Wenen, Monaco, Madrid en zelfs de Scala in Milaan. In 1915 trad zij in Nederland op bij een opvoering van de Franse opera op het Leidsche Plein in Amsterdam. In deze tijd hadden de geruchten over haar fabelachtige rijkdom, dat zij leefde in een kasteel dat eens aan Madame de Pompadour had toebehoord, en dat zij bij het uitbreken van de oorlog in Berlijn was geweest, waar zij in moeilijkheden zou zijn gekomen, het publiek in Amsterdam al bereikt. Mata Hari zou tijdens de voorstelling verschijnen in een oude Franse menuet met muziek van Couperin en trad op in een laat-achttiende-eeuwse japon. De dans stelde verschillende liefdesscènes voor, maar het publiek was enigszins teleurgesteld dat zij niet had opgetreden in de gewaden die men uit de verhalen uit Parijs kende.[14] Over Mata Hari, de exotische danseres, deden talloze geruchten de ronde. Zo zou zij een financier, geparenteerd aan een politicus, die herhaaldelijk minister was geweest, als slachtoffer hebben gehad. Deze financier zou binnen enkele maanden voor Mata Hari zijn vrouw en kinderen tot armoede hebben gebracht en uiteindelijk malversaties hebben gepleegd, waarvoor hij tien jaar gevangenisstraf kreeg. Mata Hari stond aldus bekend als een vrouw die, om haar spilzucht de vrije teugel te kunnen laten, de rijken tot haar slachtoffers maakte en die geen scrupules kende om haar ijdelheid, haar honger naar weelde en al haar impulsen te bevredigen.[15]Geruchten deden de ronde dat zij een zeer kostbare renstal met paarden had bezeten en toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, deze stal verkocht had. Omdat zij niet zou hebben gewild dat haar lievelingsrenpaard in handen zou vallen van de vijand, zou zij het dier, Vischnu, met een gouden stilet in het hart gedood hebben.[13] De gedachte dat zij een spion zou zijn, was eerder al bij de Engelsen opgekomen. In mei 1916 vertrok Mata Hari met het schipZeelandia naar Spanje; zij had door bemiddeling van haar impresario in San Sebastian en ook elders een engagement aangenomen. Op reis van Vigo, waar zij aan boord gekomen was, naar Falmouth per Hollandia, van de Koninklijke Hollandsche Mail, werd zij te Falmouth gevisiteerd. Men gaf haar geen verlof om verder te reizen, maar bracht haar onder geleide naar de wal, waar zij en haar bagage aan een ernstig onderzoek werden onderworpen. Zelfs de panelen van haar hut werden losgemaakt. Mata Hari zelf zei dat een mannelijke begeleider, die zij gedurende de reis aan boord onaardig behandeld zou hebben, haar had aangegeven bij de douane.[16]
    In 2016 maakte choreograaf Ted Brandsen bij Het Nationale Ballet de avondvullende balletvoorstelling Mata Hari met in de titelrol wisselende ballerina's onder wie Anna Tsygankova en Igone de Jongh. De Braziliaanse auteur Paulo Coelho schreef in 2016 de historische roman De spion (La Espía) over Mata Hari. Het boek brengt haar laatste dagen in beeld, met vele flashbacks naar haar eerdere leven. Coelho's werk werd een bestseller die in 46 talen werd vertaald.
    Mata Hari heeft zich in 1916 door Isaac Israëls laten schilderen. Het kunstwerk hangt in het KröllerMüller Museum te Otterlo. Zij werd ook geportretteerd door de Amerikaanse schilder John Singer Sargent (1856-1925). Al tijdens haar leven was Mata Hari een dankbare bron voor publicaties van uiteenlopende aard en kwaliteit. Dit duurt tot op de dag van vandaag voort. In oktober 2007 bracht thrillerauteur Tomas Ross het boek De Tranen van Mata Hari uit, waarin hij in zijn eigen kenmerkende fictiestijl de geheimen rond haar dood beschrijft. Ook is in 2007 het boek Het parfum van Mata Hari van Geertje Gort verschenen. Dit gaat over haar dochter Jeanne Louise (roepnaam 'Non'). Marijke Huisman schreef Mata Hari (1876-1917): de levende legende (1998), deel 2 in de serie Verloren Verleden, van Uitgeverij Verloren BV te Hilversum. ISBN 90-6550-442-7. Herman van Veen schreef in 2004 een theaterstuk over het leven van Mata Hari. De voorstelling Mata Hari - Schuldig of naïef was in diverse Europese landen te zien, waaronder Oostenrijk, België en Duitsland.[41] Tevens was het stuk te zien in Frankrijk onder andere in het Théâtre du Renard. [42] Begin 2006 was de voorstelling voor het eerst te zien in Soest. Mata Hari - Schuldig of naïef werd uitgevoerd door Gaëtane Bouchez, Martine De Kok, Silke Mehler en Wendel Spier. Geïnspireerd door het leven van Mata Hari schilderde Herman van Veen ook nog een aantal doeken. Een daarvan hangt in het ROC Friese Poort in Leeuwarden. In het kader van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 zal er vanaf 14 oktober, 100 jaar na haar dood, in het Fries Museum een expositie over haar leven worden geopend, waar ook de dossiers een plek zullen krijgen.





    07-08-2018 om 08:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 06 aug 1972 geri hallwill

     

    06-08-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 06 aug 1972 geri hallwill




    06-08-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 06 aug 1972 geri hallwill

    6 aug 1972 Geraldine Estelle (Geri) Halliwell (Watford (Hertfordshire), 6 augustus 1972) is een Britse zangeres. Ze is vooral bekend als Ginger Spice van de groep Spice Girls. Sinds haar huwelijk met Christian Horner in 2015 gebruikt ze de naam Geri Horner.
    Ze werd geboren als dochter van een Spaanse moeder en een Zweeds-Engelse vader. Geri Halliwell werkte aanvankelijk als danseres, televisiepresentatrice in Turkije, aerobics-instructeur, schoonmaakster, barmeisje en (naakt-)model. Ze reageerde op een advertentie waarin leden voor een meisjesgroep werden gezocht en werd zo lid van de Spice Girls. Met de Spice Girls bracht ze twee succesvolle albums Spice en Spice World uit, gevolgd door een speelfilm Spiceworld: The Movie. De groep was de popsensatie van de laatste helft van de jaren 1990. Geri had in de groep de bijnaam Sexy Spice of Ginger Spice, en was de wulpse roodharige van de vijf. Nadat haar zang- en danskwaliteiten al te openlijk in twijfel werden getrokken, verliet ze de Spice Girls in 1998. Dit mede naar aanleiding van conflicten binnen de groep. Geri ging solo verder. De overige vier Spice Girls hadden geen denderend succes meer als groep. Ze scoorde haar eerste solohit met Look At Me in 1999 van de cd Schizophonic. Haar grootste hit was de cover van The Weather Girls It's Raining Men, dat tevens de titelsong was van de film Bridget Jones's Diary. In deze periode raakte Geri veel gewicht kwijt, waardoor er geruchten de ronde deden dat de zangeres zou lijden aan de eetstoornis boulimia. De tweede single van haar daaropvolgende album Scream if you wanna go faster (de titelsong van het album) flopte, net als de opvolger Calling. In 2004 werkte ze vooral aan haar acteercarrière, die echter niet van de grond kwam, ondanks haar gastrol als Phoebe in de Amerikaanse hitserie Sex and the City. In december 2004 kwam in Engeland een nieuw nummer uit: Ride It, deze behaalde de vierde plaats in de Britse top 40. In mei 2005 werd er een tweede nummer uitgebracht in Engeland. Desire, was anders dan voorheen. De electropopdeuntjes en teksten als I'm a sure fine pussycat, I ain't gonna tell you that zorgde ervoor dat Desire de enige hit van Geri was die slechts een teleurstellende 23e plaats in de top 40 bereikte. Op 6 juni 2005 werd na drie jaar werk eindelijk Geri's derde solo-album uitgebracht: Passion. In eerdere instantie was het album vertraagd doordat de kwaliteit door de platenmaatschappij, Innocent Records (EMI), in twijfel werd getrokken. In de eerste week verkocht Passion slechts 8000 stuks. Dit zorgde ervoor dat Geri debuteerde op plaats 43 in de album top 100. (inmiddels was Desire al gezakt naar plaats 72). Binnen 3 weken stond Passion buiten de album top 100. De volgende single, Love never Loved me, werd uitgesteld vanwege onzekere tijden. Er kwamen geen nieuwe singles meer uit van het album Passion. Eind 2005 gaf Geri te kennen aan voorlopig geen nieuw materiaal te willen opnemen voor een eventueel nieuw album. Op 3 oktober 2013 maakte Geri haar comeback als artiest. Ze trad op met haar nieuwe single Half Of Me tijdens de Australische The Footy Show. Het optreden viel slecht in de smaak bij het aanwezige publiek, dat er flink op los twitterde. Half Of Me werd vooralsnog alleen uitgebracht in Australië, waar ze een deal had gesloten met platenmaatschappij Sony. Van Half of Me werden maar 393 exemplaren verkocht in heel Australië. In de bijbehorende videoclip danste Geri samen met levensgrote knuffelberen en mannen met ontblote bovenlichamen. Critici waren aanvankelijk weinig enthousiast over de clip en de teksten van het nummer zoals Just like an apple / Cut down the middle I only have one matching half / I gave you the finger / You took me to dinner / And you made me laugh. Tijdens de finales van Australia's Got Talent besloot Halliwell op het laatste moment een ander nummer te zingen. Eigenlijk stond haar comebacknummer Half of Me op de setlist, maar de zangeres besloot de geflopte single over te slaan. De BBC schreef dat Geri tijdens de show op de Australische tv Wannabe zong. Dat was de eerste hit van de Spice Girls, waar de Britse bekend en succesvol mee werd. Op 22 november 2016 werd Halliwells vierde soloalbum "Man On The Mountain" zonder officiële aankondiging gelekt op YouTube. Het album bevat 13 nieuwe tracks.[1]
    In 2017 bracht Halliwell de single Angels In Chains uit, een eerbetoon aan haar overleden boezemvriend George Michael. De downloadopbrengsten gaan volledig naar Childline, het goede doel dat George Michael nauw aan het hart lag.
    In 2006 kreeg Halliwell een dochter. Ze huwde op 15 mei 2015 met Christian Horner, hoofd van het Red Bull Racing Formula One team. Begin 2017 kregen zij een zoon

    06-08-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 06 aug 1928 andy warhol

    6 aug 1928 Andy Warhol (Pittsburgh, 6 augustus 1928 – New York, 22 februari 1987) was een Amerikaans kunstenaar, filmregisseur en auteur. Warhol werkte tevens als muziekproducent en acteur. Vanuit zijn achtergrond en ervaring in de toegepaste kunst was Warhol een van de protagonisten van de popart in de Verenigde Staten in de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw. Warhol wordt ook wel the silver prince of the pop genoemd. Warhol is vooral beroemd om zijn 'vlakke' en contrastrijke schilderijen en zeefdrukken van verpakte producten en alledaagse objecten zoals Campbell's-soepblikken, bloemen en de banaan op de cover van het album The Velvet Underground & Nico(1967), alsook voor zijn gestileerde portretten van 20eeeuwse beroemdheden als Marilyn Monroe, Grace Jones. Elvis Presley, Judy Garland, en Elizabeth Taylor. Andy Warhol werd als Andrew Warhola geboren in Pittsburgh (Verenigde Staten). Zijn ouders waren Ondrej (Andrew) Warhola en Júlia Justyna Zavacká, Roetheense immigranten uit het dorp Miková in het huidige Slowakije. Ondrej, wiens familienaam oorspronkelijk als Varhola werd geschreven, veranderde de schrijfwijze naar Warhola toen hij naar de VS emigreerde. Hij werkte in de kolenmijnen van Pennsylvania. Andy toonde reeds vroeg artistiek talent en ging toegepaste kunst studeren in Pittsburgh aan het Carnegie Institute of Technology, de tegenwoordige Carnegie Mellon University. Daar viel hij op door het tekenen van twee zelfportretten waarop hij in zijn neus aan het peuteren was (Upper Torso Boy Picking Nose en Full Figure Boy Picking Nose). In 1949 verhuisde Warhol naar New York, waar hij een bescheiden carrière opbouwde in de reclame- en tijdschriftenwereld.
    In de jaren zestig startte Warhol met het op groot formaat schilderen van beroemde Amerikaanse producten als Campbell's-soepblikken en Coca-Cola-flessen. Hij wist de invloedrijke galeriehouder en kunstverzamelaar Leo Castelli te interesseren voor zijn werk. Hij ging de zeefdruktechniek gebruiken, om niet louter kunst te maken met alledaagse commerciële massaproducten als motief, maar om zelfs zijn eigen kunst als massaproduct te creëren. Warhol wilde het liefst een emotieloze machine worden. Hij stelde zich op als chef van een team van kunstarbeiders die zich bezighielden met het maken van zeefdrukken, films, boeken en tijdschriften. Dit team was actief in een studio in de buurt van Union Square in New York. De studio werd the Factory genoemd omdat er werkelijk een productielijn van schilderijen in gehuisvest was. Deze studio groeide uit tot een ontmoetingsplaats voor artiesten, homo's, travestieten, junks en fotomodellen. Iedereen met enige artistieke pretentie was er welkom. De oorspronkelijke Factory was gevestigd in een oude pettenfabriek op 231 East 47th street (vierde verdieping). Na een aantal jaren verplaatste Andy Warhol zijn entourage naar een kantoorpand aan de overkant van de straat; 33 Union street West (zesde verdieping). Deze tweede Factory werd door Warhol zelf the Office genoemd want er was niet uitsluitend een atelier gevestigd, maar ook de redactie van het door Warhol opgerichte blad Interview. Warhol werd in de jaren van de Factory wereldwijd bekend met zijn zeefdrukken. Hij maakte zeefdrukken van elk onderwerp dat zich ervoor leende. Warhols oeuvre baseert zich grotendeels op de Amerikaanse populaire cultuur. Hij schilderde en tekende bankbiljetten, stripafbeeldingen, voedsel, vrouwenschoenen, beroemdheden en alledaagse objecten. Voor hem vertegenwoordigden deze motieven de Amerikaanse culturele waarden. Op 3 juni 1968 kwam Valerie Solanas, een radicaalfeministisch auteur die van tijd tot tijd rondhing in de Factory, in de studio opdagen en schoot Warhol en kunstcriticus Mario Amaya neer. Solanas was eerder op die dag afgewezen in de Factory nadat ze een script had teruggevraagd dat ze aan Warhol ter inzage gegeven had. Het script was blijkbaar zoekgeraakt. Warhol werd zwaar verwond door de schietpartij en werd in het ziekenhuis zelfs klinisch dood verklaard. Hij leed voor de rest van zijn leven aan de fysieke gevolgen van de aanslag. Zo moest hij bijvoorbeeld steeds een korset dragen om zijn onderbuik te ondersteunen. De schietpartij had een grote nawerking op Warhols leven en zijn kunst. De
    Factory werd strenger afgeschermd en voor velen betekende deze gebeurtenis het einde van de wilde jaren van de Factory. Diezelfde dag gaf Solanas zichzelf aan bij de politie en werd ze gearresteerd. Haar verklaring voor deze misdaad was dat Warhol te veel invloed op haar leven had gekregen.
    In vergelijking met Warhols provocerende werk in de jaren zestig waren de jaren zeventig artistiek gezien minder productief, hoewel Warhol veel zakelijker werd. Volgens zijn toenmalige assistent Bob Colacello zocht Warhol in die jaren vooral naar gefortuneerde mensen bij wie hij een portretopdracht in de wacht kon slepen, zoals Mick Jagger, Liza Minnelli, John Lennon, Diana Ross, Brigitte Bardot en Michael Jackson en ook minder bekende bankdirecteuren en verzamelaars. Hij richtte het magazine Interview op en publiceerde in 1975 zijn boek The Philosophy of Andy Warhol, waarin hij zijn nuchtere ideeën omtrent kunst en leven uit de doeken deed. Van hem zijn de volgende uitspraken bekend: "Geld verdienen is kunst, werken is kunst, en goede zaken doen is de allerbeste kunst".
    Warhol overleed op 22 februari 1987 om 6.32 uur op 58-jarige leeftijd in New York. Hij was herstellende van een routineoperatie aan zijn galblaas toen hij in zijn slaap stierf aan een hartstilstand. Het ziekenhuispersoneel had hem na de operatie slaapmiddelen toegediend en had zijn welbevinden onvoldoende gevolgd. Daarom klaagden advocaten van Warhols nabestaanden het ziekenhuis aan wegens nalatigheid. Warhol had een medische behandeling almaar uitgesteld omdat hij bang was voor ziekenhuizen en een grote hekel had aan dokters. Warhol werd begraven op de katholieke begraafplaats van St. John the Baptist Byzantine in Bethel Park, ten zuiden van Pittsburgh. Yoko Ono was een van de mensen die een afscheidsrede uitsprak op zijn begrafenis. Het internationale veilinghuis Sotheby's had negen dagen nodig om Warhols immense verzameling van kunst en 'prullaria' te veilen. De bruto-opbrengst van deze veiling was ca. 20 miljoen Amerikaanse dollar Warhol had reeds een reputatie opgebouwd als commercieel illustrator, vooral voor schoenenwinkels, toen hij besloot een carrière als beeldend kunstenaar te starten. Hij werd daartoe aangespoord door onder andere Emile de Antonio, die vond dat hij betere ideeën had dan vele van zijn tijdgenoten. Op de kunstacademie had hij schilderijen gemaakt, maar daarna maakte hij vooral illustraties met tekeninkt onder andere voor warenhuizen en tijdschriften. Door overtrekken van zijn onderwerpen in inkt en afdrukken daarvan op aquarelpapier maakte hij meerdere variaties op zijn thema's. Als illustrator voelde hij zich niet voldoende serieus genomen en hij wilde een echte kunstenaar worden. Toen Warhol weer begon te schilderen, koos hij een eigen aanpak. Hij begon te schilderen met gesloten luiken, en steeds dezelfde single op zijn platenspeler. Op dat moment was popart, zoals de benaming later zou worden, reeds in opkomst. Warhol adapteerde deze nieuwe stijl, waarbij alledaagse voorwerpen deel konden uitmaken van het repertoire van de kunstenaar. All is pretty (alles is mooi) was daarbij zijn devies. Zijn eerste werken tonen afbeeldingen naar krantenadvertenties, voor korsetten, cola, likdoornpleisters en stofzuigers. Later begon hij met afbeeldingen uit strips, zoals Superman, Popeye en Dick Tracy. Deze vroege werken waren handgeschilderd met opzettelijk aangebrachte verfdruipers. De druipers verwezen naar de op dat moment populaire stijl van het abstract expressionisme; die bijvoorbeeld door Jackson Pollock en Willem de Kooning werd toegepast. Hij wilde 'erbij horen' en succesvol zijn. Na de eerste handgemaakte schilderijen begon hij al snel met de meer afstandelijke zeefdrukken op doek waarmee hij beroemd werd. Strips, typografie en dergelijke werden echter al gebruikt door artiesten als Roy Lichtenstein en Jasper Johns; Warhol zocht als onderwerp een persoonlijk kenmerk dat hem zou onderscheiden van de anderen. Een binnenhuisarchitecte, Muriel Latow stelde hem voor dat hij de dingen zou schilderen
    waarvan hij het meeste hield. In eerste instantie noemde hij "geld". Toen ze zei dat hij iets moest schilderen wat mensen herkennen, een blik soep bijvoorbeeld, vatte Warhol dit letterlijk op, zoals hij wel vaker deed, en voor zijn eerste grote tentoonstelling schilderde hij zijn roemruchte Campbell'ssoepblikken. Hij schilderde alle tweeëndertig varianten van Campbell's-soup. De blikken verschillen alleen in de titel van de soep (zoals Chicken, of Cream of Asparagus). Warhol hield ook van geld en schilderde dus ook bankbiljetten. Hij adoreerde beroemdheden (en aspireerde beroemdheid); dus schilderde hij ze.
    De soepschilderijen kreeg Warhol in New York niet geëxposeerd, maar Irving Blum, die een galerie had in Los Angeles wilde ze wel exposeren. Sommige toeschouwers werden boos, anderen barstten in lachen uit. Een andere galeriehouder bij Blum in de straat, zette de soepblikken in de etalage en verkocht ze voor 20 cent. Vanuit de soepblikschilderijen ontwikkelde Warhol zijn latere stijl. Hij verving het schilderen van een kenmerkend onderwerp door het schilderen volgens een kenmerkende stijl, waarbij het handgemaakte stilaan op de achtergrond raakte. Warhol ging varianten van de zeefdruktechniek toepassen en werd meer en meer de bedenker van schilderijen in plaats van de schilder die zelf de kwast vasthoudt. Op het hoogtepunt van zijn roem had hij meerdere assistenten in dienst, die volgens zijn aanwijzingen zeefdrukken produceerden in verschillende variaties wat betreft kleuren en afmetingen. Zijn belangrijkste assistent was Gerard Malanga, die enigszins bang was dat Warhol hem wilde versieren. Warhol maakte zowel 'humoristische' (zoals de soepblikken) als 'ernstige' (de elektrische stoel) werken. Typisch aan zijn werk is zijn koele afstandelijkheid, waardoor de kijker zelf moet interpreteren wat de 'echte Andy' denkt. Is de kunstenaar gechoqueerd door dood of denkt hij dat het grappig is? Zijn afbeeldingen van soepblikken een boodschap over de goedkoopheid van de massacultuur, een grap over kunstverzamelaars die de schilderijen willen hebben, of hebben ze te maken met zijn oprechte liefde voor zijn moeder, die in zijn jeugd Campbell's soep voor hem maakte? Warhols kunst werd meer en meer conceptueel. Zijn serie Do-It-Yourself-schilderijen en doeken in de vorm van de vlekken op een Rorschachtest zijn bedoeld als populair commentaar op kunst en wat kunst zou kunnen zijn. Zijn behangpapier met koemotief en zijn oxidatie-schilderijen (met koperverf voorbereide doeken waarop geoxideerde urinevlekken te zien zijn) behoren ook tot deze context. Belangrijk is hoe deze werken en de manier waarop ze werden geproduceerd, de zeden en sfeer in Warhols Factory weerspiegelden. Er werd gespeculeerd dat Warhol gewoon afbeeldingen maakte van objecten die in zijn tijd hip en modern waren maar voor Warhol was er altijd een persoonlijke relatie tussen hem en zijn onderwerpen. De Campbell's Soup-blikken, als voorbeeld, functioneerden niet louter als illustratie van de commerciële industrie en publiciteit, maar maakten ook inherent deel uit van Warhols eigen leven en herinneringen. Als kind kreeg hij deze soep van zijn moeder wanneer hij ziek was en hij hield er nog altijd van als volwassene. Voor hem (en voor vele Amerikanen) representeerde de soep een thuisgevoel. Een ander criterium voor Warhols onderwerpkeuze was dat de onderwerpen een zekere filosofische notie moesten vertegenwoordigen en metaforische kwaliteit moesten bevatten. Als Warhol geld schilderde, was dat omdat hij dat wou bezitten - doeken vol geld. Hij maakte zijn werk deels om dit geld (en succes, roem en misschien zelfs liefde) op te brengen. Tegelijkertijd beschouwden deze schilderijen kunst als een commercieel artikel: de schilderijen van dollarbiljetten stelden zowel monetaire waarde als investering voor. Op die manier hadden de schilderijen, in plaats van louter bankbiljetten voor te stellen, impact op ideeën als artistieke waarde of op de kunstpraktijk. Op deze manier schilderde Warhol afbeeldingen van catastrofes in felle kleuren (Red Car Crash, Purple Jumping Man, Orange Disaster), omdat ze zowel de gruwel van de gebeurtenis op de foto en diens mediawaarde toonden als de manier waarop ze in de media werden gebagatelliseerd.
    Door van deze "willekeurige" krantenknipsels schilderijen te maken, veranderde Warhol ze in gedenktekens van persoonlijke tragediën. Zo tonen ze een persoonlijke ervaring én geven sociaal commentaar op een tijd waarin de media groeide in relevantie. Op 4 augustus 1962 stierf Marilyn Monroe, waarna Warhol een grote serie portretten in zeefdruk van haar maakte, op grond van één oude foto. In de portretten gebruikt hij soms gedekte kleuren, of juist fluorescerende kleuren om bijvoorbeeld de mond te accentueren, dan wel goudverf. In april 2012 werd een jeugdwerk van de twaalfjarige Warhol ontdekt. De tekening bleek verborgen in de lijst van een ander schilderij dat door de vinder op een rommelmarkt in Las Vegas gekocht was.[1] Naast het beoefenen van verschillende kunstvormen als schilderen, fotografie, tekenkunst en beeldhouwkunst, was Warhol een productief filmmaker. Tussen 1963 en 1968 maakte hij meer dan honderdzestig films, waarvan er 60 toegankelijk zijn. De films vertonen overeenkomsten met zijn schilderijen, die ook veel herhalingen vertonen, en subtiele variaties van beeld. In de jaren zeventig verbood Warhol de distributie van zijn films, maar in de jaren 80 gaf hij na veel aandringen toestemming om de films te restaureren. In veel van zijn films werd de gebruikelijke projectiesnelheid gereduceerd van 24 beelden tot 16 beelden per seconde. Dit is net iets anders dan gebruikelijke slow-motion, waarbij de film juist op hogere snelheid wordt opgenomen, en op normale snelheid afgedraaid. Door de techniek van Warhol krijgen de afzonderlijke beelden meer nadruk. Een van zijn beroemdste films, en tevens zijn eerste, Sleep (1963), toont acht uur lang een slapende man, John Giorno, met wie hij een relatie had. Warhol filmde telkens ongeveer drie uur, tot om vijf uur 's ochtends de zon opkwam. Het filmen duurde een maand. Blow Job (1963) is een voortdurende closeup van het gezicht van een man (DeVeren Bookwalter) die buiten beeld oraal bevredigd wordt. Volgens Gerard Malanga was in de onzichtbare rol de dichter en filmmaker Willard Maas actief, hoewel Warhol hierover in zijn memoires (Popism) een andere lezing gaf. De film Kiss (1963) toont gedurende 55 minuten close-ups van kussende paren. In 1964 maakte Warhol een 99 minuten durend portret van de beroemde conservator van het Metropolitan Museum of Art, Henry Geldzahler. Tijdens de opnames liep Warhol gewoon weg. Op de film is goed te zien hoe Geldzahler zich verveelde en oncomfortabel was door de camera. Aan het eind van de film is hij geheel ingezakt. Uit 1964 stamt ook de film Eat met Warhols collega en vriend Robert Indiana, die heel bedaard en in close-up een paddenstoel zit te eten. Een andere film, Empire (1964), bestaat uit een acht uur durende opname van het Empire State Building in New York bij avondschemering. Warhols rolprent Vinyl is een bewerking van de dystopische Anthony Burgess-roman A Clockwork Orange. Verdere films beelden geïmproviseerde ontmoetingen uit van Factory-habitués als Brigid Berlin, Viva, Edie Sedgwick, Candy Darling, Holly Woodlawn, Ondine, Nico en Jackie Curtis. In de film Camp verschijnt de binnen de subcultuur legendarische kunstenaar Jack Smith. Veel beroemde bezoekers van de Factory werden in de periode 1963-1966 voor de camera gezet, en gedurende 2 minuten en 45 seconden gefilmd, de lengte van de standaard filmrol. Meestal zijn dat statische portretten. Door de filmpjes langzamer af te draaien worden de uitdrukkingen van de gezichten sterk uitvergroot. Het resultaat van deze opnames zijn ongeveer 500 films, door Warhol Screentests genoemd. Onder de geportretteerden zijn filmster Dennis Hopper en popster Lou Reed. De films werden in diverse samenstellingen gemonteerd en op exposities van Warhol en in filmhuizen getoond. Warhols meest succesvolle film was Chelsea Girls (1966); de film was innovatief aangezien hij bestond uit twee simultaan geprojecteerde 16-mm-filmrollen met uiteenlopende verhalen. Vanuit de projectiecabine werd het geluidsniveau voor één film verhoogd om dat verhaal te verduidelijken terwijl het voor de andere film werd verlaagd, waarna de rollen werden omgekeerd. Deze wijze van verdubbeling van de afbeelding gebruikte Warhol ook in zijn zeefdrukken van het begin van de jaren
    zestig. De invloed van de film met meerdere gelijktijdige lagen en verhalen is merkbaar in moderne producties als Timecode van Mike Figgis en, indirect, de eerste seizoenen van 24. Andere belangrijke films zijn My Hustler (1965) en Lonesome Cowboys (1968); een homo-erotische pseudowestern. Blue Movie, een film waarin Warhols 'superster' Viva gedurende 33 minuten seks heeft met een man, was Warhols laatste eigen film. Viva wist, nadat de film een schandaal had veroorzaakt vanwege de vrijzinnige benadering van seksualiteit, de openbare vertoning van deze film lang tegen te houden. De film werd in 2005 pas, voor het eerst sinds 30 jaar, opnieuw vertoond in New York. Nadat Warhol op 3 juni 1968 was neergeschoten door Valerie Solanas trok hij zich terug als regisseur en liet het maken van films over aan Paul Morrissey. Deze stuurde de aanpak van de Warhol-films meer en meer in de richting van gewone B-movies met een duidelijk verhaaltje (bijvoorbeeld: Flesh, Trash en Heat). Deze films en ook de later gemaakte films Blood for Dracula en Flesh for Frankenstein waren veel normaler dan alles wat Warhol als regisseur ooit zelf had gemaakt. De ster in deze films was Joe Dallesandro, die eigenlijk eerder een Morrissey-ster was dan een echte Andy Warhol superstar. Een andere film die veel furore maakte als Warhol-film heette Bad. Deze film werd in feite geregisseerd door Jed Johnson. De sterren van deze film waren Carroll Baker en Perry King. Om het succes van de latere films te vergroten werden rond 1972 al Warhols' eerdere avant-garde films uit de roulatie gehaald. Warhol leverde van 1979 tot 1987 het artistieke concept voor een serie televisieprogramma's, 42 in totaal, die werden uitgezonden door commerciële zenders. Een droom van Warhol was een Hollywood-film te maken, maar daar is hij nooit aan toegekomen. In de jaren zestig ontdekte Warhol de groep The Velvet Underground en nam hen aan als een van zijn projecten. Hij was de producer van hun eerste album The Velvet Underground and Nico en ontwierp er ook de albumillustraties voor. Zijn échte aandeel in de productie kwam er uiteindelijk op neer dat hij betaalde voor de studiotijd. Na het eerste album werden Warhol en bandleider Lou Reed het meer en meer oneens over de richting die de band uit zou moeten gaan. Het contact tussen de twee vervaagde. Warhol ontwierp de coverillustratie voor het Rolling Stones-album Sticky Fingers (1971) en Love You Live (1977). In 1975 werd aan Warhol gevraagd verschillende portretten te maken van Stoneszanger Mick Jagger. In 1990 namen Lou Reed en John Cale het album Songs for Drella op. Een van Warhols bijnamen was Drella, een combinatie van Dracula en Cinderella (Assepoester). Op Drella verontschuldigt Reed zich ten opzichte van Warhol. Warhol was bevriend met vele muzikanten waaronder Bob Dylan, John Lennon en Jim Morrison. Hij ontwierp de cover van Lennons Menlove Avenue (postuum 1986). Warhol verscheen als een barman in de video voor de The Cars-single Hello Again, en in een Curiosity Killed The Cat-video voor hun Misfitsingle. Beide video's werden geproduceerd door Warhols productiebedrijf. Hij 'had een boontje' voor Nick Rhodes van Duran Duran, die hij relatief vaak ontmoette.
    Hoewel Andy Warhol de meeste bekendheid bereikte met zijn schilderijen en films, was hij actief in verschillende andere media, zoals: Mode — Van Warhol is bekend dat hij gezegd heeft dat hij liever een jurk koopt en aan de muur hangt, dan daar een schilderij op te hangen ("I'd rather buy a dress and put it up on the wall, than put a painting, wouldn't you?"). Een van zijn bekendste supersterren, Edie Sedgwick, wilde modeontwerper worden, en zijn goede vriend Halston was er een. Warhols modewerk omvat gezeefdrukte kledij, een incidentele bijverdienste als catwalkmodel en zowel boeken over mode als schilderijen met modieuze onderwerpen (schoenen).
    Performances — Warhol en zijn entourage organiseerden happenings: theatrale multimediapresentaties tijdens feestjes met muziek, film, diaprojecties en Gerard Malanga in een S&Moutfit met een zweep slaand. Het hoogtepunt in deze periode van Warhols leven was de The Exploding Plastic Inevitable. Fax-art - Op 12 januari 1985 werkten Warhol, Joseph Beuys en de Japanse kunstenaar Kaii Higashiyama mee aan het Global-Art-Fusion project. Dit was een door de concept-kunstenaar Ueli Fuchser geïnitieerd intercontinentaal performance fax-art project, waarbij een fax met tekeningen van de drie kunstenaars in 32 minuten om de wereld werd gestuurd - van Düsseldorf via New York en Tokio naar Palais Liechtenstein, het museum voor de moderne kunst in Wenen. De fax was bedoeld als statement voor de vrede. Het was een van de eerste werken in een wereldwijde context.[2] Fotografie — Om zijn zeefdrukken te produceren maakte Warhol zelf foto's of liet deze door anderen maken. De foto's werden meestal gemaakt met een specifiek type Polaroid-camera, dat deze firma speciaal voor Warhol bleef produceren. De fotografische benadering van schilderen en zijn grote hoeveelheden snapshots, hadden hun effect op de artistieke fotografie van die dagen. Warhols' late oeuvre omvat aan elkaar genaaide zwart-witfoto's. Daarnaast gooide hij niets weg, en bewaarde jarenlang alledaagse voorwerpen uit zijn studio in systematisch gedateerde dozen, die hij "tijdcapsules" noemde.
    Het Andy Warhol Museum in Pittsburgh, Pennsylvania is het grootste Amerikaanse museum opgedragen aan een enkele kunstenaar; het bevat meer dan 12.000 werken van Warhol. In de Slowaakse gemeente Medzilaborce, vlak bij het dorpje waarvan Warhol zijn ouders afkomstig zijn, is het Andy Warhol Museum voor Moderne Kunst te vinden. Het stelt een 160-tal werken van de kunstenaar en een groot aantal memorabilia van Warhol en zijn familie tentoon. Werk in openbare collecties (selectie) Berardo Collectie Museum, Lissabon Fine Arts Museums of San Francisco, San Francisco Metropolitan Museum of Art, New York Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam[3] The Kiss (Bela Lugosi) [4] Museum of Modern Art, New York Campbell's Soup Cans [5] Rijksmuseum Amsterdam [6] Queen Beatrix of the Netherlands[7] Stedelijk Museum Amsterdam Bellevue II[8] TATE Modern Londen Marilyn Diptych[9] Een van de beroemdste citaten van Andy Warhol is In the future everyone will be famous for fifteen minutes., vertaald: In de toekomst zal iedereen gedurende 15 minuten wereldberoemd zijn. Nadien zei hij over deze quote: I'm bored with that line. I never use it anymore. My new line is "In 15 minutes everybody will be famous." Begin april 2007 raakte bekend dat de New Yorkse verzamelaar José Mugrabi zijn 600 Warhols van de hand doet voor 1 miljard dollar aan een onbekende sjeik. De sjeik is zinnens een "Andy Warhol Museum" te bouwen in Abu Dhabi of Dubai. De familie Mugrabi bezit ook Warhols "Twenty Marilyns" (1962). In Jommekes-album 242 "De puddingkoningin" wordt er naar Warhol verwezen. In Groningen is een nachtcafé vernoemd naar deze artiest (nachtcafé Warhol). In het café zijn verschillende van zijn kunstvormen verwerkt in het interieur.





    06-08-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 05 aug 1919 zangeres zondernaam

     

    05-08-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 05 aug 1919 zangeres zondernaam

    5 aug 1919 Maria (Mary) Servaes-Bey (Leiden, 5 augustus 1919 – Horn, 23 oktober 1998) was een Nederlands zangeres. Zij vertolkte onder de artiestennaam Zangeres Zonder Naam decennialang het Nederlandse levenslied, hetgeen haar de bijnaam 'Koningin van het Levenslied' opleverde. Tot haar grootste successen behoren: Ach vaderlief, toe drink niet meer (1959), De blinde soldaat (1962), Mexico (1969, 1986), Het soldaatje (de vier raadsels) (1971), Mandolinen in Nicosia (1972), Keetje Tippel (1975), Rock around the clock (met Normaal, 1987), 't Was aan de Costa del Sol (1975) en Vragende kinderogen (1982). In totaal nam ze meer dan 550 liedjes op. Mary Servaes werd geboren in Leiden als Maria (Rietje) Bey. Ze was de achtste in een arbeidersgezin van tien kinderen en had geen gemakkelijke jeugd. Toen ze drie was, maakte ze een lelijke val waardoor ze een heup brak. Het breukherstel bleef tien jaar lang aanslepen en ze hield de rest van haar leven last van haar heupen. Haar bekering tot het rooms-katholicisme leidde tot een breuk met haar ouders. Ze woonde in de oorlogsjaren een tijdje bij haar zus in Kampen en later bij haar broer in Maastricht, waar ze haar echtgenoot de Maastrichtenaar Sjo Servaes ontmoette die werkzaam was als metaalbewerker en later chauffeur zou worden. Zij trouwden in 1948.[1] [2] [3] In Maastricht trad ze als zangeres op in cafés. Voor een bevriende zanger verzorgde ze in 1957 de achtergrondzang op een demo die uiteindelijk bij Johnny Hoes belandde. Van de zanger op de opname was Hoes niet erg onder de indruk maar hij vond het kinderstemmetje op de achtergrond erg bijzonder. [4] Nadat hem werd verteld dat de stem op de demo niet die van een kind is, maar van een 37-jarige vrouw, nodigde hij Mary uit voor een auditie, waarna ze een platencontract kreeg. Ze zong hierop haar eerste single, Kindergebed, die niet slecht verkocht voor een eerste single. Vanwege haar stemgeluid waar Hoes geen naam voor had, verzon hij voor Mary de artiestennaam de Zangeres Zonder Naam. Wellicht vond hij daarvoor inspiratie bij de Franse zanger Roland Avellis, reeds voor de Tweede Wereldoorlog bekend als "Le chanteur sans nom".[5] Verder was er in die jaren ook een Orkest Zonder Naam. De eerste gouden single van de Zangeres verscheen in 1959: Ach vaderlief, toe drink niet meer. Het is de eerste uit een lange rij hits die de Zangeres tot in de jaren tachtig scoorde. De bemoeienis van cultuurdragers als Gerard Reve en Lucebert zorgde er in de jaren zeventig voor dat ze, behalve onder het traditionele levensliedpubliek, ook in kunstenaarskringen werd geroemd, zij het met de nodige camp-ironie. Toen Reve in oktober 1969 in de Allerheiligst Hart van Jezuskerk de P.C. Hooftprijs ontving vroeg hij de zangeres voor een optreden tijdens de huldiging.[6]
    Ook protestliederen waren de Zangeres niet vreemd. Zo nam ze in 1965 Hij was maar een neger (over racisme) op en vertolkte ze in 1969 De soldatenmoeder, door Lucebert geschreven voor het experimentele schouwspel Poppetgom, dat kritiek leverde op de Vietnamoorlog.[7] Toen ze het in 1977 in een zelfgeschreven tekst tegen de Amerikaanse anti-homorechtenactiviste Anita Bryantopnam (Luister Anita), was ook haar status als "Moeder aller homo's" in Nederland definitief gevestigd: "Maar beste vent hou gerust van je vriend, en strijd voor je rechten, desnoods ervoor vechten. Waar ze jou van beschuldigt heb jij niet verdiend." In 1975 brak de Zangeres met Johnny Hoes. Het leverde een lang juridisch proces op waarin ze financieel aan het kortste eind trok. Ze zou na die tijd alleen nog in verbitterde termen over Hoes spreken. Gedurende de jaren tachtig bleef ze bescheiden hits scoren tot ze in 1986 een inmiddels legendarisch optreden verzorgde in de Amsterdamse rocktempel Paradiso. De op die avond opgenomen versie van haar jaren-zestighit Mexico werd een groot succes en leverde de Zangeres een nieuwe generatie fans op. Ze verzorgde hierna ook optredens in discotheken en nam een single op met de groep Normaal. Beide singles behaalden een top-10 notering. Voor haar lp Live in Paradiso ontving ze in 1987 een Edison. Dit alles vormde de opmaat tot haar afscheidsconcert in Tilburg op 31 december van dat jaar. Haar afscheidsalbum Bedankt lieve mensen werd goud en ook de singles Mijn leven en Braziliaanse nachten werden bescheiden hits. In juni 1988 kreeg ze de erepenning van de stad Leiden, wegens haar onnavolgbare vertolkingen van het levenslied.[8] [9]
    De Zangeres wilde na haar afscheid samen met Jo Servaes van haar oude dag genieten, wat echter werd verhinderd door de plotselinge dood van haar echtgenoot in 1990. Servaes bracht de laatste jaren van haar leven door in haar huis in Stramproy en liet herhaaldelijk merken hoezeer ze haar echtgenoot en haar publiek miste. In 1993 kwam ze daarom nog een keer terug op de bühne. De single Eenmaal in je leven werd haar laatste hit. In 1994 werd nog eenmaal een feest gehouden, ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag. Ze moest vanwege Parkinson opgenomen worden in een verzorgingstehuis in Horn, waar ze op 79-jarige leeftijd aan een hartstilstand overleed.[10] Servaes-Bey werd in hetzelfde stapelgraf als haar man begraven in de Sint-Willibrorduskerk in Stramproy.[11] Later werd bekend dat de zangeres berooid is overleden, testamenten en spaarbankboekjes waren verdwenen.[12 Tijdens haar lange carrière was de Zangeres voor veel mensen uitgegroeid tot een symbool van hoop en liefde. Haar dood kwam voor fans dan ook hard aan. Duizenden mensen reisden naar Stramproy om afscheid van haar te nemen. Onder de gasten in de kerk bevond zich een aantal bekende collega's, waaronder Albert West, Trea Dobbs, Pierre Kartner en de Vlaamse ster Eddy Wally. Zevenhonderd aanwezigen gaven haar een minutenlange staande ovatie. Marianne Weber vertolkte het lied waarmee de Zangeres in 1987 afscheid nam: Mijn Leven (My Way). De Zangeres Zonder Naam wordt beschouwd als een van de belangrijkste iconen die het Nederlandse levenslied heeft opgeleverd.[13] In 1999 werd een groot deel van haar inboedel geveild ten bate van diverse goede doelen.[14]
    Op 18 mei 2007 werd in haar geboorteplaats Leiden de Mary Beystraat officieel geopend. Het straatje in de Leidse nieuwbouwwijk (2007 – 2008) ontbeerde lange tijd een straatnaambordje, hoewel deze 'Straat Zonder Naam' wellicht erg toepasselijk was. Neef Willem Bey nam het voortouw voor de opening, die werd verricht door oud-minister en oud-wethouder van Leiden Alexander Pechtold.[15] In januari 2010 verscheen het boek "Sterven Zonder Naam" van Ben Holthuis en co-auteur Frank Wouters (ISBN 978-90-8510-901-3). Het handelt over de trieste laatste jaren van de Zangeres Zonder Naam.[16] Naar aanleiding van het boek werden door kamerleden Pechtold en Ine AastedMadsen kamervragen gesteld over het falende beschermingsbewind.[12] [17] In 2011 maakte De Graaf & Cornelissen Producties een musical over het leven van de Zangeres Zonder Naam.[18] De musical liep tot april 2012.





    05-08-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 05 aug 1992 tante leen

     

    05-08-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 05 aug 1992 tante leen

    5 aug 1992 Tante Leen (Amsterdam, 28 januari 1912 – Amsterdam, 5 augustus 1992), werkelijke naam Helena Kok-Polder, later Helena Jansen-Polder, was een Nederlands volkszangeres. Samen met haar gabber Johnny Jordaan mag zij aanspraak doen gelden op de titel "de Beste Stem van de Jordaan". Tante Leen trad pas op 43-jarige leeftijd voor het eerst op. Daarvoor verdiende ze de kost als schoonmaakster en garnalenpelster. Bezoekers van het café waar ze werkte en zong om de gasten te vermaken schreven haar in voor een talentenjacht die platenmaatschappij Bovema had uitgeschreven om de Beste Stem van de Jordaan te vinden. Ze behaalde de tweede plaats achter Johnny Jordaan. Vanaf dat moment luidde haar bijnaam de nachtegaal van de Willemsstraat. Tante Leen trad vaak op samen met Johnny Jordaan en werd vaak begeleid door accordeonisten als Jan Schallig .Veel van haar teksten waren van de hand van Jaap Valkhoff. Haar grootste hit had ze met het nummer Oh, Johnny dat gericht is aan Johnny Jordaan. Die antwoordde hierop met het lied Tante Leen, Tante Leen, Tante Leen, ik ga een liedje over je zingen van Harry de Groot. Vanaf 1960 had Tante Leen samen met haar tweede echtgenoot (haar eerste echtgenoot kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog om bij een bombardement) 'Ome' Bram Jansen een eigen café aan de Nieuwendijk 103, waar ze iedere dag optrad. In 1947 krijgen ze een zoon Freddie genaamd. Haar lied 'Ook kleine kinderen worden groot' is aan hem gericht. In 1968 werd ze uitgenodigd om Nederland te vertegenwoordigen op het Eurovisiesongfestival, maar ze sloeg de uitnodiging af. Zij beëindigde haar zangcarrière in 1975 en bracht de laatste jaren van haar leven door in een verzorgingshuis. In 1994 werd voor haar een borstbeeld opgericht op het pleintje aan het begin van de Elandsgracht. Haar beeld kwam naast dat van Johnny Jordaan te staan. Het plein heet tegenwoordig Johnny Jordaanplein.





    05-08-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 05 aug 1962 marleen monroe

     

    05-08-2018 om 08:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 05 aug 1962 marleen monroe

    5 aug 1962 Marilyn Monroe, pseudoniem van Norma Jeane Mortenson (Los Angeles, 1 juni 1926 – aldaar, 5 augustus 1962), was een Amerikaans fotomodel, actrice en zangeres. Ze werd als sekssymbool een icoon in de jaren vijftig. Marilyn Monroe – Norma Jeane – had een moeilijke jeugd. Haar moeder was Gladys Pearl Mortenson, geboren Monroe,[1] en was eerder gehuwd met John Baker. Norma Jeanes moeder liet zich nog naar hem Gladys Sasha Baker noemen en liet Norma Jeane ook met deze achternaam dopen. Gladys Baker was weliswaar in 1924 getrouwd met Martin E. Mortensen, maar ze leefden al gescheiden voordat Gladys zwanger werd.[2] Mogelijk was Norma Jeanes vader Charles Stanley Gifford.[3] Gifford en Gladys Baker werkten beiden in de snijstudio van RKO Pictures, waar Baker Giffords ondergeschikte was. Gladys Baker was drugsverslaafd en liet de opvoeding van Marilyn over aan haar vrienden Albert en Ida Bolender. Toen Baker na een lange tijd met haar dochter in een oud krot ging wonen, kreeg ze een zenuwinzinking waardoor ze helemaal op hol sloeg (volgens ooggetuigen zou ze op het dak geklommen zijn en zo de hele buurt bij elkaar geschreeuwd hebben). Monroe werd daarna in het gezin van Grace McKee (later Goddard) geplaatst. Monroe zou nooit een goede band met haar moeder opbouwen. In een later interview zei ze over haar moeder: "To me, she was just that red-haired woman." ("Voor mij was ze slechts die roodharige vrouw.") In 1942 moest McKee's man voor zijn werk naar de oostkust van de Verenigde Staten. Het was voor het stel te duur om de 16-jarige Monroe nog te onderhouden. De jonge Monroe had twee keuzes: terug naar het weeshuis of trouwen. Ze koos voor het laatste en trouwde op 19 juni 1942 met haar 21-jarige buurjongen James Dougherty. Terwijl Dougherty in het leger diende, ging Monroe in op het verzoek van een fotograaf om te poseren, onder andere voor naaktfoto's. Toen Dougherty terugkeerde, kon hij haar niet langer thuishouden en op 13 september 1946 scheidde het stel. Dougherty trouwde daarna nog tweemaal. Hij overleed in 2005.
    In de jaren daarna probeerde Monroe aan de slag te komen in Hollywood. Ze kreeg onder de naam Marilyn Monroe een contract bij een filmmaatschappij, maar buiten één kleine bijrol, die ook nog eens sneuvelde in de montagekamer, bleef dit aanvankelijk zonder succes. Een contract bij een maatschappij was in die tijd vaak een geïnstitutionaliseerde vorm van prostitutie: de 'actrices' mochten met de relaties van de filmbazen uit eten. Ze werkte ondertussen aan haar houding, nam acteer- en zanglessen, blondeerde haar haar en liet haar gebit reviseren. Geleidelijk aan maakte ze naam als dom blondje, een imago dat ze bewust cultiveerde. Haar eerste grote rol was in How to Marry a Millionaire. Ze had groot succes met Gentlemen Prefer Blondes, naast Jane Russell, en met The Seven Year Itch, waarin het befaamde shot zit met de opwaaiende jurk. Haar laatste project was Something's Got To Give, een onvoltooide film waarin ze tegenover Dean Martin speelde. Monroes huwelijk met de honkballer Joe DiMaggio, met wie ze op 14 januari 1954 trouwde, duurde slechts 7 maanden (tot 27 oktober 1954). Ze gingen evenwel als goede vrienden uit elkaar. DiMaggio bracht na Monroes dood in 1962 gedurende 20 jaar driemaal per week verse rozen naar haar graf.
    Aan het einde van de jaren vijftig richtte Monroe haar eigen productiehuis op en verhuisde ze naar New York. Ze nam lessen bij The Actors Studio van Lee Strasberg en kreeg een relatie met toneelschrijver Arthur Miller, met wie ze op 29 juni 1956 trouwde. Ze wilde zich verdiepen en serieuzere rollen spelen. In Engeland maakte ze The Prince and the Showgirl, met Laurence Olivier. De film was een flop, maar werd achteraf helemaal niet slecht bevonden. Velen vinden dat haar beste film Some Like It Hot was, tegenover Jack Lemmon en Tony Curtis, alhoewel ze ook goede recensies kreeg voor haar optreden in Bus Stop.
    Arthur Miller schreef voor haar het script van The Misfits, waarin ze speelde tegenover Clark Gable en Montgomery Clift, twee Hollywoodlegenden. De opnames waren een hel, doordat ze plaatsvonden in de woestijn van Nevada, ver van de bewoonde wereld. Monroe repeteerde tot diep in de nacht met haar persoonlijke coach, Paula Strasberg, de tekst voor de volgende dag. Door vermoeidheid, maar ook door haar alcohol- en medicijngebruik, verscheen ze vaak te laat op de set, of soms gewoon helemaal niet. Halverwege de opnamen stuurde de regisseur, John Huston, die zelf ook wel een slokje lustte en soms tijdens de opnamen in slaap viel, haar naar een kliniek om van haar verslaving af te komen. De laatste opnamen van Monroe zijn in soft focus gefilmd om de sporen van de verslaving te maskeren. Miller ontmoette tijdens de opnamen de fotografe Inge Morath, met wie hij een relatie begon. Dit leidde tot de scheiding van Monroe op 20 januari 1961.
    Na The Misfits werkte Monroe nog mee aan opnames voor Something's Got to Give, een project dat door de studio werd stilgelegd omdat ze bijna nooit op de set kwam. Haar psychische problemen, deels geërfd van haar moeder, verergerden door haar chronische medicijngebruik. Op 5 augustus 1962 werd ze dood aangetroffen door de huishoudster Eunice Murray in haar huis in Brentwood, Californië. Bij de autopsie op het lichaam van Marilyn Monroe werd acht milligram van het middel chloraalhydraat en 4,5 milligram van het middel Nembutal in haar lichaam gevonden, en dr. Theodore J. Curphey van The Los Angeles County Coroner's Office zei in een persconferentie dat de doodsoorzaak een acute "barbituraat-vergiftiging" was, als gevolg van een "waarschijnlijke zelfmoord". Monroe is begraven op het Westwood Village Memorial Park Cemetery in Los Angeles.[4]
    Er is in de media veel gespeculeerd over een mogelijke relatie tussen Monroe en de Kennedy's. Met de Amerikaanse president John F. Kennedy zou ze volgens deze geruchten een affaire hebben gehad, maar toen hij haar beu was, zou hij haar hebben overgedragen aan zijn broer, Bobby Kennedy. Toen deze haar zou hebben laten vallen, zou Monroe door het lint zijn gegaan en een poging tot chantage hebben gedaan. Bewijs voor de relatie en een andere doodsoorzaak dan zelfmoord is echter nooit gevonden. Er zijn oorzaken aan te wijzen voor het ontstaan van deze geruchten. Het grote publiek was in de jaren 1960 onwetend van het drugsgebruik van Monroe. Voor buitenstaanders kwam haar dood dan ook onverwacht. Dat gaf dan ook voeding aan speculaties over de doodsoorzaak. Ook het optreden van Monroe op de verjaardag van president Kennedy in mei 1962, toen ze de president op opvallend zwoele manier Happy Birthday toezong, gaf achteraf voeding aan de bovengenoemde speculaties. Ten slotte ging het hier om twee iconen van de vroege jaren 1960 die alle twee op een onverwachte en raadselachtige manier aan hun eind kwamen, voor de populaire pers goed voor veel sappige verhalen.





    05-08-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 04 aug 1900 armstrong

     

    04-08-2018 om 10:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 04 aug 1900 armstrong

    4 aug 1901 Louis Daniel Armstrong (New Orleans, 4 augustus 1901 – New York, 6 juli 1971) was een Amerikaans jazz trompettist , zangeren entertainer. Zijn bijnaam was Satchmo of Satch, een afkorting voor Satchelmouth (buidelmond). Hij was ook bekend als Dippermouth, net als Satchmo een referentie aan zijn grote mond. Door vrienden en collega's werd hij meestal aangesproken met Pops, een naam die hij zelf ook voor anderen gebruikte (met uitzondering van Pops Foster, die hij steevast George noemde). Hoewel zijn carrière begon in de jaren twintig, kennen zelfs huidige generaties hem nog van nummers als What a Wonderful World, Hello Dolly en It Takes Two to Tango, die hij met zijn karakteristieke, rauwe stem vertolkte. Armstrong beweerde publiekelijk altijd dat hij niet wist wanneer hij jarig was, maar dat hij het altijd vierde op 4 juli (de Amerikaanse Onafhankelijkheidsdag). Armstrong gaf als jaar van zijn geboorte meestal 1900 op, behalve op officiële overheidsdocumenten (daarin staat 1901). Zijn geboortedatum (4 augustus) werd later teruggevonden door muziekhistoricus Tad Jones in de dooparchieven van de rooms-katholieke kerk waar Armstrongs grootmoeder hem had laten dopen. Deze datum, ondersteund door andere documenten, wordt tegenwoordig door Armstrong-kenners als juist geaccepteerd. Armstrong was een telg van een arme familie in New Orleans. Ten tijde van zijn overlijden in 1971 werd hij beschouwd als een van de belangrijkste musici van de twintigste eeuw. In een eerbetoon aan Armstrong zei Bing Crosby "Hij was de enige musicus aller tijden, die niet door iemand anders vervangen kon worden". Miles Davis zei over hem "Je kunt niets op een blaasinstrument spelen dat Louis niet al gespeeld heeft". En Duke Ellington zei "Hij werd arm geboren, stierf rijk, en heeft in de tussentijd niemand benadeeld". De door Armstrong bereikte mijlpalen vallen in drie categorieën: Zijn talenten als instrumentaal virtuoos omvatten een unieke, eigen stijl van spelen en een buitengewoon talent voor melodische improvisatie. Als neveneffect van zijn talentontwikkelde de trompet zich tot solo-instrument binnen de jazz. Hij begon zijn carrière op een kornet (een op een trompet gelijkend instrument met een zachtere klank - zeer populair bij de musici van New Orleans en tegenwoordig gebruikt in Brass Bands) maar stapte later over op trompet, om in zijn tijd bij het Fletcher HendersonOrchestra niet uit de toon te vallen bij de andere instrumentalisten in zijn sectie. Naast zijn talenten als solist was hij een uitmuntend muzikaal begeleider en ensemble-speler. Met alles wat hij bereikte, legde hij de lat hoger voor zijn opvolgers. Zijn zangkunst. Bekend om zijn rauwe, raspende stem was hij ook hier een meester der improvisatie in melodie en liedtekst om deze aan te passen aan de noden van zijn uitvoering. Beroemd is zijn introductie van het woordeloos vocaliseren, later bekend als scat. Vóór Armstrong zongen zangers altijd het lied; na hem werd het geaccepteerd om als uitvoerder een eigen stempel op het nummer te drukken. Zijn indrukwekkende persoonlijkheid, zowel als entertainer als later als publiek figuur. Zijn persoonlijkheid was zo sterk dat deze soms zijn bijdragen als musicus en zanger overschaduwde. Als acteur speelde hij in een aantal bijrollen in Hollywood-producties en was hij de eerste Afro-Amerikaan die in de Verenigde Staten een nationaal uitgezonden radioprogramma presenteerde. Armstrong bracht zijn armoedige jeugd door in een ruwe wijk in het centrum van New Orleans. Zijn vader, William (Willie) Armstrong, was reeds vertrokken toen Louis geboren werd.[1] Zijn moeder, Mary Ann (Mayann) Albert zorgde in eerste instantie voor Louis en zijn halfzus Beatrice Armstrong Collins (*1903). Enige tijd na de geboorte van Beatrice vertrok ook de moeder van Armstrong: ze ging terug werken in de prostitutie. In tegenstelling tot met zijn vader, die hij nooit gekend heeft, had Louis Armstrong wel een goede band met zijn moeder. Later zou hij haar ook regelmatig uitnodigen. Mogelijk is zijn vader snel vertrokken omdat hij vermoedde dat hij niet de echte vader was - Mary Ann werkte toen waarschijnlijk ook reeds in de prostitutie. Willie Armstrong stichtte een nieuw gezin waarmee hij wel normale banden had.
    Louis Armstrong trouwde vier maal. In 1918 huwde hij de 21-jarige Daisy Parker. Zij was een knappe prostituee, die agressief kon reageren. Het koppel werd dan ook meermaals gearresteerd voor geweld. Nog in het eerste jaar van hun huwelijk adopteerde Armstrong het driejarige kind van zijn nicht Flora, die in 1915 kort na de geboorte van het kind stierf. De zoon, Clarence Hatfield Armstrong (Louis Armstrong gaf hem zijn familienaam) was geestelijk gehandicapt. Louis Armstrong zorgde levenslang voor de jongen. Clarence overleefde hem, hij stierf in 1998.[2] In 1923 scheidde Armstrong van Daisy Parker, nadat ze reeds geruime tijd uit elkaar waren. In 1924 trouwde Armstrong met de pianiste Lil Hardin. Eind jaren 1920 gingen ze elk hun eigen weg. In 1931 gingen ze uit elkaar, maar pas in 1938 volgde de officiële scheiding. Datzelfde jaar, in 1938, trouwde Armstrong met Alpha Smith, waarmee hij reeds een tiental jaren een relatie had. In 1942 scheidden ze. Armstrong was toen een relatie begonnen met Lucille Wilson, een danseres uit de Cotton Club. In 1942 trouwden ze. Ze bleven samen tot de dood van Louis Armstrong. Lucille Wilson overleed in 1983. Officieel had Armstrong geen eigen kinderen. In 2012 beweerde een 55-jarige vrouw wel dat ze de dochter was van Armstrong.[3]
    Armstrong leerde de kornet bespelen in de band van het New Orleans tehuis voor Jonge, Verwaarloosde Kleurlingen, waar hij heen gezonden werd omdat hij bij een Nieuwjaarsviering een pistoolschot gelost had. Hij volgde brassband parades en luisterde wanneer hij maar kon naar oudere musici, pikte het vak op van Bunk Johnson, Buddy Petit en vooral van "King" Joe Oliver, die de rol van mentor (en bijna van vader) voor de jonge Armstrong op zich nam. Later speelde Armstrong in diezelfde brassbands op de rivierboten van New Orleans en begon voor het eerst rond te reizen toen hij bij de vooraanstaande band van Fate Marablekwam, die rondtoerde op stoomboten op de Mississippi; hij beschreef later zijn tijd bij Marable als zijn "studententijd", omdat hij hier een enorme ervaring opdeed met uitgeschreven orkestraties. Toen Joe Oliver in 1919 uit New Orleans vertrok, nam Armstrong zijn plaats in in de band van Kid Ory, destijds de meest swingende jazzband in de stad. In 1922 ging Armstrong mee met de grote exodus naar Chicago, waar hij door Joe Oliver uitgenodigd was om mee te doen in diens Creole Jazz Band. In het begin van de jaren twintig, in een tijd waarin Chicago op jazzgebied het centrum van de wereld was, was Olivers band de beste, "hotste" en meest toonaangevende jazzband van heel Chicago. Hun opnamen uit 1923 worden nog steeds beschouwd als schoolvoorbeelden van New Orleans Jazz in ensemblestijl. Armstrong had het naar zijn zin bij Oliver, maar zijn vrouw, Lil Hardin Armstrong, vond dat hij hoger gewaardeerd moest worden. Armstrong en Oliver gingen in 1924vriendschappelijk uit elkaar en Armstrong vertrok naar New York om bij de Fletcher Henderson Orchestra - in die dagen de crème de la crème van zwarte bands - te gaan spelen. Daarnaast maakte hij solo-opnamen die verzorgd werden door zijn oude vriend uit New Orleans, de pianist Clarence Williams. In 1925 keerde hij terug naar Chicago en begon onder zijn eigen naam opnamen te maken met zijn beroemde Hot Five en Hot Seven bands. Zij scoorden hits als Potato Head Blues, Muggles (een referentie aan Armstrongs levenslange hobby, marihuana) en West End Blues, de muziek waarvan hij in de daaropvolgende jaren de standaard en de toon zette. Melancholy Blues, uitgevoerd door Armstrong en zijn Hot Seven band, was bij de muziekstukken die op de gouden plaat meegingen met de Voyager-sonde als een van de grootste mijlpalen der mensheid. In 1929 keerde Armstrong terug naar New York, verhuisde in 1930 naar Los Angeles en toerde daarna door Europa. Hij spendeerde jaren achter elkaar aan de ene tournee na de andere tot hij in 1943 uiteindelijk permanent neerstreek in Queens in New York. Als live performer bleef hij groeien en zijn optredens in nachtclubs werden enorm populair. Hoewel hij onderhevig was aan de wisselvalligheden van Tin Pan Alley, en de van gangsters doordrenkte
    muziekindustrie, bleef hij zich ontwikkelen en het publiek aanspreken. Hij bleef de volgende 30 jaar rondreizen en one-night-stand optredens geven in een slopend schema van 300+ dagen per jaar. Hij trad op in meer dan 30 films. Zijn meeste tournees na het eind van de jaren veertig werden begeleid door zijn band de All Stars, waarin Barney Bigard, Jack Teagarden, Earl Hines, Trummy Young en Barrett Deems meespeelden. Ook bleef hij veelvuldig opnamen maken.
    Tegen het advies van zijn arts in, speelde Armstrong in maart 1971 gedurende twee weken in de Waldorf-Astoria Empire Room. Aan het einde hiervan werd hij opgenomen in het ziekenhuis vanwege een hartaanval. Hij werd ontslagen uit het ziekenhuis in mei, en speelde al snel weer op zijn trompet. Armstrong stierf aan een hartaanval in zijn slaap op 6 juli 1971, een maand voor zijn 70e verjaardag. Hij werd begraven op Flushing Cemetery, Flushing te Queens, New York. In zijn vroege jaren was Louis Armstrong het bekendst om zijn meesterschap op kornet en trompet. Het summum van zijn trompetwerk uit zijn vroege jaren is te horen op zijn Hot Five en Hot Seven platen. Zijn op deze platen vastgelegde improvisaties van New Orleans jazzstandards en populaire werken van die tijd zijn ook tegenwoordig nog briljant, ook in vergelijking met enig werk dat later gemaakt is. Ze zitten vol met geïnspireerde melodieën, creatieve sprongen en subtiele, ontspannen of gedreven ritmes. Het pure genie van deze creatieve passages wordt geëvenaard door de techniek van Armstrong die, gescherpt door constante oefening, de reikwijdte, toon en mogelijkheden van de trompet uitbreidde. Op deze platen schiep Armstrong vrijwel in zijn eentje de rol van de jazzsolist, nam hij iets dat in feite een collectieve volksmuziekvorm was en vormde deze om tot een vorm van kunst en individuele expressie die de klassieke muziek naar de kroon stak. Naarmate zijn muziek groeide en zijn populariteit toenam, werd ook zijn zang belangrijker. Armstrong was niet de eerste die opnamen maakte van scat als zangvorm, maar hij was er wel de heer en meester van - en degene die het populair maakte. Met zijn spel en zang had hij de hit Heebie Jeebies en terwijl hij I'm A Ding Dong Daddy From Dumas opnam, zong hij luidkeels "I done forgot the words" ("Ik ben de woorden kwijt"). Dergelijke platen werden hits en scat werd een belangrijk onderdeel van zijn optredens. Armstrong was echter al veel eerder aan het experimenteren met zijn vocale arsenaal door het strekken en inkrimpen van uitdrukkingen, het inbrengen van improvisaties, het even creatief gebruiken van zijn stem als zijn trompet. Armstrong was eclectisch, met interesses die zich uitstrekten van de meest aardse blues tot de mierzoete arrangementen van Guy Lombardo, tot Latijns-Amerikaanse volksliedjes tot klassieke symfonieën en opera. Armstrong bracht al deze invloeden samen in zijn optredens, waarbij hij soms fans verbijsterde en verwarde die liever hadden dat hij zich beperkte tot makkelijke, gelimiteerde categorieën. Gedurende zijn carrière trad hij op met de grootste en belangrijkste instrumentalisten en vocalisten van de jazz en blues; onder hen waren Jimmy Rodgers, Bing Crosby, Duke Ellington, Fletcher Henderson, Bessie Smith en bovenal Ella Fitzgerald. Met Fitzgerald nam hij drie albums op: Ella & Louis, Ella & Louis Again en voor Verve Records van Norman Granz de muziek van de moderne opera Porgy and Bess. Zijn platen Satch Plays Fats—een verzameling nummers van Fats Waller—en Louis Armstrong Plays W.C. Handy in de jaren vijftig waren wellicht de laatste van zijn echt creatieve werken, maar zelfs rariteiten als Disney Songs the Satchmo Way hebben hun muzikale momenten.
    Gesponsord door het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken ondernam hij een succesvolle wereldtournee door Afrika, Europaen Azië. Tegen het einde werd hij wereldwijd aanbeden als Ambassadeur Satch en had hij internationaal succes met nummers als Stardust, What a Wonderful
    World, When the Saints Go Marchin' In, Dream a Little Dream of Me, Ain't Misbehavin' en Stompin' at the Savoy. Met Hello, Dolly stootte hij zelfs even The Beatles van de top van de hitlijsten. Tot een paar jaar voor zijn dood hield hij een druk toerschema aan. Hoewel hij in later jaren zijn "standaardnummers" van tijd tot tijd wat mechanisch en houterig begon te spelen, kon hij soms ook de saaiste liedjes verlevendigen met een stroom aan noten die zijn band versteld deed staan. In 1968 had Armstrong nog een laatste wereldhit met het nummer What A Wonderful World. Dit nummer kreeg nog een extra boost onder het wereldwijde publiek toen het in 1987 gebruikt werd in de kaskraker Good Morning, Vietnam. Na opnieuw uitgebracht te zijn voor deze film stond dit nummer wereldwijd een tijdlang nummer 1 op de hitlijsten en het is daarom waarschijnlijk het nummer dat het brede publiek van hem het beste kent. Vreemd genoeg was dit nummer er een van de 150 die radio conglomeraat Clear Channel Communications na de aanslagen op het World Trade Center in New York op 11 september 2001 aanraadde om van de radio te weren. Armstrong is, onder de noemer vroege invloeden, opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Een aantal van zijn solo's uit de jaren vijftig, zoals zijn hard rockende versie van Saint Louis Blues op het W. C. Handy album[bron?] tonen aan dat de invloed wederzijds was.
    De bijnaam Satchmo en Armstrongs persoonlijkheid resulteerden, samen met zijn natuurlijke drang tot het vermaken en het uitdagen tot reacties van zijn publiek, in een persoonlijkheid - de grijns, het zweet, de handdoek - die gemaakt leek en later in zijn loopbaan een soort van racistisch karakter kreeg. Volgens critici was hij een Uncle Tom. Hij kreeg ook zware kritiek te verduren omdat hij de titel Koning der Zulu's accepteerde (een erebaan binnen de zwarte gemeenschap van New Orleans als hoofd van een leidende, zwarte carnaval krewe, maar een die voor ongeïnformeerde buitenstaanders verbijsterend en aanstootgevend kan zijn - zeker gegeven het traditionele kostuum bestaande uit een kilt van gras en blackface-make-up die diende als satire van de blanke attitude in het Zuiden der Verenigde Staten) tijdens de Mardi Gras van 1949. Veel van deze gedragingen zijn echter te begrijpen als men bedenkt dat er onbegrip aan ten grondslag ligt, alsmede de tijd en plaats waarin Armstrong opgroeide (het Zuiden van de VS voor 1964 was niet een goede plaats voor een zwarte man om zich politiek correct te gedragen) en het feit dat veel van zijn gedragingen horen bij zijn beroep van entertainer - een beroep waarin zelfspot ook tegenwoordig nog aan de orde van de dag is. Ook stak Armstrong zijn politieke visie niet onder stoelen of banken, zeker niet toen hij een uitlating van President Eisenhower aangaande de schuld voor raciale spanningen - "extremisten aan beide zijden" - afdeed als lafheid van de president ("He's got no guts"). Veel van Armstrongs werken zijn nog altijd razend populair en heden ten dage, decennia na zijn overlijden, zijn er meer exemplaren van zijn werken - uit alle jaren - in omloop dan ooit tijdens zijn leven. Louis Armstrong heeft een ster op de Hollywood Walk of Fame bij 7601 Hollywood Blvd. Het Louis Armstrong New Orleans International Airport in Kenner in de staat Louisiana is naar hem vernoemd, evenals de tweede stadium baan van de USTA National Tennis Center in Flushing Meadows Park in Queens, waar de US Open wordt gespeeld. Hij richtte een fonds op om benadeelde kinderen een opleiding in de muziek te verschaffen, en liet zijn huis en een immens archief aan geschriften, boeken, opnamen en memorabilia achter aan het Queens College in New York, in te gaan na de dood van zijn vrouw Lucille. De archieven van Louis Armstrong zijn toegankelijk voor muziekhistorici en zijn huis in Corona, in Queens, is opengesteld als museum op 15 oktober 2003.





    04-08-2018 om 10:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 04 aug 1940 timi yuro

     

    04-08-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 04 aug 1940 timy yuro

    4 aug 1940 Rosemary Timothy Yuro (Chicago, 4 augustus 1940 - Las Vegas, 30 maart 2004), beter bekend als Timi Yuro, was een Amerikaans zangeres. In 1952 verhuisde ze naar Los Angeles. Hier nam zij in 1959 haar eerste plaat op voor Liberty Records. Ze had in 1961 een grote hit met Hurt, haar debuutsingle.[1] Daarna had ze in de jaren '60 en '70 nog een aantal hits waaronder I Apologize, maar het succes van Hurt heeft ze internationaal gezien nooit meer geëvenaard. In Nederland maakte ze echter in 1981 een opvallende comeback toen ze als hoofdgast was uitgenodigd voor een TV-gala rond de Platen 10 Daagse, die dat jaar voor het eerst werd georganiseerd. Haar uitvoering van Hurt [2] werd zo goed ontvangen, dat de nieuwe opname ervan in een paar weken tijd in de top 5 van de Top 40 stond. Haar album All Alone Am I, dat kort daarna verscheen, behaalde zelfs de eerste plaats van de toenmalige LP Top 50. De plaat was uitgebracht door het Nederlandse platenlabel Dureco. Door het Nederlandse succes vestigde Timi zich tijdelijk in Nederland. Na een paar redelijk succesvolle lp's raakte haar carrière in de tweede helft van de jaren 80 echter weer in een dip. Ze verhuisde terug naar de VS. Vanwege een hersentumor overleed Timi Yuro op 63-jarige leeftijd thuis in haar slaap. Ze liet haar man Robert en haar dochter Milan achter. Volgens haar wens werd haar as uitgestrooid over het graf van haar ouders in Cicero (Illinois).





    04-08-2018 om 09:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 04 aug 1961 obama

     

    04-08-2018 om 09:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 04 aug 1961 obama

    4 aug 1961 Barack Hussein Obama II (Honolulu, 4 augustus 1961) is een Amerikaans politicus en schrijver. Hij was de 44e president van de Verenigde Staten, in functie van 20 januari 2009 tot 20 januari 2017. Hij was de eerste Amerikaanse president van (deels) Afrikaanse afkomst. Tussen 3 januari 2005 en 16 november 2008 was Obama lid van de Senaat als vertegenwoordiger van Illinois en voordien was hij staatssenator in de wetgevende vergadering van zijn thuisstaat. Na het verslaan van de Republikeinse kandidaat John McCaintijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen 2008 werd hij op 20 januari 2009 tijdens de inauguratie op het Capitool beëdigd als president. Op 9 oktober 2009 kreeg Obama de Nobelprijs voor de Vrede. Hij werd herverkozen bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2012 door de Republikeinse kandidaat Mitt Romney met voorsprong qua kiesmannen te verslaan, maar minder afgetekend qua stemmenaantal en met een kleinere marge dan bij zijn overwinning in 2008. Hij was de eerste Democratische kandidaat sinds Bill Clinton (president van 1993 tot 2001) die twee achtereenvolgende presidentsverkiezingen won met een meerderheid van de voorkeurstemmen Obama's vader, Barack Obama Sr., was een Luo uit Kenia. Zijn moeder, Ann Dunham, was een Amerikaanse uit Kansas. Zijn ouders scheidden in 1964 toen Obama twee jaar oud was. Zijn vader keerde terug naar Kenia. Obama heeft hem daarna nog maar één keer gezien. Na de scheiding hertrouwde zijn moeder met Lolo Soetoro, een Indonesische student die in Hawaï studeerde. In 1967 verhuisde het gezin naar Jakarta. Tijdens deze periode volgde Barry Soetoro, zoals hij toen genoemd werd, gedurende twee jaar onderwijs aan een katholieke basisschool die door de Nederlandse kapucijn Bart Janssen is gesticht. Hij was er ingeschreven als moslim. Daarna vervolgde hij zijn lagere school aan de State Elementary School Menteng 01, die Janssen omschrijft als een "elitaire moslimschool".[1] Vier jaar later, Obama was toen tien, keerde hij terug naar Honolulu en ging wonen bij de ouders van zijn moeder. Hier bezocht hij de middelbare school tot 1979. Toen Obama 21 jaar was, kwam zijn vader om bij een auto-ongeluk in Kenia. Zijn moeder keerde ook nog even terug naar Hawaï, maar ging uiteindelijk weer naar Indonesië. Zij overleed in 1995 aan kanker, een paar maanden na het verschijnen van Obama's boek Dreams from My Father.
    Na de middelbare school verhuisde Obama naar Los Angeles, waar hij twee jaar aan het Occidental College studeerde. Hij zette zijn studie voort aan de Columbia-universiteitin New York, waar hij in 1983 afstudeerde in politicologie met als specialisatie internationale betrekkingen. Na zijn studie werkte hij als onderzoeker bij de New York Public Interest Group. In 1985 verhuisde hij naar Chicago waar hij projecten deed in armere buurten. Van 1985 tot 1988 was hij hoofd van het Developing Communities Project (DCP). DCP was een hulpprogramma opgezet door de Katholieke Kerk. Als afsluiting van deze periode bezocht Obama Europa en Kenia. In Kenia ontmoette hij familieleden. In 1988 begon Barack Obama aan zijn studie rechten aan de Harvard-universiteit. In 1990 haalde hij het nieuws toen hij als eerste Afro-Amerikaan werd benoemd tot president van de Harvard Law Review. [2] In deze hoedanigheid zorgde hij voor een politiek en ideologisch evenwicht in de inhoud van het tijdschrift; zelf publiceerde hij anoniem een artikel over het recht van het kind om tegen de eigen moeder een rechtszaak aan te spannen wegens verwaarlozing tijdens de zwangerschap.[3] [4] Hij studeerde in 1991 cum laude af, waarna hij terugkeerde naar Chicago en ging werken als advocaat. Obama doceerde tussen 1993 en 2004 in deeltijd rechten aan de Universiteit van Chicago. Van 1992 tot 2002 was hij tevens werkzaam bij het advocatenkantoor Davis, Miner, Barnhill & Galland. Zijn activiteiten als advocaat in dossiers aangaande mensenrechten was de beslissende stap die hem naar politieke activiteiten bracht. Obama's echtgenote Michelle Robinson studeerde eveneens aan Harvard. De twee ontmoetten elkaar in 1989 tijdens hun werk voor een advocatenkantoor en trouwden in 1992. Ze hebben twee dochters: Malia Ann (4 juli 1998) en Natasha "Sasha" (10 juni 2001). Michelle Obama is tegenwoordig vicepresidente voor gemeenschapszaken van de University of Chicago Hospitals. Zij kwam in opspraak toen haar salaris verdrievoudigde nadat Obama senator was geworden. De reden hiervoor was echter
    een promotie en haar volle baan met overuren toen ze geen campagne meer voerde voor haar echtgenoot. Obama is christen, maar niet van huis uit. Hij is gedoopt in de United Church of Christ in 1988.[5] [6] Barack Obama is een rechtstreekse afstammeling van de protestantse 'Pilgrim Fathers', te weten de familie Blossom, die begin 17e eeuw vanwege religieuze vervolgingen vanuit Engeland naar Leiden was uitgeweken en van daaruit in 1629 naar Amerika voer voor een leven in godsdienstvrijheid. Het meeste opmerkelijke aan deze vondst, die op 5 december 2008 door de gemeente Leiden werd bekendgemaakt en door de New England Historic Genealogical Society in Boston werd bevestigd, is dat Obama afstamt van Elizabeth Blossom, wier broer Peter een verre voorouder is van Obama's ambtsvoorganger George W. Bush.[7] Ook de vicepresident van de VS tijdens Bush' regering, Dick Cheney, is verre familie van Obama. [8] Halfbroer Malik Obama deed in Kenia mee aan de gouverneursverkiezing voor het district Siaya en werd derde.[9] In de Senaatsverkiezingen voor Illinois streed hij in 2004 om een open zetel tegen de Republikein Alan Keyes. De winnaar werd in ieder geval de vijfde Afro-Amerikaan in de geschiedenis van de Senaat, na Hiram Revels, Blanche Bruce, Edward Brooke en Carol Moseley Braun. Obama won de verkiezingen met 70% van de stemmen tegenover 27% voor Keyes. In de Senaat zette Obama zich onder andere in voor onderwijs, immigratie en grotere transparantie van de regering via e-government. Obama was ook actief in buitenlandse zaken. Zijn reis naar Afrika, waarin hij Zuid-Afrika, Kenia, Djibouti, Ethiopië en Tsjaad bezocht, trok veel aandacht bij media in de Verenigde Staten en de bezochte landen. Obama was de derde Afro-Amerikaan die een 'keynote address' gaf op een Nationale Democratische Conventie (in 2004). Dit was een opvallende toespraak, waarmee hij zich als politieke belofte introduceerde bij de Amerikaanse kiezers, met als meest geciteerde woorden:
    Er is geen links Amerika en geen conservatief Amerika; er is de Verenigde Staten van Amerika. Er is niet een zwart Amerika en een blank Amerika en een latino Amerika en een Aziatisch Amerika; er is de Verenigde Staten van Amerika.
    Op 16 januari 2007 maakte Barack Obama bekend een verkennend comité te hebben opgericht ter voorbereiding op zijn deelname aan de Democratische voorverkiezingen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2008. Op 10 februari 2007 maakte hij zijn kandidatuur officieel in Springfield (Illinois).[10] Zijn belangrijkste tegenkandidaat bij de Democratische voorverkiezingen werd Hillary Clinton.[11] De eerste voorverkiezing vond op 3 januari 2008 plaats in Iowa. Obama won deze staat met ruime voorsprong op John Edwards (tweede) en Clinton (derde). In de tweede voorverkiezing, in New Hampshire, bleef Clinton hem nipt voor.[12] Vervolgens gingen Obama en Clinton geruime tijd gelijk op. Ook Super Tuesday, waarop 24 staten hun stem uitbrachten, bracht nog geen beslissing. Hierna nam Obama een voorsprong door tien staten op rij te winnen.[13] Deze prestatie kon Clinton, hoewel zij belangrijke staten als Florida, Pennsylvania en Californië achter zich had weten te krijgen, niet meer inhalen. Obama won uiteindelijk verreweg de meeste voorverkiezingen en caucuses. Na de laatste voorverkiezingen op 3 juni had Obama voldoende gedelegeerden achter zich om de Democratische kandidatuur voor de verkiezingen op te kunnen eisen. Clinton trok zich op 7 juniofficieel terug uit de verkiezingsstrijd. Sinds Obama de Democratische presidentskandidaat werd, voerde hij campagne in zogeheten swing states. Zijn campagneteam vestigde records met het registreren van nieuwe kiezers voor de Democratische Partij, waarvan een groot deel met behulp van het internet. Obama's toespraken brachten duizenden mensen op de been en hij gebruikte leuzen als Yes we can en Change we can
    believe in. Op 23 augustus 2008 werd bekend dat Obama de 65-jarige senator Joe Biden had gekozen als running mate.[14] Obama werd in de campagne gesteund door een aantal bekende Amerikaanse politici, zoals Jimmy Carter, John Kerry, Ted Kennedyen Colin Powell, alsmede door beroemdheden zoals Caroline Kennedy, Robert De Niro, Stevie Wonder, Oprah Winfrey, Jennifer Aniston en Will Smith. Obama debatteerde driemaal met zijn Republikeinse tegenstander John McCain. Tijdens de campagneperiode was bij sommige Amerikanen echter ook twijfel ontstaan over de oprechtheid van Obama. Er werd twijfel gezaaid of Obama wel in Amerika geboren was en een Amerikaans staatsburger is, hetgeen een voorwaarde is om president van Amerika te kunnen zijn. Een advocaat in Philadelphia (en aanhanger van Hillary Clinton), Philip J. Berg, meende dat Obama in Afrika geboren was en ondernam daarom gerechtelijke stappen om hem van de kieslijst in november te laten verwijderen.[15] [16] Inhoudelijk was er bezorgdheid over wat Obama's economisch beleid zou betekenen voor de VS en over zijn belofte om zonder condities vooraf met Amerika vijandig gezinde wereldleiders als Hugo Chávez en Mahmoud Ahmadinejad te praten.[17] Vijf dagen voor de verkiezingen onderbrak Obama zijn campagne om zijn grootmoeder, die op Hawaï woonde te kunnen bezoeken. Zij lag op haar sterfbed en overleed twee dagen voor de verkiezingen. Op 4 november 2008 won Obama de verkiezingen, waarna hij zijn overwinningstoespraak in het Grant Park in thuisstad Chicago gaf.
    Tijdens de Democratische voorverkiezingen had Obama geen serieuze tegenstand. Obama koos wederom Joe Biden als zijn running mate, ondanks geruchten dat de keuze zou vallen op Hillary Clinton. Obama nam het bij de algemene verkiezingen op tegen de Republikein Mitt Romney. Deze deed het beter dan McCain vier jaar eerder, maar bleef toch steken op 206 kiesmannen tegenover 332 kiesmannen voor het duo Obama-Biden. Barack Obama werd op dinsdag 20 januari 2009 om 12.05 uur (plaatselijke tijd) in Washington DC beëdigd tot 44e president van de Verenigde Staten. De eed werd hem afgenomen door opperrechter Roberts waarbij dezelfde bijbel werd gebruikt als bij de inauguratie van Abraham Lincoln in 1861. Rechter Roberts maakte een fout in de eed, hij sprak het woord getrouw (faithfully) later uit dan de tekst van de eed uit de grondwet voorschrijft. De juiste tekst is: Ik zal getrouw het ambt van president van de Verenigde Staten uitvoeren, Roberts zei: Ik zal het ambt van president van de Verenigde Staten getrouw uitvoeren. Obama bemerkte de fout, haperde even, maar sprak Roberts toch na. Voor de zekerheid werd Obama de dag erna nog een keer — in besloten kring — beëdigd conform de juiste tekst.[18] In de eerste dagen als president vaardigde hij executive orders uit om de Amerikaanse troepen uit Irak terug te trekken. Hij beval de sluiting van het detentiecentrum in Guantanamo Bay "zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk tegen januari 2010", Hij beperkte de geheimhouding die gegeven wordt aan de presidentiële administratie en veranderde de procedures van de Freedom of Information Act. Hij hief ook het verbod op op federale financiering van buitenlandse organisaties die abortus provocatus mogelijk maken, in maart 2009 gevolgd door het opheffen van het verbod op federale subsidies voor embryoverbruikend stamcelonderzoek.
    Obama werd president terwijl de economische crisis – ook bekend als de kredietcrisis – op haar hoogtepunt was. Obama ondertekende op 17 februari de American Recovery and Reinvestment Act of 2009. Dit was een economisch pakket maatregelen ter waarde van 787 miljard dollar dat bestond uit verschillende maatregelen met betrekking tot onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur en
    verschillende belastingvoordelen. Het was bedoeld om de Amerikaanse economie, die zich op een dieptepunt bevond, te stimuleren. Obama's minister van Financiën Timothy Geithner maakte in februari 2009 bekend een publiek-privaat fonds te willen opzetten dat de riskante producten van banken opkoopt.[19] In juni 2009 hield Obama met overheidssteun de Amerikaanse autoconcerns General Motors en Chrysler overeind.[20] Het totale begrotingstekort bedroeg over 2010 10.6 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Voor 2011 ligt de verwachting een stuk lager, maar de totale staatsschuld zal dan zijn opgelopen tot ongeveer 8,53 biljoen dollar, 80 procent van Amerikaanse bbp. De werkloosheid liep in oktober 2009 op tot 10.1 procent, maar begon daarna weer te dalen.
    In het eerste jaar van zijn regering zette Obama sterk in op een hervorming van de Amerikaanse gezondheidszorg. Zijn plan voorzag in ziektekostenverzekering voor circa 32 miljoen tot dan toe nog onverzekerde Amerikanen. Voor veruit de meeste Amerikanen werd een basisverzekering tegen ziektekosten verplicht. Verzekeringsmaatschappijen mogen zieke Amerikanen niet meer afwijzen.[21] Een belangrijk kritiekpunt van de Republikeinen waren de hoge kosten van de plannen. Er was circa 1 biljoen dollar (700 miljard euro) voor nodig. Prolifeorganisaties en Religieus Rechts hebben zich ook fel tegen de plannen verzet. Vooral de mogelijkheid om abortus met belastinggeld te financieren stuitte op heftige protesten. Obama gaf de verzekering af dat er geen federale fondsen voor de financiering van abortus zouden worden aangewend. Wel houden individuele staten de mogelijkheid overheidsgeld voor abortus ter beschikking te stellen.[21] Dankzij een ruime meerderheid van zijn partij in de Senaat wist Obama zijn plannen te realiseren. Op 23 maart 2010 ondertekende hij de zogeheten Patient Protection and Affordable Care Act.
    Op 20 april 2010 vond er onder water een explosie plaats op het boorplatform Deepwater Horizon in de Golf van Mexico. Daardoor liep er een gigantische hoeveelheid olie in zee. BP, leaser van de boortoren, probeerde het gat te dichten, maar slaagde daar lange tijd niet in. President Obama bezocht de rampregio voor de eerste keer op 2 mei, en later op 28 mei en 4 juni. Hij gaf opdracht tot een federaal onderzoek en stelde een onafhankelijk commissie in die onderzoek moest doen naar nieuwe veiligheidsmaatregelen.[22]Obama riep de noodtoestand af en kondigde op 27 mei een moratorium voor boren op zee in diepwater. Het lek werd pas op 15 juli gedicht. De regering van Obama klaagde BP achteraf aan omdat het bedrijf zich niet aan de benodigde veiligheidsmaatregelen had gehouden.[23]
    Tijdens de presidentiële overgangsperiode liet Obama weten dat hij Robert Gates, onder president George W.H. Bush al minister van Defensie, zou aanhouden als minister. Op 27 februari 2009 kondigde hij aan dat er op 31 augustus 2010 een einde moest komen aan de militaire gevechtsmissie in Irak. [24] Hij verminderde de troepenmacht van 142.000 man tot een aantal tussen de 35.000 en 50.000 man. Deze blijven tot eind 2011 en zullen helpen met de training van Iraakse soldaten. Op 31 augustus kondigde Obama ook daadwerkelijk aan dat er een einde was gekomen aan de gevechtsmissie in Irak.
    In het begin van zijn presidentschap kondigde Obama aan extra troepen naar Afghanistan te willen sturen. Op 1 december kondigde hij aan 30.000 soldaten te sturen ter versterking van de aanwezig 71.000 manschappen. Hij stelde ook voor om binnen 18 maanden te beginnen met het terugtrekken van troepen uit Afghanistan.[25] In juni 2010 verving Obama Stanley McChrystal, de militaire commandant in Afghanistan, nadat deze het Witte Huis hevig had bekritiseerd in een interview. De nieuwe commandant werd David Petraeus.
    In 2009 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede voor "zijn uitzonderlijke inspanningen ter versterking van de internationale diplomatie en de samenwerking tussen de volkeren".[26] Er was verbazing en kritiek op de keuze van het Nobelprijs-comité, omdat Obama als president nog weinig bereikt zou hebben. Obama gaf zelf aan "niet het gevoel te hebben dat ik thuishoor in het gezelschap van de mensen die de prijs eerder al wonnen".[27]
    In Libië braken in februari 2011 massale protesten uit tegen de lang zittende dictator Moammar alQadhafi. Er brak vervolgens een burgeroorlog uit. De rebellen riepen de internationale gemeenschap op om een no-flyzone in te stellen. De VN-veiligsheidsraad nam op 17 maart 2011 Resolutie 1973 Veiligheidsraad Verenigde Naties aan, waardoor er vliegverbod kwam boden Syrië. Nadat bleek dat Libië dit verbod schond besloten de VS, Canada, Frankrijk en Groot-Brittannië tot militair ingrijpen. Later vonden de militaire acties plaats onder de vlag van de NAVO. Dit ingrijpen droeg uiteindelijk bij aan de val van al-Qadhafi. Na zijn overlijden raakte het land verwikkeld in een burgeroorlog. In september 2012 vond er een bestorming plaats van het Amerikaans consulaat in Benghazi, waarbij de Amerikaanse ambassadeur Christopher Stevens het leven verloor.
    Op 2 mei 2011 gaf Obama een eenheid van Navy SEALs toestemming om een villa binnen te vallen in Abbottabad (Pakistan) waar Osama bin Laden zich ophield. Bij de inval werd de leider van Al Qaida gedood.
    Obama was in maart 2016 de eerste Amerikaanse president in 88 jaar die Cuba bezocht. Eind 2014 had Obama samen met de Cubaanse leider Raul Castro al aangekondigd dat de banden tussen beide landen hersteld zouden worden. Zo zou de Verenigde Staten een ambassade openen in Havana en Cuba andersom in Washington D.C..[28] Dit gebeurde in de zomer van 2015.
    Op 21 mei 2018 tekende Barack Obama samen met zijn vrouw Michelle Obama een meerjarencontract met Netlfix. Het koppel zou films, series en documentaires gaan maken voor Netflix. Hiervoor richtten de Obama's “Higher Ground Productions” op, een bedrijfje waarmee ze programma's zullen maken voor Netflix.[29]
    Van Obama's hand verscheen in 1995 zijn autobiografie: Dreams from My Father: A Story of Race and Inheritance. In december 2004 tekende hij een contract voor 1,9 miljoen dollar voor het schrijven van nog drie boeken, waaronder een kinderboek. Een royaal gedeelte van het bedrag was een voorschot. In het eerste van de drie boeken, Audacity of Hope, verschenen op 17 oktober 2006, worden Obama's politieke overtuigingen behandeld. In september 2008 bracht Obama het boek Change we can believe in uit, zijn programma voor de toekomst van de Verenigde Staten. De Nederlandse vertaling hiervan verscheen in januari 2009.





    04-08-2018 om 09:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 03 aug 1790 john cockerill

     

    03-08-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 03 aug 1790 john cockerill

    3 aug 1790 John Cockerill (Haslington, 3 augustus 1790 - Warschau, 19 juni 1840) was een Brits industrieel, die in België een industrieel imperium opbouwde. Zijn ouders waren William Cockerill en Betty Cockrel (later Cockerill, een van de vele varianten van deze familienaam). Zijn vader bouwde machines voor de textielindustrie en had reeds in 1797 een fabriek in Verviers in het huidige België (toen nog onder het bewind van Napoleon Bonaparte). In 1813 namen John en diens broer James, die in Luik reeds een fabriek hadden, de machinefabriek over van hun vader.
    In 1817 kregen ze van koning Willem I de gelegenheid de Luikse staalindustrie te moderniseren. Ze kochten het voormalige kasteel van de prins-bisschop van Luik in Seraing en bouwden er de eerste hoogovens op cokes - in plaats van houtskool -, gebruikmakend van de steenkool die in de regio werd gewonnen, zie voor de bedrijfsgeschiedenis ook Société John Cockerill. De gebroeders Cockerill introduceerden daarmee de massaproductie van ijzer en staal, niet alleen de ruwe producten maar ook machines, schepen, locomotieven en spoorwegmaterieel. In 1825 verkocht James Cockerill zijn aandeel in de fabrieken aan de Koning Willem I. Na 1830 leverde Cockerill de rails en locomotieven voor de eerste spoorwegen van het -toen onafhankelijke- België en van het Europese vasteland.
    In 1838 vormde hij het eerste grote geïntegreerde industriële complex met hoogovens, staalgieterij, walserijen, smederijen en constructiewerkplaatsen, aan de oevers van de Maas, ontsloten door een eigen haven en via spoorwegen verbonden met nabijgelegen erts- en kolenmijnen. Hij kwam rond die tijd echter in een financiële crisis terecht toen het vertrouwen van de investeerders in zijn onderneming wegviel. Ontgoocheld besloot hij om in Rusland opnieuw te beginnen. In SintPetersburg liep hij typhuskoorts op. Op de terugweg verergerde zijn toestand zodanig dat hij in Warschau werd opgenomen. Daar stierf hij op 19 juni 1840, 49 jaar oud.
    In 1844 opende het Cockerill concern op een gehuurd terrein langs de Schelde in Antwerpen een scheepswerf op de plaats van de vroegere werf van Bonaparte. In 1866 wordt een nieuwe werf opgericht op een aangekocht perceel aan het Kattendijkdok. De werf verhuist uiteindelijk in 1873 naar Hoboken. Cockerill Yards ging in 1982 failliet. De Cockerill-fabrieken bleven evenwel verder bestaan als naamloze vennootschap; in 1850 werd de fabriek in Seraing zelfs de grootste ter wereld. Gedurende meer dan een eeuw zou Cockerill een centrale plaats innemen in de economie van de Luikse regio. Na de Tweede Wereldoorlog zou na een aantal fusies in de Waalse staalindustrie, in 1981 de groep Cockerill-Sambre ontstaan, die in 1999 tot de Usinor-groep toetrad en in 2002 tot de Arcelor-groep. Cockerill behoort nu tot ArcelorMittal. De machineconstructie werd afgesplitst in 1999 en heet nu CMI (Cockerill Maintenance & Ingénierie





    03-08-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 03 aug 1977 wikia

    3 aug 1977 Angela Beesley Internetondernemer. Vice President van Wikia, het internet open source project Angela Beesley Starling (geboren op 3 augustus 1977) is een ondernemer van Inglis . Ze wirks wi Jimmy Wales een co-foondeitWikia wi hem. Zij is getrouwd met Tim Starling. Momenteel is zij de vice-preses van Wikia. Wikia is een verzameling wiki's aangedreven door ("powered by") MediaWiki. Deze zijn gratis voor particulieren. In tegenstelling tot Wikimedia is Wikia een commerciële dienst die advertenties toelaat. De site staat onder beheer van Wikia Inc., een bedrijf dat eveneens in 2004 werd opgericht. Wikia werd op 18 oktober 2004 als Wikicities opgericht door Jimmy Wales en Angela Beesley Starling. Op 28 maart 2006 veranderde de naam van de site in Wikia.[2] Op 10 juli 2006 werd Uncyclopedia ook een website van Wikia. Op 7 januari 2008 lanceerde Wikia een alfaversie van zijn zoekmachine Wikia Search, maar in 2009 werd dit initiatief alweer stopgezet. In de zomer van 2010 verhuisden enkele servers naar Duitsland.[ Op 25 januari 2016 kwam er een afsplitsing van Wikia, Fandom. Deze eigen wiki is speciaal voor alles wat met entertainment te maken heeft.[ Op 24 juni 2010 organiseerde de Uncyclomedia-gemeenschap[ (de gemeenschap die instaat voor het centrale beleid op de Uncyclopedia's in andere talen) een petitie [ op verschillende anderstalige wiki's met hetzelfde humorconcept. De organisatie tekende tegen het commerciële beleid dat gevoerd wordt op Uncyclopedia en strijdt heden ten dage nog steeds tegen wat de organisatie noemt: "het onrecht dat Wikia veroorzaakt heeft door het concept zomaar over te nemen". Vanaf het moment dat in 2006 de domeinnaam uncyclopedia.org verkocht werd, ging Wikia zich engageren om ook andere Uncyclopedia's in andere talen over te nemen, hoewel de licentie van Creative Commons ] dat verbiedt. Volgens de licentie mocht Wikia Uncyclopedia ook niet zomaar overnemen. Wikia presenteerde zich vanaf dan als het centrale platform voor de andere talen en benaderde verschillende anderstalige projecten om ook over te gaan naar Wikia. Uncyclomedia echter, dat zich in zijn rol als centrale nonprofitorganisatiebedreigd voelde door Wikia, heeft dit sindsdien altijd proberen tegen te gaan. De petitie ging dan ook gepaard met veel polemiek over de rol van Wikia bij Uncyclopedia.





    03-08-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 03 aug 1926 tony bennett

     

    03-08-2018 om 09:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 03 aug 1926 tony bennett

    3 aug 1926 ony Bennett, geboren als Anthony Dominick Benedetto (Astoria (Queens, New York), 3 augustus 1926) is een Amerikaans zanger , van zowel populaire als jazzmuziek. Zijn artistieke carrière loopt al meer dan 65 jaar, met 18 Grammy Awards, waaronder een Lifetime Achievement Award in 2001, heeft hij een bijzonder respectabel palmares. Hij wordt beschouwd als de laatste grote crooner uit het gouden tijdperk van het genre van bijvoorbeeld Frank Sinatra en Dean Martin, en is een vooraanstaand vertolker van het Great American Songbook. Sinatra en Bennett waren wederzijdse bewonderaars. Sinatra zei in 1965 in een interview in Life magazine zelfs: "For my money, Tony Bennett is the best singer in the business". Bennetts bekendste nummer is ongetwijfeld I left my heart in San Francisco' (Grammy Award voor Record of the Year, 1962). Reeds op tienjarige leeftijd trad hij op bij festiviteiten ter gelegenheid van de opening van Triborough Bridge in zijn geboorteplaats. Tot 1942 studeerde hij aan de High School of Industrial Art (met hoofdvakken muziek en schilderen), daarna verdiende hij – om zijn familie financieel te steunen – de kost als "zingende ober" in Italiaanse restaurants in Queens. In 1944 moest hij het leger in en was gedurende het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog gelegerd in Duitsland, waar hij meehielp aan de bevrijding van een concentratiekamp in Landsberg. Na de oorlog zong hij bij een militaire band onder de artiestennaam Joe Bari. Na zijn terugkeer in de VS behield hij aanvankelijk deze naam en bekwaamde hij zich verder in het belcanto, werkte in talrijke kleinere muziekclubs en trad op in het voorprogramma van Pearl Bailey, waar hij door Bob Hope werd ontdekt en liet zich op diens aanraden voortaan Tony Bennett noemen. In 1950 nam hij een demo op en werd daarop door Mitch Miller gecontracteerd voor Columbia Records. Miller adviseerde hem, Frank Sinatra (die net Columbia Records verliet) niet te gaan imiteren, maar met een eigen geluid te komen. Bennett begon daarom zijn carrière als croonerzanger met populaire commerciële muziek. Zijn eerste grote hit was "Because of You (1951)" in een arrangement van Percy Faith en geproduceerd door Mitch Miller. Het nummer won aan populariteit doordat het in veel jukeboxen te vinden was en belandde op de eerste plaats in de lijst van tophits en hield die plaats 10 weken vast. Er werden meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Later dat jaar bracht Bennett Hank Williams' "Cold, Cold Heart" in een speciaal arrangement uit, dat ook een toppositie bereikte en niet alleen Hank Williams, maar ook de countrymuziek in het bijzonder, bij een breder publiek introduceerde. Bennetts opname van Blue Velvet was zo populair dat het horden schreeuwende teenagerfans aantrok bij concerten in het Paramount Theater in New York. Bennett moest zeven concerten per dag geven (vanaf 10.30 uur 's morgens) om al zijn fans in de gelegenheid te stellen zijn concerten bij te wonen. In 1952 trouwde Bennett met kunststudente en jazzliefhebster Patricia Beech, die hij een jaar eerder tijdens een nachtcluboptreden in Cleveland (Ohio) had ontmoet. Tijdens de huwelijksvoltrekking in Saint Patrick's Cathedral verzamelden zich buiten tweeduizend rouwende, in het zwart geklede vrouwelijke fans. Het paar kreeg twee zonen. Verschillende belangrijke standards en veelgecoverde hits werden door Tony Bennett geïntroduceerd : The good life (Engelse versie), The Best Is Yet to Come, alsook filmsong The Shadow of Your Smile (won zowel een Grammy "Song of the Year" als een Academy Award), en I Left My Heart in San Francisco. Na gouden successen in de jaren 50 en 60, verging het Bennett commercieel minder goed in de jaren 70 en 80. Hij werd geconfronteerd met contractuele, financiële en persoonlijke problemen. Eind jaren zeventig ging het Bennett, behalve om geldproblemen, ook emotioneel zwaar, wegens de dood van zijn moeder. Hierdoor ging hij steeds meer drugs gebruiken. Dit drugsgebruik kostte hem bijna zijn leven, nadat hij na het nemen van een overdosis cocaïne flauwviel in zijn bad en bijna
    verdronk. Hij werd echter net op tijd gered door zijn toenmalige vrouw, die hem vond en naar het ziekenhuis bracht. Dankzij zijn zoon werd zijn carrière opnieuw opgepikt, werden de geldproblemen van Bennett opgelost en was hij gestopt met het gebruiken van drugs. In deze minder succesvolle periode, wordt wel de samenwerking met de legendarische jazzpianist Bill Evans als een artistiek hoogtepunt beschouwd : The Tony Bennett/Bill Evans Album (1975) en Together Again (Bennett and Evans album) (1976). Enkel begeleid door piano, komt Bennett er tot de puurste vorm van zijn zangkunst en interpretaties. Vanaf 1990 kwam er een comeback in zijn carrière, zijn albums wonnen opnieuw Grammy Awards, en in 1994 scoorde hij een nieuw publiek dankzij een MTV Unplugged-sessie – het livealbum werd bekroond door de Grammy Awards in 1995 als Album of the Year. De zanger staat bekend als filantroop en is een begenadigd kunstschilder. Al is Bennett een uitstekende crooner (intieme, zachte stijl van zingen), hij is ook bekend voor zijn krachtige stem, met zijn getrainde belcanto, noodzakelijk in het tijdperk voor de microfoon zijn intrede deed in concertzalen. Die vocale training maakt het mogelijk voor deze tachtiger om nog steeds krachtig te zingen. In september 2011 bracht Bennett Duets II uit, een vervolg op zijn eerste duetalbum, ter ere van zijn 85ste verjaardag. Deze cd, met nummers met o.a. Amy Winehouse, Norah Jones en Michael Bublé, maakte Bennett de oudste nog levende artiest met een Billboard 200-nummer 1 positie. Dit record werd in september 2013 door de 96-jarige Fred Stobaugh verbroken. De eerste single werd Body and Soul, dit was een samenwerking met de zangeres Amy Winehouse, het zou de laatste opname zijn voor haar overlijden, dit duet won een Grammy Award. Voor de tweede single schakelde hij de hulp in van Lady Gaga: The Lady Is A Tramp. Het nummer kreeg van critici lovende kritieken. In 2014 ging hij opnieuw de samenwerking met deze popdiva aan wat het het jazzalbum Cheek to Cheek opleverde.[1] Op 12 februari 2012 won hij zijn 15e en 16e Grammy's tijdens de 54e uitreiking van deze muziekprijzen. Op 8 februari 2015 won hij de Grammy voor "Best pop album vocal" voor zijn duetalbum Cheek to cheek samen met Lady Gaga. In december 2015 trad hij nog op tijdens "Sinatra 100 — An All-Star GRAMMY Concert" met een lied van en voor Frank Sinatra (ter ere van diens 100e "verjaardag"). Bennett was tevens goed bevriend met de Nederlandse cabaretier Toon Hermans.





    03-08-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 2 aug 1961 the beatles

     

    02-08-2018 om 09:44 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 2 aug the beatles

    2 aug 1961 Eerste optreden van de Beatles als de huisband in de Cavern Club in Liverpool, Engeland. The Beatles was een popgroep uit de Engelse stad Liverpool. De groep was actief van 1960 tot 1970 en wordt algemeen beschouwd als de meest invloedrijke band uit de geschiedenis van de popmuziek. [1] De bezetting bestond uit John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr; andere vroege leden waren Stuart Sutcliffe en Pete Best. Al vrij snel na hun doorbraak kregen de leden van The Beatles te maken met hysterische reacties van voornamelijk jonge tienermeisjes, die tijdens concerten de muziek met hun gegil overstemden. Voor dit gedrag raakte de term "Beatlemania" in zwang. Tijdens hun carrière verrichtten ze pionierswerk in de geluidsstudio, waarvoor ze in brede kring lof oogstten. Onder hun invloed groeide de popmuziek uit van een op Amerikaanse rhythm-andblues gebaseerd genre tot een veel breder georiënteerde muzieksoort. Met de ontwikkeling en de verfijning van hun muziek, geleid door het songwritersduo Lennon-McCartney, werd The Beatles steeds meer beschouwd als belichaming van de gezamenlijke idealen van de sociaal-culturele revoluties tijdens de jaren zestig. The Beatles-leden John Lennon en Paul McCartney waren de belangrijkste liedjesschrijvers van het viertal. De Amerikaanse artiesten die ze bewonderden en die ze als inspiratiebronnen beschouwden waren Chuck Berry, Little Richard, Fats Domino, Elvis Presley, The Everly Brothers, Buddy Holly, de songwriter Smokey Robinson en, na 1964, de folksinger-songwriter Bob Dylan maar ook Harry Nilsson.Tot de bekendste nummers van The Beatles behoren: I Want to Hold Your Hand, She Loves You, Yesterday, Michelle, Yellow Submarine, Lucy in the Sky with Diamonds, All You Need Is Love, Hey Jude, Let It Be, Help!, Penny Lane, In My Life en Strawberry Fields Forever. The Beatles zijn tot nu toe de bestverkopende band in de geschiedenis, met een geschatte omzet van meer dan 600 miljoen platen wereldwijd.[2] [3] De groep staat bovenaan de lijst van de meest succesvolle ‘Hot 100’ kunstenaars aller tijden van het Amerikaanse Billboard Magazine; in 2015 houdt de groep het record voor de meeste nummers-een op de Billboard Hot 100-lijst met twintig. The Beatles kreeg tien Grammy Awards, een Oscar voor beste originele muziek en vijftien Ivor Novello Awards. Collectief is The Beatles opgenomen in de 'Time 100: The Most Important People of the Century', een compilatie van de 100 meest invloedrijke personen van de twintigste eeuw van het tijdschrift Time. The Beatles staat nummer 1 op de lijst van de 100 invloedrijkste artiesten dat door het Amerikaanse muziektijdschrift Rolling Stone werd samengesteld. De groep werd ingewijd in de Rock and Roll Hall of Fame in 1988 en alle vier leden individueel tussen 1994 en 2015. Als echte hoogtepunten in het repertoire gelden de albums A Hard Day's Night (1964, soundtrack van de klassieke film), Rubber Soul (1965), Revolver (1966), Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band (1967), The Beatles (1968) en Abbey Road (1969). Hun album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uit 1967 geldt als een mijlpaal in de popgeschiedenis De basis voor The Beatles werd op 6 juli 1957 gelegd, toen John Lennon op een festival in Woolton, Liverpool, tussen de optredens van zijn groep The Quarrymen door Paul McCartney ontmoette.[5] Die bracht op zijn beurt enige maanden later weer schoolvriend George Harrison mee[6] die in eerste instantie door John Lennon te jong werd bevonden om tot de groep toe te treden. Harrison was toen 14, Lennon 17 en McCartney 15 jaar oud. In 1960 wijzigden ze op voorstel van Stuart Sutcliffe de groepsnaam eerst in Beatals, waarna nog enkele wijzigingen volgden (een maand heetten ze de Silver Beetles) en ze in augustus op de definitieve groepsnaam stuitten, een woordspelige combinatie van de woorden "beat" en "beetles", dat kevers betekent en een eerbetoon was aan de naar insecten vernoemde begeleidingsband van Buddy Holly, de Crickets (krekels). John Lennon, Stuart Sutcliffe en Paul McCartney waren regelmatig te vinden in club Jacaranda in Slater Street. The Beatles begonnen te spelen in de Jac in de zomer van 1960. De eigenaar van de club, Allan Williams kon tussen mei en augustus 1960 ook een aantal boekingen regelen voor optredens op andere locaties en werd zo de eerste manager van de band. Hij regelde ook optredens in Hamburg, waar hij ze persoonlijk naar toe reed. [7]. Ze leerden in Hamburg de zanger Tony Sheridan kennen, die daar ook in het clubcircuit optrad. In juni 1961 maakten ze als zijn
    begeleidingsgroep hun eerste platenopnamen.[8] [9] Twee van de liedjes die daarbij werden opgenomen, My Bonnie en The Saints, werden op single uitgebracht. Die werd in Duitsland een klein hitje, maar dat leverde voor The Beatles geen naamsbekendheid op: op de hoes werden ze helemaal niet vermeld en op het etiket heetten ze The Beat Brothers. De overige liedjes van de Hamburgse opnamesessies bleven op de plank liggen tot 1964, toen The Beatles beroemd waren geworden en platenmaatschappij Polydor probeerde mee te liften op het succes door ze op een lp (The Beatles' First) en een paar singles uit te brengen. In november 1961 maakte de groep kennis met Brian Epstein, die aanbood hun manager te worden. [10] Toen The Beatles daarmee akkoord gingen, begon Epstein verwoede pogingen te doen om voor hen een platencontract in de wacht te slepen. Op 1 januari 1962 deed de groep auditie bij Decca Records. Ze werd afgewezen. Pas op 6 juni 1962 leverde een auditie bij producer George Martin van Parlophone een platencontract op.[11] Tot aan de definitieve samenstelling vonden nog diverse personeelswisselingen plaats; bekende exleden zijn bassist Stuart Sutcliffe die kort na het verlaten van de groep op 21-jarige leeftijd overleed in het ziekenhuis van Hamburg, en drummer Pete Best, die ook nog eens onder een keur van namen optrad. Best werd bedankt voor zijn diensten op 16 augustus 1962 door Beatles-manager Brian Epstein.[12] [13] Reden hiervoor was dat George Martin bij hun auditie niet tevreden was over Bests drumwerk op de eerste versie van Love Me Do, het liedje dat later de eerste echte single van The Beatles zou worden.[14] Toen de overige Beatles dit hoorden, drongen ze bij manager Epstein aan op het ontslag van Best.[15] Ten slotte werd Ringo Starr gevraagd om bij de band te komen.[12] [15] Starr, wiens echte naam Richard Starkey is, speelde daarvoor bij Rory Storm and the Hurricanes, eveneens afkomstig uit Liverpool. Love Me Do werd bespeeld door Andy White, een sessiedrummer, omdat George Martin ook bij Ringo Starr niet tevreden was bij dit nummer, de tweede versie, waardoor de derde versie uiteindelijk de originele single werd. De muziek van The Beatles, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de Merseybeat, ontwikkelde zich vanaf 1961 explosief. Waren de eerste singles zoals Love Me Dogebaseerd op een drietal akkoorden en inhoudelijk nogal mager, al snel werden nieuwe instrumenten en akkoorden ingebracht en werden de muziek en liedteksten complexer. Op She Loves You sloegen The Beatles een nieuwe weg in door zich niet meer in de eerste persoon direct tot de (vrouwelijke) luisteraar te richten, maar de derde persoon te gebruiken.[16] Muzikaal gezien was het einde van She Loves You, waarbij The Beatles gebruik maakten van een sextinterval, ook een progressie.[17] [18] Later maakten The Beatles onder andere als eerste popgroep gebruik van de sitar in Norwegian Wood (This Bird Has Flown) (1965)[19] [20] en gebruikten ze voor het eerst een strijkorkest voor McCartneys Yesterday (1965). De B-kanten van hun singles kregen vaak dezelfde 'hitpotentie' als de A-kant. Ook werden meerdere singles uitgebracht met een dubbele A-kant, zoals We Can Work It Out/Day Tripper en Penny Lane/Strawberry Fields Forever.
    De eerste succesjaren kenmerkten zich door een ongekende massahysterie, door de Britse pers in 1963 heel treffend Beatlemaniagenoemd. Hadden The Beatles in dat jaar alleen nog maar succes in eigen land en vanaf het najaar in Zweden, vanaf januari 1964 veroverde de groep ook de rest van de wereld. In Australië, de Verenigde Staten, Europa en Azië werden The Beatles immens populair. In deze tijd begonnen The Beatles films te maken, zoals de zwart-wit-komedie A Hard Day's Night (1964). Verder verschenen Help!(1965), Magical Mystery Tour (1967), Yellow Submarine (1968) en Let It Be (1970). De Amerikaanse media kregen in 1963 lucht van The Beatles. Hun reactie was in eerste instantie schamper. In februari 1964 traden The Beatles op in de Ed Sullivan Show, waar 73 miljoen mensen naar keken. In april 1964 bezetten The Beatles de eerste vijf plaatsen van de Billboard Top 100. De eerste drie lp's van de groep vertonen een duidelijke progressie. Please Please Me (1963) is een verzameling van covers, maar ook van eigen werk, waaronder klassiekers als I Saw Her Standing There en Do You Want To Know A Secret. Het tweede album, With the Beatles kan opgevat worden als een productioneel beter verzorgde kopie van de debuut-lp, maar was anderzijds ook een grote stap
    voorwaarts. EMI (de platenmaatschappij) had onderhand al meer vertrouwen in de groep, er hoefden geen geheide hits meer op en de hoesfoto mocht al wat onconventioneler. A Hard Day's Night wordt beschouwd als de beste vroege plaat van de groep. Het geluid erop wordt sterk gedomineerd door de twaalfsnarige gitaar van Rickenbacker, een revolutionair instrument in die dagen.
    Gedurende 1964 en 1965 hadden The Beatles het zeer druk met reizen en optreden. Tournees in Azië, Europa, Australië en de Verenigde Staten werden afgewisseld met studiowerk in Londen en met filmopnames voor A Hard Day's Night en Help!. Op het gelijknamige album, maar vooral op Beatles for Sale vertoonde de groep tekenen van vermoeidheid. Deze tijdelijke artistieke stilstand werd, zoals gezegd, wel gecompenseerd door enorme commerciële successen. Vanaf eind 1965 waren de artistieke krachten helemaal terug, mede onder de invloed van marihuana. En waar A Hard Day's Night een hoogtepunt vormde voor wat de ontwikkeling in de hoogte betrof, begon nu een andere ontwikkeling: die in diepte. Het klassieke album Rubber Soul, eind 1965 afgeraffeld om de deadline voor de kerstmarktte halen,[21] was hier het resultaat van. Vanwege de tijdsdruk, het feit dat de steeds geraffineerder geworden lp's niet live gereproduceerd konden worden en omdat de fans toch maar door hun muziek heen schreeuwden, stopten The Beatles in 1966 met toeren. Op 29 augustus 1966 was het laatste concert (Candlestick Park, San Francisco). Ook de druk van het reizen viel de leden uiteindelijk te zwaar. Zo waren er problemen in Amerika na de uitspraak van Lennon dat The Beatles populairder waren dan Jezus, werden The Beatles in de Filipijnenvrijwel gemolesteerd en afgeperst nadat ze hadden geweigerd om presidentsvrouw Imelda Marcos te ontmoeten en werden ze in Japan behandeld alsof ze gevangenen waren. Bovendien hadden The Beatles inmiddels muzikale ideeën ontwikkeld die niet op het podium konden worden uitgevoerd. Zo zijn de liedjes van het album Revolver, dat in de zomer van 1966 uitkwam nooit live uitgevoerd, hoewel ze tussen de tournees door wel werden opgenomen. 'Paperback Writer', opgenomen tijdens de Revolver-sessies is overigens wel een aantal keer live gespeeld. De studiojaren braken aan. In een volumineus boekwerk Recording The Beatles verklaren twee geluidstechnici omstandig hoe het kwam dat The Beatles in de studio klonken zoals zij klonken.[22] [23]
    De studiojaren waren in feite al aangevangen met het album Rubber Soul (1965). Vanaf eind 1965 ging de artistieke ontwikkeling van The Beatles steeds sneller. Vele fans konden de ontwikkeling van de groep niet bijhouden; zo duurde het langer dan normaal voor de single Paperback Writer/Rain de eerste plaats van de hitparade had bereikt. Het intensieve gebruik van studio-effecten (strijkers, tapeloops, gitaren waarvan het geluid achterwaarts weergegeven werd, versnelde of vertraagde nummers enz.) was al begonnen op Revolver, maar deze technieken kregen pas echt hun beslag op het volgende album.
    Op 1 juni 1967 verscheen het album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band, dat algemeen beschouwd wordt als het hoogtepunt uit hun artistieke loopbaan. De elpee stelt The Beatles voor als een andere groep, Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band. De extravagante hoes met liedteksten op de achterste hoes − een noviteit in de popmuziek − is beroemd om zijn fotocollage van beroemdheden, waaronder The Beatles zelf (in de vorm van wassen beelden in keurig maatpak die hun 'oude' alter ego voorstellen), die de fictieve groep Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band bewonderen. Met dit album werd de rock-'n-roll, een genre dat tot dan toe nog steeds als iets voor de jongere generaties beschouwd was, verheven tot een voor iedereen toegankelijke kunstvorm. Een van de directe gevolgen was dat vanaf dat moment het album dominant werd in de popmuziek, daar waar vroeger het succes en de populariteit van artiesten werden afgemeten aan de singles. In de gerespecteerde Londense Times beschreef muziekcriticus Kennet Tynan de plaat als een "beslissend moment in de geschiedenis van de westerse beschaving"[24] en in de editie van het bekende weekblad Time van 22 september 1967 vergeleken eminente musicologen en 'klassieke
    componisten' onder wie Leonard Bernstein de composities van de groep met muzikale grootheden uit het verleden als Schumann of Schubert. Kosten noch moeite werden gespaard om van dit album iets speciaals te maken. Dat ging dan van het aanschrijven van tientallen beroemdheden om op de hoes te worden afgebeeld (door middel van sterk vergrote en uitgesneden afbeeldingen) tot het gebruiken van een heel strijkorkest (uiterst ongewoon in die dagen). De plaat begint eenvoudigweg waar Revolver stopte, bij Tomorrow Never knows. Het is een aaneenschakeling van muziek, hallucinerende bellen, sociale kritiek, droomvisioenen, cryptische boodschappen, Indiase invloeden, studio-gepraat en geluidscollages. Hoewel er geen sprake is van een thematisch concept, is de sfeer zo eenduidig dat deze plaat als het eerste conceptalbum uit de geschiedenis kan worden beschouwd. Groot is de invloed van chemische substanties (lsd), groot is ook de invloed van producer George Martin die de complexe geluidscollages maandenlang aaneensmeedde. Hoogtepunt is A Day in the Life, volgens sommigen een visie op de dag des oordeels. Hoewel van het album geen singles werden uitgebracht, werd het een doorslaand succes. De opnames van de nummers Strawberry Fields Forever en Penny Lane werden gebruikt om deze vroeg in 1967 op single met dubbele A-kant uit te brengen en kwamen niet op de elpee. George Martin verklaarde in de tv-documentaire The Making of Sgt. Pepper dat het ontbreken van deze nummers op de elpee de grootste blunder uit zijn artistieke loopbaan was. Toen in de zomer van 1967 manager Epstein overleed, luidde dat het begin van het einde voor The Beatles in. Ze wilden voortaan zelf hun zaken regelen. Met Kerstmis 1967 brachten ze Magical Mystery Tour uit, als een televisiefilm en een bijbehorende ep, waar de psychedelische klanken van Sgt. Pepper's een magere nagalm beleefden. De film flopte. Bovendien zond de BBC de film in zwart-wit uit, een blunder in een tijd waarin alles om kleur draaide. Ook gingen The Beatles in zaken. Apple Corps werd opgericht, met onder meer een kleding- en een filmafdeling en een muzieklabel. Apple Corps was matig succesvol. The Beatles verloren al snel de interesse in het zakendoen, ze maakten liever muziek. De kledingafdeling werd wegens enorme verliezen opgeheven door de complete inventaris weg te geven. Op het Apple-label verscheen Hey Jude als eerste single en werden namen als James Taylor, Badfinger, Mary Hopkin en Jacky Lomax binnengehaald. De filmafdeling maakte nog wel enige winst. Yellow Submarine (1968), een film gebaseerd op de gelijknamige hit uit 1966, was een redelijk succes, hoewel The Beatles zich er amper mee bemoeiden. De nummers op de soundtrack van Yellow Submarine brachten weinig enthousiasme teweeg, al wist de groep in deze periode met ander werk — zoals Hello, Goodbye (alleen op de Amerikaanse lp Magical Mystery Tour verschenen, waarbij de ep aangevuld werd met singles, later werd dit de standaard cdeditie), Hey Bulldog, Lady Madonna (alleen op single uitgebracht), The Fool On The Hill, All You Need Is Love en I Am The Walrus — nog genoeg respect af te dwingen.
    In 1968 gingen The Beatles echter weer de andere kant op en brachten ze het dubbelalbum The Beatles uit, beter bekend als The White Album, vanwege de minimalistische witte hoes. De groep heeft hierop minder overdadig gebruikgemaakt van de mogelijkheden die de studio bood. Op dit voor veel muzikanten belangrijke dubbelalbum (de trendsetter voor alle rock-dubbelalbums tot vandaag aan toe) staan liedjes als Back in the U.S.S.R., Revolution 1, Ob-La-Di, Ob-La-Da, Blackbird en Dear Prudence. Een van de bekendste composities op het dubbelalbum is Harrisons While My Guitar Gently Weeps, met Eric Clapton op gitaar. Dit was de eerste maal dat een popmuzikant die geen deel uitmaakte van The Beatles op een album meespeelde. Er waren tientallen takes nodig om dit nummer op te nemen. Gegeven de omstandigheden zou het heel wat zelfdiscipline van de groep vereist hebben − waarover ze toen niet beschikten − om, zoals George Martin voorgesteld had, de plaat te beperken tot de beste 14 of 16 nummers, om zo een "superelpee" te maken.
    Verder bevat het album de avantgardistische muzikale collage Revolution 9 van Lennon, een minutenlang durende chaos van geluiden. Het album kenmerkt zich door een breed scala aan verschillende stijlen, van rock, country en ska tot hardrock en musical.
    Terwijl The Beatles bezig waren met de opnames voor het 'witte' dubbelalbum 'The Beatles', viel de groep verder uit elkaar. McCartney had zich sinds het overlijden van Epstein officieus opgeworpen als de leider van de groep. Hij streek daarmee Lennon tegen de haren in, die de groep had opgericht. Lennon op zijn beurt nam zijn nieuwe geliefde Yoko Ono mee de studio in, waar haar aanwezigheid niet werd gewaardeerd door de overige Beatles. Verder werd Lennons muziek door Ono's invloed extravaganter en had hij liedjes en singlevoorstellen die voor de overige Beatles te apart waren (What's The New Mary Jane werd door hen voor release tegengehouden, Give Peace A Chance en Cold Turkey zou Lennon later met zijn eigen Plastic Ono Band buiten The Beatles om uitbrengen). Ringo Starr kon niet tegen de ruzies, stopte ermee en kwam pas na twee weken en op aandringen van de overige leden weer terug. Op initiatief van McCartney werd in januari 1969 begonnen met de opnames van het Get Back-project, bedoeld om weer terug te keren naar de eenvoud van vroeger. Er zou een eenvoudige tournee komen, een film daarvan, een single en een album. Dat project faalde eveneens. Er werd niet getoerd; in plaats daarvan verzorgden ze op 30 januari 1969 een onaangekondigd optreden op het dak van het Applekantoor in Londen, waar na een paar nummers door de politie een einde aan werd gemaakt. Ontevreden over het materiaal bleef de release van een lp voorlopig uit; alleen een single (Get Back) werd uitgebracht. De later uitgebrachte film Let It Be laat zien hoe de groep uit elkaar valt, geïllustreerd door de ruzie tussen Harrison en McCartney. Harrison gooide ook tijdelijk het bijltje erbij neer.
    Met Abbey Road, dat in september 1969 verscheen, brachten The Beatles hun laatste succesvolle elpee uit. Hun ruzies hadden ze hiervoor even opzij gezet. Een deel van kant twee bevat een medley van onvoltooide liedjes die aan elkaar zijn geregen. De plaat eindigt heel veelzeggend met The End (latere uitgaven vermelden Her Majesty als laatste nummer; dat korte liedje kwam door een fout van een geluidstechnicus op de plaat terecht, waarmee de eerste hidden track uit de rockgeschiedenis een feit was. Deze persing werd gehandhaafd en de hoes werd aangepast). John Lennon kondigde vervolgens aan uit de groep te willen stappen, maar het nieuws werd stilgehouden. Na een promotionele fotosessie in september 1969 werden de leden echter niet meer samen gezien. In april 1970 verscheen nog Let It Be, een door producer Phil Spector opgepoetst en opgeleukt album met opnames van de Get Back-sessies waar The Beatles geen interesse meer voor hadden, tegelijk met de film. Het voor dit album op 3 januari 1970 opgenomen I me mine was de laatste opname-sessie van The Beatles. Lennon was echter niet bij deze sessie aanwezig. Geen van The Beatles kwam opdagen bij de première. Op hetzelfde moment bracht McCartney zijn eerste solo-elpee uit, McCartney, met een zelf afgenomen interview in de hoes gestoken waarin hij verklaarde dat The Beatles voorbij waren. "I didn't leave the Beatles. The Beatles have left The Beatles, but no one wants to be the one to say the party's over", zou McCartney later verklaren.[25]
    Er werd in de jaren zeventig nog meermalen gepoogd om de groep weer bij elkaar te krijgen. McCartney en Lennon waren in 1974 nog bij elkaar om (samen met onder anderen Harry Nilsson en Stevie Wonder) wat te jammen, maar van blijvende samenwerking was geen sprake meer. Toen John Lennon op 8 december 1980 voor zijn huis (Dakota Building aan 72nd street, New York) door Mark David Chapman werd vermoord, was de tijd van The Beatles echt voorbij.
    In 1995 en 1996 brachten George Harrison, Paul McCartney, Ringo Starr en Yoko Ono drie albums uit, Anthology getiteld, die speciale versies en outtakes bevatten van Beatlesnummers. De nieuwe singles Free as a Bird en Real Love, waarvoor audiocassettes van John Lennon als basis dienden, brachten The Beatles opnieuw onder de aandacht van het grote publiek. De Anthology-albums werden in 1996 gevolgd door een documentaire (waarvan een deel als televisiedocumentaire werd uitgebracht) en in 2000 door een boek waarin "het verhaal van The Beatles wordt verteld door The Beatles zelf". In 2003 werd de documentaire op een dvd-box uitgebracht die bestaat uit vijf dvd's. De documentaire is verspreid over vier dvd's. Op de vijfde dvd staan extra's, waaronder een jamsessie van Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr in 1994, en extra interviews in de Abbey Road Studio's. George Harrison overleed aan de gevolgen van kanker op 29 november 2001 in Los Angeles. Zowel McCartney als Starr werkten mee aan een benefietconcert ter nagedachtenis van de gitarist. In november 2003 werd het album Let it Be opnieuw uitgebracht onder de titel Let it Be.... Naked, dit aan de hand van de opnames van het oude album Let it Be, een remix en dus dit keer zonder Phil Spectors inbreng (onder andere diverse orkestraties). Een samenwerking met Cirque du Soleil leidde ertoe dat George Martin samen met zijn zoon Giles Martin het gehele archief aan mastertapes afkomstig van de Abbey Road Studios doorwerkte om een experimentele pro-tools-mix van Beatles-geluiden te creëren. Tegen de bedoelingen in (de geluiden zouden gebruikt worden in de Las Vegas show Love, die wordt gespeeld in The Mirage) werd dit werk november 2006 uitgebracht op cd en dvd-audio onder de naam Love. Het album bevat liedjes met daaronder diverse partijen die in andere liedjes gebruikt werden. In 2008 was er sprake van het verschijnen van een nieuwe single, Now And Then. Uit het archief wordt er materiaal van een oude Lennon-track gebruikt voor een nieuwe Beatles-track, die Sir Paul McCartney van Lennons weduwe Yoko Ono had gekregen.[26] Hoewel deze release uitbleef, was er op 16 november van dat jaar sprake van een release van een experimentele Beatles-track. McCartney vertelde tijdens een radio-interview met de BBC dat hij het veertien minuten durende Carnival Of Light uit 1967 uit wilde brengen.[27] Op 17 januari 2008 maakte het Amerikaanse label Fuego Records bekend te beschikken over liveopnames uit 1962 die niet eerder zijn uitgebracht. De dj had destijds de gespeelde nummers van de beatgroep opgenomen op tapes en deze verstuurd aan het label, dat ze nu graag wilde uitbrengen op cd. De nummers waar het om ging waren onder meer Twist and Shout, I Saw Her Standing There en Money.[28] Op 13 december 2013 werd bekend dat nooit eerder uitgebrachte 59 opnames uit opnamesessies en radio-uitzendingen zouden verschijnen op het album Bootleg Recordings 1963.
    Alle albums van The Beatles, inclusief Past Masters, Volume One en Past Masters, Volume Two, werden op 9 september 2009 geremasterd uitgebracht op cd. Op die dag werden de albums ook in twee verschillende cd-boxen uitgebracht; zowel een cd-box met de stereoversies van de albums als een cd-box met de albums in mono. In de monobox ontbreken de albums Yellow Submarine, Abbey Road en Let It Be, omdat er van die albums geen monomix gemaakt is. De geremasterde cd's bevatten videomateriaal met daarin onder andere op elke cd een korte documentaire over het tot stand komen van het album. De stereobox bevat ook de extra dvd The Documentaries, waarop door The Beatles zelf wordt uitgelegd hoe hun albums tot stand zijn gekomen. Ook bevat de box replica's van de originele platenhoezen. Begin december 2009 werden de geremasterde albums ook in een beperkte oplage in MP3-formaat uitgebracht op een USB-stick in de vorm van een appel.[29] Mat Snow, journalist bij Mojo Magazine, was voor het verschijnen van de geremasterde albums uitgenodigd om tien geremasterde tracks van The White Album te komen beluisteren en kwam toen tot de conclusie dat het beter klonk dan hij ooit had kunnen hopen.[30] Ook in Nederland waren de recensies van de nieuwe uitgave positief, waarbij werd genoemd dat de muziek "minder dof", "kraakhelder" en "krachtiger en voller" klonk dan op de oude uitgave.[31]
    In oktober 2008 werd bekend dat er een overeenkomst was gesloten met Viacom, waaraan de licentie van de liedjes van The Beatles zijn verkocht. Hierdoor mochten de nummers van The Beatles gebruikt worden in de videogame The Beatles: Rock Band. Op 9 september 2009, dezelfde dag waarop ook de bovengenoemde remasters uit werden gebracht, verscheen er een speciale editie van Rockband waarin de muziek van The Beatles centraal staat. In het spel kunnen fans zich als lid van de popgroep voordoen. The Beatles behoorden lange tijd tot de weinige artiesten van wie de liedjes niet via iTunes te downloaden waren. Dit kwam mede door het conflict tussen het computerbedrijf Apple Inc. en Apple Records, het label van The Beatles. Sinds dinsdag 16 november 2010 zijn alle albums van de band te downloaden via iTunes. Op 20 november 2010 zijn 7 singles binnengekomen in de Single Top 100.
    Het eerste museum over The Beatles was Cavern Mecca (1981-1984) in Liverpool dat enkele jaren heeft bestaan. In 1990 verkreeg de stad van herkomst opnieuw een museum, The Beatles Story genaamd. In 1981 werd het Beatles Museum in Krommenie gestart. Later verhuisde deze naar verschillende locaties in Alkmaar waar het nu nog steeds gevestigd is. In Halle in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt staat sinds 2000 het Beatles Museum. In Hamburg, de stad waar The Beatles in de beginjaren veel hebben gespeeld, was van 2009 tot 2012 Beatlemania Hamburg gevestigd. Andere musea zijn het Egri Road Beatles Múzeum in het Hongaarse Eger en het Museo Beatle in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. Over de hele wereld zijn monumenten van The Beatles te zien, waaronder meerdere in Liverpool en verder nog op allerlei andere plaatsen, van Jekaterinenburg in Rusland tot Ulan Bator in Mongolië. Daarnaast zijn er monumenten voor individuele leden, in het bijzonder voor John Lennon. Aan hem is bijvoorbeeld het John Lennon Park in Havannagewijd en Strawberry Fields in Manhattan. In 2007 is in de stad Hamburg in de uitgaanswijk St. Pauli een stalen sculptuur geplaatst, ter herinnering aan de Fab Four. De initiatiefnemer, het radiostation Oldie 95, kreeg de voor het gedenkteken benodigde 460.000 euro door schenkingen bij elkaar en begon in 2007 met de bouw.[32] The Beatles hebben in Nederland 22 nummer 1-hits gehad, meer dan welke andere artiest of groep ook.[33] In de herfst van 1969 deden geruchten de ronde dat McCartney in 1966 bij een auto-ongeluk om het leven zou zijn gekomen. Sindsdien zou een dubbelganger zijn plaats binnen The Beatles zou hebben ingenomen. Diverse complottheorieën werden gesterkt door vele mogelijke aanwijzingen op hoezen, publicaties en in de muziek. Journalisten reisden speciaal af naar McCartneys boerderij in Schotland om te polsen wat er van waar was. Zie Paul is dead voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Een verfilming van The Lord of the Rings door The Beatles werd door regisseur Stanley Kubrick afgewezen als 'onverfilmbaar'. Paul McCartney zou Frodo Baggins spelen, Ringo Starr als Sam Gamgee, George Harrison als Gandalf en John Lennon zou Gollum voor zijn rekening nemen.





    02-08-2018 om 09:42 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 2 aug 1834 vrijheidsbeeld

     

    02-08-2018 om 09:40 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 2 aug 1834 vrijheidsbeeld

    2 aug 1834 Frédéric Bartholdi, Het Vrijheidsbeeld (Engels: Statue of Liberty) is een standbeeld in de New York Bay. Het beeld staat symbool voor de vrijheid, een van de kernwaarden van de Verenigde Staten, en geldt bovendien als een teken van verwelkoming van iedereen: terugkerende Amerikanen, gasten en immigranten. Het 46 meter hoge beeld (93 meter als de sokkel wordt meegerekend) met een gewicht van 225 ton was een geschenk van Frankrijk ter ere van het eeuwfeest van de Onafhankelijkheidsverklaring en ook als teken van vriendschap. Op de plaquette in haar linkerhand staat "JULY IV MDCCLXXVI", de datum (4 juli 1776) van de verklaring in Romeinse cijfers. Op het voetstuk staat het sonnet The new Colossus (1883) van de Joodse dichteres Emma Lazarus, met de bekende regel Give me your tired, your poor, die de Amerikaanse gastvrijheid zou uitdrukken. In de Jardin du Luxembourg in Parijs bevindt zich het originele beeld, dat stamt uit 1870 en door Frédéric Bartholdi, een Frans ontwerper en beeldhouwer, is gebruikt als basis voor de grote zuster in de VS. De moeder van Bartholdi zou model hebben gestaan.[1] De grote variant voor de VS werd voorzien van een staalconstructie, ontworpen door Gustave Eiffel. De volledige naam van het beeld luidt in het Frans La liberté éclairant le monde (de Vrijheid die de wereld verlicht) en in het Engels Liberty Enlightening the World. Oorspronkelijk was het bedoeld als reusachtige vuurtoren aan de noordelijke ingang van het Suezkanaal, maar Egyptehad er geen geld voor. Het beeld werd in juli 1884 voltooid in Frankrijk, en ten geschenke gegeven aan de Verenigde Staten. In juni 1885 arriveerde het beeld in de haven van New York, na een reis over de Atlantische Oceaan te hebben gemaakt aan boord van het Franse fregat Isere. Tijdens deze reis bestond het beeld uit 350 stukken, verdeeld over 214 kratten. In april 1886 was het nieuwe voetstuk klaar. In een tijdsbestek van 4 maanden werd het beeld weer in elkaar gezet.[2] Op 28 oktober 1886 werd het Vrijheidsbeeld ingehuldigd.[3] Het bestaat geheel uit koperen platen die bevestigd zijn aan een geraamte. Maurice Koechlin, een naaste medewerker van Eiffel, kreeg de leiding bij het vervaardigen van de constructie. De sokkel werd van graniet gemaakt, naar een ontwerp van de Amerikaanse architect Richard Morris Hunt.[4] De kroon bestaat uit zeven punten, symbool voor de zeven continenten en zeeën. Op 15 oktober 1924 werd het standbeeld samen met Fort Wood tot National Monument bestempeld. Het Vrijheidsbeeld werd Statue of Liberty National Monument. In 1935 werd heel Bedlou's Island hieraan toegevoegd en omgedoopt tot Liberty Island. Op 11 mei 1965 werd ook Ellis Island aan dit National Monument toegevoegd. Van 1984-1986 is het beeld gerestaureerd, waarbij de toorts met de 24-karaats bladgouden vlam is vervangen. Sinds 1984 staat het Vrijheidsbeeld op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Na de aanslagen op 11 september 2001 is het beeld enige jaren gesloten geweest voor het publiek. In 2003 werd het toen 118 jaar oude monument wederom gerestaureerd, vooral om de veiligheid van de bezoekers te vergroten en het behoud van het beeld te waarborgen. Sinds de zomer van 2004 is het Vrijheidsbeeld weer te bezoeken. Er is een veerverbinding van Battery Park op het zuidpuntje van Manhattan naar Liberty Island, het eiland waarop het Vrijheidsbeeld staat, en naar Ellis Island, waar de aankomsthallen voor immigranten te bezichtigen zijn. Op Onafhankelijkheidsdag (4 juli) 2009 is ook de kroon van het Vrijheidsbeeld, voor het eerst sinds 11 september 2001, weer opengesteld voor het publiek. Een kopie van 11,5 meter hoog bevindt zich in Parijs, op het Île aux Cygnes in de Seine, vlak bij de Eiffeltoren. Dit beeld werd onthuld in 1885. Omdat toen het bronzen beeld nog niet klaar was, werd een gipsen kopie gebruikt. Het definitieve beeld werd in 1889 geplaatst. Hoewel Bartholdi het in de richting van haar zusterbeeld in het westen wilde laten kijken, werd het beeld aanvankelijk naar de Eiffeltoren gericht om te voorkomen dat het met de rug naar het presidentiële paleis, het Élysée, zou komen te staan. Bij de wereldtentoonstelling van 1889 is het beeld uiteindelijk omgedraaid; het is nu
    gericht op New York. Afgezien van het verschil in grootte, is het verschil met het beeld in New York dat de Parijse kopie een boek in de hand houdt dat zowel de datum van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring toont (4 juli 1776), als de datum van de Franse Revolutie (14 juli 1789). Een 2,50 meter hoge kopie is in 1913 geplaatst in Saint-Cyr-sur-Mer. Daarnaast bevinden zich kopieën, allemaal op minder dan ware grootte, te Barenti, Colmar (de geboorteplaats van Bartholdi), Lunel, Poitiers en Roybon. In het Franse dorp Châteauneuf-la-Forêt (Haute-Vienne 87130) bekroont een kleine kopie sinds 1922 het plaatselijke Monument aux Morts. Een exacte kopie van de vlam van het Vrijheidsbeeld is te zien nabij de Pont de l'Alma in Parijs. Deze Vrijheidsvlam is jarenlang beplakt met gedachtenissen aan prinses Dianadie bij de Alma-tunnel verongelukte en dezelfde nacht overleed. Hoewel de eerste beplakkingen verwijderd zijn, wordt de Vrijheidsvlam nog steeds als officieus herdenkteken voor prinses Diana beschouwd. Er worden nog regelmatig boodschappen en bloemen bij het monument achtergelaten. Op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing, China, werd bij het studentenprotest van 1989 ook een Vrijheidsbeeld opgericht, maar dat werd bij het breken van het protest opgeruimd. In de Verenigde Staten zelf staat een kopie voor het New York-New York Hotel & Casino in Las Vegas, Het Deense Billund herbergt een plastic versie van het beeld. Dit beeld bestaat geheel uit de kleine bouwsteentjes van LEGO en staat in Legoland. Ook in Tokio staat een kopie. In het attractiepark Heide-Park in Duitsland staat tevens een kopie. Het beeld staat midden in een vijver en op de plaquette staat de naam van het park geschreven. In Nederland stond in Assen tijdelijk een versie van het beeld, gemaakt door beeldhouwer Natasja Bennink. Haar interpretatie vertoonde specifiek Drentse kenmerken, zoals een blik bruine bonen in plaats van de fakkel en zes punten op de kroon, die verwezen naar de zes middeleeuwse rechtsdistricten van de provincie. Het standbeeld was van 19 november 2017 tot 27 mei 2018 te zien, toen in het Drents Museum een tentoonstelling liep over het naoorlogs Amerikaans Realisme.





    02-08-2018 om 09:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 2 aug 1940 will tura

     

    02-08-2018 om 09:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 2 aug 1940 will tura

    2 aug 1940 Will Tura, pseudoniem van ridder Arthur Achiel Albert Blanckaert (Veurne, 2 augustus 1940), is een Belgische zanger, muzikant en liedjesschrijver. Vanwege zijn voortdurende bekendheid wordt hij de 'keizer van het Vlaamse lied' genoemd Tura werd in Veurne als Arthur Blanckaert geboren op 2 augustus 1940. Heel jong leerde hij al mondharmonica, accordeon, pianoen drums spelen. ‘Tuurke Blanckaert, de jodelende cowboy‘ was pas negen wanneer hij de eerste keer werd geboekt. De jonge zanger ontpopte zich als een getalenteerd imitator van Gilbert Bécaud en Nat King Cole. Hij was 15 toen hij een job als gitarist kreeg aangeboden bij Freddy’s Dansorkest. In 1957 tekende Tura een platencontract met de grootste Belgische uitgever van dat ogenblik, Jacques Kluger. Tura's eerste singles zijn vertalingen van Amerikaanse successen zoals Bye bye love, maar Kluger stimuleerde hem om eigen liedjes te componeren. Op 2 augustus 1958, Tura's 18e verjaardag, trad hij voor de eerste keer solo op, onder de naam Will Tura. In juni 1959 deed hij zijn eerste televisieoptreden in het Amerikaans Theater. Begin van de jaren 1960 nam Jean Kluger, zoon van Jacques, de taak van producer over. 40 jaar later is deze nog steeds de producer en uitgever van Tura. Tura scoorde zijn eerste hit in 1962 met Eenzaam zonder jou. De single ging 60.000 keer over de toonbank. 30 jaar later verkoos een opiniepeiling in een Vlaamse krant dit lied als grootste Vlaamse hit aller tijden[1]. Het is nog steeds het lied waarmee hij het meest geïdentificeerd wordt. Vele hits volgden, van kleinkunst en chanson tot vrolijke Nederlandse pop, van "Sinatra-achtige dingen" tot gospel, rock-'n-roll, country en zelfs een streepje rap. Tura componeert zelf het gros van zijn liedjes, die van tekst worden voorzien door Nelly Byl. Enkele composities van hem werden opgenomen door andere artiesten, waarvan er één de top van de hitparade haalde in Duitsland en één de nummer 1-notering in Frankrijk. Ook Marva zong zijn Niemand wil je als je ongelukkig bent de hitparade in. In 1974 liet Tura, als eerste Belgische en Vlaamse artiest, de rocktempel Vorst Nationaal vollopen. Met Hopeloos (uit 1980) scoorde hij in 1981 een eerste hit in Nederlandse Top 40. Hij maakte in 1984 een tribuutalbum aan Elvis Presley, opgenomen in Nashville samen met Elvis' legendarische begeleidingsgroep. In 1992 maakte Tura het West-Vlaamse rapnummer Moa ven toh. Hetzelfde jaar bracht hij zijn eerste Tura in Symfonie, waar hij zong met een symfonieorkest, in Vorst Nationaal. In 1990 brachten verschillende Vlaamse rockartiesten het album Turalura uit, met allemaal covers van Tura's liedjes. Het album kwam er op initiatief van het weekblad Humo, nadat de groep Noordkaap op Humo's Rock Rally het nummer Arme Joe gecoverd had. 15.000 mensen vierden zijn vijftigste verjaardag tijdens een uniek openluchtconcert in Veurne. In 1993 zong Tura het lied Hoop doet leven op de begrafenis van koning Boudewijn. Hij deed dit ook op de uitvaart van koningin Fabiola in 2014. In de kerstperiode van 1999 trad Tura in het kader van zijn Gospel-concerttoer op in 12 Vlaamse kerken. Op de Nekka-Nacht in 2000 was hij de centrale gast. Tura bleef componeren en albums uitbrengen. Zijn concerten trokken na al die jaren nog steeds volle zalen. In 2002 nam Tura in Londen een album op met de London Philharmonic Orchestra. Alle nummers waren door Tura zelf gecomponeerd. In 2005 vierden de Vlaamse media uitgebreid de 65ste verjaardag van Tura, onder andere met de cd Viva Tura. In 2007 vierde Tura zijn vijftigjarige carrière. Hij deed dat met twee symfonische concerten met het Vlaams Radio Orkest in Vorst Nationaal. In 2006 was het album Dank u, Vlaanderen al verschenen, waarop hij een aantal van zijn bekende nummers en andere Vlaamse klassiekers opnieuw opnam met het VRO. In 2008 verscheen de cd-box Will Tura - 100 hits.
    In 2009 had Will Tura ongeveer 135 albums uitgebracht[2]. In 2010 werden allerlei initiatieven genomen naar aanleiding van de 70e verjaardag van de zanger. Zijn dochter Sandy Blanckaert publiceerde een biografie en de zanger werd gelauwerd op radio en televisie, onder andere met een aan hem gewijde aflevering van de Canvas-reeks Belpop (uitgezonden op 8 november 2010). Er kwam, opnieuw in samenwerking met het weekblad Humo, ook een cd Turalura 2 uit. Net als in 1990, toen de eerste cd verscheen, werd een reeks nummers van Tura gecoverd door hedendaagse artiesten. Ook deze compilatie bevat een versie van Arme Joe, maar dit keer door "Meuris", de naam waaronder ex-Noordkaapzanger Stijn Meuris tegenwoordig optreedt. De meeste van deze groepen traden ook aan tijdens een Turalura-concert in de Brusselse Ancienne Belgique, waarin Tura als eregast ook meezong. In 2015 gaf Will Tura op zijn 75e verjaardag een groots verjaardagsconcert op de Grote Markt van Veurne. Tura 75 was in een paar dagen uitverkocht. Het werd een live show met Tura's eigen band, aangevuld met het blaas-ensemble The Heavy Horns. De band van Will Tura bestaat uit Steve Willaert, Johnny Sax, Blue Jerry, Alain Verriest, Marc Cortens en Gert Meert.





    02-08-2018 om 09:33 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 1 augustus 1951 tonny bolin

     

    01-08-2018 om 10:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 1 augustus 1951 tonny bolin

    1 augustus 1951 Thomas Richard Bolin (1 augustus 1951 - 4 december 1976) was een Amerikaanse gitarist en songwriter die speelde metZephyr (van 1969 tot 1971), James Gang (van 1973 tot 1974) en Deep Purple (van 1975 tot 1976), naast het behouden van een opmerkelijke carrière als soloartiest en sessiemuzikant. Een groot deel van zijn discografie was ofwel niet uitgebracht op het moment van opname, of was niet meer beschikbaar en werd pas na zijn dood door een overdosis op 25-jarige leeftijd opnieuw vrijgegeven. Tommy Bolin werd geboren in Sioux City, Iowa en begon te spelen met een band genaamd The Miserlous voordat hij werd gevraagd om zich bij een andere band genaamd Denny and The Triumphs aan te sluiten, in 1964 op de jonge leeftijd van dertien.De band bestond uit Dave Stokes op lead vocals, Brad Miller op gitaar en zang, Tommy Bolin op lead gitaar, Steve Bridenbaugh op orgel en zang en uiteindelijk Denny Foote op bas en Brad Larvick op drums. Ze speelden een mix van rock en roll, R & B en de pophits van het moment, en toen bassist Denny Foote de band verliet om te worden vervangen door drummer's broer George Larvick Jr, veranderden ze hun naam en werden ze een Patch of Blue. Een album werd uitgebracht in 1999, Patch of Blue Live!van twee concerten uit 1967 in Correctionville, Iowa en in Sioux City. In 1999 werd de band ingewijd in de Iowa Rock & Roll Eregalerij. Tommy verhuisde in zijn late tienerjaren naar Boulder, Colorado en speelde toen in een band genaamd American Standard (met toekomstige songwriting medewerker Jeff Cook) voordat hij bij Ethereal Zephyr kwam, een band die vernoemd was naar een trein die liep tussen Denver en Chicago. Toen platenmaatschappijen geïnteresseerd raakten, werd de naam ingekort tot Zephyr .Deze band omvatte Bolin op leadgitaar, David Givens op bas en Givens 'vrouw Candy Givens op zang. De band was begonnen met het maken van grotere zalen, die open gingen voor meer gevestigde acts zoals Led Zeppelin . Hun tweede album, getiteld Going Back to Colorado , bevatte een nieuwe drummer, Bobby Berge, die van tijd tot tijd in muziekkredieten zou verschijnen in de notities van de albums van de latere projecten van Bolin. In 1972 vormde de 20-jarige Bolin de fusion jazz-rock-bluesband Energy. Hoewel de band tijdens het leven van Bolin nooit een album uitbracht, zijn er postuum post-opnames uitgebracht.
    Vastgehouden tussen de muzikale richting die hij wilde nastreven en een bijna lege bankrekening, ontdekte 1973 dat TommyDomenic Troiano , die Joe Walsh had vervangen, in de James Gang had vervangen. Hij nam twee James Gang-platen op: Bangin 1973 en Miami in 1974. Bolin schreef of coschreef op één na alle nummers op deze twee albums. Tussen de twee James Gang-albums speelde Bolin in het soloalbum Spectrum van het Mahavishnuorkestlid Billy Cobham , waaronder Bolin op gitaar, Cobham op drums, Leland Sklar op bas en Jan Hammer (ook van Mahavishnu Orchestra ) op keyboards en synthesizers. Na de Miami- tournee wilde Bolin de James Gang verlaten. Hij ging sessiewerk doen voor verschillende rockbands en ook met een aantal jazzartiesten waaronder het album Mind Transplant van Alphonse Mouzon , dat door All Taylor-recensent Robert Taylor "gemakkelijk een van de beste fusionopnamen aller tijden" werd genoemd. Hij toerde ook met Carmine Appice en The Good Rats .
    Begin 1975 was Bolin gastgitarist bij de Canadese band Moxy tijdens de opname van hun debuutalbum, waarop Tommy gitaarsolo's aanbood voor zes nummers. Later dat jaar tekende Bolin met Nemperor- platen om een soloalbum op te nemen. Bolin werd aangemoedigd en gecoached door The Beach Boys om ook zijn eigen vocalen op dit album uit te voeren. Sessiespelers op deze plaat waren David Foster , David Sanborn , Jan Hammer , Stanley Sheldon , Phil Collins en Glenn Hughes (niet genoemd vanwege contractuele redenen). Tijdens de opname van dit album werd hij gecontacteerd door Deep Purple.
    Nadat Ritchie Blackmore Deep Purple had verlaten, had de band een vergadering en besprak hij of hij moest ontbinden of een vervanger wilde zoeken en koos voor de laatste optie. David Coverdale had geluisterd naar de Billy Cobham LP Spectrum , waarop Tommy vier gitaristen was. Hij besloot dat hij Tommy in Deep Purple wilde hebben en nodigde hem uit voor een jam. Hij kletste vier uur lang met de band en de baan was van hem. De band verhuisde vervolgens naar München , Duitsland om aan Come Taste the Band te werken . Bolin schreef of co-schreef zeven van de negen nummers van het album, waaronder het instrumentale 'Owed to G', dat een eerbetoon was aan George Gershwin . Come Taste the Band werd uitgebracht in oktober 1975, en er volgden Australische, Amerikaanse en Japanse tours. Bolins soloalbum Teaser werd in november uitgebracht, maar zijn verplichtingen aan Deep Purple betekenden dat hij zijn eigen album niet met een tournee kon ondersteunen. "Een zeer droevig stigma dat Tommy volgde bij deze groepen (James Gang, Deep Purple) was het feit dat hij altijd een vervanger was, het was erg moeilijk voor hem om op het podium te staan en te horen, 'Joe Walsh!' of 'Waar is Ritchie?' Dit is wat hem tijdens de Engelse tournee achtervolgde, was 'Where's Ritchie?' ... je weet wel, opgeschud van het podium. Hij speelde verschrikkelijk, hij was gewoon zo ongelukkig om op deze manier gereageerd te worden. De receptie was ellendig, dus zijn houding was ellendig. "
    Terwijl het album Come Taste the Band behoorlijk goed verkocht en Deep Purple geruime tijd nieuw leven inblies, hadden de concerttoernooien veel dieptepunten. Het publiek verwachtte dat Bolin solo's zou spelen die op Blackmore's leken, maar de stijlen van de gitaristen waren heel verschillend. Tommy's problemen met harddrugs en de cocaïneverslaving van collega-bandlid Glenn Hughes leidden ook tot verschillende concerten onder de peilers. [2] Een dergelijk concert in Tokio kwam nadat Tommy was verdwenen en acht uur lang in slaap viel op zijn linkerarm. Tijdens de showtime was hij alleen in staat om eenvoudige akkoorden op een bar-manier te spelen, waarbij toetsenist Jon Lordveel van de gitaarpartijen op het orgel moest spelen. Helaas werd dit concert opgenomen voor een live album genaamd Last Concert in Japan . Ondanks smeekbeden van bandleden om het album niet uit te brengen, kwam het uit in Japan en vond het zijn weg naar het VK en de VS. [3] Een veel betere concertopname door deze Deep Purple-opstelling werd begin 1976 in Long Beach, Californië gemaakt en in 1995 uitgebracht als King Biscuit Flower Hour Presents: Deep Purple in Concert .
    Nadat Deep Purple in maart 1976 ontbond, was Bolin vrij om de Tommy Bolin Band te vormen en ging hij op pad terwijl hij plannen maakte voor een tweede soloalbum. De Tommy Bolin Band-band had een roterende cast spelers waaronder Narada Michael Walden , Mark Stein , Norma Jean Bell , Reggie McBride , Jimmy Haslip , Max Carl Gronenthal en uiteindelijk Bolin's jongere broer Johnnie Bolin op drums. Tegen midden 1976 ondertekende CBS Records Bolin en begon hij in september met opnemen van Private Eyes , zijn tweede en laatste soloplaat. Het album werd in september uitgebracht en een ondersteunende tournee volgde.
    Bolin's tour voor Private Eyes zou zijn laatste live optreden zijn. Hij opende voor Peter Frampton en Jeff Beck . In zijn laatste optreden opende hij op 3 december 1976 in Miami voor Beck en speelde hij met een vertolking van 'Post Toastee'. Hij poseerde ook voor zijn laatste foto, achter de schermen van Jeff Beck na de show, die in Rolling Stoneverscheen. [4] Het artikel in Rolling Stone verklaarde: "Vlak voor het laatste concert van Bolin zei Jon Marlowe van The Miami News, na een interview met de gitarist: 'Pas op jezelf', waarop Tommy antwoordde: 'Ik heb Ik heb mijn hele leven voor mezelf gezorgd. Maak je geen zorgen om mij, ik zal er nog lang bij zijn. '"(nummer 230, pagina 14). Uren later stierf Bolin aan
    een overdosis heroïne en andere stoffen, waaronder alcohol, cocaïne en barbituraten . [5] Hij is begraven op Calvary Cemetery, Sioux City , Iowa. [6]
    In 1999 startte Bolin's voormalige Deep Purple-bandlid en goede vriend Glenn Hughes aan een 4-5 stadstributetour in Texas. Bolin's broer, Johnnie (van Black Oak Arkansas ) speelde drums, en Rocky Athas en Craig Erickson ( Cedar Rapids, Iowa ) speelden gitaar toen ze een selectie van Bolin's liedjes uitvoerden. Dean Guitars maakt een Tommy Bolin tribute-gitaar, gebaseerd op een van Tommy's favorieten, die is gemodelleerd als een superstrat , met 3 single-coil pickups en een maple hals / toets. Het heeft een speciale inlay op de 12e fret, evenals een afbeelding gemodelleerd naar zijn album Teaser op het lichaam. In 2008 verscheen een boek getiteld Touched By Magic: het Tommy Bolin-verhaal van de auteur Greg Prato, met geheel nieuwe interviews met voormalige bandleden, familieleden en vrienden van Bolin, die zijn hele levensverhaal heeft verteld. [7] In hetzelfde jaar werd een foto van Bolin gebruikt voor de voorkant van het boek Gettin 'Tighter: Deep Purple '68 -'76 , door auteur Martin Popoff. [8] In 2010 kwamen verschillende bekende artiesten samen om een tribute-album te maken met de titel Mister Bolin's Late Night Revival , een compilatie van 17 niet eerder uitgebrachte nummers die zijn geschreven door de gitaarlegende. De CD bevat werken van HiFi Superstar , Doogie White , Eric Martin , Troy Luccketta , Jeff Pilson , Randy Jackson , Rex Carroll , Rachel Barton , Derek St. Holmes , Kimberley Dahme en The 77s . Een percentage van de opbrengst van dit project komt ten goede aan de Jackson Recovery Centers. [9] Producer Greg Hampton (die eerder aan zulke archivistische Bolin-releases als Whips and Roses werkte) coproduceerde (met Gov't Mule- leider Warren Haynes ) een met sterren bezaaide eerbetoon aan Bolin, Tommy Bolin en Friends: Great Gypsy Soul , die uitgebracht in 2012, met onder meer bijdragen van Brad Whitford , Nels Cline , John Scofield , Myles Kennedy , Derek Trucks , Steve Morse en Peter Frampton .





    01-08-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 1 augustus 1914 wo I

     

    01-08-2018 om 09:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 1 augustus 1914 wo I

    Duitsland verklaart de oorlog aan Rusland. Nederland kondigt de mobilisatie af van zijn strijdkrachten. Het oostfront in de Eerste Wereldoorlog was het toneel van oorlogshandelingen tussen de Centralen en Rusland. In tegenstelling tot het westfront, dat in een patstelling stond, was het oostfront relatief beweeglijk Ondanks de mobilisatietijd van 42 dagen die het Schlieffenplan aan de Russen toerekende, vielen twee Russische legers reeds in augustus 1914 Oost-Pruisen binnen. De Duitse legers stopten de oprukkende Russen echter af in de Slag om Stalluponen, bij het huidige Nesterov. Tegelijkertijd trokken zij het Oostenrijkse Galicië binnen. Vooral de opmars in Galicië was in het begin succesvol. Na aanvankelijke paniek werden de legers door de nieuwe bevelhebber Paul von Hindenburg en Ludendorff bij Tannenberg en de Mazurische Meren in augustus en september 1914 verslagen. Na deze veldslagen hield het hele tweede Russische leger op te bestaan. Aan het oostfront kwamen ook loopgraven voor, maar deze lagen verder uit elkaar en hadden het karakter van een tijdelijke verdedigingslinie. Er waren gewoon niet genoeg troepen om het 1200 km lange front op deze wijze te bezetten. De Duitsers gebruikten hier voor het eerst gifgas (traangas) tegen de Russen, maar de uitwerking ervan had weinig effect door de lage temperaturen. Na de slag bij Lemberg namen de Russen grote delen van Galicië in. Gedurende de winter 1914/1915 en het voorjaar vochten de Russische en Oostenrijk-Hongaarse legers verschillende slagen uit in de Karpaten. De Duitsers kwamen hierop hun Oostenrijk-Hongaarse bondgenoten te hulp. In het voorjaar van 1915 besloot de Duitse generale staf, omdat het westfront toch muurvast zat, om vier legerkorpsen naar het oostfront over te brengen. Een van die legerkorpsen bestond uit Elzassers en Lotharingers, die de Duitse leiding niet betrouwbaar genoeg achtte om aan het westfront in te zetten. Tegelijkertijd bleek de Russische industriële basis te smal om de troepen van een constante stroom van kleding, voedsel, wapens, munitie, transportmiddelen en andere noodzakelijkheden te voorzien. Een groot offensief van de Centralen leidde tot een doorbraak. Op 5 augustus werd Warschau ingenomen door het 11de legerkorps. De Duitse troepen zetten hierop hun opmars verder. Het grote offensief werd op 7 februari 1915 ingezet bij de Mazoerische Meren in het noorden. Deze aanval werd bekroond met de volledige overgave van het 20ste Russisch legerkorps onder leiding van generaal Boelgakov. Midden 1915 waren de Russen hierdoor uit Polen verdreven. Op 22 juni 1915 viel de stad Lvov in Galicië in de handen van het Duits en Oostenrijks leger na een aanval die op 15 mei 1915 was begonnen. De troepen van generaal Alexander von Linsingen veroverden Brest-Litovsk op 26 augustus 1915.Door deze actie waren de Duitsers weer meester over de situatie aan het oostfront. Het Duitse Tiende Leger veroverde op 18 september 1915 na zware gevechten de stad Vilna. Hierop trokken de Russen zich terug naar Minsk. Deze gebeurtenis raakte bekend als "de grote terugtocht" in Rusland en "de grote opmars" in Duitsland. De Russen organiseerden in 1916 nog het Broesilov-offensief tegen de Oostenrijkers in Galicië. Deze aanval leverde initieel een spectaculair succes, maar opnieuw kwamen de Duitsers de Oostenrijkers te hulp. Roemenië, onder koning Ferdinand I, koos op 17 augustus 1916 de zijde van de geallieerden en verklaarde op 27 augustus 1916 de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije en aan Turkije en drie dagen later aan Bulgarije en Duitsland. Hierop werd op 2 september 1916 Roemenië door Duitsland (vijf divisies onder leiding van generaal von Falkenheyn), Oostenrijk (twee divisies onder leiding van generaal Mackensen), Bulgarije en Turkije binnengevallen. Het Roemeense leger leed de ene nederlaag na de andere en Boekarest werd bezet op 6 december 1916. Het bij Cerna omsingelde Roemeense leger gaf zich dezelfde dag over. Hierdoor konden de Centralen beschikken over de Roemeense olievelden. De Russische offensieven liepen uiteindelijk vast met grote verliezen aan mensenlevens. De Russische oorlogsindustrie breidde zich snel uit, waardoor de uitrusting van de Russische legers zich verbeterde,
    maar voedseltekorten in de grote bevolkingscentra leidden tot onrust. Na de uitbraak van de Russische Revolutie in 1917 beloofde de Russische Minister van Buitenlandse Zaken Miljoekov eerst de Geallieerden verder te steunen. Maar hij werd vlug gecontesteerd en moest aftreden. Kerenski, de nieuwe Minister van Oorlog en Marine in de Voorlopige Regering nam op 18 mei 1917 deze beloften terug. Toch lanceerde hij op 1 juli 1917 nog een grootscheeps offensief in Galicië en Volhynië onder het commando van generaal Broesilov. Een aanvankelijk succes tegen de Oostenrijkers draaide echter uit op een zware nederlaag wanneer de Duitsers twee divisies inzetten. De Russen verloren 58.000 man aan doden en gewonden. In veel Russische regimenten werd hierop desertie gepleegd. Generaal Broesilov werd vervangen door generaal Kornilov, die dan op 18 juli 1917 benoemd werd tot stafchef van her Russische leger. Op 21 augustus 1917 begon bij Riga een nieuw Duits offensief op het Russische front. De coup van generaal Kornilov om de Voorlopige Regering af te zetten werd door de bolsjeviki van Petrograd afgeslagen. Hij werd hierna onder arrest geplaatst en op 12 september 1917 vervangen als stafchef door generaal Aleksejev. Op 22 oktober 1917 stemde het eerste Russisch Sovjet-Congres in met een onmiddellijke wapenstilstand. Op 7 november 1917 brak de revolutie tegen de Voorlopige Regering uit in Rusland. Op 26 november 1917 stelde de Russische Raad van Volkscommissarissen opnieuw een wapenstilstand voor aan de Centralen. Een wapenstilstand van vier weken werd ondertekend op 15 december 1917 in Brest-Litovsk, waarbij de vredesonderhandelingen begonnen op 22 december 1917. Op 9 januari 1918 nam Trotski de leiding van deze onderhandelingen aan Russische kant over. Het Brits-Russisch alliantieverdrag van 1907 werd opgezegd op 27 januari 1918 door de Russische Raad van Volkscommissarissen. De Russische legers waren inmiddels uiteengevallen en de Duitsers bezetten zonder slag of stoot Oekraïne. Toen de Centralen in het geheim een vredesverdrag met het ondertussen onafhankelijk Oekraïne afsloten, besloot Trotski deze vredesonderhandelingen met de Duitsers af te breken. Hierop lanceerden de Duitsers een offensief richting Petrograd en werden de Baltische staten bezet. De Russen moesten op 24 februari 1918 een Duits ultimatum aanvaarden en hervatten de vredesonderhandelingen in Brest -Litovsk. Dit leidde tot het Vrede van Brest-Litovsk tussen de Russen (ondertekend door Sokolnikov, die Trotski had vervangen) en de Centralen op 3 maart 1918. De Duitsers kregen hierdoor de beschikking over een keten vazalstaten (Oekraïne, Finland, de Baltische staten en delen van Wit-Rusland) en kregen de handen vrij in het westen. Na de wapenstilstand moesten deze gebieden echter ontruimd worden, en bij het Verdrag van Versailles werd het Verdrag van Brest-Litovsk nietig verklaard. Tevens moest al het Russische en Roemeense in beslag genomen goud worden teruggegeven. De Russische slachtoffers in de Eerste Wereldoorlog zijn moeilijk te schatten, dit komt door de slechte kwaliteit van aanwezige statistieken. Sommige Russische bronnen geven 775.400 oorlogsdoden. Meer recente Russische schattingen gaan uit van 900.000 directe oorlogsslachtoffers en 400.000 doden als gevolg van verwondingen, wat neerkomt op een totaal van 1,3 miljoen fatale slachtoffers. Dit is ongeveer gelijk aan het aantal slachtoffers van Frankrijk en Oostenrijk-Hongarije en een derde minder dan het Duitse Keizerrijk tijdens de oorlog. Cornish geeft een totaal van 2.006.000 militaire doden (700,000 directe doden, 970.000 dood door gevolg van oorlogswonden, 155.000 dood door ziekte en 181.000 dood tijdens krijgsgevangenschap). Hierbij waren de verliezen gelijk aan die van het Britse Rijk, 5% van de mannelijke populatie in de leeftijdsgroep 15 tot 49. Hij zegt dat de burgerslachtoffers 500.000 tot 600.000 beliepen in de eerste 2 jaar, daarna werden die niet meer bijgehouden; een totaal van 1,5 miljoen is niet ondenkbaar, en meer dan 5 miljoen gevangenen, de meerderheid in 1915. Toen de Russen de overgave tekenden waren er 3,9 miljoen krijgsgevangen in Duitse en Oostenrijkse handen. Dit oversteeg het aantal krijgsgevangen van het Britse Rijk, Frankrijk en Duitsland ver (samen 1.3 miljoen). Alleen Oostenrijk-Hongarije kwam in de buurt met 2,2 miljoen krijgsgevangenen





    01-08-2018 om 09:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 1 augustus 1936 yves st laurent

     

    01-08-2018 om 09:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 1 augustus 1936 yves st laurent

    1 augustus 1936 Yves Henri Donat Mathieu Saint Laurent (Oran (Algerije), 1 augustus 1936 - Parijs, 1 juni 2008) was een Franse modeontwerper Yves Saint Laurent was de zoon van Charles Saint Laurent, een Pied-Noir en manager bij een verzekeringsmaatschappij en Lucienne Mathieu. Toen hij zeventien was verliet Saint Laurent het ouderlijk huis om voor de ontwerper Christian Dior te gaan werken. Toen Dior in 1957 stierf, kreeg Saint Laurent op 21-jarige leeftijd de leiding over het toen slecht lopende modehuis Dior. De ontwerpen van Saint Laurent waren zo vernieuwend, dat ze tot grote successen leidden. Zo bijvoorbeeld de trapeziumjurk uit 1958, die ruim viel om de taille in plaats van deze in te snoeren. Saint Laurent gebruikte zowel fel lichte, als donkere kleuren, al ontwierp hij eenmalig ook een collectie waarvan alle kledingstukken zwart waren. Tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog werd Saint Laurent opgeroepen om in het Franse leger te dienen. Na twintig dagen werd hij echter vanwege een zenuwinzinking opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waar hij onder andere met elektroshocktherapie werd behandeld. Vanwege zijn zenuwinzinking werd Saint Laurent de leiding over het modehuis Dior ontnomen. Samen met zijn partner Pierre Bergé begon hij daarop zijn eigen modehuis, met de later bekend geworden merknaam YSL.
    In de jaren zestig en zeventig zette Yves Saint-Laurent trends zoals het broekpak en de "beatnik look" en de puntlaarzen die tot dijhoogte de benen omsloten. Midden jaren zestig ontwierp Saint Laurent een collectie wollen tricotjurken geïnspireerd op het werk van Piet Mondriaan. Deze ogen rechttoe rechtaan met zwarte omlijning, primaire kleuren en hebben een bedachte vlakverdeling. Tot Saint Laurents clientèle behoorden onder meer zijn "muze" Loulou de la Falaise en de actrice Catherine Deneuve. In 1993 werd het modehuis van Yves Saint Laurent voor ongeveer 600 miljoen dollar verkocht aan het farmaceutische bedrijf Sanofi. Zes jaar later werd het merk YSL gekocht door Gucci. Tom Ford kreeg de leiding over de ready-to-wear-collectie, terwijl Saint Laurent de haute couture-collectie ontwierp. In 2002 werd, mede als gevolg van Laurents leeftijd, drugsmisbruik, depressie, alcoholisme, kritiek op de YSL-ontwerpen en problemen met Tom Ford, besloten het couturehuis van YSL te sluiten. Hierna trok Saint Laurent zich meer en meer terug in zijn huis in Marrakesh, Marokko. Yves Saint Laurent overleed op 71-jarige leeftijd. Hij werd begraven in Marrakes L'amour fou : Yves Saint Laurent & Pierre Bergé / prod. par Kristina Larsen, Hugues Charbonneau, Pierre Thoretton ; un film de Pierre Thoretton. - Amsterdam : Homescreen, 2011. - 1 dvd-video (96 min.). : kleur, geluid, breedbeeld Frans en Engels gesproken, Nederlands ondertiteld. - Omslag vermeldt: Film & Fashion. - Videoversie van de film: Frankrijk : Le Films Du Lendemain etc., 2010. - Bevat ook o.a.: Prime item outtakes ; Collecties ; Interviews ; Achter de schermen bij Yves Saint Laurents huizen. INHOUD: Documentaire over modeontwerper Yves Saint Laurent door de ogen van zijn partner Pierre Bergé.
    Op 3 oktober 2017 opende in de voormalige studio van Yves Saint Laurent aan de Avenue Marceau 5 een museum, gewijd aan zijn werk. Twee weken later, op 19 oktober 2017, gebeurde hetzelfde in Marakech, in de Jardin Majorelle.
    Yves Saint Laurent par Yves Saint Laurent : dessins d'Yves Saint Laurent ; préf. de Bernard-Henri Lévy ; comment. d'Hélène de Turckheim. - Paris : Herscher, 1986. - 221 p. - Uitgave t.g.v. de tentoonstelling Yves Saint Laurent: 28 années de création, Musée des Arts de la Mode, Parijs, 30 mei26 oktober 1986. ISBN 2-7335-0122-4. Duitse uitg. o.d.t.: Yves Saint Laurent von Yves Saint Laurent : Modezeichnungen von Yves Saint Laurent. Tübingen : Wasmuth, 1986. ISBN 3-8030-3033-1 Yves Saint Laurent : forty years of creation / edited by Beatrice Dupire, Hady Sy ; text and interviews by Marie-Jose Lepicard. - New York : International Festival of Fashion Photography, 1998. - 198 p. Engelse en Franse tekst. ISBN 1-88161-698-3 Yves Saint Laurent / ed. by Florence Müller ... et al. ; transl. from the French by Alexandra Keens ... et al. - New York, NY etc. : Abrams, 2010. - 385 p. Uitg. ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Petit Palais in Paris, 11 maart-29 augustus 2010. ISBN 0-8109-9608-1 geb., ISBN 978-0-8109-9608-3 geb. Yves Saint Laurent, visionair / teksten: Florence Müller. ING, Brussel, 2013. 80 p. Tentoonstelling in het ING Cultuurcentrum te Brussel, 30 januari-5 mei 2013.





    01-08-2018 om 09:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1993 boudewijn

     

    31-07-2018 om 09:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1993 boudewijn

    31 juli 1993 Boudewijn Albert Karel Leopold Axel Marie Gustaaf (Brussel, 7 september 1930 – Playa Granada, Motril, 31 juli 1993), Hertog van Brabant (1934–1950), Graaf van Henegouwen (1930– 1934), Prins van België, regeerde in de periode 1950-1951 als koninklijk prins en van 1951 tot 1993 als koning der Belgen. Prins Boudewijn werd geboren in het kasteel van Stuyvenberg, bij Brussel op 7 september 1930. Hij was het tweede kind van prins Leopold, vanaf 1934 koning der Belgen, en prinses Astrid, geboren prinses van Zweden. Hij werd genoemd naar prins Boudewijn, de oudste zoon van prins Filips, graaf van Vlaanderen. Hij kwam na zijn vader als eerste in de lijn voor de troonopvolging. Op vijfjarige leeftijd verloor Boudewijn zijn moeder door een auto-ongeval. Hij groeide op onder de vleugels van zijn zus die hij Joe noemde. Ook bij zijn grootmoeder, prinses Ingeborg, vond hij veel liefde. De kleine prins was lid van de scouts. Hij had zijn eigen kameraadjes die speciaal voor hem naar het kasteel van Laken kwamen. Zijn totemnaam was Trouwe Eland.
    De grondwettelijke macht van de Belgische koning ging bij erfopvolging over op het natuurlijke en wettige nakomelingschap, toen nog in rechte lijn van man op man en volgens het eerstgeboorterecht, zoals vastgelegd door de Salische Wet. Sinds 1991 geldt die wet niet meer en wordt aan de eerstgeborene, ongeacht het geslacht, de erfopvolging toegekend. Bij de troonsbestijging van zijn vader op 23 februari 1934, nam de prins de titel Hertog van Brabant aan. Deze titel is traditioneel weggelegd voor de oudste zoon van de koning, de erfgenaam. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bracht Leopold III zijn kinderen eerst onder in Frankrijk en later in Spanje. Zelf bleef hij in België. De koning wilde in deze oorlog de rol spelen die zijn vader in de Eerste Wereldoorlog ook had. Deze mogelijkheid werd echter doorkruist door de snelle capitulatie van het Belgische Leger. Ondanks aandringen van de regering bleef de koning in België. Hij liet ook zijn kinderen terugkomen. In eerste instantie was zijn beslissing populair. De koning vluchtte niet, maar leefde mee met zijn volk, heette het. Toen Leopold hertrouwde, kwamen vele Belgen tot de conclusie dat de koning niet op dezelfde manier onder de bezetting gebukt ging als zij. Zijn voorstellen aan Adolf Hitler om hem zijn staatkundige rol terug te geven, zetten kwaad bloed. De koning, met Boudewijn en de andere gezinsleden, werd tegen het eind van de oorlog door de bezetter gedeporteerd naar Duitsland en vervolgens naar Oostenrijk. Na de val van de nazi's verbleef de koninklijke familie in ballingschap in Zwitserland. Na veel redetwisten leken de Belgen bereid hun koning weer te ontvangen. Om weerstand weg te nemen zou over de koningskwestie besloten worden door middel van een volksraadpleging. De koning won het pleit, vooral dankzij een meerderheid in Vlaanderen. Waalse arbeiders wilden zich echter niet onder het bewind van de eerste collaborateur neerleggen; stakingen en demonstraties werden georganiseerd. Er dreigde zelfs een burgeroorlog. Prins Boudewijn studeerde inmiddels in Genève en verbreedde zijn horizon met een reis door Amerika. Na hevige rellen in Grâce-Berleur op 30 juli 1950, waarbij drie doden vielen, werd Leopold III op 1 augustus ertoe gedwongen zijn functies over te dragen aan Boudewijn en toe te stemmen om een jaar later, bij de meerderjarigheid van de prins, troonsafstand te doen. Op 11 augustus 1950 legde Boudewijn de eed af en nam de koninklijke bevoegdheden over onder de naam van Koninklijke Prins. Op 16 juli 1951tekende Leopold zijn troonsafstand, en een dag later legde Boudewijn de eed af als vijfde koning der Belgen. De Belgen accepteerden de jonge Boudewijn als hun koning, en de spanning verdween.
    Koning Boudewijn en koningin Fabiola wonen in 1961 de halve finale van de Europacup I tussen FC Barcelona en HSV bij. De wedstrijd vond plaats in het Heizelstadion, dat later werd omgevormd tot het Koning Boudewijnstadion. In 1960 trouwde Boudewijn met de Spaanse gravin Fabiola de Mora y Aragón. Hun huwelijk bleef kinderloos. Koningin Fabiola raakte tot vijfmaal toe zwanger, een eerste maal in 1961. Het nieuws werd bekendgemaakt door paus Johannes XXIII, maar na een aantal weken eindigde de zwangerschap. Ook in 1962 en 1963 werd ze zwanger, maar telkens liep het fout af. Nadat behandelend gynaecoloog Albea kon bevestigen dat een nieuwe zwangerschap waarschijnlijk geen ernstig gezondheidsrisico zou betekenen, is koningin Fabiola nog tweemaal in verwachting geweest. Na haar laatste zwangerschap, die een buitenbaarmoederlijke bleek te zijn, gaf het echtpaar de hoop op. Het leven van koningin Fabiola zelf zou op haar leeftijd in gevaar komen bij een nieuwe poging. Beiden berustten in hun lot en beschouwden dit als een kans om "meer van alle kinderen te kunnen houden". De pijn van het kinderloos bestaan heeft mogelijk bijgedragen bij Boudewijns standpunt in verband met zijn weigering de abortuswet te tekenen.
    Koning Boudewijn overleed op 31 juli 1993 in zijn buitenverblijf in Playa Granada, Motril in Spanje en werd, omdat zijn huwelijk kinderloos bleef, opgevolgd door zijn jongere broer Albert, die aldus koning Albert II der Belgen werd. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de crypte van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Laken. Tijdens de begrafenisplechtigheid besloot kardinaal Danneels zijn homilie met wat sommigen (enigszins voorbarig) als een oproep tot zaligverklaring van de overleden vorst beschouwden.[1] De kardinaal ontkende dat dit zijn bedoeling was geweest.
    De rol van de koning in de Belgische parlementaire democratie is omschreven in de grondwet. Dit omvat onder meer het recht om te worden geïnformeerd, om te waarschuwen en om te bemoedigen. Boudewijn kweet zich gedurende zijn lange koningschap plichtsbewust en kordaat van deze taak. Hij kon aldus invloed laten gelden op het politieke gebeuren, onder meer bij de vorming van een nieuwe regering. Hij zou, volgens sommigen, in 1977 geweigerd hebben VU- parlementariër Frans Baert, een over partijén taalgrenzen heen gewaardeerd jurist, te benoemen tot federaal minister voor Justitie.[2] Hij zou ook geweigerd hebben een politica tot staatssecretaris te benoemen zolang ze met haar vriend samenwoonde. Voor deze tussenkomsten zijn uiteraard geen bewijzen voorhanden en behoren ze tot het domein van de geruchten. In het geval van de niet-benoeming van Baert in de Regering-Tindemans II lijkt het wel zeer onwaarschijnlijk dat socialisten en christendemocraten er in toegestemd zouden hebben om aan iemand uit de Volksunie een van de voornaamste portefeuilles toe te vertrouwen, zodat het verhaal over de tussenkomst van de koning nogal onwaarschijnlijk is. De koning riep de Vlaamse minister-president Luc Van den Brande op het matje, die vlak na de goedkeuring van het Sint-Michielsakkoord pleitte voor een volgende stap in het herschikken van het Belgisch staatsbestel: het confederalisme. Boudewijn dwong ook de toenmalige vicepremier Hugo
    Schiltz in 1988 zich publiek te verontschuldigen nadat hij zich had laten ontvallen dat België op een dag niet meer het probleem van de Vlamingen zou zijn.
    Tijdens de regering van Boudewijn laaiden de communautaire twisten tussen de Vlamingen en de Walen op. De problemen tussen de bevolkingsgroepen bedreigden het goed functioneren van het land. Volgens steeds meer Belgen was de omvorming van België tot een federale staat noodzakelijk en had de unitaire eenheidsstaat zijn langste tijd gehad. Tegen de zin van de koning in ging het parlement in 1970 akkoord met een grondwetswijziging die enkele bevoegdheden decentraliseerde naar de nieuw opgerichte gemeenschappen en uitvoeringsorganen. In 1980 werden de gewesten en gemeenschappen opgericht en vastgelegd in artikel 104 quater. In 1988 en 1993 werden door grondwetswijzigingen meer bevoegdheden overgedragen aan deze gewesten. Deze laatste grondwetswijziging maakte van België een federale staat. Daar de spanningen afnamen tijdens de jaren 80 bekeerde de koning zich ook tot het federalistische gedachtegoed. Op 21 juli 1993 sprak Boudewijn zijn lof uit over de federalisatie en spoorde hij de verschillende bevolkingsgroepen aan "in eenheid en verscheidenheid samen te leven". Deze toespraak zou zijn politieke testament worden.
    In het begin van zijn regering was de jonge koning zeer onzeker: de koningskwestie had Boudewijn niet onberoerd gelaten. Aanvankelijk stond hij nog onder invloed van zijn vader en stiefmoeder. Na zijn huwelijk met Fabiola bloeide hij open. Boudewijn en Fabiola werden zich ervan bewust dat ook sociale vraagstukken bijdroegen tot spanningen tussen de bevolkingsgroepen. In 1976 werd ter gelegenheid van de 25e verjaardag van zijn koningschap de Koning Boudewijnstichting opgericht, met als doel het oplossen van sociale problemen. In 2008 is de Stichting Europees georiënteerd met programma's op de Balkan, meer bepaald voor ondersteuning van slachtoffers van de mensenhandel. Later reisde Boudewijn vaker door het land dan voorheen en liet zijn belangstelling voor het wel en wee van de bevolking blijken bij plaatselijke rampen. Ook bracht de koning de problematiek van de mensenhandel en meer in het bijzonder de vrouwenhandel op het publieke forum door zijn bezoek in 1992 aan het Antwerpse Payoke, een vluchthuisvoor prostituees en slachtoffers van mensenhandel. Naderhand onderhield de koning voortdurend contact met slachtofferorganisaties. Door Boudewijns bewogenheid op dit terrein kwam er meer gericht beleid en hulpverlening op gang. Boudewijn en Fabiola stonden bekend als gelovige mensen. Het koningspaar werd sterk beïnvloed door de charismatische beweging op aansturen van kardinaal Suenens. Volgens toenmalig CD&V senator Pol Van Den Driessche hield het koningspaar een rechtlijnige visie aan in verband met morele gedragsregels.
    Op 3 april 1990 weigerde Boudewijn, die zich beriep op gewetensproblemen, de abortuswet te bekrachtigen. Hij verzocht vervolgens de regering om een rechtsgeldige oplossing aan te brengen voor dit probleem. De eerste minister Wilfried Martens redeneerde vervolgens dat de koning zich in de "feitelijke onmogelijkheid om te regeren" bevond, zodat de voltallige regering, conform de grondwet, de wet zelf kon ondertekenen. Hiervoor werd Boudewijn voor 36 uur van zijn functie ontheven.[3] Deze affaire wordt soms aangeduid als de mini-koningskwestie, een verwijzing naar de Koningskwestie.
    Koning Boudewijn kreeg in de eerste tien jaar van zijn bewind veel met Belgisch-Congo te maken. Aanvankelijk leek alles goed te gaan, maar al spoedig ontstonden de eerste politieke bewegingen onder de bevolking. Patrice Lumumba was de voornaamste onder de politiek activisten. Hij stond een Congo voor als eenheidsstaat, waarin geen plaats zou zijn voor tegenstellingen tussen verschillende volkeren. Hij wist deze boodschap zo overtuigend te brengen dat zijn aanhang snel groeide. De kolonisten sloeg de schrik om het hart. Na rellen in Leopoldstad in 1959 besloot België Congo snel te dekoloniseren, in de lijn van het versneld onafhankelijk verklaren van Engelse en Franse kolonies. De toen zogenoemde tiende Belgische provincie Belgisch-Congo werd op 30 juni 1960 omgevormd tot het onafhankelijke Congo. Ongeregeldheden, onder meer bij de krijgsmacht, lieten niet lang op zich wachten en resulteerden in een massale terugkeer naar België van de blanke bevolking. De communistisch georiënteerde Lumumba en andere leiders werden in het tumult na enkele weken onafhankelijkheid gevangengenomen door muitende militairen en onder onduidelijke omstandigheden vermoord, waarschijnlijk met westerse steun. De naam van Boudewijn werd hier, weliswaar zonder ernstige aanwijzingen, ook in genoemd en waarschijnlijk is de voor de vroegere kolonisator beledigende toespraak die Lumumba gaf bij de onafhankelijkheidsplechtigheid hier niet vreemd aan. Na de onafhankelijkheid volgde Boudewijn van nabij de evoluties in Congo en ondernam pogingen om met de Congolese gezagdragers, onder meer met Mobutu, alsook met de presidenten van Rwanda en Burundi, goede relaties te onderhouden.
    Boudewijn was een geliefd vorst, maar niet onomstreden. De eerste twijfels rezen bij zijn troonsbestijging in 1951, toen sommigen de jonge koning van nauwelijks twintig jaar oud niet in staat achtten om het land te regeren na zo'n intense crisis als de Belgische Koningskwestie. Wegens zijn diepreligieuze levenshouding lanceerden sommigen het beeld van een strenge en preutse Boudewijn. Maar de ergste aantijgingen werden geuit omtrent de dood van Patrice Lumumba, de eerste radicale- premier van het pas onafhankelijke Congo, die vermoord zou zijn met medeweten of zelfs in opdracht van de koning. Deze ernstige aantijgingen zijn nooit bewezen, maar evenmin ernstig onderzocht. De religieuze gevoelens van de vorst speelden hem ook postuum parten, toen hij in zijn testament bepaalde dat de kloostercongregatie van Monialen van de Monastieke Familie van Betlehem, Maria Ten-Hemel-Opgenomen en de Heilige Bruno een gedeelte van het koninklijk domein in Opgrimbie mocht gebruiken om er een klooster te bouwen, hoewel dit niet kon volgens de bestemming die dit gebied gekregen had op het gewestplan. In 1994 lokte het verlenen van de bouwvergunning voor dit klooster door de hoogste magistraat van de Dienst Stedenbouw hevig protest uit vanuit groene, later ook uit vrijzinnige en Vlaams-nationalistische hoek. Openlijke politieke weerstand ondervond hij tijdens zijn leven enkel over de abortuskwestie. Tijdens reizen naar Motril in het zuiden van Spanje is hij met Fabiola meer dan eens bij Franco op bezoek geweest.
    Men is het er algemeen over eens dat Boudewijn zijn taak plichtbewust en op voortreffelijke wijze heeft vervuld. Ongeveer alle politici die met hem veelvuldig in aanraking kwamen beamen dit. Tijdens de meer dan veertig jaar van zijn regering zijn bepaalde evoluties niet altijd de richting uitgegaan die hij wenste. Voorbeelden:
    De gewestvorming en de federalisering van België hield risico's in van verdere desintegratie. De relatie met Zaïre die hij van groot belang achtte, vertroebelde en mondde uit op een openlijke breuk met het regime van president Mobutu. De ontkerkelijking nam in de verschillende landsdelen aanzienlijk toe, in dezelfde periode waarin de koning zelf overtuigder werd van zijn katholieke geloof. De federalisering knaagde aan de bevoegdheden van de koning en de evolutie naar een meer protocollaire monarchie leek onvermijdelijk. De koning heeft zich hieraan aangepast en zich voornamelijk toegelegd op het aanwenden van zijn moreel gezag, dat zowel bij de verantwoordelijken als bij de bevolking groot was en in de loop der jaren toenam.
    De astronomie behoorde tot de voornaamste hobby's van de koning. Samen met vrienden, zoals Georges van den Abeelen en Max Nokin kon hij vaak met kennis van zaken de sterrenhemel onder de loep nemen. Koning Boudewijn eindigde in 2005 op nr. 2 in de Waalse versie van de verkiezing van De Grootste Belg en in de Vlaamse versie op nr. 16. In de vroege stripalbums van Urbanus had Boudewijn vaak een rolletje. Hij werd er steevast voorgesteld met brede grijnsglimlach en in militair uniform, korte broek en met een veel te grote generaalspet. In het album De geboorte van Urbanus wordt hij zelf dooppeter van Vlaanderens populairste komiek. Ook in de stripalbums Het Lodderhoofd (1960–1961) en De Man van Europa (1990) van Nero door Marc Sleen heeft hij een klein optreden. Tijdens de jaren 80 en 90 imiteerde Kurt Van Eeghem koning Boudewijn vaak in sketches op de BRT. Koning Boudewijn werd ook opgevoerd in de satirische strip Pest in 't Paleis (1983) door Guido van Meir en Jan Bosschaert als Boudewijn met de IJzeren Rug, een verwijzing naar de rugklachten van de vorst en de middeleeuwse graaf Boudewijn met de IJzeren Arm. Het nationale voetbalstadion van België (voorheen het Heizelstadion) werd na een grondige renovatie in 1995 hernoemd tot het Koning Boudewijnstadion. Midden jaren 90 kreeg hij postuum een wassen beeld bij Madame Tussauds in Londen. Hij is de enige Belg die er een beeld heeft. De traditie wil dat de vorst peter is van de zevende jongen in een gezin; de vorst had verscheidene petekinderen maar zijn bekendste is ongetwijfeld auteur Bart Moeyaert. Johan Anthierens, een overtuigd antimonarchist, schreef ooit een boek vol scherpe satirische essays en cartoons tegen koning Boudewijn en het Belgische hof: Brief aan een postzegel: Kritisch Koningsboek (1990). Het werk omvatte onder meer bijdragen van Herman Brusselmans, Gal, Zak, Erik Meynen, Benoît en Jan Bosschaert.





    31-07-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1964 jim reeves

     

    31-07-2018 om 09:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1964 jim reeves

    31 juli 1964 James Travis Reeves (Galloway (Texas), 20 augustus 1923 – Brentwood (Tennessee), near Nashville, 31 juli 1964) alias Gentleman Jim was een Amerikaanse country-zanger die bekend werd om zijn warme fluwelen stem. Reeves werd geboren in Galloway in Texas als jongste in een gezin met negen kinderen. Zijn vader overleed toen hij pas een jaar oud was. Ondanks zijn liefde voor de muziek begon hij een carrière als honkballer, waaraan in 1947 een vroegtijdig einde kwam door een enkelblessure. Hij kreeg een baan als dj bij een radiostation in Louisiana en in 1953 nam hij zijn eerste succesplaat, Mexican Joe, op die een nummer 1-notering kreeg. In 1955 tekende hij een contract met RCA en werd lid van de Grand Ole Opry. Tegen het einde van de jaren 50 kwam de rock-'n-roll op en verschoof Reeves onder invloed van Chet Atkins zijn stijl van de pure country wat in die richting. Reeves was - met Patsy Cline - een van de eersten die de Nashville-sound brachten. Jim Reeves was een van de eersten die met 'close talking'-microfoontechniek werkte, iets wat zijn stem extra goed deed uitkomen. Hierover had hij met een opnametechnicus van RCA een zo hooglopende ruzie dat hij tussen 1962 en begin 1964geen opnames meer maakte. Op 31 juli 1964 vloog Reeves, ondanks dat hij (nog) geen vliegbrevet had, samen met zijn manager, pianist & vriend Dean Manuel, in zijn net aangekochte Beechcraft Bonanza (Debonair model 33) met vliegtuigregistratienummer N8972M, terug naar zijn woonplaats, toen zij in een zware onweerbui terecht kwamen. Tijdens de nadering van de luchthaven van Nashville, negeerde Reeves de aanwijzingen van de luchtverkeersleiding om een alternatieve koers te vliegen vanwege deze gigantische onweersbui. Korte tijd later werd het toestel getroffen door de bliksem en crashte, waardoor beiden omkwamen. (www.jimreevesbook.com) Een paar van de nummers die hem bekend maakten zijn: Mexican Joe Talkin' to your heart Yonder comes a sucker A fool such as I Distant drums I love you because I won't forget you Adios Amigo Blue Boy Billy Bayou Home Am I Losing You Maar zijn grootste hit werd He'll have to go wat hij opnam in 1959/1960. Jim Reeves heeft ook een plaat uitgebracht met daarop uitsluitend liedjes in het Afrikaans getiteld Jy Is My Liefling. Nadat hij daar in Zuid-Afrika een rol speelde in een film. Ook lang na zijn dood heeft Reeves nog hitlijstnoteringen gekregen; de laatste in een duet met Patsy Cline I fall to pieces uit 1982. Een en ander was mogelijk door de enorme hoeveelheden niet uitgebracht studiomateriaal en het zorgvuldige beheer daarvan door zijn vrouw. Postuum werd Reeves in 1967 opgenomen in de Country Music Hall of Fame, in 1998 in de Texas Country Music Hall of Fame en in 2010 in America's Old Time Country Music Hall of Fame.





    31-07-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1886 constant permeke

     

    31-07-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1886 constant permeke

    31 juli 1886 Constant Permeke (Antwerpen, 31 juli 1886 – Oostende, 4 januari 1952) was een Belgisch expressionistisch kunstschilder en beeldhouwer. Hij wordt gezien als belangrijkste vertegenwoordiger van het Vlaamse expressionisme. Hij is het meest bekend om zijn sterke en plechtige afbeeldingen van zeelieden en vissers met hun vrouwen. Zijn vader Henri Permeke was een verdienstelijk landschapschilder. In 1891 koos de vader met zijn boot Artis Amor en zijn gezin het zeegat, om ten slotte in 1892 aan te leggen in Oostende en daar verder te blijven. In 1897 werd de vader er de eerste conservator van het Stedelijk Museum voor Schone Kunsten. De confrontatie met de Noordzee zou Constant Permeke aan de Vlaamse polders binden. Hij zou sterven in zijn huis "Vier Winden" te Jabbeke waar hij en zijn gezin sinds 1930 woonden. In zijn Oostendse jeugd liep Permeke van 1903 tot 1906 academie te Brugge, maar veel stak hij er niet op. Eén van zijn medeleerlingen was Achiel Van Sassenbrouck.
    In 1906 verbleef hij te Gent, voor zijn militaire dienstplicht. Hij liet zich daar inschrijven aan de academie en werd ingedeeld bij de "Universitaire Compagnie", waarbij hij van een zekere vrijheid kon gebruikmaken, om vriendschap te sluiten met belangrijke figuren als Frits Van den Berghe, Gustave De Smet, Henri Puvrez, Léon De Smet, en de criticus Paul Gustaaf Van Hecke. Sterk onder de invloed van "de prins van het Vlaamse luminisme" Emile Claus, die te Astene verbleef, en aangetrokken door de bekendheid van de eerste Latemse kunstenaarskolonie, rond Albijn Van den Abeele, vestigde de groep vrienden zich te Sint-Martens-Latem. In maart 1908 mocht Permeke uit het leger en keerde hij terug naar Oostende. Gust De Smet kwam ook naar Oostende, en het tweetal betrok samen een herbergkamer in de Kaaistraat. Geconfronteerd met het rauwe, harde vissersleven van die tijd, namen ze afstand van het lichte coloriet van de techniek van Claus, die ze niet toeliet hun emotioneel beleven op doek te brengen.
    In de lente van 1909 trok Permeke weer naar de Latemse vrienden, maar hij leefde er eerder teruggetrokken en interesseerde zich vooral voor de zware en pasteuse toets van Albert Servaes, die hij al kende van zijn Gentse academietijd. Servaes kon toen al doorgaan als de "Vader van het Vlaamse expressionisme".
    Op 27 juni 1912 trouwde Permeke met Maria Delaere uit Poperinge, zijn "Marietje". Het koppel vestigde zich in de Vuurtorenwijk te Oostende, te midden van het harde, maar sociaal aan elkaar gehechte vissersvolk. Hier kregen we de eerste doorbraak van het Permekiaanse expressionisme in al zijn emotionele geladenheid: dof gehouden tonaliteit, brutale vormgeving en gedurfde vervormingen, om zijn expressieve kracht en passie samen te bundelen en zijn kunst tot leven te brengen.
    Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak werd Permeke opgeroepen en ingezet bij de verdediging van Antwerpen. Te Duffel raakte hij zwaargewond. Hij werd overgebracht naar het Verenigd Koninkrijk, naar een hospitaal te South Hillwood. Na zijn herstel vond hij zijn vrouw en zijn moeder terug in Folkestone. Hier werd zijn eerste zoon John geboren. Intussen ontstonden contacten met Belgische kunstvrienden als Edgard Tytgat, Gustave van de Woestijne, Aloïs Boudry en Hippolyte Daeye. In maart 1916 vestigde hij zich in Chardstock (Devonshire). Hoewel hij nog steeds op krukken liep kreeg zijn schildersziel hem weer te pakken, en er ontstonden enkele meesterwerken als kleurenexplosies omheen het Engels pittoreske natuurgebeuren.
    In april 1919 keerde het gezin Permeke, met intussen drie kinderen, terug naar België, naar het huis op de Oostendse Vuurtorenwijk. Na zijn levensroes van het Devonshirelandschap werd de kunstenaar nu geconfronteerd met een desolate, deels berooide visserswijk. In sombere kleuren en krachtige lijnen bracht hij virtuoos raak geobserveerde vissersfiguren, als hoofdthema, in beeld. Daarna trok hij naar de Langestraat in het visserskwartier (1921-1925) waar Gustave De Smet en Frits Van den Berghe hem vervoegden. In 1921 bezorgden de Brusselse galerijhouders van "Sélection", P.G. Van Hecke en André de Ridder, Constant Permeke een opmerkelijke expositie in "Kunst van Heden" te Antwerpen. Ook te Parijs, in de galerij "La Licorne", in hetzelfde jaar, was het Franse onthaal een revelatie. Nu al toonde Permeke zich superieur aan zijn Latemse vrienden Frits Van den Berghe en Gustaaf De Smet. Tussen 1922 en 1924 trok Permeke regelmatig naar Astene, om er samen te werken met Frits Van den Berghe. In 1926 verbleef hij kort te Vevey (Zwitserland). Hij schilderde er enkele berglandschappen, die Albert Servaes interesseerden. In 1930 betrok hij het huis "De Vier Winden" te Jabbeke. Meteen wijzigde zich zijn thematiek: wat eerst visser en zee betekende, werd nu gedomineerd door boer en akker. Hij ontplooide nu ten volle zijn barokke kracht in een enorme productiviteit, met meesterwerken als "Gouden Oogst" (1935), "De Grote Marine" (1935), "Moederschap" (1936), "Het Afscheid" (1948), "Dagelijks Brood" (1950). Permeke ontpopte zich eerst in 1937 als beeldhouwer. Hierin zocht hij het isoleren van de menselijke figuur, alweer in een indrukwekkend monumentaal gebeuren. "De Zaaier" (1939), de grote "Niobe" (1946) en "De Drie Gratiën" (1949) gaven gestalte aan een beheerste monumentaliteit in een mythologische expressie. In 1934 kreeg hij de internationale erkenning ten volle, bij zijn deelname aan de "Biënnale van Venetië". Ook in 1926 al had hij België vertegenwoordigd, samen met zijn vrienden Frits Van den Berghe en Gust De Smet, in dezelfde stad, op de XVde Internationale Expositie.
    De oorlogsperiode 1940-1944 werd voor Permeke, zowel menselijk als artistiek, een tragedie. Zijn zoon Paul werd door de Duitsers weggevoerd en hemzelf werd het schilderen verboden. Zijn kunst, zoals het hele expressionisme werd als "entartet" beschouwd. Verbitterd zocht hij te Brussel een tijdelijke verblijfplaats. Na de oorlog werd hij in december 1945 benoemd tot directeur van het Nationaal Hoger Instituut en de Koninklijke Academie te Antwerpen, als opvolger van Isidore Opsomer. Bij deze benoeming had hij echter zijn persoonlijke voorwaarden gesteld. Nog geen jaar later, in oktober 1946, nam hij al ontslag en gaf de toorts door aan zijn goede vriend Henri Puvrez. Intussen was zijn zoon uit het gevangenkamp teruggekeerd en vond Permeke zijn werkkracht terug in vernieuwde levensvreugde.
    Het summum van zijn carrière bereikte Permeke op zijn retrospectieve expositie te Parijs, in 19471948. De feestelijke vreugde werd echter brutaal verdrongen door het overlijden van zijn echtgenote, op 3 mei 1948. Hij werd scherp getekend door het drama en, verzorgd door zijn dochter Thérèse, sukkelde hij met zijn gezondheid. Moreel gesteund door Mevrouw d'Ydewalle hernam hij toch enigszins zijn creatieve activiteit, doch zijn impulsief expressieve kracht vertoonde nu een zekere verfijning in tekening en in kleur. Aldus ontstond "De dame met de rode handschoenen" (1951), naast andere portretten en een reeks Bretoense landschappen. Op voorstel van de Franse Fauvisme-schilder Maurice de Vlaminck maakte hij in de lente van 1951 een tiendaagse reis naar Bretagne, waarbij hij het bekende Pont-Aven van Paul Gauguin aandeed. Na deze reis begon ziekte zijn gezondheid kennelijk te ondermijnen. In november van dat jaar moest hij het bed houden.
    Constant Permeke stierf kort na de jaarwisseling in 1952 op 65-jarige leeftijd in een ziekenhuis te Oostende. Op 8 januari werd hij te Jabbeke begraven, naast "Marietje". Op het graf had hij al een beeldhouwwerk van die andere Latemnaar Georges Minne laten plaatsen Permeke had als wens na zijn overlijden dat zijn woonhuis en atelier opengesteld zou worden voor het publiek als een museum.[1] In 1956 werd zijn huis met inboedel gekocht door de provincie WestVlaanderen, en in 1961 opengesteld als museum. Destijds bestond de boedel uit 121 werken van Permeke, maar deze is in de loop der jaren aangevuld met werk van onder andere Pierre Devos, Frits van den Berghe en Floris Jespers. Het Permekemuseum is, samen met het Ensorhuis, een satellietmuseum van het Mu.ZEE in Oostende.





    31-07-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1914 louis de funes

     

    31-07-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 31 juli 1914 louis de funes

    31 juli 1914 Louis Germain David de Funès de Galarza, bekend als Louis de Funès (Courbevoie, 31 juli 1914 – Nantes, 27 januari 1983), was een Frans komische acteur. Hij is een van de bekendste Franse filmacteurs van de tweede helft van de twintigste eeuw. Louis de Funès had Spaanse ouders. Zijn vader, Carlos Luis de Funès de Galarza, behoorde tot de adel en was aanvankelijk advocaat. Zijn moeder, Leonor Soto Reguera, kwam uit de Spaanse hogere burgerij. Ze hadden zich in Frankrijk gevestigd, waar hun drie kinderen – een dochter en twee zonen – werden geboren. Louis was de jongste. Vader De Funès was diamantair en woonde met zijn gezin in een rijke buurt bij Parijs, maar nadat hij door zwendel geruïneerd werd, liet hij vrouw en kinderen in de steek en vertrok naar Venezuela. Het achtergebleven gezin moest verhuizen naar een veel eenvoudigere woning. Moeder Leonor moest haar kinderen in vrij moeilijke omstandigheden opvoeden. Ze kon zeer autoritair en driftig tegenover hen zijn. Louis de Funès zou later zeggen dat zijn moeder met haar theatrale driftbuien zijn voornaamste lerares acteren was geweest. Louis de Funès leerde al vanaf zijn vijfde piano spelen. Hij volgde eerst een opleiding tot bontbewerker en studeerde later filmtechniek, maar werd in beide gevallen van school gestuurd. Daarop oefende hij allerlei baantjes uit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij als barpianist in een nachtclub, terwijl hij overdag lessen aan een toneelschool volgde. Daar leerde hij de acteur Daniel Gélin kennen, die er in 1945 voor zorgde dat hij voor het eerst een rolletje in een film kreeg.
    De daaropvolgende jaren speelde De Funès in tientallen films kleine, meestal onopvallende rolletjes. Tegelijk werkte hij op het toneel. Hij nam bijzonder veel acteerwerk aan. Volgens zijn zoon trad hij op één dag soms in drie verschillende toneelstukken op. In 1954 alleen al speelde hij in 18 films. In 1956 viel hij op in de cultfilm La traversée de Paris van Claude Autant-Lara, waar hij, nog altijd als bijrol, een personage speelde dat later zo typisch voor hem zou zijn.
    Zijn eerste hoofdrollen had De Funès in 1957 met Comme un cheveu sur la soupe van Maurice Régamey (de enige film waarin hij zelf piano speelt) en het jaar daarop met Ni vu, ni connu van Yves Robert, maar het was pas in 1963 dat de eerste echte De Funès-film er kwam: Pouic-Pouic van Jean Girault. Het jaar daarop (1964) werd de inmiddels vijftigjarige De Funès een echte vedette met twee kaskrakers: Le Gendarme de Saint-Tropez, eveneens van Girault, en Fantômasvan André Hunebelle. In de eerste film speelde hij de gendarme Ludovic Cruchot, wat zijn bekendste rol zou worden, in de tweede de blunderende commissaris Juve, die de absolute slechterik Fantômas moet bestrijden. Beide personages zou hij nog meerdere malen in vervolgfilms spelen: in totaal kwamen er drie Fantômas- en zes Gendarme-films. De Fantômas-reeks stopte na drie delen, onder meer omdat Jean Marais, die zowel de titelrol als de eigenlijk held speelde, steeds meer in de schaduw gezet werd door het komische optreden van De Funès. Nog veel groter was het succes dat De Funès in 1965 behaalde met Le Corniaud van Gérard Oury, waarin hij met Bourvil optrad. De film was in Frankrijk goed voor 12 miljoen bezoekers. Het jaar daarop maakte Oury met het duo Bourvil-De Funès de humoristische oorlogsfilm La Grande Vadrouille, de succesvolste Franse film in bijna een halve eeuw (17 miljoen bezoekers). In de jaren daarop volgde de ene De Funès-film na de andere, alle kaskrakers, met als laatste grote topper Les Aventures de Rabbi Jacob (1973) van Oury, die vaak beschouwd wordt als zijn meest geraffineerde film, vanwege de humor rond vooroordelen en racisme.
    Daarnaast bleef hij zeer actief op het toneel. Zijn grootste succes op de planken werd het stuk Oscar, waarin hij meer dan 400 keer optrad en waarvan hij ook een filmversiezou spelen. De zware inspanningen die hij daarbij leverde, eisten hun tol. Op 21 mei 1975 kreeg De Funès een hartaanval. Een week later volgde een tweede infarct, waardoor hij het acteren voorlopig moest stopzetten. Een lange periode van herstel volgde. Het toneel werd hem helemaal verboden en filmopnames moesten worden onderbroken door voldoende rustpauzes. Verzekeraars aarzelden om filmproducties met De Funès te verzekeren vanwege het risico voor zijn gezondheid. In 1976 verscheen De Funès opnieuw op het witte doek, verouderd en vermagerd, met de nieuwe kaskraker L'aile ou la cuisse, een komedie rond de Franse gastronomie. Hij trad nog in een half dozijn films op, waaronder het door hem zelf geregisseerde L'Avare, de verfilming van het klassieke toneelstuk van Molière. Begin 1983 overleed Louis de Funès aan een nieuwe hartaanval. Hij was 68 jaar oud.
    Louis de Funès was in de tweede helft van de jaren 1960 de bekendste en best betaalde Franse acteur. In Frankrijk zorgen zijn films voor 270 miljoen verkochte bioscoopkaartjes. Enkele films haalden er meer volk naar de bioscoop dan bekende Hollywood-producties. Ook in andere Europese landen was hij enorm populair, zeker in België, Duitsland en Italië, maar ook in het toenmalige Oostblok, met name in Tsjecho-Slowakije. In de Verenigde Staten was hij minder bekend, hoewel Les Aventures de Rabbi Jacob voor een Golden Globe werd genomineerd. De Funès blijft populair doordat zijn films via onder andere televisie en dvd bekeken worden.
    In alle films waarin Louis de Funès sinds 1964 optrad, speelt hij personages van een type dat soms werd aangeduid als de "kwade held". Hij is bekrompen, bevooroordeeld, achterdochtig, autoritair, onredelijk en opvliegend. Dat laatste uit zich vaak in spectaculaire driftbuien. Meestal is hij een hooggeplaatst persoon die ondergeschikten afsnauwt en oneerlijk behandelt, maar is hij tegelijk kruiperig jegens wie machtiger is dan hij. Desondanks weet hij met dat antipathieke personage de sympathie van het publiek te winnen, ook al omdat hij nooit echt kwaad doet en uiteindelijk aan de "goede" kant staat, en vaak tot inkeer komt nadat hij zich uit allerlei hachelijke situaties heeft weten te redden. Dat De Funès met dat type zo populair werd, komt wellicht omdat het zo herkenbaar is. Zijn weinig indrukwekkende figuur (1,64 m hoog, kaal met een haakneus), zijn manier van spreken en zijn gelaatsuitdrukkingen versterkten vaak de humor van zijn voorkomen. Bovendien verscheen hij op het scherm in ontelbare vermommingen, van een Spaanse edelvrouw en een New Yorkse politieagent tot een Belgisch matroos en een hippie. De echte Louis de Funès was helemaal niet het type dat hij speelde. Hij was eerder timide en voorzichtig en zei van zichzelf dat hij niet veel humor had. Zijn stem klonk anders als hij niet acteerde.
    Het enthousiasme van het grote publiek voor De Funès werd aanvankelijk niet gedeeld door veel cinefielen en filmcritici, die vaak hun neus optrokken voor zijn wijze van acteren. In intellectuele kringen
    werd meewarig gedaan over de "driftkikker" en "smoelentrekker" die optrad in films die weinig om het lijf hadden, maar die in zijn succesjaren meer verdiende dan andere, beter geachte acteurs. Later werd De Funès meer gewaardeerd om zijn acteertalent. Kenners zien in zijn werk verbanden met de commedia dell'arte en Charlie Chaplin. Zijn humor was clownesk, maar nooit vulgair. Kinderen zijn er dol op. Latere komische acteurs zien in hem een voorbeeld. Bovendien was hij een perfectionist die keihard werkte. Zelfs de kleinste rolletjes die hij in het begin speelde, bereidde hij intensief voor. Zijn komische prestaties, zowel door taal, mimiek en gebaren, waren tot in de puntjes ingestudeerd. De heftigheid waarmee hij acteerde, betekende voor hem een zware fysieke inspanning. Na zijn hartaanvallen moest hij het kalmer aan doen, maar dat ging niet ten koste van de kwaliteit van zijn acteerwerk. Hij mocht dan een groot acteur zijn, in echt grote films heeft hij niet gespeeld. Er waren plannen om films te maken met befaamde regisseurs, die nooit verwezenlijkt werden. Overigens beschouwde De Funès zichzelf uitdrukkelijk als een komisch acteur. Hij weigerde om in ernstige films op te treden.
    De regisseur die het meest met De Funès samenwerkte was Jean Girault. Samen hebben ze twaalf films gemaakt, waaronder L'Avare (die ze samen regisseerden) en de zes Gendarme-films. Le gendarme et les gendarmettes was voor beiden de laatste film: Girault overleed tijdens de opnamen. De actrice Claude Gensac trad in liefst elf films met Louis de Funès op, waaronder tien films waarin ze zijn echtgenote speelt. Velen geloofden dan ook dat ze werkelijk zijn vrouw was. Ten onrechte. Gensac speelde die rollen wel met de steun van De Funès' echte vrouw, die vond dat ze hem ondersteunde en kalmeerde. Door zijn hartaanval kon De Funès niet meer optreden in een nieuwe geplande film van Oury, Le Crocodile, waarin hij een Zuid-Amerikaanse dictator moest spelen. Toen De Funès definitief afhaakte, probeerde Oury de Brit Peter Sellers voor die rol in te zetten, maar toen Sellers in 1980 stierf, liet hij het project varen. Toen De Funès overleed, was hij aangezocht voor de komische oorlogsfilm Papy fait la résistance, waarin hij de halfbroer van Adolf Hitler zou spelen. Door zijn dood zou die rol uiteindelijk vertolkt worden door Jacques Villeret, maar de film werd opgedragen aan De Funès.
    Het eerste huwelijk van Louis de Funès in 1936, waaruit een zoon geboren werd, hield maar enkele jaren stand. Nadat hij het jaar ervoor gescheiden was, hertrouwde hij in 1943 met Jeanne Barthélémy (1914-2015), die zich "Barhélémy de Maupassant" noemde omdat ze verwant zou zijn aan de beroemde schrijver Guy de Maupassant (waar twijfel over bestaat). Ze had een grote invloed op haar man. Ze adviseerde hem over welke rollen hij moest aanvaarden en bemoeide zich soms met het maken van de films. Onder haar invloed zou hij ook alle contact met zijn oudste zoon hebben verbroken. Louis en Jeanne de Funès kregen samen twee zoons. De oudste, Patrick (1944), werd radioloog en schreef enkele boeken. De jongste, Olivier (1949), speelde in enkele films met zijn vader, maar werd later lijnpiloot. Jeanne erfde van een tante een deel van het kasteel van Clermont in Le Cellier, niet ver van Nantes. Louis de Funès zou later het hele kasteel kopen met het fortuin dat hij voor zijn rol in La Grande Vadrouille had verdiend. Hij legde er een rozentuin aan. Rozen kweken was zijn geliefkoosde tijdverdrijf. Buiten zijn werk leefde Louis de Funès vrij teruggetrokken en had hij weinig contact met andere acteurs en vedetten.
    Jeanne de Funès overleed op 101-jarige leeftijd en werd naast haar man begraven op het kerkhof van Le Cellier.
    De belangrijkste filmprijs die Louis de Funès ontving, was een ere-César in 1980. Hij werd in 1973 ridder van het Legioen van Eer. Een jaar na zijn dood werd een ras (cultivar) van rozen naar Louis de Funès genoemd. In 2014, honderd jaar na zijn geboorte, werd een nieuwe weg in Parijs de Allée Louis-deFunès genoemd.
    De Funès heeft een cameo gespeeld in twee Kiekeboealbums die zich in Frankrijk afspelen. In "Klavertje Vier", waarin hij als boerin "Louise" voorkomt en in "De Medusa-stichting", waar hij hoofd is van de gendarmerie, net als in zijn film Le Gendarme de Saint-Tropez. In Een echte Vitalko verkleden Balthazar en zijn handlanger zich in de luchthaven als rabbijnen, net als De Funès in de film Les Aventures de Rabbi Jacob. De handlanger merkt zelfs op dat hij het gevoel heeft er bij te lopen als in "een oude Louis de Funès-film". De Funès speelt in nog drie andere stripverhalen een rol. In "Lucky Luke" verschijnt hij in het album "De eenarmige bandiet", in "Asterix op Corsica" is hij gouverneur van Corsica en in "Stam en Pilou" komt hij als zichzelf voor in "Opa's Grote Vakantie".





    31-07-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 30 juli 1964 de laatste kever vw

     

    30-07-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 30 juli 1964 de laatste kever vw

    30 juli 2003 Longread: De bewogen geschiedenis van de Volkswagen Kever

    Deze week is het exact 70 jaar geleden dat de allereerste Volkswagen Type 1 – later bekend als de Kever – in Wolfsburg van de band rolde. Niemand die toen ook maar enig benul had dat Hitlers transportmiddel voor het volk het begin zou inluiden van het Duitse Wirtschaftswunder, en dat hij het met meer dan 21 miljoen exemplaren zelfs tot meest verkochte auto aller tijden zou schoppen. Een overzicht van een uiterst bewogen geschiedenis.
    De massaproductie van de Kever kwam – om voor de hand liggende redenen – slechts moeizaam op gang. Op 11 april 1945, enkele weken voor de dood van Adolf Hitler, bezetten Amerikaanse troepen de fabriek in Wolfsburg waar destijds vooral militaire goederen werden geproduceerd. Om de toekomst van de fabriek te garanderen en de economie weer op gang te trekken, gaf de Britse majoor Ivan Hirst op 22 augustus de opdracht om een eerste lot van 20.000 voertuigen te produceren. Eind 1945 hadden de 6.000 werknemers van de fabriek, wegens een acuut tekort aan grondstoffen en een hoge graad van improvisatie, welgeteld 55 voertuigen gebouwd.
    Pas na de grote munthervorming in 1948 en de invoering van de D-Mark, toen ook de rijkere burgers zich een auto konden veroorloven, kwam de productie van de legendarische Kever écht op toerental. Onder impuls van de Britten werd de fabriek in Wolfsburg gemoderniseerd, de export werd opgestart, en in oktober 1949 werd ‘Volkswagenwerk’ opnieuw in Duitse handen gegeven. Werknemers kregen voor het eerst
    inspraak in het beleid (werknemersparticipatie zou later één van dé pijlers van de Duitse economie worden, nvdr), en in West-Duitsland werd een heus dealernet op poten gezet.
    In de jaren die volgden, werd de Kever hét symbool voor het herstel van de Duitse economie. Ook in het buitenlang was de Beetle razend populair. Hij maakte mobiliteit betaalbaar voor het grote publiek, en was in zekere zin een katalysator van de democratie in ieder land waar hij gecommercialiseerd werd. In 1973 stak de Kever zelfs de Ford Model T voorbij als meest geproduceerde wagen aller tijden, een gebeurtenis die gevierd werd met een uiterst gelimiteerde en dus ook erg gegeerde Weltmeister-uitvoering.
    Niets leek op dat moment een einde te kunnen maken aan het sprookje van de Kever, maar het gevaar kwam uit eigen huis: de introductie van de oer-Golf. De Golf verruilde de befaamde, luchtgekoelde boxermotor van de Kever voor een voorin gebouwde watergekoelde viercilindermotor, een ideetje dat eigenlijk van Audi afkomstig was. Even werd nog overwogen om de motor van de Kever in de Golf te blijven gebruiken. Er bestaat zelfs een prototype uit 1969 met deze boxermotor, maar die oplossing bleek niet de meest economische. En dat Volkswagen met de Golf opnieuw de hoofdvogel had afgeschoten, hoeven we wellicht niet meer te vertellen…
    Vier jaar na de introductie van de Golf werd in 1978 de allerlaatste Kever op Duitse bodem geproduceerd.Toch duurde het nog een kwarteeuw, meer bepaald tot juli 2003, voor de 21.529.464e en allerlaatste Beetle van de band rolde in het Mexicaanse Puebla. Rijke investeerders die die Ultima Edicion willen kopen, zijn er overigens aan voor de moeite: de allerlaatste Beetle staat vandaag uitgestald in Volkswagens Zeithaus in Wolfsburg, exact op de plek waar het 70 jaar geleden allemaal begon. En wat dan met het feit dat Volkswagen na zo’n uniek verhaal toch nog een New Beetle uit zijn hoed heeft getoverd? Neen, in dit geval gaat er niets boven het origineel. Echt niet.





    30-07-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 30 juli 1941 paul anka

     

    30-07-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 30 juli 1941 paul anka

    30 juli 1941 Paul Albert Anka (Ottawa, 30 juli 1941) is een Canadese singersongwriter, songwriter en filmacteur die sinds 1990 de Amerikaanse nationaliteit heeft. Zijn ouders hadden een restaurant in Ottawa. Zijn vader was van Syrische en zijn moeder van Libanese afkomst. Anka zong in het koor van de Grieks-orthodoxe kerk, waarvan de dirigent hem muziektheorie bijbracht. Ook had hij pianoles. Op de middelbare school richtte hij met twee vrienden het trio The Bobby Soxers op. In 1955, toen hij veertien was, nam hij zijn eerste single op, I Confess. In 1957 ging hij naar New York met 100 dollar die hij van zijn oom gekregen had. Hij kreeg er van Don Costa, de baas van de ABC-studio's, de kans om Diana op te nemen, waarmee hij in één klap beroemd werd. Het nummer schoot naar de hoogste top van de hitparade en ging negen miljoen keer over de toonbank. Ook zijn opvolgers werden hits en Anka werd een tieneridool. Anka schreef ook hits voor anderen: It doesn't matter anymore voor Buddy Holly, She's a lady voor Tom Jones en de tekst van My way (op de melodie van Comme d'habitude van Jacques Revaux) voor zijn goede vriend Frank Sinatra. Anka wordt ook wel een jongere versie van Frank Sinatra genoemd. Hij begon ook te acteren. Een van zijn bekendste films is The Longest Day uit 1962 , waarvoor hij ook de titelsong schreef. Na enkele jaren zonder een hit zong hij een duet met Odia Coates in 1974: Having my baby. In 2005 kreeg hij een ster op Canada's Walk of Fame. Paul Anka treedt nog regelmatig op. Zo was hij in 2007 te zien en horen op het North Sea Jazz Festival in Rotterdam. Ook verscheen in dat jaar het dubbelalbum Classic songs - My way om zijn vijftigjarig jubileum in het vak te vieren. Op dit album brengt hij wederom jazzversies van bekende nummers, maar waar op Rock swings rocknummers worden bewerkt, zijn het deze keer popklassiekers. Ook staan op het album duetten, zoals My Way met Bon Jovi en You are my destiny met Michael Bublé. Van de laatste heeft Anka het debuutalbum geproduceerd. Paul Anka schreef samen met Michael Jackson ook diens nummer This is it, dat in 2009 na Jacksons dood werd uitgebracht. Van 1963 tot 2000 was hij met Anne de Zogheb gehuwd, met wie hij vijf dochters heeft. Hij trouwde daarna met Anna Åberg, met wie hij één zoon heeft. In oktober 2016 trouwde hij weer, de inmiddels 75jarige Anka, in Los Angeles met Lisa Pemberton





    30-07-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 30 juli 1950 wim de craene

     

    30-07-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 30 juli 1950 wim de craene

    30 juli 1950 Willem Marcel (Wim) De Craene (Gent, 30 juli 1950 – aldaar, 14 september 1990) was een Belgische zanger, tekstschrijver en componist, vaak ingedeeld onder kleinkunst, ofschoon hij ook met popmuziek en andere stijlen experimenteerde. Zijn bekendste liedjes zijn waarschijnlijk "Tim", "Rozane", "Breek uit jezelf" en "Mensen van 18", een duet met Della Bosiers. Wim De Craene werd geboren in een katholiek gezin met zeven kinderen. Op zestienjarige leeftijd begon hij rond te trekken. Hij studeerde verpleegkunde en toneel, maar brak zijn studie voortijdig af. Met de inkomsten die hij als schoorsteenveger en biertapper verdiende, kocht De Craene zijn eerste gitaar. Eind jaren 60 maakte hij deel uit van de Vlaamse folkgroep Ja en werd zo ontdekt door Miel Cools. Op achttienjarige leeftijd trok hij naar Amsterdam om dichter bij zijn mentor Ramses Shaffy te kunnen wonen. Shaffy liet hem optreden in het café chantant 't Cloppertjen en uit blijk van dank en bewondering noemde De Craene in 1974 zijn eigen zoon Ramses.
    Het jaar 1975 was zijn meest succesvolle jaar als artiest. "Tim" (van zijn album Alles is nog bij het oude), "Rozane" (uit zijn album Brussel) en zijn duet met Della Bosiers, "Mensen van 18", werden hits. De Craene liet zich voor de onderwerpen van zijn liedjes vooral inspireren door mensen die hij kende. Omdat hij vond dat mensen zich meer aangesproken zouden voelen wanneer hij veel voorkomende voornamen gebruikte, kregen veel van zijn nummers titels als "Tim", "Marieke", "Kristien", "Elke", "Rikky" of "Marcellino". Niet al deze nummers gaan over mensen die die naam dragen. "Tim" gaat bijvoorbeeld over zijn pasgeboren zoon, Ramses, maar omdat die naam minder goed in de melodie paste, gebruikte De Craene de voornaam van de zoon van één van zijn beste vrienden. "Rozane" werd geschreven voor ex-vriendin Chris Thys [1] , nu als actrice vooral bekend in haar rol van de ex-vrouw van Witse. In 1977 schreef De Craene zijn eerste musical, Help, ik win een miljoen.
    De Craene werd in de tweede helft van de jaren zeventig steeds minder populair. In 1978 organiseerde hij in Wetteren een prestigieus concert om zijn nieuwe album Wim De Craene is ook nooit weg te promoten, maar er kwamen amper 70 mensen op af. De zanger probeerde later steeds meer onder het stigma "kleinkunst" uit te komen en experimenteerde met andere muzikale stijlen zoals pop, rock, klassiek en disco. Op het album Perte Totale uit 1980 vermengde hij rock, ballads en elektronische muziek. Later in dat decennium liet hij zich ook door new wave inspireren. Helaas waren een groot deel van deze experimenten niet populair en veel ervan worden over het algemeen als mislukkingen gezien. De experimenten die echter wél werkten worden nog altijd gekoesterd door zijn bewonderaars. Toch voelde De Craene zich miskend. In 1981 scheidde hij ook nog eens van zijn vrouw. Op zoek naar erkenning en succes nam hij tweemaal deel aan de preselectie van het Eurovisiesongfestival: in 1981 met de groep Perte Totale en het nummer "Compagnie verliefd" en in 1983 als soloartiest met het nummer "Kristien". In de tumultueuze finale van 1983, gewonnen door Pas De Deux, werd hij derde. De hit "Breek uit jezelf" betekende in 1987 eventjes een nieuwe start, maar hij verkocht nadien nog steeds weinig platen. In 1988 schreef hij wel nog zijn tweede musical, Jan de Lichte. In september 1990 overleed De Craene in Gent aan de gevolgen van een overdosis antidepressiva. Algemeen wordt aangenomen dat hij zelfdoding pleegde uit liefdesverdriet vanwege een verbroken relatie.
    Ramses De Craene merkte op dat zijn vader nooit kerkelijk begraven wou worden, maar op verzoek van de familie en voor de fans gebeurde dit toch. Willem Vermandere was aanwezig en hield een toespraak. Dimitri van Toren, een vriend van De Craene, schreef onder de titel Wim De Craene een prachtig eerbetoon. Marijn Devalck maakte begin jaren 2000 het lied Voor Wim. Het graf van Wim De Craene bevindt zich in Melle op de begraafplaats bij de dorpskerk.
    Wim De Craene kreeg na zijn dood meer erkenning dan tijdens zijn leven. Zijn liedjes worden nog steeds veel gedraaid en nummers als "De kleine man", "Tim", "Rozane", "Mensen van 18" en "Breek uit jezelf" worden vandaag erkend als klassiekers. In de jaarlijkse eindejaarshitparade 100 op 1 op Radio 1, waarbij luisteraars hun favoriete Belgische muziek kunnen kiezen, staan "Rozane" en "Tim" al sinds de eerste editie uit 2002 hoog genoteerd. "Tim" heeft zelfs nog nooit de top 10 verlaten. In het najaar van 2010 verscheen de verzamel-cd Back to Back, met daarop liedjes van Wim en van Boudewijn de Groot. In december 2010 ontving Wims zoon Ramses De Craene een gouden plaat voor de verkoop van meer dan 10.000 exemplaren. In 2004 werd zijn nummer "Kristien" opgenomen in de eregalerij van de Vlaamse klassiekers van Radio 2. Op 4 februari 2016 werd zijn nummer "Rozane" opgenomen in de eregalerij van de Vlaamse Klassiekers van Radio 2. Op 23 april 2018 werd hij verkozen tot "Grootste Mellenaar"[2]
    In 2007, in het tweede seizoen van het VRT-programma Zo is er maar één, werd "Rozane", gezongen door Andrea Croonenberghs, uitgekozen tot "mooiste lied over vrouwen". Het lied won ook met voorsprong de eerste halve finale op 16 maart. In de finale moest "Rozane" de overwinning laten aan "Ik mis je zo", origineel van Will Tura en in het programma vertolkt door Udo. In 2009 werd "Tim" wederom uitgekozen tot beste Nederlandstalige nummer in de categorie 'Er Was Eens'. Hiphopartiest Maesland zette het nummer om in een rapnummer en kreeg door zijn originaliteit de Wildcard van Bart Peeters.





    30-07-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 29 juli 1964 radio noordzee

     

    29-07-2018 om 09:37 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 29 juli 1964 radio noordzee

    29 juli 1964 Na tien dagen testen beginnen de officiële uitzendingen van Radio Noordzee, vanaf het REM eiland. Twee weken later volgt ook de eerste televisie uitzending. Radio Noordzee Internationaal (RNI) was een zeezender die uitzond van januari 1970 tot en met 31 augustus 1974 Het station begon met uitzenden vanaf het zendschip MEBO II op 23 januari 1970, 5 km uit de kust van Noordwijk aan Zee. De eigenaren waren de Zwitsers Erwin Meister en Edwin Bollier. De naam van het zendschip is een samenstelling van de eerste 2 letters van de eigenaren MEister en BOllier. Het eerste schip werd gekocht in Noorwegen en MEBO I gedoopt. Bij inspectie door de Sleephelling Mij. te Scheveningen bleek het echter ongeschikt om als zendschip dienst te doen en het werd ingezet als tenderschip. De Silvretta, een Nederlandse coaster, voldeed wel en werd MEBO II gedoopt. Radio Noordzee was geen piratenzender, net zomin als Radio Veronica, omdat zeezenders tot 1 september 1974 wegens het ontbreken van wetgeving niet illegaal waren. Het enige illegale was dat men zich, tegen internationale afspraken in, een golflengte had toegeëigend, maar dit feit an sich was voor de politiek onvoldoende reden tot actie over te gaan. De zender week uit naar zee omdat volgens de Omroepwet commerciële radio niet toegestaan was. De officiële start had plaats op 28 februari 1970. De uitzendingen waren Engels- en Duitstalig. Maar adverteerders meldden zich nauwelijks. Besloten werd van ligplaats te veranderen. De MEBO II voer op 23 maart 1970, al uitzendend, naar de Engelse kust voor Clacton-on-Sea. De Engelsen waren niet blij met de komst van het schip en zetten een stoorzender in op de frequentie van RNI. Tussen 13 en 20 juni 1970 veranderde het station, volgens sommige bronnen in overleg met Ronan O'Rahilly van Radio Caroline, van naam en steunde als Radio Caroline International de conservatieven in hun verkiezingsstrijd. De conservatieven waren vóór vrije radio. Na de verkiezingen bleef de stoorzender echter in de lucht en vertrok de MEBO II weer naar Nederland en ankerde voor de Scheveningse kust. Radio Veronica, die in RNI een nieuwe concurrent zag opdagen, bood Meister en Bollier een groot bedrag om met uitzenden te stoppen en zeker geen Nederlandstalige programma's te verzorgen. Op 24 september 1970 om 11 uur 's morgens nam RNI afscheid van de luisteraars met het draaien van de laatste plaat: The long and winding roadvan The Beatles. Op 14 februari 1971 was RNI evenwel terug met testuitzendingen op 220 meter middengolf, nadat de door Veronica op het schip geplaatste kapitein van boord was gelokt en de afkoopsom cash bij Veronica was terugbezorgd. Op 6 maart 1971 begon men met het uitzenden van Nederlandstalige programma's verzorgd door de muziekuitgever Strengholt uit het Gooi, met dj's die rond 1969/1970 gestopt waren bij Radio Veronica, zoals Jan van Veen. Ferry Maat en Hans Hoogendoorn gingen ook voor de zender werken. Joost den Draaijer, die vanaf april 1971 zijn werk voor Hilversum 3 stopzette, zette in deze tijd de Radio Noordzee Top 50 op. Het was de enige zeezender die zowel op de middengolf (220 meter — 1367 kHz) alsook op de korte golf (49-meterband — 6.205 kHz en 31-meterband — 9.935 kHz) en de FM-band (Kan. 44 — 100,00 MHz) uitzond. Op de 49 meter- en 31-meterband waren er ook uitzendingen te horen van 'RNI World Service' en 'RNI Goes DX'. Men beschikte ook over een 2e middengolfzender waarmee na de frequentiewisseling van Veronica (van 192 naar 538) in september 1972 tijdelijk een tweede Radio Noordzee programma op 192 meter werd uitgezonden, dit om luisteraars naar de uitzendingen op 220 meter te lokken. Deze uitzendingen stoorden uiteindelijk de kustwacht (zo werd 'gezegd') en werden na verloop van tijd gestaakt. Op zaterdag 15 mei 1971 ontplofte een brandbom aan boord van de Mebo II.[1] Niet de olieleiding in de machinekamer zoals oorspronkelijk de bedoeling was, werd getroffen, maar de waterleiding van de MEBO II. Het achterschip vatte vlam. Dj Alan West, die op dat moment een live programma in het Engels - 's avonds was er een Engelstalige programmering - presenteerde, werd tijdens het draaien van de plaat Melting pot van Blue Mink opgeschrikt door de explosie en ging poolshoogte nemen. Hij zag nog net een kleine motorboot met buitenboordmotor wegvaren. Hij rende terug naar de studio en
    riep over de zender (hij was duidelijk in paniek) om hulp: Mayday, mayday, the Mebo II is on fire, SOS, SOS, we had an explosion on board, mayday, mayday, we need help! Deze oproep bleef hij verschillende malen herhalen in het Engels, later deed de Nederlandse kapitein nog een oproep. Er kwam hulp van blusboten die de brand snel wisten te doven. Het station ging uit de lucht. Er vielen geen gewonden. De schade aan de MEBO II bleef beperkt; het bovendeel van de kombuis en het achterdek waren grotendeels afgebrand. De volgende dag was de zender terug in de lucht. Hoewel er aanvankelijk verhalen in de pers verschenen dat de BVD achter de aanslag zat - Meister en Bollier zouden banden hebben met het bewind van de DDR of zelfs Libië, en de korte golfzender gebruiken voor het verzenden van gecodeerde geheime berichten[2] - bleek al spoedig, dat Radio Veronica de schuldige was: er werden drie duikers gepakt, aan wie Veronica 100.000 gulden (= € 45.380,-) had betaald om het schip binnengaats te krijgen, zodat men beslag op het schip kon leggen omdat RNI de onderlinge overeenkomst niet zou hebben nageleefd. Maar de aanslag bewerkte precies het tegendeel van wat Veronica beoogd had: het leverde Radio Noordzee veel sympathie van de luisteraars op en het station won enorm aan populariteit. Het prikkelde echter ook de Nederlandse overheid om de zeezenders nu eens definitief met wetgeving aan te pakken. Bull Verweij, een van de gebroeders Verweij, eigenaren van Veronica, en Veronicaaandeelhouder Norbert Jürgens werden, net als de drie duikers, tot gevangenisstraffen veroordeeld. In maart 1973 begonnen RNI en Radio Veronica een actie tot behoud van hun zenders en het verkrijgen van een zendmachtiging, toen steeds duidelijker werd dat de Nederlandse autoriteiten de anti-piratenwet, als vastgelegd in het Verdrag van Straatsburg, zouden ratificeren. Op RNI heette de actie Hou 'm in de lucht. Onder andere zong een gelegenheidsformatie, het Noordzeekoor[3], een ledenwerflied Geef ons een kans. Een onderdeel daarvan was de single Meer van Jan van Veen.De inspanningen van Radio Noordzee waren vergeefs, maar Veronica zou vanaf 1976 als Veronica Omroep Organisatie uitgroeien tot de grootste Nederlandse publieke omroep.[4] Het doek viel op 31 augustus 1974, zoals voor de meeste andere zeezenders. Om 20:00 werden de uitzendingen gestaakt, 2 uur later dan Radio Veronica. Als laatste daad werd Man of Action van het Les Reed Orchestra uit juli 1970 gedraaid, de herkenningsmuziek van Radio Noordzee, op de laatste tonen weggefaded met zeegeluiden en het geluid van meeuwen, waarna om iets na 8 uur de zender werd uitgeschakeld. Alleen Radio Mi Amigo en Radio Caroline vanaf de MV Mi Amigo zouden doorgaan. Op 13 juli 1992 startte Strengholt de zender Radio Noordzee Nationaal, het latere Noordzee FM, maar deze heeft - behalve dezelfde initiatiefnemer - weinig met Radio Noordzee Internationaal te maken.





    29-07-2018 om 09:36 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 29 juli 1925 mikis theodorakis

     

    29-07-2018 om 09:34 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 29 juli 1925 mikis theodorakis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Theodorakis componeerde al zeer vroeg, zijn vroegste werk stamt van voor de tijd dat hij een instrument kon spelen, hij vormde een koor en gaf zijn eerste concert in zijn zeventiende levensjaar. Hij studeerde eerst muziek aan het conservatorium van Athene en daarna dat van Parijs. Hij studeerde muziekanalyse onder Olivier Messiaen en directie onder Eugene Bigot. Zijn werk werd vanaf het begin enorm gewaardeerd.

    Met zijn terugkeer naar de Griekse muziek, begon een renaissance in de Griekse muziek. Nog steeds geldt de samenwerking met Maria Farantouri als het beste wat de Griekse muziek te bieden heeft. Theodorakis heeft veel muziek geschreven, symfonische muziek, opera, ballet, liederen, cantates en oratoria en filmmuziek. In de laatste categorie componeerde hij het nummer La danse de Zorba voor de film Zorba de Griek. Het werd één van de grootste Top 40 hits aller tijden.

    In 2007 ontving hij de Lifetime Achievement Award voor zijn volledige oeuvre in het World Soundtrack Awards-gala op het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent.

    Vanaf 1980 houdt Theodorakis zich hoofdzakelijk met klassieke muziek - onder andere 5 opera's, requiem, 5 symfonieën - bezig, maar het componeren van liedcycli heeft hij niet geheel opgegeven. Zo componeerde hij in 2006 de liederencyclus "Odysseia" die in 2007 in een vertolking van Maria Farantouri bij het Griekse label Legend verscheen.

    Voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen in China componeerde hij een rhapsodie voor trompet en orkest, na al eerder een rhapsodie voor cello en orkest en een voor gitaar en orkest gecomponeerd te hebben.

     

    29-07-2018 om 09:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 29 juli 1890 vincent van gogh

     

    29-07-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 29 juli 1890 vincent van gogh

    29 juli 1890 Vincent Willem van Gogh (Zundert, 30 maart 1853 – Auvers-sur-Oise, 29 juli 1890) was een Nederlands kunstschilder. Zijn werk valt onder het postimpressionisme, een kunststroming die het negentiende-eeuwse impressionisme opvolgde. Van Goghs invloed op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de twintigste-eeuwse kunst. Het Van Gogh Museum in Amsterdam is gewijd aan het werk van Van Gogh en zijn tijdgenoten. Van Gogh wordt tegenwoordig gezien als een van de grote schilders van de 19e eeuw. Deze erkenning kwam echter pas laat. Tijdens zijn leven werd er waarschijnlijk maar één schilderij verkocht: De rode wijngaard (Poesjkinmuseum in Moskou). Anna Boch, een Belgische kunstenares en zus van zijn vriend dokter Eugène Boch kocht het voor 400 frank op de expositie van de Brusselse Les XX in 1890, een paar maanden voor Van Goghs dood.[1] Voordien had de Belgische mecenas Henri Van Cutsem(18391904) twee tekeningen gekocht van Vincent van Gogh, waaronder Olijfbomen in Montmajour (door hem geschonken aan het Museum voor Schone Kunsten in Doornik), een der eerste tekeningen gemaakt door Van Gogh in de Provence. Er verliepen maar drie jaar tussen zijn zwaarmoedige De aardappeleters (1885) en de kleurenexplosie in het zuidelijke Arles(1888). Van Gogh produceerde al zijn werk in slechts tien jaar, voordat hij begon te lijden aan een zenuwziekte en, naar men algemeen aanneemt, zelfmoord pleegde. Zijn roem groeide na zijn dood snel. Van Gogh werd geboren in het Brabantse Zundert, een dorpje vlak bij de Belgische grens, als zoon van de predikant Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus. Precies een jaar voor zijn geboorte hadden zij ook al een zoon gekregen die zij Vincent noemden, hoewel hij doodgeboren was. In totaal kreeg het echtpaar drie meisjes en drie jongens, onder wie Theo, die vier jaar na Vincent geboren werd. Als kind was Vincent een zwijgzame, enigszins in zichzelf gekeerde jongen. Op zijn achtste ging hij naar de dorpsschool, maar het jaar daarop werd hij alweer van school gehaald en kreeg hij thuisonderwijs. Per 1 oktober 1864 ging Vincent naar de kostschool van Jan Provily in Zevenbergen waar hij twee jaar verbleef. Hij leerde er Frans, Engels en Duits. Op 15 september 1866 werd hij ingeschreven aan de Rijks HBS Koning Willem II te Tilburg gevestigd in het voormalige paleis van Koning Willem II en het huidige Paleis-Raadhuis van Tilburg, waar hij tekenles kreeg van de schilder Constant Cornelis Huijsmans (1810-1886). In het tweede jaar werd hij weer van school gehaald, mogelijk omdat zijn vader de school niet kon betalen. Op zijn zestiende werd Vincent jongste bediende bij het Haagse filiaal van de internationale kunsthandel Goupil & Cie op de Plaats. Oorspronkelijk was dit de kunsthandel van zijn oom Vincent van Gogh, die vervolgens partner was geworden van de kunsthandel Goupil in Parijs. In 1872 begon Vincent te corresponderen met zijn jongere broer Theo. Deze correspondentie zou hij zijn hele leven volhouden en vormt een bron van informatie over Van Goghs leven en zijn artistieke ontwikkeling. Op voorspraak van zijn oom kwam Theo per 1 januari 1873 ook in dienst van Goupil & Cie, in het filiaal te Brussel. In juni van dat jaar werd Vincent in het filiaal te Londen geplaatst. Hij werd verliefd op de dochter van zijn hospita, maar ze was al verloofd met een andere kostganger en Vincent maakte een depressieve periode door. In 1873 was hij korte tijd werkzaam op het hoofdkantoor in Parijs, en vervolgens weer op het filiaal te Londen. In 1874 werkte Vincent nogmaals korte tijd op het hoofdkantoor. Hij bezocht in Parijs musea en kunstgalerijen en maakt er kennis met de poëtische boerentaferelen van Jean-François Millet en de realistische plattelandstaferelen van Jules Breton. Zijn depressie hield aan, zijn belangstelling voor de kunsthandel verflauwde en per 1 april 1876 werd hij ontslagen. Zijn oom Vincent was diep teleurgesteld in zijn neef en trok zijn handen van hem af. Vincent werd onderwijzer in Ramsgate en vervolgens onderwijzer aan een kostschool en hulpprediker in Isleworth. Op 4 november hield hij zijn eerste preek. Vanaf januari 1877 was hij weer in Nederland. Hij werkte korte tijd in een boekhandel te Dordrecht en in mei verhuisde hij naar Amsterdam om zich voor te bereiden op het staatsexamen, dat hem toegang zou verschaffen tot de studie theologie. Tussen mei 1877 en juli 1878 verbleef hij in het Poortgebouw
    op het Marineterrein bij zijn oom Johannes van Gogh, die daar commandant was van de Amsterdamse marinewerf[2]. Vincent haakte in 1878 af, zonder staatsexamen te hebben gedaan, onder meer te wijten aan zijn desinteresse in de Latijnse en Griekse taal. Hij volgde een korte opleiding op een zendelingenschool te Laken bij Brussel.
    In december 1878 werd Van Gogh naar Petit-Wasmes in de Borinage (Henegouwen) gestuurd, waar hij op 1 februari 1879 aan een proefperiode als lekenprediker tussen de mijnwerkers begon. Hij werkte er in bittere armoede en was depressief. Deze crises zouden het verder verloop van zijn leven bepalen. Hij woonde in een barak en sliep op stro. Hij voelde de ontberingen van de mijnwerkers diep aan. Hij wilde zich met hen vereenzelvigen en in april 1879 daalde hij af in een kolenmijn van de Charbonnage de Marcasse tot op 700 meter diepte.[3] Toch bleef hij, zelfs al had hij slachtoffers van een mijngasontploffing verpleegd, voor hen maar een buitenstaander, een vreemde eend in de bijt. In de zomer van 1879 kreeg hij een waterverfdoos opgestuurd door zijn vroegere overste bij Goupil & Co in Den Haag. Hiermee bewerkte hij een eerdere potloodtekening over de cokesfabriek in Flénu waarop hij de kleuren met potlood had aangeduid. Eveneens in 1879 werd hij na zes maanden afgewezen als lekenpredikant door de protestantse gemeenschap in Petit-Wasmesomdat hij te fanatiek en te moeilijk in de omgang was. In augustus van dat jaar ging hij te voet naar Brussel om raad te vragen aan dominee Abraham van der Waeyen Pieterszen. Daarna probeerde hij het als Bijbelcolpolteur in Pâturages en legde hij ziekenbezoeken af in Wasmes. Ten slotte was hij ten einde raad en zijn familie was diep teleurgesteld in hem. Het idee begon te rijpen dat hij zijn zoektocht naar kennis van God kon ombuigen in een zoektocht naar zelfkennis. Hij voelde dat hij toch ergens goed voor was en wilde ontsnappen uit deze ellendige periode. Hij las veel in het Frans, onder meer Les temps difficiles (Parijs, 1869) door Charles Dickens, L'Imitation de Jésus Christ van Thomas a Kempis, William Shakespeare (Parijs, 1864) door Victor Hugo; in het Engels las hij The Pilgrim's Progress (Londen, 1877) door John Bunyan en Uncle Tom's Cabin (Londen, 1852) door Harriet Beecher Stowe. Dergelijke lectuur toont duidelijk aan dat hij intellectueel op een hoog peil stond. Tijdens de periode in de Borinage voelde hij dat hij een kunstenaarsroeping kon hebben. Hij leerde, als autodidact, het tekenen aan de hand van handboeken over perspectief en anatomie, zoals die van Armand Cassagne (Traité d'Aquarelle (1875), Traité pratique de perspective (1866) en Éléments de perspective) en twee tekencursussen door Charles Bargue. Hij maakte veel expressieve en eigenzinnige, maar toch wat stuntelige, schetsen en tekeningen van het buitenleven, mijnwerkers en mensen van eenvoudige komaf. Hierbij liet hij zich inspireren door meesters als Rembrandt en Millet, van wie hij tijdschriften met kopieën had gekregen van zijn broer Theo, zoals De maaier met sikkel (1880) (collectie van museum in Japan).
    In de zomer van 1880 maakte hij een voettocht van 70 kilometer van Cuesmes naar het NoordFranse Courrières. Hij wilde er de barbizonschilder Jules Breton ontmoeten om er zijn tekeningen te tonen, maar toen hij voor zijn deur stond durfde hij niet aankloppen. Op de terugweg zag hij mooie "weversdorpen", een motief dat later vaak zou terugkomen in zijn werken. Hierna beschouwde hij de meeste van zijn tekeningen als mislukt en gooide ze weg. Hierdoor zijn er niet veel werken uit deze periode overgebleven. De Spitters (naar Millet) (collectie van de stad Bergen) is een van de weinige tekeningen die uit die tijd bewaard zijn gebleven. Een ander werk is de houtskooltekening Maison Magros, geschonken aan Charles Decrucq, zijn huisbaas in Cuesmes bij wij hij drie maanden woonde (nu in het National Gallery of Art, Washington).
    Op aanraden van zijn broer Theo vertrok hij hierna naar Brussel met het voornemen kunstenaar te worden.
    In oktober 1880 verhuisde Van Gogh naar een atelier in Brussel. In november schreef hij zich in aan de Académie Royale des Beaux Arts voor de studie "tekenen naar gipsen afgietsels van antieke beelden" van de historie- en genreschilder Joseph van Severdonck, maar het werd een onbevredigde ervaring. In december nam hij deel aan een examen, maar werd als laatste gerangschikt. Mogelijk werd hij niet verder toegelaten of hield hij er spoedig mee op. In elk geval nam hij niet meer deel aan het volgend examen, in februari 1881. Hij had heel slechte herinneringen aan deze leraar. Hij achtte hem en Joseph Stallaert (een andere leraar) "geen dubbeltje waard" en hij wilde over deze hele academie "geen syllabe meer horen of zeggen".[4] Toch had deze opleiding gevolgen voor zijn verdere vorming; hij had nu een bepaald idee hoe het er in de kunstwereld aan toegaat. Hij begon zichzelf als avant-gardist te beschouwen en hield een wrang gevoel over aan de Academie, het kunstonderwijs en kunst in het algemeen. Door een introductie van zijn jongere broer Theo raakte hij bevriend met de jonge schilder Anthon van Rappard, die al een opleiding had gekregen aan de Rijksacademie in Amsterdam, aan de kunstacademie van Brussel en in het atelier van Jean-Léon Gérôme in Parijs. Zij werkten tezamen in Rappards atelier in Sint-Joost-ten-Node en maakten schetsen in de omgeving. Hoewel Van Gogh veel van Rappard opstak, kan men toch niet spreken van een meester-leerlingrelatie. Toch zou het gebruik van de vele streepjes in het werk van Van Rappard in het latere werk van Van Gogh doorslaggevend zijn. Uiteindelijk hadden ze bittere uiteenzettingen over de academische techniek. Toch zouden ze nog vele jaren bevriend blijven. Van Gogh kreeg nu ook geld van Theo. Hij volgde begin 1881 korte tijd lessen in perspectief. Hoewel Van Gogh de naam van zijn leraar niet vermeldt, neemt men aan dat het de Nederlands-Belgische schilder Adriaan-Jan Madiol betreft. In elk geval, Van Gogh kende deze kunstenaar en had waardering voor zijn werk. Hij vroeg zelfs aan zijn broer Theo om deze schilder aan te bevelen bij het Salon van Brussel. In een van zijn brieven is hij lovend over een schilderij dat hij bij Madiol thuis gezien had.[5] [6] Van Goghs explosief karakter maakte hem spoedig tot een "persona non grata" in zijn omgeving. Nu eerst begon zijn explosieve maar dramatische odyssee, die nauwelijks tien jaar zou duren. Aan de vriendschap met Van Rappard kwam na een ongelukkig misverstand tijdelijk een eind, waarna Vincent nog een half jaar in Brussel verbleef.
    Na terugkeer in Nederland woonde Van Gogh aanvankelijk in bij zijn ouders, die inmiddels via Helvoirt naar Etten waren verhuisd. Hij bleef zich in deze periode toeleggen op de kunst en maakte talloze – steeds beter uitgevoerde – tekeningen en schilderijen. Aanvankelijk werd hij nog erg getrokken door het plan om voor tijdschriften te tekenen en op die manier zijn geld te verdienen en het duurde lang voordat hij dit ideaal losliet. Vervolgens woonde hij zelfstandig in Den Haag en in Nuenen. In Den Haag worstelde hij met een problematische relatie met Christine "Sien" Hoornik. Het was een arme vrouw met een alcoholprobleem en een verleden als prostituee. Zij baarde in 1882 een zoon, maar er zijn nooit bewijzen gevonden dat Van Gogh de vader was. De relatie verslechterde spoedig en Sien pakte haar oude beroep van prostituee weer op. Van Gogh ging eind 1881 op 28-jarige leeftijd voor ongeveer drie weken bij zijn aangetrouwde neef Anton Mauve (die getrouwd was met zijn nicht Jet Carbentus) in diens Haagse atelier werken. Via hem kwam hij in contact met het werk van onder anderen Jacob en Matthijs Maris, Weissenbruch, Mesdag, Breitner en Israëls. Mauve gaf Vincent schilderles. Zijn invloed op Vincent was groter dan doorgaans wordt aangenomen. Thema’s als spitters, aardappeleters en houtverkopers heeft hij van Mauve overgenomen.
    Door zijn relatie met Sien Hoornik kwam Vincent in conflict met Mauve en Tersteeg, zijn vroegere chef bij Goupil. Toen Anton Mauve op 5 februari 1888 op nog geen vijftigjarige leeftijd plotseling te Arnhem overleed, droeg Vincent in Arles zijn Souvenir de Mauve, roze bloeiende perzikbomen, aan hem op.
    In 1883 verbrak Van Gogh de relatie met Sien en vertrok vanuit Den Haag naar Drenthe, waar hij op 11 september arriveerde te Hoogeveen. Deze keuze was ingegeven door zijn broer Theo die op de Parijse Salon van 1882 een landschapsschilderij van de Duitse schilder Max Liebermann zag. Liebermann bezocht elk jaar gedurende de zomer Drenthe (Zweeloo) om daar te schilderen. Ook Anton Mauve (getrouwd met een nichtje van zijn moeder) en zijn schilder- en studievriend Anthon van Rappardadviseerden hem Drenthe te bezoeken. Theo financierde de reis per trein van station Den Haag HS naar Hoogeveen. Van Gogh verbleef 18 dagen bij logementhouder Albertus Hartsuiker te Hoogeveen. In deze periode maakte hij uitstapjes in de omgeving en legde zich toe op het schilderen van landschappen en figuren. Op 2 oktober van dat jaar vertrok hij per trekschuit naar Nieuw-Amsterdam. Daar nam hij zijn intrek in het logement van Hendrik Scholte. Op 4 december 1883 vertrok Van Gogh weer naar Hoogeveen om de volgende dag de trein te nemen naar zijn ouders in Nuenen. In zijn schilderijen uit deze tijd legde Vincent vaak het hardvochtige boerenleven vast; aan deze tijd herinneren onder andere Het Weefgetouw, Twee boerinnen, spittend, zeven afbeeldingen van windmolen De Roosdonck en vier van de Genneper Watermolen in Eindhoven. In Eindhoven gaf hij ook les aan enkele kunstenaars, onder wie Antoon Kerssemakers. Eind april 1885, een maand na het onverwachte overlijden van zijn vader, schiep hij zijn eerste, sombere, maar uitermate expressieve meesterwerk De aardappeleters. In november van datzelfde jaar vertrok Van Gogh naar Antwerpen. Verschillende tekeningen en schilderijen die hij bij zijn familie achterliet, zijn verloren gegaan toen zijn moeder en zuster Willemien begin 1886 naar Breda verhuisden.
    Na zijn verbitterd en onplezierig vertrek in november 1885 uit Nuenen naar Antwerpen, betrok Van Gogh aldaar een kleine kamer aan de Lange Beeldekensstraat, die hij inrichtte als atelier. Gedurende zijn kort verblijf in Antwerpen kwam Van Gogh onder de indruk van de Japanse prenten en houtsneden, die hij zag bij antiquairs en in boekhandels. Hij begon ze gretig te verzamelen en hing de goedkope Japanse kleurenprenten langs de muren van zijn verblijf. Hij werd geboeid door het decoratief en esthetisch kleurgevoel van deze prenten en dit zou dan ook een invloed hebben op zijn latere werken. Hij voelde zich spoedig thuis in deze levendige stad met zeemanscafés, kroegen en bordelen. Eerst probeerde hij tekeningen en schilderijen te maken met romantische stadsgezichten en pittoreske straattaferelen en die vervolgens te slijten als souvenirs voor toeristen, maar hij verkocht er geen enkele (Kasteel Het Steen, Onze-Lieve-Vrouwekerk, De Grote Markt, Rijksmuseum Vincent van Gogh, Amsterdam). In feite had hij echter maar een doel: een zoektocht naar vrouwelijk schoon. Hij bezocht de musea en kerken in Antwerpen, waar meesterwerken van grote Vlaamse Meesters hingen, maar was slechts erin geïnteresseerd hoe zij vrouwen uitbeeldden. Hij beschreef dit "vrouwelijk vlees" in onbedekte wulpse termen in brieven aan zijn broer Theo. Niet meer gehinderd door de preutsheid in zijn vorig verblijf, zocht hij als een gedrevene naar modellen die naakt wilden poseren. Hij ging hiervoor naar variététheaters, danscafés en bordelen, maar vond, bij gebrek aan geld, bijna niemand die hieraan wilde meewerken. Hij moest zich meestal beperken, gezeten aan een bar, tot vluchtige notities in een schetsblokje in zakformaat op zijn schoot (Dansende vrouwen (december 1885), zwart en gekleurd krijt op velijnpapier; Rijksmuseum Vincent van Gogh, Amsterdam). Gedurende zijn eerste maand in Antwerpen kreeg hij slechts enkele bezoekers in zijn atelier. Dit resulteerde in de schilderijen Kop van een oude man en Kop van een vrouw (december 1885, beide in Van Goghmuseum, Amsterdam). In december wilde er toch een vrouw voor hem
    poseren, dankzij wat extra geld dat Theo had opgestuurd. Het werd een schilderij met felle kleuren, een stijlbreuk met zijn voorgaande donkere werken: Portret van een vrouw met rode haarband (verzameling Alfred Wyler, New York). Rond Kerstmis 1885 voelde Van Gogh zich zwaar neerslachtig en zocht hij troost in cafés en bordelen en vervloekte iedereen die hem had afgewezen. In januari 1886 vroeg Theo aan Vincent om Antwerpen te verlaten, maar Vincent weigerde koppig. Op 18 januari 1886 liet hij, in tegenspraak met zijn vroegere voornemens, zich inschrijven aan de prestigieuze Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. Hij was toen 32 jaar. Hij wilde er nieuwe vrienden maken zodat hij zich kon bevrijden uit zijn artistieke eenzaamheid, maar hij hield het er geen drie maanden vol. Hij kreeg ruzie met zijn docent Karel Verlat die een avondtekenklas "Antiek" gaf. Hoewel hij het tekenen naar gipsen afgietsels van antieke sculpturen verafschuwde, gedroeg hij zich aanvankelijk voorbeeldig. Dit resulteerde onder andere in Gipsen torso, De discuswerper en Gipsbeeldje van een paard (alle in het Van Goghmuseum, Amsterdam). Verlat liet hem echter niet schilderen en hij mocht evenmin werken met levende modellen, de hoofdreden waarvoor Van Gogh naar de Academie gekomen was. Toch probeerde Van Gogh dit in het schildersatelier, maar hij werd door de leraar minachtend teruggestuurd naar de tekenklas. Deze klas "Antiek" werd gegeven door Frans Vinck. Van Gogh schreef zich nadien in voor een tweede tekenklas, 's middags gegeven door Eugène Siberdt, een leraar van de cursus "Tekening figuur naar het leven". Siberdt was een soort drilsergeant, iemand die streefde naar klassieke perfectie. Een botsing met de rusteloze aard en koortsachtige werkmethode van Van Gogh was onvermijdelijk. Van Gogh noemde, in het bijzijn van de leerlingen, de methodes van Siberdt volstrekt verkeerd. Hij tekende een gipsen afgietsel van een Griekse godin als een stevig gebouwde naakte Vlaamse matrone, tot afschuw van zijn leraar. Dit was het begin van het einde van zijn opleiding aan de Academie. Toen hij een tekening als eindwerk instuurde, verwachtte hij er al niet veel van, maar hij werd zelfs vernederd door de jury; hij moest terug naar een cursus op beginnersniveau bij leerlingen van tien jaar. Van Gogh verliet verbitterd de Academie. Pas een maand later beslisten de leraren dat Van Gogh zijn jaar moest overdoen. In tegenstelling tot hardnekkige beweringen in de literatuur, werd hij dus niet door Siberdt weggestuurd: hij was al vertrokken.[7] Nadien sloot hij zich nog even aan bij een chaotische tekenclub in een café op de Grote Markt van Antwerpen. Deze bestond uit studenten van de Academie, die zich hier beter konden uitleven. Zij konden hier naakte modellen tekenen en vrouwen werden hiertoe luidruchtig aangemoedigd. Ook hier werd Van Gogh met zijn vreemde tekeningen en schilderijen door hen bespot en afgewezen. Hij bleef er nog even hangen als eenzaat en maakte vluchtige tekeningen met potlood en krijt. Hij poseerde er zelfs voor een vluchtig aquarelportret door de jonge Engelsman Horace Mann-Livens (1862-1936). In Antwerpen was Vincent ziek geworden. Bovendien was er syfilis bij hem geconstateerd. Dit, het armoedig leven, slechte voeding en te veel roken bezorgden hem koorts, kuchhoesten, maagkrampen en mondpijn. Zijn tanden begonnen te rotten en af te breken. Eind februari 1886 liet hij, ten einde raad, een derde van zijn tanden uittrekken door een tandarts, en dit zonder verdoving, behalve wat sterkedrank. Hij stuurde nog steeds geruststellende brieven naar zijn broer Theo, maar in feite waren zijn fantasieën over het Antwerpse leven aan het instorten. Hij geraakte uitgeput en overwerkt en had doodsgedachten. Uit die tijd stammen enkele schilderijen van naaktmodellen, gezichten vanuit zijn raam op achterhuizen en vooral de olieverfschilderij Kop van een skelet met brandende sigaret (februari 1886), in het Van Gogh Museum, Amsterdam. Dit is in feite zijn eerste zelfportret, want zo zag hij zichzelf toen. Hij verlangde meer en meer naar Parijs en probeerde een uitnodiging van zijn broer uit te lokken. Zijn smeekbrieven werden beantwoord met uitvluchten en verzoeken om terug te keren naar Nederland. Toen Theo ten slotte weigerde, stapte Vincent resoluut op de nachttrein naar Parijs, zonder zijn schulden in Antwerpen (huur, verf, tandarts) te betalen. Het korte verblijf in Antwerpen had wel een beslissende en bevrijdende invloed op zijn latere kunstrichting. Het was een breuk met de calvinistische strengheid in Nederland, die resulteerde in een
    zwaarmoedige en duistere weergave van zijn omgeving. Nu kon hij experimenteren en zijn eigen artistieke mogelijkheden ontdekken. In maart 1886 verliet Van Gogh onverwachts België. Hij ging inwonen bij Theo in Parijs, Rue Lepic 54 in Montmartre, waar hij een eigen atelier kreeg. Hier werkte hij verder aan zijn artistieke doorbraak. Hij raakte bevriend met Henri de Toulouse-Lautrecen met Émile Bernard, terwijl hij bewondering had voor de bloemstillevens van Adolphe Monticelli, de romantische Eugène Delacroix en de allegorische Pierre Puvis de Chavannes.
    Belangrijker nog was zijn contact met het Franse impressionisme, tien jaar na het ontstaan. De reeks "Salons des Impressionistes" waren voorbij en Paul Signac, met wie hij vaak ging schilderen in Asnières, worstelde als post-impressionistmet het divisionisme. Georges Seurat, Paul Gauguin, Camille Pissarro en Armand Guillaumin behoorden tot zijn kennissen. De relatie tussen Vincent en Theo kwam enige tijd onder druk te staan toen bleek dat Vincent voortdurend met Jan en alleman ruzie maakte. Pas tegen het eind van Vincents verblijf knapte de relatie weer op en kregen de broers weer een zeer innige band. Ook gedurende deze periode werkte Vincent onvermoeibaar hard, ten koste van zijn gezondheid.
    Het Parijse leven was erg druk voor de zwakker wordende Van Gogh, en vaak ook grauw en koud. Hij was 34 jaar oud toen hij Parijs verliet in februari 1888. Hij ging naar Arles in het zuiden van Frankrijk in de Camargue. Het was er echter al even koud: het vroor er en er lag sneeuw. In mei 1888 betrok Van Gogh vier kamers in een huurhuis (het "gele huis"), in het rechterdeel van een huis aan de Place Lamartine in Arles. Op het schilderij dat hij van dit plein maakte, is zijn woning herkenbaar aan de groene luiken. Eindelijk had hij een plek gevonden waar hij niet alleen kon schilderen maar ook vrienden kon laten logeren. Hij wilde van dit gele hoekpand een kunstenaarshuis maken, waar schilders samen konden wonen en werken. Vlak nadat Van Gogh in het gele huis was getrokken, stuurde hij Theo een beschrijving en een schets van zijn schilderij van het huis "onder een zwavelkleurige zon, onder een lucht van zuiver kobalt. Het motief is zo moeilijk! Maar juist daarom wil ik het onder de knie krijgen. Want het is ontzagwekkend, die gele huizen in de zon en dan de onvergelijkelijke helderheid van het blauw." Die indrukken vertaalde hij in zijn atelier treffend naar deze compositie in contrasterende kleuren. Van Gogh heeft in dit schilderij, dat hij zelf De straat noemde, zijn naaste omgeving weergegeven. Links is het restaurant te zien waar hij vaak ging eten. Het huis van zijn vriend, de postbode Joseph Roulin, lag voorbij de tweede spoorbrug. Het was zijn droom hier een kunstenaarsgemeenschap op te richten, maar uiteindelijk kwam alleen Paul Gauguin erop af. Deze relatie duurde slechts enkele maanden en eindigde op een klinkende ruzie. Onder de Franse zuiderzon maakte Van Gogh zijn opzienbarendste werken in een koortsachtig tempo, soms meerdere op een dag. Het werden echter zijn laatste twee levensjaren, met dramatische crises. Hij werd gekweld door, wat hijzelf noemde, "de stem van de verschrikkelijke luciditeit". Hij behaalde in die periode zijn grootste artistieke triomfen door de intense weergave van het licht van het zuiden in door hitte geteisterde doeken. Zijn beroemdste werken dateren uit deze periode. Het is een hoogtepunt in zijn korte loopbaan. De Twaalf zonnebloemen in een vaas (augustus 1888; Neue Pinakothek, München) werd (zoals de Mona Lisa van Leonardo da Vinci) een der populairste schilderijen in de kunstgeschiedenis. Hij wilde de Middellandse Zee ontdekken en trok voor een vijftal dagen naar het nabijgelegen SaintesMaries-de-la-Mer, waar hij onophoudelijk schetsen en tekeningen maakte van de omgeving. Terug in Arles zette hij zijn bekende Vissersboten op het strand op het doek en Brug van Langlois.
    Ook zijn kenschetsende portretten ontstonden in deze periode, zoals van de twee schilderijen van de zoeaaf (juni 1888), van Roulin en Eugène Boch. In 2013 werd in Noorwegen een verloren gewaand werk gevonden: Zonsondergang bij Montmajour (juli 1888), waarvan er enkele pentekeningen bestonden.
    Van Gogh huurde het "gele huis", schilderde het indrukwekkende Nachtcafé en verwerkte uitzonderlijke motieven van oogst, wijngaard en cipressen. Op 23 oktober 1888 kwam Paul Gauguin bij hem logeren, maar nauwelijks twee maanden later volgde de breuk, tijdens een hoog oplopende ruzie over de plaatselijke cafébazin. Beiden waren verliefd op haar zodat ze haar al vele malen geschilderd hadden. De Duitse kunsthistorici Hans Kaufmann en Rita Wildegans onderzochten gedurende tien jaar politierapporten, getuigenverklaringen en brieven van de beide schilders. Volgens hen zou Paul Gauguin van plan zijn geweest het gele huis in Arles na een verblijf van twee maanden te verlaten. Van Gogh zou hem boos achterna de straat op zijn gelopen, waarop een ruzie zou zijn ontstaan en Gauguin uithaalde met zijn degen en daarmee een deel van Van Goghs oor afhieuw. Daarna zouden ze hebben afgesproken hierover te zwijgen: Gauguin om strafvervolging wegens het toebrengen van letsel te ontlopen en Van Gogh om de vriendschap te behouden. De Duitse kunstwetenschappers vinden steun voor hun stelling in de laatste brief van Van Gogh aan Gauguin. Daarin schreef hij: "Jij bent stil, ik zal het ook zijn." Ook in brieven aan zijn broer Theo menen zij impliciete verwijzingen naar het incident te kunnen herkennen. In 2008 publiceerden zij hun bevindingen in een boek (zie onder Literatuur). [8] Curator Leo Jansen van het Van Gogh Museum wijst hun conclusie af. De aangevoerde bewijzen zijn volgens hem voor een groot deel uit hun verband getrokken.[9] Vaker wordt beweerd dat Van Gogh zelf een stuk van zijn oor sneed en dat de tinnitus waaraan hij leed hier de aanleiding toe was. Vervolgens zou Van Gogh zijn oor aan een prostituee hebben gegeven en terug naar huis zijn gegaan. Lange tijd werd gedacht dat Van Gogh alleen zijn oorlel afsneed. Dat was gebaseerd op een verhaal van Van Goghs schoonzus, die echter niet in Arles was toen het gebeurde. In 2016 werd een onderzoek gepubliceerd waarbij onder meer gekeken was naar een brief van Félix Rey, de arts die Van Gogh na het incident behandelde. Uit een bijliggende schets blijkt dat Van Gogh vrijwel zijn hele oorschelp afgesneden had.[10] In januari 1889 was Van Gogh hersteld en ging hij opnieuw driftig aan het werk aan herhaalde versies van La Berceuse, waarvoor Madame Roulin model zat. Verder schilderde hij nieuwe variaties Zonnebloemen. De buurtbewoners maakten zich echter zorgen om de "vagebond" in het gele huis.[11]
    Vincent van Goghs broer Theo trouwde in april te Amsterdam met Johanna Gesina Bonger. Het ging weer minder goed met Vincent en hij liet zich vrijwillig opnemen te Saint-Rémy-de-Provence, in de instelling Saint-Paul-de-Mausole aan de voet van de Alpilles. Men richtte er zelfs een klein atelier in, waarin hij kon schilderen tijdens de steeds zeldzamer momenten zonder zenuwcrisis. In dat jaar maakte hij er ongeveer 150 schilderijen. Het was de tijd van de Irissen, de Seringen, gele korenvelden, olijfbomen en cipressen. De zenuwinzinkingen volgden elkaar op. Tijdens een crisis in augustus 1889 had hij giftige verf ingeslikt. Toch bleef Van Gogh doorwerken, zij het in deze korte periode uitsluitend met tekeningen. Omdat hij op bepaalde momenten niet meer naar buiten wilde, uit vrees voor een nieuwe crisis, maakte hij, vanaf oktober 1889, enkele kopieën naar werken van Rembrandt (De opwekking van Lazarus), Delacroix (De barmhartige Samaritaan), Millet (De houthakker, Avond, Twee spittende boeren, De zaaier, Middagdutje), Honoré Daumier (De drinkers) en Gustave Doré (De gevangenisbinnenplaats). In april 1890 toonde Theo tien werken van zijn broer op de Salon des Indépendants in Parijs, waaronder Sterrennacht boven de Rhône.
    De naam Van Gogh was intussen doorgedrongen tot België en in januari 1890 werd hij uitgenodigd op de expositie van Les XX te Brussel. Hij nam eraan deel met zes schilderijen. Hij kreeg er gunstige reacties en op deze tentoonstelling werd De rode wijngaard gekocht door Anna Boch. Vincent verliet de instelling van Saint-Rémy-de-Provence in mei 1890 en reisde naar Auvers-sur-Oise, in de buurt van Parijs, waar dokter Gachet woonde. Op doorreis bezocht hij Theo en diens vrouw in Parijs.
    In mei kwam Van Gogh in Auvers aan en huurde er een zolderkamer in de herberg van Ravoux. Weer schilderde hij portretten, onder meer het bekende portret van Dr. Gachet. De eindeloze gele korenvelden met de donkerblauwe, vaak wervelende hemels rond Auvers werden nu zijn herhaalde motieven. Broer Theo en zijn vrouw Jo kwamen nog eens een dag doorbrengen bij hem, in juni en in juli liep hij zelf nog eens naar Parijs om bij hen op bezoek te gaan. Lange tijd was niet bekend welk schilderij Van Gogh als laatste maakte. Aanvankelijk werd gedacht aan Korenveld met kraaien. Uit de donkere onweerslucht en opvliegende kraaien concludeerde men dat dat schilderij mogelijk een aankondiging van de schilder zou zijn geweest van zijn aanstaande zelfmoord. Deze stelling werd niettemin weerlegd door brieven van Van Gogh, waaruit bleek dat het schilderij al aan het begin van de maand juli was geschilderd terwijl hij op 29 juli overleed.[12] In 2012 bracht een onderzoek door Louis van Tilborgh (Van Gogh Museum) en Bert Maes (ecoloog) aan het licht, dat Boomwortels Van Goghs laatste schilderij moet zijn geweest. Dit abstract ogende schilderij is enerzijds niet afgemaakt, terwijl van Van Gogh bekend is dat hij een ambachtsman was die een eenmaal begonnen schilderij altijd afmaakte. Dat het dit schilderij moet zijn geweest, en niet een ander schilderij dat hij niet had afgemaakt, bleek uit een briefje van de zwager van Theo van Gogh, waarin hij dit schilderij beschreef waaraan Vincent de dag voor zijn dood was begonnen.[12]
    Algemeen wordt aangenomen dat Van Gogh zichzelf op 27 juli 1890, 37 jaar oud, in de borst verwondde met een revolver. Hij wilde zich door het hart schieten, maar maakte een klassieke fout door te denken dat het hart zich ter hoogte van de linkertepel bevindt. Daardoor stierf hij pas op 29 juli aan inwendige bloedingen, met Theo aan zijn zijde. De Amerikaanse kunstkenners Steven Naifeh en Gregory White Smith, die tien jaar onderzoek naar de schilder hebben gedaan, concluderen echter in hun biografie Van Gogh: The Life[13] (oktober 2011) dat Van Gogh geen suïcide heeft gepleegd, maar dat het dodelijke schot moet zijn gelost tijdens een onduidelijk voorval met een groepje opgeschoten jongens die Van Gogh al dagen hinderlijk volgden. De oudste van hen zou een pistool van zijn vader hebben gehad. Zij wijzen er in dit verband op dat het vuurwapen nooit is gevonden, en uit het medisch rapport blijkt dat de schootsafstand minstens 5 meter moet zijn geweest. Verder werd het pistool van schuin boven de linkerborst afgevuurd, wat een onwaarschijnlijke positie is voor een (rechtshandige) zelfmoordenaar. Hoewel vooralsnog nog steeds wordt uitgegaan van zelfdoding, kan het nieuwe scenario uit de biografie niet worden uitgesloten, omdat de omstandigheden die tot Van Goghs dood leidden nooit helemaal zijn opgehelderd. Vast staat wel, dat van Gogh in de dagen die verliepen tussen zijn verwonding en overlijden, de hoop heeft uitgesproken dat de kogel zou worden verwijderd. De plaatselijke artsen echter waren geen chirurgen en durfden de kogel niet uit zijn buik, waar ze terecht was gekomen, te verwijderen. Dat werd Vincent fataal: hij overleed aan de wondinfectie, niet aan inwendige beschadiging van organen. Een half jaar later overleed ook Theo. Deze liet een zoon achter, Vincent Willem, de grootvader van de bekende cineast en columnist Theo van Gogh. Vincent en zijn broer Theo liggen begraven op de begraafplaats van Auvers-sur-Oise.
    In Nederland zijn vele van zijn werken te bezichtigen in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Ook het Kröller-Müller Museum in het Nationaal Park De Hoge Veluwe in Otterlo bezit een behoorlijke collectie Van Goghs.
    Op 21 juli 1962 werd een overeenkomst ondertekend tussen de Staat der Nederlanden en de Vincent van Gogh Stichting. De familie Van Gogh droeg voor 15 miljoen gulden de resterende verzameling, bestaande uit 200 schilderijen van Vincent van Gogh en Paul Gauguin, 400 tekeningen, en alle brieven van Vincent, over aan de staat. Hiermee werd de grondslag gelegd voor het Amsterdamse Van Gogh Museum, dat op 2 juni 1973 werd geopend.
    Na de dood van haar zwager Vincent van Gogh op 29 juli 1890 en haar echtgenoot Theo van Gogh in 1891 keerde Johanna van Gogh-Bonger met haar zoontje Vincent Willem van Gogh en een groot aantal als waardeloos beschouwde schilderijen van Vincent van Gogh definitief terug naar Nederland. Ze vestigde zich in Bussum. Om in haar levensonderhoud te voorzien begon zij daar een pension en maakte een begin aan de verkoop van het werk van haar zwager. Haar beste klanten waren de kunsthandel van Paul Cassirer in Berlijn en kunsthandel J.H. de Bois (voorheen C.M. van Gogh) in Amsterdam waaraan ieder 55 schilderijen of tekeningen werden geleverd. Alles werd door Johanna keurig bijgehouden in haar kasboek, ofschoon er van de verkoop van een klein aantal werken van Vincent geen aantekening werd gehouden. Ook werd een gering aantal werken geschonken aan familie of zeer goede relaties. Behalve het grote aantal werken dat Johanna van Gogh bezat, hadden de volgende familieleden van Vincent werk in hun bezit: E.H. du Quesne-van Gogh tien stuks, Willemien van Gogh zeven stuks, Cornelia van Gogh-Carbentus één, Anna van Gogh-Carbentus drie en Andries Bonger (broer van Johanna) vijf stuks. Tussen 1890 en 1923 werden door haar 247 schilderijen en tekeningen van Vincent van Gogh op de markt gebracht. Van Gogh en zijn leven zijn door de jaren heen een inspiratiebron geweest van diverse culturele uitingen. De Vlaamse schrijver en beeldend kunstenaar Louis Paul Boonbaseerde zijn roman Abel Gholaerts (1944) op het leven van Van Gogh, al verplaatste hij de handeling naar Vlaanderen. Over het leven van de kunstenaar zijn diverse films gemaakt, waaronder de film Lust for Life uit 1956 met Kirk Douglas als Vincent van Gogh. Vincent en Theo, een film van Robert Altman, werd geproduceerd in 1996. In 2009 kwam de IMAX-film Van Gogh, een kleurrijk portret uit. Don McLean schreef het bekende lied Vincent (starry, starry night) over hem, gebaseerd op het schilderij De sterrennacht. In 2009 kwam de film Vincent van Gogh, een zaaier in Etten in omloop, de regisseur was Vincent Oudendijk. Aan de animatiefilm Loving Vincent (2017) werkten meer dan 100 kunstschilders mee, die voor elk frame een schilderij in de stijl van Van Gogh maakten. In Nederland is Vincent van Gogh opgenomen in de canon van Nederland. De commissie-Van Oostrom heeft Vincent van Gogh erkend als een van de vijftig essentiële onderwerpen voor de Nederlandse geschiedenis in het voortgezet onderwijs. In Brabant, de geboorteprovincie van Van Gogh, zijn verscheidene instellingen aan de schilder gewijd. In Nuenen is er documentatiecentrum over Vincent van Gogh en in Etten-Leur staat het Informatie-centrum Vincent van Gogh. In Zundert, de geboorteplaats van Van Gogh, staat het Van Goghhuis. Daarnaast zijn er in de loop der jaren vele tentoonstellingen en boeken over zijn werk verschenen, naast andere uitingen als liederen en bloemencorso's.





    29-07-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28 juli 1952 monique van de ven

     

    28-07-2018 om 09:36 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28 juli 1928 jcq bouvier

     

    28-07-2018 om 09:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28 juli 1928 jcq bouvier

    28 juli 1928 acqueline Lee Bouvier (Jackie) Kennedy Onassis, bekend onder vele namen, onder andere Jackie Kennedy, Jackie Onassisen Jackie O., (Southampton (New York), 28 juli 1929 – New York, 19 mei 1994) was de Amerikaanse first lady van 1961 tot aan de dood van haar toenmalige echtgenoot, president John F. Kennedy in 1963. Ze zat naast hem in de auto toen hij werd doodgeschoten. Ze hertrouwde in 1968 met Aristoteles Onassis, een Griekse zakenman. Jacqueline Bouvier werd geboren in het Easthampton Hospital in Easthampton, New York. Ze was de oudste dochter van John Vernou Bouvier III (1891-1957) en Janet Norton Lee (1906-1989). Om hun aanzien te verhogen overdreven beide families over hun afkomst. De Bouviers vertelden dat ze afstamden van de koninklijke Fontaines uit Frankrijk en de Lee's zeiden dat ze van de Virginia Lee's afstamden. Jacqueline was voornamelijk van Ierse, Schotse en Engelse afkomst. Haar laatste Franse voorouder aan vaders kant was Michel Bouvier, haar overgrootvader die naar Philadelphia verhuisde. Ze had één zusje: Caroline Lee, die bekendstond als Lee, geboren in 1933. Haar vader, die de bijnaam "Black Jack" had, was een playboy; het feit dat hij altijd achter de vrouwen aanzat, leidde uiteindelijk tot de scheiding met Janet toen Jackie nog een jong meisje was. Tot ze 12 jaar was, verbleef ze elke zomer op het domein Lasata van haar grootouders in East Hampton waar ze leerde paardrijden op haar favoriete paard Danseuse. Nadat haar ouders officieel gescheiden waren in 1942 en haar moeder hertrouwd was, bleef ze paardrijden op de Hammersmith Farm van de Auchincloss familie. Ze hield van lezen, schilderen, gedichten schrijven en had een goede relatie met haar vader. De relatie met haar moeder was vaak afstandelijk.
    1935-1942 The Chapin School - New York - kleuterschool en lagere school 1942-1944 Holton Arms School - Bethesda, Maryland - lagere school en eerste jaar middelbaar 1944-1947 Miss Porter's School - Farmington, Connecticut - Middelbaar 1947-1949 Vassar College - Poughkeepsie, New York - College 1949-1950 Universiteit van Grenoble en de Sorbonne - Parijs, Frankrijk - uitwisselingsprogramma 1950-1951 George Washington University - Washington, D.C. – behaalt een graad in de Franse literatuur 1954 Georgetown University- Georgetown, Washington D.C. Amerikaanse geschiedenis Toen Jackie op Vassar College zat, werd ze "Debutante van het jaar" in 1947/48. In 1951 had ze haar eerste baan voor de krant Washington Times-Herald. Haar werk bestond erin vragen te stellen aan mensen die ze ontmoette in Washington. De vragen en amusante antwoorden verschenen dan in de krant. Hierdoor leerde ze senator John F. Kennedy kennen.
    In december 1951 was Jackie verloofd met de jonge effectenmakelaar John Husted. Jackie pendelde tussen New York en Washington om John te ontmoeten. In New York verbleef ze in het appartement van haar vader, Black Jack Bouvier, die erg gesteld was op John. In maart 1952 werd de verloving echter verbroken, op advies van haar moeder. Zij vond dat Husted die $17000 per jaar verdiende niet rijk genoeg was hoewel zijn familie in hoog aanzien stond, ze vond hem ook onvolwassen. Jackie ontmoette John Kennedy (bijnaam Jack) voor het eerst op het huwelijk van een gemeenschappelijke vriend in 1948. Drie jaar later kwamen ze weer met elkaar in contact in mei 1951 op een etentje bij Charles en Martha Bartlett thuis. Kennedy vergezelde haar naar de auto, maar ontdekte dat Husted haar opwachtte. In de winter van dat jaar zagen ze elkaar op een evenement in Palm Beach, Florida. Nadat de verloving van Jackie verbroken werd hielden de Bartletts een nieuw etentje op 8 mei 1952 waarop de romance tussen Jack en Jackie ontlook.
    Ze trouwden op 12 september 1953 in Newport, Rhode Island. Haar bruidsjurk en die van de bruidsmeisjes werd ontworpen door Ann Lowe, een bekende modeontwerpster. De receptie werd op Hammersmith Farm gehouden met ruim 2000 gasten. Na de bruiloft keerden ze na een korte huwelijksreis terug naar Washington. In het begin van hun huwelijk ondervond senator Kennedy erg veel hinder van zijn rug door een oorlogsblessure; hij werd twee keer geopereerd. Terwijl hij herstelde van de operatie moedigde Jackie hem aan om een boek te schrijven, Profiles in Courage dat gaat over senatoren die hun carrières riskeerden om te vechten voor zaken waarin ze geloofden. Het boek kreeg de Pulitzer-prijs voor biografie in 1957. Het huwelijk verliep niet probleemloos, deels door Johns gezondheidsproblemen maar evenzeer door zogeheten verhoudingen - beide werden voor het publiek verborgen gehouden. De eerste vijf jaar van hun huwelijk woonden ze in een huis op de N Street in Georgetown, Washington. Jacqueline spendeerde in deze eerste huwelijksjaren veel van haar tijd en geld aan het herinrichten van het huis en het kopen van kleren. In 1956 werd ze voor het eerst zwanger; het zou een meisje worden dat ze Arabella noemden maar ze kreeg een miskraam. Een jaar later zou ze een dochter krijgen, Caroline. Jacqueline was erg gesteld op haar schoonvader, Joseph P. Kennedy die op zijn beurt ook op zijn schoondochter gesteld was. Hij zag dat zij veel PR-potentie had als vrouw van een politicus. Haar relatie met Rose Kennedy was meer afstandelijk. Ze kon het ook goed vinden met haar zwager Bobby. Ze kon echter niet zo goed omgaan met de competitieve en sportieve eigenschap van de Kennedy clan; ze was stiller en meer gereserveerd. Liever bracht ze de tijd alleen met John door dan met de hele familie erbij. De Kennedy zusters noemden haar "de deb" (debutante) en Jackie was er nooit happig op om mee te doen aan de familiale touch-football wedstrijden. Eén keer brak ze haar been in een honkbalwedstrijd met de familie Naam Geboren Overleden Opmerking Arabella Kennedy Jr. 23 augustus 1956 23 augustus 1956 doodgeboren dochter, begraven naast haar broer Patrick en hun vader nadat hij in 1963 vermoord werd en in 1967 in de Kennedy graftombe. Caroline Bouvier Kennedy 27 november 1957 Getrouwd met Edwin Schlossberg; heeft twee dochters en een zoon. Ze is het laatst overlevende kind van John en Jackie. John Fitzgerald Kennedy Jr. 25 november 1960 16 juli 1999 Getrouwd met Carolyn Bessette; stierf samen met haar in een vliegtuigcrash in 1999. Patrick Bouvier Kennedy 7 augustus 1963 9 augustus 1963 overleed twee dagen na zijn geboorte.
    In januari 1960 kondigde senator John Kennedy aan dat hij zich kandidaat stelde voor het presidentschap en begon lange dagen te werken en door het hele land te reizen. Jackie had ook een actieve rol in de campagne. In Appleton, Wisconsin deelde ze handtekeningen uit aan leerlingen van een lagere school en zei erbij dat haar handtekening leesbaarder zou zijn dan die van haar man. De campagne in West Virginia was het zwaarste voor Jackie, ze had niet verwacht dat de regio zo arm was. Toen ze later in het Witte Huis nieuw glaswerk nodig hadden, stelde Jackie voor om het glaswerk bij Morgantown Glassware uit de verarmde staat te bestellen. Enkele weken voor het begin van de presidentiële campagne werd Jacqueline zwanger, en vanwege haar eerdere miskraam zeiden de dokters dat ze het best thuis kon blijven. Ze hielp haar man van huis uit door duizenden brieven te beantwoorden, reclamespotjes voor de televisie op te nemen en door een wekelijkse column te schrijven in een krant, Campaign Wife, die door het hele land verspreid werd. Ze werd bijgestaan door haar persoonlijke secretaresse, Mary Barelli Gallagher, die ook in het Witte Huis haar post bleef verzorgen. Ze bleef voor Jackie werken tot enkele maanden na de verhuizing van
    Jackie naar New York. Datzelfde jaar publiceerde Gallagher nog de bestseller My Life with Jacqueline Kennedy. In de uiteindelijke verkiezing op 8 november 1960 versloeg John F. Kennedy nipt de Republikein Richard Nixon en werd zo president.
    Mevrouw Kennedy, de president, André Malraux, Marie-Madeleine Lioux Malraux, Lyndon B. Johnson en Lady Bird Johnson komen net van de grote trap in het Witte Huis af op weg naar een diner met de Franse minister van cultuur in mei 1962. Jackie droeg een jurk die ontwerpen werd door Guy Douvier van Christian Dior. Jackie beviel, via een keizersnede, van John F. Kennedy Jr. twee weken nadat zijn vader werd verkozen. Kort daarna kreeg Jackie een rondleiding door het Witte Huis van Mamie Eisenhower die haar niet zei dat er een rolstoel was om te gebruiken. Toen ze thuiskwam stortte ze in en had nog steeds geen goede gezondheid toen ze het Witte Huis betraden in januari 1961. Ze was een van de jongste first lady’s in de geschiedenis, net na Frances Cleveland. Jacqueline vond de titel first lady niet zo prettig, ze vond dat het klonk als een paardennaam. Ze vroeg om aangesproken te worden als mevrouw Kennedy. Zoals elke First lady kwam haar leven in het publieke oog. Ze vond het zelf niet erg om interviews te geven of om gefotografeerd te worden maar ze maakte zich wel zorgen over welk effect het zou hebben op de kinderen. Ze was vastbesloten hen te beschermen zodat ze een normale kindertijd zouden hebben. Ze liet maar weinig foto’s van hen nemen, maar als ze weg was liet de president wel foto’s nemen van de kinderen door fotograaf Cecil Stoughton. Mevrouw Kennedy plande vele culturele evenementen, ze inviteerde artiesten, schrijvers, wetenschappers, dichters en muzikanten op het Witte Huis. Ze sprak vloeiend Frans en kon ook Spaans en Italiaans. Ze was ook erg handig in het aangenaam bezighouden van mensen waardoor ze een uitstekende reputatie kreeg als gastvrouw. Haar sociale vaardigheden waren legendarisch, zoals kan worden opgemerkt uit de manier waarop ze omging met president De Gaulle in Parijs en Nikita Chroesjtsjov in Wenen. Het bezoek van de president aan Wenen bleek een ramp te zijn maar Jackie maakte vele dingen goed. Toen aan Chroesjtsjov gevraagd werd om Kennedy een hand te geven voor een foto, zei de communistische leider dat hij liever eerst haar een hand zou geven.
    Door haar Franse afkomst, voelde ze een sterke band met Frankrijk. Dit reflecteerde in vele aspecten van haar leven, bijvoorbeeld voor de menu’s op staatsdiners, haar kledingsmaak en liefde voor ballet. Ze koos voor de Franse binnenhuisarchitect Stéphane Boudin van Maison Jansen om de privéfamilievertrekken op de tweede en derde verdieping opnieuw in te richten. Ze koos een Franse kok, die in Vietnam (voormalige kolonie) geboren was om chef-kok te worden in het Witte Huis.
    De restauratie van het Witte Huis was het eerste grote project van Jacqueline. Ze vond de eerste rondleiding in het huis, gegeven door Mamie Eisenhower, maar niets omdat er weinig historische dingen terug te vinden waren. In de kamers stonden meubelen die volgens haar geschiedenis misten. Haar inspanningen begonnen al op haar eerste dag in het Huis, met de hulp van decorateur Sister Parish. De familievertrekken moesten aantrekkelijker gemaakt worden en meer geschikt voor een familieleven, er kwam een nieuwe keuken en meer plaats voor de kinderen. De fondsen die beschikbaar gesteld werden voor dit project waren al snel uitgeput. Ze richtte een comité op om het restauratieproces te financieren. Ze vroeg ook meubelexpert Henry du Pont om raad. Haar beleid werd in die tijd bijna niet opgemerkt, behalve in roddels dan die ontstonden over de hoge kosten. Later werd wel duidelijk dat ze de verschillende stijlen van Parish, du Pont en Boudin goed had aangepakt. Ze startte ook de publicatie van een handleiding over het Witte Huis. Met de opbrengsten
    daarvan betaalde ze de rest van de restauratie. Door haar kwam er ook een wet die vastlegde dat meubels uit het Witte Huis eigendom werden van de Smithsonian Institutionen dat ze niet konden meegenomen worden door vertrekkende ex-presidenten. Ze schreef ook persoonlijke verzoeken aan degenen die stukken van historische waarde hadden om ze terug te schenken aan het Witte Huis. Op 14 februari 1962 gaf Jackie een rondleiding in het Witte Huis op de televisie samen met journalist Charles Collingwood van de CBS, daar zei ze onder andere dat ze wou dat alles in het Witte Huis het beste was. Samen met Rachel Lambert Mellon liet ze ook de rozentuin van het Witte Huis opnieuw aanleggen en de oostelijke tuin, die na de moord op haar man werd omgedoopt in de Jacqueline Kennedy Garden. Haar inspanningen voor restauratie en behoud van het Witte Huis zorgde voor een permanente nalatenschap in de vorm van de White House Historical Association, het Committee for the Preservation of the White House, een permanente curator, het White House Endowment Trust en het White House Acquisition Trust.
    Alvorens de Kennedy’s Frankrijk bezochten kwam er een televisiespecial in het Frans met Jackie op het gazon van het Witte Huis. Toen ze het land bezochten had ze al de harten van de Fransen veroverd, haar vloeiende Franse uitspraak maakte ook indruk op de Gaulle en de Fransen. Na het bezoek schreef het tijdschrift Time, dat erg opgetogen was over de first lady, "er was ook nog een man die bij haar was". Zelfs de president grapte erover en zei "Ik ben degene die Jacqueline Kennedy naar Parijs vergezelde, en ik heb ervan genoten!"
    Op aandringen van John Kenneth Galbraith, de Amerikaanse ambassadeur in India ondernam Jackie een reis naar India en Pakistan, samen met haar zuster Lee, de reis werd goed gevolgd door de pers. Galbraith viel een merkbare scheiding op tussen haar eigenzinnige kledingsmaak en andere frivoliteiten enerzijds en haar goede intellect anderzijds. In Lahore gaf de Pakistaanse president Ayub Khan zijn paard Sardar aan Jackie cadeau. Later ontmoette ze ook nog de Iraanse keizerin Farah Pahlavi.
    Jackie kreeg op 7 augustus 1963 een zoontje Patrick Bouvier Kennedy, dat te vroeg geboren werd via een keizersnede. Doordat zijn longen niet volledig ontwikkeld waren kon Patrick niet ademen en stierf na twee dagen tot Jackies groot verdriet. Na het verlies van haar zoontje hield Jacqueline zich op de achtergrond in het Witte Huis. De president stelde voor dat ze haar zuster in Europa zou bezoeken om te herstellen van Patricks dood. Ze bracht heel wat tijd door in de regio rond de Middellandse Zee tijdens de vroege herfst, waarbij zij en haar zuster onder andere te gast waren op het jacht Christinavan Aristoteles Onassis. Midden november 1963 maakte ze weer haar eerste publieke optreden in het Witte Huis.
    In november 1963 ging het koppel op campagnereis naar Texas. Op 21 november begonnen ze in San Antonio en gingen dan door naar Houston waar ze de NASAbezochten. De laatste halte die dag was Fort Worth. Na het ontbijt de volgende dag vlogen ze naar Dallas. Hij werd begeleid door een motorbrigade terwijl hij met Jackie in een limousine zat met een open dak. Vicepresident Johnson en zijn vrouw Lady Bird zaten in de wagen achter hen. Tijdens het rijden door de menigte werd de president neergeschoten. Jackie klom uit de achterzit, niet om uit de limousine te vluchten (zoals regelmatig is beweerd), maar om een deel van de hersenen van haar net beschoten man vast te grijpen. Het bewijs daarvoor werd ontdekt in onder meer de roemruchte Zapruder film, maar ook in verklaringen die later zijn afgelegd. De limousine reed in volle vaart naar het Parkland Hospital alwaar de president overleed.
    Na zijn dood weigerde ze haar kleren, die onder het bloed zaten, weg te doen en had er spijt van dat ze het bloed van haar gezicht en handen had afgewassen, omdat ze wilde laten zien aan de mensen wat ze haar hadden aangedaan. Ze had het beroemde roze pakje aan in het vliegtuig toen Lyndon B. Johnson de eed aflegde als nieuwe president. Nadat Jaqueline het pakje had verwisseld voor andere kleding, werd het door haar kamermeisje -ongewassen- in een doos gedaan, waarna het bij de moeder van de weduwe terechtkwam. Die zette de tekst "22 november 1963" op het deksel van de doos, waarna die in haar kelder verdween. Jaren later werd de doos aan The Nationale Archives geschonken, waar hij nog steeds ligt; 'unexposed to the public', zoals in een tv-reportage over de inmiddels historische kledingstukken wordt gesteld.
    Jacqueline Kennedy in Givenchy, Robert Kennedy, John Jr., Caroline, en Peter Lawford verlaten het Capitool na de ceremonie van John Fitzgerald Kennedy op 24 november 1963 De hele natie was in de rouw na het overlijden van de president. Hij lag eerst opgebaard in het Witte Huis en daarna in het Capitool. De staatsbegrafenis werd gehouden in de St. Matthews Cathedral. Hij werd begraven op het Arlington National Cemetery en Jackie was de eerste om de eeuwige vlam aan te steken bij zijn graf. Reporter Lady Jean Campbell vertelde aan de Engelse krant Evening Standard: "Jacqueline Kennedy heeft de Amerikanen iets gegeven wat ze altijd misten: een koningin." Na de moord trok ze zich terug uit het publieke leven. Ze werd gespaard bij het proces van de van de moord verdachte Lee Harvey Oswald, die kort daarop doodgeschoten werd door nachtclubeigenaar Jack Ruby. Ze maakte wel een kort optreden in Washington om geheim agent Clint Hill te eren, die in de limousine klom om haar en de president te beschermen Een week na de moord werd de weduwe van de president geïnterviewd in Hyannisport voor het tijdschrift Life. Daarin vergeleek ze haar jaren in het Witte Huis met die van Koning Arthurs mythische Camelot, ze zei dat John vaak de titelsong van de musical Camelot van Lerner en Loewe draaide voor ze gingen slapen. Ze citeerde ook koningin Guinevere uit de musical om zich uit te drukken hoe ze haar verlies aanvoelde: "Nu is hij een legende, terwijl hij verkoos om een man te zijn." Door haar gedrag tijdens de moord en begrafenis won ze de bewondering van velen over de gehele wereld. In het geheim kampte ze met gedachten over zelfmoord, maar ze vertelde haar vrienden en familieleden dat het haar kinderen waren die haar op de been hielden. Na de dood van John bleven Jackie en de kinderen nog twee weken in het Witte Huis. Oud-president Truman moedigde Lyndon Johnson aan om Jackie aan te sporen eerder te vertrekken dan gepland, omdat het nu zijn presidentieel vertrek was. Nadat ze Lady Bird Johnson had rondgeleid zei ze: "Wees niet bang van dit huis, ik heb hier mijn gelukkigste jaren gehad.".
    Na de winter van 1964 nog in Washington te hebben doorgebracht besloot ze een luxueus appartement te kopen op Fifth Avenue in New York, in de hoop meer privacy te krijgen. Ze verkocht het huis dat in Virginia gebouwd was en waar zij en John met pensioen zouden zijn gegaan. Ze rouwde een jaar lang, trad niet in de openbaarheid en was erg op haar privacy gesteld. Haar dochter Caroline vertelde in die tijd tegen haar schooljuffrouw dat haar moeder vaak huilde. In mei 1965 wijdden Jacqueline Kennedy en Koningin Elizabeth II een officieel gedenkteken in voor de president in het Engelse plaatsje Runnymede. Het gedenkteken omvatte naast een steen enkele aren grond die door het Verenigd Koninkrijk aan de Verenigde Statenwerd gegeven op de weide waar de Magna Carta werd ondertekend door Jan zonder Land in 1215. Ze was ook betrokken bij de plannen voor de John F. Kennedy Library, een bewaarplaats voor alle officiële documenten tijdens de ambtstermijn van de president. De bibliotheek zou eerst
    in Cambridge, Massachusetts komen, dicht bij de universiteit van Harvard maar om verscheidene redenen kwam hij uiteindelijk in Boston. De bibliotheek heeft ook een museum en werd in 1979 ingewijd door president Carter, bijna 16 jaar na de moord. Regeringen van vele landen schonken geld om de bibliotheek te bouwen.
    Op 20 oktober 1968 trouwde Jacqueline met Aristoteles Onassis, een Griekse scheepsmagnaat, op het Griekse eiland Skorpios. Vier en een halve maand eerder werd haar eerdere zwager senator Robert F. Kennedy vermoord in Los Angeles. Op dat moment vond Jackie dat de Kennedy’s een doelwit waren en dat zij en haar kinderen weg moesten uit de Verenigde Staten. Een huwelijk met Onassis was zinvol: hij had het geld en de macht om haar de nodige bescherming te geven terwijl zij het sociale cachet had waar hij naar hunkerde. Hij beëindigde zijn relatie met operadiva Maria Callas om met haar te trouwen. Jackie gaf de bescherming van de geheime dienst op en het privilege om gratis brieven te verzenden, een privilege waar weduwen van presidenten recht op hebben. Het huwelijk kreeg een tijdje negatieve publiciteit en leek haar imago van rouwende weduwe aan te tasten. Anderen zagen het huwelijk echter als een positief symbool voor de moderne Amerikaanse vrouw die niet bang was om voor haar eigen financiële belangen te zorgen en haar familie te beschermen. In het begin leek het huwelijk een succes maar al snel werd duidelijk dat dit niet zo was. Het koppel bracht samen weinig tijd door. Onassis kon wel goed opschieten met Caroline en John Junior, zijn zoon Alexanderintroduceerde John in de vliegkunst (ironisch gezien zouden ze later allebei in een vliegtuigongeluk omkomen). Jackie kon niet opschieten met haar stiefdochter Christina Onassis en besteedde veel tijd aan reizen en winkelen. In de jaren 70 wilde Jackies zuster Lee een documentaire opnemen met Albert en David Maysles over de jeugd van Jacqueline in East Hampton. Rond dezelfde tijd kregen haar tante langs vaders kant Edith Ewing Bouvier Beale (Big Edie) en diens dochter Little Edie ongewilde nationale aandacht toen de krant National Enquirer de betreurenswaardige levensomstandigheden bekendmaakte waarin de familie zich bevond in hun landhuis in East Hampton, Grey Gardens. Hierna beval de gezondheidsinspectie om het huis op te ruimen nadat het in verval was geraakt en overspoeld werd door wilde katten. Jackie en Aristoteles schonken $32000 om het huis op te ruimen, het opnieuw te bemeubelen, nieuwe leidingen te laten aanleggen en 1000 zakken vuilnis weg te brengen. De gebroeders Maysles interviewden de Edies en lieten de beelden aan Lee Radziwill zien, die de film in beslag nam. Uiteindelijk werd er toch een documentaire gemaakt die zich focuste op de Edies in plaats van de first lady. Onassis was in het eerste stadium voor het aanvragen van de echtscheiding toen hij overleed op 15 maart 1975; Jacqueline was met haar kinderen in New York. De erfenis was beperkt door een voorhuwelijks contract en door het feit dat Onassis de Griekse regering ervan overtuigde dat er een limiet moest staan op hoeveel een niet-Griekse weduwe kon erven. Jacqueline aanvaardde het aanbod van $26.000.000 dat Christina haar deed.
    Toen een paparazzo Jackie naakt fotografeerde op Skorpios, kocht Larry Flynt, uitgever van het pornografische magazine Hustler, de foto’s op en publiceerde ze in de editie van 1975. Dit tot grote schaamte van Jackie en de Kennedy familie, hoewel haar schoonmoeder Rose geamuseerd was door de foto’s.
    De dood van Aristoteles Onassis in 1975 maakte haar op 46-jarige leeftijd voor de tweede keer weduwe. Nu haar kinderen ouder waren, besloot ze werk te zoeken dat haar voldoening kon geven. Aangezien ze altijd al gesteld was geweest op schrijven en literatuur nam ze een aanbod aan als uitgever voor Viking Press. Een paar jaar later stapte ze over naar Doubleday. Ze deed grote moeite om Frank Sinatra, de Hertogin van Windsor en koningin Elizabeth II toe te voegen aan de lijst van auteurs voor Doubleday, maar telkens zonder succes. Ze woonde in Martha's Vineyard en in New York. Vanaf het midden van de jaren 70 tot aan haar dood was haar levensgezel Maurice Tempelsman, een in België geboren en al jaren gescheiden diamantair. Jacqueline Onassis waardeerde de bijdragen van Afro-Amerikaanse schrijvers aan de Amerikaanse literatuur. Ze moedigde haar buurvrouw in Martha’s Vineyard, Dorothy West, aan het boek The Wedding af te maken: een verhaal over rassen, klassen, rijkdom en macht in de Verenigde Staten. De novelle kreeg grote literaire waardering nadat ze in 1995 door Doubleday werd gepubliceerd. Oprah Winfrey introduceerde in 1998 het verhaal aan miljoenen Amerikanen met een eveneens The Wedding getitelde televisiefilm, waarin Halle Berry een hoofdrol speelde. In het voorwoord van haar boek vermeldt Dorothy West de steun van Jacqueline Onassis. Jacqueline Onassis zette zich ook in voor het behoud en de bescherming van Amerika’s culturele erfgoed. In haar tijd als first lady protesteerde ze tegen de sloop van historische huizen op Lafayette Square in Washington, omdat ze van mening was dat deze gebouwen een essentiële rol speelden in de geschiedenis van de stad. Later voerde ze campagne om het station Grand Central Terminal in New York te renoveren. In de Terminal is een gedenkteken geplaatst, dat haar prominente rol bij het behoud memoreert. In de jaren 80 protesteerde ze tegen plannen om bij Columbus Circle in New York een wolkenkrabber te bouwen, die een grote schaduw zou werpen over Central Park. En vanuit haar appartement op Fifth Avenue in New York had ze uitzicht op de vleugel van het Metropolitan Museum of Art waarin de tempel van Dendur stond. Dit was een geschenk van Egypte aan de Verenigde Staten, om het land te bedanken voor de generositeit van de Kennedy’s, die hadden meegeholpen bij het redden van enkele historische tempels die anders overstroomd zouden zijn na de bouw van de Aswandam. In januari 1994 werd bij Jacqueline Onassis non-Hodgkin vastgesteld, een vorm van kanker. De diagnose werd in februari bekendgemaakt. De familie was aanvankelijk optimistisch. Haar dochter stond erop dat ze zou stoppen met roken. Jacqueline Onassis bleef werken bij Doubleday, maar deed het wel rustiger aan. In april bleek de kanker zich te hebben uitgezaaid en werd ze opgenomen in een ziekenhuis in New York. Op 18 mei ging ze voor het laatst naar huis. Een grote menigte sympathisanten, toeristen en verslaggevers verzamelde zich buiten haar appartement op straat. Jacqueline Onassis overleed op vrijdag 19 mei 1994 om 22.15u in haar slaap, op 64-jarige leeftijd. De begrafenis vond plaats op 23 mei in de rooms-katholieke kerk Saint Ignatius Loyola, dezelfde kerk waar ze in 1929 gedoopt was. Ze werd naast president Kennedy begraven, dicht bij hun zoon Patrick en dochter Arabella, in Arlington, Virginia.
    Net zoals bij haar echtgenoot wordt Jackie herinnerd: De Jacqueline Kennedy Onassis High School, werd ingewijd in 1995 in New York en is de enige school in Amerika met die naam. De grootste vijver in Central Park werd in 2006 omgedoopt in het Jacqueline Kennedy Onassis Reservoir. In de George Washington-universiteit is een hal die de Jacqueline Kennedy Onassis Hall heet.
    In het Witte Huis is een tuin die, kort na de dood van haar man, werd omgedoopt in de Jacqueline Kennedy Garden. In 2016 kwam er een biografische film over haar uit over de periode voorafgaande, tijdens en na de moord op haar man, getiteld Jackie.





    28-07-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28juli 1741 vivaldi

     

    28-07-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28juli 1741 vivaldi
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    28 juli 1741 Antonio Lucio Vivaldi (Venetië, 4 maart 1678 – Wenen, 28 juli 1741) was een Italiaans violist, priester en componist. Hij is vooral bekend van De vier jaargetijden, een cyclus van vier vioolconcerten Antonio Lucio Vivaldi werd geboren in Venetië, mogelijk tijdens een aardbeving. Zijn vader, die kapper en violist was, hielp hem met zijn carrière in de muziek en meldde hem aan bij de Cappella di San Marco, waar vader Vivaldi zelf een vooraanstaand violist was. In 1703 werd Vivaldi priester. Hij kreeg al snel de bijnaam Il Prete Rosso ("de rode priester"), vermoedelijk vanwege zijn rode haar. Vanaf 1704 hoefde hij niet meer deel te nemen aan de heilige mis in verband met zijn slechte gezondheid: hij leed aan astma. Maar volgens sommigen mocht hij de mis niet meer opdragen omdat, als hij inspiratie kreeg voor een nieuw muziekstuk, hij dat gewoon ging opschrijven tijdens de mis. Vivaldi werd violist in een meisjesweeshuis in Venetië, het Pio Ospedale della Pietà. De musicerende wezen stegen snel in aanzien, ook in het buitenland. Omdat meisjes eigenlijk geen muziek mochten spelen, gaven zij concerten van achter een doek. Voor hen schreef Vivaldi de meeste van zijn concerten, cantates en gewijde muziek. In 1705 werd de eerste verzameling (raccolta) van zijn werk gepubliceerd en er zouden er nog vele volgen. Als hij niet op een van zijn vele reizen was, vervulde Vivaldi verschillende taken in het weeshuis. In 1713 kreeg hij de verantwoordelijkheid voor alle muzikale activiteiten in het instituut. Hij overleed in 1741 op 63-jarige leeftijd.
    Vivaldi was een zeer productieve componist. Zijn werk omvat onder andere: meer dan 500 concerten (waarvan 223 voor viool en 27 voor cello); 46 opera's; 14 sinfonia's voor strijkers; 73 sonates; kamermuziek; gewijde muziek (het oratorio Juditha Triumphans, geschreven voor de Pietà, twee Gloria's, een Stabat Mater, de psalmenNisi Dominus en Beatus Vir, het Magnificat, Dixit Dominus en andere); zijn beroemdste werk is Le Quattro Stagioni (De vier jaargetijden). Weinig bekend is het feit dat het grootste deel van zijn werk in de eerste helft van de twintigste eeuw werd herontdekt, maar pas in de tweede helft uitgegeven. Sommige fluitsonates, zoals Il Pastor Fido, worden ten onrechte wel aan hem toegeschreven in plaats van aan Nicolas Chedeville. Tijdens zijn leven werden er al verschillende werken gepubliceerd. Zij kregen allen een opusnummer (van opus 1 tot opus 13). In de 20ste eeuw werden er verschillende pogingen ondernomen om een volledige catalogus van zijn werk op te stellen. De volledigste catalogus is die van Peter Ryom, genaamd de Ryom-Verzeichnis, gepubliceerd in 1973. De afkorting RV met nummer wordt meestal gebruikt om een werk te identificeren. Vivaldi's muziek is vernieuwend. Zijn composities waren helder, met harmonische contrasten, en Vivaldi slaagde er vaak in vernieuwende melodieën en thema's te bedenken. Van belang is ook dat zijn muziek bedoeld was om ook de massa aan te spreken, in plaats van alleen de intellectuele elite. Het vrolijke karakter van zijn muziek weerspiegelt Vivaldi's eigen plezier in het componeren, en is een belangrijke reden voor de enorme populariteit van zijn werk. Vivaldi werd hierdoor ook snel beroemd in Frankrijk, een land dat toentertijd muzikaal gesproken erg opgesloten zat in bestaande structuren. Hij wordt wel beschouwd als één van de componisten die ervoor zorgde dat de Barokmuziekeen impressionistische stijl kon ontwikkelen. Daarmee wordt hij soms gezien als voorloper van de componisten van de Romantiek. Johann Sebastian Bach werd sterk beïnvloed door zijn concerten. In latere tijden waren
    niet alle componisten even enthousiast: Igor Stravinsky zei chargerend dat Vivaldi niet honderden concerten had geschreven, maar slechts honderden variaties op één en hetzelfde concert. Vandaag de dag worden ook zijn opera's langzamerhand herontdekt, zoals Dorilla in Tempe, Ottone in villa en Orlando furioso. Hoewel Vivaldi priester was, wordt hij verondersteld vele liefdesaffaires gehad te hebben, onder meer met de zangeres Anna Giraud. Met haar werd hij ervan verdacht plagiaatgepleegd te hebben ten aanzien van enkele oude Venetiaanse opera's die hij een beetje aanpaste aan haar stem. Dit bracht hem in conflict met Benedetto Marcello, die een pamflet tegen Vivaldi schreef.

    28-07-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28 juli 1750 bach

     

    28-07-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28 juli 1750 bach
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    28 juli 1750 Johann Sebastian Bach (Eisenach, 21 maart 1685 – Leipzig, 28 juli 1750) was een Duitse componist van barokmuziek, organist, klavecinist, violist, muziekpedagoog en dirigent. Hij wordt door de meeste muziekwetenschappers beschouwd als een van de grootste en invloedrijkste componisten uit de geschiedenis van de klassieke muziek vanwege de inventiviteit waarmee hij melodie, harmonie en ritme, maar ook diverse muziekstijlen uit zijn tijd en dansvormen combineerde, wat vele componisten na hem inspireerde en wat ze ook trachtten te evenaren. Zijn omvangrijke oeuvre, dat door Wolfgang Schmieder thematisch voor het eerst werd gecatalogiseerd en gerubriceerd, aanvankelijk slechts ten behoeve van de Duitse muziekuitgeverij Breitkopf & Härtel als uitleen- en publicatiecatalogus, in de Bach-WerkeVerzeichnis (BWV), valt met name op door groot componeertechnisch vakmanschap en – voor velen – een sterke emotionele zeggingskracht [bron?]. Het is een unieke synthese van de verworvenheden van de meerstemmige, polyfone muziek met die van de eenstemmige, de monodie. Bach wordt, met Claudio Monteverdi en Jean-Philippe Rameau, als hoogtepunt van de muzikale barok (ca. 1600 - ca. 1750) beschouwd. Zijn overgeleverde muziek, die pas vanaf circa 1800 in grote oplagen gepubliceerd werd, is ook van grote betekenis gebleken voor vele componisten na hem. In zijn behandeling van polyfonie en harmonie bereikte Bach een kwaliteit waarin hij de grenzen van wat tot dan toe gerealiseerd was in de klassieke muziek verre overschreed. Bachs oeuvre omvat vrijwel alle stijlen en vormen die in zijn tijd gangbaar waren, met uitzondering van opera
    Bach werd geboren op 21 maart 1685 te Eisenach in de huidige Duitse deelstaat Thüringen als telg van een oud muzikaal geslacht (over 7 generaties telde het meer dan 120 musici). Hij werd gedoopt op 23 maart in de Sankt Georgenkirche, gelegen op het centrale stadsplein van Eisenach waaraan ook het stadskasteel van de vorsten van Sachsen-Eisenach is gelegen. Als tweede naam kreeg de dopeling de naam van zijn peetoom, Sebastian Nagel, stadsblazer uit Gotha. Hij kreeg al op zeer jonge leeftijd vioollesvan zijn vader Johann Ambrosius Bach.
    Op negenjarige leeftijd werd hij wees en kwam hij terecht in het gezin van zijn oudste broer Johann Christoph Bach III, die kerkorganistwas in het stadje Ohrdruf. Hij merkte het bijzondere muzikale talent van de jonge Johann Sebastian op en bracht zijn jongste broer de beginselen van het muziekmaken in extenso bij, vooral wat betreft het bespelen van het orgel en het klavier. In deze periode begon Bach, voornamelijk op eigen kracht, met componeren. Hierbij dienden composities van andere meesters – afkomstig uit de muziekverzameling van zijn oudste broer – als voorbeelden. Een belangrijk deel van de zogeheten Neumeister-koralen die in 1985 in Yale University ontdekt werden – een verzameling van enkele tientallen korte koraalvoorspelen voor orgel – dateert grotendeels uit deze vroege periode. Rond 1700 werd de gezinswoning van zijn broer, waar de jonge Johann Sebastian woonde, te klein. Zijn broer was getrouwd en had inmiddels twee kinderen met een derde op komst. Johann Sebastian kreeg een beurs om gedurende drie seizoenen op het Michaelisgymnasium in Lüneburg in NoordDuitsland te studeren. Op deze school kreeg Johann Sebastian Bach vermoedelijk muziekles van cantor August Braun en van organist F.C. Morhard. In de periode dat Bach op deze school verbleef werd het orgel gerenoveerd en de renoveerder, J.B. Held, logeerde in de school, wat Bach de mogelijkheid moet hebben gegeven om zich diepgaand te informeren over orgelbouw. In Lüneburg was destijds Georg Böhm organist van de Sankt Johanneskirche. Johann Sebastian Bach was een bewonderaar van het spel en de composities van Böhm en bestudeerde deze ijverig. Ondanks het feit dat de relatie tussen het koor van de Johanneskirche en het koor van het Michaelisgymnasium niet goed was, hadden Bach en Böhm in deze tijd meermalen contact. Een later door Bachs tweede zoon Carl Philipp Emanuel Bach gesuggereerde leraar-leerlingverhouding tussen Georg Böhm en de jonge Johann Sebastian Bach blijkt sterkere papieren te hebben dan tot recent werd aangenomen. Dit blijkt uit een door Bach zelf in 1700 ten huize van Georg Böhm vervaardigde kopie van het
    orgelwerk An Wasserflüssen Babylon van de Hamburgse meesterorganist en geboortige Deventernaar Johann Adam Reincken. Na de slotmaten staat de volgende door Bach gedateerde en naar Böhm verwijzende tekst: â Dom. Georg: Böhme | descriptum aõ. 1700 | Lunaburgi. Het documenteert de nauwe band in die tijd tussen Georg Böhm en zijn jonge 'meesterleerling' Bach. Uit Forkels Bachbiografie blijkt evenwel dat Bachs zoon in 1775 de verhouding Böhm-Bach als meester-leerling relativeert. C.P.E. Bach noemde Böhm aanvankelijk Bachs leraar, maar sprak daarna meer neutraal over de Lüneburgse componist Böhm.[1]
    In zijn 18e levensjaar vond Bach tijdelijk werk aan het hertogelijke hof in Weimar als lakei zoals rekeningen dit vermelden. Veel waarschijnlijker is het dat hij toen reeds, onder bescherming van de toenmalige Weimarer hoforganist Johann Effler (een oude relatie van Bachs vader Johann Ambrosius), aldaar voor het eerst als beroepsmusicus is opgetreden, als plaatsvervangend hoforganist. Niet lang daarna, op 13 juli 1703, wijdde hij het nieuwe orgel in van de Neue Kirche (thans Bachkirche) in Arnstadt. Vermoedelijk deed hij dit onder andere door het vertolken van een van zijn orgelcomposities, de Toccata con Fuga in d-moll, waarvoor de briljante Noord-Duitse orgelspeelstijl van Johann Adam Reincken en Dietrich Buxtehude – hun composities en improvisatietalent had hij tijdens zijn verblijf in Lüneburg onder andere bij Böhm en tijdens excursies naar het nabijgelegen Hamburg leren kennen – model hebben gestaan. Bach werd in de kasregisters van de Neue Kirche niet geheel ten onrechte als hoforganist uit Weimar genoemd. Vrijwel zeker ontving hij voor het inwijden van het orgel een riante financiële vergoeding. Een maand later werd Bach tot organist van de Neue Kirche in Arnstadt benoemd. Ook voor deze functie werd Bach – gezien zijn leeftijd en staat van dienst op dat moment – royaal betaald (hij verdiende ongeveer het dubbele van wat zijn opvolger zou krijgen). Niet ondenkbaar is dat hij bevoordeeld werd door de invloed van een prominent familielid, de ziekenhuisdirecteur en vroegere burgemeester van Arnstadt Martin Feldhaus. Feldhaus moest zich enkele jaren later voor het gerecht verantwoorden wegens geldverduistering en werd uit al zijn ambten ontheven. Volgens zijn contract moest Bach de zondagse kerkdienst, een gebedsuur op maandag en de vroege preek op donderdag op het orgel begeleiden. Verder had hij contractueel geen verplichtingen. Bach weigerde – mede op grond van dit contract – dan ook regelmatig met het schoolkoor van zijn kerk te musiceren. Waarschijnlijk speelde hierbij een rol dat Bach het koor en het orkest te matig van kwaliteit vond. Dit leidde tot enkele conflicten, waaronder een serieus treffen met de student Johann Heinrich Geysersbach die, nadat Bach tijdens een repetitie beledigende opmerkingen zou hebben toegevoegd over diens muzikale kwaliteiten, Bach in het gezicht sloeg, waarna Bach zich met een degen verdedigde. Nadat deze zaak onderzocht was, werd Bach aangeraden toch met het koor te musiceren. In plaats hiervan nam Bach voor vier weken verlof op en vertrok te voet naar de Noord-Duitse stad aan de Oostzee Lübeck. Bach wilde zich hier, zoals hij later zou verklaren, bij Dietrich Buxtehude, de organist van de Sankt Marienkirche (tevens componist en concertondernemer), in zijn kunstzinnige vaardigheden gaan verdiepen. Bach bleef veel langer weg dan de overeengekomen vier weken en kwam pas na vier maanden (in januari 1706[2]) terug in Arnstadt. Hij werd hiervoor door het consistorium berispt. Tegelijkertijd werd hem meegedeeld dat zijn begeleidingen op orgel van de massaal gezongen kerkliederen ‘te ingewikkeld waren’ waardoor de gemeente in de war raakte, dat zijn voorspelen bij binnenkomst te lang waren en dat hij nog steeds weigerde om met het schoolkoor te musiceren. Bach reageerde op het verwijt dat zijn koraalzang-inleidingen te lang waren, door voortaan alleen veel te korte begeleidingen te vertolken; op de andere punten reageerde hij niet of met maanden vertraging. Ondanks conflicten was Bachs 'Sturm und Drang'-periode in Arnstadt wel de tijd waarin hij, zoals zijn zoon Carl Philipp Emanuel Bach later zou schrijven, 'de eerste vruchten van zijn vlijt' toonde: in
    Arnstadt ontstonden namelijk zijn eerste cantates (in relatief kleine bezetting), alsook de eerste representatieve orgelwerken in grote vorm.
    Een jaar nadien, in 1707, werd Bach organist van de Blasiuskirche in de vrije rijksstad Mühlhausen. In vergelijking met zijn vorige baan betekende deze aanstelling voor Bach een vooruitgang. De 'vrije rijksstad' Mühlhausen was een veel grotere stad dan Arnstadt en de functie van organist in de Blasiuskirche stond in de stad in hoog aanzien, in tegenstelling tot de functie van organist in de Neue Kirche in Arnstadt. In het contract was overeengekomen dat Bach een jaarsalaris van 85 florijnen zou ontvangen (hetzelfde salaris als hij in Arnstadt had ontvangen, maar twintig florijnen meer dan dat van zijn voorganger) en daarnaast een salaris in natura (brandhout, aanmaakhout en graan). Als tegenprestatie werd van Bach verwacht dat hij zich loyaal tegenover het stadsbestuur zou opstellen en dat hij "zich bereid zou tonen om de taken die van hem werden verwacht uit te voeren en te allen tijde beschikbaar zou zijn en zich met name oprecht en ijverig in zou zetten voor diensten op zondagen, feestdagen en andere heilige dagen, dat hij het orgel dat hem was toevertrouwd op zijn minst in goede conditie zou houden, dat hij de daartoe aangewezen personen op de hoogte zou brengen van enig defect en dat hij zorgvuldig zou toezien op de reparaties en de muziek".[3] Verder werd – stilzwijgend – van Bach verwacht dat hij zou samenwerken met de stadsmusici en met koorzangers en instrumentalisten van het plaatselijke gymnasium. Op 1 juli 1707 trad Bach in dienst. In Mühlhausen ging Bach voor het eerst in zijn leven zelfstandig wonen. Korte tijd na zijn indiensttreding (op 17 oktober) trouwde hij met zijn achternicht Maria Barbara Bach, dochter van de gerenommeerde componist Johann Michael Bach. Ze trouwden in de dorpskerk van Dornheim, 3 km ten noordoosten van Arnstadt. Begin februari 1708 voerde Bach daar zijn eerste cantate in zeer grote vocaal-instrumentale bezetting uit: Gott ist mein König, dat hoogstwaarschijnlijk gemodelleerd is naar twee grote oratoriumcomposities van Dietrich Buxtehude, bij wie Bach ruim twee jaar eerder in Lübeck op bezoek was geweest. De cantate – officieel met 'Motetto' aangeduid – werd geschreven ter gelegenheid van de (jaarlijkse) verkiezing van het nieuwe stadsbestuur van Mühlhausen. De autoriteiten waren dermate onder de indruk van de compositie dat zij besloten om het muziekstuk in gedrukte vorm, in aparte stemboeken, uit te geven (een eer die eertijds reeds beroemde componisten als Georg Philipp Telemann en Georg Friedrich Händel nog niet was toegevallen). In juni 1708 vertrok Bach naar Weimar, alwaar het orgel van de hofkapel net was gerestaureerd. Bachs beschermer, de hoforganist Johann Effler, was ziek en vond zichzelf niet in staat om het gerestaureerde orgel te keuren en in te wijden. In plaats hiervan vroeg hij Bach over te komen om deze taak uit te voeren. Dit deed Bach en zijn orgelspel viel bij hertog Willem Ernst van SaksenWeimar dermate in de smaak dat Bach een aanbod kreeg hoforganist te worden tegen een jaarsalaris van 150 florijnen. Bach ging onmiddellijk akkoord met dit aanbod en tekende op 20 juni 1708 het contract. Vijf dagen later, op 25 juni 1708, diende hij in Mühlhausen zijn ontslag in. In zijn ontslagbrief schreef Bach dat hij door dit salaris een "aangenamer leven kon leiden" (zijn vrouw was net zwanger van hun eerste kind) en daarnaast dat hij in Weimar alleen met professionele musici hoefde te werken. Ondanks het feit dat het snelle vertrek van Bach werd betreurd, bleef de verstandhouding tussen Bach en Mühlhausen goed. De volgende jaren zou Bach nog tweemaal een cantate bij de verkiezing van het nieuwe stadsbestuur van Mühlhausen componeren en persoonlijk overkomen om de uitvoeringen te leiden. Beide cantates zijn verloren gegaan. Later, in 1735, zou Bachs derde zoon Johann Gottfried Bernhard Bach in Mühlhausen organist worden in de Marienkirche, de lutherse hoofdkerk van Mühlhausen. Bij de auditie van zijn zoon werd Johann Sebastian Bach als eregast ontvangen en inspecteerde hij gratis het orgel van deze kerk.
    In 1708 werd Bach hoforganist en kamermusicus, later concertmeester van Willem Ernst, hertog van Saksen-Weimar, een streng gelovig, vrij autoritair regerend, maar kunstminnend vorst. In deze
    periode componeerde Bach het overgrote deel van de orgelwerken waarmee hij later beroemd geworden is. Hij maakte in deze periode furore als orgel- en klavecimbelvirtuoos, briljant kamermusicus en componist. Het verhaal deed de ronde dat Bach op het orgelpedaal loopjes kon uitvoeren die de meeste organisten niet eens met de handen gespeeld kregen. Ongeveer halverwege zijn ambtsperiode in Weimar werd Bach benoemd tot concertmeester van het hoforkest. Ten gevolge van de ziekte van de hofkapelmeester kreeg hij, als lid van een team van vooraanstaande componerende hofmusici, de opdracht om voor een duidelijk bepaalde vaste zondag van elke maand een kerkelijke cantate te schrijven ten behoeve van kerkdiensten in de hofkapel, de 'Himmelsburg'. Bach onderhield in deze periode nauwe collegiale betrekkingen met Georg Philipp Telemann, toen werkzaam als hofkapelmeester aan het hertogelijke hof in Eisenach, die peetoom zou worden van zijn tweede zoon Carl Philipp Emanuel. In Weimar werden zes van Bachs kinderen geboren. Door interne conflicten in de hertogelijke familie, die het hofleven sterk beïnvloedden, keek hij gaandeweg uit naar een post elders. Het vorstenhof in Köthen bood hem die kans en Bach greep deze kans, maar pas nadat hij een maand lang in de gevangenis van het hertogelijke slot had moeten verblijven, omdat hij het had gewaagd bij regerend hertog Willem-Ernst – die Bach uit respect voor zijn grote talenten ongewoon goed betaalde – zijn ontslag aan te bieden. In 1717 werd Bach kapelmeester aan het hof van de muziekminnende vorst Leopold van AnhaltKöthen (1694-1728) in diens vorstendom Anhalt-Köthen. Tegenover Weimar betekende dit een verdubbeling van zijn salaris. Zijn salaris was even hoog als dat van de hofmaarschalk, de op een na hoogste functionaris aan het hof. De aanstelling betekende een radicale breuk met de functies die Bach tot dan toe had uitgeoefend. Het hof te Köthen was calvinistisch, zodat er geen plaats was voor een 'gereguleerde' kerkmuziekpraktijk naar lutherse opvatting. Van hofkapelmeester Bach werd verwacht dat hij zich toelegde op wereldlijke muziek als concerten, feesten en speciale gelegenheden zoals de verjaardag van de prins. Bach kreeg de leiding van een klein (uit 17 musici bestaand) beroepsensemble van een zeer hoog muzikaal niveau. De kern ervan werd gevormd door acht kamermusici, van wie er vijf solist waren geweest in de Pruisische hofkapel in Berlijn en Potsdam, die in 1713 ontslagen waren door Frederik Willem I van Pruisen bij diens aantreden als regerend vorst. In de zes jaar die Bach in Köthen werkte, schreef hij voornamelijk stukken voor kamerorkesten en solo-instrumenten; 'pour le divertissement et le plaisir' van vorst Leopold, diens hof en hovelingen. Bachs hofmuziekrepertoire moet vrij omvangrijk zijn geweest. Toch is daarvan maar een beperkt deel bewaard gebleven, dat dan voornamelijk in versies is overgeleverd van latere datum. Zelfs zijn 'Six Concerts avec Plusieurs instruments' (de zogeheten Brandenburgse Concerten) zijn als verzameling niet voor het hof van Köthen bedoeld, maar zijn door Bach samengesteld uit ouder en nieuw materiaal bij wijze van 'sollicitatie' naar een functie aan het hof van de markgraaf van Brandenburg. Wat uit Bachs Köthener-periode is overgeleverd zijn onder andere vioolconcerten, drie sonates en suites voor viool solo (waarvan een de beroemde Chaconne bevat), zes suites voor violoncello solo en zes Franse suites en zes Engelse suites voor klavecimbel. Met zijn zes sonates voor concerterend klavecimbel en solerende viool uit deze tijd realiseerde hij iets nieuws. In plaats van een compositie waarin het klavecimbel (eventueel met violoncello of viola da gamba erbij) slechts een becijferde baspartij weergeeft voor te improviseren akkoorden en andere notenfiguren in de rechterhand, waardeert hij de klavierpartij op tot gelijkwaardige partner van het eigenlijke soloinstrument (in de oorspronkelijke titel van deze sonatecyclus staat het klavecimbel zelfs vóór de viool vermeld). Bachs eerste vrouw, bij wie hij zeven kinderen had, stierf in 1720. Hij hoorde pas van haar overlijden op de stoep van zijn woonhuis bij terugkeer van een dienstreis met zijn adellijke broodheer. Het jaar daarop trouwde Bach, weduwnaar met kleine kinderen, met de zangeres Anna Magdalena Wilcke bij wie hij dertien kinderen zou krijgen. Van de in totaal twintig kinderen die Bach verwekte, zijn er tien op jonge leeftijd overleden.
    Bach besteedde veel aandacht aan didactische werken. In Köthen legde Bach enkele muziekboekjes aan voor zowel zijn vrouw als voor zijn kinderen. Daarvan zijn onder andere de twee 'Clavier-Büchlein' voor Anna Magdalena Bach bewaard gebleven. Die voor Carl Philipp Emanuel Bach helaas niet, alhoewel belangrijke delen ervan in de vorm van afschriften wel de tand des tijds hebben doorstaan. Ook in Köthen rezen voor Bach problemen die de drang naar het zoeken van een nieuwe betrekking deden toenemen. Allereerst huwde prins Leopold in 1721 een vrouw met een beduidend andere, 'lichtere' muzikale smaak. Dit deed de belangstelling van de vorst voor Bachs kunst afnemen. Bovendien moest het vorstendom – dat formeel onder Pruisen viel – bijdragen aan de financiering van het Pruisische leger. Daarom werd er gesnoeid in de kosten van onder andere de hofcultuur. Bovendien begon Bach uit te kijken naar een geschikte plek voor het voortgezette en universitaire onderwijs van zijn opgroeiende zonen Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel. Aan Bachs aspiratie tot het vinden van een nieuwe baan heeft het nageslacht vier belangrijke compositiecycli te danken. Allereerst de 'Brandenburgse Concerten' (zie boven). Nadat hem in 1722 het overlijden ter ore was gekomen van Johann Kuhnau, de Thomascantor (= de verantwoordelijke voor de kerkmuziek in de twee hoofdkerken van Leipzig; de Nikolaikirche en de Thomaskirche, tevens de muziekleraar aan de Thomasschule en leider van het Thomanerchor, het schoolkoor), besloot hij naar deze vacant geworden positie te solliciteren. Omdat Bach weliswaar een gymnasiumopleiding had genoten maar geen universitaire (noodzakelijk voor zo'n functie), stelde hij toen bij wijze van 'sollicitatiepapieren' drie compositiecycli samen als onderbouwing van (vereiste) pedagogische kwaliteiten. Zijn persoonlijke koraalvoorspelenboekje voor orgel uit Weimar voorzag hij toen pas van een pedagogisch-toepasselijk titelblad, met daarboven de titel Orgel-Büchlein. Daarnaast ordende hij een verzameling van betrekkelijk losse, korte twee- en driestemmige klavecimbelstukken uit het muziekleerboekje voor de oudste zoon Wilhelm Friedemann tot een aparte dertigdelige cyclus. Het is bekend geworden als 'de inventies (15 tweestemmige inventies) en sinfonia's (15 driestemmige sinfonia's)'. En tot slot bracht hij reeds bestaande Praeludia en Fuga's – al dan niet bewerkt – met nieuwe samen tot het eerste deel van zijn beroemde klavecimbelcyclus Das Wohltemperierte Klavier, waarin 24 preludia en even zovele fuga's in alle grote- en kleineterts-toonsoorten de revue passeren.
    Bachs aanstelling volgde en in 1723 verhuisde hij naar Leipzig, destijds een belangrijk cultureel en handelscentrum met vooraanstaande boek- en muziekuitgeverijen, een gereputeerde universiteit en de alom bekende Leipziger Messe (beurs). J.S. Bach stelde voor zijn zoon Wilhelm Friedemann Bach een reeks samen van zes triosonates voor orgel (BWV 525-530), die tot zijn beste orgelcomposities behoren. Hier vonden de eerste uitvoeringen van de Johannes- en Matteüspassie plaats, respectievelijk 1723 en 1727 of 1729. Bach schreef hier ook het overgrote deel van zijn cantates, in totaal vijf (bij elkaar opgeteld) volledige jaargangen, waarvan vermoedelijk 60% (circa 200) bewaard is gebleven.
    In 1731 bedacht Bach voor de installatie van de nieuwe stadsraad van Leipzig een meesterlijke cantate (BWV 29 Wir danken Dir, Gott, wir danken Dir), met een indrukwekkende instrumentale bezetting, compleet met pauken en trompetten. In Leipzig was hij Thomascantor, muzikaal leider van het Thomanerchor, verantwoordelijk voor de muziek in de Thomaskirche en de Nikolaikirche en leraar aan de Thomasschule. Zijn relatie met het stadsbestuur was slecht en men zag hem als een wat vreemde koppige oude man die met verouderde contrapuntische muziek bezig was. Bovendien werd Bach meer gezien als organist dan als componist. Bach was dan ook niet bepaald de eerste keus van het gemeentebestuur. Uiteindelijk werd Bach pas benoemd nadat de componisten Georg Philipp
    Telemann en Christoph Graupner hadden bedankt. Bach kreeg in deze periode veel steun van graaf Hermann Carl von Keyserlingk, die als diplomaat werkzaam was aan diverse hoven. De bekendste werken die Bach hier componeerde waren de Matthäus-Passion, de Johannes-Passion, het zogenoemde Weihnachtsoratorium, het tweede deel van het Wohltemperierte Klavier (eveneens 24 preludes en fuga's), de Mis in b klein (Hohe Messe), de motetten, het Magnificat (voor Kerstmis 1723) en de vier delen van de zogenoemde Clavierübung, waaronder deel één met zes Partita's voor klavecimbel en deel vier met de Goldbergvariaties. Zijn bezoek in 1747 aan Carl Philipp Emanuel, die hofklavecinist was bij Frederik de Grote in Potsdam, leidde tot het 'Muzikale offer'. Frederik, die goed fluit speelde, gaf de oude Bach een thema op, dat hij thuis uitwerkte tot het Muzikale offer (BWV 1079). Bach trok zich de laatste jaren steeds meer terug en besteedde veel aandacht aan het perfectioneren van zijn meesterwerken, want hij was zich ervan bewust goud in handen te hebben. In 1747 trad hij toe als veertiende (!) lid van de Societät der musicalischen Wissenschaften. Ter gelegenheid hiervan werd door Elias Gottlieb Haussmann het enige portret van Bach gemaakt waarvan de authenticiteit vaststaat (zie bovenaan). In zijn hand houdt Bach hierop de 6stemmige tripelcanon BWV 1076. Bach stuurde 'Einige canonische Variationen auf "Vom Himmel hoch" (BWV 769) als inauguratie.
    Bach had vanaf 1747 een oogziekte, gevolg van ouderdomsdiabetes. Aan het eind van de lente van 1749 kreeg Bach een beroerte. Daarna ging zijn gezichtsvermogen sneller achteruit. Tegen de zomer was hij al vrijwel blind geworden. Begin 1750 besloot Bach zich te laten opereren. De operatie mislukte echter, waardoor Bach uiteindelijk volledig blind werd. Desondanks werkte hij hard aan de voltooiing vooral van de drukvoorbereidingen van Die Kunst der Fuge, een reeks fuga's en canons voor klavecimbel op een en hetzelfde thema waarin de grenzen van alle mogelijke stijlen en vormen zijn aangesproken. Het verhaal gaat dat Bach, toen zijn gezondheid verder achteruitging, vanaf zijn ziekbed een laatste koraalvoorspel – Vor deinem Tron tret'ich hiermit – aan zijn schoonzoon Johann Altnikol dicteerde. Op 18 juli 1750 kreeg Bach volkomen onverwacht zijn gezichtsvermogen weer terug, maar een paar uur later werd hij getroffen door een beroerte. Hij overleed tien dagen later aan de gevolgen daarvan. Bach werd drie dagen later anoniem begraven op het kerkhof van de Johanneskerk van Leipzig. De precieze plek van zijn graf werd al snel vergeten. In 1894 werd de Johanneskerk uitgebreid en gerenoveerd, waardoor een deel van het kerkhof moest worden geruimd. Er werden pogingen gedaan Bachs stoffelijke resten terug te vinden. Uiteindelijk werd er in de buurt van de locatie een skelet gevonden, dat in de kerk werd herbegraven. Nadat de Johanneskerk in de Tweede Wereldoorlog was verwoest, werd Bach in 1950 opnieuw herbegraven in de Thomaskerk. Tot op heden bestaat er echter twijfel of de stoffelijke resten werkelijk van Bach zijn. De graveerfase van Die Kunst der Fuge was op de dag van Bachs overlijden niet voltooid. Om de achtergebleven familie van verdere geldzorgen te vrijwaren, bracht Bachs tweede zoon Carl Philipp Emanuel, die als hofmusicus werkzaam was in Berlijn en Potsdam, het uitgaveproject zo goed en zo kwaad als dit ging tot een zeker einde. Al in 1751 werd Bachs publieke zwanenzang 'in de verkoop' gebracht. Op 7 augustus 1750, ruim een week na de dood van de componist, kwam het stadsbestuur bijeen om een nieuwe cantor te kiezen. Bachs naam werd nauwelijks genoemd, behalve door een raadslid dat met kennelijke wrok het vertrouwde cliché herhaalde: De school heeft een muziekleraar nodig, geen dirigent. De burgers van Leipzig vertrouwden de lastige cantor toe aan de vergetelheid. Bachs vrouw, Anna Magdalena, bleef met haar vijf kinderen achter zonder bestaansmiddelen. Ze was 48 jaar oud toen Bach stierf, en weigerde te hertrouwen, zodat ze het voogdijschap niet zou verliezen over haar minderjarige kinderen. Al in 1752 was de erfenis helemaal op en kreeg zij van de gemeenteraad veertig daalders in ruil voor een aantal onverkochte exemplaren van "Die Kunst der Fuge" en van de zang- en instrumentale partijen van kerkelijke cantates van haar overleden echtgenoot. Samen met haar twee
    jongste dochters van 8 en 12 vond zij onderdak bij vrienden. Ze stierf in 1760 op 59-jarige leeftijd als 'Almosenfrau', wat in die tijd betekende dat zij een (bescheiden) kerkelijke uitkering kreeg.
    Een van de bijzondere aspecten van Bachs composities is het complexe en ingenieuze gebruik van het contrapunt. Meer dan andere componisten wordt Bach geassocieerd met de fuga. Het bekendste fuga-album is wellicht het Wohltemperierte Klavier; dit werk, in twee delen van elk 24 duo-composities, bevat in totaal 48 preludes en fuga's, twee voor elke majeur en mineur toonsoort. Aan het eind van zijn leven schreef Bach Die Kunst der Fuge, bestaande uit veertien fuga's (die Bach zelf 'Contrapuncti' noemde) en vier canons, alle op hetzelfde thema gebaseerd. Veel van zijn muziek schreef Bach voor de Lutherse Kerk. Vanaf 1723 tot aan zijn dood was hij cantor van de Thomaskerk in Leipzig. Van de overgeleverde motetten zijn vooral Der Geist hilft unsrer Schwachheit auf (BWV 226) en Jesu, meine Freude (BWV 227) bekend. Zijn vele cantates (lijst) componeerde hij voor de reguliere zondagsdiensten buiten de vastentijd; de Johannes-Passion (BWV 245) en de Matthäus-Passion (BWV 244) waren bedoeld voor speciale diensten op respectievelijk Witte Donderdag en Palmzondag. De Matthäus Passion werd voor het eerst uitgevoerd in 1727. De barokke Passion is een zeer uitgebreide cantate (ook wel oratorium genoemd), met als basistekst het lijdensverhaal van Christus als genoteerd door een van de evangelisten en aangevuld met eigentijdse gedichten en kerkliederen. De barokke passies worden soms wel vergeleken met de opera, met dit verschil dat er geen sprake is van dramatische enscenering.
    De werken van Bach werden genummerd door Wolfgang Schmieder en kregen alle een BWVnummer waarbij Schmieder niet chronologisch te werk ging maar een systematische ordening naar genre invoerde.
    Sinds de scheiding van Duitsland (door 'de Muur') bestonden twee instituten in Duitsland die zich bezighielden met de studie van Bachs partituurhandschriften (autograaf), papiersoorten en watermerk. Dit waren de Bachinstituten te Leipzig (o.l.v. Werner Neumann) en te Göttingen (o.l.v. Alfred Dürr). Dit laatste hield op 1 januari 2007 op te bestaan. De instituten stelden zich tot doel te werken aan de publicatie van de Neue Bach Ausgabe (NBA), een tweede integrale uitgave van de werken van Bach die de fouten moest rechtzetten van de eerste uit de 19e eeuw. Dit project is midden 2007 officieel voltooid. Nadien zullen delen van de NBA (vooral uitgaven uit de jaren vijftig) die de toets der kritiek reeds lang niet konden doorstaan, in herziene vorm opnieuw worden uitgegeven. Het Bach-Archiv Leipzig zelf heeft, in samenwerking met Carus Verlag, een aparte uitgavenreeks opgezet van door Bach bewerkt repertoire van andere meesters. Zo is in 2008 een verzamelband verschenen met Bachs bewerkingen van missen en misdelen van Palestrina. De Bachonderzoekers hadden tot de val van de Berlijnse Muur in 1989 te kampen met grote praktische, maar niet geheel onoverkomelijke problemen. De partituur van de Matthäus Passion bijvoorbeeld bevond zich in Oost-Berlijn, de handgeschreven partijen waren echter in WestBerlijn. Alfred Dürr slaagde er toch in op basis van grafologischeen watermerkstudies van de muziekhandschriften aan te tonen dat Bach zijn cantates in het begin van zijn Leipziger tijd nagenoeg 'op voorraad' schreef. Daarna bleef hij teren op het bestaande, aangevuld met cantatecomposities van onder anderen Telemann en Stölzel. Barthold Kuijken promoveerde eind 2007 aan de Vrije Universiteit Brussel in de musicologie met een onderzoek naar hoe Bachs muziek klonk in zijn tijd. Of, met andere woorden, een zoektocht naar de klank achter de notennotatie. De auteur stelt dat de notatie niet overeenkomt met de muziek of dat bij barokmuziek de partituur slechts in beperkte mate samenvalt met de muziek, hoewel die vandaag soms
    het enige houvast is. Daartoe legde hij een portfolio aan dat Bachs gehele uitvoeringspraktijk omvat. Ook inventariseerde hij alle opnames, een discografie en een bibliografisch overzicht. De musicoloog Andrew Parrott is een van de vele onderzoekers rond de "authentieke uitvoeringspraktijk" van Bachs cantates. In zijn publicatie The Essential Bach Choironderzoekt en beargumenteert hij de theorie van onder anderen Joshua Rifkin, dat Bachs cantates oorspronkelijk slechts uitgevoerd werden met enkelvoudig bezette stemmen en niet met een uitgebreid koor. Dit in tegenstelling tot authentieke bronnen uit Bachs tijd, waaruit blijkt dat het vocaal-instrumentale uitvoeringsapparaat van Bach 30 tot 40 musici telde. Bovendien zijn enkele speellijsten van Bachs eigen hand opgedoken, waaruit blijkt dat elke koorpartij van bijvoorbeeld een cantate voor minstens vier stemmen was bedoeld. Parrott stelt in zijn studie ook dat de viola da spalla in Bachs tijd tot het vaste instrumentarium behoorde.
    Na zijn dood raakten Bach en zijn werken in vergetelheid, met uitzondering van zijn orgel- en klavecimbelwerken die, al was het dan in beperkte kring van beroepsmusici en gevorderde muziekamateurs, altijd repertoire hebben gehouden. Een andere uitzondering was de omvangrijke compositie, de "Mis in b" (Hohe Messe) die, in de vorm van een handgeschreven kopie, zelfs bij Joseph Haydn en Ludwig van Beethoven in Wenen bekend werd als 'leervoorbeeld'. Na driekwart eeuw, in 1829, werd ook de andere vocale muziek van Bach herontdekt, dankzij de inspanningen van Felix Mendelssohn-Bartholdy die een uitvoering van de Matthäus Passion in de Berlijnse Singakademie organiseerde; het werd het begin van de definitieve erkenning van de enorme waarde van Bachs muziek.
    Bachs reputatie ging in zijn latere jaren als componist en na zijn dood achteruit. Zijn stijl werd als ouderwets beschouwd in vergelijking met de opkomende klassieke stijl. Hij werd evenwel herinnerd als musicus, pedagoog, componist en vader van zijn eveneens musicerende en componerende kinderen (met name Carl Philipp Emanuel en Johann Christian). De direct na zijn dood nog bekende composities waren klavierwerken, waarvan vele componisten een exemplaar bezaten. Van onder anderen Mozart en Beethoven is bekend dat ze het werk van Bach bewonderden. Tijdens een bezoek aan de Thomasschule in Leipzig hoorde Mozart een motet-uitvoering (BWV 225). Hij zou hebben gezegd: "Kijk, dit is nu iets waarvan men kan leren!". Nadat hij delen van het motet in handen had gekregen ging hij op de grond zitten met de koorpartijen om zich heen, waarbij hij alles vergat, en niet eerder opstond dan nadat hij alle stukken uitgebreid bestudeerd en in partituurvorm overgeschreven had. Beethoven oefende al als kind op Bachs Wohltemperierte Klavier en noemde Bach later in zijn leven: Urvater der Harmonie (Grondlegger van de harmonie). Van Beethoven is ook de woordspeling: nicht Bach, sondern Meer (geen beek maar een zee, gebruik makend van de letterlijke betekenis van Bachs naam). De wederopbloei van Bachs reputatie als componist bij het brede publiek werd mede mogelijk gemaakt door de publicatie van Johann Nikolaus Forkels biografie (1802), die onder anderen door Beethoven werd gelezen. Philipp Spitta's biografie van 1873 was er een aanvulling op. Goethe maakte relatief laat in zijn leven kennis met het werk van Bach door een serie optredens van klavier- en koorwerken in Bad Berka in 1814 and 1815. In een in 1827 geschreven brief vergeleek hij de ervaring van het luisteren naar Bachs muziek met "oneindige harmonie in dialoog met zichzelf". Vermoedelijk heeft Felix Mendelssohn-Bartholdy de grootste bijdrage geleverd aan het herwaarderen van Bachs nalatenschap door in 1829 de Matthäus Passion opnieuw uit te voeren in Berlijn. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, die aanwezig was bij deze uitvoering, noemde Bach later een 'groot, oprecht protestant, robuust en erudiet genie', dat we pas sinds kort weer op volle waarde schatten.
    Mendelssohn continueerde zijn promotie van Bach in de hieropvolgende jaren en Bachs reputatie groeide evenredig. De Bach Gesellschaft werd opgericht in 1850 om zijn werk verder te promoten. Deze organisatie vervulde een belangrijke rol in de herwaardering van Bach door het publiceren van de bladmuziek. Ook Johannes Brahms werkte eraan mee. Voor 1871 en kanselier Bismarck probeerde men het opkomende Duitse nationale gevoel via culturele kanalen aan bod te laten komen in taal, literatuur, geschiedenis en bovenal in muziek uit heden en verleden. Deze hele onderneming werd ondersteund door de Romantiek, die zich afzette tegen het rationalisme (Bach zelf was een sympathie voor de oecumene bepaald niet vreemd, hetgeen in zijn dagen een aspect van de Verlichting was). Ook het enthousiasme voor de muziek als enige kunstvorm die direct tot de ziel spreekt, speelde een rol. Bach werd door de Duitse componisten gezien als hun grote voorloper en voorvader. Vandaar het groeiend reveil.
    Gedurende de 20e eeuw zijn verschillende stukken van Bach herontdekt. Ook zag men steeds meer hun artistieke en educatieve waarde. Toen ontstond ook een beweging die streefde naar uitvoeringen op hedendaagse kopieën van instrumenten uit de tijd van de componist, en geïnterpreteerd zoals men denkt dat de componist het bedoeld zou kunnen hebben. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van klavecimbels in plaats van concertpiano's en het gebruik van kleine koren of louter solisten. In de twintigste eeuw werd het werk van Bach bewerkt en herwerkt in verschillende stijlen: van Stravinsky tot Schnittke, van Schönberg tot Kagel. Sinds Bachs dood zijn er rond de 300 werken geschreven met Bach als bron. Fünf Sätze für Streichquartett opus 5 van 1909 van Anton Webern is een bewerking van Bachs Musikalisches Opfer BWV 1079. Sjostakovitsj schreef in 1950 zijn 24 preludes en fuga's. Andere voorbeelden zijn de Chaconne in d mineur door Ferruccio Busoni en Stravinsky's versie van de Canonische Variaties. Ook bekend is het muzikale eerbetoon van de Noorse componist Knut Nystedt met als veelzeggende titel Immortal Bach. Met dit werk wist de componist traditionele elementen te verbinden met essentiële nieuwe ontwikkelingen. In 1950, op de 200e gedenkdag van zijn overlijden, kreeg Bach officieel eerherstel toen zijn (vermeende) stoffelijke resten overgebracht werden naar het koor van de Thomaskirche. Daar rusten ze nu onder een eenvoudige gedenkplaat.
    Willem van Ekeren is bekend van zijn Bach-Bukowskiproject. Hij verweefde hierin 22 gedichten uit The Last Night of the Earth Poems van de Amerikaanse dichter-schrijver Charles Bukowski met de 22 delen van Bachs Wohltemperierte Klavier. Daarbij wordt het Bach-spel op de piano gecombineerd met het bluesy-jazzy zingen van de tekst.
    Over Bachs methode om les in compositie te geven beschikken wij over verschillende getuigenissen, waaronder die van hemzelf; hij verwees ernaar aan het slot van het Clavier-Büchlein, dat hij voor zijn tweede vrouw Anna Magdalena schreef. Ook Carl Philipp Emanuel maakte er tegenover Forkel opmerkingen over. Evenals bij zijn klavierlessen vormden een vaste methode en toewijding de sleutels van zijn aanpak. De leerlingen begonnen met het schrijven van een vierstemmige harmonie naar het model van Bachs eigen koralen. Zij kregen bijvoorbeeld een of meer van de partijen – sopraan, alt, tenor en bas – en moesten de rest aanvullen. Elke partij moest op een aparte lijn of notenbalk worden genoteerd zodat men de vorm van de melodie kon zien, want Bach duldde geen saaie meerstemmigheid; zonder de regels te overtreden moest elke partij haar eigen melodische lijn hebben. Bach herinnerde zijn leerlingen eraan dat elke partij als het ware een sprekende stem was die zijn zinnen grammaticaal juist moest vormen en niets mocht zeggen tenzij hij echt iets te zeggen had. Leerlingen mochten pas met eigen composities beginnen als ze deze
    vierstemmige polyfonie en het elementair contrapunt onder de knie hadden. En als ze ermee begonnen, vertelde hij hun niets te noteren tot ze het hele stuk doordacht hadden. Improviseren op het klavierals een manier om te componeren werd afgeraden; Bach sprak met minachting over wie hij noemde de 'klaviercavaleristen' die hun vingers op zoek naar ideeën over de toetsen lieten gaan.
    Bachs muziek geldt als hoogtepunt van Lutheraanse kerkmuziek en als “muzikale uitdrukking van de Reformatie”. Naar Bachs mening had muziek twee wezenlijke doelen: muziek behoort “tot Gods eer en tot zielsverrukking (Gemüthsergötzung)” te zijn, schreef hij. Al in 1708, toen Bach ontslag vroeg uit zijn dienstbetrekking in Mühlhausen, motiveerde hij dat verzoek door te wijzen op zijn “einddoel, namelijk een gereguleerde kerkmuziek tot Gods eer”. Uiteindelijk zou hij pas vanaf 1723 in Leipzig over de uitvoeringsmogelijkheden beschikken die nodig waren om deze omvangrijke Lutheraanse kerkmuziek te componeren. In Bachs nalatenschap bevonden zich theologische boeken en stichtelijke werken van Maarten Luther en van orthodox-lutheraanse theologen zoals Abraham Calov, Johannes Olearius, Heinrich Müller, August Pfeiffer en Erdmann Neumeister, maar ook geschriften van de piëtisten Philipp Jacob Spener en Johann Jakob Rambach. De weinige overgeleverde schriftelijke uitingen van Bach over zijn religieuze opvattingen, meestal aantekeningen in zijn theologische boeken, tonen hem als een gelovige lutheraan. In tegenstelling tot de toenmalige strenge lutheraanse orthodoxie in Leipzig lijkt hij het contact met andere stromingen niet te hebben geschuwd: al in Köthen had Bach een nauwe persoonlijke band met zijn, calvinistische, hertogelijke dienstheer, en zijn Hohe Messe componeerde hij in zijn Leipzigse tijd voor het katholieke Dresdener hof. Bachs vocale geestelijke werken tonen hem als uitlegger van de Bijbel, ze zijn opgezet als “klinkende verkondiging” en weerspiegelen een doordachte theologische duiding.[4]
    De architecten Zaha Hadid en Patrik Schumacher ontwierpen in 2009 een tijdelijk concertzaaltje voor de uitvoering van Bachs solocomposities voor het Manchester International Festival. De constructie heeft de vorm van een grote witte krul als een afgepelde sinaasappelschil om de eindeloze stroom van Bachs muziek te vangen

    28-07-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 28 juli 1952 monique van de ven

    28 juli 1952 Monica Maria Theresia (Monique) van de Ven (Zeeland (Noord-Brabant), 28 juli 1952) is een Nederlandse actrice. Van de Ven werd geboren in het Noord-Brabantse Zeeland en groeide op in Rijswijk. Haar vader overleed toen ze vijf jaar oud was. Na succesvolle pogingen om haar moeder op te vrolijken, besloot Van de Ven om actrice te worden.[1] Ze volgde één jaar de Toneelschool in Maastricht en werd daar in 1972 vanaf geplukt voor haar filmdebuut in Turks fruit. Van de Ven was zeventien jaar getrouwd met cameraman Jan de Bont, met wie ze vanaf het midden van de jaren zeventig tot 1987 in Los Angeles woonde. Ze is daarna getrouwd met acteur/scenarioschrijver Edwin de Vries, die ze ontmoette bij de opnames voor Een Maand Later (1987). Samen hebben zij twee kinderen gekregen. De oudste, Nino, overleed op de zeer jonge leeftijd van 20 maanden aan een hersenvliesontsteking. De jongste, Sam, speelde in 2018samen met zijn vader Edwin de Vries in het toneelstuk Westerborkserenade over de verzetsdaden van zijn opa, Rob de Vries, in de Tweede Wereldoorlog. Van de Ven ontving twee keer een Gouden Kalf. In 1985 voor haar hele oeuvre en tien jaar later voor haar optreden in de film Romeo (1990). In een interview uit 2010 vertelde ze dat het script en de opnamen fysiek en mentaal zo veel van haar eisten, dat ze nadien, net zoals haar personage in de film, te kampen kreeg met postpartumdepressie.[1] In 1999 werd ze uitgeroepen tot Nederlandsactrice van de eeuw. Met de verfilming van het boek Zomerhitte van Jan Wolkers maakt zij in het voorjaar van 2008 haar regiedebuut.[2] Niettemin had ze in 1996 al een korte film geregisseerd, Mama's proefkonijn. Op 30 januari 2012 begon televisiezender MAX met de 10-delige serie Dokter Deen, spelend op Vlieland waar het echtpaar De Vries-Van de Ven een huis bezit. Monique en haar man Edwin bedachten samen het idee om een serie naar aanleiding van de bestaande geschreven verhalen van deze dokter Deen, oud-huisarts op Vlieland, te maken. In april 2016 was ze gast bij De Kwis. Behalve actrice en regisseuse is Van de Ven sinds 1996 ambassadeur voor UNICEF Nederland. Haar grootvader Jos van de Ven was burgemeester van Zeeland.





    28-07-2018 om 09:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 juli 1940 bugs bunny

     

    27-07-2018 om 10:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 juli 1940 bugs bunny

    27 juli 1940 Het tekenfilmfiguur Bugs Bunny maakt zijn officiële entree in de cartoon A Wild Hare Bugs Bunny is een personage uit de tekenfilmserie Looney Tunes/Merrie Melodies. Bugs is een van de bekendste tekenfilmfiguren ter wereld. Vooral bekend is zijn in een New Yorks accent gestelde vraag: "What's up doc?", die voor het eerst op 27 juli 1940 te horen was in A Wild Hare. Bugs verscheen echter al in 1938 in een filmpje van Porky Pig: Porky's Hare Hunt. Het bekendst is hij echter geworden met zijn tegenspelers Elmer Fudd en Daffy Duck. Bugs is een antropomorf konijn of haas (de discussie over wat hij nu werkelijk is, gaat tot op heden door) met een grijs-witte vacht. Hij draagt doorgaans geen kleren, met uitzondering van witte handschoenen. Wel verkleedt hij zich geregeld. Bugs raakt in vrijwel elk filmpje waarin hij meespeelt betrokken bij een conflict met een ander personage, maar dit is slechts zelden zijn eigen schuld. Meestal probeert hij conflicten te vermijden, maar als iemand hem echt kwaad maakt, deinst hij voor niets meer terug om die persoon terug te pakken. Wanneer hij zijn geduld verliest en openlijk het conflict aangaat, maakt hij dit altijd kenbaar met de zin: "Of course you realize, this means war!" (een zin waarvan regisseur Chuck Jones later toegaf dat hij die van Groucho Marx in Duck Soup had geleend). In de filmpjes van de jaren dertig en veertig werd Bugs neergezet als een wild konijn. Zo woonde hij onder de grond in een konijnenhol. Ook gedroeg hij zich erg kinderlijk. In de latere filmpjes werd hij kalmer en volwassener in zijn gedrag. Bugs vertoont qua gedrag enkele overeenkomsten met oudere literaire personages als Broer Konijn en Anansi. Hij houdt ervan zijn slachtoffers op het verkeerde been te zetten met practical jokes. In tegenstelling tot andere tekenfilmfiguren trekt hij zelf maar zelden aan het kortste eind.
    Volgens historici zou Bugs gebaseerd zijn op een Walt Disney-personage genaamd Max Hare. Dit personage was ontworpen door Charlie Thorson voor het Silly Symphonies-filmpje The Tortoise and the Hare. Een prototype van Bugs Bunny was al te zien in het filmpje Porky's Hare Hunt uit 1938. Dit konijn werd in dat filmpje niet bij naam genoemd. Bugs maakte zijn officiële debuut in het filmpje A Wild Hare uit 1940. De reden dat dit als Bugs' eerste officiële optreden wordt gezien, is omdat hij in dit filmpje voor het eerst lijkt op de Bugs Bunny zoals mensen hem tegenwoordig kennen. Zijn naam werd pas vermeld in het erop volgende filmpje, Elmer's Pet Rabbit. Beide filmpjes waren een groot succes, en Bugs werd een van de bekendste personages van de Looney Tunes. Rond 1942 was Bugs de ster van de Merrie Melodies-serie geworden. Nadien is hij in veel filmpjes te zien geweest. Bugs werd ook buiten de filmpjes populair. Hij werd de mascotte voor Warner Bros, zoals Mickey Mouse de mascotte van Disney was. Van 1943 tot 1946 was Bugs Bunny ook de mascotte van het Kingman Army Air Field in Arizona.
    Mel Blanc is de acteur die het bekendst werd als de stem van Bugs Bunny. Hij vertolkte de rol vanaf Bugs' debuut gedurende 51 jaar. Na zijn dood in 1989 nam Jeff Bergman de rol over. Andere acteurs die de stem van Bugs hebben gedaan, zijn





    27-07-2018 om 09:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 juli 1990 deux cheveau

     

    27-07-2018 om 09:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 juli 1990 deux cheveau

    27 juli 1990 De laatste Deux Chevaux rolt van de lopende band in de Citroën-fabriek in Portugal. De 2CV (Frans: Deux chevaux), in Nederland veelal (Lelijk) eend(je) genoemd, is een auto van de Franse autofabrikant Citroën. De afkorting staat voor 'Deux Chevaux Vapeur', wat twee paardenkracht betekent, een maat die het resultaat is van de ingewikkelde berekening van de Franse wegenbelasting. De serieproductie van de 2CV liep van 11 juli 1949 tot en met 27 juli 1990. In die periode zijn er 5.144.966 van gebouwd, waarvan 3.898.631 2CV-eenden en 1.246.335 2CVbesteleenden; dit aantal stijgt tot bijna 9 miljoen wanneer de zustermodellen Dyane, Ami, Méhari en FAF worden meegeteld. Het uiterlijk van de 2CV werd, net als dat van de Citroën ID/DS en de Traction Avant, ontworpen door Flaminio Bertoni. Op basis van de 2CV werden verschillende kitcars gebouwd, onder andere van Burton, Cygnus, Deauville, Le Patron, Lomax, Voglietta, Hoffmann en Vanclee.
    Na de dood van André Citroën en de overname van het bedrijf door bandenfabrikant Michelin besloot de nieuwe leiding van autofabrikant Citroën in 1935 een kleine auto te ontwikkelen die geschikt diende te zijn voor het ruige Franse platteland: de TPV, oftewel Toute Petite Voiture. Projectleider en stuwende kracht Pierre-Jules Boulanger omschreef het doel als "een paraplu op vier wielen". Op basis van marktonderzoek werd besloten dat het een voertuig moest worden dat twee boeren met 50 kilogram aardappelen kon vervoeren of een vat met 50 liter wijn. Ook gaat het verhaal dat het de mogelijkheid moest bieden om een schaap in de auto mee te nemen. De auto moest hierbij zo comfortabel zijn dat eieren in een mand niet zouden breken wanneer de auto over een stuk omgeploegd land zou rijden. Overige eisen waren dat de auto vooral zuinig, betrouwbaar, goedkoop en eenvoudig te bedienen moest zijn: een boerin moest ermee naar de markt kunnen rijden. Ook moest de boer, met zijn zondagse hoed op, erin passen zodat hij per auto naar de kerk kon. Het uiterlijk van de wagen werd niet belangrijk geacht. Oorspronkelijk plaatste men uit besparingsoverwegingen slechts één koplamp. Nadat echter een prototype tijdens een proefrit werd aangereden, doordat de tegenligger dacht met een motorfiets te maken te hebben, werd het model wél voorzien van twee koplampen. Er werd een auto ontwikkeld die aan het merendeel van die eisen voldeed, maar hij was zeker nog niet klaar voor productie. Citroën was van plan een prototype van de auto te presenteren op de Salon de l'Automobile van oktober 1939, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog werd deze Salon afgelast. Na de oorlog, en na grondige verandering van het oorspronkelijke ontwerp, werd de auto op donderdag 7 oktober 1948 tijdens de Autosalon van Parijs aan pers en publiek voorgesteld. Een journalist zou het wagentje "Lelijk Eendje" hebben genoemd, deze benaming (of kortweg "Eend") is in het Nederlands een geuzennaam geworden. De serieproductie van de 2CV begon 11 juli 1949. In het begin werd ze voornamelijk aan boeren (primaire doelgroep), zorgverleners als huisartsen en bekende Franse kunstenaars (gratis reclame) geleverd. De Franse plattelanders waren direct enthousiast, wat de wachttijd liet oplopen tot drie jaar. Nederland was in 1952 het eerste exportland voor de 2CV. Echter, in het begin werd de wagen in Nederland slecht verkocht, waarschijnlijk vanwege het uiterlijk. De laatste 2CV werd op vrijdag 27 juli 1990 geproduceerd. Latere versies werden, net als elders in Europa, tot cultvoertuigen. De (Lelijke) Eend mag zich scharen tussen automobiele iconen als de Volkswagen Kever, de Morris Minor, de Mini en de Fiat 500. Tegenwoordig is de Eend populair als tweede auto. Aangezien nog slechts circa 8500 2CV's in Nederland operationeel zijn, is de prijs voor een perfect bewaard of gerestaureerd exemplaar gestegen naar rond de 15.000 euro. Onderdelen zijn echter relatief goedkoop en vanwege het lage gewicht (560 kg) is de motorrijtuigenbelasting laag of vanwege de leeftijd niet verplicht. Via diverse 2CV-clubs worden voordelige verzekeringen aangeboden.
    De 2CV 4×4 Sahara, later 2CV Bimoteur genoemd (1958-1970), had achterin een extra motor en versnellingsbak, die andersom gemonteerd was. Met een schakelpook tussen de voorstoelen werden beide versnellingsbakken gelijktijdig bediend. Voor de beide motoren waren afzonderlijke benzinetanks onder de voorstoelen en twee separate contactsloten voorzien. Het reservewiel was voor in de motorkap bevestigd. De auto beschikte dankzij de inschakelbare vierwielaandrijving over een enorme terreinvaardigheid, maar wel voor de dubbele prijs van de standaard-Eend. Er werden slechts 694 exemplaren van gebouwd. Vele werden door de Schweizer Post als bestelwagen gebruikt. Tegenwoordig zijn het gevraagde oldtimers. In 1948 was de 2CV uitgerust met een benzinemotor van 375 cc; een luchtgekoelde kopklepmotor met twee cilinders in boxer-opstelling. De basis van deze motor is tot het einde van de productie dezelfde gebleven, alleen werd er telkens een beetje meer vermogen uitgehaald. De eerste modellen hadden vrijwel geen dashboard. De benzinestand werd gepeild via een peilstok die, bevestigd aan de tankdop, in de tank gestoken moest worden. De ruitenwissers werden met de hand bediend of waren gekoppeld aan de snelheidsmeter zodat ze bij stilstand niet werkten. Homokinetische koppelingen bij de voorwielaandrijving waren afwezig, zodat bij elke bocht het schokken van het stuur met de beide handen opgevangen moest worden. De eend had eerst een vermogen van 8 pk, de laatste A-modellen uit de jaren 70 en 80 van de 20e eeuw (waaronder de afgeleide Méhari, Dyane, Acadiane) hadden een motor van 602 cc met maximaal 29 pk / 21 kW vermogen, zodat een snelheid van 115 km/h en meer mogelijk is. Dit kwam ook door de diverse verschillende versnellingsbakken die toegepast werden. Besteleenden werden geproduceerd onder de namen AU, AZU, later AK250, AK350, Citroën 2CV AK400 genoemd. De getallen 250, 350 en 400 stonden hierbij voor het laadvermogen in kilo's. Het 2CV-motorblok is in de laatste verschijningsvorm opgeboord tot 652 cc en voorzien van elektronische ontsteking. Dit blok werd gemonteerd in de Citroën LNA- en Visa-modellen. Inmiddels zijn er voor de reguliere 2CV-motor (602 cc) ook diverse elektronische ontstekingen beschikbaar gekomen en aan een simpelere versie voor de LNA/VISA-motor wordt gewerkt. Een bijzonder kenmerk van de 2CV is ook de positie van de versnellingspook. Deze steekt horizontaal door het dashboard. Later zag men dat ook bij de Renault 4. De achteruit zit links vooraan (op de plek waar in moderne auto's de eerste versnelling zit). De eerste versnelling zit links achter, de tweede midden voor, de derde versnelling midden achter en de vierde rechts voor. Het schakelen tussen de tweede en derde versnelling (de meest gebruikte twee) wordt hierdoor heel eenvoudig. De eerste versnelling was aanvankelijk niet gesynchroniseerd, men moest dus vrijwel stil staan (maximaal 10 km/ h) om terug naar de eerste versnelling te kunnen schakelen, een beetje spelen met tussengas hielp hier bij. Een ervaren 2CV-rijder kon vrij makkelijk nog rijdend terugschakelen, een leek zou een wat krakend geluid uit de versnellingsbak veroorzaken. In latere versies werd de één wel gesynchroniseerd. De achterbank van een eend kan gemakkelijk verwijderd worden en los worden gebruikt. Hij werd vaak op jongerenkamers aangetroffen. Wie met de eend op kampeervakantie ging, kon het bankje bij de tent zetten. In Frankrijk heeft de 2CV de bijnaam "La Deuche", in België is het "de Geit" of "het wippertje", in Nederland "Eend" of "Lelijke Eend"', in Friesland de "Pyk" of Einepyk , in Duitsland werd het "Ente", in Engeland "Tin Snail" (blikken slak) en in Tsjechië "Kachna" (eend). In december 1959 verscheen in de vorm van een kartonnen single met een plastic laagje als geluidsdrager een reclameplaatje voor de Lelijke Eend. Annie M.G. Schmidt schreef "Het Lelijke Eendje" ter promotie van de Citroën 2CV op een melodie van Paul Chr. van Westering. Henk van de Veldes Kinderkoor zong het liedje samen met Heleen van Meurs en Ronnie Postdammer. Op de achterkant staat alleen de begeleiding, geschikt voor karaoke. Kopers van een Citroën 2CV kregen het plaatje als geschenk, belangstellenden konden het voor Hfl 0,36[1] bij Citroën bestellen. De bruin kartonnen hoes was tevens enveloppe.
    Tijdens de in 2009 gehouden verkiezing van de top-40 van beste reclameliedjes door de stichting Het ReclameArsenaal eindigde het 2CV-reclamelied op de eerste plaats van liedjes uit de periode van 1950 - 1980.





    27-07-2018 om 09:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 juli 1944 bobby gentry

     

    27-07-2018 om 09:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1944 bobby gentry

    27 juli 1944 Bobbie Gentry (eigenlijke naam Roberta Lee Streeter; Chickasaw County (Mississippi), 27 juli 1944) is een voormalige Amerikaanse zangeres in het genre countrymuziek. Ze was een van de eerste vrouwelijke country-artiesten die zelf liedjes schreven. Bij het zingen begeleidde ze zichzelf op een gitaar. Haar platen haalden regelmatig de Hot Country Songs, de speciale hitlijst voor countrymuziek, maar ook de Billboard Hot 100, de algemene hitlijst. Haar bekendste nummer is Ode to Billie Joe, dat in 1967 vier weken op de eerste plaats stond in de Billboard Hot 100 (zie Nummer 1-hits in de Billboard Hot 100 in 1967). In 1978 kwam haar laatste plaat uit en in 1981 trad ze voor het laatst op. Sindsdien leidt ze een teruggetrokken leven. Roberta Lee Streeter werd in 1944 geboren in de staat Mississippi. Haar ouders scheidden kort na haar geboorte en ze werd opgevoed op de boerderij van haar grootouders. Toen ze zeven was, ruilde haar grootmoeder een melkkoe voor een piano. Roberta maakte haar eerste liedje, My dog Sergeant is a good dog. Ze ging naar school in Greenwood en leerde zichzelf spelen op verschillende muziekinstrumenten: gitaar, banjo, contrabas en vibrafoon. Op haar 13e verhuisde ze naar Arcadia in Californië, waar ze introk bij haar moeder. Ze ging optreden in clubs waar countrymuziek werd gespeeld en bracht daar naast het bekende countryrepertoire ook zelfgeschreven liedjes over haar geboortestaat Mississippi. Ze ging zich Bobbie Gentry noemen naar de heldin van de film Ruby Gentry uit 1952. Daarnaast volgde ze middelbaar onderwijs. Toen ze in 1960 haar diploma had gehaald, trad ze enige tijd op in de nachtclub Les Folies Bergere in Las Vegas. Ze studeerde filosofie aan de UCLA in Los Angeles, waarbij ze zich in leven hield door op te treden in nachtclubs en te poseren als fotomodel. Van de universiteit stapte ze over naar het conservatorium, waar ze muziektheorie en compositieleer studeerde. In 1963 nam ze samen met de popzanger Jody Reynolds haar eerste single op: Stranger in the mirror / Requiem for love.[1] Het gelegenheidsduo noemde zich Jody and Bobbie. De plaat deed niets. De doorbraak voor Bobbie Gentry kwam in 1967, toen ze voor het platenlabel Capitol Records het nummer Mississippi Deltamocht opnemen. Voor de achterkant koos ze een ballad van elf coupletten met als enig begeleidingsinstrument haar gitaar. Op voorstel van Capitol bracht ze het lied terug tot vijf coupletten en ging ze akkoord met de toevoeging van strijkers. Zo ontstond Ode to Billie Joe, het lied over de zelfmoord van Billy Joe MacAllister, die van de brug over de Tallahatchie River bij de buurtschap Money sprong. De diskjockeys vonden de B-kant van de single veel fascinerender dan de A-kant, en de B-kant werd dan ook de grote hit. De plaat haalde de eerste plaats in de Billboard Hot 100. Ook aan de andere kant van de Atlantische Oceaan verkocht de plaat goed; ze haalde een 13e plaats in de UK Singles Chart. In Nederland werd Ode to Billie Joe met een 12e plaats in de Nederlandse Top 40 Bobbie Gentry’s enige hit.[2] In 1968 kreeg Bobbie Gentry drie Grammy Awards, in de categorieën ‘Best New Artist’, ‘Best Vocal Performance’ en ‘Best Contemporary Solo Vocal Performance’. De arrangeur Jimmie Haskell kreeg een Grammy in de categorie ‘Best Instrumental Arrangement Accompanying Vocalist(s)’ voor zijn arrangement van Ode to Billie Joe. In 1976, negen jaar later, maakte de regisseur Max Baer jr. de film Ode to Billy Joe (met een andere spelling van de naam Billie), waarin een groot aantal zaken die het liedje open liet (wat was de reden voor de zelfmoord, wat gooiden Billie Joe en de vertelster van het liedje een paar dagen voor de zelfmoord van dezelfde brug?) door de scenarioschrijver Herman Raucher waren ingevuld. In de VS slaagde ze er niet meer in om het succes van Ode to Billie Joe te evenaren. Wel haalde Gentry in 1969 een nummer 1-hit in het Verenigd Koninkrijk met de Bacharach/David-compositie I'll
    never fall in love again. Haar album Ode to Billie Joe met het gelijknamige nummer haalde de eerste plaats in de Billboard 200, de Amerikaanse hitparade voor albums. Ook het album Bobbie Gentry and Glen Campbell, waarop ze duetten zong met de countryzanger Glen Campbell, was een groot succes. Ze nam ook drie singles op met Campbell, waarvan All I have to do is dream in het Verenigd Koninkrijk de Top 10 haalde. In 1968 trad ze samen met de Italiaanse zanger Al Bano op tijdens het Festival van San Remo. Voor haar liedje Fancy uit 1969, over een vrouw uit een arme familie die op niet altijd even kieskeurige wijze zorgt dat ze vooruit komt in de wereld, greep ze terug op haar oude rolmodel Ruby Gentry. Het werd een klein hitje. In de jaren 1968-1978 trad Bobbie Gentry geregeld op in televisieshows in de Verenigde Staten, Canada en het Verenigd Koninkrijk. Ze had ook een eigen show in een nachtclub in Las Vegas, waarvoor ze de muziek schreef en arrangeerde en zelfs de kostuums en de choreografie ontwierp. Op het eind van de jaren zeventig begon ze echter de belangstelling voor de muziek- en showwereld te verliezen. In 1981 was ze voor het laatst op de televisie te zien, in een All-Star Salute to Mother’s Day. [3] Daarna verdween ze uit de publieke belangstelling. Ze leidt nu een teruggetrokken leven in Los Angeles.
    Bobbie Gentry is driemaal getrouwd geweest. Alle drie de huwelijken duurden korter dan een jaar. Ze heeft een zoon uit haar derde huwelijk.





    27-07-2018 om 09:50 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1928 stanley kubrick

     

    26-07-2018 om 09:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1928 stanley kubrick

    26 juli 1928 Stanley Kubrick (New York, 26 juli 1928 – Harpenden, 7 maart 1999) was een Amerikaans filmregisseur. Hij staat bekend als een van de meest vernieuwende en invloedrijkste filmregisseurs aller tijden. Tegelijkertijd heeft hij ook de reputatie als een van de meest excentrieke cineasten uit de filmgeschiedenis.
    Stanley Kubrick werd in 1928 geboren in The Bronx, New York, als oudste van twee kinderen van joodse immigranten uit Oost-Europa. Als kind leefde hij een gesloten bestaan, hij zei niet veel en had bijna geen vrienden. Hoewel hij op school slecht presteerde, waren velen overtuigd van Kubricks genialiteit. Stanley was namelijk een genie in wiskunde. Toen hij nog maar tien jaar oud was, speelde hij in Central Park voor een dollar een potje schaak tegen volwassen professionele schakers. Op 12jarige leeftijd kreeg Kubrick voor zijn verjaardag een fotocamera. Hij trok door de stad om foto's van alledaagse gebeurtenissen te maken. Hij bleek zoveel talent te hebben, dat hij op 16-jarige leeftijd een contract kreeg aangeboden als fotograaf bij het beroemde tijdschrift Look. Opmerkelijk is, dat juist de twee passies uit Kubricks jeugd (schaken en fotografie) overeenkomsten met zijn latere films vertonen.
    Via het tijdschrift Look kwam Kubrick in contact met een New Yorkse filmproducent die bezig was met een aantal goedkope 10 minuten durende documentaires voor televisie. Hoewel Kubrick geen enkele regie-ervaring had, werd hij door de producent gevraagd om twee filmpjes te regisseren. Kubrick maakte Day of the Fight, een documentaire over een profbokser en Flying Padre, een documentaire over een dominee die met zijn vliegtuig rondreist. Hierna maakte Kubrick een promotiefilmpje voor een sportvereniging, The Seafarers. Kubrick vond nu dat het tijd werd voor een fictiefilm en met zijn laatste spaargeld financierde hij zelf een 62 minuten durende oorlogsfilm genaamd Fear and Desire. Opnames vonden gedurende vijf weken plaats in De San Gabriel Mountains net ten noorden van Los Angeles. De film was een succes en van de winst financierde hij zijn eerste echte film: Killer's Kiss. Ook dit was een film met een laag budget, die volledig werd opgenomen op loopafstand van Kubricks appartement in The Bronx. Het succes van deze film zorgde ervoor, dat de grote filmstudio’s in hem geïnteresseerd raakten.
    Kubrick kreeg door MGM een contract aangeboden en hij vertrok naar Hollywood. In Hollywood maakte hij drie films: de misdaadfilm The Killing (1956), de oorlogsfilm Paths of Glory (1957) met zijn echtgenote Christiane Susanne Harlan in een bijrol en de spektakelfilm Spartacus (1960). Al deze films groeiden uit tot ware filmklassiekers en gaven Kubrick de status van een grootmeester. Kubrick zelf was er niet tevreden over: hij vond dat de grote filmstudio's hem te veel beperkten in zijn vrijheid. Kubrick geloofde namelijk dat de regisseur alle macht bij het maken van zijn film moet hebben en pas als hij eenmaal tevreden is, kan de film naar de bioscopen. Hollywood was echter zo op geld gericht dat het voor Kubrick onmogelijk was om zijn geliefde werkwijze toe te passen. De regisseur besloot hierop zijn spullen te pakken en verhuisde naar Engeland. Daar richtte hij zijn eigen bedrijf op en bouwde in de achtertuin van zijn huis een enorme filmstudio, waar hij afgezonderd van de rest van de filmwereld, op zijn gemak, met een handjevol betrouwbare technici, de ene film na de andere afleverde.
    Kubrick gedroeg zich als een kluizenaar en trad bijna nooit meer op in het openbaar. Hij gaf geen interviews en liet niets over zijn komende filmplannen naar buiten lekken. De regisseur stond erom bekend abnormaal perfectionistisch te zijn. Kubrick liet scènes soms honderd keer overdoen, hij dreef acteurs en technici tot het uiterste en keek niet op een uitgave meer of minder. Kubrick maakte verschillende versies van zijn films en bedacht talloze scènes die uiteindelijk de montage niet haalden. Dat bezeten perfectionisme zorgde ervoor dat zijn films niet alleen heel duur waren, maar dat het ook nog eens heel lang duurde voor er weer een volgende film kwam.
    In 1962 maakte Kubrick Lolita, een psychologische film. Twee jaar later maakte hij met Dr. Strangelove een satire over de Koude Oorlog. 2001: A Space Odyssey (1968) wordt door velen nog steeds gezien als de beste sciencefictionfilm ooit en A Clockwork Orange (1971) wordt gezien als een van de beste films van de jaren 70. In 1975 maakte Kubrick met Barry Lyndon een kostuumdrama zonder kunstmatig licht en in 1980 boekte hij een enorm succes met de horrorfilm The Shining. In de jaren daarna gingen Kubricks perfectionisme en kluizenaarsdrang een steeds grotere rol spelen. De regisseur verdween uit beeld en liet niets van zich horen. Pas in 1987 kwam hij onverwacht terug met de oorlogsfilm Full Metal Jacket, volgens velen een klassieker in het genre. Na Full Metal Jacket werd het opnieuw stil rond de regisseur. Veel mensen gingen speculeren over wat de nieuwe film zou worden, maar de regisseur liet weer niets van zich horen. 12 jaar later kwam hij op de proppen met het erotische drama Eyes Wide Shut. Deze film werd met zeer gemengde gevoelens ontvangen. Wat Kubrick precies met de film wilde zeggen was niet voor iedereen duidelijk. De regisseur kon er zelf niets meer over zeggen want hij was enkele weken daarvoor, in maart 1999, in zijn slaap overleden. Kubrick stond erom bekend op het laatste moment de hele montage van zijn film om te gooien.
    De 12 speelfilms die Kubrick in een periode van bijna 45 jaar maakte, kenmerken zich door een zeer pessimistische wereldvisie en een opvallende emotionele afstandelijkheid. Kubrick betrekt de kijker niet bij de emoties van de hoofdpersoon maar laat de kijker de hoofdpersoon als het ware observeren. Technisch gezien worden de films van Kubrick stuk voor stuk wonderbaarlijk genoemd: de fotografie, de vaak langzame, statige camerabewegingen en ongewone standpunten. Decors zijn altijd goed uitgedacht, alsmede de muziek, de geluidseffecten en de montage. In zijn films experimenteerde Kubrick met vernieuwende speciale effecten. Kubricks experimenten die hij met de filmtechniek in al zijn films deed, zijn sindsdien door talloze andere filmregisseurs toegepast. Zijn invloed op de filmtechniek is groot. Hoewel Kubrick vrijwel alle genres beoefende, vertonen zijn films niet alleen technisch, maar ook inhoudelijk overeenkomsten. In al zijn films staat een hoofdpersoon centraal. Deze persoon komt vaak met iets of iemand in aanraking en wordt daardoor aan het twijfelen gebracht. Hierdoor komt de persoon lijnrecht tegenover de mensenmassa te staan. De persoon moet dan kiezen tussen goed en kwaad, waarna hij het verkeerde kiest. Deze karakterontwikkeling noemde Kubrick de ontmenselijking van het individu. Ook zijn de thema's in al zijn films hetzelfde: de negatieve kant van de menselijke natuur. Thema's als wraak, hebzucht, lust, zinloosheid, krankzinnigheid en geweld komen veelvuldig voor. Als decor om deze thema's in te plaatsen, gebruikt Kubrick vaak oorlog. Zes van zijn twaalf films gaan over de zinloosheid van oorlog. Een derde inhoudelijke overeenkomst is dat Kubrick in zijn films experimenteerde met vertelvormen. Zo zijn een groot aantal van zijn films onderverdeeld in episodes, gebruikte hij vaak voice-over en experimenteerde hij met het tempo. Een vierde overeenkomst is dat Kubrick in al zijn films de controverse opzocht. Zwarte humor, grof geweld, expliciete seks, racisme en drugsgebruik zijn elementen die niet zelden in zijn films te zien zijn. De veelal controversiële onderwerpen die zijn films behandelden en de gewaagde brutale manier van filmen zorgden vaak voor enorme rellen. Iedere film van Kubrick was zowel artistiek als commercieel een groot succes (behalve Barry Lyndon, dat geen commercieel succes was), maar deed tegelijkertijd veel stof opwaaien, soms met extreme gevolgen: Paths of Glory werd in Frankrijk verboden tot de dood van Charles de Gaulle vanwege de kritiek op de Franse krijgsraad tijdens de Eerste Wereldoorlog; Lolita zorgde voor controverse vanwege het onderwerp, namelijk seks van een volwassen man met een minderjarig meisje;
    A Clockwork Orange zou aanzetten tot extreem geweld onder jongeren (er vonden inderdaad een aantal na-aap-moorden en -verkrachtingen plaats), waarna Kubrick na een aantal bedreigingen de film zelf in Engeland uit de roulatie nam; Full Metal Jacket zou te kritisch zijn over het Amerikaanse leger en was aanleiding voor hevige discussies.





    26-07-2018 om 09:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1952 eva peron

     

    26-07-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1952 eva peron

    26 juli 1952 Eva María Duarte de Perón (7 mei 1919 - 26 juli 1952) was de vrouw van de Argentijnse president Juan Perón (1895-1974) en de first lady van Argentinië van 1946 tot haar dood in 1952. Zij wordt meestal Eva Perón of Evita genoemd . Ze werd geboren in armoede in het landelijke dorp Los Toldos , in de Pampas , als de jongste van vijf kinderen. Op haar vijftiende in 1934 verhuisde ze naar Buenos Aires, de hoofdstad van het land, om carrière te maken als toneel-, radio- en filmactrice. Ze ontmoette daar kolonel Juan Perón op 22 januari 1944 tijdens een liefdadigheidsevenement in het Luna Park Stadion ten voordele van de slachtoffers van een aardbeving in San Juan, Argentinië . De twee waren het volgende jaar getrouwd. Juan Perón werd in 1946 tot president van Argentinië verkozen; in de komende 6 jaar werd Eva Perón krachtig binnen de pro-peronistische vakbonden , voornamelijk om te spreken namens arbeidsrechten . Ze leidde ook de ministeries van arbeid en gezondheid, stichtte en leidde de liefdadigheidsinstelling Eva Perón , verdedigde het vrouwenkiesrecht in Argentinië en stichtte en leidde de eerste grootschalige vrouwelijke politieke partij, de Female Peronist Party . In 1951 kondigde Eva Perón haar kandidatuur aan voor de Peronistische nominatie voor het kantoor van vicepresident van Argentinië , met grote steun van de Peronistische politieke basis, Argentijnse arbeiders met een laag inkomen en arbeidersklasse, die werden aangeduid als descamisados of 'shirtless ones'. De oppositie van het leger en de bourgeoisie van de natie, in combinatie met haar afnemende gezondheid, dwong haar uiteindelijk om haar kandidatuur in te trekken. [1] In 1952, kort voor haar dood aan kanker bij 33, kreeg Eva Perón de titel van ' Spirituele leider van de natie ' van het Argentijnse Congres . [2] [3] [4] Ze kreeg een staatsbegrafenis bij haar dood, een voorrecht dat doorgaans voorbehouden was aan staatshoofden. Eva Perón is een onderdeel geworden van de internationale populaire cultuur , [5] [ pagina nodig ] meest beroemd als het onderwerp van de musical Evita (1976). [6] Zelfs vandaag heeft Evita het collectieve bewustzijn van Argentijnen nooit verlaten. [3] Cristina Fernández de Kirchner , de eerste gekozen vrouwelijke president van Argentinië , en vele andere leiders bevestigen dat vrouwen van haar generatie een schuld aan Eva verschuldigd zijn voor "haar voorbeeld van passie en strijdbaarheid". Eva's autobiografie, La Razón de mi Vida , [8] bevat geen datums of verwijzingen naar voorvallen uit de kindertijd en vermeldt niet de locatie van haar geboorte of haar naam bij de geboorte. [9] [ benodigde pagina ] Volgens het burgerlijk register van Junín, toont een geboortebewijs dat een María Eva Duarte werd geboren op 7 mei 1922. Haar doopakte vermeldt echter de geboortedatum op 7 mei 1919 onder de naam Eva María Ibarguren . [10] [11] Er wordt gedacht [ door wie? ] dat de volwassen Eva Perón in 1945 een vervalsing van haar geboorteakte voor haar huwelijk heeft gemaakt. [12] [ pagina nodig ] Eva Perón bracht haar jeugd door in Junín , provincie Buenos Aires . Haar vader, Juan Duarte, was afstammeling van Franse Baskischeimmigranten. Haar moeder Juana Ibarguren, was afstammeling van Spaanse Baskische immigranten. [13] Juan Duarte, een rijke rancher uit het nabijgelegen Chivilcoy , had daar al een vrouw en familie. In die tijd op het platteland van Argentinië was het niet ongewoon voor een rijke man om meerdere gezinnen te hebben. [14] Toen Eva een jaar oud was, keerde Duarte permanent terug naar zijn legale familie, waardoor Juana Ibarguren en haar kinderen in de problemen belandden. Ibarguren en haar kinderen werden gedwongen naar het armste deel van Junín te verhuizen. Los Toldos was een dorp in de stoffige regio Las Pampas, met de reputatie van een desolate plek van bittere armoede. Om zichzelf en haar kinderen te onderhouden, naaide ik kleding voor buren. Het gezin werd gestigmatiseerd door het achterlaten van de vader en door de onwettige status van de kinderen volgens de Argentijnse wetgeving, en was bijgevolg enigszins geïsoleerd. Een verlangen om dit deel van haar leven uit te wissen, zou een motivatie kunnen zijn geweest voor Eva om de vernietiging van haar oorspronkelijke geboorteakte in 1945 te regelen. [ Toen Duarte plotseling stierf en zijn minnares en hun kinderen ernaar streefden zijn begrafenis bij te wonen, was er een onaangenaam tafereel bij de kerkpoorten. Hoewel Juana en de kinderen waren toegestaan om Duarte te betreden en hun respect te betuigen, werden ze prompt uit de kerk gestuurd. Mevr. Juan Duarte wilde de minnares en kinderen van haar man niet bij de begrafenis en, zoals die van de wettige echtgenote, werden haar bevelen gerespecteerd.
    Voordat Juan Duarte Juana Ibarguren in de steek liet, was ze haar enige steun geweest. Biograaf John Barnes schrijft dat na deze overgave alle Duarte die aan de familie was overgelaten een document was waarin werd verklaard dat de kinderen van hem waren, waarmee ze de Duarte-achternaam konden gebruiken. [16] [ pagina nodig ] Kort daarna verhuisde Juana haar kinderen naar een eenkamerappartement in Junín. Om de huur op hun eenpersoonskamer te betalen, namen moeder en dochters hun baan op als kok in de huizen van de plaatselijke estancias . Uiteindelijk, als gevolg van de financiële hulp van Eva's oudere broer, verhuisde het gezin naar een groter huis, dat ze later transformeerden tot een pension. [12] [ pagina nodig ]Gedurende deze tijd nam de jonge Eva vaak deel aan toneelstukken en concerten op school. Een van haar favoriete bezigheden was de bioscoop. Hoewel Eva's moeder blijkbaar een paar plannen had voor Eva, die haar wilde trouwen met een van de plaatselijke bachelors, droomde Eva ervan om een beroemde actrice te worden. [16][ pagina nodig ] Eva's liefde voor acteren werd versterkt toen ze, in oktober 1933, een kleine rol speelde in een schoolspel genaamd Arriba estudiantes (Students Arise), dat Barnes beschrijft als 'een emotioneel, patriottisch, vlaggeluidend melodrama ." [16] [ pagina nodig ] Na het stuk was Eva vastbesloten actrice te worden.
    In haar autobiografie legde ze uit dat alle mensen uit haar eigen stad die naar de grote steden waren geweest, hen beschreef als "prachtige plekken, waar niets werd gegeven dan rijkdom". In 1934, op 15jarige leeftijd, ontsnapte Eva uit haar door armoede geteisterde dorp toen ze, volgens de volksmythe, met een jonge muzikant naar de hoofdstad van het land in Buenos Aires vertrok. De relatie van het jonge stel zou bijna net zo snel aflopen als het begon, maar Eva bleef in Buenos Aires. Ze begon banen na te jagen op het podium en de radio en werd uiteindelijk een filmactrice. Eva had een aantal relaties en via enkele van deze mannen verwerft ze een aantal van haar modelleringsafspraken. Ze verbleekte haar natuurlijke zwarte haar tot blond, een blik die ze voor de duur van haar leven zou behouden. [ Er wordt vaak gemeld dat Eva met de tango-zanger Agustín Magaldi per trein naar Buenos Aires reisde. [5] [ pagina nodig ] [16] [ pagina nodig ]Biografen Marysa Navarro en Nicholas Fraser beweren echter dat dit onwaarschijnlijk is, omdat er geen verslag is van de getrouwde Magaldi die in 1934 in Junín optrad (en, zelfs als hij dat had gedaan, hij reisde meestal met zijn vrouw). Eva's zussen beweren dat Eva met hun moeder naar Buenos Aires is gereisd. De zussen beweren ook dat Doña Juana haar dochter begeleidde naar een auditie bij een radiostation en zorgde ervoor dat Eva bij de familie Bustamante woonde, vrienden van de familie Duarte. [17] Terwijl de methode van Eva's ontsnapping uit haar sombere provinciale omgeving wordt besproken, begon ze een nieuw leven in Buenos Aires. Buenos Aires in de jaren 1930 stond bekend als het "Parijs van Zuid-Amerika". Het centrum van de stad had veel cafés, restaurants, theaters, filmhuizen, winkels en drukke drukte. In direct contrast, waren de jaren 1930 ook jaren van grote werkloosheid, armoede en honger in de hoofdstad, en veel nieuwkomers uit het binnenland werden gedwongen te wonen in huurkazernes, kosthuizen en in afgelegen shanties die bekend werden als villa's miserias . [17]
    Bij aankomst in Buenos Aires werd Eva Duarte geconfronteerd met de moeilijkheden om te overleven zonder formeel onderwijs of connecties.De stad was tijdens deze periode vooral overvol vanwege de migraties veroorzaakt door de Grote Depressie . Op 28 maart 1935 kreeg zij haar professionele debuut in het toneelstuk mevrouw Perez ( la Señora de Pérez ), in het Comedias-theater . In 1936 toerde Eva landelijk met een theatergezelschap, werkte als een model en werd gegoten in een paar B-klasse melodrama's. In 1942 kreeg Eva enige economische stabiliteit toen een bedrijf genaamd Candilejas (gesponsord door een zeepfabrikant) haar inhuurt voor een dagelijkse rol in een van hun radiodrama's genaamd Muy bien , die uitgezonden werd op Radio El Mundo (World Radio), de belangrijkste radiostation in het land op dat moment. [5] [ pagina nodig ] Later dat jaar tekende ze een vijfjarig contract met Radio Belgrano , wat haar een rol verzekerde in een populair historisch-dramaprogramma genaamd Great Women of History , waarin ze Elizabeth I van Engeland , Sarah, speelde Bernhardt en de laatste Tsarina van Rusland . Uiteindelijk kwam Eva Duarte mede-eigenaar van het radiobedrijf. In 1943 verdiende Eva Duarte vijf of zesduizend peso per maand, waarmee ze een van de bestbetaalde radio-actrices in de natie was. Pablo Raccioppi, die samen met Eva Duarte Radio El Mundo leidde, zou niet van haar hebben gehouden, maar had opgemerkt dat ze "zeer betrouwbaar"
    was. [18] Eva had ook een kortstondige filmcarrière, maar geen van de films waarin ze verscheen waren enorm succesvol. In een van haar laatste films, La cabalgata del circo ( The Circus Cavalcade ), speelde Eva een jong plattelandsmeisje dat wedijvert met een oudere vrouw, de filmster, Libertad Lamarque . Als resultaat van haar succes met radiodrama's en de films, bereikte Eva wat financiële stabiliteit. In 1942 kon ze verhuizen naar haar eigen appartement in de exclusieve wijk Recoleta , op Calle Posadas in 1567. Het volgende jaar begon Eva haar carrière in de politiek, als een van de grondleggers van het Argentijnse Radio-syndicaat (ARA).
    Op 15 januari 1944 vond een aardbeving plaats in de stad San Juan, Argentinië , waarbij ongeveer 10.000 mensen om het leven kwamen. Als reactie hierop heeft Perón, toenmalig minister van Arbeid, een fonds opgericht om geld in te zamelen om de slachtoffers te helpen.Hij bedacht een plan om een "artistiek festival" als fondsenwerver te organiseren en nodigde radio- en filmacteurs uit om deel te nemen. Na een fondswervende week kwamen alle deelnemers bijeen op een gala in het Luna Park Stadion in Buenos Aires om slachtoffers van de aardbeving te helpen. Het was tijdens dit gala, op 22 januari 1944, dat Eva Duarte kolonel Juan Perón voor het eerst ontmoette. [19] Eva werd prompt de minnares van de kolonel. Eva verwees naar de dag dat ze haar toekomstige echtgenoot ontmoette als haar "prachtige dag".[20] Fraser en Navarro schrijven dat Juan Perón en Eva samen rond twee uur 's ochtends het gala hebben verlaten. [21] Fraser en Navarro beweren dat Eva Duarte geen kennis van of interesse in politiek had voordat ze Perón ontmoette. Daarom heeft ze nooit ruzie gemaakt met Perón of een van zijn binnencirkels, maar alleen geabsorbeerd wat ze hoorde. [22] Juan Perón beweerde later in zijn memoires dat hij doelbewust Eva als zijn leerling koos, en op weg was om in haar een "tweede ik" te creëren. [23] Fraser en Navarro suggereren echter dat Juan Perón Eva Duarte een dergelijke intieme blootstelling en kennis van zijn binnencirkel toestond vanwege zijn leeftijd: hij was 48 en ze was 24 toen ze elkaar ontmoetten. Hij was laat in zijn leven tot de politiek gekomen en was daarom vrij van vooropgezette ideeën over hoe zijn politieke carrière zou moeten verlopen, en hij was bereid om welke hulp dan ook die ze hem aanbood, te accepteren. [22] In mei 1944 werd aangekondigd dat omroepuitvoerders zich moeten organiseren in een vakbond en dat deze unie de enige zou zijn die in Argentinië mag opereren. Kort nadat de vakbond werd gevormd, werd Eva Duarte tot president gekozen. Fraser en Navarro speculeren dat Juan Perón de suggestie deed dat uitvoerders een vakbond creëerden, en de andere uitvoerders vonden het waarschijnlijk een goede politiek om zijn maîtresse te kiezen. Kort na haar verkiezing tot voorzitter van de vakbond, startte Eva Duarte een dagelijks programma genaamd Toward a Better Future, dat in soap-opera de prestaties van Juan Perón dramatiseerde. Vaak werden de eigen toespraken van Perón tijdens het programma gespeeld. Toen ze sprak, sprak Eva Duarte in gewone taal als een reguliere vrouw die luisteraars wilde laten geloven wat ze zelf geloofde over Juan Perón.
    Begin 1945 had een groep legerofficieren die de GOU werd genoemd voor " Grupo de Oficiales Unidos " (United Officers Group), bijgenaamd "The Colonels", aanzienlijke invloed binnen de Argentijnse regering gekregen. President Pedro Pablo Ramírez werd op zijn hoede voor de groeiende
    macht van Juan Perón binnen de regering en kon die macht niet beteugelen. Op 24 februari 1944 ondertekende Ramírez zijn eigen ontslagbrief, die volgens Fraser en Navarro werd opgesteld door Juan Perón zelf.Edelmiro Julián Farrell , een vriend van Juan Perón, werd president. Juan Perón keerde terug naar zijn baan als minister van arbeid. Fraser en Navarro beweren dat Perón op dit moment de machtigste man in de Argentijnse regering was. [25] Op 9 oktober 1945 werd Juan Perón gearresteerd door zijn tegenstanders binnen de regering die vreesden dat vanwege de sterke steun van de descamisados , de arbeiders en de armen van de natie, Perón's populariteit die van de zittende president zou kunnen overschaduwen . Zes dagen later verzamelden zich tussen 250.000 en 350.000 mensen voor het Casa Rosada , het regeringsgebouw van Argentinië, om de vrijlating van Juan Perón te eisen, en hun wens werd ingewilligd. Om 23.00 uur stapte Juan Perón op het balkon van de Casa Rosada en sprak de menigte toe. Biograaf Robert D. Crassweller beweert dat dit moment zeer krachtig was omdat het erg dramatisch was en veel belangrijke aspecten uit de Argentijnse geschiedenis opriep. Crassweller schrijft dat Juan Perón de rol op zich nam van een caudillo die zijn mensen toesprak in de traditie van de Argentijnse leiders Rosas en Yrigoyen .Crassweller beweert ook dat de avond " mystieke boventonen " bevatte van een " quasi- religieus" karakter. [26] Eva Perón is vaak gecrediteerd voor het organiseren van de rally van duizenden die Juan Perón op 17 oktober 1945 uit de gevangenis bevrijdde. Deze versie van evenementen werd gepopulariseerd in de filmversie van de Lloyd Webber-musical . De meeste historici zijn het er echter over eens dat deze versie van evenementen onwaarschijnlijk is. [27] Ten tijde van Perón's gevangenschap was Eva nog maar een actrice. Ze had geen politieke invloed op de verschillende vakbonden , en er wordt beweerd dat ze niet zo geliefd was in Perón's binnencirkel, en dat ze op dit moment door velen in de film- en radiobusiness niet zo leuk was. Toen Juan Perón gevangen werd gezet, kreeg Eva Duarte plotseling geen rechten. In werkelijkheid werd de massale betoging die Perón uit de gevangenis bevrijdde georganiseerd door de verschillende vakbonden, zoals de Algemene Arbeidsconfederatie of CGT toen ze bekend werden. Tot op de dag van vandaag is de datum van 17 oktober een feestdag voor de Justitiële Partij in Argentinië (gevierd als Día de la Lealtad , oftewel " Loyaliteitsdag ").Wat zou volgen was schokkend en bijna ongehoord. De goed verbonden en politiek rijzende ster, Juan Peron, trouwde met Eva. Ondanks de onwettigheid van Eva's jeugd en met een onzekere reputatie, was Peron verliefd op Eva, en haar loyale toewijding aan hem, ook al was hij onder arrestatie geraakt, raakte hem diep, en daarom trouwde hij met haar, een respectabele die ze nooit had gekend. Eva en Juan waren discreet getrouwd tijdens een burgerplechtigheid in Junín op 18 oktober 1945 en tijdens een kerkelijke bruiloft op 9 december 1945.
    Na zijn vrijlating uit de gevangenis besloot Juan Perón campagne te voeren voor het presidentschap van de natie, die hij won in een aardverschuiving. Eva voerde campagne voor haar man tijdens zijn presidentskandidaat in 1946. Met behulp van haar wekelijkse radioprogramma gaf ze krachtige toespraken met een zware populistische retoriek die de armen aanspoorde om zich aan te sluiten bij de beweging van Perón. Hoewel ze rijk was geworden van haar succes op het gebied van radio en modellering, benadrukte ze haar eigen nederige opvoeding als een manier om solidariteit te tonen met de verarmde klassen. Samen met haar man bezocht Eva alle uithoeken van het land en werd ze de eerste vrouw in de geschiedenis van Argentinië die met haar man in het openbaar op het campagnespoor verschijnt. Het uiterlijk van Eva naast haar man was vaak een belediging voor de vestiging van de rijken, het leger en degenen in het politieke leven. Ze was echter erg populair bij het grote publiek dat haar kende van haar radio- en filmoptredens. Het was tijdens deze fase van haar leven dat ze de Argentijnse bevolking voor het eerst aanmoedigde om naar haar te verwijzen niet als "Eva Perón" maar eenvoudigweg als "Evita", wat een Spaanse verkleinwoord of aanhankelijke bijnaam is die ongeveer gelijk is aan "Kleine Eva" of "Evie" ." In 1947 begon Eva aan een veel gepubliceerde 'Rainbow Tour' van Europa, ontmoetingen met tal van hoogwaardigheidsbekleders en staatshoofden, zoals Francisco Franco en paus Pius XII . Biografen Fraser en Navarro schrijven dat de reis zijn oorsprong vond in een uitnodiging die de Spaanse leider had gedaan voor Juan Perón. Om politieke redenen werd besloten dat Eva, in plaats van Juan Perón, het bezoek zou afleggen. Fraser en Navarro schrijven dat Argentinië nog maar kort geleden uit de 'quarantaine in oorlogstijd' is voortgekomen en aldus zijn plaats in de Verenigde Naties heeft ingenomen en de betrekkingen met de Verenigde Staten heeft verbeterd. Daarom zou een bezoek aan Franco, met António Salazar uit Portugal , de laatst overgebleven West-Europese autoritaire leiders
    aan de macht, diplomatiek afgekeurd worden op internationaal niveau. Fraser en Navarro schrijven dat Eva besloot dat als Juan Perón Franco's uitnodiging voor een staatsbezoek aan Spanje niet zou accepteren, zij dat zou doen. Adviseurs besloten toen dat Eva naast Spanje veel Europese landen zou bezoeken. Hierdoor zou het lijken alsof de sympathieën van Eva niet specifiek waren met het fascistische Spanje van Franco, maar met heel Europa. De tournee werd gefactureerd niet als een politieke tournee maar als een niet-politieke "goodwill" tournee. [28] Eva werd goed ontvangen in Spanje, waar ze de graven van de Spaanse monarchen Ferdinand en Isabella in de Capilla Real de Granada bezocht. Het francistische Spanje was niet hersteld van de Spaanse burgeroorlog (de autarkische economie en het VN-embargo betekenden dat het land zijn bevolking niet kon voeden). Tijdens haar bezoek aan Spanje deelde ze 100- pesetabriefjes uitaan veel arme kinderen die ze op haar reis ontmoette. Ze ontving ook van Franco de hoogste onderscheiding van de Spaanse regering, de Orde van Isabella de Katholiek . Eva bezocht vervolgens Rome, waar de receptie niet zo warm was als in Spanje. Hoewel Paus Pius XII haar geen pauselijke onderscheiding gaf , kreeg ze de tijd die meestal werd toegewezen aan koninginnen en kreeg ze een rozenkrans . [29] Haar volgende stop was Frankrijk, waar ze over het algemeen goed werd ontvangen. Ze bezocht onder meer het paleis van Versailles . Ze ontmoette ook Charles de Gaulle .Ze beloofde Frankrijk twee zendingen tarwe. Terwijl ze in Frankrijk was, kreeg Eva bericht dat George VI haar niet zou ontvangen wanneer ze van plan was Groot-Brittannië te bezoeken, ongeacht wat zijn ministerie van Buitenlandse Zaken zou adviseren [30] en dat haar bezoek niet als staatsbezoek zou worden beschouwd. Fraser en Navarro schreven dat Eva de weigering van de koninklijke familie om haar te ontmoeten als een snub beschouwde en de reis naar het Verenigd Koninkrijk afgelastte. Eva gaf echter "uitputting" als de officiële reden om niet door te gaan naar Groot-Brittannië.
    Eva bezocht ook Zwitserland tijdens haar Europese tournee, een bezoek dat werd beschouwd als het slechtste deel van de reis.Volgens het boek Evita: A Biography van John Barnes, terwijl ze een straat afliep met veel mensen die haar auto onder druk zetten, gooide iemand twee stenen en sloeg tegen de voorruit. Ze gooide haar handen in shock, maar raakte niet gewond. Later, tijdens de vergadering met de minister van Buitenlandse Zaken, brachten demonstranten tomaten naar haar toe. De tomaten raakten de minister van Buitenlandse Zaken en spetterden over Eva's jurk. Na deze twee evenementen had Eva er genoeg van en na twee maanden keerde hij terug naar Argentinië. Leden van de peronistische oppositie speculeerden dat het echte doel van de Europese tour was om geld te storten op een Zwitserse bankrekening . "De oppositie in Buenos Aires", schrijft Fraser en Navarro, "ging ervan uit dat het echte doel van het hele Europese bezoek was dat Eva en haar man geld storten op Zwitserse bankrekeningen en dat de rest was bedacht om dit te verhullen. rijke Argentijnen deden dit, maar er zijn veel meer handige en minder opvallende manieren om geld op Zwitserse rekeningen te storten dan de Zwitserse minister van Buitenlandse Zaken te ontmoeten en rond een horlogefabriek te worden getoond. ' [31] Fraser en Navarro concluderen: "Was er een Zwitserse bankrekening? Het lijkt onwaarschijnlijk." [32] Tijdens haar tournee naar Europa was Eva Perón te zien in een coverstory voor Time magazine. Het bijschrift van de cover - 'Eva Perón: Between two worlds, a Argentine rainbow' - was een verwijzing naar de naam die werd gegeven aan Eva's Europese tournee, The Rainbow Tour. Dit was de enige keer in de geschiedenis van het tijdschrift dat een Zuid-Amerikaanse first lady alleen op de cover verscheen. (In 1951 verscheen Eva opnieuw bij Juan Perón.) Het coververhaal uit 1947 was echter ook de eerste publicatie waarin werd vermeld dat Eva buiten het huwelijk was geboren. Als vergelding werd het tijdschrift enkele maanden uit Argentinië verbannen. [33] Nadat ze vanuit Europa terugkeerde naar Argentinië, kwam Evita nooit meer in het openbaar met de ingewikkelde hairdos van haar filmsterrendagen. De schitterende gouden kleur werd ingetogener en zelfs de stijl veranderde, haar haar werd zwaar teruggetrokken tot een zware
    gevlochten chignon . Bovendien werd haar extravagante kleding na de tour verfijnder. Ze droeg niet langer de uitgebreide hoeden en nauwsluitende jurken van Argentijnse ontwerpers. Al snel nam ze een eenvoudigere en meer modieuze couture in Parijs aan en raakte ze bijzonder gehecht aan de mode van Christian Dior en de juwelen van Cartier . In een poging om een serieuzere politieke persoonlijkheid te cultiveren, begon Eva in het openbaar te verschijnen met conservatieve maar stijlvolle tailleurs (een zakelijke combinatie van rokken en jasjes), die ook door Dior en andere couturehuizen in Parijs waren gemaakt. De Sociedad de Beneficencia , een liefdadigheidsgroep bestaande uit 87 genootschapsdames, was verantwoordelijk voor de meeste liefdadigheidswerken in Buenos Aires voorafgaand aan de verkiezing van Juan Perón. Fraser en Navarro schrijven dat de Sociedad op een gegeven moment een verlichte instelling was, die zorgde voor weeskinderen en dakloze vrouwen, maar dat die dagen allang voorbij waren gegaan tegen de tijd van de eerste ambtstermijn van Juan Perón. In de jaren 1800 werd de Sociedad gesteund door particuliere bijdragen, grotendeels die van de echtgenoten van de damesvereniging. Maar tegen de jaren veertig werd de Sociedaddoor de regering gesteund. [ Het was de traditie van de Sociedad om de First Lady of Argentina te kiezen als president van de liefdadigheidsinstelling. Maar de dames van de Sociedad waren het niet eens met de verarmde achtergrond van Eva Perón, het gebrek aan formeel onderwijs en de vroegere carrière als actrice. Fraser en Navarro schrijven dat de dames van de Sociedad bang waren dat Evita een slecht voorbeeld zou geven aan de weeskinderen, daarom heeft de vereniging dames Evita niet de positie van president van hun organisatie gegeven.Er is vaak gezegd dat Evita de overheidsfinanciering voor de Sociedad als vergelding had afgesneden. Fraser en Navarro suggereren dat deze versie van de gebeurtenissen in het geding is, maar dat de overheidsfinanciering die eerder de Sociedad had gesteund nu ging helpen om de eigen stichting van Evita te ondersteunen. De Fundación María Eva Duarte de Perón werd opgericht op 8 juli 1948. Later werd deze omgedoopt tot, eenvoudigweg, de Eva Perón Foundation . De financiering begon met 10.000 peso's die door Evita zelf werden verstrekt. [34] In The Woman with the Whip , de eerste Engelstalige biografie van Eva Perón, schrijft de auteur Mary Main dat er geen accountgegevens werden bijgehouden voor de stichting, omdat het alleen maar een manier was om overheidspapier naar privé Zwitserse bankrekeningen te sluizen gecontroleerd door de Peróns. [35] [ pagina nodig ] Fraser en Navarro verzetten zich echter tegen deze beweringen en schrijven dat Ramón Cereijo, minister van Financiën, een register bijhield en dat de stichting 'begon als de eenvoudigste reactie op de armoede (Evita) die ze elke dag tegenkwam in haar kantoor "en" de ontzettende achterlijkheid van sociale diensten-of liefdadigheid, zoals het nog steeds werd genoemd-in Argentinië. " [36] Crassweller schrijft dat de stichting werd gesteund door donaties van contanten en goederen van de peronistische bonden en particuliere bedrijven, en dat de Confederación General del Trabajo drie mandagen (later verminderd tot twee) van het salaris voor elke arbeider per jaar schonk. Belasting op loterij- en filmtickets hielp ook de stichting te ondersteunen, evenals een heffing op casino en inkomsten uit paardenraces.Er zijn geen gedocumenteerde gevallen bekend van donoren aan de stichting, met negatieve gevolgen als donaties niet werden ingewikkeld. [37] Binnen een paar jaar had de stichting activa in contanten en goederen van meer dan drie miljard peso's , of meer dan $ 200 miljoen tegen de wisselkoers eind jaren veertig. Het stelde 14.000 arbeiders tewerk, van wie 6.000 bouwvakkers waren, en 26 priesters. Het koos en verdeelde jaarlijks 400.000 paar schoenen, 500.000 naaimachines en 200.000 kookpotten. De stichting gaf ook studiebeurzen, gebouwde huizen, ziekenhuizen en andere liefdadigheidsinstellingen. Elk aspect van de stichting stond onder supervisie van Evita. De stichting heeft ook hele gemeenschappen gebouwd, zoals Evita City, die nog steeds bestaat. Fraser en Navarro bewees dat er de werken en gezondheidsdiensten van de stichting, er voor het eerst in de geschiedenis geen ongiabilityst in de Argentijnse gezondheidszorg. [38]
    Fraser en Navarro writing that the Evita's work is with the job with a private rol girls in the idealays heiligete aanzien . Nooit was, beende Evita vele uren per dag apart om de armen te voldoen die om hulp vroegen bij haar stichting. In deze ontmoetingen met de armen, kuste Evita vaak de armen en stond hen toe om haar te kussen. Evita was tienduizenden van de plaatsen van haar handen in de kluisigde wonden van zieken en armen, het aanraken van demelaatsheid en het zoenen van de syfilis. Fraser en Navarro schrijven dat dat Argentinië in veel opzichten seculier is, het in wezen een
    katholiek land is. Daarom, toen Evita de syfilis kuste en de melaatse aanraakte, "... was ze niet langer de vrouw van de president en verwierf ze enkele van de merken van heiligen die in het katholicisme zijn afgebeeld." DichterJosé María Castiñeira de Dios, een man met een rijke achtergrond, dacht na over de keren dat hij getuige was van Evita's ontmoeting met de armen: "Ik had een soort literaire perceptie van het volk en de armen en ze had me een christelijke mening gegeven diepste zin een Christen kan worden ... " [39] Fraser en Navarro schrijven dat Evita tegen het einde van haar leven maar liefst 20 tot 22 uur per dag aan het werk was in haar stichting, used they often the request of haar man negeerde om haar werklast to verminderen en de weekends vrij te nemen. Hoe wilde ze met de armen in haar geld verdienen, zei: "Soms wenste ik dat mijn beledigingen klappen of zweepslagen waren. slaan om ze zien, al is het maar voor een dag, wat ik elke dag zie, ik help de mensen. " [40]Crassweller schrijft dat Evita fanatiek is over haar werk in de stichting en fouten op het concept en het bestaan van armoede en sociale kwalen. "Het is niet verrassend", schrijft Crassweller, "dathoud haar openbare kruistochten en haar privéadvertenties na 1946 een steeds grotere intensiteit aannamen, zetranscendentale neigen. " Crassweller Vergelijkt Evita aanIgnatius van Loyola , zei dat ze verwant aan een one-woman zijn jezuïetenorde . [
    Biografen Fraser en Navarro schreven dat Eva Perón Vaak is gecrediteerd met het recht op de stemmen voor Argentijnse vrouwen. Terwijl Eva radiocadressen niet ter ondersteuning vanhet vrouwenstemrechten too articles in haar Democracia- krant publiceerde Inhoud per sonist were wanted to the right of women to the share to the mayons, the doctor to women stemprence to provide ultimate the bevoegdheden van Eva. Fraser en Navarro beweren dat Eva's acties waren uitgevoerd, Eduardo Colom, een wetsvoorstel dat onafhankelijk werd afgewezen. Een nieuwe kieswet voor vrouwen werd geïntroduceerd, die de Senaat van Argentinië op 21 augustus 1946 sanctioneerde. Het was nodig om meer dan een jaar te wachten voordat de Tweede Kamer het op 9 september 1947 sanctioneerde. Wet 13.010 stelde de gelijkheid van politieke rechten tussen mannen vast en vrouwen en algemene verkiezingen in Argentinië. Uiteindelijk werd wet 13.010 unaniem goedgekeurd. In een openbare viering en ceremonie ondertekende Juan Perón de wet die vrouwen stemrecht gaf, en vervolgens overhandigde hij de rekening aan Eva, die hem symbolisch de hare maakte. Eva Perón creëerde vervolgens de Female Peronist Party , de eerste grote vrouwelijke politieke partij in de natie. Navarro en Fraser schrijven dat de partij in 1951 500.000 leden en 3.600 hoofdkwartieren verspreid over het land had. Navarro en Fraser schrijven dat terwijl Eva Perón zichzelf niet als een feministe beschouwde, haar impact op het politieke leven van vrouwen doorslaggevend was. Duizenden eerder apolitieke vrouwen gingen de politiek in vanwege Eva Perón. Zij waren de eerste vrouwen die actief waren in de Argentijnse politiek. De combinatie van vrouwenstemrecht en de organisatie van de Female Peronist Party verleende Juan Perón een grote meerderheid (drieënzestig procent) van de stemmen tijdens de presidentsverkiezingen van 1951.
    In 1951 stelde Evita zich op het behalen van een plaats op de stemming als kandidaat voor de vicepresident. Deze beweging irriteerde veel militaire leiders die Evita en haar toenemende bevoegdheden binnen de regering verachtten. Volgens de Argentijnse grondwet volgt de vicevoorzitter de president automatisch op in geval van overlijden van de president. De mogelijkheid dat Evita president zou worden in het geval van de dood van Juan Perón, was niet iets dat het leger kon accepteren. [5] [ pagina nodig ] Ze kreeg echter grote steun van de arbeidersklasse, de vakbonden en de Peronistische vrouwenpartij. De intensiteit van de steun die ze uit deze groepen trok, zou zelfs Juan Perón zelf hebben verrast. Fraser en Navarro schrijven dat de brede ondersteuning van de voorgestelde kandidatuur van Evita erop wees dat Evita net zo belangrijk was geworden voor leden van de peronistische partij als Juan Perón zelf was. [42]
    Perón omarmt haar man tijdens de gezamenlijke ticketrally in 1951, die niet in staat is om populaire telefoontjes te accepteren die ze voor vice-president voert Op 22 augustus 1951 hielden de vakbonden een massale betoging van twee miljoen mensen genaamd "Cabildo Abierto". (De naam "Cabildo Abierto" was een referentie en een eerbetoon aan de eerste lokale Argentijnse regering van de revolutie van mei in 1810.) De Perón's spraken de menigte toe vanaf het balkon van een enorme steiger aan de Avenida 9 de Julio, verschillende blokken weg van Casa Rosada, het officiële regeringshuis van Argentinië. Boven waren twee grote portretten van Eva en Juan Perón. Er werd beweerd dat "Cabildo Abierto" de grootste openbare vertoning van steun in de geschiedenis was for een vrouwelijke christine figuur. [17] Tijdens de massale betoging eiste de menigte dat Evita publiekelijk haar kandidatuur bekendmaakte als vice-president. Ze smeekte om meer tijd om haar beslissing te nemen. De uitwisseling tussen Evita en de menigte van twee miljoen mensen werd voor een tijd een echte en spontane dialoog, [ nodig citaat ] terwijl de menigte zong: "¡Evita, Vice-Presidente!" Toen Evita om meer tijd vroeg zodat ze een besluit kon nemen, eiste de menigte: "¡Ahora, Evita, ahora!" ("Nu, Evita, nu!"). Uiteindelijk kwamen ze tot een compromis. Evita vertelde het publiek dat ze een paar dagen later haar beslissing over de radio bekend zou maken.
    Eva Perón de los peronisten teen op 17 oktober 1951. Op dit moment was ze te zwak om zonder de hulp van Juan Perón. Uiteindelijk weigerde ze de uitnodiging om voor vice-president te lopen. Ze zei dat haar enige ambitie was dat in het grote hoofdstuk in de geschiedenis dat over haar man zou worden geschreven, de voetnoten een vrouw zouden noemen die de "... hoop en dromen van de mensen bij de president" bracht, een vrouw die uiteindelijk die hoopt en droomt in "glorieuze realiteit". In Peronistische retoriek wordt deze gebeurtenis aangeduid als "De verzaking", waarin Evita wordt voorgesteld als een onzelfzuchtige vrouw in overeenstemming met de Spaanse mythe van het marianismo . De meeste biografen stellen echter dat Evita niet zozeer afstand deed van haar ambitie als een buiging voor druk van haar man, het leger en de Argentijnse hogere klasse, die er de voorkeur aan gaf dat ze niet meedeed aan de race Op 9 januari 1950 viel Evita in het geheim flauw en onderging drie dagen later een operatie. Tekst gemeld dat ze eenappendectomiehad ondergaan , werd bij haar de diagnosticbaarmoederhalskanker gesteld . [43] Flauwvallen bleef tot 1951 (inclusief de avond na "Cabildo abierto"), met extreme zwakte en ernstige vaginale bloedingen. In 1951 was het duidelijk geworden dat haar gezondheid snel achteruitging. Hoewel Juan haar diagnose haar onthield, [44] wist ze dat ze niet gezond was, en een bod op het vice-presidentschap was niet praktisch. Slechts een paar maanden na "de verzaking", onderging Evita een geheime radicale hysterectomiein een poging haar verbeterde baarmoederhalskanker uit te roeien. [45] [pagina nodig] In 2011 bestudeerde een neurochirurg vanYale, Röntgenfoto's Dr. Daniel E. Nijensohn Evita's van de schedel en fotografisch bewijsmateriaal en Zei DAT Perón in de laatste maanden van Haar leven MOGELIJK Eenprefrontale lobotomieheeft gekregen , "... om de pijn, bochtend en angst verlichten die ze in de laatste maanden van haar ziekte heeft geleden." [ Op 4 juni 1952 reed Evita met Juan Perón in een parade door Buenos Aires ter viering van zijn herverkiezing tot president van Argentinië. Evita was op dit punt zo ziek dat ze niet zonder ondersteuning kon staan. Onder haar oversized pelsjas was een frame gemaakt van gips en draad waardoor ze kon staan. Ze nam een drievoudige dosis pijnstillers voor de parade en nam nog twee doses als ze thuiskwam. Tijdens een ceremonie, een paar dagen na Juan Perón's tweede inauguratie, kreeg Evita de officiële titel van 'Spirituele leider van de natie'.
    Hoewel Perón een hysterectomie uitgevoerd door de Amerikaanse chirurg had ondergaan George T. Pack , [51] de cervicale kanker was uitgezaaid en keerde snel. [45] [ pagina nodig ] Ze was de eerste Argentijn die chemotherapie onderging (in die tijd een nieuwe behandeling). Ondanks alle beschikbare behandeling, werd ze uitgemergeld , met een gewicht van slechts 36 kg (79 lb) tegen juni 1952. [ nodig citaat ]Eva stierf op 33-jarige leeftijd, om 20:25 uur op zaterdag 26 juli 1952. Radio-uitzendingen in het hele land werden onderbroken met de mededeling dat "het persbureau van het voorzitterschap van de natie haar zeer droevige plicht vervult om de mensen van de Republiek die om 20:25 uur mevrouw Eva Perón, geestelijke leider van de natie, stierven. " [52] [ pagina nodig ] Gewone activiteiten gestaakt; films stopten met spelen; restaurants waren gesloten en er werden uitbaters aan de deur getoond. Meteen na het overlijden van Perón heeft de regering alle officiële activiteiten voor twee dagen opgeschort en alle vlaggen gedurende tien dagen op halve staf gevlogen. Het werd echter al snel duidelijk dat deze maatregelen niet voldeden aan het populaire verdriet. De menigte buiten de presidentiële residentie, waar Evita stierf, werd dichtbevolkt, waardoor de straten tien blokken in elke richting verstopten.
    De ochtend na haar dood, terwijl Evita's lichaam werd verplaatst naar het ministerie van Arbeid Gebouw, werden acht mensen verpletterd tot de dood in de menigte. In de volgende 24 uur werden meer dan 2000 mensen in stadsziekenhuizen behandeld voor verwondingen die opliepen in de haast om in de buurt van Evita te zijn terwijl haar lichaam werd getransporteerd, en duizenden mensen zouden ter plekke worden behandeld. [16] [ pagina nodig ] Voor de volgende twee weken zouden de rijen zich uitstrekken over vele stadsblokken met rouwende mensen die uren wachten om te zien hoe Evita's lichaam op het Ministerie van Arbeid lag. De straten van Buenos Aires liepen over van enorme stapels bloemen. Binnen een dag na de dood van Perón waren alle bloemenwinkels in Buenos Aires niet meer op voorraad. Bloemen zouden vanuit het hele land worden ingevlogen, en zo ver weg als Chili . [16] [ pagina nodig ] Ondanks het feit dat Eva Perón nooit een politiek ambt bekleedde, kreeg ze uiteindelijk een staatsbegrafenis,meestal gereserveerd voor een staatshoofd [53], samen met een volledige rooms-katholieke requiemmis . Een gedenkteken werd gehouden voor het Argentijnse team tijdens de Olympische Zomerspelen 1952 in Helsinki vanwege de dood van Eva Perón tijdens die wedstrijden. [54] Op 9 augustus, zaterdag, werd het lichaam overgeplaatst naar het congresgebouw voor een extra dag van openbare bezichtiging en een herdenkingsdienst bijgewoond door het hele Argentijnse wetgevende lichaam. De volgende dag, na een laatste mis, werd de kist gelegd op een kanonwagen getrokken door CGT-functionarissen. Het werd gevolgd door Peron , zijn kabinet, Eva's familie en vrienden, de afgevaardigden en vertegenwoordigers van de Partido Peronista Femenino - vervolgens werkers, verpleegsters en studenten van de Eva Peron Foundation . Bloemen werden van balkons en ramen gegooid. Er waren verschillende interpretaties van de populaire rouw over de dood van Eva Perón. Sommige verslaggevers beschouwden de Rouw als authentiek, Anderen Zagen Een Publiek toegeven aan Een andere van de 'Passiespelen' Van het Peronistische regime. Time Magazine meldde DAT de Peronistische Regering de naleving van Een Dagelijkse periode van five minutes rouw na Een Dagelijkse radio-aankondiging oplegde. [55] De tijd van Perón had kinderen van ongehuwde niet als ouders van getrouwde ouders. Biograaf Julie M. Taylor, hoogleraarantropologie aan de Rice University, [56] heeft gezegd dat Evita was terdege bewust van de pijn van de geboorte "onwettig". Taylor speculeert dat Evita's besef acetate van van invloed is gone op haar beslissing to the move to change change, transform 'onwettige' kinderen voortaan zouden worden identify als 'natuurlijke' kinderen. [57]Na haar dood kreeg het Argentijnse publiek te horen dat Evita slechts 30 jaar oud was. Het verschil moest aansluiten bij Evita's eerdere knoeierij met haar geboorteakte. Nadat ze in 1946 de eerste dame was geworden, liet Evita haar geboorteaktes wijzigen om te lezen dat ze was geboren bij getrouwde ouders en plaatste haar geboorte datum drie jaar later, waardoor ze jonger werd.
    Kort na de dood van Evita werd dr. Pedro Ara benaderd om het lichaam tebalsemen . Fraser en Navarro schrijven dat het twijfelachtig is dat Evita ooit de wens uitte om gebalsemd te worden, en suggereerde dat het hoogstwaarschijnlijk de beslissing van Juan Perón was. Ara was een professor in anatomie die in Wenen had gestudeerd en een academische carrière in Madrid had. Zijn werk werd af en toe 'de kunst van de dood' genoemd. Zijn zeer geavanceerde balsemtechniek bestond uit het vervangen van het bloed van het lijk door glycerine , dat alle organen, inclusief het brein, conserveerde en een levensecht uiterlijk creëerde, waardoor het lichaam het uiterlijk kreeg van 'artistiek geslapen'. Ara was bekend in de samenleving van Buenos Aires vanwege zijn werk.Onder de mensen die hij had gebalsemd, was de Spaanse componist Manuel de Falla .[58] Ara beweert dat zijn balseming van Evita's lijk begon in de nacht van haar dood en dat de volgende morgen 'het lichaam van Eva Perón volledig en oneindig onvergankelijk was' en geschikt was om tentoongesteld te worden aan het publiek. [59] In het boek Peron en de Enigma's van Argentinië beweert biograaf Robert D. Crassweller dat de Engelssprekende naties van Noord-Amerika en Europa grotendeels het antwoord van Argentinië op de dood van Perón en de sierlijke begrafenis die zij kreeg, grotendeels hadden begrepen. Crassweller schrijft dit misverstand toe aan de unieke culturele samenstelling van de Peróns en Argentinië, en zei dat de Peróns van de Spaanse traditie waren en dat hun tegenstand grotendeels van Britse afkomst was. [60]
    Kort na de dood van Evita werden plannen gemaakt om een herdenking ter ere van haar te bouwen. Het monument, dat een standbeeld moest zijn van een man die de descamisados vertegenwoordigt , werd geprojecteerd groter te zijn dan het Vrijheidsbeeld . Evita's lichaam moest worden opgeslagen in de basis van het monument en, in de traditie van Lenins lijk, voor het publiek worden getoond. Terwijl het monument werd gebouwd, werd Evita's gebalsemde lichaam bijna twee jaar tentoongesteld in haar voormalige kantoor in het CGT-gebouw. Voordat het monument voor Evita werd voltooid, werd Juan Perón tijdens een militaire coup , de Revolución Libertadora , in 1955 ten val gebracht . Perón vluchtte haastig het land uit en was niet in staat om regelingen te treffen om het lichaam van Evita veilig te stellen. Na zijn vlucht kreeg een militaire dictatuur de macht. De nieuwe autoriteiten hebben het lichaam van Evita uit beeld verwijderd en de verblijfplaats was 16 jaar lang een raadsel. Van 1955 tot 1971 vaardigde de militaire dictatuur van Argentinië een verbod uit op het peronisme. Het werd illegaal om niet alleen foto's van Juan en Eva Perón in huis te hebben, maar ook om hun namen te spreken. In 1971 onthulde het leger dat Evita's lichaam werd begraven in een crypte in Milaan , Italië, onder de naam "María Maggi." Het bleek dat haar lichaam was beschadigd tijdens het transport en de opslag, zoals compressies op haar gezicht en misvorming van een van haar voeten doordat het lichaam in een rechtopstaande positie was achtergebleven. In 1995, Tomás Eloy Martínez gepubliceerd in Santa Evita, een fictieve werk propounding vele nieuwe verhalen over de escapades van het lijk. Aantijgingen dat haar lichaam het voorwerp was van ongepaste aandachtspunten zijn afgeleid van zijn beschrijving van een 'emotionele necrofilie' door balsemmers, kolonel Koenig en zijn assistent Arancibia. Veel primaire en secundaire verwijzingen naar zijn roman hebben onnauwkeurig verklaard dat haar lichaam op de een of andere manier verontreinigd was, resulterend in het wijdverspreide geloof in deze mythe. Ook inbegrepen zijn beschuldigingen dat veel waskopieën waren gemaakt, dat het lijk met een hamer was beschadigd en dat een van de waskopieën het voorwerp was van seksuele aandacht van een officier. [61]
    In 1971 werd Evita's lichaam opgegraven en naar Spanje gevlogen, waar Juan Perón het lijk in zijn huis in stand hield. Juan en zijn derde vrouw, Isabel, besloten om het lijk in hun eetzaal op een platform bij de tafel te houden. In 1973 kwam Juan Perón uit ballingschap en keerde terug naar Argentinië, waar hij voor de derde keer president werd. Perón stierf in 1974 in zijn ambt. Zijn derde vrouw, Isabel Perón , met wie hij op 15 november 1961 was getrouwd en die tot vice-president was verkozen, volgde hem op. Ze werd de eerste vrouwelijke president op het westelijk halfrond . Isabel liet Eva Perón's lichaam terugbrengen naar Argentinië en (kort) naast haar man laten zien. Perón's lichaam werd later begraven
    in het Duarte-familiegraf op de begraafplaats La Recoleta, Buenos Aires. De vorige verwijdering van Evita's lichaam werd gewroken door de Montoneros toen ze in 1970 het lijk stalen van Pedro Eugenio Aramburu , die ze eerder hadden gedood. Montoneros gebruikte vervolgens het in gevangenschap levende lichaam van Aramburu om druk uit te oefenen op de repatriëring van Evita's lichaam. Toen Evita's lichaam eenmaal in Argentinië aankwam, gaf de Montoneros het lijk van Aramburu op en liet het achter in een straat in Buenos Aires. [62] De Argentijnse regering nam uitgebreide maatregelen om Perón's tombe te beveiligen. De marmeren vloer van het graf heeft een valluik dat leidt naar een compartiment met twee doodskisten. Onder dat compartiment bevindt zich een tweede valluik en een tweede compartiment. Dat is waar de kist van Perón op rust. Biografen Marysa Navarro en Nicholas Fraser schrijven dat de bewering vaak wordt gedaan dat haar tombe zo veilig is dat het bestand is tegen een nucleaire aanval. "Het weerspiegelt een angst", schrijven ze, "een angst dat het lichaam uit het graf zal verdwijnen en dat de vrouw, of liever de mythe van de vrouw, zal verschijnen." [63] In heel Latijns-Amerika heeft slechts één andere vrouw een emotie, toewijding en geloof gewekt die vergelijkbaar is met die van de Maagd van Guadalupe . In veel huizen staat het beeld van Evita op de muur naast de Maagd.
    In zijn essay getiteld "Latijns-Amerika", gepubliceerd in The Oxford geïllustreerde geschiedenis van het christendom ,John McMannersbeweert dat de aantrekkingskracht en het succes van Eva Perón hebben betrekking op de Latijns-Amerikaanse mythologie en begrippen van goddelijkheid. McManners beweert dat Eva Perón bewust aspecten van detheologie van de Maagd en van Maria Magdalena heeft opgenomenin haar publieke persoonlijkheid. [65] Historicus Hubert Herring heeft Eva Perón beschreven als "Misschien wel de slankste vrouw die niet moet verschijnen in het openbare leven in LatijnsAmerika." [66] In een interview uit 1996 verwees Tomás Eloy Martínez naar Eva Perón als 'de Assepoester van de tango en de schone slaapster van Latijns-Amerika'. Martínez suggereerde dat ze om dezelfde redenen een belangrijk cultureel icoon is gebleven als de mede-Argentijnse Che Guevara : Latijns-Amerikaanse mythen zijn meer resistent dan ze lijken te zijn. Zelfs de massale exodus van de Cubaanse vlotmensen of de snelle ontbinding en isolatie van het regime van Fidel Castro hebben de triomfantelijke mythe van Che Guevara, die nog steeds leeft in de dromen van duizenden jonge mensen in Latijns-Amerika, Afrika en Europa, uitgehold. Zowel Che als Evita symboliseren bepaalde naïeve, maar effectieve overtuigingen: de hoop op een betere wereld; een leven opgeofferd op het altaar van de onterfden, de vernederden, de armen van de aarde. Het zijn mythen die op de een of andere manier het beeld van Christus reproduceren. [67]
    Hoewel het geen feestdag is, wordt de dood van Eva Perón jaarlijks door veel Argentijnen gemarkeerd. Bovendien is Eva Perón te zien op Argentijnse munten, en een vorm van Argentijnse valuta genaamd "Evitas" is genoemd naar haar eer. [68] Ciudad Evita (Evita City), opgericht in 1947 door de Eva Perón Foundation, ligt net buiten Buenos Aires.
    Cristina Kirchner , de eerste verkozen vrouwelijke president in de Argentijnse geschiedenis, is een peronist die af en toe wordt aangeduid als "The New Evita." Kirchner zegt dat ze zichzelf niet wil vergelijken met Evita, omdat ze beweert dat ze een uniek fenomeen was in de Argentijnse geschiedenis. Kirchner zegt ook dat vrouwen van haar generatie, die in de jaren 1970 volwassen waren geworden tijdens de militaire dictaturen in Argentinië, een schuld aan Evita verschuldigd zijn voor het aanbieden van een voorbeeld van passie en strijdbaarheid. [7] Op 26 juli 2002, de 50ste verjaardag van de dood van Eva Perón, opende een museum haar ter ere van Museo Evita. Het museum, gecreëerd door haar nicht Cristina Alvarez Rodriguez, herbergt veel van Eva Perón's kleding, portretten en artistieke weergaven van haar leven, en is een populaire toeristische attractie geworden. Het museum werd geopend in een gebouw dat ooit werd gebruikt door de Eva Perón Foundation. [69]
    In het boek Eva Perón: The Myths of a Woman beweert cultureel antropoloog Julie M. Taylor dat Evita belangrijk is gebleven in Argentinië vanwege de combinatie van drie unieke factoren: In de onderzochte beelden vertonen de drie elementen die consequent met elkaar verbonden zijn - vrouwelijkheid , mystieke of spirituele kracht en revolutionair leiderschap - een onderliggend gemeenschappelijk thema. Identificatie met een van deze elementen plaatst een persoon of een groep in de marge van de gevestigde samenleving en aan de grenzen van de institutionele autoriteit. Iedereen die zich met alle drie beelden kan identificeren, legt een overweldigende en galmende aanspraak op dominantie door krachten die geen controle in de maatschappij of de regels ervan erkennen. Alleen een vrouw kan alle drie de elementen van deze kracht belichamen. [70]
    Taylor beweert dat de vierde factor in Evita's aanhoudende belang in Argentinië verband houdt met haar status als een dode vrouw en de macht die de dood heeft over de publieke verbeelding. Taylor suggereert dat Evita's gebalsemde lichaam analoog is aan de onvergankelijkheid van verschillende katholieke heiligen, zoals Bernadette Soubirous , en krachtige symboliek heeft in de grotendeels katholieke culturen van Latijns-Amerika: Tot op zekere hoogte kan haar aanhoudende belang en populariteit niet alleen worden toegeschreven aan haar macht als vrouw, maar ook aan de macht van de doden. Echter, de visie van een samenleving op het hiernamaals kan gestructureerd zijn, de dood blijft van nature een mysterie, en totdat de samenleving formeel de commotie wegneemt die het veroorzaakt, een bron van verstoring en wanorde. Vrouwen en de dode-dood-envrouwelijkheid-staan in vergelijkbare verhouding tot gestructureerde sociale vormen: buiten openbare instellingen, onbeperkt door officiële regels, en buiten formele categorieën. Als een vrouwelijk lijk dat de symbolische thema's van zowel vrouw als martelaar herhaalt, legt Eva Perón misschien dubbel beslag op spiritueel leiderschap. [71]
    John Balfour was de Britse ambassadeur in Argentinië tijdens het Perón-regime en beschrijft de populariteit van Evita: Ze was bij elke standaard een buitengewone vrouw; wanneer je denkt aan Argentinië en inderdaad Latijns-Amerika als een door mannen gedomineerd deel van de wereld, was er een vrouw die een zeer grote rol speelde. En natuurlijk wekte ze heel andere gevoelens bij de mensen met wie ze samenleefde. De oligarchen, zoals ze de welgestelde en bevoorrechte mensen noemde, haatten haar. Ze zagen haar als een meedogenloze vrouw. De massa's van de mensen aanbaden haar daarentegen. Ze beschouwden haar als een overvloedige dame die Manna uit de hemel uitdeelde. [72]
    In 2011 werden twee gigantische muurschilderingen van Evita onthuld op de gevels van het huidige ministerie van Sociale Ontwikkeling, gelegen op Avenida 9 de Julio . De werken werden geschilderd door de Argentijnse kunstenaar Alejandro Marmo . Op 26 juli 2012, ter herdenking van de zestigste verjaardag van het overlijden van Evita, werden bankbiljetten uitgegeven ter waarde van 100 peso. De controversiële beeltenis van Julio Argentino Roca werd vervangen door die van Eva Duarte, waardoor ze de eerste echte vrouw was die op de munt van Argentinië te zien was . Het beeld in de tonen is gebaseerd op een ontwerp uit 1952, waarvan de schets werd gevonden in de Munt, gemaakt door de graveur Sergio Pilosio met kunstenaar Roger Pfund . Het afdrukken bedraagt in totaal 20 miljoen bankbiljetten; het is niet duidelijk of de regering de biljetten die Roca en de woestijncampagne kenmerken, zal vervangen
    Op 9 april 1951 ontmoette Golda Meir , toen de minister van arbeid van Israël , Eva Perón om haar te bedanken voor de hulp die de Eva Perón Foundation aan Israël had gegeven.
    Biografen Nicholas Fraser en Marysa Navarro schrijven dat de tegenstanders van Juan Perón vanaf het begin Perón ervan beschuldigden een fascist te zijn . Spruille Braden , een diplomaat uit de Verenigde Staten die enorm werd gesteund door de tegenstanders van Juan Perón, voerde campagne tegen Juan Perón's eerste kandidatuur op het platform dat Juan Perón een fascist en een nazi was. Fraser en Navarro theoretiseren ook dat de waarneming van de Peróns als fascisten werd verbeterd tijdens Evita's Europese tournee uit 1947, tijdens welke ze een eregast was van Francisco Franco . Tegen 1947 was Franco politiek geïsoleerd als een van de weinige overgebleven fascisten om de macht te behouden. Franco was daarom wanhopig op zoek naar een politieke bondgenoot. Met bijna een derde van de Argentijnse bevolking van Spaanse afkomst, leek het voor Argentinië natuurlijk diplomatieke betrekkingen met Spanje te hebben. In een commentaar op de internationale perceptie van Evita tijdens haar Europese tournee in 1947, schrijven Fraser en Navarro: "Het was onvermijdelijk dat Evita in een fascistische context werd bekeken. Daarom werden zowel Evita als Perón gezien als een ideologie die zijn gangetje had genomen in Europa , alleen om opnieuw op te duiken in een exotische, theatrale, zelfs kluchtige vorm in een ver land. " [73] Laurence Levine, de voormalige president van de Amerikaans-Argentijnse Kamer van Koophandel, schrijft dat de Peróns in tegenstelling tot de nazi- ideologie niet antisemitisch waren . In het boek Inside Argentina van Perón tot Menem : 1950-2000 vanuit een Amerikaans gezichtspunt , schrijft Levine: De Amerikaanse regering heeft geen kennis laten zien van Perón's diepe bewondering voor Italië (en zijn afkeer van Duitsland, wiens cultuur hij te star vond). Ook waardeerden ze niet dat, hoewel antisemitisme bestond in Argentinië, Perón's eigen opvattingen en zijn politieke associaties niet antisemitisch waren. Ze letten niet op het feit dat Perón de Joodse gemeenschap in Argentinië zocht om zijn beleid te helpen ontwikkelen en dat een van zijn belangrijkste bondgenoten in het organiseren van de industriële sector José Ber Gelbard was, een Joodse immigrant uit Polen. [74]
    Biografie Robert D. Crassweller schrijft: "Peronisme was geen fascisme" en "Peronisme was geen nazisme." Crassweller verwijst ook naar de opmerkingen van de Amerikaanse ambassadeur George S. Messersmith . Tijdens een bezoek aan Argentinië in 1947 legde Messersmith de volgende verklaring af: "Er is hier niet zoveel sociale discriminatie van joden als er in New York of op de meeste plaatsen thuis is." [75] Time Magazine publiceerde een artikel van Tomás Eloy Martínez - Argentijnse schrijver, journalist en voormalig directeur van het Latijns-Amerikaanse programma aan de Rutgers University - getiteld "De vrouw achter de fantasie: prostituee, fascist, profligatie - Eva Peron was veel kwaadaardig, meestal oneerlijk" . In dit artikel schrijft Martínez dat de beschuldigingen dat Eva Perón een fascist was, een nazi en een dief al decennialang tegen haar was ingebracht. Hij schreef dat de beschuldigingen niet waar waren: Ze was geen fascist - onwetend misschien van wat die ideologie betekende. En ze was niet hebzuchtig. Hoewel ze van sieraden, bont en Dior-jurken hield, kon ze er zoveel bezitten als ze wilde zonder anderen te moeten beroven ... In 1964 verklaarde Jorge Luis Borges dat 'de moeder van die vrouw [Evita]' de mevrouw was van een hoer in Junín. ' Hij herhaalde de laster zo vaak dat sommigen het nog steeds geloven of, meer algemeen, denken dat Evita zelf, wiens gebrek aan sexappeal wordt genoemd door iedereen die haar kende, in de leer ging in dat denkbeeldige bordeel. Rond 1955 hanteerde de pamfletier Silvano Santander dezelfde strategie om brieven te verzinnen waarin Evita als medeplichtige van de nazi's figureerde. Het is waar dat (Juan) Perón de toegang van nazimisdadigers tot Argentinië in 1947 en 1948 vergemakkelijkte, daarbij hopende geavanceerde technologie te verwerven die door de Duitsers tijdens de oorlog was ontwikkeld. Maar Evita speelde geen rol. [76]
    In zijn 2002 proefschrift aan de Ohio State University schrijft Lawrence D. Bell dat de regeringen die aan Juan Perón voorafgingen antisemitisch waren geweest, maar dat zijn regering dat niet was. Juan Perón probeerde "gretig en enthousiast" de Joodse gemeenschap in zijn regering te rekruteren en
    richtte een afdeling op van de peronistische partij voor Joodse leden, bekend als de Organización Israelita Argentina (OIA). De regering van Perón was de eerste die de Argentijns-Joodse gemeenschap berechtte en de eerste was om joodse burgers te benoemen tot openbaar ambt. [77] Kevin Passmore schrijft dat het Peronistische regime, meer dan enig ander in Latijns-Amerika, ervan beschuldigd werd fascist te zijn. Maar hij zegt dat het Peronistische regime niet fascistisch was, en wat voor het fascisme onder Perón doorging heeft nooit de overhand gekregen in Latijns-Amerika. Bovendien, omdat het Peronistische regime toegestaan rivaliserende politieke partijen te laten bestaan, kan het niet worden omschreven als totalitair . [78]
    Liza Minnelli leest de plaquette op het graf van Eva Perón, 1993. In de vroege jaren 80 werd Minnelli beschouwd als de hoofdrol in de filmversie van de musical Evita . [79] Tegen het einde van de 20e eeuw was Eva Perón onderwerp van talloze artikelen, boeken, toneelstukken en musicals, van de biografie The Woman with the Whip tot een tv-film uit 1981 met de titel Evita Perón met Faye Dunaway in de titelrol. [80] De meest succesvolle weergave van het leven van Eva Perón is de musicalproductie Evita . De musical begon als een conceptalbumgecoproduceerd door Tim Rice en Andrew Lloyd Webber in 1976, met Julie Covington in de titelrol. Elaine Paige werd later in de titelrol gegoten toen het conceptalbum werd aangepast tot een muzikale toneelproductie in West End in Londen en won de Olivier Award uit1978 voor de beste uitvoering in een musical . In 1980 won Patti LuPone de Tony Award voor beste hoofdrolspeler in een musicalvanwege haar prestaties als het titelpersonage in de Broadway- productie. De Broadway-productie won ook de Tony Award voor Beste Musical. Nicholas Fraser beweert dat tot op heden "de productie van de musicalfase op elk continent is uitgevoerd, behalve in Antarctica, en meer dan $ 2 miljard aan inkomsten heeft gegenereerd." [81] Al in 1978 werd de musical beschouwd als de basis voor een film. Na een productievertraging van bijna 20 jaar werd Madonna in de titelrol voor de filmversie van 1996 gegoten en won ze de Golden Globe Award voor 'Beste actrice in een musical of comedy'. In reactie op de Amerikaanse film, en in een vermeende poging om een meer politiek correcte weergave van Evita's leven te bieden, bracht een Argentijns filmbedrijf Eva Perón uit: The True Story . De Argentijnse productie speelde actrice Esther Goris in de titelrol. Deze film was de Argentijnse inzending voor de Oscar uit 1996 in de categorie "Best Foreign Language Film." Nicholas Fraser schrijft dat Evita het perfecte populaire cultuurpictogram is voor onze tijd omdat haar carrière voorafschaduwde wat tegen het einde van de 20e eeuw gewoon was geworden. Tijdens Evita's tijd werd het als schandalig beschouwd voor een voormalige entertainer om deel te nemen aan het openbare politieke leven. Haar lasteraars in Argentinië hadden Evita vaak beschuldigd van het veranderen van het openbare politieke leven in showbusiness. Maar tegen het einde van de 20e eeuw, beweert Fraser, was het publiek verdiept in de cultus van beroemdheden en was het openbare politieke leven onbetekenend geworden. In dit opzicht was Evita misschien haar tijd vooruit. Fraser schrijft ook dat het verhaal van Evita aantrekkelijk is voor onze door beroemdheden geobsedeerde leeftijd, omdat haar verhaal een van de oudste clichés van Hollywood bevestigt, het verhaal van vodden naar rijkdom . [82] Als je nadenkt over Eva Perón's populariteit, meer dan een halve eeuw na haar dood, schrijft Alma Guillermoprieto : "Evita's leven is kennelijk net begonnen





    26-07-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1943 mick jagger

     

    26-07-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1943 mick jagger

    26 juli 1943 Michael Philip Jagger (Dartford (Kent), 26 juli 1943) is een Brits rockmuzikant, acteur, schrijver, componist en producer, maar is het bekendst als zanger (en mondharmonicaspeler) van The Rolling Stones. Jagger werd geboren in het Livingstone Hospital in East Hill, Dartford. Hij groeide op in een familie uit de middenklasse. Zijn vader, Basil "Joe" Jagger (6 april 1913 - 11 november 2006) was net zoals diens vader leerkracht. Zijn moeder, Eva (13 april 1913 - 18 mei 2000), een Australische immigrante, was een actief lid van de Conservatieve Partij. Mick heeft nog een jongere broer, Chris Jagger, die ook actief is als muzikant[1]. Na de middelbare school ging Jagger studeren aan de London School of Economics. Na een jaar liet hij de studie vallen om zich te richten op zijn carrière als zanger. In deze tijd maakte hij nader kennis met Keith Richards. Beide mannen kenden elkaar uit hun jeugd, toen ze naar dezelfde school gingen. Nadat ze elkaar uit het oog verloren hadden, ontmoetten ze elkaar weer in een station. Jagger had tijdens die bewuste ontmoeting een aantal Rhythm and bluesplaten onder zijn arm en Richards sprak hem hierover aan. Hun oude vriendschap werd hersteld en Richards en Jagger begonnen een bandje - Little Boy Blue and the Blue Boys - samen met Dick Taylor, die er al snel uitstapte, en Brian Jones. Ze hadden eerst geen platencontract, maar kregen dat wel toen Taylor werd vervangen door Charlie Watts, een jazzdrummer. Als bassist kozen de mannen Bill Wyman. De band ging een beetje rondtoeren in clubs en steden en in 1963 kwam hun eerste single uit: Come on, een cover van Chuck Berry. Ook kreeg de band een manager: Andrew 'Loog' Oldham. De band tekende een contract bij het grote Decca Records. Buiten de Stones heeft Jagger ook een solocarrière. Hij slaagde er niet in om solo dezelfde successen te behalen als met de Stones. In 2011 verscheen een album waarbij Jagger als bandlid van de Band Superheavy fungeert. Op 12 december 2003 werd Jagger geridderd door de Britse koningin Elizabeth II voor zijn diensten aan de muziek. Zijn bandgenoot Keith Richards was niet onder de indruk en beschreef het als een triviale eer.
    Jagger is twee keer getrouwd geweest, met Bianca Pérez-Mora Macías en met Jerry Hall. Hij heeft acht kinderen (geboren tussen 1970 en 2016, onder wie de modellen Jade, Lizzy en Georgia) bij vijf verschillende vrouwen. De oudste kreeg hij met zangeres Marsha Hunt en de jongste werd geboren uit een relatie met Melanie Hamrick. Vanaf 2001 woonde Jagger samen met L'Wren Scott tot haar onverwachte overlijden op 17 maart 2014.[2] Zij was eveneens een model dat opviel door haar lichaamslengte: ze was 193 cm lang. In 2014 werd Jagger voor het eerst overgrootvader; zijn oudste kleindochter Assisi beviel van een dochter.[3] Datzelfde jaar werd tevens zijn vijfde kleinkind geboren, via de pas grootmoeder geworden Jade.[ Hij heeft verder relaties gehad met onder andere Marianne Faithfull en Carla Bruni Bij gelegenheid leent Jagger zijn naam aan goede doelen of humanitaire projecten. In december 2008 werkte hij mee aan een (korte) film met de naam Gimme Shelter (ontleend aan een nummer van The Rolling Stones en de gelijknamige eerdere film), die werd uitgebracht met acteur-regisseur Ben Affleck om een bedrag van 23 miljoen dollar in te zamelen voor de VNVluchtelingenorganisatie UNHCR, met name voor schoon water en noodhulp voor de naar schatting 250.000 vluchtelingen in het oosten van de Democratische Republiek Congo. De opnamen waren in november 2008 gemaakt in de Noord-Kivu-provincie van dat land, en voorzien van het geluid van de gelijknamige song van het Stones-album Let it bleed (1969), waarvan het gebruik werd toegestaan voor deze campagne. De film werd geregisseerd door Ben Affleck en geschoten door John Toll [ Het nummer Moves like Jagger van Maroon 5 en Christina Aguilera gaat over Mick Jagger. Hij komt zelf regelmatig voor in de clip.
    Mick Jagger leerde dansen van Tina Turner. In een interview met Oprah Winfrey zei Turner dat ze Mick Jagger een paar dansmoves leerde, en sindsdien doet hij niets anders dan die dansmoves gebruiken.





    26-07-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1964 sandra bullock

     

    26-07-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 juli 1964 sandra bullock

    26 juli 1964 andra Annette Bullock (Arlington, Virginia, 26 juli 1964) is een Amerikaanse actrice. Ze won onder meer een Oscar voor beste actrice, een Golden Globe en een Screen Actors Guild Award voor haar rol in The Blind Side. Ook voor haar rollen in While You Were Sleeping en Miss Congeniality werd ze genomineerd voor een Golden Globe. Daarnaast won Bullock meer dan 25 andere acteerprijzen, waaronder een American Comedy Award en de People's Choice Award voor de favoriete actrice van het jaar in 1996, 1997, 1999, 2006, 2009, 2010, 2014 en 2016. Bullock kreeg op 24 maart 2005 een ster op de Hollywood Walk of Fame. Bullock is de dochter van de Duitse operazangeres Helga Meyer en een Amerikaanse parttime stemcoach. Ze woonde tot haar twaalfde in het Duitse Neurenberg. Daardoor spreekt ze naast Engels ook Duits. Daarna verhuisde de familie naar Washington D.C.. Als kind deed Bullock aan ballet en op de middelbare school was ze een cheerleader. Ze studeerde aan de East Carolina University in Greenville, North Carolina, maar onderbrak haar studie om te gaan acteren. Ze vertrok naar Manhattan om audities te doen en had verschillende baantjes om intussen aan de kost te komen. Bullock vatte later haar studie weer op en behaalde een bachelor aan de East Carolina University.
    In 1987 maakte Bullock haar officiële filmdebuut in Hangmen. Haar eerste grote film volgde in 1993 in de vorm van actiefilm Demolition Man, waarin ze naast Sylvester Stallone en Wesley Snipes speelt. Datzelfde jaar speelde ze ook in The Vanishing, een film gebaseerd op Het Gouden Ei van Tim Krabbé. Bullock beleefde haar grote doorbraak in 1994 in Speed, waarin ze samen met Keanu Reeves de passagiers van een bus probeert te behoeden voor een bomexplosie. In 1995 speelde ze hoofdrollen in de romantische komedie While You Were Sleeping en de thriller The Net. In 1996 verscheen Bullock met Matthew McConaughey in de thriller A Time to Kill, gebaseerd op het boek van John Grisham en in de oorlogsfilm In Love and War, over Ernest Hemingway. In 1997 kwam er met Speed 2: Cruise Control een geflopt vervolg op Speed. De film werd massaal afgekraakt en kreeg een Golden Raspberry Award voor slechtste vervolg op een film. Een jaar later speelde Bullock samen met Nicole Kidman als heks in Practical Magic.
    Ook sprak ze de stem in van Mirjam in de animatiefilm De prins van Egypte. In 1999 speelde ze Forces of Nature met Ben Affleck. Het jaar 2000 brengt positieve reacties wanneer ze in Miss Congeniality de rol van FBI-agente Gracie Hart vertolkt. Datzelfde jaar speelt ze een alcoholiste in 28 Days. Na een jaar pauze is Bullock in 2002 te zien in de thriller Murder by Numbers, de komedie Divine Secrets of the Ya-Ya Sisterhood en de romantische komedie Two Weeks Notice. In 2004 speelt ze mee in de dramafilm Crash, die een Oscar wint voor beste film. Haar rol als racistische vrouw hierin vormt een stijlbreuk met de charmante, wat chaotische personages die ze doorgaans speelt. In 2005 speelt ze nogmaals Gracie Hart in Miss Congeniality 2: Armed & Fabulous. In 2006 speelde ze opnieuw samen met Keanu Reeves maar dan in The Lake House. In 2007 was ze te zien in de thriller Premonition. In 2009 heeft ze in drie films gespeeld, The Proposal, All About Steve en The Blind Side. Zij werd in 2010 de eerste die in hetzelfde jaar een Golden Raspberry Award voor slechtste actrice (All About Steve) en een Oscar voor beste actrice (The Blind Side) ontving.
    Bullock had verschillende relaties met filmtegenspelers: Tate Donovan (Love Potion No. 9), Matthew McConaughey (A Time to Kill), Steve Buscemi (28 Days) en Ryan Gosling(Murder by Numbers). In 2004 leerde Bullock Jesse Gregory James, de presentator van het televisieprogramma Monster Garage, kennen, met wie ze op 16 juli 2005 trouwde. Samen startten ze in 2006 een adoptieprocedure die in januari 2010 uitmondde in de adoptie van een jonge baby. Na de scheiding van Bullock en James, op 28 juni 2010, heeft ze de volledige voogdij over de jongen.





    26-07-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1943 hermien timmerman

     

    25-07-2018 om 08:36 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1943 hermien timmerman

    25 juli 1943 Hermien Timmerman-van der Weide (De Krim (Overijssel), 25 juli 1943 - Enschede, 23 mei 2003), was een Nederlands zangeres . Hermien van der Weide groeide op in Slagharen (in de gemeente Hardenberg) en ging daar naar de middelbare school. Rond 1960 werd ze actief als zangeres (amateur) en werd ze fan van de reeds bekende zanger Gert Timmerman (1935-2017). Begin 1963 maakte ze kennis met Timmerman na een concert van hem in Vriezenveen. Eind 1963 huwden de twee. In april 1999 scheidde het koppel. In mei 2003 overleed Hermien van der Weide op 59-jarige leeftijd in een ziekenhuis te Enschede aan een nierziekte. Zij werd begraven op de algemene begraafplaats in Oldenzaal. Met haar echtgenoot vormde ze vele jaren - van 1963 tot 1997 - het duo Gert en Hermien. Hun bekendste nummer is Alle duiven op de Dam (Shalalie shalala, 1972). Rond 1970 trad Hermien ook wel solo op, met als hits Rode Anemonen (1965) en Blacky (1968). Van 1974 tot 1993 richtten Gert en Hermien zich volledig op het christelijk geloof en in de jaren tachtig traden zij vrijwel alleen nog in christelijke kringen op.[1] In 1990 openden zij zich weer voor de buitenwereld, allereerst met een optreden met de rockgroep Normaal. Na een hartaanval op het podium in 1997 trok Hermien zich terug uit de artiestenwereld.





    25-07-2018 om 08:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1932 cijriel buysse

     

    25-07-2018 om 08:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1932 cijriel buysse

    25 juli 1932 Cyrillus Gustave Emile (Cyriel) Buysse (Nevele, 20 september 1859 - Afsnee, 25 juli 1932) was een Vlaamse naturalistischeschrijver. Zijn bekendste roman is Het recht van de sterkste (1893) en zijn bekendste toneelstuk Het gezin van Pamel. Buysse behoorde tot een familie uit de hogere Gentse burgerij. Zijn vader leidde een cichoreifabriek, die aan de familie behoorde. Zijn broer Arthur Buysse werd liberaal volksvertegenwoordiger. Rosalie en Virginie Loveling waren zijn tantes. Buysse doorliep het atheneum in Gent en hielp zo nu en dan in de cichoreifabriek van zijn vader, die wilde dat hij de fabriek zou overnemen. Op aanraden van zijn tante Virginie Loveling, begon hij op zijn zesentwintigste te schrijven. Hij maakte enkele zakenreizen naar de Verenigde Staten (1886, 1891, 1892 en 1893), mogelijk met de intentie om er permanent te blijven en een cichoreifabriek te stichten. Deze reizen inspireerden hem jaren later tot Twee werelden (1931). In 1893 was hij medestichter van Van Nu en Straks. Het was de tijd dat hij ontgoocheld was geworden over het gebrek aan succes dat zijn publicaties ondervonden. Hij keerde zich tevens tegen de Vlaamse Beweging en de flaminganten. Hij verhoopte meer gehoor te vinden in Nederland en vertoefde vaak in Den Haag. Hij leerde er de Nederlandse weduwe Nelly Dyserinck kennen en op 1 oktober 1896 trouwden ze. Tot in 1899 bleef het paar in Den Haag wonen, waar hun zoon René geboren werd. Nadien bracht hij regelmatig de winters in deze stad door, evenals de oorlogstijd 1914-1918. In 1903 stichtte hij in Den Haag het literaire maandblad Groot Nederland, samen met Louis Couperus en Willem Gerard van Nouhuys. Vanaf 1900 bracht Buysse met zijn vrouw en zijn zoon enkele maanden per jaar in Vlaanderen door, vooral in Afsnee. Daar huurde hij het landhuis Daerupt dat hij La Maison Rose noemde.[1] In 1911 kocht hij de Molenberg achter de kerk van Deurle en liet er een paalwoning bouwen, waar hij jarenlang woonde. Hij werd gezien als naturalistisch schrijver (Het recht van de sterkste en De Biezenstekker) met als voorbeeld de Franse schrijvers Émile Zola en Guy de Maupassant. Het toneelstuk Het gezin Van Paemel is een van zijn bekendste werken en wordt nog geregeld opgevoerd door allerlei gezelschappen. Zijn latere werk is realistischer en heeft soms een satirische of ironische toon. Zijn werk schokte de Vlaamse goegemeente en werd veelal negatief onthaald. Pas op latere leeftijd vond hij erkenning. In 1921 ontving hij de Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza, die hem in 1918 was toegekend voor zijn werk in de periode 1915-1917. In 1930 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Op 21 juli 1932 werd hij verheven in de adelstand met de titel baron, overdraagbaar bij eerstgeboorte. Maar omdat hij vier dagen daarna overleed kon hij de adelbrief niet lichten, en de adelverheffing en de titel gingen dan ook niet door. In plaats daarvan werd de titel barones op 9 oktober 1934 verleend aan zijn weduwe Nelly Dyserinck, met devolutie van de titel op hun enige zoon, die van zijn kant op zelfde datum in de Belgische adel werd opgenomen.[2] Buysse, die al langer ziekelijk was, overleed aan een beroerte in zijn buitenverblijf, het landhuis Daerupt, naast de kerk van Afsnee. Hij werd begraven op de Westerbegraafplaats in Gent. De in 2005 aangeboden biografie Het leven, niets dan het leven. Cyriel Buysse en zijn tijd. van Joris van Parys werd bekroond met de ABN AMRO Bank Prijs voor het beste non-fictieboek.





    25-07-2018 om 08:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1995 charly rich

     

    25-07-2018 om 08:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 juli 1995 charly rich

    25 juli 1995 Charles Allan Rich (14 december 1932 - 25 juli 1995) was een Amerikaanse countryzanger , songwriter en muzikant. Zijn eclectische stijl van muziek was vaak moeilijk te classificeren, en omvatte de rockabilly- , jazz- , blues- , country- , soul- en gospel- genres. [1] In het latere deel van zijn leven kreeg Rich de bijnaam de Silver Fox . Hij wordt misschien het best herinnerd voor een paar hits uit 1973, " Behind Closed Doors " en " The Most Beautiful Girl ". "The Most Beautiful Girl" stond bovenaan de hitlijsten van de Amerikaanse country singles, evenals de Billboard Hot 100 pop singles charts en verdiende hem twee Grammy Awards .Rich werd in 2015 opgenomen in de Memphis Music Hall of Fame . Rich werd geboren in Colt, Arkansas , voor katoenboeren op het platteland. Hij studeerde af aan de Consolidated High School in Forrest City , waar hij saxofoon speelde in de band. Hij werd sterk beïnvloed door zijn ouders, leden van de Landmark Missionary Baptist Church in Forrest City, terwijl zijn moeder, Helen Rich, piano speelde en zijn vader zong in gospelkwartetten. Een zwarte deelpachter op het familieterrein CJ Allen leerde Rich blues piano. Hij schreef zich in aan het Arkansas State College voor een voetbalbeurs en werd vervolgens overgedragen aan de University of Arkansas als muziekmusicus na een voetbalblessure. Hij vertrok na één semester om in 1953 lid te worden van de luchtmacht van de Verenigde Staten . Toen hij gestationeerd was in Enid, Oklahoma , vormde hij 'the Velvetones', waarbij hij jazz en blues speelde en zijn vrouw, Margaret Ann, op zang bespeelde. [1] Hij en Margaret Ann Greene waren in 1952 getrouwd. Nadat ze in 1956 het leger hadden verlaten, keerden ze terug naar het gebied West Memphis om 500 hectare te bewerken. Hij begon ook op te treden in clubs in de omgeving van Memphis , waar hij zowel jazz als R & B speelde . Gedurende deze tijd begon hij zijn eigen materiaal te schrijven .
    Na het opnemen van enkele demonstratiesongs voor Sam Phillips bij Sun Records die Phillips als niet commercieel genoeg en 'te jazzy' beschouwde, kreeg hij een stapelJerry Lee Lewis- platen te zien en zei: "Kom terug als je zo slecht wordt." In een 6 september 2010, NPR uitzending van een interview uit 1992 met Fresh Air host Terry Gross , vertelt Charlie Rich zelf het verhaal van Bill Justis die Rich's vrouw die woorden vertelt. [2] In 1958 werd Rich een regelmatige sessiemuzikant voor Sun Records, die op verschillende platen speelde van Lewis, Johnny Cash , Bill Justis , Warren Smith , Billy Lee Riley , Carl Mann en Ray Smith . Hij schreef ook verschillende liedjes voor Lewis, Cash en anderen. Zijn derde single voor de Sun-dochter, Phillips International Records , was de 1960 Top 30-hit, "Lonely Weekends", die opviel door zijn Presley-achtige zang. Het verkocht meer dan een miljoen exemplaren en kreeg een gouden schijf van de Recording Industry Association of America . [1] Geen van zijn zeven vervolg-singles was een succes, hoewel verschillende nummers nietjes werden in zijn liveset, inclusief 'Who Will the Next Fool Be', 'Sittin' and Thinkin '", and" No Grafsteen op mijn graf ". Deze nummers werden vaak door anderen met wisselend succes vastgelegd, zoals de Bobby Bland- versie van "Who Will the Next Fool Be". Rich's carrière stopte toen en verliet het worstelende Sun-label in 1963, ondertekening met een dochteronderneming van RCA Victor , Groove . Zijn eerste single voor Groove, "Big Boss Man", was een kleine hit, maar nogmaals, zijn Chet Atkins- geproduceerde follow-ups stroef. Rich verhuisde begin 1965 naar Smash Records . De nieuwe producer van Rich, Jerry Kennedy , moedigde de pianist aan zijn country- en rock-'n-roll-neigingen te benadrukken, hoewel Rich zichzelf als een jazzpianist beschouwde en sinds zijn jeugd niet veel aandacht aan countrymuziek besteedde. De eerste single voor Smash was "Mohair Sam", een R & B-verbogen novelty- rock nummer geschreven door Dallas Frazier , en het werd een top 30 pophit. Helaas voor Rich was geen van zijn follow-up singles succesvol. Rich werd gedwongen om van label te veranderen, verhuisde naar Hi Records , waar hij blue-eyed soulmuziek en straight country opnam, maar geen enkele van zijn singles maakte een
    deuk in het land of de hitlijsten. One Hi Records nummer, "Love Is After Me", uit 1966, werd laat in de jaren zeventig een witte soulfavoriet .
    Ondanks zijn gebrek aan consistent commercieel succes, tekende Epic Records Rich in 1967, voornamelijk op aanbeveling van producent Billy Sherrill . Sherrill hielp Rich refashion zelf als een Nashville Sound- balladeer in een tijd waarin oude rock-'n-roll-artiesten zoals Jerry Lee Lewis en Conway Twitty een nieuw muzikaal huis vonden in het country- en westernformaat. Dit nieuwe " countrypolitan " Rich-geluid werd beloond in de zomer van 1972, toen "I Take It on Home" naar nummer zes ging in de hitlijsten. De titeltrack van zijn 1973-album Behind Closed Doors werd begin dit jaar een nummer één hit in het land en kwam toen over in de top 20 van de hitlijsten. Deze keer stelde zijn opvolger niet teleur, want " The Most Beautiful Girl " bracht drie weken door aan de top van de hitlijsten en twee weken aan de top van de hitlijsten. Nu hij was opgericht als ster voor countrymuziek, won Behind Closed Doors in dat jaar drie prijzen van de Country Music Association : Beste mannelijke zanger, album van het jaar en single van het jaar. Het album was ook gecertificeerd goud . Rich won een Grammy Award voor Best Male Country Vocal Performance en ontving vier prijzen voor de Academy of Country Music . Een van RCA's verschillende resident songwriters, Marvin Walters, schreef drie jaar samen met Charlie en produceerde vier opnames waaronder een zeer populaire "Set Me Free". Na 'The Most Beautiful Girl' kwamen nummer-1-hits snel, want vijf nummers haalden de hitlijsten in 1974 over en staken over naar de hitlijsten. De nummers waren "There Will not Be Anymore" (pop nummer 18), " A Very Special Love Song " (pop nummer 11), "I Do not See Me In Your Eyes Anymore" (pop nummer 47), "I Love My Friend "(pop nummer 24), en" She Called Me Baby "(pop nummer 47). Zowel RCA als Mercury (Smash was een dochteronderneming van Mercury die in 1970 werd opgenomen in het hoofdbedrijf) bracht zijn eerder opgenomen materiaal uit het midden van de jaren zestig opnieuw uit. Al dit succes leidde de CMA om hem in 1974 tot entertainer van het jaar te noemen. In hetzelfde jaar speelde hij het door de Academy Award genomineerde themalied "I Feel Love (Benji's Theme)" uit de film Benji . Rich had nog drie top-vijf hits in 1975, maar hoewel hij op het hoogtepunt van zijn populariteit was, begon Rich zwaar te drinken, waardoor hij veel problemen had buiten het toneel. Rich's destructieve persoonlijke gedrag culmineerde in de CMA-prijsuitreiking in 1975, toen hij de prijs voor Entertainer of the Year presenteerde, terwijl hij zichtbaar dronken werd. [3] Nadat hij de namen van de genomineerden doornam, scheurde Rich onhandig de envelop open, haalde een sigarettenaansteker tevoorschijn en stak het papier in brand met de naam van de winnaar. Terwijl het papier in brand vloog, kondigde hij aan dat de winnaar van de prijs 'Mijn vriend Mr. John Denver' was . [4] Sommigen beschouwden het als een daad van rebellie tegen de Music Row- gecontroleerde Nashville Sound. Maar velen speculeerden dat het gedrag van Rich een protest was tegen de toekenning aan Denver, wiens muziek Rich te " pop " en niet genoeg "country" had geacht. [3] Anderen, waaronder insiders uit de industrie, waren woedend en Rich had problemen met het hebben van hits in heel 1976, en had slechts een top-tien met "Since I Fell For You". In een interview in 2016 speculeerde ex-directeur van de CMA, Jo Walker-Meador, dat de dronkenschap van Rich mede te wijten kan zijn aan zijn wrevel over het feit dat hij dat jaar, na zijn succes bij de onderscheidingen van 1974, werd uitgesloten van de nominaties. Zijn zoon Charlie, Jr., zegt op zijn website: "... waarom deed hij het? Ik zal je vertellen waarom ik dacht dat hij het deed." # 1 Hij dacht dat het grappig zou zijn. hoe de potentiële winnaars waarschijnlijk nerveus waren, zoals hij het jaar ervoor was geweest. # 2 Slecht oordeel: hij had onlangs zijn voet gebroken tijdens een buitenissig ongeluk in zijn huis in Memphis. Het klinkt grappig, maar hij kreeg zijn voet gevangen in een ongemakkelijk geval positie terwijl hij uit een ligstoel stuitte.Hij brak verschillende botten in zijn voet.Dus ... vanwege de pijn, nam hij pijnmedicatie in de nacht van de show: slecht idee! Ten tweede, hij en een andere landster kregen het drinken van gin en tonics tijdens het wachten in de kleedkamer.De show was lang, dus tegen de tijd dat pa moest doorgaan, de drankjes op de top van de medicatie bracht hem zoemen. Dus, daar ga je. Daarom denk ik dat hij het deed In de eerste plaats dacht hij dat het grappig zou zijn, ik weet dat het laatste dat mijn vader wilde hebben gedaan, zichzelf oprichtte als rechter van een andere muzikant. ople dacht dat het een verklaring was tegen John Denver. ' [
    De inzinking in zijn carrière werd nog verergerd door het feit dat zijn platen steeds meer op elkaar leken te klinken: pop-verbogen land ballads met overdubbed snaren en weinig van de jazz of blues die Rich zijn hele leven had gespeeld. Hij had opnieuw geen top-10-hit tot " Rollin 'With the Flow " in 1977 naar nummer één in de country charts ging (evenals nummer 32 op de easy listening charts). Begin van het jaar, in 1978, hij getekend bij United Artists Records , en gedurende dat jaar had hij hits op zowel Epic als UA. Zijn hits in 1978 omvatten de top-10 hits "Beautiful Woman", "Puttin 'In Overtime At Home", en zijn laatste nummer één met " On My Knees ", een duet met Janie Fricke .
    Rich worstelde in 1979 met hits bij United Artists en Epic. Zijn singles waren matige hits in dat jaar, de grootste daarvan op zowel UA als Epic was een versie van " Spanish Eyes ", die een top-20 countryhit werd. Rich verscheen als zichzelf in de film Clint Eastwood uit 1978, Every Which Way but Loose , waarin hij het nummer "I'll Wake You Up When I Get Home" uitvoerde. Dit nummer hit in 1979 op nummer drie en was de laatste top-10 single van zijn carrière. In 1980 schakelde hij opnieuw over naar Elektra Records en bracht in de herfst van dat jaar een nummer 12-single uit: "A Man Just Do not Know What a Woman Goes Through". Nog een top-40-hit volgde, het Gary Stewart-nummer "Are We Dreamin 'the Same Dream" begin 1981, maar Rich besloot zichzelf uit de schijnwerpers te verwijderen. Reeds meer dan een decennium was Rich stil, leefde van zijn investeringen in semiretirement en speelde alleen af en toe concerten. Hij speelde ook een beetje mee in de film Take This Job and Shove It uit 1981, die zijn laatste hit "You Made It Beautiful" opleverde. In 1992 bracht Rich Pictures and Paintings uit , een jazzy album dat werd geproduceerd door journalist Peter Guralnick . Dit album is uitgebracht via Sire Records . Pictures and Paintings kregen positieve kritische recensies en herstelden Rich's reputatie als muzikant, maar het was zijn laatste album. In 2016 werd een tribute-album getiteld Feel Like Going Home: The Songs of Charlie Rich uitgebracht door Memphis International Records. Tom Waits , die in de jaren zeventig een openingsact voor Rich was, noemt hem in het nummer "Putnam County" van zijn album Nighthawks at the Diner met de tekst: "De radio spuwt Charlie Rich uit ... Hij kan zeker zingen, dat klootzak."
    Charlie Rich en zijn vrouw reden naar Florida voor een vakantie nadat ze hun zoon Allan hadden zien optreden met Freddy Fender in Lady Luck Casino in Natchez, Mississippi, toen hij een zware hoestbui meemaakte. [5] Na een bezoek aan een arts in St. Francisville, Louisiana en het ontvangen van antibiotica , bleef hij reizen totdat hij stopte om uit te rusten voor de nacht. Rich stierf in zijn slaap op 25 juli 1995 in een motel in Hammond, Louisiana ; hij was 62 jaar oud. De doodsoorzaak was een longembolie. Hij werd begraven op de Memorial Park Cemetery in Memphis, Tennessee. Op het moment van zijn overlijden werd Rich overleefd door zijn vrouw van 43 jaar, Margaret; twee zonen, Allan en Jack; twee dochters, Renee en Laurie; en kleinkinderen Maggie Karber Yelverton, Wesley Karber en Christian Cole Lee. Margaret Rich stierf op 22 juli 2010 in Germantown, Tennessee , en werd begraven naast haar man.





    25-07-2018 om 08:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 24 juli 2004 wim verstappen

     

    24-07-2018 om 09:40 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 24 juli 2004 wim verstappen

    24 juli 2004 Wim Verstappen (4 mei 1937 - 24 juli 2004) was een Nederlandse filmregisseur en producent , televisieregisseur enscenarioschrijver . Verstappen is opgegroeid op Curaçao . Hij begon in 1961 aan de Nederlandse Film en Televisie Academie en bracht zijn eerste film uit in 1966, De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katus naar het land van Rembrandt . Hij trad in 1964 in dienst bij de redactie van het filmtijdschrift Skoop en werkte samen met Nicolai van der Heyde , Gied Jaspars en Pim de la Parra . Vanaf 1966 regisseerde en produceerde hij films met De la Parra en in 1967 stichtten ze een productiebedrijf, Scorpio Films , dat bekend werd onder de naam 'Pim & Wim'. Een van hun producties was de film Blue Movie uit 1971, die leidde tot de afschaffing van het Nederlandse filmbeoordelingssysteem voor volwassenen. Na het overlijden van Scorpio Films regisseerde Verstappen twee films op basis van romans van Simon Vestdijk , Pastorale 1943(1978) en Het verboden bacchanaal (1981). Terwijl de eerste een commercieel succes was met een publiek van meer dan een miljoen, flopte de tweede film, evenals twee latere films, De Zwarte Ruiter (1983) en De Ratelrat (1987). Verstappen stopte met het regisseren van films en richtte zich op filmrechten en richtte een organisatie op om de auteursrechten van auteurs te beveiligen. In 1992 ontving hij de Nederlandse Filmmuseum Award voor zijn bijdragen aan de Nederlandse filmindustrie en in 1995 ontving hij een Gouden Kalf voor zijn oeuvre. Hij stierf aan kanker in 2004.





    24-07-2018 om 09:37 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 24 juli 1974 watergate

    24 juli 1974 Het Watergateschandaal of de Watergate-affaire was een Amerikaans politiek schandaal in de jaren 70 van de twintigste eeuw, waarbij bleek dat ongeoorloofde methodes waren gebruikt tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen van 1972. Het schandaal leidde in 1974 uiteindelijk tot het aftreden van president Richard Nixon. In november 1972 won Republikein Richard Nixon de Amerikaanse presidentsverkiezingen van de Democratische kandidaat George McGovern. Een jaar eerder lagen de verhoudingen nog heel anders. In het Democratische kamp was de linkse McGovern kansloos tegen de gematigde senator Edmund Muskie. Deze laatste leek kansrijk tegen de impopulaire president Nixon, die zijn belofte om de Vietnamoorlog te beëindigen niet had waargemaakt. Tijdens de campagne gebeurden er vreemde dingen. De Republikeinen leken de strategie van Muskie precies te kennen. In hun speeches kwam informatie naar buiten uit het campagneteam van de Democraten, wat Muskie tot wanhoop dreef. George McGovern, die nergens weet van had, profiteerde van de verzwakking van Muskie en won de ene na de andere voorverkiezing, en ten slotte de nominatie. En daar was het Nixon om te doen geweest. McGovern was veel te radicaal om ook maar enige kans te maken. Bovendien kreeg ook hij nu last van de inside-information waarover de Republikeinen leken te beschikken.
    In de nacht van 17 juni 1972 werden vijf mannen gearresteerd tijdens een inbraak in het hoofdkantoor van de Democratische Partij, in het Watergatecomplex te Washington. Doel van de inbraak was waarschijnlijk het plaatsen van afluisterapparatuur, al werd ook gespeculeerd dat de inbraak was bedoeld om belastende papieren in handen te krijgen over betalingen van Howard Hughes aan Nixon, en om de Democraten met Hughes in verband te brengen. Larry O'Brien, de voorzitter van het campagneteam van de Democraten in wiens kantoor werd ingebroken, was sinds 1968 een betaalde lobbyist voor Hughes. Later zou blijken dat de inbrekers op 28 mei 1972 hun eerste bezoek brachten aan het hoofdkantoor. Daarbij werden documenten gefotografeerd en er werd afluisterapparatuur geplaatst. Directeur John Mitchell van het Republikeinse comité voor herverkiezing van de president (Committee to Re-elect the President; CREEP) was niet tevreden met de resultaten en liet de inbrekers nogmaals een bezoek brengen, waarbij het doel was beter materiaal in handen te krijgen.
    Een jaar later werden de vijf, plus Gordon Liddy en E. Howard Hunt, door rechter John Sirica schuldig bevonden aan de inbraak. Door met name de journalisten Bob Woodward en Carl Bernstein van The Washington Post kwam de werkelijke toedracht van de inbraak boven water. De verslaggevers ontdekten dat de inbraak slechts een onderdeel was van een geheime operatie, geleid door president Richard Nixon, om de verkiezingscampagne van de Democraten te dwarsbomen. De president beweerde echter bij hoog en laag niets met de illegale acties van doen te hebben. Woodward en Bernstein schreven op dat moment al maanden over de Watergateaffaire. Het spoor dat de verslaggevers volgden bracht hen steeds hoger op de politieke ladder. Op een gegeven moment leidde het zelfs direct door de poorten van het Witte Huis: de persoonlijke assistent en advocaat van de president gaven opdrachten om de Democratische campagne te saboteren. Door het speurwerk van de jonge Woodward en Bernstein werden de banden tussen de inbraak en het Republikeinse comité voor herverkiezing van de president duidelijk, alsmede illegaal handelen bij het financieren van zijn verkiezingscampagne van 1972. Ook werd aangetoond dat president Nixon routinematig bandopnamen van zijn vergaderingen en telefoongesprekken bijhield. Nixon zelf bleef zijn onschuld volhouden. Toen de geluidsbanden werden opgeëist, ontsloeg hij speciaal aanklager Archibald Cox die deze procedure niet wilde laten stopzetten, hetgeen Nixon verder in moeilijkheden bracht.
    In 1973 werden de gevolgen van het schandaal voelbaar in het Witte Huis. Op 30 april 1973 vroeg Nixon zijn twee belangrijkste adviseurs Bob Haldeman en John Ehrlichman om op te stappen. Beiden werden uiteindelijk aangeklaagd wegens onder meer meineed en kregen een gevangenisstraf opgelegd. Tegelijkertijd werd Witte Huis-advocaat John Dean de wacht aangezegd. In 1974 oordeelde het Hooggerechtshof dat de bandopnamen vrijgegeven moesten worden. Hiermee werd de betrokkenheid van Nixon (en zijn campagnestaf) bij zowel de inbraak als bij het verdoezelen van de gebeurtenissen bewezen, hoewel er een belangrijke passage gewist bleek te zijn. Om een impeachment te voorkomen trad Nixon op 9 augustus 1974 af. Zijn opvolger Gerald Ford verleende hem amnestie voor alle strafbare feiten die hij tijdens zijn presidentschap had of zou hebben begaan. In 2003 verklaarde Jeb Magruder, speciale assistent van Nixon en leider van het comité tot herverkiezing van de president, dat Nixon niet alleen betrokken was bij de verdoezeling van de Watergate-inbraken, maar er ook telefonisch opdracht toe had gegeven.
    Een van de gevolgen van het Watergateschandaal was dat China hierdoor nadien geen supermacht werd omdat de toezeggingen gedaan door Henry Kissinger aan Mao (tijdens de voorafgaande besprekingen in juli 1971 voor het bezoek van Nixon aan China) niet meer waar gemaakt konden worden. Het betrof namelijk de opheffing van het wapenembargo en het embargo op levering van geavanceerde technologie aan China[ Het Watergateschandaal betekende de doorbraak van de journalisten Bob Woodward en Carl Bernstein, die voor The Washington Post het schandaal blootlegden. Ze kregen informatie van iemand die onbekend was gebleven en Deep Throat werd genoemd. Woodward en Bernstein deden het Watergateschandaal uit de doeken in hun boeken All The President's Men[2] [3] en The Final Days. Ook journalist Hunter S. Thompson schreef veel over het Watergateschandaal. Hij dacht ten onrechte dat Gordon Liddy Deep Throat moest zijn geweest. Daags na het aftreden van Nixon drukte The Washington Post op haar banenpagina een levensgrote foto af van Gerald Ford, met als opschrift hun bekende motto voor de succesverhalen van diezelfde pagina: "I got my job through the Washington Post". Op 31 mei 2005 onthulde de voormalige FBI-onderdirecteur Mark Felt dat hij Deep Throat was geweest. Dit werd door Woodward, Bernstein en anderen bevestigd in The Washington Post.





    24-07-2018 om 09:36 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 24 juli 1969 jenifer lopez

     

    24-07-2018 om 09:34 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 24 juli 1969 jenifer lopez

    24 juli 1969 Jennifer Lynn Lopez (New York, 24 juli 1969) is een Amerikaanse zangeres, actrice, danseres, ontwerpster en mode-icoon. Ze gaat ook als J.Lo door het leven. Lopez' ouders, een computermonteur en een peuterleidster, zijn afkomstig uit hetzelfde dorp in Puerto Rico. Ze leerden elkaar echter pas kennen toen ze beiden naar Castle Hill in de Bronx in New York verhuisden. De twee kregen samen drie dochters. De kinderen ondergingen een katholieke opvoeding, mochten geen lessen missen en werden aangespoord zo veel mogelijk in het Engels te communiceren, zodat ze later meer kans zouden hebben op een goede baan. Haar moeder draaide thuis vaak salsa- en latinmuziek. Ze moedigde Jennifer aan danslessen te nemen. Lopez financierde op haar 16e zelf haar dans- en zanglessen en stopte met de middelbare school. Ze werkte eerst nog bij een advocatenkantoor waar ze succesvol was, maar ging na haar werk vaker naar haar zang/dans/acteerlessen. Later ging ze niet meer zo veel naar haar werk en was ze vaker 's nachts op pad om in nachtclubs te dansen. Lopez' moeder had dit door en was bang dat ze aan verkeerde invloeden zou worden blootgesteld. Ze gaf Lopez de keus: het huis uit of blijven en niet meer naar de nachtclubs en danslessen gaan. Ze ging uit huis en sliep op verschillende plekken; ze vond het een rottijd, totdat ze kon intrekken bij haar dansleraar. Ze kreeg door het vele werk in dansclubs aanbiedingen om in muziekvideo's als achtergronddanseres te spelen, onder andere in een clip van MC Hammer. In het live comedyprogramma In Living Color kwam een plek vrij als danseres. Ze moest overvliegen naar Los Angeles voor opnamen van de show. Ze kreeg ruzie met een van de danseressen en ging weg na het tweede seizoen. Daarna deed ze een musicaltournee door Europa. Ze kreeg rollen aangeboden in sitcoms zoals South Central, Second Chances, Nurses on the Line: The Crash of Flight 7 en Hotel Malibu. Haar carrière maakte een sprong toen ze in 1993 door Janet Jackson als achtergronddanseres gevraagd werd in haar videoclip That's the Way Love Goes. Ze mocht daarna op wereldtournee, maar dat zei ze af, omdat ze een filmrol kreeg aangeboden.
    Ze begon haar filmcarrière in 1995 met de Spaanse film Mi Familia (Mijn Familie). Het was geen groot succes. Ook speelde ze al in het begin van haar carrière samen met Wesley Snipes in Money Train. Daarna speelde ze in 1996 in Jack en samen met Jack Nicholson in Blood And Wine. Ze brak door in de film Selena, waar de einddagen van de Mexicaanse zangeres werden gefilmd. Lopez vertolkte de titelrol en werd door haar salaris van 1.000.000 dollar de best betaalde latin-actrice. Ze werd genomineerd voor een Golden Globe, maar kreeg de prijs niet. Daarna speelde ze in de film Out of Sight samen met George Clooney. Eind jaren 90 piekte zowel haar muziek- als haar filmcarrière. Lopez speelde aan het begin van de 21e eeuw in onder andere The Cell, Maid in Manhattan en The Wedding Planner. Haar salaris is door de jaren heen flink omhoog gegaan. Ze is nog steeds de best betaalde latin-actrice en qua salaris zit ze op vergelijkbare hoogte met bijvoorbeeld Julia Roberts. In 2003 kwamen de films Gigli en Jersey Girl uit, allebei samen met Ben Affleck, met wie ze een relatie had. Die films flopten in de V.S. en kregen veel kritiek. In Nederland kwam de film Gigli door slechte verkoopcijfers alleen op dvd uit. Shall We Dance? (Richard Gere, Susan Sarandon) en An Unfinished Life (Robert Redford, Morgan Freeman) kregen redelijke reviews. Ze bereikte ook weer een kassucces met Monster-in-Law (2005), samen met Jane Fonda en Michael Vartan. Lopez speelde daarop in Bordertown en El Cantante. Hierin speelde Lopez samen met Marc Anthony: hij als de overleden salsazanger Hector Lavoe en zij als zijn vrouw Puchi. Lopez coproduceerde allebei de voorgaande films. In 2013 speelde ze naast Jason Statham in de actiefilm Parker. Er gaan geruchten over een, door Jack Nicholson geproduceerde, nieuwe film (Bridge And Tunnel, samen met Richard Gere) en over Feel The Noise, een film over een jongen die zanger/rapper wil worden (gespeeld door R&B-zanger Omarion). Deze film zou worden geproduceerd door Lopez.
    Vroeger danste Lopez op tafel in haar ouderlijk huis en ze was gek op salsamuziek, maar ook op andere stijlen. Door haar bekendheid als actrice kreeg ze ondanks haar beperkte zangkwaliteiten een platencontract bij Epic/Sony, wat resulteerde in vele nummer 1-hits en miljoenen fans. In 1999 kwam haar eerste album On the 6 uit. Dit album werd mede-geproduceerd door Cory Rooney, die later ook andere albums van Lopez zou produceren. Als eerste single verscheen If You Had My love die meteen doorschoot naar de eerste plaats van vele charts rond de wereld, waaronder in de VS. Ook enkele volgende singles, zoals Waiting For Tonight en Let's Get Loud, werden hits. Begin 2001 kwam haar tweede album J.Lo uit. De naam van het album was door fans verzonnen. Op dit album stonden de singles Love Don't Cost A Thing, Play, I'm Real en Ain't It Funny. Lopez zat in haar glorieperiode maar dat vond ze zelf niet genoeg. In 2002 kwam een remixalbum uit, getiteld J to the L-O: The remixes. Van de singles van haar vorige album I'm Real en Ain't It Funny liet Lopez remixes maken door Murder Inc.. Door Ja Rule, Lopez zelf en Ashanti werden zowel de teksten als de melodielijnen compleet veranderd, net zoals andere songs van haar twee voorgaande albums. De remixes werden dance-hits en Lopez kreeg hierdoor een aantal nieuwe fans. In december van 2003 kwam het album This is Me... Then uit. Het album bestond compleet uit soul, hiphop en R&B. De eerste single die uitkwam was de controversiële single Jenny From The Block, waar de zangeres beweert dat ze gewoon gebleven is. Op het album staat onder meer All I Have met LL Cool J. Verder kwamen de singles I'm Glad en Baby I Love U! uit. Na een pauze van Lopez in de muziekindustrie kwam in het begin van 2005 het album Rebirth uit. Aan dit album werkten producers als Rich Harrison (Beyonce Crazy In Love) en Timbaland mee. Het hele album had een 'jazzy vibe', net als de eerste single Get Right die in meerdere landen nummer 1 behaalde. Ondanks dit succes werd het album wereldwijd geen succes. Er werden twee miljoen stuks van verkocht. De daaropvolgende single met Fat Joe (Hold You Down) flopte, iets wat de verkoopcijfers van het album geen goed deed. Rebirth wordt gezien als Lopez' minst gewaardeerde album tot nu toe. Op 27 maart 2007 kwam in Europa Como ama una Mujer uit. Een Spaanstalig album, medegeproduceerd door Emilio Estéfan, Julio Reyes, Marc Anthony en Lopez zelf. Ook werkte Argentijns latinrock-artiest Fito Páez aan de single Que Hiciste. De single en het album waren vooral gericht op haar Latijns-Amerikaanse publiek, maar werden ook gepromoot in de rest van de wereld. In februari 2007 werd Que Hiciste uitgezonden op zenders in Amerika en het steeg langzaam naar de nummer 1 op de Hot Latin Tracks Chart van Billboard, net zoals haar album. De single werd ook een succes in Zuid-Amerika en de zuidelijke delen van Europa. De muziekvideo van Que Hiciste is geregisseerd door Michael Hausmann. Het Spaanse album heeft Lopez zelf bekostigd en is opgenomen van 2004 tot 2006. Het nieuwe album bevat ook tracks met muziek van het London Symphony Orchestra. Op 9 oktober 2007 kwam haar nieuwe Engelstalige album, Brave uit. In september 2007 verscheen de eerste single "Do It Well' met videoclip, die geregisseerd werd door David La Chapelle. Na Do it well was de tweede single Hold it don't drop it. Lopez en Anthony begonnen op 29 september met hun tournee door Amerika genaamd: 'ING Presents Jennifer Lopez & Marc Anthony en Concierto'. Van ieder verkocht ticket gaat er een dollar naar het 'ING Run for Something Better'-fonds, waarmee op basisscholen in achtergestelde wijken hardloopclinics worden gefinancierd. In 2011 brak het nummer On the Floor met de rapper Pitbull internationaal door en het stond in Nederland op nummer 7 in de top 40. Later in 2011 kwam haar 7e studioalbum, Love?, uit. In 2012 ging Jennifer Lopez samen met zanger Enrique Iglesias op haar eerste wereldtournee. Op 13 juni bracht Capitol Records A.K.A. uit, Lopez' achtste studioalbum. Naast haar werk als zangeres en actrice is Lopez zakenvrouw. Door haar succesvolle carrière zag ze aan het begin van de 21ste eeuw commerciële kansen.
    In 2001 begon ze een kledinglijn samen met haar man, die later over zou worden genomen door zijn broer. De kledinglijn was vooral bedoeld voor haar fans. De kledinglijn getiteld "J.Lo By Jennifer Lopez" werd gekenmerkt door 'street glamour' (hoe Lopez haar soort kleding noemde). Haar kledinglijn werd door de jaren heen uitgebreid met accessoires als zonnebrillen, hoeden, schoenen, tasjes en horloges. Ook heeft ze naast haar "J.Lo"-winkels in Amerika een winkel in Moskou geopend.
    In 2001 opende Jennifer Lopez haar eigen restaurant Madres in Pasadena, Californië. Het restaurant heeft een Spaanse stijl en werd een tijd gemanaged door haar ex-man Ojani Noa. Verder bezit ze haar eigen productiemaatschappij "Nuyorican Productions". Deze heeft onder andere haar eigen films zoals Maid In Manhattan, El Cantante, Bordertown en The Cell geproduceerd. Ook heeft "Nuyorican Productions" de soap South Beach geproduceerd en op 19 januari 2007 was op de Amerikaanse MTV 'Dance Life' te zien. Dit programma volgt een groep individuele dansers om te zien hoe het leven is als danseres.
    In 2001 kwam naast de kledinglijn J.Lo by Jennifer Lopez een nieuw parfum van Lopez, genaamd "Glow". Ze zette een trend, want na Glow kwamen onder meer Celine Dion, Beyonce Knowles en Britney Spears met hun eigen parfum. In 2003 lanceerde Lopez een nieuw parfum Still onder het motto dat ze nog steeds gewoon is gebleven. Ook werd er een toepasselijke slogan gebruikt: "In eye of the storm I am still Jennifer Lopez". In 2004 kwam er een andere versie van Glow uit, Miami Glow. In 2005 kwam Live uit, haar vierde geur. Ze kwam ook weer met een uitbreiding van Glow-lijn met het parfum Love At First Glow en Glow After Dark in 2006. Lopez had in 2006 de start van een uitbreiding van een andere nieuwe parfumlijn genaamd Live. De uitbreiding heette Live Luxe. Lopez legde in een interview uit dat ze redelijk verdient met haar parfums en zo haar eigen projecten kan financieren, zoals haar Spaanse album en films als El Cantante en Bordertown. Hierdoor is ze minder afhankelijk van filmproductiebedrijven, zoals New Line Cinema en platenproductiebedrijven, zoals Lopez' label Epic. Daarom plant Lopez begin 2007 weer een parfum genaamd Deseo (Desire). In totaal heeft ze dan acht verschillende soorten parfums uitgebracht.
    Na de successen van haar eerste kledinglijn en parfums wilde Lopez een nieuwe kledinglijn met hogere prijzen en meer kwaliteit. In 2005 eindigde New York Fashion Weekmet haar eigen modeshow en presenteerde ze haar nieuwe kledinglijn Sweetface[1]. De modeshow werd groots gehouden in een van de grootste tenten van de New York Fashion Week. Ook werd er een making of van de modeshow uitgezonden door MTV. De modeshow kreeg verschillende goede en slechte kritieken van modeexperts. Maar hij kreeg ook slechte publiciteit door dierenrechtenorganisatie PETA. Die protesteerde tegen het bontgebruik in de kledinglijn.[2] In de modeweek van New York in 2006 kwam Lopez weer terug met haar kledinglijn Sweetface, dit keer was de modeshow niet zo groots gehouden maar volgens Lopez zelf en vele critici was de kledinglijn met sprongen vooruit gegaan. Vooral door de elegante stijlen uit de jaren 50 en 60. Ook is anno 2007 al het bont verdwenen uit haar kledinglijnen. De JLo By Jennifer Lopez lijn had al geen bont. Lopez is 3 maal gescheiden. In 1998 scheidde ze van haar eerste echtgenoot, na een huwelijk van nog geen twee jaar. In 2001-2002 was ze getrouwd met een voormalig achtergronddanser. Tussen beide huwelijken in had ze een relatie met P. Diddy en nachtclubeigenaar Chris Paciello en na haar laatste huwelijk met Ben Affleck. Het voorgenomen huwelijk met Affleck op 13 september 2003 ging op het laatste moment niet door en in januari 2004 ging het duo definitief uit elkaar.
    Daarna kreeg ze een relatie met latinzanger Marc Anthony, met wie ze in 1999 een duet ("No Me Ames", dat op haar album "On the 6" staat) had gedaan. Ze trouwden in het geheim op 5 juni 2004. De trouwerij kwam in opspraak doordat Anthony kort voor het trouwen zijn scheiding meedeelde aan zijn toenmalige vrouw, ex-Miss Universe Dayanara Torres. Op 22 februari 2008 kreeg het echtpaar een tweeling[], een zoon en een dochter. In juli 2011 zette het koppel een punt achter hun huwelijk van zeven jaar.





    24-07-2018 om 09:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juli 1982 walvisvangst

     

    23-07-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juli 1982 walvisvangst

    23 juli 1982
    De Internationale walviscommissie besluit om de commerciële vangst van walvissen te beëindigen per 1985-86 De walvisvaart of walvisjacht is het jagen op en het doden van walvissen, voornamelijk voor walvistraan en -vlees. Het schipwaarmee op walvissen wordt gejaagd heet een walvisvaarder, evenals de kapitein van een dergelijk schip. Walvissen worden meestal met een harpoen gevangen. Onder natuurbeschermers en onder de bevolking in de meeste Europese landen is de walvisvaart zeer omstreden.
    Mensen jagen al op walvissen sinds prehistorische tijden. Archeologische vondsten in Ulsan in ZuidKorea laten zien dat boeien, harpoenen en lijnen al rond 6000 v.Chr. gebruikt werden om walvissen te bejagen. De oudste bekende manier van het vangen van walvissen is door ze simpel naar de kust te drijven door de weg naar de open oceaan af te snijden met een aantal kleine boten. Dit werd vooral toegepast bij kleine soorten, zoals de griend, witte dolfijn en de narwal. Hierna begon men met het jagen met een boei aan het eind van een harpoenlijn. Deze boei was vaak een houten boei of een opgeblazen zeehondenhuid. De boei zorgde ervoor dat het geharpoeneerde dier zo vermoeid raakte dat men het kon naderen en doden. Verschillende culturen uit de hele wereld gebruikten zo'n boei, zoals de Inuit, indianen, en de Basken.
    De Basken waren de eersten die op grote schaal om commerciële reden op walvissen begonnen te jagen. In de middeleeuwen exporteerden de Basken al veel walvisvlees en blubber naar vele andere delen van Europa. De Basken gingen, tijdens of voor de 16e eeuw, boten gebruiken als "boei" aan het eind van de harpoenlijn. Hierdoor werd de vangst vergroot doordat de geharpoeneerde dieren niet meer konden wegzwemmen voordat ze gedood waren. Aan het begin van de 17e eeuw beseften de Hollanders, Engelsen en anderen de mogelijkheden van de walvisvaart. Willem Cornelisz. van Muyden was de eerste Hollandse walvisvaarder. Vanaf dit moment werd de concurrentie hevig om de rijkste "visgronden". Rond 1640-1650 begonnen ook de Amerikaanse kolonisten vanuit New England op echte walvissen te jagen.
    Vanaf de 17e eeuw begon Nederland met de commerciële walvisvaart. Van 1614 tot 1642 had de Noordsche Compagnie het alleenrecht. Op het eiland Amsterdam bij Spitsbergen werd voor de walvisvaart de nederzetting Smeerenburg gevestigd, van waaruit 's zomers grote hoeveelheden Groenlandse walvissen tot traan werden verwerkt. Toen dit octrooi afliep, gingen ook anderen meedoen aan de jacht op de Groenlandse walvis. Dit leidde uiteindelijk tot de bijna uitroeiing van de Noord-Atlantische populatie van deze soort. Al rond 1670 waren bij Spitsbergen zo weinig walvissen dat de schepen moesten uitwijken naar andere gebieden. Dit bleek uiteindelijk commercieel geen succes. Nederland hield de walvisvaart voor gezien in 1873. Zo liep het Nederlandse aandeel in de walvisvaart in de loop van de negentiende eeuw terug naar vrijwel nihil. Daardoor miste Nederland de ontwikkeling naar de zogenaamde "pelagische walvisvaart', waarbij de jacht op en vangst en verwerking van walvissen op volle zee wordt uitgevoerd door een vloot van schepen, bestaande uit een walvisfabrieksschip en meerdere vangschepen. Deze ontwikkeling betekende tevens een verschuiving van het jachtgebied vanuit de arctische wateren rond de Noordpool (de Noordelijke IJszee) naar de antarctische wateren rond de Zuidpool (de Zuidelijke Oceaan). Andere landen, met name Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, namen wel volop aan deze ontwikkeling deel. In 1925 werd de "slipway" ingevoerd, waarmee gedode walvissen op een snelle
    manier op het dek van het walvisfabrieksschip gesleept konden worden. De fabrieksschepen namen steeds meer in grootte toe, en in het seizoen 1938/'39 waren er al 34 in gebruik met een gemiddeld tonnage van 14.000 ton.
    Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de Nederlandsche Maatschappij voor de Walvischvaart (NMW) opgericht, die zich met een aangekocht walvisfabrieksschip en enkele vangschepen op de pelagische walvisvaart richtte. De oprichting van de NMW werd vooral ingegeven door de naoorlogse schaarste aan oliën en vetten en de onmogelijkheid om deze met de schaarse buitenlandse betaalmiddelen elders in te kopen. Tussen 1946 en 1964 heeft de NMW met de walvisfabrieksschepen Willem Barendsz (I) en Willem Barendsz (II) en een vloot vangschepen achttien expedities in de wateren rond Antarctica uitgevoerd. Toch kwam er een kink in de kabel. De hoeveelheid walvissen was niet oneindig. Daarom richtten de landen die meededen aan de walvisvaart in 1946 de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) op. Hierin spraken ze af hoeveel walvissen gevangen mochten worden. Juist toen Nederland met een nieuw schip meer walvissen wilde gaan verwerken, besloot de IWC dat Nederland de walvisvangst moest beperken. Nederland stapte boos uit de commissie. Maar dat hielp niets. De vangsten liepen langzaam terug en de hoge kosten konden niet worden terugverdiend. In 1964 werd de nieuwe walvisvaarder aan Japan verkocht. Dat betekende het einde van de Nederlandse walvisvaar Door overbejaging zijn veel walvissoorten sterk in aantal achteruitgegaan en werden deze met uitsterven bedreigd. Sinds 1931 werken landen daarom internationaal samen om de walvisvaart te reguleren. Het belangrijkste verdrag is de International Convention for the Regulation of Whaling (ICRW) uit 1946. De Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) werd met dit verdrag opgericht. Deze stelde in dat jaar een quotum in voor de blauwe vinvis van 16.000 Blue Whale Units (BWU). Ook andere walvissoorten vielen hieronder volgens een bepaalde ratio. Aan het einde van de jaren 1950 werd de blauwe vinvis steeds zeldzamer en richtten de walvisjagers zich meer op de gewone vinvis. Twee gewone vinvissen waren een BWU en zo werd ook deze soort snel overbevist. Dit maakte de eerder niet commercieel interessante Noordse vinvis ook aantrekkelijk, zodat ook deze soort onder druk kwam te staan. In 1959 had de IWC het quotum verlaagd naar 14.500 BWU, maar had daarbij geen onderverdeling naar landen gemaakt. Noorwegen en Nederland stapten daarop uit de IWC en zo golden er twee jaar lang geen quota met een toename van de vangst als gevolg. Met dalende prijzen voor walvistraan werd de walvisvaart steeds minder aantrekkelijk voor Europese reders en verkochten deze hun schepen aan Japanse rederijen die lagere kosten hadden. In 1982 werd door de IWC besloten om vanaf 1986 een moratorium, een tijdelijk verbod, in te stellen op de commerciële jacht. Behalve de commerciële jacht worden nog twee vormen van jacht erkend door de IWC. Deze twee zijn niet verboden met de komst van het moratorium: De jacht op walvissen voor wetenschappelijke doeleinden Aboriginal subsistence whaling: de traditionele jacht door volkeren als de Inuit, waarbij de mensen afhankelijk van de walvisvaart zijn om te overleven.
    Noorwegen erkent het moratorium niet en jaagt nog zo veel en zo vaak als het maar wil en IJsland sinds 2008 ook weer. Japan jaagt onder het mom van wetenschappelijk onderzoek op walvissen. Conform de IWC afspraken komt het vlees van de gedode walvissen in de open handel. Vanaf oktober 2006 hervat IJsland het verlenen van vergunningen voor de commerciële walvisvaart. De eerste vergunningen worden verleend om tot 31 augustus 2007 negen gewone vinvissen en dertig dwergvinvissen te doden voor binnenlandse consumptie.
    België is een van de landen die een strikte regelgeving en beperking van de walvisjacht willen bekomen om de walvispopulatie in stand te kunnen houden.[ Organisaties als Greenpeace en Sea Shepherd zijn tegen de jacht op walvissen. Met name Sea Shepherd hindert de jagers in het vangen van walvissen. Dit leidt soms tot aanvaringen op volle zee. Tegenwoordig is de algemene dwergvinvis de meest bejaagde soort door de Japanners, Noren en IJslanders. Ook op de Faeröer wordt gejaagd op walvissen, waarbij groepen grienden in een jaarlijks terugkerende traditionele jacht worden gedood door de plaatselijke vissers.





    23-07-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juli 1995 kees verwey

    23 juli 1995 Kees Verwey (Amsterdam, 20 april 1900 - Haarlem, 23 juli 1995) was een Nederlands kunstschilder, aquarellist en tekenaar. Hij was een neef van de dichter en letterkundige Albert Verwey en van Hendrik Petrus Berlage, die beiden ooms van hem waren.[1]Hij was zelf de oom van Jacqueline de Savornin Lohman. Verwey studeerde 1918-1919 aan de School voor Kunst en Kunstnijverheid in Haarlem en 1925-1926 aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam. Hij was een leerling van Henri Boot, de grondlegger van de Haarlemse School en van Samuel Jessurun de Mesquita en Johannes Hendricus Jurres. Hij maakte onder andere (bloem)stillevens, portretten, aquarellen en atelierstukken, waarbij zijn eigen atelier aan het Spaarne in Haarlem als decor fungeerde. Hij bleef tot op hoge leeftijd actief. Zijn stijl komt voort uit het impressionisme. Invloeden van Breitner en Seurats divisionisme brachten hem tot een persoonlijke synthese van impressionisme en kolorisme. Hij was lid van het Haarlems kunstenaarsgenootschap Kunst Zij Ons Doel, van de Kennemer Kunstenaarskring en van de Hollandse Aquarellistenkring. In 1951 trouwde hij met Jeanne Tilbusscher die lerares was aan de Haarlemsche Huishoud- en Industrieschool. Bekend werd hij in 1931, toen zijn werk werd tentoongesteld samen met dat van andere Haarlemse kunstenaars zoals Hendrik van den Eijnde. Deze expositie werd gehouden in de net nieuw ingerichte zaal voor moderne kunst achter het Frans Hals Museum. In 1961 werd zijn werk geëerd met de Rembrandtprijs. In de late jaren zeventig had hij een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In 1985, 1990 en 1993 had hij tentoonstellingen in Haarlem. In 1989 was zijn werk te zien in het Dordrechts Museum en in 1990 in het Gemeentemuseum Den Haag. Werk van zijn hand bevindt zich in de collecties van onder andere het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Singer Museum in Laren en het Gemeentemuseum in Den Haag. Als leerling van hem wordt onder anderen genoemd: Frans Funke Küpper. In 1984 schonk hij zijn nalatenschap bij legaat aan de gemeente Haarlem, maar toen de gemeente draalde bij het vinden van een goed onderkomen trok hij dit aanbod terug en bracht zijn werk onder in de Stichting Kees Verwey, waarvan hij zelf de voorzitter was. Deze stichting financierde zelf de ombouw van de voormalige herensociëteit Trou moet Blycken tot een geschikte expositieruimte. Sindsdien wordt zijn oeuvre, bestaande uit duizenden schilderijen, aquarellen en tekeningen gepresenteerd in de Verweyhal behorend tot het Museum De Hallen en het Frans Hals Museum. De Stichting Kees Verwey werkt samen met de Rijksakademie van beeldende kunsten en stelde sinds 2005 jaarlijks een studiebeurs ter beschikking aan een beginnend kunstenaar.





    23-07-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juli 1903 massaproductie

     

    23-07-2018 om 08:51 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juli 1903 massaproductie

    Op 23 juli1903 wordt in Detroit (VS) de eerste auto van de Ford Motor Company verkocht.Het is het Model A. Henry Ford wil door massaproductie de auto betaalbaar maken voor de gewone burger. Voor de lopende bandproductie werkt hij met Frederick Taylor. Deze ziet als één van de oorzaken van het inefficiënt werken van ondernemingen de natuurlijke luiheid van de werknemer. Een ondernemer maakt meer winst bij een grotere (sociale) controle van arbeidproces en arbeider. Er wordt o.a. voor elke werknemer een schema van opeenvolgende (simpel te leren) handelingen gemaakt. Massaproductie is de productie van grote hoeveelheden standaardproducten, gepopulariseerd door Henry Fords T-Ford begin de 20e eeuw. Massaproductie gebruikt vaak een lopende band en transportbanden om producten naar werknemers te verplaatsen, die gespecialiseerd zijn in het uitvoeren van één bepaalde taak in het productieproces. Massaproductie is kapitaalintensief, omdat het relatief veel machines per werknemer vereist. Dat betekent ook, dat er een grote afzetmarkt moet zijn voor een product om massaproductie überhaupt lonend te maken en de grote investeringen in machinerie terug te verdienen. Hoewel de onderhoudskosten van machines hoog kunnen zijn, is de prijs per product van het productieproces relatief laag, omdat de machines een hoge productiviteit hebben en de arbeidskosten laag zijn. Het bedienen van de geavanceerde robots die tegenwoordig gebruikt worden bij massaproductie vereist wel een zekere scholing van de arbeiders. Er is lange tijd debat geweest of massaproductie niet de werkloosheid vergroot doordat arbeiders door machines vervangen worden. Zie daarvoor verder automatisering.
    Arbeidsdeling heeft ertoe geleid dat elke persoon slechts een paar, specifieke taken in het gehele productieproces voltooit, die werden onderworpen aan strikte richtlijnen. Controle, bewaking en discipline werden nagestreefd. Dit resulteerde erin dat de efficiëntie en de productiviteit stegen, doordat de werknemer zich op zijn specifieke werk gespecialiseerd had. Met het beroemde voorbeeld van de productie van naalden heeft Adam Smith laten zien dat door gebruik te maken van arbeidsdeling veel grotere hoeveelheden geproduceerd kunnen worden, dan wanneer iedere werknemer alle stappen in het productieproces zelf uitvoert. Zelfs Frederick Winslow Taylor pleitte in zijn "Principles of Scientific Management" uit 1911 voor een hoge mate van arbeidsdeling. Uitvoerend werk diende volgens hem strikt gescheiden van planning en mentaal werk. Nadelig aan het principe van de arbeidsverdeling was, dat de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke werknemer zeer beperkt werd, daar zijn baan was gereduceerd tot enkele monotone taken. Dit had ook gevolgen voor de arbeidssatisfactie en motivatie onder het personeel. In de fabrieken van Ford werden hieromtrent aanzienlijke schommelingen geregistreerd.
    De productie van uitwisselbare onderdelen vereiste, dat onderdelen met de opgegeven toleranties geproduceerd dienden te worden. Onderdelen die niet aan de tolerantie voldeden, konden bij de productie niet meer gebruikt worden en werden als afval bestempeld. Te veel afval kon de algehele productiviteit van de fabriek aanzienlijk verminderen. Om de hoeveelheid afval te verminderen en de productiviteit te verhogen, werden in de loop van de 19e eeuw met name in de wapenindustrie nieuwe technieken en procedures ontwikkeld om nauwkeurige productie te bewerkstelligen. Twee zaken stonden hierbij centraal: Uitwisselbaarheid: Door het gebruik van uitwisselbare onderdelen werd het productieproces een stuk eenvoudiger. Achteraf konden reparaties ook in minder tijd worden uitgevoerd. Speciale machines: Om ten behoeve van de standaardisatie een zekere tolerantie om te verzekeren, waren er in de productie speciale machines benodigd. Deze apparaten werden in eerste instantie vooral in de eigen fabrieken gebouwd, en later in samenwerking met de machine-industrie als toeleverancier.
    Om producten van dezelfde kwaliteit en met optimale materiaalgebruik te maken, werd het onderliggende productieproces nauwkeurig geanalyseerd, gepland en soms ook opnieuw ingericht. Dit resulteerde bijvoorbeeld in de productie met behulp van de lopende band, voor het eerst grootschalig begin 20e eeuw door Henry Ford werd gebruikt voor de productie van T-Ford. De winstgevendheid van fabrieken werd in sterke mate bepaald door de organisatie van de productie, en voor veel bedrijven bleek dit toch nog de functionele organisatiestructuur te zijn.
    De behoefte aan controle en toezicht vereist hiërarchische structuren. In het kielzog van massaproductie ontstonden in de industrie grote en complexe ondernemingen, waarin de organisatie van de productie en het leidinggeven een knelpunt werd. Frederick Winslow Taylor was een van de eersten die dit onderkende. Als oplossing voorzag hij een zogenaamde wetenschappelijk management, waarbij de organisatie werd gebaseerd op wetenschappelijke bevindingen. Deze theorie had oog voor precieze tijd en bewegingsstudies, waarmee de productiviteit op de werkvloer verhoogd kon worden.
    In navolging van het idee van massaproductie ontstond het zogenaamde stroomprincipe, dat stelde dat een product met zijn opeenvolgende bewerking als het ware door een fabriek stroomt. De optimale vorm van deze stroom werd gerealiseerd door de productielijn. In de productielijn werd met een uniform tempo gewerkt, waarbij de arbeidstijd per productie-eenheid aanzienlijk verminderd. Bij de ingebruikname van de lopende band bij Ford in 1913 verminderde de benodigde werktijd voor de vervaardiging van een auto voor 12 uur en 8 minuten tot 2 uur en 35 minuten. Het is door dergelijke voorbeelden, dat de innovatie van de lopende band synoniem is geworden met massaproductie.
    Om in massa te kunnen produceren en te verkopen, diende de verkoopprijs aan te sluiten bij de koopkracht van de consumenten. Om met de producten een groter publiek te bereiken moest daarom tegen lagere kosten geproduceerd worden. Dit kon bijvoorbeeld worden gerealiseerd door mensen op de werkvloer te vervangen door machines.
    Met de productie van grotere hoeveelheden kunnen verschillende schaalvoordelen worden gerealiseerd, waaronder het goedkoper inkopen van grotere hoeveelheden. De vaste kosten zoals de aanloopkosten, de huur van een kantoor en de aanschaf van machines kunnen ook over meer producten worden verdeeld.
    Aangezien aan het systeem van de massaproductie zeer hoge vaste kosten waren verbonden, was een constant verloop van de lopende band een zeer hoge prioriteit. Om dit te waarborgen werden afzonderlijke stappen in de productieketen van leveranciers tot de retailers onder één dak gebracht, zodat er zowel aan de aanbodzijde als aan de verkoopkant, geen knelpunten bleven bestaan.







    23-07-2018 om 08:49 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juli 1947 don henley

     

    22-07-2018 om 09:46 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juli 1947 don henley

    22 juli 1947 Donald Hugh (Don) Henley (Gilmer (Texas), 22 juli 1947), opgegroeid in Linden (Texas) is een rockmuzikant die vooral bekend is als drummer en een van de leadzangers van de Amerikaanse band Eagles. Henley zong veel bekende Eagles-hits, waaronder: Hotel California, Witchy Woman, One Of These Nights, Desperado, Life In The Fast Lane en The Long Run. Met the Eagles heeft Henley wereldwijd meer dan 150 miljoen albums verkocht en zes Grammy Awards gewonnen, naast de drie Grammy's die Henley voor zijn solowerk heeft ontvangen. Naast zijn carrière met the Eagles heeft Henley een succesvolle solocarrière, waarmee hij wereldwijd meer dan 10 miljoen albums verkocht en tijdens de jaren-80 grote hits scoorde waaronder: The Boys Of Summer, Dirty Laundry, The End Of The Innocence, New York Minute en The Heart Of The Matter. Hij bracht in totaal vijf soloalbums uit, waarvan zijn laatste album: 'Cass County' uit 2015, de eerste plaats van de Amerikaanse countrycharts bereikte. Don Henley verhuisde in 1970 van Linden (Texas) naar Los Angeles, om een album met zijn vroegere band Shiloh op te nemen. Kort daarna ontmoette Henley Glenn Frey. Beiden werden leden van de begeleidingsband van Linda Ronstadt, en richtten in 1971 Eagles op. Het eerste album van Eagles, met daarop de hit Take It Easy kwam uit in 1972. Die band ging van 1980 tot 1994 uiteen. Henley was betrokken bij de compositie van de bekendste nummers van de Eagles, als Desperado, "One Of These Nights" en Hotel California (single). Na het uiteengaan van Eagles begon Henley een succesvolle solocarrière. Zijn eerste soloalbum verscheen in 1982 en heette I Can't Stand Still. De verkoop was matig, maar twee jaar later volgde al het album Building the Perfect Beast, dat opviel door het gebruik van synthesizers en zich daardoor enigszins distantieerde van de countryrock-klank van Eagles. De single Boys of Summer bereikte de eerste plaats in de hitparade van de Billboard. Het daaropvolgende album, The End of the Innocence, kwam uit in 1989. Voor de daarvan afkomstige titeltrack (geschreven met Bruce Hornsby) ontvangt hij een Grammy Award. Daarna kwam er een tijd geen soloalbum meer, omdat Henley bezig was met de reünie(tournee) van Eagles. In 1995 verscheen het Greatest Hits-album Actual Miles: Henley's Greatest Hits, met daarop twee nieuwe liedjes en een bonusnummer. In 2000 kwam een nieuw soloalbum uit, getiteld Inside Job. In 1998 werd hij met Eagles in de Rock and Roll Hall of Fame opgenomen. Na 15 jaar bracht Henley in 2015 een nieuw album uit met de naam Cass County, wat verwijst naar de regio waar hij opgroeide. Op het album zingt Henley diverse duets met onder andere: Dolly Parton, Mick Jagger, Merle Haggarden Martina McBride. Er zijn veel country, americana en blues-invloeden te horen en Cass County bereikte de eerste plaats van de Amerikaanse countrycharts.





    22-07-2018 om 09:44 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juli 1946 mireille mathieu

     

    22-07-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juli 1946 mireille mathieu

    22 juli 1946 Mireille Mathieu (Avignon, 22 juli 1946) is een Franse zangeres. Zij werd door de Fransen ontdekt op 21 november 1965, naar aanleiding van de Franse tv-uitzending "Télé-Dimanche" waar zij in de zangwedstrijd "Le Jeu de la Chance"[] het liedje "Jezebel" van Édith Piaf interpreteerde. Ze won de wedstrijd en werd meteen heel populair in Frankrijk en in het buitenland. In de jaren 1960 was het heel gewoon dat deelnemers aan zangwedstrijden liedjes uit het repertoire van Piaf interpreteerden. Edith Piaf, overleden in 1963, bleef sterk aanwezig in het hart van de Fransen. Daarom zochten ze een "vervangster" die de traditie van de "chanson réaliste" zou overnemen. Johnny Stark, de man die voor de carrière zorgde van zangers als Yves Montand, Luis Mariano, Tino Rossi, Line Renaud, Michel Delpech , Johnny Hallyday, Sylvie Vartan en Hugues Aufray, nam Mireille Mathieu volledig onder zijn hoede. Hij was ervan overtuigd dat de jonge Avignonnaise de hoogste toppen van de music-hall kon bereiken, indien zij er voldoende wilskracht voor had. De zanger en acteur Maurice Chevalier gaf hem hierin volledig gelijk en nam haar ook onder zijn vleugels. Hard werken, discipline en wilskracht waren de wachtwoorden van Johnny Stark, de veeleisende "cowboy", die 25 jaar lang, ononderbroken, de carrière van Mireille van dichtbij volgde tot zijn plotse overlijden in 1989. In 1989 bracht Mireille hulde aan haar manager met "L'Américain", een cd die een nieuwe wending aan haar carrière zou geven. Mireille bleef namelijk zonder manager en stond voor belangrijke keuzen die haar toekomst als zangeres grondig zou beïnvloeden. Het is met haar zuster Monique ("Matite") dat zij de rol van ambassadrice van het Franse chanson zou voortzetten in de vele landen die haar met open armen onthaalden (waaronder Duitsland, China, Rusland, Japan, Canada). Dit gebeurde ten koste van haar succes in onder andere Frankrijk en België. "La demoiselle d'Avignon", zoals haar bijnaam luidt, vierde in november 2005 haar 40-jarige zangcarrière in de Olympia, waar zij op 24 november een "ruby record" ontving voor de verkoop van 122 miljoen albums in de hele wereld sinds haar debuut. 2005 is het jaar van een geslaagde comeback in Frankrijk. Mireille Mathieu kwam steeds meer op de Franse zenders (televisie en radio) en kreeg weer aandacht in de Franse pers. Mireille bevestigde ook haar succes op internationaal niveau. In Duitsland was ze eregast bij Florian Silbereisen ("Das Herbstfest der Volksmusik"), Carmen Nebel ("Carmen Nebel Show") en Gunther Emmerlich ("Die Krone der Volksmusik"). In Italië werd ze warm onthaald door Massimo Ranieri in "Tutte donne tranne me" (Rai Uno) en in Sint-Petersburg kreeg ze de zilveren medaille van de stad vanwege de herdenking van de belegering van de stad tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 2006 telde men drie nieuwe cd's: "Herzlichts, Mireille" (Duitsland), "Mes plus belles émotions" (Canada) en "Films & Shows (Frankrijk). Haar dvd "Mireille Mathieu à l'Olympia" (concert november 2005) werd een platinaplaat. 2008 werd een belangrijk jaar in de zangcarrière van Mireille Mathieu: na meer dan 20 jaar afwezigheid op de Duitse planken gaf ze een reeks liveoptredens (24 concerten) in 23 steden van 27 maart tot en met 30 april. De tournee droeg de naam van haar cd uit 2007: "In meinem Herzen". Op 1 november 2008 gaf ze een concert in Moskou, in aanwezigheid van premier Vladimir Poetin en de leider van Libië, Moammar al-Qadhafi. De nieuwe Duitse cd "Nah bei Dir" kwam op de markt in oktober 2009. In 2010 ging Mireille Mathieu op tournee door Duitsland en Oostenrijk. 21 steden werden bezocht tussen 14 april en 14 mei. Ze gaf ook een optreden in Aalborg (Denemarken) op 16 mei. Op 14 juli 2010 werd ze gepromoot tot "Officier de la Légion d'honneur". De officiële plechtigheid vond plaats in het Palais de l'Elysée op 26 januari 2011. Einde 2011 gaf ze enkele concerten in het buitenland : Kaunas en Klaipèda (Litouwen), respectievelijk op 28 en 29 oktober; Tallinn (Estland), op 30 oktober. In
    2011 zou ze ook een concert geven in Tel Aviv (Israël) maar het werd tweemaal uitgesteld (er is geen nieuwe datum aangekondigd). En in maart 2012 gaf Mireille Mathieu drie concerten in Siberië (Rusland): Perm (21 maart), Tyumen (24 maart) en Yekaterinburg (26 maart), gevolgd door haar deelname aan de "Spassakaya" in Moscow (Internationale Militaire Muziekfestival (31 augustus t.e.m. 2 september), waar ze o.a. de Russische nationale hymne zong. Op 13 oktober was ze eregast in de show "Das Herbstfest der Überraschungen" van Florian Silbereisen op tv-zender ARD en in november 2012 gaf Mireille Mathieu opnieuw drie concerten in Rusland : Moscow (3 november), Sint-Petersburg (7 november) en Krasnodar (7 november). Van 2013 tot 2017 gaf Mireille Mathieu concerten in een 12-tal landen (Frankrijk, België, Zwitserland, Polen, Roemenië, Letland, Duitsland, Oostenrijk, Libanon, Rusland, Slowakije en Tsjechië). Zoals de vorige jaren, was ze telkens gast van het jaarlijkse Spasskaya Tower Festival in Moscow (Internationale Militaire Muziekfestival). Meerdere cd's kwamen op de markt: "Liebe lebt" (2014 - ook dvd); "Le bonheur en chansons" aangeboden door de Franse tijdschrift "Nous deux" (2014); dubbele cd "Olympia" (2015) met twee concerten opgenomen in 1967 en 1969; "Wenn Mein Lied Deine Seele Küsst", drievoudige cd "Une vie d'amour", gouden plaat (2015); "Ihre grössten deutschen hits" aangeboden door de Deutse tijdschrift "Super Illu" (2015); "Noël" (2015); "Ewig is L'Amour" bestemd voor de klanten van de Duitse Rossmann-keten (compilatie van 16 liedjes); "Mireille Mathieu chante Ennio Morricone", verbeterde heruitgave (2016) en de dubbele cd "Une vie d'amour" (2016). In oktober 2014, vierde de zangeres haar 50-jarig zangjubileum in de Olympia (Parijs). Haar moeder MarcelleSophie Poirier overleed anderhalf jaar later, op 20 maart 2016, en werd begraven in Avignon. In 2016 werd ze benoemd tot ambassadeur van de Russische taal. Op 4 december 2016 ontving ze in Parijs een ere-diploma. Professor Margarita Roussetskaïa, rector van "L'Institut d'État de la langue russe Pouchkine" uitte bij die gelegenheid haar dankbaarheid aan de zangeres omdat ze de Fransen Russische nummers heeft doen ontdekken, evenals nieuwe pagina's van de Russische cultuur. 1946: Geboorte van Mireille in Avignon, op 22 juli. 1959: Mireille stopt met school en zij gaat in een fabriek werken. 1964: Mireille wint de zangwedstrijd "On chante dans mon quartier" in Avignon met "La vie en rose", een liedje van Edith Piaf. 1965: 21 november, Mireille komt voor de eerste keer op een Tv-scherm, in "Le Jeu de la Chance" (uitzending "Télé Dimanche", Studio 102). Johnny Stark neemt haar onder bescherming. 1966: Eerste concerten in de Olympia tijdens de optredens van Sacha Distel en Hugues Aufray. Meer dan 1 miljoen platen van "Mon Credo" worden verkocht. 1970 : Eerste wereld tournee (Canada, Scandinavia, Italië, Duitsland...). Drie concerten in Nederland : 30 juni (Doelenzaal, Rotterdam), 1 juli (Congresgebouw, Den Haag), 2 juli (Concertgebouw, Amsterdam). Concert in Antwerpen op 1 oktober (Koningin Elisabethzaal). 1975: Rondreis in de Verenigde Staten (twee concerten in de Carnegie Hall van New York). 1983: Mireille zingt met Patrick Duffy (acteur uit de televisieserie Dallas) het nummer "Together we're strong". 1989: Johnny Stark overlijdt op 24 april. 1999: De Franse president Jacques Chirac benoemt Mireille Mathieu tot "Chevalier de la Légion d'honneur (1er ordre)" op 9 december. 2002: Haar 37e album "De tes mains" wordt goed onthaald. November is de start van een tournee in Frankrijk en België. 2005: 38e album in het Frans (geen titel). Mireille viert haar 40-jarige zangcarrière in de Olympia (Parijs), waar zij op 24 november een "ruby record" ontvangt voor de verkoop van 122 miljoen albums in de hele wereld sinds het begin van haar carrière. 2006: 1 juni: Mireille Mathieu wordt meter van "l'Espace Saint-Bénezet" in Avignon, een ruimte besteed aan het wereldberoemde liedje "Sur le pont d'Avignon". 5 augustus: Mireille ontvangt de "Médaille d'Honneur Or" van de stad Sisteron (Zuid-Frankrijk). 7 november: eerste dvd "Mireille Mathieu à l'Olympia" (concert van november 2005).
    2007 : 25 t/m 28 januari. Officiële reis in Sint-Petersburg op uitnodiging van Vadim TYULPANOV, voorzitter van het Parlement, n.a.v. de herdenking van het eind van de belegering van de stad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Mireille krijgt de Zilveren Medaille van de Stad, het hoogste onderscheid dat meestal voor Staatshoofden wordt gereserveerd. 12 oktober : Nieuw album (cd) in het Duits : "In meinem Herzen". 2008 : Tournee in Duitsland ("In meinem Herzen") van 27 maart t/m 24 april. Het is haar eerste tournee - in Duitsland - sinds meer dan 20 jaar; 23 steden worden bezocht (24 concerten). 2008 (17 januari): Mireille Mathieu ontvangt in Berlijn de "B.Z.-Kulturpreis" (Berliner Zeitung), categorie "Lebenswerk". 2009 (30 oktober): Het album "Nah bei Dir" verschijnt, met 14 liedjes in het Duits. 2010 : Tournee in Duitsland, "Meine grössten Erfolge", van 14 april t/m 14 mei; 21 steden en 21 optredens. Ook een optreden in Denemarken (Aalborg), op 16 mei. Op 14 juli, wordt Mireille Mathieu gepromoot tot "Officier de la Légion d'honneur" door de Franse president Nicolas Sarkozy. 2011 (26 januari) : Mireille Mathieu in het Palais de l'Elysée gedecoreerd als "Officier de Légion d'honneur" door de Franse président Nicolas Sarkozy. Concerten in Litouwen (Kaunas, 28 oktober en Klaipėda, 29 oktober)en Estland (Tallinn, 30 oktober). 2012 : Drie concerten in Rusland in de maand maart, nl. Perm (21 maart), Tyumen (24 maart) en Yekaterinburg (26 maart). Van 31 augustus t.e.m. 2 september neemt Mireille Mathieu deel aan de "Spassakaya" in Moscow (Internationale Militaire Muziekfestival). Ze zingt er voor de eerste keer de Russische nationale hymne. Op 13 oktober was ze eregast in de show "Das Herbstfest der Überraschungen" van Florian Silbereisen op tv-zender ARD. Hier zong ze onder meer 'A quoi ça sert l'amour' en 'Non, je ne regrette rien'. Begin november treed ze opnieuw in Rusland : Moscow (3 november), Sint-Petersburg (4 november) en Krasnodar (7 november). 2013 : 7 maart, concert in Ufa (Rusland) ; september, Spasskaya Tower Festival in Moscow (Internationale Militaire Muziekfestival) ; 11 oktober, nieuwe cd "Wenn Mein Lied Deine Seele Küsst" ; 9 december, Mireille is gast in de State Kremlin Palace (Moscow) n.a.v. de 85ste verjaardag van de Russische dichter Andrey Dementyev. 2014 : 4 maart, concert in Sint-Petersburg (Rusland) ; 8 maart, in Riga (Letland) ; 24 maart in Boekarest (Roemenië) ; 30 september t.e.m. 7 oktober, Spasskaya Tower Festival (Moscow - Rusland) ; 3 oktober, drievoudige Franse cd "Une vie d'amour" ; 24, 25 et 26 oktober 2014, Olympia (Parijs) "50 jaar carrière", gevolg door een tournee in Frankrijk (Marseille, Lyon, Avignon, Lille, Compiègne, Nantes, Tour, Bordeaux), België (Brussel) en Zwitserland (Genève) ; oktober de Franse tijdschrift "Nous Deux" wordt aangeboden met de cd "Le bonheur en chansons" (compilatie) ; 31 oktober, nieuwe dvd en cd op de markt met "Liebe lebt". 2015 : 15 januari, Mireille Mathieu ontvangt een gouden plaat voor haar cd "Une vie d'amour" ; 12 februari, de Duitse tijdschrift "Super Illu" verschijnt met een cd van haar onder de titel "Ihre grössten deutschen hits" (10 liedjes) ; 2 maart, dubbele CD "Olympia" met twee concerten opgenomen in 1967 en 1969 ; van 1 t/m 16 maart, tournee in Duitsland en Oostenrijk (Chemnitz, Berlijn, Rotstock, Halle, Neurenberg, Wenen, München, Stuttgart, Füssen, Bielefeld, Frankfort en Hamburg) ; 26 mei, concert in de 'Unesco (Parijs) ; 30 juli, concert in Libanon (Byblos Hall) ; van 5 t/m 10 september, Spasskaya Tower Festival in Moscow ; 19 september : "Oktoberfest" in München in gezelschap van Florian Silbereisen ; 20 november, nieuwe Kerst-cd in het Frans. 2016 : 20 maart, overlijden van Marcelle-Sophie Poirier (94 jaar), moeder van Mireille Mathieu ; 29 april, nieuwe uitgave van de cd "Mireille Mathieu chante Ennio Morricone" ; juni : de Duitse Rossmannketen stelt "Ewig is L'Amour" aan haar klanten voor, een cd-compilatie van 16 liedjes van Mireille Mathieu ; 27 t/m 4 september, Spasskaya Tower Festival in Moscow ; 7 oktober, dubbele cd "Une vie d'amour" (compilatie van haar grootste successen) ; van 14 t/m 22 oktober, concerten in Bratislava (Slowakije), Praag (Tsjechische republiek), Wroclaw, Warshau en Gdynia (Polen). Mireille Mathieu wordt ambassadeur van de Russische taal in de wereld genoemd in 2016 (ze werd bekroond met een ere-diploma op zondag 4 december, tijdens een ceremonie in Parijs).
    2017 : 9 maart, concert in Sint-Petersburg (Rusland) ; 11 maart, concert in Tallinn (Estland) ; 14 maart, concert in Moscow (Rusland) ; 17 maart, concert in Budapest (Hongarije). Aangekondigde concerten : 24 en 25 oktober, in Praag (Tsjechische republiek) ; 27 oktober, in Bratislava (Slowakije). 2018 : 11 maart, concert in Sint-Petersburg (Oktyabrsky Concert Hall) ; 14 maart, concert in Moscow (Kremlinpalace). Van 20 april t.e.m. 7 mei : reeks van 12 concerten in Duistland en Oostenrijk (Chemnitz, Hamburg, Berlijn, Leipzig, Desden, Frankfurt, München, Wenen, Dortmund, Düsseldorf, Aken en Hannover) Frans : Mon credo - Qu'elle est belle - Viens dans ma rue - La dernière valse - Quand tu t'en iras - La première étoile - Acropolis adieu - La paloma adieu - L'amour oublie le temps - Una Canzone - Mon bel amour d'été - Donne ton coeur, donne ta vie - Paris en colère - On ne vit pas sans se dire adieu - Mille colombes - Une histoire d'amour (Love Story) - Tous les enfants chantent avec moi - A blue bayou - Je t'aime avec ma peau - Une femme amoureuse - Bravo tu as gagné - New York, New York - Made in France - Ce soir je t'ai perdu - T'aimer - Après toi - Reste avec moi - Une place dans mon coeur - Rien de l'amour - Un peu d'espérance - Une vie d'amour - Ce n'est rien - Prends le temps - La Colombe de Noël. Duits : Hinter den Kulissen von Paris - Santa Maria - Die Weisse Rose - Der Wein war aus Bordeaux - Korsika - Merci, Antonio - Der Pariser Tango - Roma, Roma, Roma - La Paloma ade - Meine Welt is die Musik - Der Zar und das Mädchen - Hinter den Kulissen von Paris - An eimen Sonntag in Avignon - Es geht mir gut, Cherie - Akropolis adieu - Ganz Paris ist ein Theater - La Paloma ade - Martin - Und der Wind wird ewig singen - Tarata-Ting, Tarata-Tong - Nimm noch einmal die Gitarre (Mille Colombes) - Alles nur ein Spiel - Schau mich bitte nicht so an - Goodbye My Love (Verzeih My Love) - In meinem Herzen - Der Wundervollste Mensch - Tauch in Gefühl - Liebe lebt - Und immer wieder Zärtlichkeit - Gott im Himmel. Engels : Together We're Strong (met Patrick Duffy) - Don't Talk To Me Of Love (met Barry Manilow) - You and I (met Paul Anka) - I Love You Like A Fool - Sometimes - Sweet Souvenirs Of Stefan - Dear Madame. Spaans : Siempre Amor - Himno al Amor - Embrujo - Una Mujer - Santa Maria del Mar.





    22-07-2018 om 09:39 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juli 1209 jhad

    22 juli 1209 Rond 22 juli 1209 trekt een kruistocht Beziers binnen om een eind te maken aan de heerschappij van de Katharen of Albigenzen. Dit is een religieuze groepering die actief is tijdens de late Middeleeuwen in Occitanië (hedentendage de Languedoc) in het zuiden van Frankrijk. De Katharen beschouwen zich als de ware christelijke Kerk, waarin Jezus de centrale plaats inneemt. Op basis van hun dualistische opvattingen (Er bestaan "twee scheppingen" de goede, geestelijke schepping en de slechte, stoffelijke schepping) wijzen ze het Oude Testament af. De Albigenzen worden als ketters aangezien en door de Rooms-Katholieke Kerk en de Franse koningen bloedig vervolgd. Zo worden er in Beziers 20.000 personen vermoord Jihad (Arabisch: جهاد, djihād) is een begrip uit de islam. Het komt van de Arabische woordstam jhd, dat 'streven' betekent. Jihad betekent letterlijk 'inspanning gericht op het realiseren van een bepaald doel'. Er wordt onderscheid gemaakt tussen innerlijke en uiterlijke jihad. Zowel in islamitische als nietislamitische kringen worden verhitte discussies gevoerd over de precieze betekenis van het begrip. Een veel gebruikte onderverdeling van het begrip jihad is het onderscheid tussen: innerlijke jihad of grote jihad uiterlijke jihad of kleine jihad
    De innerlijke jihad, ook wel grote jihad genoemd, is de strijd tegen verleidingen en de strijd tegen het ego (nafs). Dit komt onder andere naar voren in onthouding tijdens de maand ramadan en in het sjiisme in de vorm van rituele zelfkastijding tijdens Asjoera. Ook de vijf dagelijkse gebeden (salat) op tijd verrichten, ook – of zelfs juist – als je het druk hebt, wordt als jihad aangemerkt. De innerlijke jihad is een plicht voor iedere moslim.
    De uiterlijke of kleine jihad is met name in oorspronkelijke betekenis, de gewapende strijd tegen diegenen die de islam of de eenheid van de islamitische heerschappij bedreigen. In beginsel draagt de jihad dus een defensief karakter maar volgens sommige islamitische rechtsscholen, met name die van het sjafisme, die in de negende eeuw een theologische onderbouwing probeerden te geven van het feit dat de eerste kaliefen met grote geloofsijver een enorm wereldrijk veroverden, mag de jihad ook gericht zijn op een uitbreiding van deze heerschappij door de strijd tegen ongelovige rijken. Allerlei regels die de rechtsgeleerden opstelden, werden aan de eerste kaliefen toegeschreven. Moderne westerse historici zijn steeds kritischer geworden over dat soort interpretaties en het wordt nu algemeen betwijfeld of de veroveringen in de zevende eeuw een uitdrukking waren van een dogmatisch leerstuk van een "jihad". Andere rechtsscholen, zoals die van het onder Europese moslims dominante hanafisme, ontkenden dat er voor de individuele moslim een geloofsplicht zou zijn om aan een aanvalsoorlog deel te nemen. De uiterlijke jihad wordt beschouwd als een collectieve verplichting onder verantwoordelijkheid van een islamitisch heerser (kalief). Dat wil zeggen dat er, wanneer een moslimstaat wordt bedreigd of aangevallen, voldoende mankracht wordt gemobiliseerd om het land te verdedigen. Groeperingen buiten de islam gebruiken wel de term heilige oorlog, een begrip dat in het vocabulaire van de klassieke sharia niet voorkomt en zeer waarschijnlijk is overgenomen uit de geschiedenis van het christendom; iets op aarde kan door moslims niet als heilig gezien worden, omdat het een unieke eigenschap van God is. Het uiteindelijk doel van de uiterlijke jihad wordt door deze groeperingen wel als de verwezenlijking van een moslimsamenleving door het invoeren van de sharia gedefinieerd. Het geweld van deze gewapende jihad richt zich op drie groepen mensen 1. Tegen de afgodendienaren en ongelovigen, die weigeren zich aan het moslimgezag te onderwerpen, hetzij door de islam te aanvaarden hetzij als dhimmi de jaarlijkse jizya (belasting) te betalen. 2. Tegen diegenen die (als dhimmi's) onder moslimgezag staan maar weigeren de jizya te betalen of opstandig zijn.
    3. Tegen diegenen die tegen de geestelijke leiding (de imam) van het land opstaan, ook als het moslims zijn (bijvoorbeeld afvalligen), en tegen diegenen die een oorlog beginnen tegen moslims. Door begripsvernauwing en historische gebeurtenissen zoals in vroeger eeuwen de vele militaire confrontaties tussen het christelijke westen en moslimstaten, en in de huidige tijd de aanslagen op 11 september 2001 door moslimterroristen heeft in het Westen vooral de uiterlijke jihad bekendheid gekregen. Ook de berichtgeving rond en door militante moslimorganisaties als Hamas en Islamitische Jihad, extremistische moslimorganisaties zoals Hizb ut-Tahrir en de Deense Cartoon rellendragen aan deze negatieve beeldvorming bij. De jihad komt 41[ keer voor in de Koran, een enkele keer als een vorm van meditatie maar in de meeste gevallen gaat het om de oorlog om in de naam van God uiteindelijk de Oemma, een soevereine moslimgemeenschap, te realiseren, wat de negatieve beeldvorming mede versterkt. Moderne islamcritici beklemtonen sterk de uiterlijke jihad en zien een vooropstellen van de grote jihad in een analyse van het begrip als een poging het militante karakter van de islam te verdoezelen. Zo schreef de Nederlandse arabist Hans Jansen in 2003 in zijn boek God heeft gezegd. Terreur, tolerantie en de onvoltooide modernisering van de islam; "zolang als de plicht om op jihad te gaan (...) nog door groepen moslims wordt geïnterpreteerd als een goddelijke opdracht om oorlog te voeren tegen de nietmoslims in het Westen, hebben niet-moslims maar twee alternatieven: zich verdedigen of zelf moslim worden." [ In de hadith zijn bepaalde voorschriften overgeleverd over de oorlogsvoering in het algemeen, waaronder ook een gewapende jihad valt. Aan de eerste kalief, Aboe Bakr, worden traditioneel tien regels toegeschreven waarvan deze weer gesteld zou hebben dat die van Mohammed zelf afkomstig waren. De regels vormen een inperking op het van de Oudheid tot de Verlichting vrijwel overal geldende oorlogsrecht dat geen onderscheid maakte tussen de vijandelijke troepen en de vijandelijke burgerbevolking, die naar believen beroofd, verkracht, tot slaaf gemaakt en vermoord mocht worden. Het is verboden verraad te plegen. Men mag dus geen vrede voorwenden om dan verraderlijk tot de aanval over te gaan. Indien men de vijand tot overgave heeft bewogen door de belofte zijn leven te sparen, moet dit worden nagekomen. Krijgsgevangenen mogen niet worden verminkt. Het is verboden kinderen, vrouwen en oude mannen te doden. Meestal wordt aangenomen dat alle niet-weerbare mannen hieronder vallen, zoals blinden en zwaar zieken. Vruchtbomen of dadelpalmen mogen niet worden gekapt. Het is verboden de schapen, koeien en kamelen van de vijand te doden, tenzij men die zelf nodig heeft als voedsel. De mens is geschapen naar het beeld van de eerste profeet, Adam. Tijdens het gevecht moet men de vijand dus niet in het gezicht raken en evenmin zijn lijk schenden. Kloosters moeten met rust gelaten worden en de monniken mogen niet worden gedood of beroofd. Evenmin is het toegestaan mensen aan te vallen die een gebedsdienst houden in kerk of synagoge. Nederzettingen mogen niet verwoest worden en evenmin hun akkers, tuinen en veestapels vernietigd. Het is dus niet toegestaan een heel grondgebied te ruïneren. Men moet niet hopen op een veldslag maar veeleer tot God bidden daarvan gespaard te blijven. Indien het toch tot een gevecht komt, moet men dat lijdzaam doorstaan. Het is verboden nederzettingen of boomgaarden neer te branden. Wat de vijand ook doet, het is verboden deze regels te schenden om wraak te plegen. Naast deze bekende tien regels hebben de verschillende rechtsscholen uit de koran of de hadith bepaalde andere voorschriften aangaande de oorlogsvoering afgeleid. Voordat zij vijandige ongelovigen aanvallen, dienen moslims niet-moslims op te roepen tot aanvaarding van de islam. Als zij de islam aanvaarden door bekering of onderwerping is oorlog verder niet nodig. Als een moslim echter ongelovigen aanvalt zonder oproep tot aanvaarding van de islam, is hij in overtreding maar er staat geen sanctie of vergoedingsregeling op omdat een aangevallen vijand niet onder de bescherming valt die niet-moslims onder de heerschappij van de Oemmah genieten.
    Als ongelovigen zich militair verzetten, zijn alle middelen geoorloofd om hen te onderwerpen. Het is de plicht van de moslims om hun legers met alle beschikbare middelen, krijgslisten en wapens aan te vallen (Ibn'Aabiden). De ongelovige die om genade smeekt, dient te worden gespaard tot de heerser nader over zijn lot beslist. Als de leidende imam het in het belang van de islam acht om vrede te sluiten, is hem een vredesovereenkomst toegestaan. Indien hij merkt of denkt dat het juister is om die overeenkomst te verbreken, dan mag hij opnieuw de strijd aangaan. ] Na het eerste belangrijke succes van Mohammed werd er getwist over de verdeling van de buit waardoor het nodig was enige regelingen in te voeren. Er kwam een opdracht van God die de leidende imam machtigt tot verdeling naar eigen inzicht na reservering van een vijfde deel: Een vijfde deel van de buit is voor de leidende imam die dit in drie gelijke delen verdeelt ten behoeve van steun voor de wezen, het voeden van de armen en het ontvangen van reizigers waaronder alle armere leden van de stam van de Profeet (de Beni Haashim). De leidende imam heeft ook recht op een deel van de buit voor zichzelf en recht van eerste keuze. Gevangenen maken deel uit van de buit. Tenzij er bepalingen in een vredesverdrag zijn mogen volwassen krijgsgevangen gedood worden, in slavernij gevoerd, losgeld of hoofdelijke belasting opgelegd of vrijgelaten worden (maar dat laatste in principe niet voor niets). Indien bij verdrag niet-moslims veiligheid in moslimgebied is toegezegd en/of moslims in nietmoslimgebied dient dit strikt te worden nagekomen (bijvoorbeeld ter beperking plunderingacties). Maar indien na verovering van gebied niet-moslims langer dan een jaar in dit gebied verblijven dienen deze alsnog moslim te worden of ze worden dhimmi's.
    Jihad komt in de Koran niet zelfstandig voor, wel in samenstellingen (onder andere Soera De Bedevaart 78 Wa jāhidoe fī Allāhi – "En span je in op (streef naar) de weg van God"). Wanneer de Koran expliciet oproept tot gewapende strijd tegen een vijand, dan wordt het woord qitāl gebruikt. Soera Het Berouw 5 is door Osama bin Laden als grond gebruikt voor de gewapende jihad. Deze aya staat bekend als het Zwaardvers en kan als volgt vertaald worden: Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar je hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de zakat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.
    De soera 9 begint echter met een verduidelijking; het ging om de kafir waarmee men het Verdrag van Hudaybiyyag gesloten had: Dit is de verklaring van ontheffing door Allah en zijn boodschapper tegenover degenen der afgodendienaren met wie gij een verdrag hebt gesloten.
    Daar staat aya 256 uit soera De Koe tegenover: Er is geen dwang in de godsdienst. Enkele latere commentatoren hebben gesteld dat deze geabrogeerd zou zijn door het Zwaardvers. Tekstueel is daar geen aanleiding toe. Er wordt in het Zwaardvers geen gewag gemaakt van ongelovigen in het algemeen, maar alleen van veelgodendienaars (mushrikun); bovendien stelt de voorafgaande aya dat het gaat om hen waarmee een verbond is gesloten. Vermoedelijk betreft dit het Verdrag van Hudaybiyya dat Mohammed in 628 met de polytheïstische Arabieren sloot. Maulana Muhammad Ali zegt eveneens dat deze aya uitsluitend betrekking heeft op de Mekkaanse polytheïsten en hun bondgenoten met wie Mohammedverdragen had afgesloten. Doordat het geslacht Bakr (dat met Qoeraisj gelieerd was) een wraakactie uitvoerde op leden van de
    stam Choezaa'a (die met Mohammed gelieerd was), met wapensteun en deelname van enkele Qoeraisjieten, werd het verdrag van Hoedaibia door Mekka geschonden. Mohammed achtte zich op dat moment niet meer aan het verdrag verbonden en trok op tegen Mekka. Afzonderlijke verdragen met andere stammen dienden echter steeds gerespecteerd te worden.[De door orthodoxe en salafistische moslims veel gebruikte tafsir (exegese) van Ibn Kathir laat in het midden wie er met "hen" en "polytheïsten" wordt bedoeld, maar plaatst het vers wel expliciet in de context van de strijd tegen (Mekkaanse) polytheïsten die verdragen hadden geschonden.] Tevens vermeldt soera De Koe 193: 'Strijdt tegen hen die niet in God geloven en niet in de laatste dag en die niet verbieden wat God en Zijn gezant verboden hebben en die niet de godsdienst van de waarheid aanvaarden uit het midden van hen aan wie het boek gegeven is, totdat zij naar vermogen onderdanig de schatting betalen'.
    Vóór deze aya werd soera De Bedevaart 39-41 geopenbaard, dat vertaald kan worden als[]: Toestemming om te vechten is gegeven aan degenen tegen wie gevochten wordt, omdat hun onrecht is aangedaan, voorzeker God heeft de macht hen bij te staan. Degenen die ten onrechte uit hun huizen werden verdreven alleen omdat zij zeiden: "Onze Heer is God." - En indien God sommige mensen niet met behulp van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls de naam van God wordt herdacht, afgebroken zijn. God zal ongetwijfeld degene ondersteunen die Hem helpt - God is inderdaad Sterk, Almachtig. Degenen die, indien Wij hen op aarde vestigen, het gebed verrichten en de Zakaat betalen en het goede bevelen en het kwade verbieden. En het eindbesluit in alles berust bij God.
    Vóór de eed van trouw in de tweede akaba was het Mohammed niet toegestaan oorlog te voeren. Zijn boodschap was om mensen op te roepen tot God, beledigingen te verdragen en onwetenden te vergeven. De Qoeraisj werden echter hovaardig tegen God, waarna, volgens de islamitische Overleveringen, God toestemming gaf te strijden. Hierna vond de hidjra plaats.[ De Hadithcollectie Sahih Boechari kent een hoofdstuk Het boek van jihad (Vechten voor Gods zaak) en een appendix De oproep tot jihad (Heilige vechten voor Gods zaak). In het hoofdstuk zijn losse overleveringen van Mohammed en zijn Metgezellen opgenomen over hun handelwijze omtrent de jihad. De appendix geeft hierover verdere uitleg. Het betreft historische verhandelingen.[] Ook andere Hadithcollecties als Sahih Muslim kennen dergelijke hoofdstukken met historische beschrijvingen omtrent jihad, zoals gevoerd met sterke restricties door Mohammed en zijn Metgezellen [
    In de Tradities, de Hadith, waarin de mondeling overgeleverde handelingen en uitspraken van Mohammed later werden opgetekend, hebben veel van deze overleveringen betrekking op de jihad. Voorbeelden[ Jihad is uw plicht onder iedere heerser, of hij godvruchtig is of goddeloos. Een dag en een nacht strijd aan de grens is beter dan een maand vasten en bidden. Hij die sterft zonder deelgenomen te hebben aan de strijd, sterft zeker in ongeloof. Leer schieten want de ruimte tussen het doel en de boogschutter is een van de tuinen van het paradijs. Het paradijs ligt in de schaduw van het wapen.
    Op 11 november 1914 besloot sultan Mehmet VI van het Ottomaanse Rijk de jihad uit te roepen en zich daarmee te mengen de Eerste Wereldoorlog aan de kant van de Centrale Mogendheden onder leiding van het Duitse Keizerrijk. Op 14 november 1914 gaf de Sjeikh ul-Islam zijn goedkeuring aan dit besluit. Het doel was om alle inwoners van het Ottomaanse Rijk ongeacht hun etniciteit in naam van de islam te verenigen tegen de Geallieerden (waaronder het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland) en nationalistische opstanden binnen het Rijk te voorkomen. Bovendien hoopte men dat de moslims binnen de door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk beheerste gebieden in opstand zouden komen.
    Lange tijd heeft men aangenomen dat het Ottomaanse uitroepen van de jihad een Duits complot was, maar uit historisch onderzoek is gebleken dat de Ottomanen zelf het initiatief ertoe namen.[] De geallieerden onderkenden dit gevaar, en probeerden hierop een Arabisch-nationistische opstand aan te moedigen. De Arabieren schaarden zich aan de kant van de geallieerden en keerden zich tegen de Ottomaanse kalief. De Iraanse ayatollah Khomeini en president Ahmadinejad riepen meerdere malen op tot jihad tegen Israël [ In 2014 zijn er ongeveer 3000 Europese jihadgangers. Uit Nederland zijn circa 130 jihadisten uitgereisd, waarvan er ruim dertig zijn teruggekeerd. Uit analyses blijkt dat dit een concrete en substantiële terrorismedreiging tegen het Westen en binnen Europa met zich meebrengt. Aanpak van deze problematiek bestaat uit interventies om uitreis te verhinderen, risico’s van terugkeerders weg te nemen en het werven van nieuwe aanhang tegen te gaan. In Nederland ontstond, na de moord op Theo van Gogh in 2004, onder tijdsdruk het beleid om moslimextremisten bij elkaar te plaatsen in één gevangenis uit vrees dat het extremistisch gedachtegoed zich ook via gevangenissen zou kunnen verspreiden onder gedetineerden die daar vatbaar voor zijn. Sinds 2006 zijn daarom ongeveer 80 van jihadisme verdachte personen geplaatst in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught en in gevangenis De Schie in Rotterdam. Onderzoek door Tinka Groothuis van de Rijksuniversiteit Groningen wijst uit dat dit beleid mogelijk contraproductief is omdat ze elkaar dan alleen maar in hun extreme opvattingen versterken. Ook het strikte regime waar ze aan onderworpen zijn kan bijdragen aan verdere radicalisering. Ook Engeland en Frankrijk hadden in het verleden slechte ervaringen met vergelijkbaar beleid.[ Ook André Seebregts, advocaat van een aantal jihadisten, pleit voor het verspreiden van jihadisten over meerdere gevangenissen





    22-07-2018 om 09:37 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli belgie

     

    21-07-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli belgie

     

    21-07-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli belgie

    21 juli belgie De nationale feestdag van België wordt gevierd op 21 juli. Het is de datum waarop in 1831 de eerste koning der Belgen, Leopold van Saksen-Coburg-Gotha, de grondwettelijke eed aflegde als koning. Deze dag is een wettelijke feestdag wat neerkomt op een algemene verlofdag. Op deze dag zijn de winkels, banken, postkantoren en andere openbare diensten zodoende gesloten. Na de Belgische Revolutie in 1830, die leidde tot de Belgische onafhankelijkheid, werd door het Nationaal Congresbesloten van België een koninkrijk te maken. Datzelfde congres riep Leopold van Saksen-Coburg-Gotha op 4 juni 1831 uit tot eerste Koning der Belgen. De koning kwam per boot van Engeland en kwam aan in Calais waarna hij per koets naar De Panne werd gebracht. Hij trok verder door het land en op 21 juli 1831 legde hij op het Koningsplein te Brussel de grondwettelijke eed af als eerste koning der Belgen. Het Nationaal Congres besloot op 19 juli 1831, op aangeven van Charles Rogier, om de Belgische onafhankelijkheid te vieren gedurende drie dagen op het moment van de verjaardag van de gevechten van september 1830, waarbij het Nederlandse regeringsleger uit Brussel werd verjaagd. In 1880 waren de relaties met Nederland genormaliseerd en werd het als onheus aangevoeld om nog triomfantelijke herdenkingen van deze gebeurtenissen te organiseren. De datum werd daarom bij wet veranderd in de derde zondag van augustus, en de twee daaropvolgende dagen. Ten slotte werd in 1890 de datum van de feesten definitief vastgesteld op de verjaardag van de eedaflegging van Leopold I: de nieuwe datum in augustus was immers weinig succesvol gebleken, omdat het midden in de vakantieperiode viel. Op de nationale feestdag worden verscheidene ceremonies gehouden om het afleggen van de eed te herdenken. De koning en andere leden van de Belgische koninklijke familie wonen in de voormiddag het Te Deum bij in de kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele te Brussel. Deze dienst wordt ook bijgewoond door de politieke instellingen van het land, ambassadeurs en vertegenwoordigers van diverse Europese instellingen. 's Namiddags is er het nationaal defilé voor het Koninklijk Paleis, zowel burgerlijk als militair. In 2002 ging het defilé uitzonderlijk door in het Jubelpark. Op 21 juli worden er in Brussel ter gelegenheid van de nationale feestdag allerhande feestelijke activiteiten georganiseerd, vooral in en rond het Warandepark, op de Zavel en op het Poelaertplein. Ook wordt op die dag het Federale Parlement geopend voor het grote publiek. 's Avonds worden de feestelijkheden traditioneel afgesloten met vuurwerk.

    O dierbaar België, o heilig land der vaad'ren,

    Onze ziel en ons hart zijn u gewijd,

    Aanvaard ons kracht en het bloed van onze aad'ren,

    Wees ons doel in arbeid en in strijd, Bloei, o land, in eendracht niet te breken,

    Wees immer u zelf, en ongeknecht,

    Het woord getrouw dat g' onbevreesd moogt spreken.

    Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.

    Het woord getrouw dat g' onbevreesd moogt spreken.

    Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht

    Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht

    Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.

    Noble Belgique, ô mère chérie, À toi nos cœurs, à toi nos bras, À toi notre sang, ô Patrie !
    Nous le jurons tous, tu vivras ! Tu vivras toujours grande et belle Et ton invincible unité Aura pour devise immortelle : le Roi, la Loi, la Liberté ! Aura pour devise immortelle : le Roi, la Loi, la Liberté ! le Roi, la Loi, la Liberté ! le Roi, la Loi, la Liberté !









    21-07-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli 2004 jerry goldsmith

     

    21-07-2018 om 08:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli 2004 jerry goldsmith

    21 juli 2004 Jerrald "Jerry" Goldsmith (Los Angeles (Californië), 10 februari 1929 – Beverly Hills (Californië), 21 juli 2004) was een Amerikaans componist van filmmuziek. Goldsmith is vooral bekend als componist van de muziek bij de televisieserie Star Trek. Hij tekende ook voor de muziek bij de gelijknamige films. Eveneens van zijn hand is de muziek van onder meer L.A. Confidential, The Mummy, Hollow Man, Total Recall, Basic Instinct, Papillon, Planet of the Apes en Rambo. In 1976 kreeg hij een Oscar voor de muziek van The Omen. Goldsmith begon op 6-jarige leeftijd met pianolessen. Vanaf zijn veertiende studeerde hij compositie, muziektheorie en contrapunt aan de universiteit van Zuid-Californië. Hij maakte daar kennis met de beroemde filmcomponist Miklós Rózsa, die hem inspireerde om filmmuziek te gaan schrijven en grote invloed had op zijn werk. In de jaren vijftig debuteerde Goldsmith als huiscomponist van de radiozender CBS, waarvoor hij tientallen thema's componeerde. Begin jaren zestig ontmoette hij de invloedrijke componist Alfred Newman, die zijn talent onderkende en hem aan zijn eerste grote compositieopdrachten hielp. Zijn carrière nam een hoge vlucht toen hij muziek ging componeren voor de grote filmmaatschappij 20th Century Fox. Goldsmith vestigde zijn naam als een van de grootste componisten in de Amerikaanse filmindustrie. Goldsmiths vriendschap met de Nederlandse regisseur Paul Verhoeven, met wie hij voor het eerst samenwerkte aan de actiefilm Total Recall, leidde tot een van de hoogtepunten in zijn oeuvre, de muziek van Basic Instinct. Goldsmith verdiende zijn sporen ook als dirigent. Hij dirigeerde regelmatig zijn eigen werk bij het London Symphony Orchestra. In 2017 kreeg hij een ster op de Hollywood Walk of Fame in de categorie recording artist. Zijn zoon Joel is eveneens een bekend componist.





    21-07-2018 om 08:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli 1904 trans siberian

     

    21-07-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli 1904 trans siberian

    21 juli 1904 Op 21 juli 1904 wordt de transsiberische spoorlijn voltooid en kunnen voor het eerst treinen van Moskou naar Vladivostok rijden. In 1891 gaf tsaar Alexander III zijn zoon Nicolaas (die later als Nicolaas II over Rusland regeert) de opdracht om te beginnen met de aanleg van een spoorlijn van Moskou naar Vladivostok, dwars door Siberië dus. De aanleg begint op 19 mei van dat jaar. Dan wordt in Vladivostok op de plaats waar de spoorlijn moet beginnen de eerste steen gelegd en een zilveren plaquette aangebracht. China geeft Rusland toestemming om een deel van de lijn tussen het gebied rond het Bajkalmeer en Vladivostok door Mantsjoerije, een provincie van China, te laten lopen. De lengte van het aangesloten spoor is 9288 km. De Trans-Siberische spoorlijn (Russisch: Транссибирская магистраль, Transsibirskaja magistral), kortweg Transsib (Russisch: Транссиб), is de langste spoorlijn ter wereld en de belangrijkste lijn van Rusland. Deze transcontinentale spoorlijn is 9289 kilometer lang en strekt zich uit van Moskou dwars door Siberië naar Vladivostok. De Russische naam is Transsibirskaja magistral, ofwel 'Trans-Siberische hoofdroute'. De bekendste trein die via deze route rijdt is de Rossija. De eerste spoorlijn in Rusland was de privéspoorweg van tsaar Nicolaas I tussen Sint-Petersburg en zijn buitenverblijf in Tsarskoje Selo. In 1851 kwam de spoorlijn tussen Sint-Petersburg en Moskou gereed. Hierop stelde gouverneur-generaal Nikolaj Moeravjov van Siberië voor om een spoorlijn door Siberië te bouwen, deels over Chinees gebied. Dit werd vanwege de slechte politieke verhoudingen met China afgewezen. Ook de volgende dertig jaar werden vele voorstellen door de Russische autoriteiten afgewezen. In 1870 was de eerste spoorlijn door de Oeral aangelegd en toen Vladivostok in 1872 een belangrijke marinehaven werd, was er de noodzaak voor de bouw van een spoorlijn. Tsaar Alexander III stuurde op 17 maart 1891 een bevel aan zijn zoon, de latere Nicolaas II, die op dat moment op reis was in het oosten. Hij moest beginnen met een spoorlijn door Siberië. In 1891 werd met de bouw begonnen in de buurt van Vladivostok. Vanaf 3 december 1898 tot aan de Oktoberrevolutie van 1917reed de Transsiberië Express van de Compagnie Internationale des Wagons-Lits op dit traject. In 1901 was de lijn zover gevorderd dat treinen via China Vladivostok konden bereiken. Tot 1905 moesten treinen het Baikalmeer per veerboot oversteken. In 1913 kwam een lijn langs het meer gereed. Het laatste deel van de Transsib-lijn (de Amoerspoorweg) kwam in oktober 1916geheel gereed met de bouw van een brug over de Amoer bij Chabarovsk. Sinds 25 december 2002 is de lijn geheel geëlektrificeerd. De bekendste trein is de Rossija (eigennaam voor 'Rusland'), die om de dag van Moskou naar Vladivostok (treinnummer 2) en terug (treinnummer 1) rijdt. De trein doet zeven dagen over de gehele route. De Rossija wordt vaak abusievelijk Trans-Siberië Expres genoemd. Naast de Rossija zijn er nog diverse andere nachttreinen tussen de steden op de route. Ook de nachttreinen naar Peking via de Trans-Mongolische spoorlijn en de Trans-Mantsjoerische spoorlijn maken op een deel van hun route gebruik van de Transsib. Tussen Omsk en Moskou zijn meerdere routes. De hoofdroute is Moskou, Jaroslavl, Kirov, Jekaterinenburg en Omsk. Rond de grote steden maken ook forensentreinen gebruik van de lijn. Andere treinnamen (dienstregeling 1985[1]) zijn: Baikal: Moskou - Irkutsk Yennsei: Moskou - Krasnoyarsk Altay: Moskou - Omsk (via Kazan) Tomich: Moskou - Tayga - zijlijn naar Tomsk (via Kazan) Vanaf Ulan Ude rijden er treinen verder naar Ulan Bator (Mongolië) en Beijing (China). Vanaf Karimskoya rijden er treinen verder naar Harbin en Shenyang in China. Tevens was er in 1985 een regelmatige verbinding naar Pyongyang in Noord-Korea. In 1985 reden er nog veel treinen exclusief voor buitenlanders gecharterd voor de staatsreisbureau Intourist. De Transsib is vooral belangrijk voor goederentreinen. Een groot deel van het vrachtvervoer in Rusland vindt plaats op de Transsib. Voor Siberië is de lijn een echte levensader; veel plaatsen kwamen pas tot ontwikkeling na aanleg van de spoorlijn. Zowel de infrastructuur als de treinen worden door diverse spoorwegen geëxploiteerd, die echter allemaal onderdeel zijn van Russische staatsspoorwegen RZD.
    De lijn begint in het Jaroslavski-station in Moskou. Vanaf hier loopt de lijn via Nizjni Novgorod naar Kirov. Sinds 2001 nemen de meeste treinen, waaronder de Rossija, echter een noordelijkere route via Jaroslavl. Vanaf Kotelnitsj, ten westen van Kirov, rijden de treinen pas weer op de echte Transsib. Daarnaast is er nog een zuidelijke route vertrekkend vanaf Kazanskaja-station in Moskou tot Jekaterinenburg via Kazan. Ook tussen Jekaterinenburg en Omsk zijn er twee routes. Na 1777 kilometer, in de Oeral ten noorden van Jekaterinenburg staat een obelisk die de grens tussen Europa en Azië aangeeft. Het station van Jekaterinenburg heet overigens Sverdlovsk, zoals de stad heette ten tijde van de Sovjet-Unie. Hierna wordt het landschap gedurende lange tijd vlak. De lijn passeert Omsk en Novosibirsk. Bij Tajsjet takt de Baikal-Amoerspoorweg (Bajkalo-Amoerskaja Magistral, BAM) af. De BAM is de tweede trans-Siberische spoorlijn die ten noorden van de Transsib naar Sovjetskaja Gavan aan de Russische oostkust loopt. De Transsib bereikt vervolgens Irkoetsk. In het communistische tijdperk was dat de enige stad waar buitenlanders de reis mochten onderbreken. De stad ligt vlak bij het Baikalmeer. De Transsib vervolgt zijn weg langs de zuidkant van dit meer. Voorbij het Baikalmeer takt bij Oelan-Oede de Trans-Mongolische lijn af, die via de Mongoolse hoofdstad Ulaanbaatar naar China loopt. Bij Tsjita takt de Trans-Mantsjoerische spoorlijn naar China af, de spoorlijn die de treinen tot 1913 namen om Vladivostok te bereiken. Vanaf hier blijft de Transsib parallel aan de Chinese grens oostwaarts lopen. Op twee plaatsen zijn er nog aftakkingen naar het noorden, die de Transsib met de BAM verbinden. Bij Chabarovsk maakt de lijn een scherpe draai naar het zuiden om de havenstad Vladivostok te bereiken. Vanaf Vladivostok is het mogelijk verder te reizen naar China of Noord-Korea. In 2007 werd bekend dat er vergevorderde plannen waren om de Transsib door te trekken naar Zuid-Korea.





    21-07-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli 1919 fokker

     

    21-07-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juli 1919 fokker

    21 juli 1919 Fokker Technologies is een Nederlandse fabrikant van vliegtuigonderdelen. Het is een restant van het voormalige Fokker Aircraft dat in 1996 failliet ging. Voor het begin van de Eerste Wereldoorlog ging Anthony Fokker in Duitsland wonen waar hij een fabriek in Johannisthal bij Berlijn oprichtte. Later verhuisde de fabriek naar Schwerin. Het eerste bekende en succesvolle vliegtuig dat Fokker produceert was de Fokker Eindecker. Dit vliegtuig bezat als eerste de mogelijkheid door de bladen van de propeller heen te schieten zonder deze te beschadigen. Dit was mogelijk door een mede door Fokker uitgevonden mechanisme dat het machinegeweer blokkeerde wanneer er zich een propellerblad voor de loop bevond, het synchronisatiesysteem. Toen de Duitse regering Hugo Junkers en Fokker tot samenwerking dwong, kwam Fokker in aanraking met dikke vleugelprofielen. Deze paste hij toe op twee andere zeer succesvolle vliegtuigen, de Fokker Dr.I Dreidecker en de Fokker D.VII. De Fokker Dr.I werd vooral bekend toen Manfred von Richthofen met dit type ging vliegen. Von Richthofen was de hoogst scorende luchtaas uit de Eerste Wereldoorlog met 80 neergehaalde vliegtuigen. Met zijn vuurrode Fokker Dr.I werd hij de nachtmerrie van de geallieerde piloten. Zijn bijnaam Rode Baron had hij te danken aan de rode kleur van zijn toestel. Het werd aangedreven door een 185 pk 6-cilindermotor van BMW en was een zeer wendbaar toestel. Toen de Duitsers zich overgaven was een van de eisen die de geallieerden stelden dat alle D.VII's vernietigd of ingeleverd moesten worden. Ruim 140 stuks werden naar de Verenigde Staten verscheept. Fokker wist echter op een clandestiene manier een aantal - waarschijnlijk 98 - per trein naar Nederland te transporteren. In Nederland hebben er daarvan nog 20 bij de toenmalige luchtvaartafdeeling (LVA), 20 bij de Marine Luchtvaartdienst (MLD) en 6 bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) dienstgedaan. Toen Fokker in 1919 in Nederland terugkeerde, richtte hij met steun van familie, de Steenkolen Handels Vereniging (SHV) (eigendom van de families Van Beuningen en Fentener van Vlissingen), en van enkele rijke particulieren op 21 juli 1919 de Nederlandsche Vliegtuigenfabriek op. Wegens het oorlogsverleden werd de naam Fokker zorgvuldig vermeden. Voor de fabriek werden de hallen verbouwd van de door Albert Plesman georganiseerde ELTA, de Eerste Luchtvaarttentoonstelling in Amsterdam, die in de zomer van 1919 was gehouden. Een startbaan was er niet. De rompen en de vleugels werden op dekschuiten door Amsterdam naar Schiphol gevaren, en werden daar ter plekke geassembleerd. Behalve het verder tot ontwikkeling brengen van militaire vliegtuigen, legde Fokker zich ook met succes toe op het bouwen van verkeersvliegtuigen. Hij was een van de eersten die het in de vliegtuigbouw aandurfde de rompen op te bouwen uit een gelaste naadloze buis. De jaren twintig vormden de gloriedagen van het Fokkerbedrijf. Fokker besloot in 1923 te emigreren naar de Verenigde Staten om daar de Amerikaanse tak van zijn bedrijf op te richten, de Atlantic Aircraft Corporation — vanaf 1927 de Fokker Aircraft Corporation of America. Eind jaren twintig was Fokker de grootste vliegtuigfabriek ter wereld, met vestigingen in Amsterdam-Noord en Veere, en op drie plaatsen in de Verenigde Staten. Begin jaren dertig vlogen wereldwijd 54 luchtvaartmaatschappijen met de populaire F.VII van Fokker en nog in 1936 omvatte de Fokker F.VII 40 procent van de Amerikaanse markt. Aan deze glorietijd kwam echter tamelijk abrupt een einde toen op 31 maart 1931 TWA-vlucht 599 neerstortte in Kansas. Aan boord van de Fokker F.VII bevond zich namelijk de beroemde American footballcoach Knute Rockne, waardoor de crash veel aandacht van de pers kreeg. De oorzaak van het ongeluk bleek te liggen in de multiplex-laminaatconstructie die Fokker gebruikte.[1] Ook de economische crisis naar aanleiding van de beurskrach van 1929 had haar weerslag op het bedrijf. In 1930 werd de Fokker Aircraft Corporation of America overgenomen door General Motors. Een jaar later stapte Anthony Fokker, ontevreden met zijn ondergeschikte positie binnen General Motors, uit het bedrijf. Intussen bleef Fokker in Europa actief, met de KLM als voornaamste afnemer van verkeersvliegtuigen van Fokker. Een historische dag was 30 december 1933 toen de vierkoppige bemanning werd gehuldigd, die met de driemotorige Fokker 'Pelikaan' een retourpostvlucht Amsterdam-Batavia in
    recordtijd had afgelegd. Vanaf 1934 stapte de KLM echter over op aluminiumvliegtuigen van de Amerikaanse Douglas Aircraft Company, eerst de Douglas DC-2 (met de Uiver als eerste exemplaar) en daarna de grotere DC-3. Fokker reageerde met het ontwikkelen van de eveneens gestroomlijnde F.XXXVI en de kleinere F.XXII, waarvan de KLM ook enkele exemplaren kocht. Deze toestellen hadden echter nog steeds een houten frame, zodat het metalen Douglasproduct het pleit won. Wel verwierf Fokker het verkooprecht en de opdracht voor de assemblage van de Douglas-vliegtuigen voor de Europese markt. Toen Duitsland zich midden jaren dertig begon te bewapenen, werd duidelijk dat de Nederlandse defensie hopeloos verouderd was. Tanks bezat Nederland niet en de enkele machinegeweren waarover het leger beschikte stamden nog uit de Eerste Wereldoorlog. Het leger maakte voor manoeuvres voornamelijk nog gebruik van paardentractie. Ook de Nederlandse luchtmacht was grotendeels verouderd en vloog nog met oude door Fokker geproduceerde dubbeldekkers. Fokker startte een aantal ambitieuze projecten om orders in de wacht te slepen. Begonnen werd met de ontwikkeling van de Fokker D.XXI, die in eerste instantie bedoeld was om verscheept te worden naar Nederlands-Indië. In Nederlands-Indie waren de doctrines echter gewijzigd waardoor men ter verdediging van de archipel besloot tot de aanschaf van bommenwerpers. De D.XXI werd door het Ministerie van Koloniën overgedragen aan het Ministerie van Oorlog, om beproefd te worden voor gebruik door de Luchtvaartafdeling (LVA) van het leger. Het was het eerste moderne toestel dat vanaf midden jaren dertig de gelederen van de Luchtvaartafdeling kwam versterken. Dit toestel was een eendekker met een 830 pk sterke Bristol Mercury-motor. Het beschikte over vier 7,7 mm machinegeweren en een niet intrekbaar landingsgestel. In totaal schafte de Nederlandse luchtverdediging er 36 aan. In mei 1940 waren hiervan er 29 operationeel. De D.XXI werd geëxporteerd naar Denemarken en Finland. Finland bouwt het toestel ook in licentie, deels met Pratt & Whitney Wasp-motoren. In de twee Fins-Russische oorlogen streden in totaal 93 D.XXI's mee. Ook begon Fokker met de ontwikkeling van de Fokker G.I-jachtkruiser. De G.I was een uniek vliegtuig in zijn tijd. Hij was uitgerust met twee motoren en twee staartbomen en beschikte over acht machinegeweren in de neus. Het toestel werd in 1936 voor het eerst gepresenteerd op de luchtshow in Parijs. In eerste instantie wilde Fokker de Rolls-Royce Merlin-motor inbouwen maar deze waren vanwege de oorlogsdreiging veel te weinig beschikbaar. Daarom werd in het prototype een minder sterke en minder betrouwbare Hispano Suiza-motor ingebouwd. De LVA bestelde er 36 met Bristol Mercury-motoren van 830 pk elk. Vlak voor de Duitse inval werden ze bijna allemaal afgeleverd, maar velen waren op 10 mei 1940 niet inzetbaar. De Spaanse luchtmacht bestelde 25 stuks met Pratt & Whitney Wasp-motoren. Deze werden door Nederland vlak voor de Duitse inval gevorderd. Tien hiervan konden in dienst worden gesteld, waarvan een klein aantal nog operationele vluchten uitvoerde. Duitsland maakte een aantal G.I's buit, die tijdens de oorlog werden ingezet bij de training van bemanningen voor de Duitse tweemotorige jachtkruiser Bf110. De Fokker G.I bleek tijdens de Duitse invasie het enige toestel van de Luchtvaartafdeling te zijn dat iets tegen de Duitse jachtvliegtuigen in kon brengen. Veel G.I's werden echter op de grond al vernietigd. Ook de minder snelle en minder goed bewapende Fokker D.XXI wist een aanzienlijk aantal vijandelijke toestellen neer te halen, voornamelijk transportvliegtuigen. Ook tegenover de Messerschmitt Bf 109 behaalde de D.XXI een aantal successen, juist doordat de D.XXI langzamer was en een kleinere draaicirkel had.[bron?] Dat er vijf keer zoveel Duitse vliegtuigen zijn neergehaald als er Fokkers werden afgeschoten, was echter voor het grootste deel te danken aan een van de weinige moderne onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht: de luchtdoelafweer. Het verwijt dat de Nederlandse regering te weinig G.I's had aangeschaft is, gezien het grote Duitse overwicht, twijfelachtig. Tijdens de oorlog werden de Fokker-fabrieken in beslag genomen door de Duitsers, en werden er Bücker Bestmann-lesvliegtuigen en onderdelen voor Junkers Ju 52-transportvliegtuigen gebouwd. Op 17 juli 1943 miste een geallieerd bombardement de fabrieken aan de Papaverweg in AmsterdamNoord; de bommen vielen in de plantsoenen langs de Meeuwenlaan en maakten veel slachtoffers onder de daar schuilende arbeiders. De productie werd daarop verspreid naar verschillende
    omliggende plaatsen, zoals Hilversum, Purmerend, Landsmeer, Oostzaan, Leiden, Helmond, Muiden en Weesp. In Weesp vond de productie plaats in de voormalige rijwielfabriek Magneet, die als gevolg van de bezetting tussen 1942 tot 1945 gesloten was. Na de oorlog verliep de wederopbouw van het bedrijf moeizaam. De fabriek was door de Duitsers leeggeroofd en de benodigde machines keerden maar mondjesmaat terug. Met de bouw van zweefvliegtuigen, carrosserieën van Scania Vabis- en Saurer-autobussen (als onderaannemer van busbouwer Verheul), plaatvervormers en z.g. Trichterkanister (speciale jerrycans met ingebouwde trechter) werd voorzichtig een nieuwe start gemaakt. Als gevolg van de overvloed aan goedkope vliegtuigen uit de oorlog kenden de eerste naoorlogse Fokker-vliegtuigen weinig succes. Door Dakotatransportvliegtuigen om te bouwen tot passagierstoestellen wist Fokker hier toch nog een beetje van te profiteren. Van het F-25-zakenvliegtuig werd een kleine serie gebouwd. Het S-11-lesvliegtuig uit 1947 was een groter succes en werd door zowel door de Koninklijke Luchtmacht als de Koninklijke Marine aangekocht. Daarnaast werd het toestel naar Israël verkocht en in Brazilië in licentie gebouwd. De S-12 (een S-11 met neuswiel, één exemplaar) bleek geen succes. Ook de S-13 (tweemotorige militaire trainer) kwam niet verder dan een prototype. Verder werd de Fokker S.14 "Machtrainer" gebouwd. Tussen 1955 en 1967 heeft deze dienstgedaan als straaltrainer (jachtvliegeropleiding) bij de Koninklijke Luchtmacht. Dit vliegtuig heeft rechte vleugels met een luchtinlaat in de rompneus en is uitgerust met Martin-Baker schietstoelen. Instructeur en leerling zitten naast elkaar, een voor deze categorie trainers ongebruikelijke opstelling. De bredere romp heeft wel een negatieve invloed op de maximumsnelheid. Het type was geliefd bij de vliegers omdat hij prettig vloog (onder andere door de V stand van de vleugels) en met veel lagere snelheid kon landen dan de meeste jets uit die tijd, dankzij de rechte vleugel met groot oppervlak. Fokker heeft er 20 van gebouwd.
    In 1951 verhuisde de fabriek naar Schiphol (op het huidige Schiphol-Oost). In 1958 introduceerde het bedrijf, dat voortaan Fokker zou heten, de Fokker F-27 'Friendship', zonder twijfel het vlaggenschip in de historie van Fokker. De Nederlandse regering had 27 miljoen gulden bijgedragen aan de ontwikkeling van dit vliegtuig. De F-27 groeide uit tot het meest verkochte WestEuropese turbopropellervliegtuig.[4] Tot 1986, het laatste jaar waarin dit vliegtuig werd gemaakt, verkocht Fokker wereldwijd 786 van deze toestellen, waarvan er 206 in licentie werden gebouwd door het Amerikaanse Fairchild.
    In april 1962 kondigde Fokker een straalvliegtuig aan, de Fokker F-28 Fellowship. Van 1969 tot 1987 werden hiervan in totaal 241 toestellen gebouwd, in diverse uitvoeringen. Uit de Fellowship zouden later de Fokker 100 en de Fokker 70 worden ontwikkeld. In 1969 fuseerde Fokker met het Duitse Vereinigte Flugtechnische Werke (VFW) in Bremen tot VFWFokker. De fusie was geen succes. Van de VFW-614, het enige vliegtuig dat uit deze combinatie werd geboren, werden maar 19 toestellen verkocht, onder andere omdat het de concurrentie met de Friendship niet goed aankon. Begin 1980 werd de fusie ontbonden. Inmiddels was Frans Swarttouw in 1978 president-directeur geworden. Hij was afkomstig uit de Rotterdamse containeroverslag. Na het vastlopen van de samenwerking met VFW gaf hij het startsein tot een wanhoopsoffensief. Gelijktijdig zouden twee nieuwe toestellen worden ontwikkeld. De Fokker 50 zou de sterk gemoderniseerde opvolger worden van de F-27 Friendship, en de Fokker 100 zou uit de F-28 Fellowship worden ontwikkeld. Swarttouw wist vervolgens het voltallige personeel tegen zich in te nemen door het bedrijf laatdunkend 'een blikfabriek' te noemen. De ontwikkelingskosten voor de nieuwe toestellen liepen gigantisch op, en in 1987 zat Fokker vrijwel aan de grond. De Nederlandse overheid sprong bij met 212 miljoen gulden, onder voorwaarde dat Fokker een 'strategische partner' zocht. British Aerospace en DASA kwamen als meest geschikte kandidaten naar voren, met de laatste partij werden de onderhandelingen geopend.
    Fokker kreeg in 1990 de Koning Willem I-prijs voor goed ondernemerschap en vernieuwing. Vooral de gelijktijdige ontwikkeling van de F-50 en de F-100 werd geprezen. De prijs werd door Prins Claus overhandigd aan de voorzitter van de raad van bestuur van Fokker, ir. M.Kuilman. Een jaar later maakte Fokker bekend dat uit de Fokker 100 een kleiner toestel zou worden ontwikkeld, de Fokker 70. Plannen voor een Fokker 130 werden door DASA en haar moederconcern Daimler-Benz steevast getorpedeerd. Na jarenlange en zeer moeizame onderhandelingen werd op 30 oktober 1992 het principe-akkoord tussen Fokker en DASA ondertekend. De problemen waren daarmee echter allerminst voorbij. In 1994 vierde Fokker het 75-jarige jubileum zeer sober. Wel werd vol trots de nieuwe F-70 gepresenteerd. Ook de afzet van dit model voldeed echter niet aan de verwachtingen en de moeilijkheden stapelden zich op, mede als gevolg van interne problemen bij Daimler-Benz. Het lot van Fokker, en de 8000 mensen die er werkten, lag in handen van de Duitsers.
    Op 22 januari 1996 hakte de raad van commissarissen van Daimler-Benz de knoop door. Het concern, dat zijn eigen uitbouw tot een wereldwijd vervoersconcern al eerder had zien mislukken, draaide de geldkraan dicht. Op 23 januari 1996 werd door de rechtbank te Amsterdam voorlopig surseance van betaling verleend. Op 15 maart 1996 ging Fokker ten slotte failliet. Delen van het originele bedrijf bleven na faillissement overeind. De ruimtevaartafdeling ging als zelfstandig bedrijf verder, vanaf 2002 onder de naam Dutch Space. De fabrieken voor vliegtuigonderdelen en vliegtuigonderhoud/reparatie maakten vanaf 1996 als Fokker Aviation deel uit van het Stork-concern en zijn onder meer partner in het JSF-project. In 2003 startte een Fokkeronderdeel van Stork, Fokker Services, het project FokkerFUTURE. Door een samenwerkingsverband aan te gaan met verschillende toeleveranciers werden de oude Fokker 50 en 100 opgeknapt en opnieuw in de markt gezet, waarbij men een onderhoudsgarantie kon geven tegen lage kosten. Zo behield Fokker Services zijn bestaansrecht. Daarnaast werd een Fokker 50 Maritime Patrol-versie ontwikkeld, werden drie Fokker 50's door Fokker Services omgebouwd tot vrachtvliegtuig en biedt Fokker Services de Fokker 100 aan als Executive Jet (Fokker F100EJ). Voor dit project ontving Fokker Services in 2005 de Aerospace Industry Award in de categorie Air Transport, uitgereikt door het tijdschrift Flight International. Nadat Stork in 1996 de beschikking kreeg over Fokker Aviation (Elmo (elektronica), Fas (vliegtuigonderhoud) en Special Products) werd deze ondergebracht onder Stork Aerospace Group. In 2007 kwam Stork in handen van het private equity fonds Candover Partners. In 2009 veranderde Stork de naam Stork Aerospace in Fokker Aerospace.[5]Moedermaatschappij Candover Investments kwam vervolgens zelf in de problemen tijdens de kredietcrisis.[6] Zij konden geen investeringen meer doen en zagen zich genoodzaakt al hun fondsen in stappen te verkopen om zodoende hun aandeelhouders af te kopen. Candover Partners werd in 2010 verkocht aan groep ex-managers van Candover onder naam Arle Capital.[7] Zij zouden zorgdragen voor de verkoop van de investeringsfondsen waaronder Stork viel. In 2011/2012 werd Fokker Aerospace door Arle volledig losgekoppeld van het Stork-concern onder de naam Fokker Technologies en bestond uit vier verschillende bedrijfsonderdelen: Fokker Aerostructures, Fokker Landing Gear, Fokker Elmo en Fokker Services. In 2015 verkocht Arle Capital Fokker Technologies aan de Britse concurrent GKN Aerospace.[8] Fokker Technologies bouwt geen complete vliegtuigen, maar werkt samen met andere vliegtuigenbouwers, waaronder Lockheed Martin, Airbus, Boeing en Bombardier. Fokker is gespecialiseerd in het maken van onderdelen, elektrische systemen en landingsgestellen alsmede het onderhoud aan helikopters en vliegtuigen. Het bedrijf voert onder andere onderhoud uit aan vliegtuigen die door Fokker Aircraft zijn gebouwd.
    Fokker leverde in de periode 2005–2010 Amerikaanse vliegtuigonderdelen aan Iran, Soedan en Birma. [9] Dit was in strijd met de handelsembargo's van onder andere de VS tegen deze landen. Fokker
    Technologies probeerde voor 21 miljoen dollar te schikken met de Amerikaanse justitie, precies het bedrag dat het bedrijf met de zendingen had opgehaald.[10] Een Amerikaanse rechter, Richard J. Leon, vernietigde de schikking omdat er geen medewerkers van Fokker vervolgd zijn en het onderzoek naar de overtredingen volledig door Fokker zelf uitgevoerd is.[ In 1967 werd door Fokker op bescheiden schaal een ruimtevaartafdeling opgezet. Aanvankelijk werden enkele kleine opdrachten verworven voor onderdelen van een paar Europese satellieten. Een grote stap werd samen met Philips en de Nederlandse universiteiten in 1968 gezet met de ontwikkeling van de eerste Nederlandse satelliet, de ANS. Fokker was daarbij verantwoordelijk voor de ontwikkeling en productie van de deelsystemenstructuur, thermische huishouding, standregeling en zonnepanelen. Ook de ontwikkeling op satellietsysteemniveau viel onder Fokkers verantwoordelijkheid. Na de succesvolle lancering van de ANS volgde nóg een groot Nederlands satellietproject: de IRAS. In 1983 werd ook dat project werd met een succesvolle lancering afgesloten. Intussen was een serie bijdragen aan allerlei Europese aardobservatie/milieusatellietprojecten begonnen. Fokker ontwikkelde zich al snel tot specialist op deelgebieden als structuren, thermische huishouding, standregelsystemen en zonnepanelen. Ook aan de ontwikkeling van de Europese Arianeraket in al zijn uitvoeringen (Ariane 1, 2, 3, 4, 5) heeft Fokker bijgedragen. Daarvoor werden de motorophanging en verbindingsstructuren tussen de rakettrappen gemaakt. Ook ontwikkelde Fokker, samen met een Russische onderaannemer, een reusachtig parachutesysteem waarmee de vastebrandstofraketten (boosters) van de Ariane 5 na het leegbranden weer onder gecontroleerde omstandigheden naar de aarde konden afdalen. De bijdrage tot het International Space Station (ISS) concentreerde zich op een aantal deelstudies in de voorontwerpfase, en op de ontwikkeling en bouw van een autonome robotarm (ERA) die te zijner tijd aan de buitenzijde van het ISS-ruimtestation zijn werk moet gaan doen. In de loop van haar bestaan werd de ruimtevaartafdeling steeds zelfstandiger. Kort voor het faillissement van Fokker (1996) werd de afdeling een zelfstandig bedrijf. De naam evolueerde van Fokker Space & Systems (FSS) via Fokker Space (FS) tot Dutch Space (DS). Op 1 januari 2006 werd Dutch Space in samenspraak met het ministerie van Economische Zaken overgenomen door EADS Astrium. Dutch Space is in Leiden gevestigd en is nauw betrokken bij de ontwikkeling van een nieuwe, kleinere Europese raket, de Vega.





    21-07-2018 om 08:50 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juli 1994 paul delvaux

    20 juli 1994 Paul Delvaux (Antheit, 23 september 1897 – Veurne, 20 juli 1994) was een Belgische kunstschilder. Hij werd vaak ondergebracht bij het Belgische surrealisme, maar aanvaardde deze verwijzing niet. Hij vond deze interpretatie van zijn werk te eng, te formalistisch en vooral te oppervlakkig. Hij wilde gewoon "een poëtisch realisme" creëren en daarin bereikte hij een ongekende hoogte en internationale bekendheid. Zijn vader was advocaat te Brussel en de jonge Paul was voorbestemd voor de architectuur. Hij volgde daartoe de Brusselse Academie, maar kreeg tezelfdertijd een opleiding in het schildersatelier van Constant Montald, net als zijn tijdgenoot René Magritte. Hij werd voor het eerst opgenomen in een groepsexpositie bij "Le Sillon", in 1924. Hij werkte enige jaren in de omgeving van Bosvoorde, naar een permekiaans-expressionistische weergave. Op de "Foire du Midi" te Brussel in 1932 kreeg hij de schok die zijn kunst verder zou bepalen, bij zijn bezoek aan het rariteitenkabinet in het "Musée Spitzner". In 1934, bij zijn kennismaking met het werk uit 1926 van Giorgio de Chirico, op de Minotaurus-expositie, onderging zijn stijl een beslissende ommekeer: de poëet Delvaux stak van wal. Op 1 januari 1933 stierf zijn moeder, die "zijn eerste liefde" (zijn "Tam") nooit had aanvaard. Datzelfde jaar vernietigde hij meer dan 100 van zijn vroegste werken. Hoewel niet bepaald opgetogen over de surrealistische schilderijen van Magritte, stelden beide meesters in 1936 toch gelijktijdig tentoon in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Hier bleek al duidelijk dat Delvaux zijn eigen weg ging, naar het poëtische toe, wel met surrealistische onwaarschijnlijkheden. Zijn vader stierf in 1937. In dat jaar trouwde hij met Suzanne Purnal. Het huwelijk werd echter een emotioneel fiasco. Ontgoocheling en eenzaamheid werden een zodanige bron van inspiratie, dat hij in deze periode zijn allerbeste werk creëerde. 1938 werd een uitzonderlijk vruchtbaar jaar. Hij exposeerde op de "Exposition Internationale du Surréalisme", georganiseerd door Marcel Duchamp, te Parijs in januari. In juni was hij op eenzelfde tentoonstelling te Amsterdam, ditmaal georganiseerd door André Breton en Paul Éluard. Te Londen was hij te zien in de London Gallery van E.L.T. Mesens. Hij ontving nog de Prix de l'Académie Picard en reisde voor het eerst naar Italië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerde hij te exposeren. In de winter van 1944-45 kreeg hij, in het Paleis voor Schone Kunsten, zijn eerste grote retrospectieve. De Belgische cineast Henri Storck maakte de film "Le monde de Paul Delvaux". In 1947 ontmoette hij te Sint-Idesbald opnieuw en totaal onverwacht zijn eerste geliefde Anne-Marie De Martelaere, zijn "Tam". Hierop verliet hij zijn vrouw. Hij huwde Tam ten slotte op 25 oktober 1952. Hij werd professor aan de "Ecole Nationale de la Cambre" te Brussel in 1950 en realiseerde in 1952 het muurfresco in de Kursaal van Oostende. In 1954 nam hij deel aan de XXVIIste Biënnale van Venetië. De Italiaanse Reggio Emilia-prijs viel hem te beurt in 1955. In 1956 reisde hij naar Griekenland, het land van zijn zo vaak geschilderde tempelgalerijen. Op 5 juli werd hij opgenomen in de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. 10 jaar later ontving hij de Belgische Staatsprijs voor zijn gezamenlijk werk en werd hij benoemd tot Voorzitter van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Vanaf 1966 woonde hij al de helft van het jaar in het Park te Veurne. Henri Storck realiseerde in 1971 een nieuwe film: "Paul Delvaux ou les femmes défendues", ditmaal naar een draaiboek van René Micha. De Franse Académie beloonde hem als "Officier de l'Ordre des Arts et des Lettres de France" in 1972. In 1973 ontving hij de Rembrandt-prijs van de Johann Wolfgang von Goethe-Stiftung te Bazel. Tezelfdertijd organiseerde het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam zijn grote overzichtstentoonstelling. Deze expositie werd hernomen, het jaar daarop, in Japan, in de Nationale Musea van Tokio en van Kioto. In het Beurs-metrostation, te Brussel, maakte hij de monumentale wandschildering, in 1978. Dat jaar werd hij ook ereburger van de stad Veurne.
    De Brusselse Université Libre nam Paul Delvaux op als Doctor Honoris Causa in 1979. De Amerikaanse pop-kunstenaar Andy Warhol ontmoette Delvaux te Brussel, in 1981, en maakte een reeks portretten van de schilder.
    Op 26 juni 1982 werd te Sint-Idesbald het Paul Delvaux Museum geopend. In de 10 jaar voor zijn dood volgden nog exposities in Parijs, Ferrara, München, Tokio, Osaka, Yokohama en Himeji.
    De iconografie van het werk van Delvaux waaraan hij zijn bekendheid ontleent, valt moeilijk te doorgronden. Niet alleen omdat de schilder zich in dat opzicht zelden expliciet heeft uitgelaten over de door hem gebruikte motieven, maar ook omdat deze dan nog voor velerlei uitleg vatbaar blijven. Vrouwelijke naakten met grote droomogen, menselijke skeletten, ouderwetse treinen en wagons, stations en klassiek aandoende gebouwen zijn wel de voornaamste elementen van zijn gebruikte beeldtaal. Na verloop van tijd werden ongebruikelijke combinaties als bijvoorbeeld elektriciteitspalen tussen Griekse tempels niettemin gemeengoed als deel van een droomwereld, die ondanks haar uitgesproken naturalistischekarakter uitermate vervreemdend aandeed.







    20-07-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juli 1957 carlos santana

     

    20-07-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juli 1957 carlos santana

    20 juli 1957 Carlos Santana (Autlán, 20 juli 1947) is een gitarist van Mexicaanse afkomst. Hij werd bekend met Santana, de band die zijn achternaam draagt en succesvol is sinds het eind van de jaren zestig. Santana kwam al vroeg in aanraking met muziek; zijn vader speelde viool in een mariachiband. Op vierjarige leeftijd leerde hij viool spelen van zijn vader en op achtjarige leeftijd leerde hij gitaar spelen. Ook zijn jongere broer, Jorge Santana, is gitarist geworden. De familie Santana verhuisde van Autlán de Navarro naar Tijuana en in 1960 naar San Francisco. Carlos Santana verdiende in die tijd zijn geld voor zijn onderhoud als muzikant in striptease-clubs. Een jaar later volgde hij zijn familie naar San Francisco en volgde onderwijs aan de James Lick Middle School en de Mission High School. In 1965 deed hij eindexamen en is hij tot Amerikaans staatsburger genaturaliseerd.[ Carlos Santana brak in 1969 door met een optreden op het Woodstockfestival met zijn band Santana. Deze band experimenteerde met rock, latin en jazz fusion en maakte vooral naam met de lange gitaarsolo's van Carlos. In 2003 plaatste het blad Rolling Stone hem op nummer 15 op de lijst van de 100 beste gitaristen aller tijden.[Verder won hij 10 Grammy Awards en 3 Latin Grammy Awards.[3] Begin jaren zeventig stelde John McLaughlin (gitarist en oprichter van het Mahavishnu Orchestra) Carlos Santana voor aan de goeroe Sri Chinmoy. Carlos Santana sloot zich aan bij deze sekte en ging voortaan door het leven als Devadip Carlos Santana (Devadip: "het oog, de lamp en het licht van God"). In 1973 trouwde Santana met Deborah King (die zich tevens bekeerd had en de naam Urmila had aangenomen) Met haar kreeg hij drie kinderen. In 2007 is hij van haar gescheiden. In 1981 brak Carlos Santana met Sri Chinmoy omdat diens strenge leefregels steeds moeilijker te combineren waren met zijn bestaan als rockster. Hierna bekeerde hij zich tot het christelijke geloof. In 1998 is Carlos Santana in de Rock and Roll Hall of Fame opgenomen en richtte hij in dat jaar de Milagro Foundation op.[] In 2010 trouwde hij met drumster Cindy Blackman.





    20-07-2018 om 08:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juli 1937 tijdsignaal

    20 juli 1937 Op 20 juli 1937 overlijdt in Rome Guglielmo Marconi, algemeen aanvaard als initiator van de draadloze communicatie. Guglielmo Marconi werd geboren in Bologna in Italie. In 1895 begint hij te experimenteren met de nieuwe elektromagnetische golven die kort daarvoor zijn aangetoond door Hertz. Hij bouwt een telegraaf die over een afstand van 1,5 kilometer radioberichten kan ontvangen en verzenden. Marconi emigreert naar Engeland en richt daar de Wireless Telegraphy and Signal Company Ltd op. In 1901 slaagt hij erin een radiosignaal te verzenden over de Atlantische Oceaan. Acht jaar later ontvangt hij de Nobelprijs voor natuurkunde. Nadat hij lid wordt van de Fascistische partij maakt Mussolin hem president van de Accademia d'Italia, waardoor hij ook lid wordt van de Grote Fascistische Raad. Markies Guglielmo Giovanni Maria Marconi (Bologna, 25 april 1874 – Rome, 20 juli 1937) was een Italiaans natuurkundige , uitvinder en ondernemer. Marconi is vooral bekend door zijn uitvinding van de draadloze telegrafie in 1896. Hiermee staat hij in de westerse wereld bekend als uitvinder van de radio. In Rusland en het voormalige Oostblok is Aleksandr Popov bekender en in Frankrijk Édouard Branly. Allen bouwden omstreeks dezelfde tijd voort op het werk van Heinrich Hertz. Marconi was tweede en jongste zoon van de Italiaanse landeigenaar Giuseppe Marconi (1823-1904) en de uit Ierland afkomstige Annie Jameson (1840-1920), kleindochter van de oprichter van de Jameson Whiskey distilleerderij. De 17-jaar jongere Annie was Giuseppe's tweede vrouw. Guglielmo groeide op op Villa Griffone, het landgoed van zijn vader dat op een berg was gebouwd en uitkeek op het dorpje Pontecchio. Zijn eerste onderricht kreeg hij thuis van een privé-leraar, maar Guglielmo was geen gemakkelijke leerling. Hij vond schoolwerk puur tijdverlies en spijbelde vaak om zich bezig te houden met dingen die hijzelf veel interessanter vond. Op zijn twaalfde kwam hij terecht op het Istituto Cavellero in Florence[1] en maakte hij kennis met het echte schoolleven – iets dat hem nog minder beviel. Voortgezet onderwijs was voor hem een ramp, ook omdat hij geplaagd werd vanwege zijn slechte Italiaans met Iers/Engels accent. Van kinds af aan bracht hij de winters met zijn moeder en zijn negen jaar oudere broer door in Livorno. Daar woonde Annies zuster met haar vier dochters en die waren goed bevriend met Guglielmo en Alfonso. Met name op zijn jongste nichtje Daisy was hij erg gesteld. Livorno was ook de havenstad waar de Italiaanse zeemacht haar zeevaartschool had, de Regia Marina. Guglielmo's vader, Giuseppe, zag wel wat in een loopbaan van zijn zoon bij de marine. Hoewel hij zeer zuinig met geld omsprong, kocht hij zelfs een zeilboot voor hem die hij hem met meesterlijke hand leerde besturen. De droom van zijn vader werd ruw verstoord toen Guglielmo werd afgewezen voor de marine-academie: hij slaagde gewoon niet voor zijn toelatingsexamen. Op zijn dertiende kwam hij – als tweede keus – terecht op het Technisch Instituut van Livorno, waar hij ingewijd werd in de geheimen van de natuur- en scheikunde. Hier vond Marconi wat hij zocht. Daarnaast zorgde zijn moeder ervoor dat hij privé-les kreeg van professor Vincenzo Rosa, een natuurkundeleraar aan het Liceo Niccolini, die hem de wonderen van elektriciteit liet zien. Ondanks zijn bijles slaagde Marconi niet voor het toelatingsexamen aan de universiteit van Bologna. Zijn moeder vroeg vervolgens aan de buurman en een goede vriend van de Marconi's, Augusto Righi – die hoogleraar natuurkunde was aan de universiteit – of die haar jongen wilde helpen met zijn verdere opleiding. Righi gaf Marconi toestemming om zijn lessen te volgen, hij liet hem gebruikmaken van zijn laboratorium en verschafte hem toegang tot de universitaire bibliotheek. Via Righi, die onderzoek deed naar radiogolven, kwam Marconi in aanraking met de werken van Maxwell, Hertz, Lodge en anderen.
    Marconi begon rond 1890 op de zolder van Villa Griffone te experimenteren met radiogolven. Na vele pogingen slaagde hij erin om met zelfgebouwde toestellen signalen draadloos te versturen over een afstand van anderhalve mijl (2400 meter). Hierbij maakte hij onder andere gebruik van
    een vonkgenerator, een verbeterde versie van de coherer (een apparaat om radiogolven waar te nemen) van Branly en zijn eigen uitvinding: de radioantenne. Omdat de Italiaanse regering geen belangstelling toonde voor zijn werk, emigreerde hij in 1896 naar Groot-Brittannië, waarbij hij zijn apparatuur meenam. Via zijn neef Henry Jameson-Davis en A. A. Campbell Swinton werd hij voorgesteld aan William Henry Preece, hoofdingenieur van de British Post Office (de Britse PTT). Met steun van Preece en zijn neef verkreeg Marconi later dat jaar (2 juni 1896) 's werelds eerste octrooi voor zijn draadloze telegrafiesysteem.
    Voor een officiële delegatie van de Britse posterijen en het leger demonstreerde hij zijn systeem met succes in Londen, op Salisbury Plain, en door het overbrengen van een signaal over een 15 km brede zeearm, het Kanaal van Bristol. Hij kon gebruikmaken van het zakelijke netwerk van zijn moeders familie, wat in juli 1897 leidde tot de oprichting van de Wireless Telegraph & Signal Company Ltd. (een directe voorloper van het concern The Marconi Company, dat eind 20ste eeuw opging in BAE Systems). Zijn uitvinding verkreeg de steun van invloedrijke bewonderaars, onder wie de Britse koningin Victoria. Van dan af kon deze berichten versturen tussen haar residentie op het eiland Wight en de Prins van Wales, die voer op het koninklijke jacht. Met toestemming van de Franse regering werd bij Wimereux een zendstation geplaatst, waarna onder Marconi's leiding op 27 maart 1899 [2] de eerste radioberichten werden verzonden tussen Engeland en Frankrijk over het Kanaal. Hij richtte permanente draadloze stations op in de vuurtoren bij The Needles (een rotsformatie op het eiland Wight), bij Bournemouth en later in het Haven Hotel in Poole, Dorset. In april 1900 verkreeg hij het beroemde patentnummer 7777 op zijn afgestemde telegraafzender ("tuned or syntonic telegraphy"). Hoewel nu duidelijk was dat Marconi's systeem werkte, dacht men dat door de kromming van de aarde de draagwijdte van radiogolven maximaal 300 km zou zijn. Op 12 december 1901 bewees Marconi dat radiogolven zich tot over de horizon voortplanten. Hij gebruikte zijn systeem door als eerste draadloze morsesignalen te zenden over de Atlantische Oceaan; van Poldhu in Cornwall naar St. John's in Newfoundland, een afstand van circa 3200 kilometer. Later verklaarde Marconi in een verslag aan de BBC hoe hij deze historische gebeurtenis destijds ervaren had:[ "Plotseling, om half een, klonk er een harde klik van de tikker op de coherer, wat aangaf dat er iets stond te gebeuren. Ik luisterde vol spanning. Vlak daarna hoorde ik drie tikken die overeenkwamen met drie stippen. De elektrische signalen die vanuit Cornwall waren overgeseind hadden de Atlantische Oceaan overbrugd! Ze hadden zich niets aangetrokken van de ronde vorm van de aarde waardoor volgens velen het overseinen onmogelijk zou zijn en hadden mijn ontvanger in Newfoundland bereikt." Deze doorbraak in intercontinentale telecommunicatie maakte Marconi nog beroemder dan hij al was. Toch zou het tot 18 januari 1903 duren eer hij een volledig radiotelegram kon versturen – een felicitatie in morse van de Amerikaanse president Theodore Roosevelt aan de Engelse koning Edward VII. Enkele uren later volgde het antwoord in de andere richting.[ In 1943 oordeelde het Amerikaanse Hooggerechtshof (vlak na het overlijden van Nikola Tesla) dat Marconi's eerste draadloze trans-Atlantische radiocontact tot stand kwam met de uitvindingen van Tesla (De Ingenieur, nummer 7, juli 2015). Tussen 1902 en 1912 patenteerde hij diverse nieuwe uitvindingen. In 1902, tijdens een reis aan boord van het SS Philadelphia, een Amerikaanse liner, ontdekte hij dat radiogolven 's nachts over een veel grotere afstand ontvangen werden dan overdag. Dit daglicht-effect zou later leiden tot de ontdekking van de ionosfeer. In hetzelfde jaar patenteerde hij ook zijn magnetische detector, die voor vele jaren de standaard werd als draadloze ontvanger. De horizontale ontvanger patenteerde hij in 1905 en in 1912 patenteerde hij een tijdsgereguleerde vonkgenerator waarmee een meer constante draaggolfopgewekt kon worden.
    In september 1913 kreeg Marconi samen met zijn vrouw Bea in Italië een ernstig auto-ongeluk, waarbij hij zijn rechteroog verloor. Ondanks zijn visuele handicap werd hij 1914 luitenant in het Italiaanse leger, later bevorderd tot kapitein, en in 1916 werd hij overgeplaatst naar de marine met de rang van kapiteinluitenant. Hij was lid van de Italiaanse Regeringsmissie naar de Verenigde Staten in 1917 en werd na de oorlog, in 1919, aangesteld als gevolmachtigd delegatielid bij de Vredesconferentie van Parijs. Hij tekende de verdragen met Oostenrijk en Bulgarije voor de Italiaanse overheid. Na de oorlog kocht hij een luxueus jacht, dat hij Elettra doopte en dat daarna zijn nieuwe thuis werd. Tijdens zijn diensttijd was hij verdergegaan met zijn onderzoek van de korte golven die hij ook bij zijn eerste experimenten had gebruikt. Als erkenning voor zijn militaire dienst werd hij in 1919 beloond met de Italiaanse Militaire Medaille Op 16 maart 1905 trad Marconi in het huwelijk met Beatrice O'Brien (1882-1976), dochter van Edward Donough O'Brien, 14de baron Inchiquin. Hij scheidde van haar in 1924 en het huwelijk werd ook nietig verklaard door de Katholieke Kerk. De nietigheid werd bewezen door de gezworen getuigenis van Marconi, Beatrice O’Brien, een protestante, en vele getuigen. De oorzaak van nietigheid in het eerste huwelijk was niet dat het plaatsvond in een anglicaanse kerk, maar dat ze waren overeengekomen om getrouwd te zijn zolang ze bij elkaar wilden blijven. Wat ze echter niet wisten was dat de tijdelijke aard van zo’n huwelijkscontract geen geldig christelijk huwelijk uitmaakt.[ Op 15 juni 1927 trouwde hij met gravin Maria Cristina Bezzi-Scali (1900-1994); Mussolini trad op als getuige. Hij had een zoon Giulio (1910-1971) en twee dochters Degna (1908-1998) en Gioia (19161996) bij zijn eerste vrouw en een dochter Elettra (1930) bij zijn tweede vrouw. Daarnaast had hij een broer, Alfonso, en een halfbroer, Luigi, uit een eerder huwelijk van zijn vader.
    Hoewel Marconi al sinds 1923 aanhanger was van het fascisme, was het pas na zijn huwelijk met Cristina dat hij echt actief werd. In 1930 werd hij door Benito Mussolini benoemd tot president van de Accademia d'Italia (Italiaanse academie). Dit zorgde ervoor dat Marconi automatisch lid werd van het Gran Consiglio del Fascismo (Fascistische Grote Raad), een feit dat voor hem geen enkel probleem was. Integendeel, hij voerde pro-fascistische redevoeringen op de radio en schreef propaganda-artikelen in kranten. Toen Italiaanse troepen in 1935 Ethiopië binnenvielen (Tweede Italiaans-Ethiopische Oorlog) en het land annexeerden, resulteerde dit in een wereldwijde veroordeling van Italië. Marconi voerde vele radiotoespraken waarin hij de aanval goedpraatte, maar de BBC – de omroep die hij mede had gecreëerd – deed hem in de ban. De val van Mussolini en de ondergang van het fascisme maakte Marconi niet meer mee. Als gevolg van hartfalen overleed hij in 1937 op 63-jarige leeftijd. Van Mussolini kreeg hij een staatsbegrafenis. Volgens zijn wens werd hij begraven in zijn geboorteplaats Bologna. Als eerbetoon hielden alle radiostations over de hele wereld twee minuten stilte.[ Marconi was niet zozeer een man van de wetenschap maar veel meer een geestdriftig amateur die erin slaagde veel meer praktische toepassingen te vinden dan gerenommeerde wetenschappelijke onderzoekers. Hij zag het commerciële belang van zijn uitvinding goed in en heeft een bloeiend bedrijf opgezet, gebaseerd op de wens om een wereldmonopolie op te bouwen. De radio heeft deze bikkelharde zakenman nooit losgelaten. Hoewel zijn uitvinding in eerste instantie bedoeld was ter vervanging van de bestaande telegraafverbindingen, bleek zijn draadloze telegrafiesysteem bijzonder geschikt te zijn als communicatiemiddel op schepen en dan vooral in geval van nood. Toen in 1909 een lijnboot op volle zee in dichte mist in aanvaring kwam met een ander schip, wist de radio-operator aan boord een noodsignaal uit te sturen. Deze noodkreet werd op de wal opgevangen en via een snelle reddingsoperatie werden 1700 mensen gered van de verdrinkingsdood.
    Ook bij de ondergang van de Titanic in 1912 werd nogmaals de noodzaak aangetoond van goede radioverbindingen op zee. 703 schipbreukelingen dankten hun leven aan het feit dat de noodoproep van de Titanic – uitgezonden door apparatuur van Marconi – werd opgevangen door de RMS Carpathia. Direct gevolg van deze ramp was dat radioapparatuur verplicht werd gesteld op alle schepen. Nadat hij zich uit zijn werk had teruggetrokken heeft hij op zijn jacht Elettra nog vaak geëxperimenteerd met nieuwe communicatieapparatuur. In het bijzonder korte- en ultrakorte golven hadden zijn interesse. Hierbij ontdekte hij dat hij de uitgezonden golven kon richten door achter de antenne een gebogen, metalen scherm te plaatsen. Dankzij de uitvinding van de radiobuis (Fleming, 1904) en de versterkerbuis (De Forest, 1906) konden steeds sterkere en betere radiozenders en -ontvangers gebouwd worden, die zorgden voor een grote vooruitgang in de radiotechnologie. Marconi raakte verwikkeld in een conflict over patenten, onder andere met Nikola Tesla, die claimde dat Marconi zeventien van zijn patenten had geschonden. In 1943 leidde dit ertoe dat het Amerikaanse Hooggerechtshof de meeste van Marconi's patenten ongeldig verklaarde. Marconi ontving voor zijn baanbrekende werk eredoctoraten van verscheidene universiteiten en vele internationale onderscheidingen en prijzen. Hieronder valt vooral de Nobelprijs voor de Natuurkunde, die hij in 1909 deelde met de Duitse professor Karl Ferdinand Braun, te vermelden. Verder kreeg hij de Matteucci Medal (1901), de Albert Medal (1914) van de Royal Society of Arts, de IEEE Medal of Honor (1920), de John Fritz Medal (1923) en de Kelvin Medal. Hij werd door de tsaar van Rusland gedecoreerd met de Orde van Sint-Anna. De koning van Italië kende hem in 1902 het Grootkruis in de Orde van de Italiaanse Kroon toe. Marconi werd daarnaast ereburger van Rome (1903) en ridder in de Orde van Savoye (1905). Veel ander eerbetoon volgde. In 1914 werd hij lid van de Italiaanse senaat (Senato del Regno) en in Engeland benoemd tot Honorary Knight Grand Cross van de Koninklijke Orde van Victoria. Door koning Victor Emanuel III werd hij in 1929 in de adelstand verheven en kreeg hij de erfelijke titel van Markies.





    20-07-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juli 1970 merkx

    19 juli 1970 Edouard Louis Joseph (Eddy) baron Merckx (Meensel-Kiezegem, 17 juni 1945) is een voormalig Belgisch wielrenner. Hij was actief van 1961 tot 1978. Na die tijd richtte hij een fietsenbedrijf op genaamd Eddy Merckx. Hij staat met 525 gewonnen wedstrijden in de wielersportjournalistiek als de beste wielrenner aller tijden te boek. Het Franse tijdschrift Vélo betitelde hem in 2000 als "de grootste ooit in het wielrennen".[] Hij won de Tour de France en de Giro d'Italia vijf keer, won alle klassiekers behalve Parijs-Tours, hij won de Vuelta a España en als professional én als amateur het wereldkampioenschap, en brak het werelduurrecord. In 2011 kreeg hij een eredoctoraat aan de Vrije Universiteit Brussel. Eddy Merckx is de oudste zoon van Jules Merckx en Jenny Pittomvils. Hij groeide op in Sint-PietersWoluwe waar zijn ouders een kruidenierswinkel uitbaatten. Als kind keek Merckx erg op naar Stan Ockers. Toen deze wielrenner in 1956 verongelukte was hij net als veel van zijn landgenoten diep geschokt en verdrietig. In 1961 begon Merckx zijn wielercarrière. Drie jaar later werd hij wereldkampioen te Sallanches (Frankrijk) bij de liefhebbers. In 1966 won hij de eerste van zeven Milaan-San Remo's, een record dat nog steeds niet is geëvenaard. Een jaar later werd hij in Heerlen, Nederland, wereldkampioen wielrennen op de weg, een onderscheiding die hij nog twee keer zou winnen. Datzelfde jaar huwde hij ook Claudine Acou. Het huwelijk verliep tweetalig, maar toch waren veel Vlamingen boos omdat het jawoord in het Frans uitgesproken werd. Op 14 februari 1970 kregen ze een dochter, Sabrina Merckx en twee jaar later, op 12 augustus 1972 werd hun zoon Axel Merckx geboren, die later ook profwielrenner zou worden. In 1968 won Merckx als eerste Belg de Ronde van Italië (de Giro). Toen hij een jaar later weer aan de wedstrijd meedeed werd hij uit de wedstrijd gehaald wegens dopinggebruik. Merckx huilde toen voor het oog van de pers (tijdens het geruchtmakende interview met radiopresentator Jan Wauters) en blijft tot op de dag van vandaag beweren dat men geknoeid had met de test. Hij zou de Giro daarna nog vier keer winnen. Eddy Merckx reed voor Italiaanse ploegen Faema, Faemino en Molteni, waarvoor de Giro belangrijker was dan de Ronde van Frankrijk. In 1969 won hij voor de eerste maal de Tour: hij won zes ritten, het eindklassement (gele trui), het puntenklassement (groene trui) én het bergklassement. Hij werd een nationale held omdat het 30 jaar geleden was dat een Belg nog eens de Ronde van Frankrijk gewonnen had (dat was namelijk Sylvère Maes). Tijdens de beklimming van de Tourmalet kan niemand hem meer volgen, waarop hij dan maar de overige 140 kilometer, op de Soulor, op de Aubisque en in de kilometers lange vlakke finale, alleen rijdt. Hij wint met acht minuten voorsprong op de achtervolgers. Merckx zou de Ronde van Frankrijk nog vier keer winnen: in 1970, 1971, 1972 en 1974. In 1973 reed hij niet mee, velen denken uit angst voor een nederlaag tegen Luis Ocaña, die dat jaar ook won. Merckx reed toen in plaats van de Tour mee in de Vuelta(Ronde van Spanje), een wedstrijd die hij ook won. Merckx won de Ronde Van Frankrijk in totaal vijf keer, een record dat voorheen enkel door Jacques Anquetil was behaald en na Merckx ook nog door Bernard Hinault en Miguel Indurain geëvenaard zou worden. In 2004 brak Lance Armstrong het record en won de Tour voor een zesde en in 2005 zelfs een zevende maal. In 2012 werden de Tourzeges van Armstrong echter geschrapt na een dopingrapport en uiteindelijk bekentenis. Hierdoor blijft het recordaantal Tourzeges op vijf staan. Eind 1969 kwam Merckx zwaar ten val tijdens een wielerwedstrijd in Blois. Het fietsen, dat tot dan toe voor hem als vanzelf ging, werd vanaf dat moment moeizamer en uitputtender. Om de haverklap begon hij toen de positie van zijn zadel bij te stellen. Des te opmerkelijker is wel dat hij toch nog een zeer groot aantal van de wedstrijden die hij meereed gewonnen heeft, ondanks deze vervelende kwetsuur. In het jaar 1971 won hij zelfs 54 van de 120 wedstrijden die hij reed. Daar waar het in het wielerpeloton gangbaar is de winst in kleinere koersen aan de knechten toe te bedelen, gunde Eddy Merckx niemand
    anders dan zijn daadwerkelijke meerdere de overwinning. Omdat hij de beste was en in zijn honger naar overwinningen de concurrentie zowat verslond, kreeg hij de bijnaam De Kannibaal. In 1972 brak hij in Mexico-Stad het werelduurrecord dat pas 12 jaar later door Francesco Moser op een speciaal ontworpen fiets opnieuw gebroken zou worden. In 2000 besloot de UCI dit record niet langer te erkennen. Het record van Merckx werd in ere hersteld en verbeteringen worden alleen erkend wanneer ze op een fiets gereden worden gelijk aan die van Merckx in 1972. Eddy Merckx werd gedurende zijn ganse wielercarrière drie keer betrapt op het gebruik van doping. Een eerste maal was tijdens de Ronde van Italië van 1969. Op 1 juni 1969 werd Merckx, als drager van de roze leiderstrui, na de aankomst van de zestiende etappe in Savona positief getest op het gebruik van fencamfamine. Zowel in het A-staal als in het B-staal van de tegenexpertise was de concentratie fencamfamine volgens Professor Genovese onbetwistbaar uitzonderlijk hoog. Deze dopamine agonist was afkomstig van het stimulerende middel Réactivan, een product dat in die tijd erg populair was in het wielermilieu en het jaar voordien ook in Giro nog werd teruggevonden bij Felice Gimondi. Bij een nieuwe controle, daags na zijn positieve plas, ditmaal op verzoek van Merckx en in aanwezigheid van drie getuigen, werden door de Universiteit van Milaan geen sporen van fencamfamine aangetroffen. Niettemin werd Merckx door de Italiaanse Wielerfederatie geschorst voor één maand. Intussen leidde de hele dopingaffaire tot een heuse politieke en diplomatieke rel tussen België en Italië. Frans Van Mechelen, toenmalig minister van Nederlandse Cultuur en Sport, oefende druk uit op de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken om een grondig onderzoek uit te voeren. Zelfs Pierre Harmel, Belgisch minister van Buitenlandse Zaken, vond het nodig een telegram te sturen naar zijn Italiaanse collega Pietro Nenni met het dringende verzoek 'het mysterie van Savona op te lossen'.[3] En in de Italiaanse Senaat werd de bevoegde minister tweemaal geïnterpelleerd over de wettelijkheid van het Italiaanse dopingreglement. Op 5 juni besliste de BWB op grond van procedurefouten om de schorsingsperiode terug te brengen tot één week. Dit leidde tot grote consternatie bij heel wat andere renners zoals Jean Stablinski en Jan Janssen die spraken over een ongeoorloofde voorkeursbehandeling en zelfs dreigden met een staking. Uiteindelijk, na heel wat juridisch getouwtrek, besliste het FICP (de afdeling beroepsrenners van de Internationale Wielerunie) onder leiding van voorzitter en Tourbaas Félix Lévitan op 14 juni om Merckx "het voordeel van de twijfel te gunnen" en de eerder uitgesproken schorsing van één maand op te heffen. Zo kon Merckx toch nog op tijd verschijnen aan de start van de Tour op 28 juni.] De tweede keer dat Eddy Merckx positief werd bevonden was na zijn overwinning in de Ronde van Lombardije van 13 oktober 1973, toen sporen van norefedrine in zijn urine werden aangetroffen. Pas drie weken na afloop van de Ronde, op 8 november, werden de feiten openbaar gemaakt. Merckx bekende dat zijn ploegdokter Angelo Cavalli hem de hoestsiroop Mucantil had voorgeschreven ter behandeling van een bronchitis maar beweerde ook niet te weten dat er verboden producten in zaten. Cavalli was ironisch genoeg de arts van de Italiaanse Wielerfederatie die hem vier jaar eerder in Savona positief had bevonden op fencamfamine. Ook nu werd Merckx gediskwalificeerd ten voordele van Gimondi maar ditmaal kon hij zijn straf van één maand schorsing en een boete van 150.000 lire niet ontlopen.[ De derde en laatste keer dat Eddy Merckx positief testte was na de Waalse Pijl van 1977, toen hij werd betrapt op het gebruik van pemoline, in het wielermilieu beter bekend onder de merknaam Stimul, [6] een amfetamine dat nog niet lang op de dopinglijst stond. Niet minder dan vierentwintig Belgische wielrenners liepen tegen de dopinglamp waaronder enkele grote namen zoals Walter Godefroot en Freddy Maertens. Volgens professor en notoir dopingjager Michiel Debackere was Merckx' positieve controle helemaal geen verrassing vermits zijn broer apotheker was geworden met een thesis over pemoline. In 2007 heeft Merckx het gebruik van dit middel toegegeven.[7] In 2007 werd Merckx, samen met onder andere Dietrich Thurau, Rudi Altig en Gianni Bugno niet uitgenodigd om het wereldkampioenschap wielrennen in Stuttgart bij te wonen. Gemotiveerd om het wielrennen voortaan 'zuiver' te houden, wilden de organisatoren komaf maken met iedereen die in het verleden op dopinggebruik werden betrapt. De afwijzing lokte bij Merckx heel wat verontwaardiging uit. [8] Dat Merckx ook trouw blijft aan zijn vriend en dopingzondaar Lance Armstrong wordt hem door sommige critici nog steeds kwalijk genomen.
    Veel buitenlandse wielersupporters konden het niet verkroppen dat Merckx zo vaak won. Zelfs Jacques Goddet, de organisator van de Tour de France vroeg Merckx om in 1973 niet aan zijn wedstrijd mee te doen. De wielrenner ontving dreigbrieven en andere haatuitingen, maar vaak zonder echt negatieve gevolgen. Het ernstigste voorval vond plaats in 1975, toen Merckx trachtte voor de zesde maal de Tour te winnen en de 55-jarige Franse toeschouwer Nello Breton een harde slag in Merckx' lever gaf tijdens de beklimming van de Puy de Dôme. Breton beweerde de slag niet met opzet te hebben gegeven en zei dat hij geduwd werd en zijn evenwicht wou behouden. Hij werd later veroordeeld tot het betalen van een symbolische schadevergoeding van 1 frank. Merckx werd ernstig gehinderd door de blessure die hij eraan overhield. Bovendien brak hij de volgende dag zijn kaak. Bernard Thévenet won dat jaar de Tour, Merckx eindigde op de tweede plaats. Midden jaren zeventig kreeg Merckx ook felle kritiek omdat hij als sportman reclame had gemaakt voor een sigarettenmerk (R6). Naar aanleiding van een gerechtelijk onderzoek naar een grootschalige fraudezaak bij de politiezone Brussel-Zuid werd Eddy Merckx in maart 2012 door de Brusselse onderzoeksrechter Van Espen in verdenking gesteld van actieve corruptie (omkoping van een ambtenaar) bij de openbare aanbesteding van 46 fietsen. Op vraag van Merckx zou Anderlechts politiecommissaris Philippe Boucar in de offertes van de concurrenten hebben geneusd en hem hun prijzen hebben doorgespeeld. Zo kon Merckx kort daarna een beter, lees goedkoper, geantedateerd bod uitbrengen en alsnog het contract binnenhalen. In ruil zou Merckx Boucar en zijn vrouw gratis of tegen een flinke korting een dure MXMfiets hebben gegeven. Op 8 augustus 2016 maakte het Brussels parket bekend dat Merckx samen met Boucar, Gerald Noon, de gewezen korpschef van Brussel-Zuid en nog een tiental anderen in staat van beschuldiging worden gesteld en op 27 september voor de raadkamer dienen te verschijnen. De verdediging beklemtoont dat de aanbestedingen steeds van hogerhand werden goedgekeurd en kondigt aan extra onderzoeksdaden te zullen vragen,[ ] allicht met de bedoeling om een verjaring van de feiten te bekomen. Zijn laatste officiële wielerwedstrijd reed Eddy Merckx in Kemzeke: de Omloop van het Waasland van 1978. Vervolgens trok hij zich op 18 mei dat jaar terug uit de wielerwereld en richtte een fietsbedrijf op. Hij treedt nog regelmatig op als commentator bij wielerwedstrijden. Merckx woont al lang in Meise, Vlaams-Brabant. In 1996 werd hij door de koning tot baron verheven. Begin 2008 lanceerde de gewezen wielrenner als ambassadeur de nieuwe campagne van Damiaanactie. Hij kon het werk van de organisatie in de strijd tegen lepra en tuberculose op het terrein in de Democratische Republiek Congo zelf vaststellen. Op 22 maart 2012 verscheen de Britse biografie Eddy Merckx, The Cannibal, waarin de Italiaanse cardioloog Giancarlo Lavezzaro zegt dat Merckx een bijzondere hartafwijking heeft, zonder symptomen, maar wel met het gevaar van acuut hartfalen. Na de derde rit in de Giro van 1968, nam Lavezzaro een cardiogram af bij de renner. Daaruit bleek de hartafwijking.





    19-07-2018 om 08:47 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juli 1814 colt

     

    19-07-2018 om 08:45 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juli 1814 colt

    19 juli 1814 Samuel Colt (Hartford 19 juli 1814 – aldaar, 10 januari 1862) was een Amerikaans uitvinder en zakenman. Hij was de oprichter van Colt's Patent Fire-Arms Manufacturing Company, tegenwoordig bekend als Colt's Manufacturing Company, en is wereldwijd bekend als de man die de revolver populair maakte. Colt werd geboren in Hartford als zoon van Christopher Colt en Sarah Colt. Zijn vader was een voormalige boer die met zijn familie naar Hartford was verhuisd om zakenman te worden. Colts moeder stierf toen hij 7 jaar oud was. Binnen twee jaar na haar dood, hertrouwde Christopher Colt met Olive Sargeant. Samuel Colt had nog vier broers en drie zussen. Op zijn elfde werd Colt naar een boerderij in Glastonbury gestuurd om te werken en te studeren aan een nabijgelegen school. Hier maakte hij kennis met de wetenschappelijke encyclopedie Compendium of Knowledge, waarin hij onder andere las over Robert Fulton en buskruit. Deze informatie zou de rest van zijn leven een belangrijke rol voor hem spelen. In 1829 ging Colt werken op zijn vaders textielplantage in Ware. Hier maakte hij met behulp van kennis die hij had opgedaan uit de encyclopedie een eigen galvanisch element.
    In 1832 stuurde Colts vader hem naar zee om de zeehandel in de praktijk te leren. Ook hier deed Colt ideeën op voor zijn latere uitvinding. Op zijn eerste zeereis maakte Colt reeds een houten model van een revolver.[1] In 1832 keerde Colt terug naar de Verenigde Staten. Aanvankelijk ging hij weer voor zijn vader werken, maar later besloot hij door de Verenigde Staten te gaan reizen en de kost te verdienen door demonstraties te geven met lachgas in een mobiel laboratorium. Datzelfde jaar verbeterde hij zijn idee voor de revolver, en in 1835 vroeg hij er in het Verenigd Koninkrijk patent voor aan (patent nummer 6909). Vervolgens reisde hij naar Frankrijk om zijn uitvinding te promoten. Bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten vroeg hij nog een patent aan voor een ander model revolver (patent 9430X). Colt stelde zelf dat hij de revolver niet echt had uitgevonden, maar meer een model vuurwapen te hebben verbeterd dat was uitgevonden door Elisha Collier. Colt wilde dat de onderdelen van zijn revolver onderling uitwisselbaar waren en met een machine konden worden gefabriceerd om de kosten te drukken.
    In april 1836 begon hij zijn bedrijf gespecialiseerd in de productie van revolvers in Patterson, New Jersey. De fabriek kwam maar moeizaam van de grond daar Colt bijna geen investeerders kon vinden. Hij probeerde daarom zelf het geld bijeen te krijgen. Hij demonstreerde zijn revolver onder andere aan aan president Andrew Jackson, die Colt zijn goedkeuring gaf. Desondanks wilde nog bijna niemand het nieuwe wapen kopen. De paniek van 1837dreigde Colts fabriek zelfs failliet te laten gaan, maar een oorlog met de Seminolen keerde het tij; Colt kreeg zijn eerste opdrachten. Dit succes duurde niet lang en Colt moest zijn fabriek sluiten. In 1847 keerden Colts kansen opnieuw toen kapitein Samuel Walker voor de Texas Rangers 1000 revolvers bestelden voor in de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog. Door deze bestelling kon Colt zijn bedrijf nieuw leven inblazen. Vanaf dat moment werd de revolver steeds populairder. De Californische goldrush en snelle kolonisatie van het westen van de Verenigde Staten deed de omzet van Colts fabriek explosief stijgen.
    Colt kocht een stuk land aan de rivier Connecticut, en bouwde hier een grotere fabriek genaamd de Colt Armory. Hij regelde voor zijn personeel een 10-urige werkdag en een uur lunchpauze tussendoor. Ook bouwde hij voor hen een club vlak bij de fabriek. Op 5 juni 1856 trouwde Colt met Elizabeth Jarvis. Bij het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog werd Colt door de staat Connecticut benoemd tot kolonel. De eenheid die hij kreeg toegewezen hoefde echter nooit ten strijde te trekken. Op 20 juni 1861 werd Colt ontslagen uit het leger. Colt overleed op 47-jarige leeftijd in zijn geboorteplaats. Hij ligt begraven op het Cedar Hill kerkhof





    19-07-2018 om 08:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juli 1834 degas

    19 juli 1834, Hilaire Germain Edgar (Edgar) Degas (Parijs, 19 juli 1834 – Parijs, 26 september 1917) was een Franse impressionistisch kunstschilder en beeldhouwer. Degas werd geboren als zoon van een welgesteld burger en bankier. Deze had de familienaam gesplitst, zodat de zoon eigenlijk van zijn achternaam de Gas heette. Beroemd geworden als schilder en tekenaar onder het impressionisme, bracht hij, als gevolg van zijn slechter geworden gezichtsvermogen, zijn laatste levensjaren door als beeldhouwer, met een al even opvallende reputatie. Degas was geen pure impressionist. Daarvoor bleef hij te trouw aan de classicistische tekenlijn van Jean Auguste Dominique Ingres en Jacques Louis David en bleef hij afzijdig voor de impressionistische kleurenscheiding. Desondanks deed hij graag zijn zegje bij de "refusés" en de contra-academisten van de Parijse cafés Guerbois of La Nouvelle Athènes. Degas kreeg zijn eerste classicistische opleiding van F. Barrias en L. Lamothe, zelf een leerling van Ingres. Dit gebeurde van 1853 tot 1855, nadat hij eerst, sedert 1852, begonnen was in een eigen atelier in het huis van zijn vader. Tussen 1854 en 1859 trok Degas meerdere keren naar Italië, waar hij studies maakte van oude meesters, historiestukken en realistische portretten. In 1861 ving hij aan met zijn eigen thematiek: de overbekende paardenrennen. In 1862 ontmoette hij Édouard Manet en zij werden vrienden in wel en wee en in dispuut. Zijn laatste historieschilderij exposeerde hij op het officiële Salon in 1865. Omstreeks deze tijd kwam hij in het Café Guerbois en leerde hij er onder anderen Claude Monet en Pierre-Auguste Renoir kennen. Het "oproer-complot" onder de naam van het Impressionisme was geboren. Samen met Manet reisde Degas in 1868 naar Londen. Gefascineerd door de muziek en het theaterleven begon hij zijn al even beroemde balletscènes te tekenen en te schilderen. In 1869 nam hij voor het laatst deel aan het Salon en ging daarna naar België. Degas werd van 1870 tot 1871 geconfronteerd met het oorlogsgeweld en tijdens de Parijse Commune verbleef hij bij vrienden in Normandië. In 1874 vond de beruchte eerste expositie van de impressionisten plaats, waarvan Degas medeorganisator was. De expositie werd georganiseerd in de Boulevard des Capucines en liep van 15 april tot 15 mei, telkens van 10u. tot 18u. en van 20u. tot 22.30u. Er waren 30 deelnemers met 167 werken en Degas had er 10 laten plaatsen, waaronder De balletklas. Het doek van Claude Monet "Impression, soleil levant", uit 1873, zou aanleiding worden tot de beroemde spotnaam "impressionisten". In 1876 werd de tweede expositie gehouden, met 19 deelnemers en 252 werken, in de rue Le Pelletier. Degas was er met 24 tekeningen en schilderijen. Hij zou verder blijven deelnemen tot en met de zesde expo, in 1881. Bij de zevende was er ruzie in het straatje en nam hij niet meer deel. Intussen was een eerste doek van hem door een museum aangekocht, in 1878. In 1883 organiseerde de bekende galerist Durand-Ruel ineens twee tentoonstellingen, een in Londen en een in New York, waaraan Degas deelnam. Op de achtste en laatste expositie van de impressionisten, in 1886, presenteerde hij toch nog eens 15 van zijn werken. Hij kreeg zijn enige solotentoonstelling bij Durand-Ruel in 1892. Intussen had hij ook al zijn reputatie gevestigd als uitzonderlijk sfeerschepper van vrouwelijke naakten in talloze intieme typeringen, veelal gecreëerd in pasteltekeningen. In 1909 werd werk van hem tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling van Parijs. Sinds de Parijse Commune had zich echter een oogaandoening gemanifesteerd. Ten gevolge van de erge verzwakking van zijn gezichtsvermogen, leefde hij teruggetrokken en begon hij te beeldhouwen. Weer ontstonden tientallen beelden van balletdanseresjes. Soms kregen de beeldjes zelfs kleding aan.
    Tussen 1909 en 1911 staakte hij, vrijwel blind geworden, elke artistieke activiteit. Hij overleed in zijn geboortestad op 83-jarige leeftijd.
    De schilderkunst van Degas behoorde tot het impressionisme en realisme. Degas was de meest tegendraadse, nog onafhankelijker dan Manet, de minst impressionistische onder de Franse impressionisten, zo wordt Edgar Degas door menig recensent ervaren (bron?). Hij noemde zichzelf "realist"





    19-07-2018 om 08:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juli 1925 mein kampf

     

    18-07-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juli 1925 mein kampf

     

    18-07-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juli 1925 mein kampf

    18 juli 1925 Mein Kampf (Nederlands: Mijn strijd), in Nederland uitgegeven als Mijn kamp, is het boek van Adolf Hitler dat zijn ideeën over Duitsland, ras en politiek bevat. Het eerste deel is door hemzelf grotendeels tijdens zijn gevangenschap in 1924 in de gevangenis van Landsberg am Lech gedicteerd en is met het oog op publicatie nog bewerkt door Rudolf Hess (destijds Hitlers secretaris), door medestanders, waaronder de tijdelijk gevluchte Ernst Hanfstaengl en medegedetineerden. Minder bekend is de grote en directe invloed van dr. Karl Haushofer, een befaamde Duitse geopoliticus. Ook enkele denkbeelden van Henry Ford zijn letterlijk vermeld. Na Hitlers mislukte staatsgreep, de Bierkellerputsch, met de NSDAP in München in 1923, werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, uit te zitten in de vesting Landsberg aan de Lech. De NSDAP werd verboden. Van zijn straf zat hij bijna tien maanden uit; hij kwam op 20 december 1924 weer vrij. Tijdens zijn gevangenschap, dankzij de familie Wagner in alle comfort, schreef hij met behulp van medeveroordeelde oppasser en chauffeur Rudolf Hess zijn boek Mein Kampf. Het eerste deel, getiteld Eine Abrechnung (Een afrekening), werd in juli 1925 gepubliceerd; het tweede deel, Die national-sozialistische Bewegung, in 1926. De oorspronkelijke titel was: Vier en een half jaar strijd tegen leugens, domheid en lafheid (Viereinhalb Jahre Kampf gegen Lüge, Dummheit und Feigheit). Hitler verdedigde in zijn boek de Dolkstootlegende, het vermeende complot tussen de Novemberverbrecher (communisten, Joden, pacifisten en andere "landverraders"), die in zijn ogen Duitsland de onverdiende nederlaag bezorgd hadden tijdens de Novemberrevolutie in 1918. De Joden zouden het Duitse herstel ook frustreren door middel van "Die große Lüge". Hitler wilde dit alsnog rechtzetten met een hervatting van de strijd (dat werd de Tweede Wereldoorlog) om alsnog de Grote Oorlog te winnen en de schuldigen van dit verraad te vernietigen. Hitler ageert in het boek tegen het Verdrag van Versailles. Door dit verdrag had de Duitse bevolking erg te lijden volgens Hitler. Ook zette hij zijn theorieën uiteen over de superioriteit van wat hij "het Germaanse ras" noemde. Prominent aanwezig in Mein Kampf zijn Hitlers gewelddadige antisemitismeen zijn redeneringen op de grens van het obsessionele. Zo beweert hij , dat de internationale taal Esperanto een onderdeel van een joods complot is. Onverbloemd is ook zijn ondersteuning van het Duits-nationalistisch idee van Drang nach Osten: de noodzaak om ten oosten van Duitsland Lebensraum (leefruimte) te vergaren, en dan met name in Rusland. Hitler schrijft over zijn jeugd en merkt op dat zijn ouders geen antisemieten waren. Hij doet het voorkomen alsof hij altijd al een groot-Duits denkende Duitse Oostenrijker is geweest die niets van het veeltalige en door veel volkeren bewoonde Keizerrijk Oostenrijk moest hebben. Zijn loyaliteit zou nooit bij zijn geboorteland maar steeds bij Duitsland hebben gelegen. Van de schimmige periode tussen zijn schoolafsluiting en de Eerste Wereldoorlog maakt Hitler een "studietijd". Dat deze bestond uit het lezen van kranten in koffiehuizen verzwijgt Hitler. In deze periode is ook Hitlers ontwaken als antisemiet te plaatsen. Hitler komt met een verhaal over Joodse jongens die erop uit zijn Arische meisjes te bezwangeren. Achtergrond zou hun geperverteerde "Joodse natuur" zijn die alles wat waardevol is wil besmeuren. De levendige beschrijving van een Joodse jongeman die "begerig naar een blond meisje kijkt" doet een seksuele frustratie van Hitler vermoeden. Over de Joden komt Hitler verder met de gebruikelijke vooroordelen; zij zouden onder andere onmuzikaal zijn en tegelijk het muziekleven beheersen, ze zijn ongeschikt voor de landbouw, kunnen niet marcheren en niet vechten. Joden parasiteren, zo stelt Hitler, op andere volkeren. Aan de grote prestaties van Joodse wetenschappers, kunstenaars en zakenlieden besteedt Hitler geen aandacht, ze komen hem in zijn betoog niet te pas. Hitler besteedt veel aandacht aan obscure theorieën over de oorsprong van de rassen en laat de eerste Joden samen met de Romeinse legioenen in Germanië verschijnen. Het voor Hitler onvermijdbare resultaat was dat de Joden handel gingen drijven en de eerlijke Germanen, die tegen de Joodse handelsgeest niet waren opgewassen, benadeelden.
    Hitler geeft een uitgebreide en op machtsdenken gebaseerde analyse van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Daarin is de later zo succesvolle politicus en staatsman al te herkennen. Van de oorzaken van de Duitse nederlaag heeft Hitler daarentegen niets begrepen, hij kan de reusachtige oorlog alleen vanuit het perspectief van de onderofficier beschouwen. Dat Duitsland moreel en economisch was geruïneerd is hem ontgaan. Hij lag in november 1918 tijdelijk blind in een lazaret en kon niet begrijpen dat Duitsland verslagen was alvorens er ook maar één vijand een voet op Duitse bodem had gezet. Hitler omarmt hier de "dolkstootlegende". De periode vlak na de Duitse nederlaag wordt door Hitler wel beschreven, maar waarheidsgetrouw is hij daar niet. Zijn bemoeienis met de linkse Münchense Radenrepubliekworden niet genoemd. Hij beschrijft zijn kennismaking met de splinterpartij NSDAP en de opbouw van die partij die weinig geld of leden en slechts één typemachine bezat. De verslagen van de politieke avonden in Münchense bierhallen zijn zeer levendig geschreven. Hitler beschrijft hoe hij en de zijnen aanvankelijk in het rumoer en de vechtpartijen ondergingen maar dat zij gaandeweg meer publiek en meer aanhang verwierven. Hij ontdekt, in zijn eigen woorden, een redenaar en een politicus te zijn. Hierna is het boek grotendeels gevuld met moeilijk leesbare beschrijvingen van een na te streven partijorganisatie.
    Tot de verkiezingen in 1930 werden er in Duitsland 23.000 exemplaren van het eerste deel van Mein Kampf verkocht, en 13.000 van het tweede. Het boek werd uitgegeven door uitgever Eher (EherVerlag), eigendom van de NSDAP. Eén exemplaar kostte RM 12. Daarvan ontving Hitler 10 procent. [1] De inkomsten uit de auteursrechten op zijn boek vormden de hoofdmoot van Hitlers inkomen. Hij kon er reeds in 1924, vanuit de gevangenis, een RM 20.000 kostende Mercedes 11/40 van kopen. Op jaarbasis was Hitler nu verzekerd van een inkomen van rond de RM 15.000 (gerekend naar huidige maatstaven ongeveer € 60.000); bijna net zoveel als de Rijkskanselier van Duitsland verdiende. Vanaf 1930 sprong de verkoop omhoog ten gevolge van het verkiezingssucces van de nazi's. In 1930 verdrievoudigde Hitlers inkomen, naar RM 48.472. In 1932 was dat al RM 64.639. In 1933 had Hitler een belastingschuld van RM 405.500 uit de royalty's op de verkoop van 240.000 exemplaren van Mein Kampf. Zijn totaalinkomen bedroeg dat jaar 1,2 miljoen RM. Daarna deed Hitler overigens geen belastingaangifte of -betalingen meer en in 1934 werd zijn belastingschuld kwijtgescholden. In 1939 waren al 5,45 miljoen exemplaren uitgegeven en in 1943 10 miljoen (zie kader boven). Deze hoge oplage werd onder meer bereikt doordat bij elk huwelijk een exemplaar aan de echtelieden cadeau werd gedaan. Gemeenten waren verplicht het boek aan te schaffen. Van het boek bestaan vijftien luxe-uitgaven. Hitler gaf deze cadeau aan onder andere Arthur SeyssInquart.[ In maart 2012 werd Mein Kampf uitgegeven in Albanië. Volgens de uitgever wordt het boek gepubliceerd als "een waarschuwing aan toekomstige generaties". Het Ministerie van Cultuur noemde de uitgave onwettig omdat ze aanzet tot haat en omdat de uitgave een schending is van het auteursrecht. De rechtbank in München verbood op 8 maart 2012 het Duitse tijdschrift Zeitungszeugen, dat kranten uit de nazitijd afdrukt met commentaar van deskundigen, om in een bijlage uittreksels uit Mein Kampf te publiceren.[ Die waren afkomstig van de Britse uitgever Peter McGee. Volgens de rechtbank schenden de uittreksels het auteursrecht van de Duitse deelstaat Beieren. De uittreksels betroffen drie delen van zestien pagina's, vergezeld van een kritisch commentaar. In januari 2012 hield de rechtbank de publicatie ook al tegen. Mein Kampf is populair in de Arabische wereld en andere islamitische landen als Turkije, Bangladesh [] en Afghanistan.[ ] Ook in India wordt het boek in zeer grote aantallen verkocht. [7] In 2005 werd het boek na een herdruk een bestseller in Turkije. Alleen al in de eerste drie maanden van dat jaar werden 50.000 exemplaren verkocht. Volgens een woordvoerder van een Turkse uitgeverij heeft de populariteit van het boek te maken met een opkomend nationalisme en anti-semitisme in het land. Hieraan zouden onder andere haat jegens de Verenigde Staten om de bezetting van Irak en het
    huidige beleid van Israël ten grondslag liggen.[] Al in 1957 was er de nodige ophef over het feit dat Egyptische officieren in het bezit bleken van een exemplaar van Mein Kampf.[ In 2016 verscheen een uitgave met veel kritische kanttekeningen[] (zie ook onder).
    Hitler en de uitgeverij van Mein Kampf hebben veel geld verdiend aan het in een miljoenenoplage verkochte boek. Hitler bezat de auteursrechten en de Duitse staat schreef voor dat ieder paar dat huwde een exemplaar van Mein Kampf als geschenk kreeg.[11] Na de oorlog eiste de deelstaat Beieren het auteursrecht van Mein Kampf op. Omdat Hitler zijn laatste officiële woonplaats in München had zegt de deelstaat de erfgenaam te zijn (ondanks het bestaan van familieleden). De Beierse regering, om precies te zijn het ministerie van financiën, verzet zich tegen illegale drukken (ook in andere landen, maar met minder succes). Het boek zelf is dus niet verboden en oude exemplaren kunnen tweedehands worden verhandeld. Het is in bezit van veel bibliotheken; al wordt de toegang meestal beperkt. In 2016, zeventig jaar na de dood van de auteur, is de originele Duitse versie van Mein Kampf auteursrechtenvrij geworden. De Beierse regering besloot daarom in april 2012[12] om voor die tijd een wetenschappelijk-kritische uitgave te laten uitbrengen om rechtsradicalen voor te zijn (zie ook boven). Immers bestaat er al lang een documentatie van Hitlers redevoeringen en artikelen (Hitler. Reden, Schriften, Anordnungen). Er zullen een schooluitgave (selectie met wetenschappelijke commentaren) en een populaire uitgave (eveneens voorzien van kanttekeningen) verschijnen. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn geen beperkingen op de verkoop en handel van dit boek, omdat de auteursrechten vóór 1939 aan uitgevers in die landen verkocht werden (in het geval van de Verenigde Staten aan uitgeverij Houghton Mifflin, in het geval van het Verenigd Koninkrijk aan uitgeverij Random House) en dus niet in het bezit van de Duitse deelstaat Beieren zijn. In 1999 meldde het Simon Wiesenthal Centrum dat belangrijke internet-boekhandelaren, zoals Amazon.com en Barnes & Noble, Mein Kampf verkopen aan klanten in Duitsland. Na een openbaar protest gingen beide bedrijven akkoord om die verkoop te stoppen. Inmiddels is het boek op internet te vinden in zowel de originele Duitse versie als in een Engelse vertaling, in PDF- en EPUB-formaat, gratis te downloaden
    Op 6 december 1939 verscheen Mijn kamp, de Nederlandse vertaling van de NSB'er Steven Barends, bij uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer. In zes drukken werd de totale oplage circa 150 000 stuks. [13] Als Nederlandse titel overwoog uitgever George Kettmann eerst nog Mijn strijd, wat een duidelijker vertaling is. Toch koos hij destijds voor het woord 'kamp', omdat de klank ervan al bij voorbaat elke twijfel uitsloot of men wel met hét boek van de Duitse Führer te maken had, aldus Kettmann. In Duitsland en Nederland is het bezitten en het uitlenen (door bibliotheken) van het boek niet verboden. Dit geldt ook voor de Nederlandse vertaling Mijn kamp uit 1939, maar de Nederlandse Staat meent er het auteursrecht op te hebben en heeft in 1974 op grond daarvan de handel in een herdruk van het boek verboden. In november 1997 stelde D66 Kamervragen over (on)mogelijkheden van een herdruk; Willem Huberts stelde in een analyse op de opiniepagina in NRC Handelsblad[14] dat niet de Nederlandse Staat het auteursrecht bezit, maar de erfgenamen van het echtpaar Kettmann, dat de uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer bezat, waaraan vertaler Steven Barends op 16 november 1943 zijn auteursrechten afstond. De door Huberts verdedigde stelling is echter tegengesproken door prof. mr. H. Cohen Jehoram (hoogleraar Recht van de intellectuele eigendom, media- en informatierecht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam)[15] en mr. A.IJ.A. Looijen (jurist te 's-Gravenhage).[16] De Nederlandse regering deelde in 1997, in antwoord op de gestelde Kamervragen, mee dat het ten verkoop aanbieden van Mein Kampf verboden is en dat slechts een wetenschappelijk verantwoorde heruitgave niet strafbaar zou kunnen zijn.[17] De minister van Justitie
    beriep zich daarbij op een oordeel van de Hoge Raad van 12 mei 1987.[18] In deze benadering is het niet relevant waar de auteursrechten berusten, maar wordt de strafbaarheid van de handeling getoetst. In september 2007 liet de Nederlandse minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, Ronald Plasterk, weten dat wat hem betreft Hitlers boek vrij verkrijgbaar zou moeten zijn. Een krappe Kamermeerderheid (83 van de 150 zetels) bleek het niet met hem eens te zijn.[19] Deze citaten komen uit de eerder genoemde vertaling van Barends (met verwijzing naar het boekdeel en het hoofdstuk). Nationalisme: ein Volk I-11. Dit grote ideaal is: een Germaanse Duitse Staat.
    Socialisme I-8. De strijd tegen het internationale grootkapitaal is het allerbelangrijkste programpunt geworden in de strijd die het Duitse volk voert voor zijn economische onafhankelijkheid. II-2. Dit principe zal eens tot uitdrukking komen in een verstandige beperking van het verschil in salariëring.
    corporatisme II-12. De vakbonden zijn vooral noodzakelijk als bouwstenen voor het toekomstige economische parlement of eventueel van de corporaties.
    Centralisme: ein Reich II-10. De nationaalsocialistische leer is niet de dienares van de particuliere belangen der verschillende bondsstaten.
    Absolutisme: ein Führer I-12. Raden en besturen hebben alleen te werken, niet te stemmen of te kiezen. Alleen de algemene leider der partij wordt gekozen. II-4. De volkse staat kent alleen raadgevende lichamen, welke de gekozen leider terzijde staan,… het beginsel dat de absolute verantwoordelijkheid en het absolute gezag onvoorwaardelijk samengaan.
    Vitalisme I-12. Alleen de held is daartoe uitverkozen.
    Sociaal darwinisme I-11. De strijd om het dagelijks brood vernietigt alles wat zwak en ziekelijk en minder vastberaden is, terwijl de strijd van de mannetjes om het wijfje alleen aan het allergezondste exemplaar het recht op voortplanting, of althans op voortplantingsmogelijkheden, geeft.
    Religieus radicalisme I-2. Daarom is het mijn overtuiging, dat ik werk in de geest van de almachtige Schepper: Want door mij te verweren tegen de Jood strijd ik voor het werk van de Heer.
    Antiparlementarisme I-3. Doordat het parlementaire meerderheidsprincipe de autoriteit van de persoon verwerpt, zondigt het tegen het aristocratische grondbeginsel der natuur.
    Racisme en antisemitisme I-2. Ik was van half-overtuigd wereldburger tot fanatiek anti-semiet geworden.
    Militarisme I-5. Ik schaam mij ook heden niet om te zeggen dat ik ten prooi aan een overweldigende geestdrift op mijn knieën ben gevallen. (bij het uitbreken van de Wereldoorlog in 1914)
    Anti-marxisme I-2. En duidelijk zag ik de onvermijdelijke gevolgen voor mij, waartoe deze leer der onverdraagzaamheid moest leiden.
    Duits revanchisme II-14. Wanneer wij Engeland niet als bondgenoot mogen aanvaarden, omdat het onze koloniën roofde, Italië niet, omdat het Zuid-Tirol bezit, en Polen en Tsjecho-Slowakije uit den aard der zaak al evenmin, dan blijft er, wanneer wij Frankrijk buiten beschouwing laten —dat ons, tussen haakjes, ook nog ElzasLotharingen ontstal— geen enkel land in Europa over.
    Met al deze "ismen" vertolkte Hitler een deel van de toenmalige tijdgeest. Opvallend is wel het onwaarschijnlijke extremisme en fanatisme dat hij tentoon spreidt: I-2. Indien tegenover de sociaaldemocratie een leer gesteld wordt van een even grote onverzoenlijkheid, dan zal de laatste overwinnen. De terreur (van de sociaaldemocratie) zal altijd met succes bekroond worden, wanneer ze niet een even grote terreur tegenover zich vindt. I-3. Als de strijd slechts tegen één vijand wordt gevoerd, versterkt dit het geloof aan het eigen recht en verhoogt de verbittering tegen degene, die dat recht aantast. I-12. Dat betekent dus, dat men een volk niet “nationaal” kan maken in de zin zoals onze huidige bourgeoisie “nationaal” verstaat, maar wel nationalistisch, met de gehele woeste oerkracht, welke aan het extremisme eigen is. I-4. Wenste men in Europa uitbreiding van grondgebied, dan kon dit in ’t algemeen alleen ten koste van Rusland plaats hebben. II-12. Dat betekent dat de beweging anti-parlementair is, en dat haar deelnamen aan een parlement geen ander doel mag hebben, dan om deze inrichting op te ruimen. II-14. Daarentegen moeten wij, nationaalsocialisten, onverbiddelijk vasthouden aan ons doel op het gebied der buitenlandse politiek, n.l. om ervoor te zorgen dat het Duitse volk op aarde de hoeveelheid grondgebied krijgt, waarop het recht heeft. II-9. Overigens ben ik van mening, … dat er eens een Duitse Rijksrechtbank bijeen moet komen, en vele tienduizenden van de lieden, die het verraad in november 1918 en alles wat daarbij hoort hebben georganiseerd, … te vonnissen en terecht te stellen.
    De racistische uitspraken zijn te talrijk om te citeren. Men kan dus eigenlijk niet zeggen dat men niet geweten heeft wat Hitlers ware bedoelingen waren nadat men Mein Kampfgelezen had. Achteraf gezien volgde Hitler nauwkeurig zijn vooraf geplande 'routekaart' zoals dat in dit niets verhullende boek beschreven staat. In elk geval werd het boek vóór Hitlers benoeming tot Rijkskanselier weinig gelezen, en daarna was het te laat. Volgens veel deskundigen waren veel Duitsers het in hun hart eens met Hitlers denkbeelden of namen ze deze niet serieus met de gedachte dat de soep niet zo heet zou worden gegeten als ze werd opgediend. Dit is volgens sommige historici wellicht een verklaring voor de snelle opmars van de NSDAP in het Duitse parlement. Hitler bleek achteraf wel degelijk serieus te zijn in de doorvoering van zijn denkbeelden.





    18-07-2018 om 08:50 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juli 1976 van impe

     

    18-07-2018 om 08:46 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juli 1976 van impe

    18 juli 1976 Lucien Van Impe, bijnaam de Kleine van Mere (Mere, deelgemeente van Erpe-Mere, 20 oktober 1946) is een voormalig Belgisch beroepswielrenner . Hij is de laatste Belg die de Ronde van Frankrijk won. Van Impe was beroepswielrenner van 1969 tot 1987. Hij blonk vooral uit in meerdaagse wedstrijden zoals de Ronde van Frankrijk, die hij in 1976 wist te winnen. Ook stond hij eenmaal als tweede en driemaal als derde op het podium. Vijftien maal kwam hij aan de start en telkens haalde hij de finish in Parijs. Hij is hiermee recordhouder voor België. Van Impe was bovenal een vermaard klimmer, die met zijn 8 eindoverwinningen in de bergklassementen van 2 van de 3 Grote Rondes de beste van zijn generatie en een der besten uit de geschiedenis genoemd kan worden. Hij werd tweemaal eerste in het bergklassement van de Ronde van Italië, en zes keer eerste in het bergklassement van de Tour de France, Het laatste aantal deelt hij met Federico Bahamontes. Het record is hij in 2004 kwijtgeraakt aan Richard Virenque, die dat jaar voor de zevende maal eerste werd in het bergklassement van de Ronde van Frankrijk. In 1975 maakte hij voor de eerste keer kans op de eindoverwinning maar werd hij derde na Bernard Thévenet en Eddy Merckx, die een legendarisch duel uitvochten. Zowel in 1975 als in 1977 verloor hij de Tour van Thévenet, die later toegaf zichzelf voor beide overwinningen gedopeerd te hebben. In 1976 vocht hij met Joop Zoetemelk diverse keren een duel uit in de bergen. Op Alpe d'Huez won de laatste, maar in de Pyreneeën, op de flanken van de Pla d'Adet, stelde Van Impe zijn zege veilig. In 1977 startte Lucien Van Impe als een der favorieten in de Tour. Hij kwam ten val door een aanrijding met een auto waardoor hij de tour verloor. De omstandigheden van dat incident waren op zijn zachtst gezegd erg verdacht. Van Impe was goed op weg om de eindzege in de Tour binnen te halen en hij reed op dat moment als geletruidrager ook op kop in de wedstrijd. Toevallig was er geen enkele camera aanwezig en ook zijn ploegwagen was minutenlang nergens te bekennen. Het leidde in elk geval tot een breuk met zijn toenmalige ploegleider (Henry Anglade). Nadien heeft Van Impe altijd volgehouden dat de Fransman zich door de Franse organisatie had laten omkopen om mee te werken aan dit opzet zodat Bernard Thévenet de gele trui kon behalen. Na drie mindere jaren, waarin hij op zijn retour leek, kwam hij in 1981 terug met een tweede plaats in het eindklassement in de Tour en een eerste plek in het bergklassement. Hij reed daarna nog enkele seizoenen in Italiaanse dienst en wist in de Ronde van Italië nog twee keer beslag te leggen op het bergklassement. Eendagswedstrijden waren zijn stiel niet, derhalve verraste hij in 1983 door Belgisch wegkampioen te worden. Hij werd na zijn actieve loopbaan ploegleider. Eerst bij het Zweeds-Belgische Unibet.com , tegenwoordig (2010) bij de Professionele continentale wielerploeg Accent.Jobs-Willems Veranda's (wielerploeg)/2012.





    18-07-2018 om 08:45 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juli 1918 prince de lignac

    18 juli 1918 Abraham (Bram) van Leeuwen, ook bekend als Prince de Lignac en Hertog van Soveria Simeri, (Rotterdam, 18 juli 1918 - Málaga, 27 mei 2001) was een succesvolle Nederlandse zakenman en multimiljonair. Van Leeuwen groeide onder armoedige omstandigheden op in Rotterdam. De vernedering dat hij als een van de twee arme kinderen op school zijn boeken moest lenen en kaften, heeft een grote indruk op hem gemaakt. Deze ervaring was de voedingsbodem van zijn levenswens om rijk en succesvol te worden. Hij vergaarde zijn fortuin door zijn zeer winstgevende internationale groep bedrijven (waaronder onderwijsinstelling Nederlands Talen Instituut en Lekturama) op het juiste moment te verkopen aan het Vendex-concern van Anton Dreesmann. Na de HBS ging hij de journalistiek in, eerst bij het Delfts Volksdagblad, later bij het Dagblad van Rotterdam. Aan die journalistieke loopbaan kwam een einde in 1941, toen hij een hoger beroep zaak tegen de weigering hem op te nemen in het Beroepsregister van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten verloor. Vanwege zijn Joodse achtergrond (Joodse vader) werd hem het recht om werkzaam te zijn in de journalistiek geweigerd.[ In de decennia na de Tweede Wereldoorlog was homoseksualiteit op privégebied maar zeker ook op zakelijk gebied nog een groot taboe. Abraham van Leeuwen was een van de zeer weinige captains of industry die er openlijk voor uitkwam dat hij homoseksueel was. Van Leeuwen gaf aan dat de tegenstand die hij ondervond vanuit het, veelal homofobe, bedrijfsleven, hem sterkte om succesvoller te zijn dan zijn belagers, hetgeen hem uiteindelijk gelukte. Hij stond bekend als een excentriekeling en was de laatste decennia van zijn leven (1980-2001) vooral beroemd door zijn jetset-leven in het zuiden van Spanje en aan boord van zijn jacht. Hij was eigenaar van een 60 meter lang jacht (de New Horizon L.) van werf Royal van Lent (Feadship), waarvan zelfs de luchtroosters van goud waren. De gasten gebruikten o.a. gouden tandenborstels. Aan het einde van de cruise kregen ze de tandenborstel als cadeau mee. Het personeel aan boord bestond uit jongemannen uit Zuidoost-Azië. Op een vraag waarom hij exclusief deze jongens in dienst nam antwoordde van Leeuwen dat zij de beste zijn om te dienen.[ Van Leeuwen overleed in mei 2001 op 82-jarige leeftijd in Zuid-Spanje, na een kort ziekbed. Zijn vermogen dat werd geschat op € 219 miljoen, ging voor een klein deel (€ 35 miljoen plus zijn superjacht New Horizon L (verkocht voor € 12 miljoen) naar zijn partner Hans Verver. Het overgrote deel (€ 110 miljoen) werd aan de door Van Leeuwen opgerichte Van Leeuwen Van Lignac Stichting geschonken.







    18-07-2018 om 08:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juli spencer davis

     

    17-07-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juli spencer davis

    17 juli 1939 Spencer David Nelson Davies (Bon-y-maen nabij Swansea 17 juli 1939) is een Welshe zanger en gitarist, voornamelijk bekend als naamgever van de gelijknamige band. Naast zang en gitaar speelt hij ook piano en mondharmonica. Davis begint met muziek als hij zes jaar oud is. Als hij zestien is, verhuist hij naar Londen en werkt als ambtenaar bij de Britse Post. Gedurende die tijd begint hij te sparen voor een eigen gitaar, want hij is onder de indruk van de muziek van Big Bill Broonzy, Huddy Ledbetter, Davey Graham, John Martyn, Alexis Korner en Long John Baldry. Op een gegeven moment heeft dankzij een beurs voor een studie geld genoeg voor de aanschaf van een gitaar. Zijn motto daarbij; met boeken verdien je geen geld voor een gitaar, andersom wel. Hij had toen al als straatmuzikant overal en nergens gespeeld en zelfs wat muziek opgenomen (van Buddy Holly). Hij komt weer terug in Birmingham en komt in aanraking met dan nog Christine Perfect met wie hij het clubcircuit afgaat. Hij komt samen met Pete York terecht in de Excelsior Jazz Band, samen eindigen ze kort daarop in The Spencer Davis Group. Na het vertrek van de gebroertjes Winwood sukkelt die band nog een beetje verder, wordt in 1973 weer opgericht en vindt zijn eind in 1974. Davis musiceert dan nog binnen de marge; speelt dan weer hier en dan weer daar, maar bijna altijd met Pete York samen. Hij neemt ook soloalbums op. In 1994 volgt een kleine reünie. Ook in 2002 is er een reünie in Manchester





    17-07-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juli 1954 merkel

    17 juli 1954 Angela Dorothea Merkel, geboren als Kasner, (Hamburg, 17 juli 1954) is sinds 22 november 2005 bondskanselier van Duitsland. Ze is de eerste vrouwelijke regeringsleider van het land en ook de eerste vrouwelijke partijleider van de christendemocratische CDU.
    Merkel is de dochter van de lutherse dominee Horst Kasner, wiens vader uit Polen afkomstig was, en zijn vrouw Herlind Kasner-Jentzsch. Het gezin verhuisde in het najaar van 1954 van Hamburg naar het Brandenburgse Quitzow in de DDR, waar de vader de leiding van een protestantse LuthersEvangelische gemeente overnam. In 1957 verhuisde het gezin definitief naar het stadje Templin waar vader medeverantwoordelijk was voor de ontwikkeling van een interkerkelijk opleidingscentrum. Kasner was er betrokken bij de Pastorale Raad van de Evangelisch-Lutherse Kerk, die nauw samenwerkte met de SED-autoriteiten. Daardoor genoot het gezin Kasner onder andere het privilege vrij te kunnen reizen naar 'niet-socialistische' landen, o.a. naar de VS en Italië. Het gezin kon ook moeiteloos pakjes ontvangen van familie uit het westen en later zou Angela toegeven dat ze nooit 'DDR-kleren' heeft gedragen. Bovendien beschikte vader Kasner over een dienstwagen en een privévoertuig. Angela's moeder, Herlind Kasner-Jentsch, mocht van de SED-overheid echter geen lerares worden. Op die manier kon ze zich ten volle wijden aan de opvoeding van haar drie kinderen. In 1961 werd Angela leerlinge aan de 'Polytechnische Oberschule' in Templin. Haar medeleerlingen en haar leerkrachten beschrijven haar als eerder onopvallend, maar toch sociaal goed geïntegreerd. Hoewel ze niet beschouwd werd als 'Streber', deed ze het uitstekend op school met heel goede resultaten voor talen (o.a. voor Russisch), wiskunde en natuurwetenschappen. Met haar klas nam ze niet deel aan de in de DDR gebruikelijke wijding van de jeugd; in mei 1970 werd ze wel aanvaard als lid van de Lutheraanse kerk ('die Konfirmation'). Tijdens haar schooltijd was ze lid van verkennersorganisatie Ernst Thälmann en later van de FDJ (Freie Deutsche Jugend). In 1973 legde ze het eindexamen af aan de 'Erweiterte Oberschule' te Templin. Al tijdens haar schooltijd had Angela besloten natuurkunde te gaan studeren. Door te kiezen voor de exacte wetenschappen wist ze zich grotendeels te onttrekken aan een te uitgesproken maatschappelijk engagement. In 1973 begon ze die studie aan de toenmalige Karl-Marx-Universität in Leipzig. In 1977 huwde Angela Kasner haar medestudent in de fysica, Ulrich Merkel; hoewel het huwelijk in 1982 ontbonden werd, heeft Angela de naam van haar eerste man behouden. Nadat ze haar scriptie(Magisterarbeit) in juni 1978 met de vermelding 'zeer goed' had voltooid en haar een betrekking aan de technische hogeschool Ilmenau was geweigerd, vertrok Angela met haar man naar Oost-Berlijn. Ze deed promotieonderzoek aan het 'Zentralinstitut für physikalische Chemie' (ZIPC) van de Academie der Wetenschappen van de DDR in Berlijn-Adlershof. Ze kreeg in 1986 de doctorstitel met een proefschrift over quantum chemie, waarna ze tot 1990 als onderzoeker aan hetzelfde instituut werkzaam bleef en verschillende papers publiceerde [1]. Eveneens van 1978 tot 1990 was zij secretaris van Cultuur van de FDJ. In deze functie was zij verantwoordelijk voor Agitprop ('agitatie en propaganda') en maakte bovendien scholingsreizen naar de Sovjet-Unie. In 1978 weigerde ze actief voor de Stasi te werken, volgens andere informatie zou zij echter "IM (Informeller Mitarbeiter) Erika" zijn. In haar Stasi-dossier zijn haar DDR-kritische houding en haar sympathie voor het Poolse Solidarność opgenomen. Bekend is ook dat ze bevriend is geweest met de schrijver Rainer Kunze, die kritisch stond tegenover het regime, en dat ze o.a. werken van Rudolph Bahro, Andrei Sacharov en Alexander Soltsjenitsyn, alle drie bekende dissidenten, heeft gelezen. In de jaren 80 woonde Merkel enige malen in een kraakpand in Berlijn[2]. In december 1998 huwde zij de Berlijnse hoogleraar scheikunde Joachim Sauer. Angela Merkel heeft geen kinderen; Sauer heeft twee volwassen kinderen.
    Eind 1989 werd Angela Merkel zelf politiek actief: zij trad toe tot de DDRburgerbeweging Demokratischer Aufbruch (DA) die in augustus 1990 in de OostDuitse CDU opgenomen werd. Nog voor de Duitse hereniging werd zij vice-woordvoerder van de laatste Oost-Duitse regering onder CDU-lid en DDR-minister-president Lothar de Maizière.
    Bij de eerste Bondsdagverkiezingen voor het gehele Duitsland van december 1990 werd Angela Merkel via een direct mandaat van Stralsund-Rügen in de Duitse Bondsdag gekozen. Dit meest noordoostelijke district zal zij steeds blijven vertegenwoordigen. Direct haalde bondskanselier Helmut Kohl (CDU) haar in januari 1991 als minister voor Vrouwen- en Jeugdzaken in zijn kabinet. Al snel oogstte ze veel respect voor haar dossier- en vakkennis. Een pre zal ook zijn geweest dat ze in één persoon Oost-Duits, vrouw, protestants en jong was. Snel kreeg ze het etiket 'Kohls Mädchen', dat tot eind 1999 aan haar bleef kleven. Na de verkiezingen van 1994 volgde ze Klaus Töpfer op als minister voor Milieu, Natuurbescherming en Reactorveiligheid. In december 1991 werd ze ook tot een van de vicevoorzitters van de CDU verkozen. Van juni 1993 tot mei 2000 was zij eveneens CDU-voorzitter van de deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren.
    De Bondsdagverkiezingen van 1998 gingen voor de CDU verloren. In november 1998 schoof partijvoorzitter Wolfgang SchäubleMerkel als secretaris-generaal van de CDU naar voren. Tijdens het schandaal dat de CDU trof inzake illegale partijfinanciering in de periode 1999-2002 distantieerde zij zich vroeg van haar beschermer Kohl. Op 22 december 1999 schreef ze in de Frankfurter Allgemeine Zeitung een open brief aan de eigen partij. Daarin stelde ze dat aan de, voor haar en voor de partij, "mooie tijd" met Kohl wegens zijn onduidelijke rol in het schandaal een einde gekomen is. Toen ook Wolfgang Schäuble in opspraak kwam en als partijvoorzitter terugtrad werd ze op 10 april 2000 met 96 procent van de stemmen tot nieuwe partijvoorzitter gekozen. Enige onrust ontstond voor de verkiezingen van 2002, toen de CSU Edmund Stoiber als kanselierskandidaat naar voren schoof, nog voor de CDU zich op een eigen kandidaat vastgelegd had. Merkel wist dat ze binnen de partij nog niet voldoende steun had om het intern tegen Stoiber op te nemen en ook in de peilingen deed Stoiber het beter dan zij. Na een gemeenschappelijk ontbijt in Wolfratshausen ging zij met Stoibers kandidatuur akkoord. Nadat de rood-groene coalitie de verkiezingen krap won, manoeuvreerde Merkel Friedrich Merz uit de functie van fractievoorzitter en veroverde zo de politieke macht die nodig was om bij de volgende verkiezingen de kanselierskandidaat van de Union te worden. De opeenvolgende overwinningen van de CDU bij verkiezingen in verschillende deelstaten versterkten haar positie aanzienlijk. De meerderheid van de deelstaten kwam in handen van de Union, waardoor deze alle wetten waarover in de Bondsraad moet worden gestemd kon beïnvloeden of blokkeren. Verder werd haar persoonlijke kandidaat voor het ambt van bondspresident Horst Köhler in het voorjaar 2004 door de Bondsvergadering verkozen. Op 22 mei 2005 verloor de SPD de deelstaatverkiezingen in Noordrijn-Westfalen. Onmiddellijk na deze harde klap kondigde Gerhard Schröder nieuwe verkiezingen voor de Bondsdag aan. Op 30 mei droeg de CDU Merkel officieel als kanselierskandidaat voor. Als eerste vrouwelijke kanselierskandidaat in de geschiedenis, nam ze het bij de verkiezingen van september 2005 op tegen de zittende coalitie van SPD en Bündnis 90/Die Grünen met Schröder als kanselierskandidaat.
    Op 10 oktober 2005 werd bekendgemaakt dat Angela Merkel, als de coalitiebesprekingen met de SPD zouden slagen, de nieuwe bondskanselier van Duitsland zou worden. Op 11 november werden de onderhandelingen tussen Union en SPD met de ondertekening van de coalitieovereenkomst afgesloten, waarmee Duitsland pas voor de tweede keer in de geschiedenis een 'grote coalitie' kreeg. Op 22 november werd Merkel door de bondsdag tot kanselier verkozen, als
    eerste vrouw in de geschiedenis van Duitsland. Zij volgde Gerhard Schröder op. Het kabinet-Merkel I regeerde tot 27 oktober 2009. De Bondsdagverkiezingen van 2009 vielen voor kanselier Merkel goed uit. Hoewel haar eigen partij iets verloor, won de FDP zo veel zetels dat Merkel een CDU/CSU-FDP-coalitie kon vormen, die zij al in 2005 prefereerde. Het kabinet-Merkel II werd geïnstalleerd op 28 oktober 2009. Als leider van de grootste economie in Europa speelde Merkel een belangrijke rol binnen de Europese Unie bij de bestrijding van de kredietcrisis. In december 2012 werd Merkel met een overweldigende meerderheid herkozen als partijvoorzitter van de CDU. Ze kreeg 97,94 procent van de stemmen, het hoogste stemmenpercentage sinds ze in 2000 partijleider werd. Tijdens het congres noemde Merkel haar regering met de liberale FDP 'de succesvolste regering sinds de Duitse hereniging.' "Wij hebben Duitsland uit de kredietcrisis geleid en Duitsland staat er nu beter voor," verklaarde ze. Op 22 september 2013 nam Merkel namens de CDU/CSU wederom deel aan de Bondsdagverkiezingen. Haar partij behaalde meer dan 41 procent van de stemmen en werd daarmee opnieuw de grootste partij. Haar coalitiepartner FDP verloor echter zodanig, dat de zittende coalitie geen meerderheid behield. Merkel moest daarop, net als in haar eerste termijn als kanselier, weer in zee met de SPD. Eind november 2013 werd er een regeerakkoord bereikt, dat vervolgens op congressen van zowel het CDU als de SPD werd goedgekeurd. Op 17 december 2013 werd het nieuwe kabinet geïnstalleerd en begon Merkel aan haar derde termijn. Ook bij de Bondsdagverkiezingen van 24 september 2017 trok Merkel namens de CDU/CSU de lijst. Haar partij behaalde net geen 33 procent van de stemmen, een verlies van 8 procent maar bleef wel opnieuw de grootste partij. De regeringsonderhandelingen, waar de SPD eerst weigerde terug mee aan tafel te zitten, verliepen erg moeizaam. Uiteindelijk mondden de verschillende pogingen toch uit in een nieuwe GroKo, een Duitse grote coalitie. Pas in februari 2018 werd er een regeerakkoord bereikt, dat vervolgens ter goedkeuring aan de leden van zowel het CDU, de CSU als de SPD werd voorgelegd. Op 14 maart 2018 werd het nieuwe kabinet-Merkel geïnstalleerd en begon Merkel aan haar vierde termijn. De relatie tussen de EU en de Verenigde Staten kreeg op 23 oktober 2013 een deuk toen bleek dat Merkels mobiele telefoon jarenlang is afgetapt door de NSA.[ Binnen de CDU/CSU behoort de protestantse, Oost-Duitse vrouw tot de rechtervleugel van de Union. In februari 2003 steunde zij het Amerikaans-Britse ingrijpen in Irak. Merkel is een tegenstander van Turkse toetreding tot de Europese Unie, maar biedt dat land namens haar partij een geprivilegieerd partnerschap aan. Tijdens het Duitse voorzitterschap van de Europese Unie, de eerste helft van 2007, verklaarde zij zich voorstander van verdere ontwikkeling van de eerder in referenda gesneuvelde Europese Grondwet. Merkel ontving in 2006 de Orde van Verdienste van de Republiek Italië, het Grootkruis van de Koninklijke Noorse Orde van Verdienste in 2007, in 2008 Grootkruisen van de Orde van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland en de Peruviaanse Orde van de Zon, het Grootkruis van de Orde van de Infant Dom Henrique in 2009, de Orde van de Stara Planina in 2010, uit handen van president Obama de Presidential Medal of Freedom in 2011 en het Grote Gouden Ereteken van Verdienste voor de Republiek Oostenrijkin 2015. Ze was laureate van de Internationale Karelsprijs Aken in 2008, van de Duitse Mediaprijs in 2009 en van de Freedom Medal in de reeks van de Four Freedoms Award in 2016. Ze werd Doctor honoris causa van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem in 2007, van de Universiteit Leipzig in 2008, van The New School en de Universiteit van Bern in 2009 en van de Babeș-Bolyaiuniversiteit in 2010. De Radboud Universiteit Nijmegen eerde haar in 2013, de Comenius Universiteit Bratislava in 2014, de Universiteit van Szeged in 2015 en de Universiteit van Nanking in 2016. ²Merkel ontving een gezamenlijk eredoctoraat van de UGent en de KU Leuven in 2017. Beide universiteiten waardeerden haar diplomatieke en politieke inspanningen om de politieke
    sterkte van Europa uit te bouwen, en de waarden te verdedigen die ons continent toelaten om in verscheidenheid toch eenheid te vinden.[ Vanwege hun innige samenwerking werden Angela Merkel en toenmalig president van Frankrijk Nicolas Sarkozy in 2011 en 2012 in de media als Merkozy aangeduid. Het Amerikaanse tijdschrift Forbes noemde haar enige tijd de invloedrijkste vrouw van de wereld.[5] In 2016 was ze volgens dit blad de machtigste persoon van Europa, de machtigste vrouw ter wereld en na respectievelijk Vladimir Poetin en Donald Trump de machtigste persoon ter wereld.





    17-07-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juli 1959 apen

     

    17-07-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juli 1959 apen

    17 juli 1959 Op 17 juli 1959 vindt de Britse paleontologe Mary Leakey de tot dan toe oudst bekende, menselijke schedel, de Australopithecus boisei, (+/- 1,8 miljoen jaar oud) in Tanzania. Louis en Mary Leakey werkten 28 jaar in de Olduvai-kloof, op zoek naar overblijfselen van tussenvormen tussen mens en aap. Door de jaren heen waren al op verschillende plaatsen in Zuid-Afrika resten van de Australopithecus ('zuideraap') gevonden. In de Olduvai-kloof worden resten van een mensachtige met een iets andere kaakvorm gevonden: de Australopithecus Boisei (Notenkrakermens). De schedelinhoud is rond 600 cc, wat dit type dichter bij de apen dan bij de mens plaatst, die een schedelinhoud van zo'n 1250-1500 cc heeft. Ondanks zijn kleine herseninhoud zou hij op grond van zijn kaakvorm en werktuiggebruik een voorloper van de moderne mens kunnen zijn geweest.





    17-07-2018 om 08:51 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juli 1964 indurain

    16 juli 1964 Miguel Indurain Larraya (Villava, 16 juli 1964) is een voormalig Spaans wielrenner. Hij was de vierde wielrenner, na de Fransen Jacques Anquetil en Bernard Hinault en de Belg Eddy Merckx, die erin slaagde vijf maal de Ronde van Frankrijk te winnen. Hij deed dit bovendien als eerste renner zonder onderbreking. Indurain behaalde deze prestatie in de jaren 1991 tot en met 1995. Miguel Indurain begon zijn professionele wielercarrière in 1984 bij de Reynolds-ploeg. In 1985 reed hij zijn eerste Tour en was hij enkele dagen leider in de Ronde van Spanje. Hij eindigde als eerste in de Tour de l'Avenir in 1986. De daaropvolgende jaren reed hij vooral als meesterknecht van zijn ploeggenoot Pedro Delgado. In 1989 werd Indurain de eerste Spanjaard die Parijs-Nice op zijn naam schreef en won hij zijn eerste etappe in de Ronde van Frankrijk. Vanaf dat moment kwam zijn carrière in een stroomversnelling. In 1990 won hij onder andere de Clásica San Sebastián en had al de gele trui in Frankrijk kunnen pakken, ware het niet dat hij op kopman Delgado moest wachten. In 1991 won hij zijn eerste Tour de France door de gele trui na een aanval in de Pyreneeën te veroveren en ook nog twee tijdritten te winnen. Hij eindigde dat jaar ook als tweede in de Ronde van Spanje en won brons op de Wereldkampioenschappenop de weg. In 1992 schreef Indurain zowel de Giro als de Tour op zijn naam, een prestatie die hij het jaar daarna zou herhalen. Daarmee was hij de eerste renner die La Double (Giro én Tour in één seizoen) tweemaal achter elkaar wist te winnen. Verder werd hij in 1992 kampioen van Spanje op de weg en won hij zilver op het WK van 1993 na Lance Armstrong. Het werelduurrecord verbeterde Indurain in 1994, al raakte hij dat korte tijd later kwijt aan Tony Rominger. Dat jaar eindigde hij weer als eerste in de Tour, maar moest het in de Giro afleggen tegen de Rus Jevgeni Berzin. In 1995 won Indurain zijn vijfde en laatste Tour. In Duitama, Colombia werd hij wereldkampioen tijdrijden en eindigde in de wegwedstrijd tweede achter zijn landgenoot Abraham Olano. In 1996 kwam er een einde aan zijn zegereeks in de Tour de France. Tijdens een ingekorte bergetappe van deze Tour kon hij de voorste renners niet meer bijhouden. Dit kostte hem de zesde Tourzege. In het algemeen klassement zou hij als 11e eindigen. Voorts moest Indurain in de Ronde van Spanje van dat jaar voortijdig afstappen. Hij zou de Vuelta nooit winnen. Wel won hij dat jaar nog de Dauphiné Libéré en Olympisch goud op de individuele tijdrit. In 1997 stopte Miguel Indurain met professioneel wielrennen, na bijna 15 jaar in het profpeloton te hebben rondgereden. Miguel Indurain is geëerd met een eigen wielerwedstrijd, de Gran Premio Miguel Indurain. Zijn broer Prudencio Indurain heeft hem sinds 1991 in zijn profcarrière bijgestaan





    16-07-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juli 1951 troonafstand

    16 juli 1951 Leopold Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel (Brussel, 3 november 1901 - SintLambrechts-Woluwe, 25 september 1983) regeerde als koning der Belgen van 1934, na de dood van zijn vader koning Albert I van België, tot 1951, toen hij na de koningskwestie troonsafstand deed ten gunste van de kroonprins, zijn oudste zoon Boudewijn. De Belgische verkiezingen 1950 van 4 juni leverden de CVP een absolute meerderheid, waarmee ze een homogene CVP-regering-Duvieusart I vormde. Op 20 juli 1950 stelde het parlement het einde vast van de onmogelijkheid tot regeren van Leopold III. Dit betekende het einde van het regentschap, en twee dagen later landde de koning in België, met de bedoeling zijn koninklijke functies weer op te nemen. Dit leidde bijna tot een burgeroorlog, met betogingen, stakingen en geweld.[10] Te Grâce-Berleur schoot de rijkswacht drie betogers dood en een vierde stierf nadien. De tegenstanders van Leopold kondigden een mars op Brussel aan voor 1 en 2 augustus.
    Daarop besloot Leopold III, na zware politieke druk van de regering-Duvieusart I en in de onmogelijkheid om iemand te vinden die een nieuwe regering wilde vormen die hem zou ondersteunen, de macht over te dragen aan zijn oudste zoon Boudewijn en op termijn af te treden en het koningschap aan zijn zoon te laten. Met de wet van 10 augustus 1950 werd de "koninklijke prins" Boudewijn tot plaatsvervanger van zijn vader aangesteld en op 11 augustus legde hij de eed af. Tijdens deze plechtigheid werd de kreet 'Vive la république' geroepen, waarvoor algemeen de communist Julien Lahaut verantwoordelijk werd geacht. Julien Lahaut werd op 18 augustus in zijn woning te Seraing doodgeschoten door vier Leopoldisten onder leiding van François Goossens met schuilnaam "Adolphe". Een jaar later, op 16 juli 1951 tekende Leopold zijn troonsafstand en de volgende dag werd Boudewijn beëdigd als vijfde koning der Belgen. Leopold III was daarmee de eerste Belgische vorst die abdiceerde.





    16-07-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juli 1945 atoombom

    Op 16 juli 1945 vindt bij Alamogordo in New Mexico (VS) de ontploffing van de eerste (test)atoombom plaats in het kader van het Manhattanproject. De geheime operatie waarmee de VS tijdens WO II de atoombom ontwikkelt staat onder leiding van Robert Oppenheimer. Het eerste kernwapen dat in oorlogstijd wordt ingezet is de uraniumbom Little Boy, op 6 augustus 1945 boven de Japanse stad Hiroshima. Er worden 80.000 mensen gedood. Op 9 augustus 1945 wordt Nagasaki aangevallen met een plutoniumbom: Fat Man. Er vallen daar 40.000 doden. Na de vernietiging van de Japanse steden verafschuwt Oppenheimer de dodelijke kracht van atoomwapens. Een kernwapen (ook wel kernbom, atoombom of atoomwapen) is een type wapen dat gebruikmaakt van de energie die is opgeslagen in atoomkernen om een ontploffing te veroorzaken, in tegenstelling tot conventionele explosieven, die ontploffen door chemische reacties, waarbij de atoomkernen onveranderd blijven. Een kernkop is het eigenlijke kernwapen in een kernraket. De term kernbom wordt soms gereserveerd voor overige kernwapens, zoals die welke bedoeld zijn om door een bommenwerper (waaronder een daartoe uitgerust jachtvliegtuig) te worden afgeworpen, en voor kernexplosieven die als proef worden gedetoneerd, maar niet direct geschikt zijn als wapen. De termen met "atoom" gelden als minder toepasselijk en min of meer verouderd, en worden daarom vaak alleen in een historische context gebruikt, en/of, daarmee samenhangend, alleen voor pure kernsplijtwapens. Hoewel alle kernwapens gebaseerd zijn op het in korte tijd ontketenen van kernreacties, is er een aantal soorten te onderscheiden. Er wordt een onderscheid gemaakt naar werkingsmechanisme tussen kernwapens die uitsluitend gebruikmaken van kernsplijting in een nucleaire kettingreactie (met uranium of plutonium, ook wel Abom genoemd) en kernwapens die ook gebruikmaken van kernfusie(waterstofbom, Hbom of thermonucleair wapen genoemd). Naar soort van voorziene inzet kan men onderscheid maken tussen een strategisch kernwapen en een tactisch kernwapen. Strategische kernwapens zijn ontworpen voor inzet op verafgelegen strategische doelen. Zij worden bij het doel gebracht met een intercontinentale raket (vanuit een strategische raket-onderzeeboot, uit een raketsilo of een mobiele installatie op het land) of een bommenwerper. Tactische kernwapens zijn bedoeld voor gebruik op het slagveld, en kunnen gebruikt worden in bijvoorbeeld een dieptebom, raket (waaronder kruisraket), artillerie, landmijn, of torpedo. In januari 2009 bezaten acht landen in totaal ruim 23.300 kernwapens. Bij een kernsplijtwapen is de gebruikte splijtstof verrijkt uranium of plutonium. Deze bevat een subkritische configuratie van splijtstof die bij detonatie "geassembleerd" wordt tot een superkritische, zodat deze explodeert. Deze "assemblage" bestaat uit het bij elkaar brengen van gedeelten (kanonmethode) of de verhoging van de dichtheid door samenpersing (implosiemethode). Naargelang de splijtstof en de wijze van het superkritisch maken daarvan zijn er drie typen kernsplijtwapen: uraniumbom met kanonmethode uraniumbom met implosiemethode plutoniumbom (met altijd de implosiemethode In een uraniumbom is de werkzame splijtstof uranium-235. Na reactie van een atoomkern van deze isotoop met een vrij neutron ontstaat 236U, dat direct uiteenvalt, waarbij, naast een grote hoeveelheid energie, ook enige neutronen vrijkomen, die weer kunnen reageren met andere 235Ukernen. Benodigd is hoogverrijkt uranium, dat wil zeggen, uranium waarin de isotoop U-235 in veel grotere hoeveelheden voorkomt dan in natuurlijk uranium. In een plutoniumbom gebruikt men sommige isotopen van het element plutonium, dat verkregen wordt door in een kernreactor een andere natuurlijke uraniumisotoop 238U aan neutronen bloot te stellen. Het superkritisch maken van de splijtstof kan op twee manieren. De ene manier is de kanonmethode: het inschieten van een subkritische hoeveelheid splijtstof in een andere subkritische hoeveelheid. Deze methode is alleen mogelijk met uranium. Bij plutonium zou de kettingreactie namelijk te vroeg op gang komen en daardoor uiteindelijk veel minder krachtig zijn (predetonatie, fizzle), namelijk zodra het
    afgeschoten gedeelte voldoende dicht bij het doel is om samen een kritische massa te vormen. Dit komt doordat in plutonium meer spontane kernsplijtingen voorkomen, die het proces starten. De andere methode is de implosie: een subkritische massa wordt door een conventionele explosie van explosief materiaal dat om die massa heen is geplaatst sterk samengedrukt waardoor het neutronenrendement toeneemt en de massa superkritisch wordt. Door het aanbrengen van een neutronenreflector om de bom heen (eventueel ook dienend om de bom langer bij elkaar te houden) wordt de kritische massa extra verlaagd zodat minder splijtstof nodig is, of de bom krachtiger wordt. De efficiëntie en het succes van de reactie hangen in dit type bom in hoge mate af van de gelijkmatigheid waarmee de conventionele comprimerende ontploffing plaatsvindt. Hiervoor is een groot aantal zeer nauwkeurige elektrische ontstekers (detonators) met exact gelijke en bekende vertragingstijden nodig en springstoffen van nauwkeurig bepaalde vorm en explosieve eigenschappen. Zie ook de beschrijving bij Fat Man. Als eerste trap van een meertrapswapen (zie onder) is en wordt alleen de implosiemethode toegepast. Technologisch geavanceerde staten gebruiken ook als ze eventueel (nog) pure kernsplijtwapens hebben, voor zover bekend alleen (nog) de implosiemethode.
    De snelheid van de vrijgekomen neutronen is in de orde van grootte van 10.000 km/s, en de af te leggen afstand tot een nieuwe kernreactie wordt veroorzaakt in de orde van grootte van 10 cm. Een "generatie" duurt dus ongeveer 10 ns (10 nanoseconde, ook een shake genoemd), en binnen 1 μs (1 microseconde, 100 shakes) stopt de kettingreactie. Het aantal kernreacties stijgt in het begin van deze microseconde exponentieel, maar de configuratie van de splijtstof verandert door de vrijgekomen energie zeer snel door smelten en verdampen van de splijtstof en zijn omhulling, waardoor de reactie stopt. De efficiëntie van het kernwapen kan worden uitgedrukt als percentage van de aanwezige splijtbare kernen dat ook daadwerkelijk splijt. Bij een extreem efficiënt kernwapen zouden de kernreacties pas wezenlijk afgeremd worden door het opraken van de splijtstof. Bij een fizzle (mislukte kernexplosie) stoppen de kernreacties al als maar een zeer klein deel van de splijtstof gespleten is. Bij een realistisch kernsplijtwapen is de efficiëntie maximaal 20 tot 40%. Het zo hoog mogelijk maken van de efficiëntie en daarmee gerelateerd het zo lang mogelijk bij elkaar houden van de splijtstof in superkritische toestand is een van de belangrijkste technische problemen bij het ontwerp van een kernsplijtwapen. De eerste kernsplijtwapens hadden een rendement van slechts 2%. Door inzet van beryllium als neutronenreflector en door het inspuiten van een paar gram deuterium of tritium in het te splijten materiaal (bij de zo geïnduceerde kernfusie komen ook geschikte neutronenvrij) wordt in modernere kernsplijtwapens (meestal als eerste trap van een meertrapswapen, zie hieronder) een veel hoger rendement (in de orde van 20%) gehaald, wat bij een meertrapswapen niet zozeer nuttig is voor het in absolute zin vergroten van de explosieve kracht (want daarvoor is er de tweede trap), maar meer omdat er dan minder splijtstof nodig is voor het in werking stellen van de tweede trap. Een boosted kernsplijtwapen (boosted fission weapon) is een tussenvorm tussen een kernsplijtwapen en een kernfusiewapen. Er vindt wel kernfusie plaats, met behulp van deuterium en tritium, maar niet in een kettingreactie. De kernfusie levert (naast een relatief zeer beperkte hoeveelheid extra energie uit de kernfusie zelf) wel extra neutronen die ervoor zorgen dat een groter deel van het kernsplijtingsmateriaal daadwerkelijk splijt. Ook de eerste trap van een meertrapswapen is vaak boosted. De details van het ontwerp van kernfusiewapens zijn militair geheim, maar de grote lijn is voor zover bekend als volgt. In een thermonucleair wapen (waterstofbom) zijn er dicht bij elkaar in een gemeenschappelijke omhulling een eerste trap en een aparte capsule met de tweede trap. De eerste trap is een (vaak boosted) kernsplijtbom. De gemeenschappelijke omhulling en de buitenkant van de tweede trap,
    beide van een element met een hoog atoomnummer, laten geen röntgenstraling door. De ruimte tussen de gemeenschappelijke omhulling en de eerste en tweede trap is gevuld met een speciaal, mysterieus licht materiaal dat in ieder geval röntgenstraling goed doorlaat. Dit tussentrapsmateriaal wordt wel aangeduid met de codenaam Fogbank.[2] Door de zeer hoge temperatuur produceert de eerste trap bij detonatie als warmtestraling intense röntgenstraling. De gemeenschappelijke omhulling zorgt voor een soort reflectie van de röntgenstraling, in die zin dat deze zeer heet wordt en zelf inwaarts röntgenstraling als warmtestraling gaat uitzenden. Alle röntgenstraling zorgt voor intense verhitting vanaf de buitenkant van de tweede trap, die zorgt voor implosie daarvan. Dit wordt stralingsimplosie genoemd, maar de grootste kracht is niet direct de kracht van de straling, maar de kracht van het uiteenvallen van de omhulling van de tweede trap, een soort explosie van die omhulling, met als inwaartse kracht mede de reactiekracht van de uitwaartse kracht. In de tweede trap vindt kernfusie plaats, van waterstofisotopen zoals deuterium (2H) en tritium (3H) tot zwaardere elementen, maar is ook nog een spark plug van splijtstof. Onderscheiden worden een splijting-fusiewapen en een splijting-fusie-splijtingwapen. In het laatste geval veroorzaakt de kernfusie op zijn beurt ook weer veel kernsplijting, van aan de bom toegevoegd natuurlijk of verarmd uranium; dit geeft veel extra radioactiviteit. Nog een variant is een splijting-fusiefusiewapen, met drie aparte trappen (theoretisch kunnen er ook nog meer zijn). De kernfusie in een waterstofbom is niet hetzelfde proces dat de zon doet stralen: daar wordt het gewone protium (1H) gefuseerd in de proton-protoncyclus. Dat proces is te traag voor een bom. De exacte configuratie van een waterstofbom is nog steeds geheim, hoewel op grond van in de loop der decennia uitgelekte gegevens inmiddels tamelijk goed bekend is hoe een dergelijke bom in elkaar zit (het Teller-Ulam-ontwerp). Een neutronenbom is een splijting-fusiewapen dat vooral veel neutronenstraling genereert, en relatief weinig explosieve kracht heeft Bij moderne thermonucleaire wapens kan de explosieve kracht vaak kort voor gebruik tussen een minimum en een maximum ingesteld worden. Een van de mogelijkheden om de explosieve kracht te beperken kan daarbij zijn het buiten werking stellen van het fusiestadium, waardoor het effectief een kernsplijtwapen wordt. De explosieve kracht daarvan kan ook beperkt worden, onder meer door het bovengenoemde boosten buiten werking te stellen.
    Een salted kernwapen, waaronder een kobaltbom, is een hypothetisch een- of meertraps kernwapen dat ontworpen is om jarenlang veel radioactiviteit te veroorzaken in het getroffen gebied of zelfs wereldwijd. Een kobaltbom zou bijvoorbeeld een omhulling van Kobalt-59 hebben dat door de neutronen wordt omgezet in Kobalt-60 met een halfwaardetijd van ruim 5 jaar (lang genoeg voor jarenlange radioactiviteit, en kort genoeg voor een hoge intensiteit). De explosie van een kernwapen heeft onmiddellijke gevolgen: de hittestraling (ongeveer 4000 °C) die gebouwen in brand zet, en bij mensen brandwonden veroorzaakt of hen soms zelfs volledig laat verdampen in enkele seconden; het ontstaan van een luchtdrukgolf, krachtiger en langduriger dan van een gewone bom; en de neutronen- en gammastraling, die op organismen, waaronder de mens, een dodelijk effect kunnen hebben, afhankelijk van de opgelopen dosis na een termijn van minuten tot weken. Een kernexplosie veroorzaakt een elektromagnetische puls, die op het menselijk lichaam geen uitwerking heeft, maar tot op grote afstand van de ontploffing alle elektrische apparatuur doet uitvallen. Op wat langere termijn (uren tot dagen) veroorzaakt een bovengrondse kernexplosie ook een fallout die tot op grote afstand van de explosie de omgeving radioactief maakt. De straling (zowel direct als indirect) zorgt ook als de ontvangen dosis niet dodelijk was in de loop van jaren en tientallen jaren na de blootstelling voor een verhoogde kans op kanker of afwijkingen in het nageslacht.
    De radioactiviteit op de plaats van de ontploffing neemt zeer snel af. Wanneer een kernwapen in de lucht is ontploft zal de omgeving al snel weer "schoon" zijn. Het kostte de Amerikanen enige dagen na de ontploffingen in Hiroshima moeite om nog verhoogde radioactiviteit op de grond te meten. De gevolgen van de fall-out, in het ernstigste geval binden radioactieve deeltjes van de bom zich aan stof uit de grond, zijn bijzonder gevaarlijk maar ook deze effecten nemen snel af.[3] De schade veroorzaakt door een kernexplosie hangt in grote mate af van de sterkte van het wapen en de hoogte waarop het wapen ontploft. Een kernwapen wordt vaak aan een parachute afgeworpen om te garanderen dat de bom op de juiste hoogte ontploft. Ook reflectie van de schokgolf door heuvels heeft een groot effect op de schade aan bebouwing. De "kracht" van een kernbom (natuurkundig geen kracht maar de energie-opbrengst; in het Engels yield) wordt uitgedrukt in TNT-equivalent (ongeveer de massa van de springstof TNT die nodig zou zijn om een even grote energie te laten vrijkomen). De bom die boven Hiroshima werd afgeworpen had een energie-opbrengst van 15 kilotonTNT-equivalent. Later werden kernwapens met een veel grotere energie-opbrengst ontwikkeld. Hiervoor wordt de megaton gebruikt om deze aan te duiden. De zwaarste bom die ooit werd getest, de Tsar Bomba, had een energie-opbrengst van 50 megaton, dus 50 000 000 ton TNT (dus 50 000 000 000 kilo), door een loden schil, in plaats van de originele Uranium schil, die de explosieve kracht dempte (en de fallout verminderde). De geschatte potentiële energie-opbrengst van de Tsar Bomba bedroeg 100 megaton. Bij een kernsplijtwapen komt ruim 80% van de energie vrij in de vorm van kinetische energie van de splijtingsproducten, een kleine 15% in de vorm neutronen, bètastraling(door radioactief verval van splijtingsproducten in de loop van de tijd) en gammastraling (direct, en door radioactief verval van splijtingsproducten in de loop van de tijd), en 5% in de vorm van neutrino's (die nauwelijks interactie hebben met andere materie, hun effect is vooral dat de overige percentages samen minder dan 100% zijn). De explosieve kracht in de zin van de intensiteit van de drukgolf is niet zonder meer evenredig met deze energie, en is bijvoorbeeld bij een neutronenbom kleiner De eerste kernsplijtingsbommen werden gemaakt in de Verenigde Staten, waar in 1939 een project (het Manhattanproject) was gestart om een atoombom te ontwikkelen en om voldoende splijtbaar materiaal te produceren voor een bom. Het Los Alamos-laboratorium, of Project Y, werd begin 1943 voor slechts één doel opgezet: een atoombom ontwerpen en bouwen. Amerikaanse wetenschappers haastten zich om de kracht van het atoom te ontsluiten. Er werd gevreesd dat ook nazi-Duitsland aan een kernbom werkte. Dit was inderdaad zo, maar hun project is, hoewel er aanzetten toe waren gedaan, nooit goed van de grond gekomen. De eerste testontploffing (met de Trinity, een plutoniumbom) vond op 16 juli 1945 om 5:29:45 plaats in de woestijn van New Mexico. De explosieve kracht bedroeg 20 tot 22 kiloton. In het team dat de bom ontwierp werkten de allerbeste wetenschappers, onder wie veel die ook bij een groter publiek bekend raakten, zoals Robert Oppenheimer, Richard Feynman, John von Neumann, Murray GellMann en Edward Teller. Behalve deze kern van geniale wis- en natuurkundigen was het Manhattanproject ook een enorme industriële onderneming; de benodigde opwerkingsfabrieken en de investeringen daarvoor waren kolossaal. In het Verenigd Koninkrijk, Nazi-Duitsland, Rusland, Frankrijk en Japan werd na 1938 onderzoek gedaan naar kernenergie en kernwapens. Geen van deze landen heeft het onderzoek van de Verenigde Staten kunnen bijbenen. Nederland verzamelde al voor de oorlog uranium voor onderzoek, voornamelijk omdat alle landen uranium tot "strategisch materiaal" verklaarden en de in- en uitvoer streng gingen controleren. De Nederlandse uraniumvoorraad werd tijdens de oorlog voor de bezetter verborgen gehouden.
    Er is twee keer een kernwapen daadwerkelijk in een oorlog gebruikt, beide tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1945, door de Verenigde Staten tegen Japan. Gezien de toenmalige stand van de techniek waren het beide pure kernsplijtwapens en werden ze beide afgeworpen met een bommenwerper. Wel werd toen al in beide een verschillende splijtstof gebruikt en een verschillende methode van superkritisch maken daarvan. Het eerste, Little Boy, was een uraniumbom met kanonmethode; deze methode was wegens gebrek aan uranium, en wegens het vertrouwen dat de bom zou werken, nooit getest. De bom werd door de Verenigde Staten op 6 augustus 1945 boven de Japanse stad Hiroshima tot ontploffing gebracht. Het vliegtuig waarmee de bom naar Hiroshima werd gevlogen heette Enola Gay. De bom had een explosieve kracht die equivalent was aan ongeveer 15 kiloton TNT en maakte 78.000 directe slachtoffers. Door de naeffecten als gevolg van de ioniserende straling liep het dodental uiteindelijk op tot ongeveer 140.000 eind 1945. Op 9 augustus 1945 werd Nagasaki aangevallen met een plutoniumbom: Fat Man. De explosieve kracht van deze tweede bom was groter (21 kiloton). Er vielen 27.000 directe doden. Dat waren er minder dan bij de eerste bom, doordat de bom wegens te veel bewolking niet boven het oorspronkelijk geplande punt was afgeworpen. Het dodental in deze stad liep uiteindelijk op tot zeker 70.000 eind 1945. Bij beide explosies kwam ook een grote hoeveelheid radioactiviteit vrij, die nog tot lang na de Tweede Wereldoorlog stralingsziekten veroorzaakte, waardoor vele doden zijn gevallen. Volgens opgave van de Japanse autoriteiten, die ook de slachtoffers registreerden die jaren later vielen door bijvoorbeeld kanker als gevolg van straling, kostten de bommen aan totaal ruim 240.000 mensen het leven.
    In de jaren 50, 60 en 70 zijn er plannen geweest kernexplosies te gebruiken voor niet-militaire doeleinden, zoals het graven van kanalen, het opblazen van rotsen enz. Vanwege de grote hoeveelheid ioniserende straling die bij een kernexplosie vrijkomt wordt dit tegenwoordig niet meer waarschijnlijk geacht.
    Er zijn, vooral in de jaren 60 en 70, nog ruim 2000 kernproeven gedaan. In 1951 was de Greenhouse Item de eerste boosted kernsplijtbom. De energie-opbrengst van 45 kT was het dubbele van wat deze naar schatting zonder boosting zou zijn geweest. De waterstofbom heeft een nog veel grotere vernietigende kracht. Bovendien komt bij de ontploffing van een kernwapen veel radioactiviteit vrij in de vorm van directe ioniserende straling, maar ook in de vorm van langlevende isotopen die zeer schadelijk voor de gezondheid zijn. Dit zijn de redenen dat de beide supermogendheden, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, bij de wapenwedloop tijdens de Koude Oorlog wel veel kernwapens produceerden, maar afzagen van het voeren van een directe oorlog. Dit noemt men de afschrikkende werking van kernwapens (in het Engels: mutually assured destruction). Volgens voorstanders van kernwapens is door deze dreiging het gevaar van een grote oorlog sterk verminderd. Anderen vrezen echter dat er ooit een kernoorlog uitbreekt, met de vernietiging van de mensheid tot gevolg. Een vuile bom (Engels: dirty bomb) is een wapen dat voor zijn explosie niet van kernsplitsing of -fusie gebruikmaakt, maar met behulp van een conventioneel explosief een hoeveelheid radioactief materiaal verspreidt; strikt genomen wordt hier dan niet over een kernwapen gesproken maar over een radiologisch wapen. Omdat een vuile bom veel eenvoudiger te construeren is dan een echt kernwapen wordt vooral van dit wapen gevreesd dat het door terroristen gebruikt zou kunnen worden







    16-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juli 1997 versace

     

    15-07-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juli 1997 versace

    15 juli 1997 Gianni Versace (Reggio Calabria, 2 december 1946 – Miami, 15 juli 1997) was een Italiaans modeontwerper. Gianni Versace groeide samen met zijn oudere broer Santo en jongere zus Donatella op bij zijn vader en moeder Francesca, die kleermaakster was. Een oudere zus, Tina, overleed op haar twaalfde aan een tetanusbesmetting.[ Als kind hielp Gianni zijn moeder bij het uitzoeken van edelstenen en goud vlechtwerk voor borduursels en op een gegeven moment verkocht zijn moeder in haar couturehuis ook Gianni's ontwerpen. In 1972 kreeg Versace bij Fiori Fiorentini in Lucca de kans een breiwerkcollectie te ontwerpen en hij trok hiermee de aandacht van Donatella Girombelli die besloot hem aan te nemen als huisontwerper van modehuis Genny and Callaghan. Als freelancer werkte Gianni vervolgens voor verschillende labels: De Parisi, Genny, Callaghan, Alma en Complice waar hij in 1974 leer- en suèdecollecties verzorgde. In 1978 tekende Versace een eerste eigen collectie en opende met zijn oudere broer Santo een boetiek aan de Via della Spiga te Milaan, waar ook andere modelabels werden verkocht. Hiermee was de oprichting van het modehuis Versace een feit. In 1979 trok zijn eerste losse maar elegante mannenmodelijn enkele bekende klanten, zoals Woody Allen, Bruce Springsteen en Andy Warhol, maar ook zijn vrouwenlijn met jungleprints kreeg datzelfde jaar al grote belangstelling. Opmerkelijke collecties in deze jaren waren de lederen en rijbroeken, een combinatie van leer en zijde in 1982 en gebreid metaal, achthoekige stalen ringetjes verwerkt tot zeemeerminnenjurken in 1984. Vanaf 1982 tekende Versace naast de reguliere collecties ook voor ballet, toneel en ander voorstellingen. Na een geroemde kostumering van het ballet "Josephlegende" van Richard Strauss voor de Scala van Milaan, ontwierp hij onder andere voor Maurice Béjart, William Forsythe, Elton John, de Mailänder Scala, het New York City Ballet en de San Francisco Opera. In 1985 nam Versace Instante over, met als doel ook een jonger en minder gefortuneerd publiek aan te spreken. Een jaar later, in 1986 werd hij onderscheiden als Commendatore Ordine al Merito della Repubblica Italiana door de Italiaanse president Francesco Cossiga. Hij ontving de Grande Médaille de Vermeil de la ville de Paris uit handen van burgemeester van Parijs Jacques Chirac. Gianni lanceerde in 1989 de nevenlijn Versus die door zijn jongere zus Donatella Versace was geproduceerd. In 1994 had de groep wereldwijd een veertigtal winkels, maar de verovering van Noord-Amerika via Versus zou pas bereikt worden nadat het label zich op verschillende New Yorkse designershows ging profileren en de groep 8% van de direct sales besteedde aan promotie. Dit aandeel zou overigens vanaf 1997 weer drastisch worden verlaagd Op 15 juli 1997 werd Gianni Versace vermoord voor zijn huis in Florida door de seriemoordenaar Andrew Cunanan. Gianni was het vijfde dodelijke slachtoffer van de seriemoordenaar. Gianni Versace liet zijn partner Antonio D'Amico achter, met wie hij sinds 1982 een relatie had. Op de begrafenis verschenen vele bekende personen en popsterren, onder wie prinses Diana en Elton John, die zijn album The Big Picture (1997) aan de vermoorde couturier opdroeg. Gianni Versace is begraven op zijn landgoed aan het Comomeer. Gianni Versace stond bekend om zijn absurde uitgaven. Toen hij een show organiseerde in Miami wilde hij niet dat zijn modellen zich zouden storten in het nachtleven van Miami, en bouwde daarom zijn huis om tot bar/discotheek/hotel. Hij nodigde al zijn modellen uit en deze verbleven in zijn woning gedurende de fashion week. Tijdens deze week deed hij meer extreme uitgaven. Hij liet het strand voor zijn huis bekleden met hoogpolig Versace tapijt zodat zijn modellen niet met hun voeten in het zand hoefden te
    lopen en trok dit tapijt door tot 10m de zee in. Ook het stadscentrum van Miami werd met honderden vierkante kilometers [bron?] (naadloos) tapijt bekleed gedurende zijn







    15-07-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juli 1909 video/cd

     

    15-07-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juli 1909 video/cd

    15 juli 1909 Hendrik Casimir Nederlands natuurkundige. Oud-directeur van het Philips Natuurkundig Laboratorium in Eindhoven (Ontwikkeling videorecorder en de CD.) Hendrik Brugt Gerhard (Henk) Casimir (Den Haag, 15 juli 1909 – Heeze, 4 mei 2000) was een Nederlandse theoretisch natuurkundige. Hij is bekend vanwege zijn twee-fluïdamodel voor supergeleiding (met Cor Gorter), het Casimir-effect (met Dirk Polder, 1948) en de Casimiroperator in de kwantummechanica. Hij was een invloedrijk bestuurder van Philips. Casimir was de zoon van de opvoedkundige en wijsgeer Rommert Casimir [1] (1877-1957) en de onderwijzeres Teunezien Dina Borgman (1882-1962). Samen met twee zussen groeide Hendrik op in Den Haag. Hij doorliep het Nederlandsch Lyceum, waar zijn vader rector was. Op zestienjarige leeftijd slaagde hij voor het eindexamen hbs-b en behaalde het jaar daarop het diploma gymnasium-alfa. Hij studeerde theoretische natuurkunde bij Paul Ehrenfest aan de Rijksuniversiteit Leiden (1926-1929) en bij Niels Bohr aan de Universiteit van Kopenhagen (1929-1930). In 1930 deed hij doctoraalexamen en in 1931 – hij was toen 21 jaar – promoveerde hij bij Ehrenfest op het proefschrift Rotation of a Rigid Body in Quantum Mechanics over de kwantummechanicavan een draaiend lichaam en de rotaties van moleculen. Hierbij introduceerde hij een nieuwe wiskundige grootheid in de groepentheorie, de Casimiroperator.
    Na zijn promotie werd hij in september 1932, als opvolger van Rudolf Peierls, de assistent van Wolfgang Pauli aan de Eidgenössische Technische Hochschule (ETH) in Zürich. Peierls had de positie drie jaar vervuld en de bedoeling was dat Casimir even lang zou aanblijven. Echter, op dringend verzoek van Ehrenfest keerde hij in 1933 terug naar Leiden. De reden werd al snel duidelijk - kort na Casimirs terugkomst benam Ehrenfest zichzelf en zijn geestelijk gehandicapte zoon van het leven, iets waar hij al geruime tijd mee liep. Tot de komst van Hendrik Kramers als diens opvolger werd Casimir belast met de leiding van de afdeling theoretische natuurkunde. Van 1932 tot 1942 werkte Casimir als medewerker aan de Rijksuniversiteit Leiden. Kort voor de Duitse bezetting, in april 1939, werd hij wegens het Leids Universiteits Fonds benoemd tot bijzonder hoogleraar. Hij hield zich vooral bezig met elektromagnetische straling. Na de sluiting van de universiteit door de bezetter in 1942 trad hij in dienst bij het Philips Natuurkundig Laboratorium (NatLab) in Eindhoven. Nadat in de herfst van 1944 het zuiden van Nederland was bevrijd werd na overleg met het militaire gezag en met instemming van de Nederlandse regering in ballingschap in Eindhoven de Tijdelijke Academie opgericht. Casimir die hierbij betrokken was werd benoemd tot rector magnificus.[2] Direct na de oorlog, in 1946, werd hij benoemd tot een van de drie directeuren die de leiding van Gilles Holst overnamen. Desondanks kon hij zich nog bezighouden met fundamenteel onderzoek en ontdekte onder andere het naar hem vernoemde Casimir-effect. Van 1956 tot 1972 had hij als lid van de raad van bestuur de leiding over alle researchactiviteiten van Philips. Op 11 oktober 1933 trad Casimir in het huwelijk met Josina Maria Jonker (1911-2011), een natuurkundige die werkzaam was op het Kamerlingh Onnes Laboratorium. Uit dit huwelijk werden een zoon en vier dochters geboren. Samen met Cor Gorter ontwikkelde Casimir begin jaren 1930 het zogeheten twee-vloeistoffenmodel (twee-fluïdamodel), een fenomenologische theorie waarmee ze trachtten het verschijnsel supergeleiding – het weerstandloos geleiden van een elektrische stroom bij zeer lage temperaturen – te verklaren.[ Op basis van de thermodynamica en de wetten van Maxwell werden elektronen in een supergeleider beschouwd als een mengsel van twee vloeistoffen. De eerste was 'normaal' en verantwoordelijk voor de weerstand en entropie; de tweede was 'supergeleidend' en had geen weerstand en geen entropie. Hoewel het model niets zei over de aard van supergeleiding, kon Casimir er verschillende thermodynamische resultaten uit afleiden. Later gebruikte Casimir de cryofaciliteiten van het Kamerlingh Onnes Laboratorium in Leiden om de effecten van onder meer paramagnetisme te bestuderen bij temperaturen nabij het absolute nulpunt.
    In 1948 voorspelde Casimir met Dirk Polder op theoretische gronden het Casimir-effect. Hij voorspelde dat twee ongeladen parallelle metalen platen, die in een vacuüm zeer dicht bij elkaar worden geplaatst, elkaar aantrekken.[ ] De platen gedragen zich als spiegels voor elektromagnetische golven. In 1958 werd zijn vermoeden door Hans Sparnaay experimenteel getest. De gevonden resultaten waren niet in strijd met de theorie, maar kampten met grote meetfouten. In 1997 werd een nauwkeurigere meting uitgevoerd en werd zijn effect experimenteel bevestigd. Het Casimir-effect is van grote invloed op de mechanische eigenschappen van microstructuren, zoals MEMS (micro-electromechanical systems) en NEMS (nano-electromechanical systems). Latere experimenten met twee nauwkeurig naar elkaar toe bewegende metalen platen, waarvan één metalen plaat op kamertemperatuur is en de andere een hogere temperatuur heeft, hebben aangetoond dat naargelang de afstand kleiner wordt gemaakt een steeds betere warmteoverdracht ontstaat. Wanneer de afstand kleiner wordt dan de golflengte van de infraroodstraling, neemt de warmteoverdracht weer af. Indien er daarna fysiek contact tussen de platen plaatsvindt, neemt de warmteoverdracht weer toe. Prof. H.B.G.Casimir bleef tot op hoge leeftijd actief: in 1999 publiceerde hij zijn laatste artikel.
    Hij was president van de Vereniging van Europese Natuurkundigen, lid en eerste president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, buitenland lid van de US National Academy of Engineering (NAE), de Britse Royal Society en andere toonaangevende natuurkundige organisaties. Na zijn pensionering werd hij president van de European Physical Society (EPS). Hij kreeg een tiental eredoctoraten en erelidmaatschappen en verscheidene Nederlandse en buitenlandse onderscheidingen. In 1985 ontving hij de Matteucci Medal De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften und der Künste stelden in 1997 het Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendium in met als doel de bevordering van de samenwerking tussen de Duitse en Nederlandse wetenschapsbeoefening door het uitwisselen van jonge veelbelovende onderzoekers.





    15-07-2018 om 08:49 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juli 1862 vet

    15 juli 1869 Op 15 juli 1869 verkrijgt de Franse voedselchemicus Hippolyte Mège-Mouriés patent op de productie van margarine. Napoleon III gaf opdracht een 'vervangmiddel voor boter' te zoeken. Margarine blijkt van grote waarde omdat het, in tegenstelling tot boter, een lang houdbare bron van vetten is. In de loop van de jaren wordt er veel gesleuteld aan het product. In 1902 kijgt Wilhelm Normann patent op zijn methode om vloeibare oliën om te zetten in vaste vetten (harden). Het dierlijk vet kan daarmee vervangen worden door plantaardige oliën. Recent zijn door Unilever plantensterolen aan margarine toegevoegd (in Becel Pro activ), waardoor de opname van cholesterol in het bloed verminderd wordt. Margarine is de benaming die in zwang kwam voor een vervangingsproduct voor boter. Deze kunstboter is in 1869 uitgevonden door de Franse scheikundige Hippolyte Mège-Mouriès. Deze onderzocht hoe de melkproductie in de koe tot stand komt. Daarbij kwam hij tot de conclusie dat de koe haar eigen lichaamsvet afgeeft in de melk. De oorspronkelijke margarine werd dan ook uit rundvet, afgeroomde melk, en gesnipperde koeienuiers vervaardigd. De al langer bestaande benaming margarine voor een glanzende vetachtige substantie ging op dit samengesteld product over. Napoleon III had opdracht gegeven een broodsmeersel te ontwikkelen dat zijn soldaten op een veldtocht in hun ransel konden meenemen zonder dat het, zoals boter, snel bedierf. In 1869 was er een bruikbaar resultaat. Maar doordat een jaar later de Frans-Duitse Oorlog uitbrak, was men niet in staat om margarine op een fabrieksmatige schaal te produceren. Het was de Nederlander Antoon Jurgens die in 1871 in Oss de eerste margarinefabriek ter wereld opzette. Hij werd nagevolgd door Simon van den Bergh, die in 1872 een soortgelijke fabriek opende, eveneens te Oss. Beide concurrenten stonden aan de basis van wat later het concern Unilever zou worden. In Noord-Brabant kwamen de eerste tien jaar diverse concurrenten en collegabedrijven van Jurgens. De firma Johan Jurgens & Zn te Oss (1871), J.M. Verschure & Zonen te Oosterhout (1875) en Prinzen & Van Glabbeek te Helmond (1876) waren door familiebanden met Antoon Jurgens verbonden en deelden in de kennis en grondstoffenstroom. Daarnaast kwamen diverse 'outsider'bedrijven als de firma A. Bluijssen in Asten die in 1879 met een margarinefabriek begon. Deze firma maakte een onstuimige ontwikkeling door en telde uiteindelijk 144 eigen winkels waarin zij naast boter, textiel en koloniale waren ook margarine aan de consument aanboden in Nederland, België en Groot-Brittannië. Het bedrijf ging failliet in 1907.
    Margarine bleek van onschatbare waarde doordat het, in tegenstelling tot boter, niet na verloop van tijd ging schiften en dus een lang houdbare bron van vetten was. De goede houdbaarheid was onder meer van belang bij gebruik door het leger, doordat het product makkelijk meegenomen kon worden op veldtocht. Over de bereidingswijze, de octrooien van Mège Mouriès en de basisingrediënten ontstond een hele octrooistrijd die vooral op de belangrijkste markt, Groot-Brittannië werd uitgevochten. De Nederlandse producenten, Jurgens voorop, gebruikten hun eigen procedés die nogal afweken van de basisreceptuur van Mège Mouriès. Zo werd geen gebruik gemaakt van koeienuiers en was zogeheten oleomargarine het belangrijkste ingrediënt naast een bescheiden deel natuurboter. Om de witte substantie te kleuren, werd door fabrikanten aangeklopt bij Lodewijk van der Grinten, die enige jaren daarvoor het boterkleursel had uitgevonden.
    Door de jaren heen werd steeds meer bekend over gezonde voeding. In 1902 kreeg Wilhelm Normann patent op zijn methode om vloeibare oliën om te zetten in vaste vetten (harden). Het dierlijk vet kon daarmee vervangen worden door plantaardige oliën. Door meer kennis werd het mogelijk om de van nature in plantaardige oliën voorkomende goede onverzadigde vetten te verwerken en het aandeel verzadigd vet te verlagen. Hierdoor werd margarine zachter en smeerbaarder. In de reclame voor margarine wordt smeerbaar vet steeds aangeduid als gezond vet. In wetenschappelijke zin is dat nooit bewezen.
    In de eenentwintigste eeuw worden alle margarines gemaakt van plantaardige oliën. Deze oliën worden gewonnen uit onder andere zonnebloemen, maïs, koolzaad en palmvruchten. Een verhardingsproces maakt het mogelijk om onverzadigde vetten om te zetten tot verzadigde vetten. Wanneer dit proces partieel, onvolledig, wordt uitgevoerd veranderen onverzadigde vetten van de zogenaamde cis-vorm in de trans-variant. In 1956 verscheen in het medische tijdschrift The Lancet een artikel van H.M. Sinclair waarin werd gesteld dat de transvetten die bij het harden van margarine ontstaan, schadelijk zouden zijn voor de bloedsomloop.[1] Die transvetten werden door Unilever al in 1962 uit de dieetmargarine Becel verwijderd. Het duurde echter nog tot 1990 voor de voedingsindustrie na onderzoek van Mensink en Katan de gezondheidheidsnadelen van transvetten erkende en actie ondernam.] In een uitgave van de Erasmus Universiteit uit 2011 wordt het aantal doden dat in het verleden in Nederland viel door het gebruik van transvetten in alleen al margarine op 1000-2000 per jaar becijferd. De naam is afgeleid van het Griekse woord margarites, dat parel betekent. Dit vanwege de parelachtige glans die het smeersel in het begin had. In de Nederlandstalige gebieden werd het product aanvankelijk kunstboter genoemd. Margarine is zo gewoon geworden als vervanger voor boter, dat men vaak boter zegt als margarine wordt bedoeld. Soms spreekt men zelfs van roomboter of echte boter om uitdrukkelijk aan te geven dat men boter bedoelt en geen margarine.





    15-07-2018 om 08:48 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juli 1881 billy the kid

     

    14-07-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juli 1881 billy the kid

    14 juli 1881 William Henry McCarty, alias William H. Bonney, alias Kid Antrim, alias Billy the Kid (New York, 23 november 1859 – Fort Sumner (New Mexico), 14 juli 1881) was een crimineel uit het Amerikaanse Wilde Westen. Samen met onder anderen Jesse James, Calamity Jane en Butch Cassidy is hij uitgegroeid tot een van de meest legendarische revolverhelden uit het Wilde Westen. Volgens de overlevering vermoordde hij 21 mensen alvorens hij in 1881 op 21-jarige leeftijd zelf werd doodgeschoten door sheriff Pat Garrett. Zijn eerste moord zou The Kid gepleegd hebben toen hij twaalf jaar oud was. Overigens zijn maar vier van deze moorden daadwerkelijk bewezen; Frank Cahill schoot hij in de maag uit zelfverdediging naar aanleiding van pesterijen, Joe Grant werd in een saloon door The Kid in zijn kin geschoten nadat Grant probeerde hem te slim af te zijn, en hulpsheriffs James W. Bell en Bob Ollinger werden doodgeschoten tijdens een ontsnapping uit de gevangenis van Lincoln. The Kid was ook betrokken bij de moord op sheriff William Brady en deputy George Hindman, die hij samen met vijf anderen uit een hinderlaag neerschoot. Voor alle andere moorden die aan The Kid toegeschreven worden, is zijn betrokkenheid nooit onomstotelijk vastgesteld, al is het zeer waarschijnlijk dat hij erbij betrokken was. Billy the Kid was tijdens zijn leven al een legende en de kranten schreven met regelmaat over zijn daden. In 1881 kreeg hij grote bekendheid nadat gouverneur Lew Wallace een prijs op zijn hoofd zette. Naast zijn moordlustige reputatie was hij ook befaamd om zijn koelbloedigheid in penibele situaties en zijn ontsnappingen uit gevangenissen. Billy the Kid is vermoedelijk geboren in New York als zoon van Ierse immigranten. Zijn moeder was Catherine McCarty en wie zijn biologische vader was is tot op de dag van vandaag onderwerp van discussie. Nadat zijn moeder in 1874 aan tuberculoseoverleed moest The Kid het alleen zien te redden. Vanwege geldgebrek en gebrek aan aandacht van zijn stiefvader begon hij aan zijn criminele carrière. Hij kwam in contact met George Schaefer, alias Sombrero Jack, een dief en een gokker die waarschijnlijk een negatieve invloed had op de jonge Billy. In 1875 werd hij voor het eerst gearresteerd omdat hij gestolen kleding en wapens in zijn bezit had. Hij wist via de schoorsteen uit de gevangenis te ontsnappen en vanaf dat moment leefde hij constant op de vlucht. Hij werkte daarna samen met veedief John Mackie en samen stalen zij zadels en paarden, voornamelijk van het leger. Uiteindelijk werden ze gearresteerd maar Billy the Kid wist ook deze keer te ontsnappen. Zijn eerste moord pleegde The Kid op 18 augustus 1877. Na vele pesterijen en beledigingen brak een gevecht uit tussen The Kid en Frank Cahill. Nadat Cahill de jongen op de grond had gegooid en bovenop hem was gaan zitten, wist The Kid zijn pistool te pakken. Vervolgens schoot hij Cahill in de maag. Daarna leidde The Kid als voortvluchtige een crimineel bestaan en verdiende zijn geld voornamelijk als gokker en veedief, totdat hij ging werken op de ranch van de Engelse veehandelaar John Tunstall. Tunstall leerde The Kid veel over de filosofische kant van het leven en The Kid bewonderde Tunstall om zijn wijsheid. Tunstall was echter een last in de ogen van enkele plaatselijke rijkelui, die het op zijn land en handel hadden voorzien. Nadat Tunstall was vermoord zwoer The Kid wraak. Samen met een groep "regulators" begon hij een vergeldingsactie. Eerst vermoordden ze Bill Morton, Frank Baker en William McCloskey, daarna schoten ze vanuit een hinderlaag Sheriff William Brady en George Hindman neer. In korte tijd richtte hij een slagveld aan in New Mexico (ook wel bekend als de Lincoln County War) en vormde hij een beruchte posse, met onder andere Doc Scurlock, Dick Brewer, Dave Rudabough en zijn trouwe vrienden Charlie Bowdre en Tom O'Folliard (die beiden naast hem zijn begraven).
    Wegens de moord op sheriff William Brady (die een groot aandeel zou hebben gehad in de moord op John Tunstall) en George Hindman werd Billy the Kid op 15 april 1881 door de rechtbank in La
    Mesilla veroordeeld tot de dood door ophanging. Zijn advocaat was kolonel A.J. Fountain, die de New Mexico militia had opgericht. Verschillende brieven van The Kid aan gouverneur Lew Wallace(de schrijver van Ben-Hur) mochten niet baten, hoewel Wallace amnestie beloofd had. Billy the Kid ontsnapte op 28 april 1881 uit de gevangenis van Lincoln en doodde daarbij zijn twee bewakers: Bob Ollinger en James W. Bell. Tijdens afwezigheid van Ollinger wist The Kid Bell te overmeesteren en daarna dood te schieten, vervolgens schoot hij vanuit het raam Ollinger dood die gealarmeerd door de schoten kwam aangerend. Hoe hij aan het wapen kwam om Bell te kunnen overmeesteren is tot op de dag van vandaag onderwerp van discussie. Sommigen denken dat het wapen door vrienden was binnengesmokkeld, anderen denken dat hij Bell diens eigen wapen heeft kunnen ontfutselen. Hierna werd er jacht op The Kid gemaakt door Pat Garrett (een oude vriend van The Kid en zijn moeder), de sheriff van Lincoln County, en twee hulpsheriffs. In de nacht van 14 juli 1881 werd hij door Garrett in een donkere kamer doodgeschoten. The Kid kwam de kamer van Pete Maxwell binnenlopen en sprak de legendarische laatste woorden: "¿quién es?....¿quién es?" (wie is daar?). Garrett, die in het donker naast Maxwells bed zat, schoot hem recht door het hart. Ondanks zijn gewelddadige levensloop en reputatie was The Kid geliefd onder de plaatselijke Spaanstalige bevolking, die volgens gouverneur Wallace serenades brachten bij de gevangenis als hij weer eens vast zat. Hij was waarschijnlijk tweehandig, sprak vloeiend Spaans, kon goed dansen en was naar verluidt een knappe verschijning. Billy the Kid ligt begraven in Fort Sumner (New Mexico). Tot op de dag van vandaag wordt door sommigen bestreden dat Pat Garrett daadwerkelijk Billy the Kid doodschoot in die donkere kamer in het stadje Fort Sumner, in de nacht van 14 juli 1881. Het grootste mysterie hieromtrent werd zeventig jaar na dato in het leven geroepen door ene Ollie L. “Brushy Bill” Roberts. Vlak voor zijn dood in 1950 bekende deze man Billy the Kid te zijn geweest en vroeg hij om een generaal pardon voor zijn misdaden. Brushy Bill werd door velen geloofd, onder andere door een rechter. Na de dood van Brushy Bill oordeelde deze: “Billy blijft voor altijd in ons hart en onze gedachten. Hij stierf op hoge leeftijd, maar hij zal voor altijd Billy the Kid zijn.” Daarnaast is er ook nog een claim van een zekere John Miller die in 1938 beweerde Billy the Kid the zijn. In 2005 werd het lichaam van John Miller opgegraven om DNA te verzamelen en dit te onderzoeken. Tot op de dag van vandaag zijn er geen onderzoeksresultaten bekendgemaakt. Toch zijn er te veel onduidelijkheden en tegenstrijdigheden om te kunnen zeggen dat Brushy Bill of John Miller in werkelijk Billy the Kid was. Alleen al het feit dat twee goede bekenden van Billy the Kid (Pat Garrett en Pete Maxwell) bij zijn dood aanwezig waren, maakt deze claims onwaarschijnlijk. Billy the Kid had geen wettige nakomelingen, maar verscheidene Amerikanen beweren dat ze een achterkleinkind zijn van de desperado. Het waren deze vermeende nakomelingen die in 2010 een gratieverzoek indienden bij toenmalig gouverneur Bill Richardson van New Mexico. De gouverneur kan, net als de president van de Verenigde Staten, op zijn laatste werkdag naar persoonlijk inzicht gratie verlenen. De zelfverklaarde nakomelingen beriepen zich op een toezegging die de toenmalige gouverneur Lew Wallace in 1881 gedaan zou hebben. Richardson liet een en ander onderzoeken, maar vond niets terug over een voornemen van zijn verre voorganger. Hij wees het verzoek op 31 december 2010 af.





    14-07-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juli 1993 belgie fedrale staat

     

    14-07-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juli 1993 belgie fedrale staat

     

    14-07-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juli 1993 belgie fedrale staat

    14 juli 1993 Met de term staatshervorming wordt in België het proces aangeduid waarbij, door opeenvolgende grondwetswijzigingen, de unitaire Belgische staat van 1830 is geëvolueerd naar een federale staat met drie gewesten en drie gemeenschappen, met elk hun autonome bevoegdheden. In België wordt naar de thematiek van taalpolitiek en staatshervormingen ook verwezen met de politieke term 'communautair' (bv. communautaire spanningen) Onder het Nederlandse bewind werd het Nederlands de officiële taal. Voor de Franstalige bourgeoisie was dat echter een minderwaardige taal omdat zij die taal gelijkstelde met de dialecten van het volk (hun huisbedienden, de arbeiders en de boeren), terwijl het Standaardnederlands voor het dialectsprekende volk eigenlijk een vreemde taal was. De verfranste ambtenarij en burgerij reageerden scherp tegen de verplichte vernederlandsing van het leger, het gerecht, het bestuur en het onderwijs. Onder het bewind van Willem I verdubbelde het aantal lagereschoolleerlingen van 150.000 tot 300.000 dankzij de oprichting van 1500 nieuwe scholen. Omdat evenwel iedereen les kreeg in de volkstaal, betekende dit dat in heel Vlaanderen (Brussel inbegrepen) alle scholieren 'onderworpen' werden aan Nederlandstalig onderwijs. Eén der eerste daden van het Voorlopig Bewind was dan ook de afschaffing van álle openbare scholen in België, met uitzondering van de Franstalige universiteiten van Gent en Luik die dienden om de nieuwe elites op te leiden. De Belgische onafhankelijkheid had rampzalige gevolgen voor het Nederlands in België. Artikel 23 van de nieuwe Belgische grondwet bepaalde: „Het gebruik van de in België gesproken talen is vrij; het kan alleen door de wet geregeld worden en uitsluitend voor de handelingen der overheid en voor de rechtszaken.“ Hoe de taalvrijheid er in de praktijk uitzag, bleek vrij snel. Op 26 november 1830 werd het Frans tot enige officiële taal gemaakt. Het Voorlopig Bestuur constateerde: “Het Nederlands en het Duits, talen die door de inwoners van sommige plaatsen worden gebruikt, verschillen van provincie tot provincie en soms van district tot district. Het is dus duidelijk dat het onmogelijk is een officiële wet- of decreettekst in het Nederlands of het Duits uit te vaardigen.” Dit was de reden waarom alleen de Franse versie van wetteksten voor geldig werd verklaard. Het mag aangemerkt worden dat de “inwoners van sommige plaatsen” ook toen al de meerderheid van de bevolking vormden. De afgevaardigden van de Vlaamse arrondissementen vormden dan ook wel de meerderheid in het Nationaal Congres, maar zij spraken de taal van de elite en dat was het Frans. Doordat vrijwel alle ambtenaren Franstalig waren, moest zich iedere Belg waar dan ook in het Frans tot de overheid wenden. Sommige rechters zagen het zelfs voor een belediging van het gerecht aan als men hen in het Nederlands aansprak. De taalvrijheid was dus vooral de vrijheid van de ambtenaren de taal van hun milieu te gebruiken.[ Er werd door de Belgische staat een verfransingspolitiek gevoerd, waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag voelbaar zijn. In Vlaanderen bleven de dialecten de onderwijstaal in de lagere volksschool. In de scholen voor de hogere standen was de onderwijstaal uiteraard het Frans. Zo werd Brussel volledig verfranst en was de volledige ambtenarij (ook in Nederlandstalig Vlaanderen en Brussel) tot een eind in de twintigste eeuw volledig Frans. Het Nederlands werd als een samenraapsel van dialecten behandeld en niet als een taal die respect verdiende. Dit cultuurimperialisme leidde tot het ontstaan van de Vlaamse Beweging.
    . De eerste grondwet en de Belgische wetgeving was dan ook alleen in het Frans opgesteld. Geleidelijk ontstond de Vlaamse Beweging, een emancipatorische beweging die ijverde voor een gelijkwaardige positie voor het Nederlands in het openbaar leven, maar die ook zeer nabij de syndicale arbeidersbeweging stond (waaruit in 1885 de socialistische Belgische Werkliedenpartij en in 1893 de Daensistische Christene Volkspartij ontstonden). Vooral de Daensisten waren flamingantisch en stelden dat de boeren en werklieden in Vlaanderen zich in hun eigen taal voor de rechtbank moesten kunnen uitdrukken. De Vlaamse Beweging ondersteunde dus de ontvoogdingsstrijd van arme boeren en
    dagloners, de werklieden in de steden tegen de kapitalistische en francofone bourgeoisie, die hun werkvolk in een schandalige armoede hield en hun taal misprijzend "flamand" noemde. . De eerste taalwet dateert van 1873. De invoering van het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen in 1893, effende de weg naar de zogenoemde Gelijkheidswet van 1898, waardoor het Nederlands de tweede officiële taal van België werd. De Gelijkheidswet was de eerste taalwet van nationale betekenis. De Belgische grondwet werd pas in 1967 voor het eerst in het Nederlands vertaald. In 1883 kreeg het Nederlands een grotere plaats in het officiële middelbaar onderwijs. In 1930 werd het onderwijs aan de universiteit van Gent definitief Nederlandstalig, en daarmee kreeg België zijn eerste Nederlandstalige universiteit. De verzuchtingen van de Vlaamse Beweging bleven lange tijd ongehoord, maar de Eerste Wereldoorlog en de gedeeltelijke bezetting van België door Duitsland was aanleiding voor een deel van de Vlaamse Beweging, de zogenaamde activisten, om in te gaan op het aanbod van vernederlandsing en met de Duitsers te collaboreren. Onder invloed van de Duitse bezetter werd zo de universiteit van Gent vernederlandst. Deze collaboratie werd de Vlaamse Beweging na de oorlog zeer kwalijk genomen en de meeste maatregelen werden weer ongedaan gemaakt. Vanuit het deel van de Vlaamse Beweging, dat niet collaboreerde, ontwikkelde zich de radicaal Vlaamsgezinde Frontbeweging die zich vooral inzette tegen het Franstalige beleid in het leger, en dat protesteerde tegen de wantoestanden veroorzaakt door Franstalige officieren wier bevelen door de Vlaamse soldaten niet werden begrepen wat voor veel slachtoffers zorgde.[bron?] Door de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht in 1919 waren de Vlamingen beter vertegenwoordigd in de Belgische politiek, wat het doorvoeren van de taalwetgeving bevorderde. In de jaren 30 van de 20e eeuw vond het territorialiteitsbeginsel toepassing in de taaltoestanden in België: de Vlaamse Beweging droeg steeds het alternatief van de tweetalige staat uit, wat door de Franstaligen als een onmogelijke toegeving werd beschouwd. Door middel van een reeks grote taalwetten werden daardoor twee eentalige gebieden erkend. Zo kwam er een einde aan de voortschrijdende verfransing van het openbare leven in de Vlaamse provincies. In 1932 volgde de wet op het taalgebruik in bestuurszaken, waarmee vastgelegd werd dat in de respectievelijk Vlaamse en Waalse provincies de streektaal de bestuurstaal was. De rechtspraak in de twee gebieden werd in 1935 eentalig gemaakt en in 1938 kwam er een wet voor het taalgebruik in het leger. Maar het zou nog 30 jaar duren voor de twee taalgebieden wettelijk afgebakend werden. Pas in 1963 werd de taalgrens - de grens tussen het Frans- en Nederlandstalige gebied - wettelijk vastgelegd. Na de Tweede Wereldoorlog werden op enkele jaren tijd de verschillen tussen Nederlandstaligen (Vlamingen) en Franstaligen (Walen en Franstalige Brusselaars) scherper gesteld in een aantal conflicte De Communistische en Socialistische partijen verwijten Leopold III om België verraden (of verkocht) te hebben aan de Duitse bezetter, en verwijten hem om de streng katholieke dochter van een Duitsgezinde zakenman te hebben gehuwd na het verlies van zijn vrouw koningin Astrid (die zeer geliefd was bij de bevolking), zonder de wettelijke regels na te hebben geleefd (eerst huwen bij de ambtenaar van burgerlijke stand dan pas in de kerk) en alleen in de kerk te zijn gehuwd, waardoor hij zijn grondwettelijke eed tweemaal heeft gebroken. In 1950 bij het referendum over de vraag of Leopold III, gezien zijn houding tijdens de Tweede Wereldoorlog, terug de troon mag betreden dan wel moet aftreden (de zogenaamde Koningskwestie), kiest 72% van de Vlamingen onder invloed van de katholieke kerk voor de terugkeer van Leopold III, maar er is een grotere meerderheid tegen in Brussel en Wallonië waardoor de vooropgestelde 2/3 meerderheid niet gehaald werd. In België als geheel is er een meerderheid van 57% voor terugkeer dus probeert Leopold terug te keren. Hierop breken echter vooral in Wallonië en Brussel zware onlusten uit die de regering slechts met moeite kan bedwingen. Ondanks het positieve resultaat van het referendum, dient Leopold onder zware politieke druk vanuit de regering, troonsafstand te doen.
    Hierdoor wordt duidelijk dat de ene gemeenschap niet zomaar haar wil kan opdringen aan de andere op het institutionele vlak. Ook het Vlaams demografisch overwicht komt door het referendum aan bod. In beide gemeenschappen worden de verschillen duidelijk. De rooms-blauwe regering Eyskens voert in 1960 met de Eenheidswet een reeks besparingen door. Hier komt hevig verweer tegen van de Franstalige vakbonden met zware stakingen tegen die wet, tegen de regering en tegen het systeem vanuit een regionalistische instelling. De Walen zien in dat zolang het economisch beleid op Belgisch niveau bepaald wordt, men niet de maatregelen kan nemen die nodig zijn voor Wallonië gezien de Vlaamse meerderheid in België (vandaar dat ze ook spreken van “un état belgo-flamand”). Dit leidt tot het erkennen van een verschil in sociaaleconomische aangelegenheden.
    De Katholieke Universiteit Leuven mocht volgens de taalwetgeving tweetalig blijven. Franstalige professoren, assistenten en studenten gaan rechten opeisen en men wou proberen een corridor te maken van Wallonië, het reeds verfranste Brussel en Leuven om zo een tweetalig statuut te krijgen. De Vlamingen zijn het hier niet mee eens en wilden hen buiten. Dit zorgt voor een erkenning van het verschil op taal- en cultuurvlak en tot de oprichting van de Franstalige Université catholique de Louvain in Louvain-la-Neuve.
    Vanaf 1921 was er een systeem van flexibel taalregime van toepassing dat toeliet dat een gemeente van taalregime veranderen op basis van de resultaten van de tienjaarlijkse talentelling. Daarbij konden taalfaciliteiten worden afgedwongen, of kon een gemeente van taal veranderen. De resultaten van een aantal talentellingen gaven meermaals aanleiding tot betwistingen en politieke heibel. In 1948 gingen de werkzaamheden van het zogenaamde Centrum Harmel van start dat op 10 juni 1952 een kaart goedkeurde die gemeenten indeelde per taal. Na de taalstrijd werd de taalgrens wettelijk en definitief vastgelegd: de Kamer van Volksvertegenwoordigers keurde op 31 oktober 1962 de wet op de taalgrens goed die op 1 september 1963 van kracht werd. Bij het vastleggen van de taalgrens werden een aantal gemeenten overgeheveld van de ene naar de andere provincie zodat de meeste provincies eentalig werden. De provincie Brabant maakte hierop de enige uitzondering, pas op 1 januari 1995 werd Brabant gesplitst in resp. Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. Bij de wettelijke vastlegging van de taalgrens werd daarom meteen ook beslist dat de officiële tienjaarlijkse talentelling afgeschaft werd. De taalgrenzen legden ook de vier officiële taalgebieden vast: het eentalige Nederlandse taalgebied het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad het Franse taalgebied het Duitse taalgebied. Sommige gemeenten kregen een statuut als faciliteitengemeente waarbij de dienstverlening van de gemeentelijke overheid ook in de minderheidstaal kan worden aangeboden. In veel faciliteitengemeenten wordt ook onderwijs in de minderheidstaal aangeboden. Voor de dienstverlening door de intermediaire en hogere overheden (provincie en Vlaamse overheid) gelden geen taalfaciliteiten.
    De Vlamingen wilden met de staatshervorming aanvankelijk vooral respect voor hun taal en culturele autonomie verkrijgen. Dit werd later gerealiseerd via de oprichting van gemeenschappen. De Walen wilden vooral sociaaleconomische bevoegdheden overdragen om de economische malaise te kunnen keren. Dit hoopte men te realiseren door de vorming van de Gewesten. Door de opeenvolgende staatshervormingen ontwikkelde de unitaire staat van 1830 zich tot een federale staat. De hervormingen behelsden: de vorming van drie gewesten, drie gemeenschappen, en een Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (van Brussel), elk met eigen organen, bevoegdheden, financiën en personeel een overdracht van bevoegdheden van de organen van de Franse Gemeenschap naar die van Waals Gewest en Franse Gemeenschapscommissie van Brussel: via bijzondere decreten van de Franse Gemeenschap via gewone decreten van het Waalse Gewest en van de Franse Gemeenschapscommissie een overdracht van bevoegdheden van de organen van het Waalse Gewest naar die van de Duitstalige Gemeenschap via gewone decreten van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap.
    In 1970, onder premier Gaston Eyskens, heeft men nog niet de bedoeling het land om te vormen tot een federale staat. Men wilde enkel een beperkte oplossing vinden voor de bestaande problemen. Daarom besluit men een nieuw evenwicht te installeren in de nationale instellingen (pariteit tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in de Ministerraad, de invoering van bijzondere meerderheidswetten en de communautaire alarmbelprocedure). De zogenoemde grendelgrondwet wordt ingevoerd. Een belangrijke[bron?] rol bij deze staatshervorming werd vervuld door veelvuldig premier Gaston Eyskens. Op aandrang van Vlaanderen kwam er autonomie op het vlak van taal en cultuur, doordat er cultuurgemeenschappen werden opgericht: de Franse en Nederlandse Cultuurgemeenschap. De cultuurraden (respectievelijk de Raad van de Franse Cultuurgemeenschap en de Raad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap) bestonden uit de taalgroepen in het nationale parlement. Zij kregen ook wetgevende bevoegdheden die ze uitoefenen door middel van decreten. Die decreten werden uitgevoerd door een minister van Cultuur, één voor elke taalgroep, in de nationale regering. De cultuurgemeenschappen zijn bevoegd voor cultuur, zeer beperkte onderwijsmateries en bepaalde aspecten van de taalwetgeving. Om tegemoet te komen aan de vraag van Wallonië om sociaaleconomische bevoegdheden te krijgen, worden in de Grondwet de gewesten opgenomen, met vermelding dat de bevoegdheden later geregeld zullen worden. Dit staat bekend als artikel 107quater. Met de wet van 1 augustus 1974 werden voorlopige gewestraden geïnstalleerd, die tot in 1977 zouden bestaan.
    Het Egmontpact werd in mei 1977 gesloten, maar werd nooit uitgevoerd. Het zou België omgevormd hebben tot een federale staat. Belangrijke delen uit het akkoord zijn overgenomen in latere staatshervormingen. Premier Martens zou drie regeringen nodig hebben voor de staatshervorming van 1980. Er kwamen twee gewestraden, met eigen bevoegdheden voor plaatsgebonden gelegenheden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - dat al wel erkend was in de staatshervorming van 1970 - werd pas verder uitgewerkt in de derde staatshervorming, deze heeft dus nog praktisch geen bevoegdheden.
    Martens zou werken aan een 'unionistisch federale' staat, waarbij bepaalde bevoegdheden overhevelen naar lokale niveaus, maar waarbij nog steeds een sterke nationale kern bestaat. Dit wordt later het subsidiariteitsbeginsel genoemd. De 3 cultuurgemeenschappen - met zeer beperkte bevoegdheden - werden omgevormd tot kortweg gemeenschappen. Dit omdat ze meer bevoegdheden verkregen hadden, niet alleen op cultureel en taalkundig vlak, maar ook inzake persoonsgebonden aangelegenheden. De gemeenschappen en gewesten krijgen bij deze hervorming ook wetgevende bevoegdheden, hierdoor verkregen ze op hun niveau een eigen regering en parlement. Let wel, in Vlaanderen werden de raden (en regeringen) onmiddellijk samengevoegd, zodat er één regering en parlement was voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest. In Wallonië gebeurde dit niet. Bovendien werd de alarmbelprocedure (die al ontstaan was bij de staatshervorming van 1970) verder uitgewerkt. Deze moest belangenconflicten vermijden (tot op vandaag is ze nog maar twee keer gebruikt). Hierop volgde de Pacificatiewet van 9 augustus 1988 dat communautaire problemen in de faciliteitengemeenten moest oplossen.
    De bevoegdheid van de gemeenschappen wordt uitgebreid met het hele onderwijs, met slechts een paar kleine uitzonderingen. Dit gaat samen met een uitbreiding van de bevoegdheid van het Arbitragehof, dat de mogelijkheid krijgt om de wetten en decreten te toetsen aan art. 10 (gelijkheidsbeginsel), 11 (discriminatieverbod) en 24 (vrijheid van onderwijs) van de Belgische Grondwet, om te vermijden dat één van de onderwijsnetten te dominant zou worden (in Vlaanderen het vrije, katholieke onderwijs en in Wallonië het Gemeenschapsonderwijs). Daarnaast wordt een akkoord bereikt over de inrichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De regeling hieromtrent lijkt sterk op deze voor de werking van de nationale overheid, waarbij de Nederlandstaligen in Brussel op dezelfde manier beschermd worden als de Franstaligen op nationaal niveau: pariteit in de regering, alarmbelprocedure et cetera. Ook werd een rechtsgrond gegeven aan de al bestaande praktijk van samenwerkingsakkoorden
    Met het Sint-Michielsakkoord wordt België ook formeel een federale staat. Op het federale, (nationale) niveau worden een aantal wijzigingen doorgevoerd om meer een federale structuur aan te nemen, zoals de samenstelling van de Senaat. Daarnaast komen er ook maatregelen om de regeringsstabiliteit te verhogen, o.a. door middel van de constructieve motie van wantrouwen. Verder worden in deze staatshervorming de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten uitgebreid. Belangrijk te signaleren is dat zij de bevoegdheid krijgen om verdragen te sluiten met betrekking tot hun bevoegdheden. Ze genieten hierin een erg grote vrijheid, die veel verder gaat dan de bevoegdheid van deelstaten in andere federale Staten. De gewesten worden ook bevoegd voor exportpromotie. Daarnaast wordt ook komaf gemaakt met het dubbelmandaat dat de parlementairen hadden door zowel in het nationale als in het deelstaatparlement te zetelen. Voortaan zullen de raden van de deelstaten ook rechtstreeks verkozen worden. Dit gaat gepaard met een vermindering van het aantal leden in de Kamer van Volksvertegenwoordigersen Senaat, om zo toch nog het aantal mandatarissen te beperken. Ten slotte krijgen de deelstaten ook een beperkte constitutieve autonomie.
    De gewesten krijgen bijkomende bevoegdheden (buitenlandse handel, landbouw en administratief toezicht op ondergeschikte besturen). Daarnaast wordt een aantal beschermingsmechanismen in de
    Brusselse instellingen afgebouwd, voornamelijk uit vrees dat de instellingen geblokkeerd zouden worden wanneer het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) een meerderheid zou halen in de Nederlandse taalgroep. In Brussel stemt een relatief groot aantal Franstaligen op deze partij.[5] Er komt ook een herfinanciering van de gemeenschappen en de gewesten krijgen bijkomende fiscale bevoegdheden. Ook de bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof wordt uitgebreid. De vijfde staatshervorming onderscheidt zich juridisch gezien van de andere doordat hier de grondwet niet werd gewijzigd. Bij deze staatshervorming maakte men geheel gebruik van bijzondere wetten.
    Na 459 dagen onderhandelingen werd half september 2011 tussen de acht deelnemende partijen een akkoord bereikt over een zesde staatshervorming onder leiding van Elio Di Rupo (PS). De groenen (Groen! en Ecolo), die daarna voor verdere deelname aan de regeringsonderhandelingen werden uitgesloten, zouden de uitvoering van de bereikte akkoorden door een nieuwe regering vanuit de oppositie steunen. De door de daaropvolgende regering uit te voeren akkoorden waren: De splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Franstaligen in de faciliteitengemeenten zullen kunnen kiezen of ze op een Vlaams-Brabantse of Brusselse lijst stemmen. Een beperkte hervorming van de Brusselse instellingen. De financieringswet regelt de financieringsmechanismen van gewesten en gemeenschappen betreffende de overgehevelde bevoegdheden, regelt de fiscale autonomie van de gewesten en de financiering van de Brusselse instellingen. Overdracht van bevoegdheden van federaal niveau naar gewesten en gemeenschappen De Duitstalige Gemeenschap is gestaag meegegroeid met de andere gemeenschappen, maar heeft altijd een wat speciale plaats gekregen. De akkoorden die werden bereikt in de Staatshervorming waren steeds gericht op de oplossing van problemen tussen Vlamingen en Franstaligen. Duitstaligen waren hier slechts zijdelings bij betrokken omdat dit veel minder gevoelig ligt. Daarom is het statuut van deze gemeenschap ook niet geregeld in de Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen (waarvoor een 2/3-meerderheid nodig is om ze te wijzigen, net als een meerderheid in elke taalgroep), maar in een gewone wet. Op die manier heeft de Duitstalige Gemeenschap dezelfde bevoegdheden gekregen als de andere gemeenschappen en daarbovenop heeft het Waals Gewest, waaronder de gebieden van de Duitstalige Gemeenschap ressorteren, een aantal bevoegdheden naar de gemeenschap overgedragen, bijvoorbeeld monumenten en landschappen.







    14-07-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juli 1862 gustav klimt

    14 juli 1862 Gustav Klimt (Baumgarten, tegenwoordig deel uitmakend van Wenen), 14 juli 1862 – Wenen, 6 februari 1918) was een Oostenrijkse symbolistische schilder, muralist en tekenaar. Hij geldt als het meest prominente lid van de Wiener Secession, waarvan hij ook enige tijd voorzitter was. Kenmerkend voor zijn latere werken, waarmee hij het meest bekend werd, is het decoratieve ornamentalisme (waarbij hij vaak ook werkte met bladgoud) en de suggestief-erotische symboliek. Hij maakte vooral naam met zijn vrouwportretten en allegorische werken, maar schilderde ook een groot aantal landschappen. Klimts kunst ontstond tijdens een artistieke bloeiperiode in het Wenen van het belle époque en wordt vaak geassocieerd met de jugendstilbeweging en de art-nouveau. Zijn oeuvre wordt wel beschouwd als exemplarisch voor het toenmalige spanningsveld tussen behoudzucht en drang tot vooruitgang. Tijdens het belle époque gold Wenen, als hoofdstad van Oostenrijk-Hongarije, met zo'n twee miljoen inwoners als een dynamische, kosmopolitische metropool. Er woonden mensen uit alle delen van het keizerrijk en van allerlei ras en taal. De oprukkende industrialisatie zorgde voor een sterke en kapitaalkrachtige burgerklasse, waardoor de stad uitgroeide tot een centrum van elegantie, luxe en vermaak. Er werden grootse bouwprojecten gestart, zoals de aanleg van de Ringstrasse, die het centrum van de buitenwijken afsloot. Daarbinnen voltrok zich het "tijdperk van de Ring", met haar grote bals, de aristocratische salons, de walsen van Johann Strauss jr. en de Biedermeier.
    Tegelijkertijd was in het Wenen van het fin de siècle ook een cultuurcrisis voelbaar, die samenhing met het in verval raken van het Oostenrijks-Hongaarse rijk. Het was een stad vol paradoxen, waar schitterende bals werden georganiseerd en tradities in stand werden gehouden die de opkomende veranderingen ("moderniteit") moesten verbloemen, maar waarbinnen sociale tegenstellingen steeds nadrukkelijker voelbaar werden. Dit spanningsveld tussen behoudzucht en drang tot vooruitgang bleek rond 1900 een uitstekende voedingsbodem voor een hele generatie kunstenaars, dichters, architecten en wetenschappers, die nieuwe wegen insloegen, op de drempel van een nieuwe eeuw.[1] Tot hen behoorden de componisten Gustav Mahler en Arnold Schönberg, de schrijver Arthur Schnitzler, de psychoanalyticus Sigmund Freud, de filosoof Ludwig Wittgenstein en diverse kunstschilders, zoals Oskar Kokoschka, Egon Schiele en Gustav Klimt. Met name Klimt wist met zijn werk een brug te slaan tussen twee eeuwen, de oude wereld en de nieuwe. Opgeleid en begonnen als academisch kunstschilder, geliefd ook als portrettist van de hogere klassen, brak Klimt halverwege zijn leven radicaal met het traditionele, op zoek naar vernieuwing. Als belangrijkste initiatiefnemer van de Secession-beweging, koos hij voor een volsterkt persoonlijke en geheel eigen stijl, die een synthese was van een veelheid aan invloeden, zoals de decoratieve kunst, de Japanse Prentkunst, de esthetische kunst van de Prerafaëlieten en de symbolistische kunst, onder andere van de Nederlander Jan Toorop en de Belg Fernand Khnopff. Zo schiep hij een ultiem persoonlijke esthetische schoonheid, verwant aan de jugendstil, maar welbeschouwd in geen enkele stroming duidelijk in te delen. Ondanks zijn vooraanstaande positie in de Weense kunstwereld was en bleef Klimt een vrij stugge, zwijgzame, introverte, bijna schuwe man. Hij nam zelden de pen ter hand ("Ik heb geen talent om te spreken of te schrijven, vooral niet als ik iets over mijzelf of mijn werk moet zeggen"). Ook liet hij geen echte zelfportretten na ("Ik heb geen interesse in mijzelf als thema voor mijn schilderijen, maar enkel voor anderen, vooral vrouwen"). Zijn werken zeggen ook nauwelijks iets over hemzelf als persoon, afgezien van zijn viriele seksuele geaardheid en zijn obsessieve belangstelling voor het andere geslacht. Fysiek gezien was Klimt een wat kleine, corpulente, maar tegelijkertijd ook gespierde man. Hij had een luide stem en stond bekend om zijn vaak platte humor, een beeld dat duidelijk contrasteerde met de verfijnde, elegante schilderijen die hij maakte. Hoewel hij al vanaf jonge leeftijd midden in de belangstelling van de kunstwereld stond bleef hij hechten aan zijn dagelijkse routines. Hij woonde zijn hele leven bij zijn moeder en twee ongetrouwde zusters, ging dagelijks in de morgen naar zijn nabijgelegen atelier, waarin hij diverse katten hield, en keerde elke avond weer strikt op tijd, zij het laat terug voor het avondeten. Zwijgend at hij dan grote hoeveelheden en ging vervolgens slapen in zijn kleine, schaars gemeubileerde slaapkamer. "Ik ben er van overtuigd dat ik geen bijzonder interessant persoon ben", zei hij ooit over zichzelf: "Ik heb niets speciaals. Ik ben gewoon een schilder die dag in
    dag uit en van vroeg tot laat werkt".[3] Slechts een enkele keer doorbrak hij zijn gewoontes door in de avond met enkele vrienden te gaan kegelen. Bijna ieder jaar ging hij op vakantie naar de Attersee.
    Het enige onconventionele aan de persoon Klimt was zijn liefdesleven. Hij had regelmatig korte romances met modellen die voor hem poseerden en voortdurend (half)naakt door zijn atelier liepen. Hij had minimaal drie, maar waarschijnlijk nog vele malen meer kinderen bij zijn modellen, soms met meerdere tegelijk. Daarnaast deelde hij ook regelmatig het bed met dames uit de hogere Weense kringen die voor hem poseerden, hetgeen hem - tegen zijn zin - een reputatie van vrouwenversierder bezorgde. De meest duurzame relatie had hij met Emilie Flöge, de schoonzus van zijn broer en een getalenteerd kledingontwerpster. De precieze aard van hun relatie, vriendschap of romance, is nooit helemaal duidelijk geworden, hun relatie was nooit officieel. Flöge was overigens ook verantwoordelijk voor een ander onconventioneel element aan de persoon Klimt, namelijk zijn kleding. Beiden droegen ze, geïnspireerd door de Japanse cultuur, doorgaans ruim zittende kleding, Klimt meestal een lang indigoblauw tuniek met daaronder platte sandalen. Wat opvalt is het contrast van deze vormloze stoflappen met de uitermate elegante kleding van de modellen die hij schilderde. Klimt werd geboren als zoon van een goudgraveur en een muzikaal begaafde moeder, als tweede van zeven kinderen, drie jongens en vier meisjes. Reeds in zijn kindertijd legde hij een bijzondere begaafdheid voor tekenen aan de dag. Van 1876 tot 1883 studeerde hij met een beurs aan de Universiteit voor Toegepaste Kunsten Wenen, binnen Europa de enige in zijn soort afgezien van Engeland. Hij volgde lessen in decoratief tekenen, koos vervolgens voor de richting architectonisch tekenen, en leerde tegelijkertijd de kunst van de "esthetische veredeling" van een product, hetgeen in die tijd volledig aansloot bij de smaak van de rijke liberale burgerij. In de tijd dat Klimt op de academie zat was er kritiek op de opleiding: ze zou zich te veel toeleggen op de pure tekenkunst en het slaafs kopiëren van voorbeelden, zonder de artistieke creatie te stimuleren. Ook Klimt zelf hield zich tijdens zijn studie streng aan de voorbeelden uit de klassieke kunstgeschiedenis, welke neiging ook later in zijn werk herkenbaar zou blijven. Nog tijdens zijn studie, in 1880, vormde Klimt met zijn jongere broers Ernst en Georg en zijn vriend Franz Matsch, die allen ook op de kunstnijverheids-academie zaten, de zogenaamde "Kunstenaarscompagnie", werkend vanuit een gezamenlijk atelier aan de Sandwirtgasse. Ze kregen opdrachten voor theater- en decorbouw in Wenen, toentertijd een lucratieve markt. Klimt zelf legde zich vooral toe op naturalistisch schilderwerk, vaak muurschilderingen, sterk beïnvloed door de conservatieve academischehistorieschilder Hans Makart. Klimts vroege werk bestaat vooral uit schilderijen gemaakt in opdracht. In de tien jaar tussen zijn afstuderen in 1883 en het decennium dat daarop volgde maakte hij vooral muurschilderingen, veelal vanuit het Kunstenaarscollectief met Frans Matsch en zijn broer Ernst. Al tijdens hun studietijd kregen ze opdracht voor de decoratie van het Weense Palais Sturay, maar ook vanuit het buitenland, onder andere het Staatstheater van Reichenberg en het Gemeentetheater van Karlsbad. Een bijzonder blijk van het kunnen van Klimt spreekt uit zijn door Mackart en Michelangelo geïnspireerde schilderij Idylle uit 1884, voor het Kunsthistorisch Museum. In 1886 krijgt het collectief een grote officiële opdracht voor de beschildering van de fronton- en plafondgedeelten van het net gereedgekomen Burgtheater in Wenen, waarin ze de geschiedenis van de kunsten van de Klassieke Oudheid tot aan Shakespeare uitbeeldden. Met deze opdracht waren ze twee jaar bezig, waarna hij met Matsch voor de Weense stadsraad ook nog een hoog geprezen schilderij maakte van het interieur van het oude Burgtheater, met een fotografisch precieze weergave van het publiek. In 1890 kreeg hij een keizerlijke onderscheiding voor dit werk. Korte tijd later daarna werd hij erelid van zowel de Universiteit van München als de Universiteit van Wenen, hetgeen de grote waardering voor zijn vroege traditioneel-academische werken onderstreept. Klimt maakte zich in deze vroege werken echter geleidelijk los van zijn vrienden en scholing. Hij nam geen genoegen meer met klassieke motieven. Steeds vaker voegde hij er fotografische- en realistische
    portretten aan toe en introduceerde contemporaine elementen, zoals in Theater in Taormina. Tegelijkertijd ging hij steeds meer variëren met technieken, met name ook in de decoratieve gedeelten. Met deze eigenzinnigheden begint in feite de artistieke vernieuwing die zijn latere werk zou kenmerken. Zonder de klassieke thema's af te zweren verraadt het een stilistische ontwikkeling naar symbolistische ornamentalisme dat zijn manifest zou worden. In 1892 proclameerde hij zijn streven naar modernisering van het artistieke systeem zelfs expliciet tijdens een internationale tentoonstelling van muziek en theater, aanhakend bij de oprichting van de Münchener Secession korte tijd eerder. Met het overlijden in 1892 van zijn broer Ernst aan tuberculose kwam in formele zin een einde aan het collectief
    Het succes van Klimt als decoratieschilder vanuit het Kunstenaarscollectief, maakte dat hij onder de Weense bourgeoisie ook uitermate populair werd als portretschilder. Met name in de late jaren 1890 en kort na de eeuwwisseling zou hij een hele reeks portretten in opdracht maken, waarbij in toenemende mate elementen van zijn nieuwe kunstfilosofie kunnen worden ontwaard. Toch blijft in deze vroege portretten de herkenbaarheid van de afgebeelde persoon een eerste vereiste, waarmee aansluiting behouden bleef met de heersende burgerlijke smaak. Klimt schilderde als een der eersten in Wenen veel portretten naar foto's, hetgeen veel discussie opriep. Het resultaat was een hyperrealistische weergave, die dan vaak werd gecombineerd werd met klassieke elementen in de omlijsting, die steevast een belangrijk onderdeel van Klimts portretten waren geworden. Een aantal van Klimts portretten uit deze periode tonen ten volle al de experimenteerdrift en de zoektocht naar nieuwe vormen, zoals die kenmerkend was voor de Secessionskunst. Schoolvoorbeeld is zijn bekende Judith I uit 1901. Het academische en daarmee de eis van waarheidsgetrouwe gelijkenis werd losgelaten en de afbeelding van de ruimte wordt voorzichtig vervangen door een decoratieve vlakbehandeling, die kenmerkend zou worden voor zijn latere werk. Ook verwerkt hij steeds vaker suggestief-erotische symboliek in zijn werken. Van Margaret Stonborough-Wittgenstein, een van de meest vooraanstaande dames uit de Weense aristocratie, werd gezegd dat ze voor haar portret naakt had geposeerd, waarna Klimt haar omhulde met een lange witte huwelijksjurk.[5] In zijn faculteitsschilderingen, uit dezelfde periode, komt het erotische - en daarmee de breuk met het traditionele - nog nadrukkelijker naar voren.







    14-07-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juli 1930 wk voetbal

     

    13-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juli 1930

    13 juli 1930 Op zondag 13 juli 1930 begint in Uruguay het eerste officiële wereldkampioenschap voetbal. Alle duels worden gespeeld in de hoofdstad Montevideo, dat drie stadions ter beschikking heeft: Estadio Parque Central, Estadio Pocitas en Estadio Centenario. Fransman Lucien Laurent scoort het eerste WKdoelpunt ooit(tegen Mexico). De finale, tussen Uruguay en Argentinië wordt voor de eerste en enige keer gefloten door een Belg, Jean Langenus. Uruguay wint het duel met 4-2. Omdat de meeste Europese landen de reis naar Zuid-Amerika te ver vonden weigert Uruguay in 1934 naar het WK in Italië te komen. Het is daarmee het enige land dat zijn wereldtitel voetbal nooit heeft verdedigd. Het FIFA-wereldkampioenschap voetbal (Engels: FIFA World Cup, Frans: Coupe du monde de la FIFA), meestal wereldkampioenschap voetbal of WK voetbal genoemd, is een om de vier jaar terugkerend toernooi tussen de nationale mannenteams die bij de FIFA aangesloten zijn. Naast het gastland plaatsen zich via de continentale voorronden uiteindelijk nog 31 landenteams voor de eindronde. Op 10 januari 2017 werd besloten dat het WK vanaf 2026 uitgebreid wordt naar 48 landen. Tot aan het WK 2002 was ook de regerend wereldkampioen (toen Frankrijk) automatisch geplaatst, maar sindsdien dient ook dat landenteam kwalificatieronden te spelen om zich te plaatsen voor de eindronde. Het kampioenschap, inclusief voorronden, valt geheel onder toezicht van de Wereldvoetbalbond FIFA, maar wordt georganiseerd door de continentale bonden. Aanvankelijk waren de Olympische Spelen het podium voor het belangrijkste mondiale voetbaltoernooi. Voetbal was een IOC-erkende sport in 1900 (in Parijs), 1904 (in St. Louis) en 1906 (in Athene), waarbij drie of vier amateurclubs enkele wedstrijden speelden en het klassement bepaald werd aan de hand van de doelsaldo's. Door de in 1904 opgerichte FIFA was een poging gedaan om in 1906 een internationaal voetbaltoernooi tussen landen te organiseren, buiten het olympische kader om. Dit toernooi zou bestaan uit vier groepen van de beste clubteams uit Europa. Zwitserland zou de halve finales en finale organiseren. De moeilijkheden stapelden zich echter op: diverse nationale bonden hadden grote bezwaren, en het draaide uit op een mislukking. Vanaf 1908 werden de olympische toernooien groter, maar naar olympische traditie werden alleen amateurspelers toegelaten. Mede daarom werden in die jaren ook toernooien voor professionele voetbalteams georganiseerd. De Torneo Internazionale Stampa Sportiva, gehouden in Turijn in 1908, was een van de eerste, en in 1909 en 1911 organiseerde de Schot Thomas Lipton de Sir Thomas Lipton Trophy, eveneens in Turijn. Op alle drie toernooien werd gestreden tussen vier individuele clubs (geen nationale ploegen), die elk een hele natie vertegenwoordigden – de clubs op deze drie toernooien kwamen uit Italië, Zwitserland, Engelanden Duitsland. In 1908 werd voetbal een officiële olympische competitie onder toezicht van de FIFA. Het toernooi werd georganiseerd door de Engelse voetbalbond, ging tussen nationale teams en had de vorm van een knock-outsysteem, maar diende nog steeds slechts als demonstratiesport. In 1908 (in Londen) en 1912 (in Stockholm) deden respectievelijk 8[] en 11[] Europese teams mee, en beide keren won het Engelse nationale amateurvoetbalteam. In 1914 besloot de FIFA het olympische toernooi te erkennen als een "wereldkampioenschap voetbal voor amateurs", en nam de verantwoordelijkheid voor de organisatie van het evenement. Dit leidde tot 's werelds eerste intercontinentale voetbaltoernooi, op de Olympische Zomerspelen van 1920 (in Antwerpen). Er deden 14 nationale teams mee[, waarvan één van buiten Europa, namelijk Egypte. Dit toernooi werd gewonnen door België. Voor de daaropvolgende twee Olympische Zomerspelen staken er ook teams de Atlantische Oceaan over om deel te nemen aan de voetbaltoernooien. In 1924 (in Parijs) waren 22 teams ], waarvan vier van buiten Europa: Egypte, Turkije, Uruguay en de Verenigde Staten. In 1928 (in Amsterdam) waren 17 teams[6], waarvan zeven van buiten Europa: naast de vier die ook in 1924 meededen, waren dat ook Argentinië, Chili en Mexico. Beide toernooien werden gewonnen door Uruguay. In de tweede helft van de jaren 1920 werd besloten om voetbal niet op te nemen als onderdeel van het programma van de Olympische Zomerspelen van 1932 in Los Angeles, vanwege de op dat ogenblik geringe populariteit van voetbal in de Verenigde Staten en meningsverschillen tussen de FIFA en het IOC over de status van amateurspelers. In 1928 stelde FIFA-voorzitter Jules Rimet daarom voor om een eigen internationaal toernooi te organiseren, waarop de sterkste nationale voetbalploegen om de titel World Champion zouden gaan spelen. Op maandag 28 mei 1928 werd in Amsterdam besloten
    dat Uruguay gastland zou worden van het eerste officiële wereldkampioenschap voetbal, in 1930, om het eeuwfeest van de Uruguayaanse onafhankelijkheid te vieren en omdat Uruguay dubbele olympische titelhouder en dus een van de betere voetballanden was. Het eerste wereldkampioenschap voetbal was tevens het enige waarvoor de landen zich niet hoefden te kwalificeren: ze werden uitgenodigd door de FIFA om aan het eerste WK mee te doen. De animo uit Europa was echter nihil: op 28 februari 1930, de einddatum van inschrijving, had zich nog geen enkel Europees land aangemeld vanwege de lange reisduur en de hoge reiskosten. Uiteindelijk wist Rimet, met hulp van de regering van Uruguay, vier teams zo ver te krijgen om de oversteek te maken: België, Roemenië, Joegoslavië en Frankrijk. Met zeven teams uit Zuid-Amerika en twee uit Noord-Amerika kwam het aantal deelnemende landen op 13. Uruguay werd de eerste officiële wereldkampioen.
    Als trofee voor het winnende team werd de "Victoire aux Ailes d'Or" ontworpen: een beker gedragen door Nikè, de Griekse godin van de overwinning. Deze wisselbeker werd in 1946 als eerbetoon aan de initiatiefnemer van het WK voetbal omgedoopt naar "Jules Rimet-beker". In 1970 ging deze trofee definitief naar Brazilië: dat was het derde WK dat door Brazilië werd gewonnen, en de regel was toen nog dat indien één land drie keer wereldkampioen werd, het de trofee mocht houden. In 1983 werd de beker gestolen en nooit meer teruggevonden, waarna de Braziliaanse voetbalbond een replica liet maken. De huidige trofee, FIFA Wereldbeker, bestaat uit twee figuren op een sokkel die een wereldbol omhoog houden, en is wederom een wisseltrofee. De FIFA Wereldbeker werd voor het eerst uitgereikt in 1974 aan het toenmalige West-Duitsland. In de toernooien tot en met 1978 streden 16 teams in elk toernooi, behalve zoals gezegd in 1930 (13 teams), en in 1938 (15 teams – Oostenrijk was na kwalificatie in verband met de Anschluss opgegaan in Duitsland) en 1950 (13 teams – India, Schotland en Turkije trokken zich terug).[] De meeste van de deelnemende landen kwamen uit Europa en Zuid-Amerika. De enkele teams uit Noord-Amerika, Afrika, Azië en Oceanië werden meestal eenvoudig verslagen door de Europese en Zuid-Amerikaanse ploegen: de enigen die tot 1978 de tweede ronde bereikten, waren de Verenigde Staten (halve finale in 1930), Cuba (kwartfinale in 1938), Noord-Korea (kwartfinale in 1966) en Mexico (kwartfinale in 1970). Het toernooi werd uitgebreid naar 24 teams in 1982 [] en vervolgens naar 32 in 1998 [] , waardoor meer teams uit Afrika, Azië en Noord-Amerika konden deelnemen. Vanaf 2026 zullen er 48 landen meedoen aan het WK.





    13-07-2018 om 08:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juli 1967 tom simpson

    13 juli 1967 Tom Simpson (Haswell, graafschap Durham, 30 november 1937 – Mont Ventoux, 13 juli 1967) was een Brits wielrenner. Hij overleed tijdens de Ronde van Frankrijk 1967 bij de beklimming van de Mont Ventoux. Simpson (van beroep technisch tekenaar) kwam zoals zovele Britse en Australische wielrenners destijds (Barry Hoban, Vic Denson, Graeme Gilmore, e.a.), naar Vlaanderen om het wielrenvak te leren. Hij nestelde zich in Gent en huwde later met Helen, een Engelse au pair, zij kregen twee dochters: Jane en Joanne. Hij was de oom van Matthew Gilmore, de Belgische baanwielrenner. Simpson won de Ronde van Vlaanderen in 1961, Milaan-San Remo in 1964, de Ronde van Lombardije in 1965 en Parijs-Nice in 1967. In 1965 werd hij in Lasarte (Spanje) wereldkampioen. Hij reed de Tour de France driemaal uit. In 1962 behaalde hij zijn beste klassering: de zesde plaats, in deze Tour droeg hij als eerste Brit na de 12e etappe de gele trui. Tijdens de zeer warme 13e juli 1967, met een temperatuur tot wel 42 °C, viel Simpson 1,4 km voor de top van de berg van zijn fiets. Zijn sportbestuurder zette hem er weer op, maar Simpson viel opnieuw. Hij raakte bewusteloos, werd met een helikopter naar het ziekenhuis in Avignon gevlogen, maar overleed onderweg. Toenmalig Tourdirecteur Felix Lévitan werd bekritiseerd wegens het uitzetten van een te zwaar parcours. Later werden echter vier niet gebruikte ampullen in het shirt van Simpson gevonden, waarvan er één amfetamine bevatte. Simpson zou zijn overleden aan een combinatie van hitte en uitputting. Toch was niet alleen het gebruik van doping de oorzaak van zijn dood. Het was de combinatie van grote hitte, uitdroging, zijn karaktertrek van het nooit willen opgeven, alcohol en het gebruik van amfetamine, waar men roekeloos van kan worden, die hem fataal werd. De dood van Simpson zorgde voor aangescherpte dopingcontroles tijdens de Ronde van Frankrijk





    13-07-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juli 1934 walter de buck

     

    13-07-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juli 1934 walter de buck

    13 juli 1934 Walter De Buck (Gent, 13 juli 1934 – aldaar, 21 december 2014) was een Vlaams kunstenaar. Hij hield zich met verschillende kunsten bezig, zowel tekenen, schilderen, beeldhouwen, volksmuziek als toneel. Hij blies met zijn volksliederen, waarvan "'t Vliegerke" zijn bekendste werd, die hij zong bij SintJacobs de Gentse Feesten nieuw leven in.[ ] Hij haalde liedjes van Karel Waeri uit de vergetelheid en schreef er ook zelf. De Buck was de zoon van Johanna Collumbien en Leonard De Buck. Zijn vader was een kunstschilder, die aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent leraar tekenkunst was. Aan deze academie volgde Walter De Buck ook een opleiding, die hij in 1954 met grootste onderscheiding voltooide. De Buck debuteerde op de wereldtentoonstelling van 1958 als beeldhouwer. Hij kreeg verscheidene prijzen voor zijn beeldhouwkunst, een ervan leverde hem een beurs voor een studiereis van een jaar naar India op. Hij zou verdere tochten naar India en het Nabije Oosten ondernemen, waardoor zijn beeldende kunst, zijn muziek en zijn maatschappijvisie behoorlijk werden beïnvloed. In 1962 stichtte hij met enkele vrienden de vzw Trefpunt, een ontmoetingsplaats voor kunstenaars en een organisatie voor promotie en verspreiding van de kunst. Deze vzw is tegenwoordig organisator van de Gentse Feesten. In 1968 werden onder de socialistische minister van Justitie Alfons Vranckx in een tentoonstelling te Gent 9 tekeningen van hem in beslag genomen wegens onzedelijkheid; hij werd ervoor veroordeeld. In 1969 lag hij mee aan de nieuwe start van de Gentse Feesten, aanvankelijk rond Sint-Jacobs.] Later zou dit gebeuren tot het grote festival uitgroeien dat het tegenwoordig is. Hij legde zich opnieuw toe op het zingen. In 1984 trok hij zich terug uit vzw Trefpunt om opnieuw meer aandacht aan het beeldhouwen te besteden. De daaropvolgende periode was hij actief in diverse Gentse beeldhouwprojecten, zoals de brug der Keizerlijke Geneugten, en werkte hij regelmatig voor de stad Gent. De kunstenaar ontwierp het beeldje dat jaarlijks op de Gentse Feesten uitgereikt wordt bij de "Prijs voor de Democratie" van Democratie 2000. In de zomer van 2014 werd hij gehuldigd voor zijn 80e verjaardag en opende hij de 45e uitgave van de Gentse Feesten.[ Walter De Buck leed al sedert 2013 aan de ziekte van Alzheimer, maar is op 80-jarige leeftijd aan de gevolgen van slokdarmkanker overleden.[





    13-07-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1910 charles rolls

     

    12-07-2018 om 10:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1910 charles rolls

    12 juli 1910 Charles Stewart Rolls (Londen, 27 augustus 1877 - Bournemouth, 12 juli 1910) was een automobiel- en luchtvaartpionier, die samen met Frederick Henry Royce het bedrijf RollsRoyce Limited heeft opgericht. Als piloot was hij in 1910 de eerste die een non-stop dubbele oversteek over het Kanaal volbracht. Rolls verloor het leven op 12 juli 1910 tijdens een ongeluk met zijn vliegtuig, de staart van zijn vliegtuig (een Wright Flyer) brak af tijdens een vliegdemonstratie in Bournemouth







    12-07-2018 om 10:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1932 eddy wally

     

    12-07-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1932 eddy wally

    12 juli 1932 Eddy Wally, artiestennaam van Eduard René Van De Walle (Zelzate, 12 juli 1932 – aldaar, 6 februari 2016), was een Belgische zanger die bekend was om hits als Chérie (1966), Dans met mij die laatste tango! (1969), Ik spring uit een vliegmachien (1996) en Dans mi amor (2003). Eddy's vader Henri, woonachtig in volkswijk De Katte in Zelzate, werkte als arbeider in een teerfabriek van Zelzate. In zijn vrije tijd trad hij in de streek regelmatig en met succes op als een begenadigd accordeonspeler. Hij leerde zoon 'Wardje' al vroeg accordeon, gitaar en mondharp spelen. Toen Henri op 49-jarige leeftijd overleed, moest de 14-jarige Eddy zelf de kost gaan verdienen als textielarbeider in een weverij in Sas van Gent. Naar het voorbeeld van zijn vader ging Eddy na zijn werkuren optreden in cafés als zanger en gitaarspeler. Tijdens een 'crochet' (een talentenjacht) leerde hij Mariëtte Roegiers kennen, met wie hij in 1956 in het huwelijk trad.[1] In 1957 kregen ze hun enige dochter, Marina Wally. Zij werd later zelf ook actief als zangeres.[2] Hij opende in de vroege jaren 60 dancing 'Paris-Las Vegas' in Ertvelde (Oost-Vlaanderen) en verkocht samen met zijn vrouw en zijn schoonmoeder jarenlang handtassen op diverse Vlaamse markten. In 1966 leerde hij de Nederlandse producer Johnny Hoeskennen. Onder diens leiding nam Eddy Wally zijn eerste nummer Chérie (1966) op, dat een grote hit werd. Wally haalde er de eerste plaats mee in de Vlaamse hitparade en een gouden plaat (goed voor 50.000 verkochte exemplaren). Tot op de dag van vandaag is dit zijn bekendste nummer. Het succes leidde een lange carrière in, waarbij Eddy Wally meer dan 500 nummers opnam. Zeer opmerkelijk waren zijn pogingen om ook in het buitenland aan te slaan. Hij heeft een fanclub in Nederland[bron?] en is via zijn regelmatige verschijningen in het programma Eurotrash (Eurorommel) zelfs bekend in het Verenigd Koninkrijk. Hij trad ook verschillende keren op in China (waarvoor hij Chérie in het Chinees vertaalde naar Baobei), Duitsland, Australië, Zuid-Afrika en Rusland. In de jaren zeventig trad hij verschillende keren op in hotels in Las Vegas en in Canada. Bij thuiskomst uit de Verenigde Staten merkte hij op: "ze liken Eddy Wally in America, de Belgian peoples en de Amerikaanse peoples liken me"[3]. Vanwege zijn zelfverklaarde "succes" in het buitenland noemt Wally zich al jaren The Voice of Europe ('De Stem van Europa'), in navolging van Frank Sinatra, met wie hij zichzelf graag vergelijkt. De oudste zoon van Johnny Hoes, Adri-Jan Hoes, zorgde in 2005 voor een comeback met de hit Shanghai. Medio jaren 70 tot de jaren 80 presenteerde Wally op Radio 2 Oost-Vlaanderen het programma Onvergetelijk.[4] Wally kreeg juni 2006 in Ertvelde een standbeeld ter ere van zijn œuvre. Het heeft als opschrift "Ode aan Eddy Wally - The voice of Europe" en laat de titel van zijn grootste hit Chérie zien. Daarnaast is in het geheel een marktkramerstas opgenomen, een verwijzing naar Wally's afkomst. Dit kunstwerk is gemaakt door Adi Verbeke.[5] Wally werd op 6 maart 2011 in het ziekenhuis opgenomen met een hersenbloeding. Hij raakte door de hersenbloeding licht verlamd.[6] De volgende dag werd hij overgebracht naar het AZ Sint-Lucas in Gent.[7] De dag daarna, op 8 maart, werd Wally van daaruit overbracht naar het UZ in Jette.[8] Volgens zijn echtgenote was Wally aan de linkerkant verlamd en was de kans klein dat hij nog terug zou keren als zanger.[9] In juli 2011 verhuisde hij van het ziekenhuis naar een rusthuis in Zelzate. Op 6 oktober 2012 overleed zijn echtgenote Mariëtte Roegiers op 80-jarige leeftijd.[10] Op 14 en 15 december 2012 maakte Eddy Wally een comeback tijdens de Nacht van de Schlagers in Kortrijk, die zijn definitieve afscheid van het podium betekende.[11] Op 6 februari 2016 overleed Eddy Wally in het rusthuis van Zelzate ten gevolge van een nieuwe hersenbloeding.[12] Op 13 februari vond de uitvaartplechtigheid van Wally plaats in de SintLaurentiuskerk in Zelzat
    Eddy Wally had zijn bekendheid niet zozeer aan zijn muzikale talenten te danken, dan wel aan zijn excentrieke gedrag en uitspraken. Wally kleedde zich graag in glitterkostuums zoals Liberace en gedroeg zich als een naïeve, onverstoorbare optimist. Zijn typische stopwoorden ("gewéldig", "wauw",
    "onvoorstelbaar", "oh my god") en zijn vreemde manier van praten werden door komieken vaak geïmiteerd. Vanwege zijn faam en komische imago was hij vaak te gast in verschillende amusementsprogramma's. Zo had hij een gastrol in FC De Kampioenen in de aflevering Chérie en in een aflevering van Wie ben ik, waar hij in de betreffende uitzending een ploeg vormde met Daisy Van Cauwenbergh en Urbanus. Een vraag die velen zich stelden, is of Eddy Wally een typetje was of niet. Jan Van Rompaey heeft Eddy Wally in het verleden meermaals geïnterviewd voor diverse programma's waaronder Echo. Volgens hem had Eddy een beperkte woordenschat en speelde hij geen typetje, hoewel hij er mogelijk wel een schepje bovenop deed. Kamagurka had ongeveer eenzelfde mening hierover, maar insinueerde dat Eddy Wally zich ook excentriek gedroeg "omdat men dat verwachtte van een beroemdheid". Uit de diverse samenwerkingen tussen Kamagurka en Eddy Wally concludeerde Kamagurka dat Wally een soort dyslexie had: hij schreef veel zaken fonetisch op en had het enorm moeilijk met het onthouden van de tekst van eenvoudige scenario's.[13] Zijn bekendste televisieoptreden was zijn rol als Kapitein Wally in Kamagurka en Herr Seeles comedyreeks Lava (1989). In de rubriek Wally in space (een parodie op Star Trek) speelde Wally de rol van ruimtekapitein. Een running gag in Wally in space was dat Kapitein Wally telkens begon te zingen wanneer de bemanning bedreigd werd, want "als de kapitein zingt wijkt het gevaar." Later presenteerde Wally ook samen met Kamagurka en Herr Seele het radioprogramma Studio Kafka op Studio Brussel. Wally presenteerde vanaf de tweede helft van de jaren 70 tot de jaren 80 zijn eigen radioshow Onvergetelijk bij Omroep Oost-Vlaanderen. In de jaren 2000 had hij ook een wekelijks rubriekje in het programma van Erwin Deckers en Sven Ornelis op radiozender Q-music.





    12-07-2018 om 09:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1961stef bos

     

    12-07-2018 om 09:49 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1961stef bos

     

    12-07-2018 om 09:47 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1961stef bos

     

    12-07-2018 om 09:45 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juli 1961stef bos

    12 juli 1961 Steven (Stef) Bos (Veenendaal, 12 juli 1961) is een Nederlandse zanger en acteur, vooral bekend van zijn nummer Papa. Stef groeide op in zijn geboorteplaats Veenendaal. Op zijn 18e (1979) vertrok hij richting Utrecht om aan de lerarenopleiding te studeren. Hij rondde deze vijfjarige studie af en vertrok vervolgens naar Antwerpen om aan de theateropleiding 'Studio Herman Teirlinck' de kleinkunstrichting te volgen. Hij studeerde in 1988 af. De eerste twee jaar na zijn studie speelde hij toneel bij Oud Huis Stekelbees in Gent, schreef songs voor anderen (onder andere Ingeborg en Clouseau) en maakte in België deel uit van het satirische BRT-radioprogramma 'de Ochtendploeg'. Vanaf 1990 besloot hij zich vooral bezig te houden met het schrijven en uitvoeren van eigen teksten en muziek. Stef had tussen 1990 en 1992 de rol van Joop Mengelmoes (de buurman van Samson en Gert en een manusje-van-alles die veel klusjes uitvoerde) in Samson & Gert. Sinds 2012 heeft hij met zijn Zuid-Afrikaanse vrouw (kunstenares Varenka Paschke) twee kinderen en ze wonen in Kaapstad en in Wachtebeke. De eerste twee singles die hij in 1990 uitbracht Is dit nu later en Gek zijn is gezond, van het album Is dit nu later braken niet veel potten, maar Papa werd een grote hit en blijft tot vandaag de dag onlosmakelijk met zijn naam verbonden. Het album verkocht hierdoor dubbel platina en datzelfde jaar mocht hij twee prijzen in ontvangst nemen: een Edison en de Zilveren Harp. Bos toerde nu regelmatig in België en Nederland met een theaterconcert dat aanvankelijk vooral in België, maar later ook in Nederland een succes werd. Geleidelijk kwam Stef Bos ook in aanraking met de Afrikaanse cultuur. Eerst vertrok hij naar West-Afrika. Hier heeft hij veel inspiratie opgedaan. Even later ging hij naar ZuidAfrika. Dit uitte zich in een samenwerking met Johannes Kerkorrel en Tandie Klaassen voor het album Together As One. Ook hierna zijn de Afrikaanse invloeden duidelijk merkbaar op de albums die Stef Bos uitbracht. Op de cd's Vuur tot en met De Onderstroom zijn nummers te vinden die opgenomen zijn met Afrikaanse musici of ontstaan zijn dankzij de samenwerking met hen. Met het album Vuur verdiende Bos een nominatie voor de Edison, maar won deze uiteindelijk niet. In 2000 kreeg Stef Bos voor zijn album Zien, een tweede Edison en een Gouden Harp. Voor deze cd kwam er niet alleen een theatertour doorheen België en Nederland, maar ook door Zuid-Afrika. In 2001 was Bos de centrale gast op Nekka-Nacht in het Antwerpse Sportpaleis. Voor het eerst in de geschiedenis van de Nekka-Nacht was het Sportpaleis uitverkocht. De ongeveer 15.000 toeschouwers zagen een gevarieerde avond waarbij Bos zelf de gastheer was en hij musiceerde met Johan Verminnen, Raymond van het Groenewoud, Clouseau, Boudewijn de Groot en anderen met wie hij in het verleden had gewerkt. De nieuwe cd Van Mpumalanga Tot Die Kaap bevatte diepgaande Afrikaanse invloeden en was ook opgenomen met de hulp van een aantal Afrikaanse muzikanten. Na de release van weer een nieuwe cd, Donker en Licht, en de bijbehorende theatertour Niemandsland, begon Bos in 2004 met een korte solo-tour, Dichtbij, waarbij hij zichzelf met de piano begeleidde. Deze tour diende vooral om nieuwe nummers in het theater uit te proberen vooraleer ze op cd gezet werden. In november van hetzelfde jaar begon hij aan een langere tournee met een band deze keer, Licht. In 2005 verscheen de cd Ruimtevaarder met vooral nieuwe liederen die op de Licht-tour gespeeld waren. In 2009 kreeg hij een opdracht van de NCRV om 12 nieuwe liederen te schrijven op basis van personen uit de Bijbel die werden opgenomen met het Metropole orkest. Het project kreeg de titel In een ander licht. Tegelijkertijd werden twee nieuwe albums opgenomen die in het verloop van 2010 het licht zullen zien. Het eerste album Kloofstraat is voornamelijk geschreven in het Afrikaans en verscheen maart 2010. Het tweede album Minder meer kwam uit in het najaar en bevatte nieuw Nederlandstalig materiaal.
    In februari 2010 kreeg Stef Bos in Zuid-Afrika als eerste buitenlandse singer-songwriter een prijs voor zijn bijdrage aan de Afrikaanse taal en muziek in de afgelopen 15 jaar. Stef Bos bracht niet alleen cd’s uit, maar ook vier boeken, Gebroken Zinnen, Alles wat was, Ja! en Stillewe. Het eerste boek is een boek waarin een variëteit aan teksten van Stefs hand gepubliceerd werden, met daarin gedachten, gedichten en ongezongen liedteksten. De teksten werden afgewisseld met bijzondere illustraties van de Zuid-Afrikaanse schilderes Mariana Booyens. Dit boek is ook in het Afrikaans verschenen, onder de titel Gebroke Sinne. In het boek Alles wat was, met daarbij ook een bonus-cd met onuitgegeven nummers, staan een verzameling liedteksten van 1980 tot 2005 gelardeerd met foto’s, brieven, schetsen en commentaar. Ja! is een vervolg op Gebroken Zinnen, dit keer met illustraties van kunstenaar Eric de Bruijn. Stillewe is een vervolg op JA dit keer in samenwerking met de Zuid-Afrikaanse kunstenares Varenka Paschke. Het boek is ontstaan tijdens Het feest van de dood in Mexico. In 2009 werkte hij samen met het Metropole Orkest voor met multi media project 'In een ander licht',een opdracht van de NCRV om twaalf nieuwe liederen te schrijven geïnspireerd op de Bijbel als onze mythologie. In 2010 kwam zijn cd 'Kloofstraat' uit waarvoor hij grotendeels Afrikaanse songteksten schreef. In 2011 volgde 'Minder Meer', een puur Nederlandstalig album. Op 26 januari 2011 was Stef Bos deelnemer aan het TROS-programma Ali B op volle toeren, waarbij een Nederlandse rapper gekoppeld wordt aan een Nederlandse artiest en ze vervolgens elk een nieuwe versie maken van een hit van de ander. Rapper Negativ was gekoppeld aan Stef, en schreef - samen met Ali B- een zeer persoonlijke versie van de hit Papa (1991). Stef maakte vervolgens een autobiografische versie van Dingen Gedaan (2005) van Negativ. In april 2011 speelde hij tijdens de officiële herdenking van de schietpartij in Alphen aan den Rijn het lied "De Omgekeerde Tijd". In oktober 2014 zag zijn cd Mooie Waanzinnige Wereld het licht. Hiervoor werd bij het nummer "Maskerman" een videoclip geproduceerd. Hakim Traïdia speelt hierin de hoofdrol.





    12-07-2018 om 09:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juli 1302 gulden sporenslag

     

    11-07-2018 om 08:39 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juli 1302 gulden sporenslag

    11 juli 1302 De Feestdag van de Vlaamse Gemeenschap is een Vlaamse feestdag die op 11 juli valt.] De feestdag is voor Vlaamse ambtenaren een verplichte vrije dag.[ Op de dag wordt sinds 1973 herinnerd aan de slag in 11 juli 1302, waarbij milities van de Vlaamse steden en gemeenten een leger van Franse ridders te paard versloegen, aan de Groeningekouter bij Kortrijk. De Vlaamse milities bestonden voornamelijk uit een burgerleger van ambachtslieden en boeren. Deze veldslag is de geschiedenis ingegaan als de Guldensporenslag,[ naar de vele gulden sporen die na de slag teruggevonden werden op de Groeningekouter te Kortrijk. Later werden deze sporen als trofee opgehangen in de kruisgewelven van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Op voordracht van de Vlaamse regering worden op de feestdag eretekens van de Vlaamse Gemeenschap toegekend.De Slag bij Kortrijk, beter bekend onder de naam: Guldensporenslag, vond plaats op het Groeningheslagveld (een kouter te Kortrijk) op 11 juli 1302 tussen milities van het graafschap Vlaanderen (dit betrof het gebied rond het huidige Frans-Vlaanderen, OostVlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen) en het leger van de koning van Frankrijk. De slag was in militair opzicht opmerkelijk, omdat piekeniers en boogschutters in staat bleken een ridderleger te weerstaan. Dit betekende nog niet het einde van deze ridderlegers, zoals onder meer bleek bij Kassel(1328) en Westrozebeke (1382). In historiografisch opzicht is de slag van belang door de rol die deze vanaf de negentiende eeuw speelde in de Belgische bewustwording en de groei van de Vlaamse Beweging die daarop volgde. Hierbij raakten de feodale, sociale en economische motieven op de achtergrond en kreeg het conflict een nationalistisch karakter. Een belangrijke bijdrage tot de collectieve bewustwording van deze gebeurtenis in Vlaanderen werd ook geleverd door Hendrik Conscience' roman De leeuw van Vlaanderen (1838), die een geromantiseerd beeld van deze strijd schetst. Dit werk was een vorm van Belgicistische literatuur die verscheen om de nieuwe Belgische staat historisch te ondersteunen. Vlaanderen had al lang een speciale status binnen het Franse koninkrijk: het was weliswaar in naam afhankelijk van Frankrijk, maar voer sinds graaf Boudewijn II een onafhankelijke koers (einde 9e eeuw). Economisch was het immers veel meer afhankelijk van de handel met Engeland, voornamelijk door de wolhandel voor de lakenindustrie. Het feodale systeem was al lang ondermijnd sinds de opkomst van de macht van de drie grote Vlaamse steden Brugge, Gent en Ieper. Sinds 1294 was koning Filips IV van Frankrijk van het huis Capet in oorlog met koning Eduard I van Engeland van het huis Plantagenet over Engelse gebieden in het hertogdom Aquitanië. De Vlaamse steden kozen de kant van Engeland. De graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre schaarde zich aan hun kant. In 1294 kwam Gwijde met Eduard overeen zijn dochter Filippina aan Eduard uit te huwelijken. Gwijde en Filippina werden gevangengenomen door Filips. Gwijde kwam vrij in 1297 en zegde zijn leenheerschap bij de koning op (door het verdrag uit 7 januari 1297 met Eduard). Frankrijk viel daarop Vlaanderen binnen. Een voor een vielen de Vlaamse steden in Franse handen. Eduard I van Engeland zond hulptroepen, maar trok zich in maart 1298 uit Vlaanderen terug nadat hij, ondanks het verdrag met graaf, opnieuw vrede had gesloten met de Franse koning. Het kleine Vlaamse leger vormde geen partij voor de Fransen en op 6 januari 1300 werd een wapenstilstandondertekend. Frankrijk had zijn gezag over Vlaanderen hersteld en zette een aantal belangrijke ridders, onder andere de graaf Gwijde van Dampierre en zijn zonen, Robrecht III van Vlaanderen en Willem van Dendermonde gevangen. Een Franse landvoogd, Jacques de Châtillon, werd aangesteld. In mei 1301 hield de Franse koning Filips IV een Blijde intrede in de Vlaamse steden. Een deel van de hoge belastingen werd afgeschaft. De afschaffing was echter vooral in het voordeel van de patriciërs (vooral Fransgezinde leliaards) en niet zozeer van de ambachten en volksklasse, de liebaards, later ook klauwaerts genoemd, aanhangers van de graaf.
    Een populaire wever uit Brugge, Pieter de Coninck, probeerde voor de zaak van de ambachtslieden op te komen. Als gevaarlijke opjutter werd hij door het Brugse stadsbestuur in 1301 gevangengezet en later verbannen.
    In maart 1302 kwamen de liebaards van Gent in opstand na het opnieuw verhogen van de belastingen. Als gevolg daarvan werden de Fransgezinde leliaards uit de stad gezet. Ook in Brugge grepen de liebaards opnieuw de macht. De landvoogd organiseerde zijn leger in Kortrijk om Gent en Brugge weer in zijn greep te krijgen. Uit vrees voor represailles gaf het Gentse stadsbestuur toe en zegde het toe zich verder afzijdig te houden. Toen het kleine leger van de landvoogd echter Brugge bezette, werd het in de nacht van 18 mei 1302 (Goede Vrijdag) door de liebaards onder leiding van Pieter de Coninck en Jan Breydel massaal afgeslacht in de Brugse Metten. De landvoogd zelf kon maar op het nippertje ontsnappen. Het werd toen duidelijk voor alle aanhangers van de graaf dat een gewapend optreden van Frankrijk onvermijdelijk was geworden. Willem van Gulik, een kleinzoon van Gwijde van Dampierre, en Gwijde van Namen, een zoon, organiseerden het verzet. Het leger bestond vooral uit boeren, ambachtslieden en poorters, samen met enkele stedelijke milities en ridders. Het werd vooral door het stadsbestuur van Brugge gefinancierd. De leliaards werden uit de meeste Vlaamse steden verjaagd. Arnold V van Loon, leenman van Gwijde, graaf van Loon, die waarschijnlijk niet geloofde in een Vlaamse overwinning, verkoos een ommetje te maken langs hertog Jan II van Brabant. Twee van Arnolds leenmannen, Willem en Jan van Pietersheim, namen wel deel aan de Guldensporenslag.
    Het Franse leger trok rond juni 1302 naar het graafschap Vlaanderen om de slachting in Brugge te wreken en Vlaanderen weer onder Franse controle te brengen. Het Franse leger bestond uit 2700 man adellijke cavalerie (schildknapen inbegrepen) 1000 kruisboogschutters 2000 piekeniers 3000 andere soldaten. In totaal 8500 man met krijgservaring en zware wapens. Het stond onder de leiding van Robert II van Artesië(Artois). Dit leger was in aantal ongeveer even groot als de Vlaamse strijdmacht, maar kwalitatief stonden ze veel sterker door hun aantal gepantserde ruiters. Op 8 juli kwamen ze aan in Kortrijk.[ Het Vlaamse leger bestond uit troepen uit Brugge (volgens de Brugse stadsrekeningen tussen 2600 en 3700 krijgers, waaronder 320 kruisboogschutters) onder leiding van Willem van Gulik, bijgestaan door Hendrik van Lontzen. het Brugse ommeland van de kust (het Brugse Vrije), zo'n 2500 man geleid door Gwijde van Namen, zoon van Gwijde van Dampierre. Ieper, 500 man onder leiding van Phillipus Baelde en Pieter van Belle, en 500 man werden in reserve gehouden onder bevel van Jan III van Renesse. "Oost-Vlaanderen" 2500 man, onder andere van Oudenaarde en Aalst (Rijks-Vlaanderen) en 700 uit Gent, geleid door Jan Borluut. Het stadsbestuur van Gent daarentegen had de kant gekozen van de Franse koning tegen de daar residerende graaf van Vlaanderen. In totaal waren er zo'n 9000 man (in elk geval tussen 8500 en 11000 man) waarvan vermoedelijk slechts 350 ridders te paard. Er waren ook Brabantse troepen, Duitse ridders, troepen uit Zeeland, troepen uit graafschap Namen en Loonse troepen aanwezig die aan Vlaamse zijde meevochten.
    Sommige verhalen, bijvoorbeeld De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience, vertellen over 60 000 Fransen en 32 000 Vlamingen. Het Vlaamse leger stelde zich op in een uitgerekte U-vorm achter de Grote Beek en de Groeningebeek, met aan zijn rechterkant de stad Kortrijk en achter zich de Leie, die daar een bocht maakte. Er werden drie vleugels opgesteld: de "Oost-Vlamingen" de linkerflank (onder leiding van Gwijde van Namen), de Bruggelingen de rechterflank en in het midden, bij de samenvloeiing van de Grote Beek en Groeningebeek, de andere "West-Vlamingen". Het leger van Ieper (ongeveer 500 man) bewaakte de burcht van Kortrijk waar zich nog een klein garnizoen met 334 Franse soldaten bevond. Het Zeeuwse reserveleger van Jan van Renesse werd achter de drie linies opgesteld. Zij moesten in eerste instantie ervoor zorgen dat niemand week of wegvluchtte en hen desnoods doden.] Het bevel van de Vlaamse legerleiding luidde "Dood de vijanden. Sla vooral naar de paarden". "Vlaanderen ende Leu" is onze strijdkreet.[4] Hoewel er 350 Vlaamse ruiters waren (waarvan een aantal geleverd werden door Jan I van Namen, zoon van Gwijde van Dampierre, en enkele ingehuurde ridders uit de Maaskant en de Rijnstreek), vochten alle Vlaamse strijders te voet. Zelfs Willem van Gulik en Gwijde van Namen stegen van hun paard af, namen een goedendag en een piek en stelden zich op tussen hun krijgers. Enkel Jan van Renesse overschouwde vanop zijn paard het strijdgewoel van uit de achterhoede.[1] Veel Vlaamse krijgers zonnen op wraak: boeren die zwaar geleden hadden onder de plundertochten van het Franse leger in 1297-1300; ridders, in het bijzonder Gwijde van Namen, met gevangen familieleden; Willem van Gulik wiens oudere broer gesneuveld was in 1297 nabij Veurne bij gevechten tussen het Engelse leger en de Fransen onder leiding van Robert van Artesië. Robert van Artesië moest deze omgeving goed kennen, want hij was opgevoed in Kortrijk door zijn tante Beatrijs, de weduwe van de oudere broer van Gwijde van Dampierre. Ook Raoul de Nesle had hem gemaand tot voorzichtigheid en aangeraden de Vlamingen uit hun gunstige positie te lokken. [bron?] Jean de Burlats, de aanvoerder van de Franse kruisboogschutters, stelde voor de hele dag de Vlaamse stellingen te bestoken. Ook Godevaart van Brabant (die zich onderscheidde in de Slag bij Woeringen in 1288) sloot zich aan bij deze meningen en stelde dat de Vlamingen vermoeid en ontmoedigd zouden geraken. Robert van Artesië, met zijn reputatie van geduchte aanvoerder, trad deze stellingen niet bij en stelde dat zijn leger de tegenstand gerust aankon, waarbij een beetje weerstand pas een uitdaging vormde.[ Robert van Artesië liet daarop zijn troepen oprukken van de Pottelberg naar de Grote Beek en de Groeningebeek. Tegenover de Bruggelingen langs de Grote Beek stelden zich riddereenheden (bataelge) en kruisboogschutters van Jean de Burlats op, evenals de Brabantse eenheden. De troepen van Raoul de Nesle en Mathieu de Trie stonden tegenover de eenheden van het Brugse Vrije en andere West-Vlamingen. De eenheden uit hertogdom Normandië, Picardië, graafschap Henegouwen (onder leiding van Jacques de Châtillon), Lorreinen (Lotharingen) en graafschap Champagne stonden langs de Groeningebeek, onder rechtstreeks bevel van Robert van Artois. Hij hield zijn eigen troepen in reserve achter de eenheden uit Lorreinen.[1] Rond de middag van 11 juli begon de strijd. Eerst werden er van beide zijden pijlen afgeschoten. De Vlaamse boogschutters raakten snel door hun voorraad pijlen heen. Het omvangrijke Franse voetvolk (de bidauts) rukte op en stak de beide beken over en wierpen stenen en speren op de Vlaamse voorlinie. Deze werden opgevangen door de grote schilden en brachten geen ernstige verliezen aan bij de Vlamingen. Hierop rukten de Vlamingen op en dreigden het Frans voetvolk in de beek te drijven. Omdat dit de aanval van de ruiterij zou bemoeilijken, gaf Robert van Artois het bevel tot terugtrekking van het voetvolk en de trompetten bliezen ten aanval. Onmiddellijk vielen de Franse ridders aan. Maar een deel van het voetvolk had het bevel niet gehoord. De mythe dat de Franse ridders hun eigen voetvolk hebben vertrappeld, blijkt overdreven. De meesten hebben kunnen uitwijken naar de flanken. [bron?] De linkervleugel, onder leiding van Raoul de Nesle, snelde naar de Grote Beek, maar moest daar afremmen om over de drie meter brede beek te geraken. Nadat de meeste paarden de overkant hadden bereikt, was de aanloop te kort om een bres in de Vlaamse linies te kunnen maken. Een charge van een dergelijke ridderschaar was een indrukwekkend schouwspel. Maar het is vooral een psychologische proef met de bedoeling de tegenstander op de vlucht te doen slaan. Maar ditmaal
    weken de Vlamingen niet. Een vernieuwing voor die tijd was dat veel voetvolk in deze slag uitgerust was met goedendags. Ze stonden in gesloten gelederen met naast hen telkens een man met een lans of een piek. De piek werd in de grond geplant en schuin naar voor gericht om de aanstormende paarden ten val te brengen. De goedendags sloegen dan toe om de paarden en de ridders te doden. Het voetvolk behield zijn gesloten slagorde en ving met succes de ruiterij op. Er wordt geslagen en gehakt op de paarden en de ruiters. Godevaart van Brabantprobeerde een doorbraak te forceren maar kwam ten val en sneuvelde. Raoul de Nesle, de aanvoerder van de linkervleugel, werd eveneens gedood in deze eerste aanval. Nog veel andere Franse ruiters en edelknapen sneuvelden bij deze eerste aanval. Langs Vlaamse zijde werd de aanvoerder Willem van Gulik zwaar verwond door een pijl doorheen zijn maliënkolder en werd weggeleid uit de eerste linies. De aanval van de linkervleugel was tot staan gebracht. De Franse ruiters op hun stilstaand paard konden zich met hun zwaard niet verdedigen tegen het Vlaams voetvolk met hun lange pieken. Ze werden een na een afgemaakt. Het centrum van de Vlamingen, iets verder gelegen van de beken, kwam wel in problemen: de Franse ruiterij had daar een langere aanloop en brak hier en daar door de Vlaamse linies. Een aantal Vlamingen sloeg op de vlucht waarop de toestand er kritiek werd. De kans bestond dan dat het Franse leger door de Vlaamse linies zou breken en dan konden ze andere Vlaamse troepen in de flank en in de rug aanvallen. Het reserveleger van Jan van Renesse kwam hierop te hulp. Over de hele linie werd er op korte afstand strijd geleverd. De ruiterij was daardoor weinig slagkrachtig en werd afgeslacht. De troepen van Renesse stopten niet alleen de aanval, maar deden de Fransen wijken. De strijd werd in het voordeel van de Vlamingen beslecht toen de Franse opperbevelhebber Robert II van Artois sneuvelde toen hij met zijn reservetroepen, bestaande uit drie batailles, te hulp snelde. Hij werd door Willem van Saeftinghe, een lekenbroeder uit de abdij Ter Doest in Lissewege, van zijn strijdros geslagen en daarna door de Vlamingen met een goedendag gedood.[ Aan de rechterzijde speelde zich hetzelfde scenario af. De Franse ruiters met de graven van Eu en van Aumale, Mathieu de Trie en Jacques de Châtillon konden wat dieper doordringen maar hun aanval werd toch afgeslagen. De Franse ruiters worden ook hier een na een afgemaakt met de goedendags. Waarschijnlijk kwam Jacques de Châtillon hier om het leven, maar geen enkele kroniekschrijver vond dit de moeite waard om te vermelden. Langs Vlaamse zijde onderscheidden zich, volgens Velthem, Boudewijn van Popperode (de burggraaf van Aalst) en de Zeeuws-Vlaming Willem van Boenhem.[ Het Franse garnizoen van Kortrijk, onder leiding van de burggraaf van Lens, probeerde nog een uitval met een aantal ridders, maar die werd door het leger van Ieper opgevangen en ze werden terug in het kasteel gedreven. Het Franse voetvolk en de overgebleven ridders werden teruggedreven naar de beken. De ruiters stonden zo dicht op elkaar dat de achterste rijen in de beken werden gedreven door hun eigen mensen. Ten slotte probeerden ze te vluchten. Veel ridders te paard bleven door hun zware wapenuitrusting steken in de beken en werden er afgemaakt. De Vlamingen weigerden hun overgave te aanvaarden, tegen de gebruiken van de tijd in. Het werd een slachting: naast Robert van Artois en Pierre Flote (raadgever van de Franse koning), sneuvelden zeven van de acht Franse aanvoerders. Vooraf was onder de Vlamingen afgesproken geen gevangenen te maken en ook geen oorlogsbuit te verzamelen. Dit was voor deze tijd een uitzonderlijke instelling. Volgens de regels van de toenmalige oorlogsvoering werd een ridder, die van zijn paard geslagen was, gevangengenomen maar niet gedood. Gevangen ridders brachten immers heel wat losgeld op. Toen de Fransen zagen dat hun ridders werden afgeslacht, sloegen zij op de vlucht. Slechts op het einde werden enkele Franse ridders, zoals Raoul de Grantcourt, gevangengenomen uit respect voor zijn dapperheid en in bescherming genomen door een Vlaamse ridder. Hij werd door Willem van Gulik overgedragen aan de Gentenaar Jan Borluut, die dan het losgeld kon innen. De laatste Franse reservetroepen, onder leiding van de graaf van Saint-Pol, de graaf van Boulogne en Louis van Clermont konden de beken niet meer oversteken omdat de Vlamingen er alweer klaar stonden in gesloten gelederen. Maar ze vielen niet meer aan. De Bruggelingen zagen dit, staken de Grote Beek over en vielen de Franse ruiters aan. Sommigen, onder leiding van Jean le Brun de
    Brunembert verdedigden zich maar werden afgemaakt. De rest sloeg op de vlucht. Velen werd de pas afgesneden en zij werden gedood. Anderen, zoals de leliaard Willem van Mosscher, werden tot aan hun kamp aan de Pottelberg achtervolgd en afgemaakt. De enkele Brabantse ridders, die onder de opstandige Godevaart aan de zijde van de Fransen hadden meegevochten, probeerden nog hun leven te redden door te roepen "Vlaanderen ende Leu", maar Gwijde van Namen beval ze allen te doden. Hun lijken werden verminkt. De overgebleven Fransen vluchtten nu in paniek. Velthem beschreef dat ze gevolgd werden tot tien kilometer van het slagveld. Ze werden opgejaagd tot Dottenijs, Zwevegem en Sint-Denijs met nog talrijke doden, zowel voetvolk als ruiters, tot gevolg. De poorten van Doornik werden gesloten, zodat de Fransen er geen toevlucht konden zoeken. Graaf Guy de Saint-Pol moest in de nabijgelegen SintNiklaasabdij overnachten. In die tijd gold diegene die overnachtte op het slagveld, als de winnaar. De Abdij van Ename leverde broden voor de hongerige strijders. De volgende dag werd het verbod opgeheven om de lijken te plunderen. De Vlamingen vonden op het slagveld – volgens de versie van Hendrik Conscience – minstens vijfhonderd vergulde sporen, vandaar de (moderne) naam van de slag. Enkel adellijke ridders konden zich de aankoop van vergulde sporen veroorloven. Andere ruiters droegen gewone ijzeren of verzilverde sporen. Maar ook nog tot in 1382 hingen er 500 paar gulden sporen in de Onze-LieveVrouwekerk in Kortrijk, samen met de buitgemaakte banieren en wimpels.[6] Ze werden na de Slag bij Westrozebeke in 1382 meegenomen door Bretoense huurlingen en tentoongesteld in de kathedraal van Saint-Denis. Ze zijn nu vervangen door kopieën. Het naakte lijk van Robert van Artesië bleef drie dagen op het slagveld liggen. Het lijk werd gevonden door een minderbroeder uit Atrecht, die het begroef in het klooster van Groeninge. Hij had dertig verwondingen vastgesteld op het lijk. Zelfs zijn tong was uit de mond gesneden. Op Kerstmis 1304 werd Robert van Artois plechtig begraven in de cisterciënzerabdij van Maubuisson door zijn dochter Mahaut.[ Robert II van Artesië, kleinzoon van de Franse koning Lodewijk VIII, aanvoerder van het koninklijke leger Raoul de Nesle, connétable van Frankrijk diens broer Gui de Nesle, maarschalk van Frankrijk Simon de Melun, maarschalk van Frankrijk Godevaart van Brabant, oom van hertog Jan II van Brabant (die hoopte om na de overwinning, met Franse steun zijn neef Jan II van Brabant van de troon te stoten) Jean de Burlats, grootmeester van de kruisboogschutters Renaud de Trie Jan I van Aumale, graaf van Aumale Jan II van Eu, graaf van Eu Robert de Tancarville Pierre Flote, juridisch adviseur van koning Filips de Schone Jacques de Châtillon, landvoogd van Vlaanderen Jan, graaf van Oostervant, de oudste zoon van Jan II van Avesnes, graaf van Henegouwen De Franse adel verloor een zestigtal baronnen en heren, honderden ridders en meer dan duizend schildknapen. Ook de Franse tros viel in Vlaamse handen. Er zijn ten minste vijftien eigentijdse kronieken bekend die deze veldslag beschrijven, waarbij er belangrijke verschillen zijn naargelang de Vlaamse of de Franse versie. Deze gebeurtenissen werden vanaf 1315 uitvoerig beschreven in ongeveer 1200 verzen in het Middelnederlands door de Brabantse geestelijke Lodewijk van Velthem in het vierde boek van het vijfde deel van het boek Spiegel Historiael. Dit boek werd eind dertiende eeuw in het Middelnederlands vertaald en bewerkt door de Damse dichter Jacob van Maerlant en bijgestaan door een lokale klerk Filip Utenbroeke.[8] Aan de hand van computationele stylometrie (de studie van linguïstische stijl in tekst, waardoor men het auteurschap kan toewijzen bij betwiste teksten) wordt betwijfeld of hij de oorspronkelijke auteur is van deze teksten over de Guldensporenslag. Het is goed mogelijk dat hij een
    eerdere bron heeft gebruikt en bewerkt zonder de auteur te vernoemen. In die tijden werd geen belang gehecht aan auteursrecht of plagiaat. Lodewijk van Velthem wijst er trouwens op dat voor het vierde boek ook ooggetuigenverklaringen werden gebruikt. Dit draagt bij tot de authenticiteit van zijn verslag. Anderzijds werden er in Frankrijk verschillende teksten geschreven waarin er werd gereageerd op de "leugens" in de Vlaamse teksten om aldus hun nederlaag wat te verbloemen. Een andere eigentijdse bron, geschreven in de periode tussen 1308 en 1311, zijn de Annales Gandenses van een anonieme auteur die zich een "Gentse minderbroeder" noemt. Deze annalen behandelen met een grote zin voor nauwkeurigheid de periode 1297-1310, met hierin belangrijke gebeurtenissen zoals de Brugse Metten (18 mei 1302), de Guldensporenslag (11 juli 1302), de Slag bij Pevelenberg (18 augustus 1304) en de Slag bij Zierikzee (10-11 augustus 1304). Er zijn van de Annalen vier kopieën bekend. Deze minderbroeder was waarschijnlijk een rechtstreekse getuige van deze gebeurtenissen omdat minderbroeders vaak aanwezig waren op het slagveld.[ De Florentijn Giovanni Villani beschreef deze veldslag in zijn Historie Fiorentine, geschreven voor 1348 (datum van zijn overlijden door de pest). Hij was aanwezig in Vlaanderen als agent van het machtig huis der Peruzzi's in Florence, waarschijnlijk om de boeten te innen, opgelegd door het Verdrag van Athis-sur-Orge in 1305. Hij heeft misprijzen voor de Vlaamse ambachtslieden. Hij noemt ze 'konijnen gevuld met boter' (Conigli pieni di burro), het laagste gespuis dat slechts denkt aan eten en drinken. Maar hij heeft evenmin goede woorden voor Filips de Schone of de Dampierres. Hij noemt deze veldslag een "onmogelijke gebeurtenis" (= een straf van God).[ Jacobus Meyerus schreef voor zijn Historiae een levendig, volgens de humanistische conventies gesteld verslag van de 'Slag bij Kortrijk' uit 1302. Tijdgenoten hadden het over de slag bij Kortrijk (la journée de Courtrai) of de slag van Groeninge. Meerdere kronieken vermeldden de dood van talrijke 'vergulde sporen' (als synoniem van ridders). Jean Froissart was omstreeks 1390 de eerste die vertelde over de aanwezigheid van 500 vergulde sporen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk.[15] Pas eind 17e eeuw raakten de sporen geassocieerd met de naam van de slag.[16] Dit gebeurde in Les Délices des Pays-Bas (1697).[17] Een vertaling uit 1785 gaf dit als de "Slag der vergulde Sporen". Vanaf dan kwam deze benaming courant voor. De definitieve doorbraak kwam er in 1838 door Hendrik Conscience, wiens boek De Leeuw van Vlaanderen als ondertitel "De Slag der Gulden Sporen" droeg. Hierna vond de benaming "Guldensporenslag" algemeen ingang.
    Militair-strategisch belang: Zeven dagen later werd paus Bonifatius VIII 's nachts te Rome gewekt om hem mee te delen dat voor de eerste maal in de geschiedenis een leger van bijna uitsluitend voetvolk een leger van ridders had verslagen. Deze overwinning op het sterkste ridderleger van Europa door voetvolk betekende het begin van het einde voor ridders als militaire kaste.[18] Dit had ook sociale effecten in heel Europa. In de 13de en 14de eeuw werden meerdere conflicten tussen adel en opkomende burgerijen uitgevochten. Een eerder wapenfeit, hoewel op kleinere schaal, vond plaats in Noord-Nederland als de Slag bij Ane in 1227, waarin Drentse boeren het leger van de bisschop van Utrecht versloegen. Later in die eeuw volgden de overwinningen van het infanterieleger van het Zwitserse Eedgenootschap in 1291, op het Habsburgse ridderleger. In 1297 versloegen Schotten onder William Wallace een Engels ridderleger bij Stirling, en in 1314 onder Robert Bruce bij Bannockburn. In 1345 versloegen Friese boeren een Hollands-Henegouws ridderleger onder graaf Willem IV dat met een invasie Friesland wilde bezetten, in de Slag bij Warns, eigenlijk bij Stavoren. In 1346, in de Slag bij Crécy werd een Frans ridderleger opnieuw gedecimeerd, ditmaal door het vernuftige inzetten van Engelse boogschutters. Leenroerig belang voor het graafschap Vlaanderen: Vlaanderen herwon zijn zelfstandigheid van vroeger, maar werd bij de Slag bij Pevelenberg in 1304 tijdens de onderhandelingen tot zware toegevingen gedwongen nadat die slag onbeslist was geëeindigd. De graaf van Vlaanderen bleef onafhankelijker dan de andere Franse leenmannen, maar de Franse koning verstevigde zijn gezag en de graaf boette een deel van oude verworvenheden in. Het is pas na de Bourgondische eenmaking en de Honderdjarige Oorlog dat
    Vlaanderen uit het Frans leenverband werd gelicht, wat een definitief beslag vond in 1548 met de Vrede van Augsburg. Politiek belang: De overwinning op de edelen droeg bij aan de groeiende macht van de burgerij. Gilden eisten, en kregen, het stadsbestuur in handen. In Utrecht gebeurde dat op 8 mei 1304. (Er bestonden veel contacten tussen Vlaanderen en Utrecht.) Cultureel belang: Het jaarlijks opnieuw vieren van deze veldslag verspreidde zich vanuit het oorspronkelijke "Vlaanderen" (De Vlaanders) naar de rest van het huidige Vlaanderen (met Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg) die historisch gezien een kleinere rol speelden in de slag. Het conflict was veel complexer dan enkel de Vlamingen tegen de Fransen zoals vaak gedacht wordt. De viering van de Vlaamse Feestdag veranderde verschillende malen van betekenis: zo was het vroeger het feest waarop men de overwinning op Frankrijk vierde, maar profileert zich nu meer als een soort van eendrachtsfeest tussen alle Vlamingen. In 1838 schreef Hendrik Conscience de roman De Leeuw van Vlaanderen. Dit boek leverde een belangrijke bijdrage tot de grotere bekendheid van de Guldensporenslag bij het grote publiek. Nochtans schetst het werk een zeer geromantiseerd beeld van de strijd en inmiddels zijn via historisch onderzoek bepaalde elementen uit het boek foutief gebleken. Alhoewel de Vlaamse Beweging de roman vaak als een symbool voor de Vlaamse ontvoogdingsstrijd gebruikt schreef Conscience het boek destijds in feite om het Belgisch patriottisme aan te wakkeren. In het bekende 'Voorwoord' van het boek vraagt Conscience respect voor de Nederlandse taal en voor de Vlamingen binnen de Belgische staat, 'die men niet tot Walen mag maken.' Hoewel Conscience als Belgische patriot zelf had meegestreden voor de onafhankelijkheid van België (zie ook zijn boek 'De omwenteling van 1830'), nam hij dus geen blad voor de mond om de achterstelling van de Vlamingen aan te klagen. Tot op vandaag geldt in vele Vlaams-nationalistische kringen de Guldensporenslag als symbool voor de vele taalstrijden tussen Vlamingen en Franstaligen. De Vlaamse Gemeenschap heeft in 1973 11 juli als officiële Feestdag van Vlaanderenuitgeroepen. Nochtans stonden in 1302 de troepen van het Graafschap Namen, nu in Wallonië gelegen, aan de Vlaamse kant. Van een taalkwestie was in die tijd nog geen sprake. Het was dus zoals reeds vermeld een louter feodaal geschil. De allianties en rivaliteit van toen zijn dus helemaal niet te vergelijken met die van vandaag. Maar het enigszins aangepaste verhaal paste in de negentiende-eeuwse romantiek van een jong land op zoek naar helden in een lang en glorieus verleden. Er moet echter gewezen worden op het feit dat het hertogdom Brabant niet aan Franse zijde meevocht. Bronnen die het hertogdom Brabant als Franse bondgenoot vertegenwoordigen, hebben het eigenlijk op een kleine groep Brabantse ridders onder leiding van Godevaart van Brabant en zijn zoon Jan Van Vierson. Godevaart, die een zeer slechte relatie had met zijn neef, hertog Jan II van Brabant, was van plan om na de Guldensporenslag met Franse steun Jan II van de troon te stoten en zo het Hertogdom Brabant onder Franse invloed te brengen. Godevaart sneuvelde echter in de slag. Er moet ook opgemerkt worden dat er Brabantse ridders meestreden met de Vlamingen, waaronder Goswin van Gossenhoven die afkomstig was uit de streek van Tienen. Ook Walen en troepen uit het graafschap Loon waren van de partij. Bovendien sloot Brabant zich acht jaar eerder, in 1296 aan bij het anti-Franse verbond. Onmiddellijk na de Guldensporenslag trokken Vlamingen en Brabanders zij aan zij op tegen Henegouwen en belegerden ze samen de stad Dordrecht van het Graafschap Holland, omdat Holland wel een bondgenoot was van Frankrijk. Indien de Vlamingen de slag te Kortrijk verloren hadden, was het lot van Brabant op termijn ook beslist (in het nadeel van Brabant). Jan II van Brabant steunde achter de schermen wel degelijk de Vlamingen en niet de Fransen. De feestelijkheden ter gelegenheid van de 600e verjaardag van de slag in 1902 waren zowel een landelijke als Vlaamse aangelegenheid. 467 groepen uit alle hoeken van België namen deel aan het evenement. In het België van toen, dat nog op zoek was naar een eigen nationale geschiedenis, werd
    de slag ook gezien als een teken van het 'eeuwenoude' streven naar onafhankelijkheid van een land, dat pas in 1830 begon te bestaan. Het Groeningemonument van de hand van de beeldhouwer Godfried Devreese, dat oorspronkelijk in 1902 zou ingehuldigd worden, was pas vier jaar later klaar en werd op 5 augustus 1906 plechtig onthuld. In 1902 was er alleen een proefbeeld te zien. De Groeningepoort werd in 1908 in Andense steen opgetrokken en draagt als opschrift '1302 – Groeningheveld'. Pas na de Tweede Wereldoorlog kreeg de datum gaandeweg een exclusief Vlaamse betekenis. De animositeit nam toe in het begin van de jaren zestig, toen de taalgrens vastgelegd werd. Van 1960 tot 1962 werd er in Kortrijk elk jaar een taalstoet georganiseerd.







    11-07-2018 om 08:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juli 1934 georgio armani

     

    11-07-2018 om 08:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juli 1934 georgio armani

    11 juli 1934 Giorgio Armani (Piacenza, 11 juli 1934) is een Italiaans modeontwerper Oorspronkelijk studeerde Armani medicijnen, maar hij verruilde deze studie voor fotografie. Ook werkte hij als etaleur bij een groot warenhuis in Milaan. Armani begon zijn loopbaan in de jaren zestig bij Nino Cerruti, in 1970 opende hij zijn eerste eigen bedrijf. De gestileerde adelaar werd zijn handelsmerk. In 1980 volgde er een vestiging in de Verenigde Staten. Hij is vooral bekend van zijn modemerken "Giorgio Armani" en "Emporio Armani". Zijn streven is om een tijdloze, elegante mode te ontwerpen. Giorgio Armani als merk is beroemd. In 2001 noemde het tijdschrift Forbes Giorgio Armani de succesvolste ontwerper van Italië en schatte het de waarde van zijn bedrijf op 1,8 miljard dollar. Zijn imperium omvat onder andere: kleding cosmetica parfums juwelen horloges zonnebrillen (mode)accessoires Armani Fiori (designvazen, bloemsierkunst) Armani Dolci (chocolade, sinds 2002) Emporio Armani Café (10 wereldwijd) interieurbenodigdheden en design-meubels (Armani Casa) in 2008 werd het eerste 'Armani-Hotel' geopend in de Burj Khalifa, wereldwijd zullen er nog meer volgen. Mania (parfum) Emporio Armani Armani Jeans Giorgio Armani Armani Collezioni Armani Privé Armani Junior Black Armani Armani Exchange Armani Baby (sinds begin 2006) Reportage Armani EA7
    Giorgio Armani heeft momenteel ruim 300 vestigingen in 25 landen en 61 steden in alle werelddelen behalve Afrika. De komende twee jaar komen er wereldwijd minstens 40 vestigingen bij.
    In 1985 heeft Giorgio Armani zijn huis in de bergen van Rimini, Italië verkocht. Dit is midden 1985 gekocht en omgebouwd tot een van de grootste discotheken van Europa Baia Imperiale. In 1996 werd Armani samen met verschillende andere modeontwerpers veroordeeld wegens corruptie. Hij herstelde van die tegenslag en werd in 2002 benoemd tot Goodwill Ambassador voor het vluchtelingenprogramma van de Verenigde Naties.
    Tijdens de Olympische Winterspelen van 2006 in Italië ontwierp hij de kleding van de deelnemers die de Italiaanse vlag binnendroegen. Ter gelegenheid van het WK 2006 heeft Armani voor het Italiaanse voetbalteam klassieke pakken gemaakt maar ook vrijetijdskleding, compleet met sokken, horloges, zonnebrillen en manchetknopen. Voor de Italiaanse luchtvaartmaatschappij Alitalia ontwierp hij uniformen voor het personeel. Op verzoek van Mercedes-Benz werkte hij in 2005 mee aan het in- en exterieur voor een speciale versie van de CLK500 cabriolet. Armani ontwierp designapparatuur voor Sony. Armani werd in september 2003 in Beverly Hills gelauwerd met de eerste Walk of Style Award voor zijn bijdragen aan de mode en entertainmentwereld. De ontwerper kreeg een stoeptegel met zijn naam op de nieuwe boulevard Rodeo Drive Walk of Style. Armani ontwierp ook de outfit van Phil Collins voor zijn First Final Farewell Tour. Het is vrij bijzonder dat Armani na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zo actief blijft, ook in de modewereld. Het vermogen van Giorgio Armani is door Forbes geschat op 6,6 miljard dollar in 2016, waarmee hij bij de 200 rijksten der aarde behoort







    11-07-2018 om 08:34 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 juli 1851 louis daguerre

     

    10-07-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 juli 1851 louis daguerro

    10 juli 1851 De Fransman Louis Jacques Mandé Daguerre (Cormeilles (bij Parijs), 18 november 1787 - Bry-surMarne, 10 juli 1851) wordt beschouwd als een van de uitvinders van de fotografie. Hij vond het diorama uit en in 1826 maakte hij samen met de Fransman Nicéphore Niépce de eerste succesvolle foto. Daarna nam hij de ontwikkeling van een methode om op snellere wijze foto's te maken ter hand. In 1837 (na de dood van Niépce) vond Daguerre de daguerreotypie uit, een methode waarbij op grote schaal foto's konden worden ontwikkeld. Het procedé waarbij een gepolijste, met kwikdampen geprepareerde plaat werd gebruikt leverde positieve, gespiegelde beelden die niet gereproduceerd konden worden. De beelden waren wel zeer gedetailleerd. Louis Daguerre werd opgenomen in de exclusieve Orde "Pour le Mérite". Hij is een van de 72 Fransen wier namen op de Eiffeltorengegrift staan





    10-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 juli 1943 arthur ashe

    10 juli 1943 Arthur Robert Ashe, Jr. (Richmond (Virginia), 10 juli 1943 - New York, 6 februari 1993) was een Amerikaanse tennisser. Ashe groeide op in Richmond (Virginia). Hij werd in 1963 als eerste zwarte Amerikaan geselecteerd voor het Amerikaanse Davis Cup-team. In 1968 won hij de US Open. Vervolgens werd hij een van de drijvende krachten achter de oprichting van de Association of Tennis Professionals (ATP). In 1969 weigerde het apartheidsregime van Zuid-Afrika hem een visum, waardoor hij niet kon deelnemen aan de South African Open. Ashe won in 1975 op Wimbledon. In 1980 kwam een eind aan zijn tenniscarrière. Ashe ging schrijven voor Time Magazine, en werd commentator voor ABC Sports. Zowel in 1979 als in 1983 onderging Ashe een hartoperatie. In 1988 werd ontdekt dat Ashe als gevolg van de bloedtransfusies tijdens een van deze operaties hiv had opgelopen. Ashe en zijn vrouw hielden dit geheim tot 8 april 1992, toen hij zich als gevolg van geruchten genoodzaakt zag opening van zaken te geven. Ashe richtte kort voor zijn dood het Arthur Ashe Institute for Urban Health op, en werd uitgeroepen tot sportman van het jaar. Ashe overleed op 49-jarige leeftijd aan complicaties die het gevolg waren van aids. In 1985 werd hij opgenomen in de prestigieuze Tennis Hall of Fame.





    10-07-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 jul 1985 rainbow warrior

     

    10-07-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 jul 1985 rainbow warrior

    Op 10 juli 1985 wordt de Rainbow Warrior, het vlaggenschip van de milieu-organisatie Greenpeace, door een aanslag van de Franse geheime denst tot zinken gebracht. Het schip ligt in de haven van Auckland in Nieuw Zeeland om te protesteren tegen de Franse kernproeven op Mururoa. De ontploffingen slaan een groot gat in de romp, waardoor de Rainbow Warrior snel zinkt. Op één na kunnen de opvarenden veilig aan land komen. Degene die vermoord wordt is de fotograaf Fernando Pereira. De geheim agenten Prieur en Mafart worden gearresteerd en tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Als ze uiteindelijk in Frankrijk hun straf mogen uitzitten worden ze na een kort huisarrest vrijgelaten. In juli 2005 wordt bekend dat de Franse president François Mitterrand zelf toestemming heeft gegeven voor de aanval, die hij in het openbaar sterk veroordeelde. De Rainbow Warrior was het Nederlandse vlaggenschip van de milieuorganisatie Greenpeace, dat in de haven van Auckland, Nieuw-Zeeland door de Franse geheime dienst tot zinken werd gebracht. Het schip werd in 1955 te water gelaten en gedoopt onder de naam Sir William Hardy. Het werd tot 1977 gebruikt door het Britseministerie van Landbouw, Visserij en Voedsel. In 1977 werd het schip gekocht door Greenpeace. Deze organisatie zette het in om te protesteren tegen walvisvaart, zeehondenjacht en kernproeven in de Grote Oceaan. In 1981 werd de motor vervangen en in 1985 werden zeilen aangebracht. In 1985 hield de Franse regering kernproeven op Moruroa, een atol in Frans Polynesië. De Rainbow Warrior lag op 10 juli 1985 in de haven van Auckland om een protestvloot te leiden die richting Moruroa zou gaan varen. Twee bommen sloegen een groot gat in de romp, waardoor de Rainbow Warrior snel zonk. Op één na konden de opvarenden veilig aan land komen. Fernando Pereira, een Nederlandse fotograaf van Portugese afkomst, verdronk toen hij zijn fotomateriaal probeerde te redden uit zijn hut.
    De aanslag, door de Fransen Operation Satanique genoemd, werd uitgevoerd door medewerkers van de inlichtingendienst (DGSE). Deze waren verdeeld in drie teams. Het eerste team bestond uit Dominique Prieur en Alain Mafart, die zich voordeden als het Zwitsers echtpaar 'Turenge'. Zij waren verantwoordelijk voor de verkenning en de logistiek. Het tweede team bestond uit de bemanning van het jacht Ouvea en was verantwoordelijk voor het binnenbrengen van de mijnen die gebruikt werden. Het derde team bestond uit de duikers die de mijnen bevestigden. Aan boord van de rainbow warrior bevond zich een spionne, Christine Cabon, die zich onder de naam Fréderique Bonlieu bij Greenpeace had aangemeld om de Franse geheime dienst van informatie te voorzien.[1] Ook de bemanning van Ouvea werd door de Nieuw-Zeelandse politie van betrokkenheid verdacht en daarvoor verhoord, maar alleen Prieur en Mafart werden gearresteerd en tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens dood door schuld en brandstichting. Hoewel zowel de verantwoordelijk minister van Defensie als het hoofd van de DGSE in september 1985 aftraden na de affaire, bleef de Franse regering elke betrokkenheid ontkennen. Pas in juli 2005 werd bekend dat de toenmalige Franse president François Mitterrand destijds zelf toestemming had gegeven voor de aanval, die hij in het openbaar sterk had veroordeeld.[2] Nieuw-Zeeland weigerde in eerste instantie de beide Fransen uit te leveren. Na politieke druk vanuit Frankrijk, die onder andere bestond uit het dreigen met een veto op de invoer van Nieuw-Zeelandse producten in de EEG, mochten ze in juli 1986 Nieuw-Zeeland verlaten om hun straf in eigen land uit te zitten. Frankrijk onthaalde hen als helden, gaf hun de hoogste militaire onderscheiding, het Legion d'Honneur, en liet hen na een kort en licht huisarrest vrij. De Rainbow Warrior zelf werd op 21 augustus 1985 weggesleept naar een haven voor forensisch onderzoek. Het schip was niet meer te redden en Greenpeace besloot het schip, nadat het naar eigen zeggen was ontdaan van giftige materialen, te laten zinken in de Matauribaai op de Cavalli-eilanden van Nieuw-Zeeland op 12 december 1987, om daar te fungeren als duikwrak en schuilplaats voor vissen. Het schip is nu bedekt met zeeanemonen. In 1990 werd in de Matauribaai het Rainbow Warrior Memorial onthuld van de Nieuw-Zeelandse beeldhouwer Chris Booth.
    Sinds 1987 beschikt Greenpeace over een nieuw vlaggenschip met dezelfde naam. Het schip wordt officieus ook wel de Rainbow Warrior II genoemd. Intussen is de Rainbow Warrior III in gebruik genomen. In januari 2012 onthulde de Belgische krant De Morgen dat een van de leidende figuren achter de aanslag, Louis-Pierre Dillais, sinds 2005 directeur is van een Amerikaanse vestiging van FN Herstal, een wapenfabrikant die volledig in handen is van de Waalse overheid. Een woordvoerder van Greenpeace reageerde geschokt op dit nieuws.[3] Een bij de aanslag betrokken kikvorsman, Jean-Luc Kister, bood op 6 september 2015 op de nationale tv-zender van Nieuw-Zeeland zijn excuses aan voor de aanslag.[4] [5] Een spionne genaamd Christine Cabon, die destijds was geïnfiltreerd bij Greenpeace en de Franse geheime dienst van informatie voorzag, werd in 2017 opgespoord maar wilde geen excuses maken.[6] Over de aanslag is een aantal films gemaakt.





    10-07-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE

     

    09-07-2018 om 10:33 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE












    09-07-2018 om 10:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE


















    09-07-2018 om 10:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE


















    09-07-2018 om 10:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE


















    09-07-2018 om 10:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE


















    09-07-2018 om 10:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE


















    09-07-2018 om 10:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BLANKENBERGSE STRATEN MET ALLURE


















    09-07-2018 om 10:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juli 1922 tarzan

     

    09-07-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juli 1922 tarzan

    9 juli 1922 Peter Johann Weissmüller (Freidorf (Oostenrijk-Hongarije), 2 juni 1904 – Acapulco (Mexico), 20 januari 1984) was een zwemkampioen in de jaren 20 van de twintigste eeuw en vertolker van Tarzan tussen 1932 en 1948. Hij nam tweemaal deel aan de Olympische Spelen en won hierbij in totaal zes medailles. Hij werd geboren als Peter Johann Weissmüller in Freidorf (een wijk in het huidige Timişoara in Roemenië) in het toenmalige Oostenrijk-Hongaarse rijk en gedoopt als János Weissmüller. Zijn ouders waren de Duitssprekende Oostenrijkers Petrus Weißmüller en Erzsébet Kersch. Toen Johnny zeven maanden oud was verhuisde de familie naar de Verenigde Staten. Met de S.S. Rotterdamvertrokken zij op 14 januari 1905 uit Rotterdam en kwamen twaalf dagen later aan in New York. Bij aankomst werden hun namen veranderd in de meer Engels klinkende namen Peter, Elizabeth en Johann Weissmuller. Na een kort verblijf in Chicago, Illinois, waar ze familie bezochten, verhuisden zij naar de mijnstad Windber in Pennsylvania. Peter Weissmuller werkte hier als mijnwerker. Op 3 september 1905 werd een broertje van Johnny geboren: Peter Weissmuller Jr. Na een aantal jaren in Pennsylvania gewoond te hebben verhuisde de familie naar Chicago. Johnny's vader was de eigenaar van een bar en zijn moeder werd chef-kok in een restaurant. Uit documenten die Elizabeth Weissmuller indiende in Chicago blijkt dat zijn ouders later scheidden. Zijn moeder werd dus geen weduwe van Johnny's vader (die zou zijn overleden aan tuberculose als gevolg van zijn werk in de mijnen) zoals veel bronnen abusievelijk vermelden. Al op jonge leeftijd waren Johnny en zijn broer goede zwemmers. De stranden van het Michiganmeer werden hun favoriete zomerbestemming. Hij werd lid van het Stanton Park-zwembad en won alle jeugdtoernooien. Op zijn twaalfde werd hij opgenomen in het YMCA-zwemteam. Na zijn schooljaren werkte Weissmuller een tijdlang als liftboy in een hotel. In zijn vrije tijd trainde hij zich verder in het zwemmen.[1]
    Weissmuller was een van de beste zwemmers aller tijden. Hij was wereldrecordhouder op de 100 meter en haalde in totaal vijf gouden Olympische medailles: 1922: De eerste in de geschiedenis die de 100 meter vrije slag onder de minuut zwom (58,6 sec.) 1924: drie gouden en één bronzen medaille op de Olympische Spelen in Parijs: Goud: 100 meter en 400 meter vrije slag, 4 x 200 meter estafette Brons: waterpolo 1928: 2 gouden medailles op de Olympische Spelen in Amsterdam: 100 meter vrije slag en 4 x 200 estafette.
    In 1932 speelde Weissmuller de hoofdrol in Tarzan the Ape Man. De vrouwen vielen in katzwijm voor deze kampioen. Hij zou tot 1948 in twaalf Tarzan films meedoen. Vanaf 1934 werd Maureen O'Sullivan zijn vaste tegenspeelster als Jane. Beiden werden grote filmsterren. Weissmuller had echter minder succes in andere zaken. Vijf huwelijken strandden en hij geraakte financieel aan de grond. Zijn reputatie en sterrenstatus raakte hij kwijt. Op 20 januari 1984 overleed hij aan de gevolgen van longoedeem. Bij het ter aarde laten van zijn doodskist klonk zijn typerende Tarzanroep driemaal. Dit was al vastgelegd voor zijn dood, op zijn eigen verzoek. Weissmuller werd 79 jaar.





    09-07-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juli 2006 wk 2006

    9 juli 2006 Italië was één van de landen die meededen aan het Wereldkampioenschap voetbal 2006 in Duitsland, en won tevens dit wereldkampioenschap. Het zat in een poule met Tsjechië, Ghana en de Verenigde Staten. Het was voor de Italianen op dit WK inmiddels al de 16de keer dat zij op een eindtoernooi verschenen. De succesvolste toernooien waren die van 1934 in eigen land, 1938 in Frankrijk en 1982 in Spanje, waar het wereldkampioenschap werd behaald, en nu dus ook het WK van 2006. In 1990 vond het toernooi in Italië plaats, maar toen werd het titelgevecht tussen Argentinië en Duitsland beslist. Als lid van de UEFA moest Italië zich zien te kwalificeren via de voorrondes in Europa. Aan de hand van in het verleden behaalde resultaten en een loting werden acht groepen samengesteld. Italië kwam in de vijfde groep terecht met Noorwegen, Slovenië, Schotland, Moldavië en Wit-Rusland. Elk land speelde twee keer tegen elk ander land in dezelfde groep, zowel uit als thuis. De groepswinnaar was direct gekwalificeerd, terwijl de nummer twee een extra play-off duel moest spelen tegen de nummer twee uit een andere groep. Alleen de twee beste landen die op de tweede plaats eindigden kregen direct toegang tot het eindtoernooi in Duitsland. Als topfavoriet stelde Italië niet teleur. De enige die de Italianen wist te overwinnen was buurland Slovenië, dat in Ljubljana met 1-0 te sterk was. Behalve twee gelijke spelen in de uitwedstrijden tegen Schotland en Noorwegen, werden alle wedstrijden gewonnen. Tweede in de groep werd Noorwegen, dat zich via play-offs moest zien te plaatsen voor het eindtoernooi. Tegenstander Tsjechië bleek echter te sterk in beide duels. Interessant is dat Italië op het WK in één groep zat met Tsjechië.





    09-07-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juli 1984 bier

     

    09-07-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juli 1984 bier

    Op 9 juli 1984 dient de EEG een klacht in tegen West-Duitsland wegens het Reinheitsgebot des bieres. Deze Duitse wet belet de import van bier. Hertog Willem de Vierde van Beieren vaardigde in 1516 deze wet uit. Het gebod regelt aan de ene kant de prijs van bier, en aan de andere kant de inhoud, d.w.z. de ingrediënten waarmee bier gebrouwen dient te worden. Het is de oudste warenwet ter wereld. Bepaald werd dat bier alleen gebrouwen mocht worden van water, gerst en hop. Door de jaren heen nemen steeds meer Duitse staten het Reinheitsgebotover en in 1906 geldt het voor heel Duitsland. In het kader van de klacht van de EEG oordeelde het Hof van Justitie dat de benaming bier niet voorbehouden mag worden aan bier dat aan de Duitse recept-wetgeving voldoet. Ook bier uit andere lidstaten moet onder die naam geïmporteerd kunnen worden. De wet wordt afgeschaft. Bier is een licht alcoholische en koolzuurhoudende drank gemaakt met water, gefermenteerde mout en plantaardige bestanddelen, zoals kruiden en hop, (of extracten daarvan) die dienen voor de smaak en/of de houdbaarheid van het bier. Bier is de oudste en meest geconsumeerde alcoholische drank ter wereld, en op water en thee na de populairste drank. Er bestaan verschillende manieren om bier te maken. De tegenwoordig meest gebruikelijke methode in Europa en Noord-Amerika is het in water laten fermenteren (alcoholische gisting) van de mout van gerst met een gist van het geslacht Saccharomyces. Tijdens dit proces worden koolzuurgas en alcohol gevormd. Voor de gisting worden hopbellen, de vrouwelijke bloemen van hop, meegekookt als smaakmaker en conserveermiddel. Het productieproces van bier is door de eeuwen heen geëvolueerd, zodat er vandaag vele manieren zijn om vele biersoorten te brouwen. Toch is de essentie van het brouwproces nauwelijks veranderd. Van een bepaalde graansoort (veelal gerst) worden de graanvruchten tot kiemen gebracht op kiemvloeren en vervolgens gedroogd op een eest. Dit proces heet mouten. Het resultaat is een mout. Deze mout wordt vervolgens geschroot, dat wil zeggen: geplet. Vervolgens wordt met water een soort pap van de geplette mout gemaakt: beslag geheten. Deze wordt tot bepaalde temperaturen verhit om enzymatische processen in gang te zetten, waarbij zetmeel uit de mout wordt omgezet in oplosbare suikers. Het beslag wordt vervolgens gefiltreerd en het heldere wort wordt vervolgens gekookt en er wordt hop (of hopproducten) aan toegevoegd. Het koken heeft meerdere functies zoals het steriel maken van het wort, het stoppen van het enzymatische proces en het beschikbaar maken (isomeriseren) van hopzuren. Het afgekoelde resultaat wordt vergist waarbij uit de moutsuikers alcohol en koolzuur ontstaat. Gedurende en na de eerste vergisting krijgt het bier zijn typische smaak. Verschillen in grondstoffen en het productieproces leiden tot smaakvariatie. Deze laatste begint al bij het drogen van de gekiemde gerst. Het eenvoudig drogen zal geen grote invloed op de smaak hebben, maar de mout kan ook worden gebrand, wat het uiteindelijke bier een donkere kleur en een koffieachtig aroma zal bezorgen (stout). Soms wordt de mout gerookt (rookbier).
    Afhankelijk van de temperatuur waarbij het gistingsproces plaatsvindt, spreekt men van ondergisting en bovengisting. Daarnaast is er ook nog de traditionele spontane gisting en de "gemengde gisting". Ondergisting of lage gisting vindt plaats bij een temperatuur van 6 tot 8 of 12 graden. Het proces verloopt rustig zodat de gist de kans krijgt naar de bodem van de gistingstank te zakken. De volledige vergisting neemt enkele weken in beslag. Vroeger was het alleen in de winter of in koude delen van Europa mogelijk ondergistend bier te maken, maar met de ontwikkeling van mechanische koeling in de 19e en 20e eeuw werd het mogelijk permanent ondergistend bier te brouwen. Het voordeel van ondergisting is dat de brouwer meer controle over het gistingsproces heeft. Tegenwoordig wordt vrijwel overal ter wereld op grote schaal ondergistend bier gebrouwen, hoofdzakelijk pils of soortgelijke en in mindere mate gehopte, blonde lagers. De bakermat van dit type bier is Tsjechië en Duitsland, waar ook nog andere, meer traditionele soorten ondergistend bier worden gebrouwen. Bovengisting of hoge gisting vindt plaats bij een temperatuur van 15 tot 20 graden. Dit proces verloopt veel minder gecontroleerd: de vergisting duurt hoogstens enkele dagen en de gist blijft op het brouwsel drijven. Vóór de ontwikkeling van de ondergisting was bovengisting het gebruikelijke proces.
    Met name in Belgiëen in Engeland is het dit altijd gebleven, al worden tegenwoordig ook in deze landen veel ondergistende pilseners of lagers gedronken. Spontane gisting gebeurt niet met brouwersgist, maar met in de lucht aanwezige wilde gisten, waaraan het afgekoelde wort een etmaal in open kuipen wordt blootgesteld, en met de microorganismen in de eiken tonnen waarin het bier vervolgens wordt gerijpt. Vroeger kwam deze manier van gisten algemeen voor, maar tegenwoordig wordt deze alleen nog toegepast door de lambiekbrouwerijen in en rond Brussel. Het is moeilijker bier te laten gisten met een spontane vergisting, omdat men het proces niet in de hand heeft. De Duitse Gose uit Goslar was nog tot in de 19e eeuw een spontaan gistend bier, maar wordt thans met eigen gist gebrouwen. Gemengde gisting zorgt voor de bieren die typisch zijn voor de streek van Zuid-West-Vlaanderen. De bieren rijpen op eikenhouten vaten gedurende 2 jaar. Vervolgens versnijden de brouwers het bier met ongeveer 70% jongbier. Dit zijn dan bieren van het type Rodenbach.
    Schuim ontstaat in eerste instantie door het mengen van een vloeistof en een gas: in dit geval "biervloeistof" met koolstofdioxide. Om de schuimkraag van bier in stand te houden zijn oppervlakteactieve en hydrofobe polypeptiden van eiwitten in de mout vereist. In een artikel van Denis De Keukeleire staat dat de schuimopbouw in een glas bier wordt bevorderd door "allerlei metaal ionen ". [1] Om de nodige metaalionen vanuit de biervloeistof naar het bovenliggende schuim te transporteren zijn "isohumulonen" nodig. Isohumulonen zijn bittere stoffen die tijdens het koken van het wort met de hop ontstaan uit de niet-bittere humulonen. Indien de concentratie isohumulonen minder dan 20 ppm bedraagt, is het volgens De Keukeleire onmogelijk om een stevige schuimkraag op het bier te houden. Daarnaast is het voor de schuimkraag van belang om enkel met vrouwelijke hopplanten te werken, want de mannelijke hopplant is rijk aan vetten en vetzuren die het bierschuim verstoren. Om de schuimhoudbaarheid te verhogen kan er gebruik gemaakt worden van metaalionen, zoals ijzersulfaat. Dit geeft echter een afwijkende smaak. Verder kunnen spitsmout of tarwemout toegevoegd worden. Deze zijn rijk aan glycoproteïnen die als oppervlakte-actieve stof fungeren. Waarschijnlijk al 4500 jaar v.Chr. werd in Mesopotamië bier gefabriceerd met behulp van bappir.[2] Het is daarmee een van de oudste dranken uit de menselijke geschiedenis. Er zijn bierrecepten uit 3900 v.Chr. overgeleverd. In diverse oude mythen en legenden speelt bier een rol, zoals in het Gilgamesjepos of in de Kalevala. Ook in het Oude Egypte was bier een geliefde drank.[3] De eerste bieren waren waarschijnlijk van spontane gisting (zoals de moderne lambiekbieren) waarbij men gemalen graan met water mengde (vloeibaar brood). In West-Europa werd bier aanvankelijk algemeen gedronken, maar de Romeinen gingen na verloop van tijd over op wijn. Bier werd daarna vooral geassocieerd met "onbeschaafde" volkeren, zoals de Germanen. Romeinse schrijvers als Tacitus schrijven met veel verachting over het bier dat de NoordEuropese volkeren dronken.[4] De opvatting dat wijn hoger en beschaafder zou zijn dan bier, en dat bier onderontwikkeld zou zijn, zou sindsdien lang gemeengoed blijven. Voor het gewone volk was bier in de middeleeuwen de gebruikelijke drank. Het was veiliger dan water, omdat het water in de steden vaak vervuild was, terwijl bier bij de bereiding gekookt en gefilterd werd. [bron?] Bovendien was bier voedzaam: het bevatte graan en de gist was rijk aan vitamine B en andere nodige stoffen. De bierconsumptie was in de middeleeuwen dan ook zeer hoog: in de Lage Landen dronk men zo'n 300 liter bier per persoon per jaar. Ter vergelijking: in de jaren negentig van de 20e eeuw werd in Nederland jaarlijks meer dan 90 liter bier per persoon gedronken, in 2013 dronk een Nederlander gemiddeld 72 liter bier per jaar.[5] Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het middeleeuwse bier vrij weinig alcohol bevatte. Het brouwen van bier werd in de middeleeuwen voornamelijk een huishoudelijke bezigheid, en door vrouwen gedaan.[7] Ook gebeurde het in kloosters en abdijen. In de regel hadden abdijen een zware en een lichte versie van hun bier, waarbij de zware versie door paters en gasten en de lichtere versie door de nonnen werd gedronken.[bron?] In de loop van de middeleeuwen kwam een professionalisering op gang en werden in het tegenwoordige Duitsland bierbrouwerijen geopend. Al snel ontstonden er ook in de Lage Landen professionele bierbrouwerijen. Al in de dertiende eeuw is het actief gebruik van gist bekend.
    In de middeleeuwen werd bier gebrouwen met kruidenmengsels die in het Middelnederlandsch Woordenboek grute, gruyte, gruut, gruyt of gruet worden genoemd. Net zoals hop werd gruit toegevoegd om een tweevoudige reden: bier langer houdbaar maken en smaak geven. In Vlaanderen en Brabant was gagel eertijds het hoofdbestanddeel van gruit. Meer nog: een combinatie van archiefstudie en archeologie heeft opgehelderd dat gagel tot in de 13e eeuw het belangrijkste bierkruid was in heel Atlantisch Europa.[9] De voorkeur voor deze regio is geen toeval aangezien gagel goed gedijde in de aldaar uitgestrekte natte heidegebieden van weleer. Er was echter een belangrijke medespeler op de markt van de bierkruiden: het succes van hop als conserveermiddel in bier was immers al sinds de 9de eeuw bekend maar ook als smaakmaker. Voor plaatselijke heren - zoals de heren van Gruuthuuse in de streek rond Brugge - was gruit een bron van inkomsten. Het gevolg hiervan was dat voor de mengsels van bierkruiden een belasting moest worden betaald: het gruitrecht.[10] Een ander gevolg was dat de gruitrecepten goed bewaarde geheimen bleven van monopoliehouders (de "gruitheren") die hophandelaars als concurrenten probeerden te weren.[11] De rivaliteit en juridische strijd tussen gruitheren en hophandelaars zou eeuwenlang voortduren, maar in 1364 moest Karel IV al toegeven dat de Novus Modus Fermentandi Cervisiam ("Nieuwe methode om bier te brouwen") in het Sticht Utrecht al dertig à veertig jaar overheerste.[12] Vanaf de 15e tot de 18e eeuw zou Vlaanderen - met een klemtoon op de zuidelijke Westhoek en de Denderstreek - de "hoptuin" van Europa worden.[13] Ook in alle andere delen van West-Europa - en zeker vanaf de 18e eeuw - zou hop het pleit winnen van gagel.[9] Het waarom van de triomf van hop blijft onzeker. Gehopte bieren zouden beter bewaren en daardoor beter geschikt zijn voor transport. Of gewoon lekkerder worden bevonden. Maar er kunnen ook "minder eerlijke" beweegredenen een rol hebben gespeeld. Feit is dat er destijds heel wat gagelgeruchten de ronde deden. Een postume uitgave van het kruidenboek van Dodoensuit 1644 vermeldt dat de vrucht selve met eenighen dranck inghenomen de herssenen schadelijck is. Verder staat er dat gagelbier het hoofd seer ontstelt ende den mensche seer haest droncken maeckt. Elders wordt dan weer aangehaald dat het gebruik van gagel bij de wijnbereiding zorgt voor een welrieckende smaak, het sterken van de maag én het vermijden van... hersenbeschadiging.[14] Wat er ook van zij, gagel werd lange tijd verboden ten voordele van hop.[ De professionalisering van het bierbrouwen die in de middeleeuwen was begonnen, zette door. Schaalvergroting was het gevolg. Er werd niet langer voor eigen kring geproduceerd maar er werd ingezet op de handel. Vooral in Hollandse steden als Delft, Leiden, Haarlem en Amsterdam werd commercieel bier gebrouwen en verhandeld. De Hollandse brouwers begonnen ook stijlen uit andere landen te kopiëren om goed bij de afzetmarkt aan te kunnen sluiten: zo begon men o.a. Luiks bier te brouwen, en in de negentiende eeuw lambiek en stout. Buiten de handelscentra bleef de kleine brouwer echter bestaan. Vooral in België en het zuiden van Duitsland ontwikkelden zich eigen, min of meer geïsoleerde bierculturen. Typisch voor Beieren was het in 1516 ingevoerde Reinheitsgebot, dat bepaalde dat bier alleen uit water, graan en hop mocht bestaan. Voor de vergisting werd het restproduct van de voorgaande brouw toegevoegd. Hiermee werd voorkomen dat brouwers hun bier kleurden met gevaarlijke producten als pek of verf, wat gemeengoed was, en dat er met het graan werd geknoeid. Hoewel het Reinheitsgebot de consument moest dienen, betekende het ook een beperking: fruitbieren konden bijvoorbeeld niet meer gebrouwen worden. In de 19e en 20e eeuw zou het Reinheitsgebot geleidelijk in heel Duitsland ingevoerd worden, wat verwoestende gevolgen had voor de Noord-Duitse biercultuur.
    Met de industrialisering werd het mogelijk op nog grotere schaal bier te brouwen. Bovendien gaven nieuwe technieken brouwers de gelegenheid het proces te vereenvoudigen. Bier werd hierdoor een veiliger, maar ook voorspelbaarder product. Een belangrijke ontwikkeling was de verbeterde koelmethode, die het veel gemakkelijker maakte ondergistend bier te brouwen – iets wat tot dan toe alleen in de winter mogelijk was geweest. Dit, en de ontwikkeling van een moderner opslagproces, leidde in 1839 in de Tsjechische stad Pilsen tot de
    uitvinding van het pilsener. Dit ondergistende bier vond al gauw in heel de wereld navolging en zou uitgroeien tot 's werelds meest getapte biertype. In 1852 legde in België een nieuwe brouwwet een minimum van 300 kilogram grondstoffen per brouwsel op. Het gevolg hiervan was dat in de 19e eeuw vele kleine brouwerijen verdwenen, omdat zij eenvoudigweg niet zoveel bier brouwden. Aan de andere kant ontstonden juist in de 19e eeuw veel van de brouwerijen waar België tegenwoordig zo beroemd om is, zoals de huidige trappistenbrouwerijen Door massaproductie en een wereldwijde verkoop konden brouwerijen als Heineken gestaag groeien tijdens de 20ste eeuw. Kleinere brouwerijen kregen het steeds moeilijker om te concurreren met de opkomende giganten. Uiteindelijk verdwenen heel wat "kleintjes" van de markt en verschraalde het bieraanbod. Vooral in Nederland - maar ook in België - begonnen relatief goedkope, in grote hoeveelheden geproduceerde pilsbieren de meer kleinschalig geproduceerde "traditionele bieren" te verdringen. Gesteund door een veranderende houding van de consument, werd in 1980 in Nederland het initiatief genomen tot het oprichten van PINT, een consumentenvereniging die de bierdiversiteit wil bevorderen. In het Verenigd Koninkrijk bestond al iets vergelijkbaars sinds 1971: de CAMRA (Campaign for Real Ale).[15] België volgde beide landen met de oprichting van de OBP (Objectieve Bierproevers), een overkoepelende vereniging van bierproevers die in 2002 werd opgevolgd door Zythos. Sindsdien is de aandacht voor de "traditionele bieren" sterk toegenomen en verschijnen er opnieuw kleinschalige brouwerijen die de doelstelling "kwaliteit boven kwantiteit" in het vaandel dragen. Desalniettemin gaat de kaalslag onverminderd door. Er is wel veel kritiek op 's wereld grootste brouwerij, Anheuser-Busch InBev, die volgens critici de kleine brouwerijen doelgericht uit de markt probeert te stoten.
    Het is kenmerkend voor bier dat er een grote variatie aan onderling zeer verschillende soorten is. Er zijn bittere bieren, zoete bieren, zure bieren en kruidige bieren. Ook zout kan onderdeel zijn van de smaak van bier. Ook het alcoholpercentage, de kleur, de volheid, de helderheid en de temperatuur waarop een bier het beste gedronken kan worden, verschillen. Overzicht aanbrengen in de grote variatie is niet eenvoudig. Meestal wordt uitgegaan van het hierboven al genoemde onderscheid tussen ondergistende, bovengistende en spontaan gistende bieren.
    Met name in Duitsland en Tsjechië worden ondergistende bieren gebrouwen die internationaal veel waardering kunnen wegdragen. Toch is het grootste deel van het bier dat in Nederland en België geproduceerd wordt ook ondergistend. Het betreft vooral de pilseners en de vaak goed gewaardeerde Nederlandse bockbieren. Pils of pilsener – Het "gewone" bier in het grootste deel van de wereld. In Nederland, België en Duitsland heeft vrijwel elk café ten minste één pilsener op de tap. Sommige brouwers brengen behalve het gewone pils ook een urtyp op de markt, dat wat bitterder van smaak is en vaak ook een hoger alcoholpercentage heeft. Dortmunder – Een bierstijl uit Dortmund. Donkerder en voller dan pils. Bokbier – Een bier met een bitterzoete, moutachtige smaak, vaak donker van kleur en sterker dan een pils. Oorspronkelijk afkomstig uit het Duitse Einbeck. De Nederlandse bockbieren wijken nogal af van het Duitse prototype en zijn soms zelfs bovengistend. Bockbieren worden vaak als seizoensbier verkocht, bijvoorbeeld in de herfst. Rookbier – Typisch voor Bamberg is dit ondergistende bier waarbij de mout is gerookt. Het bier heeft dan ook een gerookte smaak die aan ham of gerookte paling doet denken.
    Bovengistende bieren zijn typisch voor de Belgische en Engelse biercultuur. De Belgische bovengistende bieren worden door bierkenners over de hele wereld gewaardeerd om hun traditie en kwaliteit. In Duitsland zijn bovengistende bieren meestal tarwebier. Tarwebier – Tarwebier, ook witbier genoemd, heeft meestal een troebele kleur en een typische friszure smaak. De Belgische tarwebieren worden vaak met kruiden op smaak gebracht, maar in Duitsland is dit door het Reinheitsgebot onmogelijk en worden ze puur gedronken. De Berliner Weiße wordt vaak met vruchtensap gemengd (Schuss). Tarwebier is niet noodzakelijk bleek van kleur; er bestaat ook donker tarwebier. Bruine Ale – Vroeger was het meeste bovengistende bier bruin van kleur. In de 20e eeuw is de voorkeur van de consument meer en meer naar blond bier uitgegaan. De overgebleven bruine ales hebben een zoetige smaak en een vrij hoog alcoholgehalte. Vlaams oud bruin – Dit bier verkrijgt zijn unieke smaak door de rijping op eikenhouten vaten. De basis is meestal een Bruine Ale. Amber – Onder deze noemer worden zowel een Pale Ale, het Duitse Altbier alsook de Nederlandse en Belgische amberkleurige ales geschaard. Het alcoholpercentage is relatief laag en de kleur houdt het midden tussen bruin en blond. Een bekend voorbeeld is het Antwerpse De Koninck, dat in Antwerpen op veel plaatsen zelfs het gewone tapbier is, in plaats van pils. Blonde Ale – Sinds de 20e eeuw zijn er steeds meer blonde ales op de markt gekomen. Het Duitse Kölsch, een bier uit Keulen, is een oud voorbeeld. Typisch Belgisch zijn de zware blonde ales, soms duivelsbieren genoemd, naar het bekendste voorbeeld van een dergelijk bier, Duvel van brouwerij Duvel-Moortgat. Porter en Stout – Zeer donkere bieren, die van gebrande mout gemaakt worden en daardoor een koffieachtig aroma hebben. Vergelijkbaar zijn de Duitse Schwarzbiere, maar die zijn ondergistend. Gerstewijn – Een zeer zwaar bier met een alcoholpercentage van rond de 10%, vaak zoetig en donker. Trappist – Trappistenbier is niet echt een type bier, maar de verzamelnaam van de bieren die door de monniken van trappistenkloosters worden gebrouwen. Het betreft doorgaans zware, donkere bieren, maar er bestaan ook blonde trappisten. Een bier mag alleen trappist worden genoemd als het door een van de elf erkende trappistenbrouwerijen wordt gebrouwen. Abdijbier – Abdijbieren zijn bieren die in navolging van de trappistenbieren door gewone brouwerijen worden gebrouwen en een naam hebben die naar een bestaande of voormalige abdij verwijst. Sommige abdijbieren zijn niet meer dan een slechte imitatie, maar er zijn abdijbieren die een geheel eigen karakter hebben ontwikkeld en door kenners evenzeer worden gewaardeerd als de echte trappisten.
    In vroeger tijden waren bieren van spontane gisting wijder verbreid, echter alleen in Brussel en het aangrenzende Pajottenland bleven de spontaan vergiste bieren behouden. Jonge Lambiek – Het product van de eerste vergisting. Het bier is zuur en iets wrang en wordt zelden puur gedronken. Oude Lambiek – Op eikenhouten vaten gerijpt en nog eens vergist heeft dit bier een wat vollere smaak, die echter door weinig mensen gewaardeerd wordt. Het aantal cafés waar dit van het vat geserveerd wordt is zeer beperkt en neemt nog altijd af. Faro – Gezoete lambiek. Dit kan in sommige Brusselse cafés van het vat besteld worden. Faro is ook gebotteld te vinden: Boon, Lindemans en Mort Subite zijn enkele brouwerijen die faro in flessen produceren. Geuze – Jonge en oude lambieks, of oude lambieks van verschillende rijping, worden door een geuzestekergecombineerd tot een geraffineerd mengsel dat een friszure smaak met veel ontwikkeling heeft. Oude Geuze wordt "de champagne onder de bieren" genoemd, maar omdat geuze
    als biersoort nauwelijks bescherming geniet, zijn er ook commerciële, gezoete geuzes op de markt die slechts gedeeltelijk uit lambiek bestaan. Fruitbier – Een variant op faro waarbij niet suiker, maar echt fruit of vruchtensap wordt gebruikt om het bier te zoeten. De bekendste voorbeelden zijn de kriekbieren (kersenbieren), maar ook andere vruchten worden gebruikt. De manier waarop bier wordt gebrouwen, geschonken en beleefd, verschilt per land. Hoewel er over de hele wereld bier gedronken wordt, zijn er slechts enkele landen die een eigen biercultuur hebben ontwikkeld. Veel van deze bierlanden hebben een Germaanse achtergrond of invloed, maar ook Tsjechië geldt als een ontwikkeld bierland. In België zou de biercultuur zich juist door sterke Romaanse (Franse) invloed hebben kunnen ontwikkelen. Amerikaans bier heeft lange tijd een slechte naam gehad en veel Amerikanen zullen nog steeds een geïmporteerd Europees bier hoger waarderen dan een eigen bier. In Amerika kunnen bieren als Stella Artois, Heineken of Grolsch zelfs als luxebier worden gedronken, terwijl ze in eigen land toch vooral als simpele doordrinkers worden beschouwd. Een voorbeeld van simpel Amerikaans bier is het zogenaamde malt liquor. De laatste jaren is de Amerikaanse bierconsument echter kritischer en zelfbewuster geworden. Kleine, kwalitatief sterke brouwerijen slagen er meer en meer in de markt te veroveren en bierkenners kunnen meer dan ooit waardering opbrengen voor Amerikaans speciaalbier, het zogeheten craft beer. Hoewel de Amerikaanse bieren nog vaak aanleunen bij Europese stijlen, slagen veel brouwerijen erin toch een heel eigen smaak en traditie op te bouwen. Amerikaanse bierstijlen die internationaal aanzien genieten, zijn onder andere Amerikaanse pale ales en India pale ales naar Engels voorbeeld, maar gebrouwen met eigen hopvariëteiten die het bier een opvallende fruitige smaak geven.
    De Belgische bieren zijn wereldberoemd. De Belgische biercultuur geldt als een van de meest verfijnde van de wereld en is gekend dankzij een enorme variatie en het behoud van oude tradities. Daarbij moet worden opgemerkt dat bekende bierrecensenten vooral de bovengistende Belgische bieren hoog waarderen, en ondergistende bieren, zoals pils, juist relatief laag inschatten. De Belgische biercultuur is in meerdere opzichten uniek. Belgische restaurants benaderen bier zoals Franse restaurants wijn benaderen: er is vaak een ruime keuze en een goede kelner weet welke bieren bij welke gerechten passen. De variatie is ook zo groot dat het mogelijk is bij elk gerecht meestal wel een bijpassend bier te bedenken. Vele Belgische bieren zijn zo uniek dat ze niet bij een of andere bierstijl vallen in te delen. Voorts is men er in België in geslaagd brouwtradities, die overal elders verloren waren gegaan, te behouden. Brouwers uit de hele wereld baseren zich op Belgische stijlen als Vlaamse bruine en lambiek als zij smaken van het verleden proberen terug te roepen; tot voor kort waren bieren van spontane gisting of bieren met rijping op houten vaten nog een uitsluitend Belgisch verschijnsel. Toch zijn niet alle bierkenners alleen maar positief over de Belgische biercultuur. De schaalvergroting waar de Belgische bieren zo lang van gespaard zijn gebleven vindt inmiddels alsnog plaats, en veel kleinere brouwers hebben het moeilijk. Vooral lambiek en Vlaams oud bruin – allebei unieke bierstijlen – worden bedreigd. De consumentenorganisatie Zythos probeert het tij te keren en wordt hierbij door vele bierliefhebbers uit binnen- en buitenland gesteun
    Duitsland is een bierland. De meeste Duitse bieren zijn ondergistend en de Duitsers gelden – met de Tsjechen – dan ook als de meesters van het ondergistende bier. Toch zijn er ook bovengistende stijlen, zoals het vermaarde Kölsch uit Keulen, het Altbier uit Düsseldorf en de vele bekende tarwebieren (Weizen- of Weißbier).
    De Duitse biercultuur manifesteert zich vooral in het midden en zuiden van het land. Het noordoosten van Beieren staat bekend als "Bierfranken" om de ongewoon hoge dichtheid van brouwerijen. De Beierse stad Bamberg ligt centraal in dit gebied en is bij bierliefhebbers over de hele wereld bekend als bierstad, niet in de laatste plaats omdat er het Bamberger rookbier gebrouwen wordt, een bier met een gerookte smaak – uniek in de wereld. Ook kent Beieren het grootste bierfeest ter wereld, het Oktoberfest, een jaarlijks volksfeest in München. Het begint halverwege september en eindigt op de eerste zondag in oktober. Het geldt als het grootste bierfestival ter wereld en wordt jaarlijks door meer dan zes miljoen mensen bezocht. Het noorden van Duitsland had in vroegere eeuwen ook een ontwikkelde biercultuur die meer aan de Nederlandse en Belgische verwant was, maar door de invoering van het Beierse Reinheitsgebot in heel Duitsland is veel van deze biercultuur verloren gegaan. Als overblijfselen gelden de Berliner Weiße en de Gose. De Engelse bieren zijn in de regel bovengistend en anders dan in andere bierculturen worden de bovengistende bieren nog zeer algemeen door iedereen gedronken. Engelse bieren worden vaak enigszins lauw gedronken (à 10 graden) en hebben weinig schuim. Bovendien is het schuim vaak romiger. Verder onderscheidt het Engelse bier zich van de meeste Europese bieren door het relatief lage alcoholpercentage, al zijn daar uitzonderingen op. Typisch Engelse bierstijlen zijn bitter (bovengistend, amberkleurig bier dat in veel pubs als het standaardbier geldt) en stout. De Engelse stouts hebben vaak een hoger alcoholpercentage en zijn vaak zoeter dan hun Ierse tegenhangers. Toch is het Ierse Guinness thans de meest gedronken stout in Engeland (en in de rest van de wereld).
    Nederland is al eeuwen een handelsnatie en Nederlandse brouwers waren dan ook al vroeg commercieel. De gevolgen daarvan op de Nederlandse biercultuur waren zowel positief als negatief: door in te spelen op buitenlandse markten slaagden Nederlandse brouwers erin zich bierstijlen uit de hele wereld eigen te maken, maar door steeds groter en commerciëler te worden verloren zij daarbij vaak hun karakter. De laatste tijd lijkt deze houding te veranderen. Sinds de jaren tachtig is de belangstelling en waardering voor de traditionele Nederlandse bieren sterk toegenomen. Nederlandse brouwers winnen met enige regelmaat internationale prijzen, en voor typische Nederlandse bierstijlen als kuit zijn nog steeds veel liefhebbers te vinden. Bovendien is de Nederlandse biercultuur nog altijd dynamisch, ontstaan er nieuwe brouwerijen en wordt er volop geëxperimenteerd met nieuwe bieren. De belangenvereniging PINT, die in de jaren tachtig werd opgericht, organiseert het hele jaar door verschillende proeverijen en bierfestivals om het Nederlandse bier te promoten.
    De gemiddelde Tsjech drinkt bijna 150 liter bier per jaar. Daarmee zijn de Tsjechen de grootste bierdrinkers van de wereld. De Tsjechische brouwers specialiseren zich net als hun Duitse collega's in ondergistende bieren en volgen het Beierse Reinheitsgebot. Tsjechische brouwerijen zijn vaak nog traditioneel en kleinschalig, wat de kwaliteit van het bier zeker ten goede komt, hoewel sinds de val van het communisme verscheidene Tsjechische brouwerijen door buitenlandse brouwersconcerns als Heineken en Inbev zijn opgekocht en in sommige gevallen gesloten. De bekendste Tsjechische biersoort is zonder twijfel het pilsener, dat in de Boheemse stad Pilsen uitgevonden werd en sindsdien over de hele wereld is nagebootst.





    09-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juli 1947 vliegende schotel

     

    08-07-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juli 1947

    8 juli 1947 Op 8 juli 1947 werd vanuit het slaperige stadje Roswell in New Mexico een militair persbericht de wereld ingezonden dat overal ter wereld voor opschudding zorgde. Het was geschreven op bevel van de commandant van de luchtmachtbasis, kolonel William Blanchard, en het luidde gedeeltelijk als volgt: 'De vele geruchten over vliegende schotels werden gisteren werkelijkheid toen de inlichtingenafdeling van de 509de bommenwerpersgroep van de achtste luchtdivisie, Roswell Army Air Field, het geluk had in het bezit te komen van een schotel, dankzij de medewerking van een van de plaatselijke veehouders en het bureau van de sheriff van Chaves County...'Tot op de dag van vandaag worden er onderzoeken gepubliceerd met bewijzen voor of tegen de landing van een UFO. Het leger verklaarde uiteindelijk dat het ging om een neergestorte weerballon. Unidentified flying object (afgekort: ufo) is de Engelstalige benaming voor ongeïdentificeerd vliegend voorwerp, waarmee elk in de lucht waargenomen fenomeen wordt bedoeld waarvan de aard niet kan worden vastgesteld. De term werd eind 1949 door de Amerikaanse luchtmacht geïntroduceerd in Project Grudge, de voorloper van Project Blue Book, om te verwijzen naar een aparte klasse van waarnemingen die chronisch onverklaarbaar bleven.[] Het onderzoek van ufowaarnemingen wordt ufologie genoemd. De meeste ufo's blijken later normale natuurverschijnselen of kunstlicht zoals lampen te zijn.
    Sinds de late jaren 40 van de 20e eeuw wordt de benaming ufo als zodanig gebruikt, vooral na het Roswellincident, dat in een officieel persbericht werd afgedaan als waarneming van een weerballon. Veel later, in de jaren 90, bracht de Amerikaanse luchtmacht naar aanleiding van een brief, geschreven door Steven H. Schiff en gericht aan het GAO (Government accounting office) een nieuw rapport uit[2] waarin ze bekendmaakte dat de wezens die gevonden waren bij de crash in feite aan weerballons vastgemaakte antropomorfe testdummy's waren. Deze dummy's werden echter pas ontwikkeld in de jaren 50, een aantal jaren na de crash.[bron?] Het begrip vliegende schotel kwam in zwang na de beschrijving door de Amerikaanse piloot en zakenman Kenneth Arnold van vreemde voorwerpen die hij op 24 juni 1947 tijdens een vlucht in de nabijheid van Mount Rainier, in de staat Washington, had gezien. Hij omschreef de bewegingen van negen vliegende objecten "zoals een over het water gekeilde schotel" ("like saucers skipped over water"). Bill Bequette, een journalist van Associated Press, begreep dit verkeerd en schreef in zijn artikel dat de negen objecten zelf schotelvormig waren. Het interview werd een mediasensatie en spoedig daarop volgden andere meldingen van schotelvormige ufo's.[ Er zijn in het verleden vaak vreemde verschijnselen in de atmosfeer gesignaleerd, die met terugwerkende kracht als ufo uitgelegd zouden kunnen worden. Al sinds de vroegste ontwikkeling van het schrift werden dit soort waarnemingen opgetekend en vaak toegeschreven aan een hemelse macht. Voorbeelden zijn de beschrijving van een gevaarte "wat er uitzag als blinkend metaal" met wielen "alsof er een rad was midden in een rad" van de profeet Ezechiël [4] in de Bijbel, en de Egyptische vermelding uit 1450 v.Chr. van "cirkels van vuur" tijdens het bewind van farao Thoetmosis III. Ook Julius Obsequens' werk Liber de Prodigis over de wonderen die in Rome voorvielen wekte veel interesse in sommige kringen vanwege zijn verwijzingen naar dingen die zich aan de hemel voortbewogen. Deze werden later geïnterpreteerd als meldingen van ongeïdentificeerde vliegende objecten (ufo's), maar kunnen net zo goed beschreven worden als meteoren. Bovendien schrijft Obsequens in de 4e eeuw, zo'n 300 jaar na de gebeurtenissen die hij beschrijft, waardoor het nauwelijks in aanmerking kan worden genomen als ooggetuigenverslag. In 1255 zagen de Japanse generaal Yoritsume en zijn leger bollen van licht dansen boven Kyoto. In 1561 leken vele voorwerpen een luchtgevecht boven Neurenberg uit te vechten.[ In de Verenigde Staten, te beginnen met Oakland (Californië) in november 1896, was er in de periode 1896-1897 een piek in waarnemingen van sigaarvormige, verlichte 'luchtschepen' met vleugels; vandaar dat wordt gesproken over "The Great Airship Wave" van 1896-1897. De daaropvolgende vier maanden beweerden getuigen van Texas tot Noord-Dakota deze mysterieuze luchtschepen te hebben gezien.[ Sedert het einde van de 19e eeuw is de nadruk meer komen te liggen op een materialistische uitleg. De omstreden Zwitserse schrijver Erich von Dänikenverklaarde historische raadselachtige berichten door
    het bezoek van ruimteschepen van buitenaardse beschaving(en) aan te nemen, die zich als ufo presenteerden.
    In de volksmond wordt het begrip ufo meestal gebruikt om te verwijzen naar ruimteschepen van buitenaardse wezens die de Aarde zouden bezoeken. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van ruimteschepen die buiten de aarde zijn gefabriceerd, ondanks het feit dat er vele mensen zijn die beweren door de bemanning van zo'n ruimteschip te zijn meegenomen. Mensen als George Adamski en Howard Menger maakten het idee van ufo's als bemande ruimteschepen in de jaren 50 populair.
    Een andere theorie stelt dat onbekende vliegende voorwerpen het product zijn van geheime technologische ontwikkelingen van grootmachten als de Verenigde Staten en de vroegere Sovjet-Unie. Deze twee mogendheden zouden de kennis van het experimenteren met discusvormige voorwerpen, deltavliegtuigen en radiogestuurde bollen (Kugelblitz (bolbliksems)), betrokken hebben uit het toenmalige Derde Rijk aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, en hier verder op zijn doorgegaan. In zijn boek Hitler's Flying Saucers[7] geeft auteur Henry Stevens verscheidene bronnen om deze visie te ondersteunen. Ook een recente documentaire van History Channel geeft mogelijke verbanden tussen geheime Nazi-technologie en de naoorlogse ufo's.[
    Weer anderen menen dat het verschijnsel behoort tot een intelligentie uit een andere realiteit die ons tijd-ruimte continuüm af en toe om onbekende redenen binnendringt. De stringtheoreticus Michio Kaku speculeert over de mogelijkheid, dat een buitenaardse beschaving, die bijvoorbeeld onze gehele Melkweg beheerst, zou beschikken over een ons nog onbekende manier van voortstuwing: bijvoorbeeld magnetische monopolen. De vreemde en stille bewegingen die van ufo's gemeld worden, zouden volgens Kaku hiermee verklaard kunnen worden. Verder noemt Kaku de mogelijkheid dat zo'n beschaving een robotbestuurd ruimteschipkan zenden - een scenario dat lijkt op de film 2001: A Space Odyssey. Door nanotechnologie hoeven deze ruimteschepen niet groter te zijn dan een straaljager. Onze Maan zou een goede basis voor deze robottoestellen kunnen zijn.[
    Veel normale optische verschijnselen worden uit onwetendheid voor ufo's versleten. Vaak treden meldingen in een golf op door een mediahype. Een klein percentage van de meldingen blijft na onderzoek echter vooralsnog onverklaarbaar. Ufomeldingen komen overal voor, zijn niet tijdgebonden en bestaan zowel uit nachtelijke waarnemingen als waarnemingen op klaarlichte dag.





    08-07-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juli 1982 sadam

    8 juli 1982 In het Sjiïtische dorp Dujail in Irak wordt een aanslag gepleegd op de Iraakse president Saddam Hoessein. De aanslag mislukt. Kort hierna wordt er door presidentiële troepen een grootse wraakactie ondernomen tegen het dorp: een 140-tal mannen wordt daarbij vermoord. Een 1500-tal personen wordt gevangengenomen, gefolterd of gedeporteerd naar een strafkamp in de woestijn. Het is deze vergelding waarvoor Saddam Hoessein in 2006 ter dood wordt veroordeeld in een door de Verenigde Staten geinitiëerd proces. Saddam Hoessein Abdu al-Majid al-Tikriti (Arabisch: ) (صدام حسيي ي عبد المجيد التكريت Al-Auja, 28 april 1937 - Bagdad, 30 december 2006) was van 16 juli 1979 tot 9 april 2003 de vijfde (niet democratisch gekozen) president van Irak. Hij was een vooraanstaand lid van de Ba'ath-partij, die een mix van Arabisch nationalisme en Arabisch socialismeomhelsde, en speelde een belangrijke rol in de staatsgreep van 1968 die de partij aan de macht bracht. Als vicepresident onder generaal Ahmad Hassan al-Bakr en op een moment waarop veel groepen in staat werden beschouwd om de regering omver te werpen, creëerde Hoessein veiligheidstroepen waardoor hij de conflicten tussen de regering en de gewapende krachten in de hand hield. In de vroege jaren zeventig nationaliseerde Hoessein olie en andere industrieën. De staatsbanken werden onder zijn controle geplaatst, waardoor het systeem uiteindelijk failliet ging. Gedurende de jaren zeventig cementeerde Hoessein zijn gezag over de apparaten van de overheid. Het oliegeld hielp de Iraakse economie in een snel tempo te groeien. Machtsposities in het land werden bekleed door Arabische soennieten, een minderheid van 20% van de bevolking. Hoessein onderdrukte meerdere groeperingen, vooral sjiitische en Koerdische bewegingen die de regering omver wilden werpen respectievelijk onafhankelijk wilden worden. Hoessein behield de macht tijdens de Irak-Iranoorlog van 1980 tot 1988. In 1990 viel hij Koeweit binnen en plunderde hij dat land. Er kwam een internationale coalitie om Koeweit te bevrijden in de Golfoorlog van 1990-1991, maar die beëindigde niet Hoesseins bewind. Terwijl sommigen hem vereerden voor zijn agressieve houding tegen Israël, inclusief het vuren van raketten naar Israëlische doelen, werd hij alom veroordeeld voor de wreedheid van zijn dictatuur. In maart 2003 viel een coalitie van landen onder leiding van de VS en het VK Irak binnen om Hoessein af te zetten, controversieel onder het vermoeden van massavernietigingswapens en banden met terroristen. Zijn Ba'ath-partij werd ontbonden en het land stapte over op een parlementair democratisch systeem. Hoessein werd gevangen op 13 december 2003 en berecht onder de Iraakse interimregering. Op 5 november 2006 werd hij in verband met de moord op 148 Iraakse sjiieten in 1982 veroordeeld tot de dood door ophanging. Het vonnis werd voltrokken op 30 december 2006. Saddam Hoessein werd in Irak geboren in het toen zeer arme dorp Al-Auja, nabij de stad Tikrit in de provincie Salah ad Din. Hoesseins officiële geboortedatum is 28 april 1937, maar aangezien de bevolkingsadministratie in die tijd zeer primitief was, is zijn werkelijke geboortedatum mogelijk enkele jaren eerder of later.[1] Zijn vader verliet het gezin voordat Saddam werd geboren. Saddam werd naar eigen zeggen mishandeld door zijn stiefvader. Hij mocht niet naar school en bracht zijn vroege jeugd als schaapherder door. Vanaf zijn tiende werd hij opgevoed door zijn xenofobe oom Khairullah Talfah, een van de weinige geletterden in Tikrit en auteur van het pamflet Drie dingen die God niet had moeten scheppen: Perzen, joden en vliegen. Behalve door zijn oom werd de jonge Saddam tot politiek activisme geïnspireerd door Nassers panarabisme. Veel van Saddam Hoesseins latere vertrouwelingen waren familie- of stamleden uit de regio rond Tikrit. In 1957 werd Hoessein lid van de Arabisch socialistische Ba'ath-partij. In hetzelfde jaar pleegde hij zijn eerste politieke moord; hij liquideerde zijn zwager, een communistische activist.
    In 1959 werd Saddam Hoessein, na een mislukte poging tot liquidatie van de Iraakse premier Abdul Karim Qassem, bij verstek ter dood veroordeeld, waarna hij onderdook in het dorpje Ad-Dawr (Adwar) en vervolgens via Syrië naar Egyptevluchtte. Een deel van zijn opleiding ontving Hoessein, door bemiddeling van Nasser (met wie hij in Egypte kennis maakte), aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Caïro. Na de 14e Ramadanrevolutie van 8 februari 1963 keerde hij naar Irak terug. Hoessein werd na een machtswisseling gevangengezet, maar wist de gevangenis in 1967 te ontvluchten. In 1968 deed hij actief mee aan de geweldloze coup door de Ba'ath-partij. In datzelfde jaar studeerde hij af in rechten aan de Universiteit van Bagdad. Hij werd prompt benoemd tot vicevoorzitter van de Revolutionaire Commandoraad en was vanaf 1973 generaal in de krijgsmacht. Gedurende deze tijd was hij ondanks zijn zeer jonge leeftijd de werkelijke machthebber in Irak. In 1978 brak de Iraanse Revolutie uit, die evolueerde van een brede volksopstand tot een religieus revolutionair bewind dat trachtte te appelleren aan alle moslims ter wereld. Wellicht was dit de katalysator die Saddam Hoessein ertoe bracht de macht geheel naar zich toe te trekken. In 1979 kondigde president Ahmad Hassan al-Bakr (op 65-jarige leeftijd) zijn aftreden aan, vrijwel zeker hiertoe geprest door Saddam Hoessein. Hoessein kon zich nu, op 42-jarige leeftijd, zowel het voorzitterschap van de partij als het presidentschap toe-eigenen. Hierna volgde een grote zuivering van de partij, waarbij Saddam Hoessein de namen van personen op televisie opnoemde, waarna ze door veiligheidsbeambten de zaal uit werden geleid, waarschijnlijk gevangenschap en de dood tegemoet.[2] De staatsgreep van 1968 was hoogstwaarschijnlijk gesteund of goedgekeurd door de Amerikanen, die zich zorgen maakten over de Iraakse vriendschap met de Sovjet-Unie. Saddam Hoessein wist van 1968 tot 1990 beide grootmachten tegen elkaar uit te spelen. Hij onderdrukte de communistische partij in Irak, maar sloot wel een vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie. Verder bekritiseerde hij ook het Amerikaanse 'imperialisme', maar accepteerde wel Amerikaanse hulp in de Irak-Iranoorlog.
    Circa 10 meter hoge bustes van Saddam Hoessein die oorspronkelijk op het dak van zijn paleis stonden (2005) Hoessein verkreeg de absolute macht in Irak en benoemde leden van zijn Al-Tikriticlan op bijna alle belangrijke posten in zijn regering. Hij overleefde tal van couppogingen en aanslagen. Ter consolidatie van zijn macht liet hij vele opponenten ombrengen, waaronder leden van zijn eigen familie. Een uitgebreid veiligheids- en inlichtingensysteem, de geheime politie en zeer waarschijnlijk het gebruik van dubbelgangers, hebben hem behoed voor liquidatie. Onder zijn dictatoriale regime gebruikte hij de oliereserves om van zijn land een belangrijke regionale militaire macht te maken. Tijdens dit regime werden de Koerden, die vooral in het noorden van het land wonen, zwaar onderdrukt. In totaal werden naar schatting 200.000 Koerden vermoord door middel van conventionele en chemische wapens, alsmede dodenmarsen waarbij mensen werden uitgebuit en verhongerd. Tegen de tijd van zijn dood waren er een paar boeken gepubliceerd onder zijn naam (hoewel zijn werkelijke bijdrage twijfelachtig was), inclusief meerdere romans. Saddam Hoessein was gehuwd met Sajida Talfah. Het echtpaar heeft drie dochters, Raghat, Rana en Chrisnia en had twee zonen. De echtgenoten van twee dochters werden vermoord door aanhangers van Hoessein, nadat zij in ongenade vielen bij hun schoonvader. Beide zonen - Oedai Saddam Hoessein, die de post van minister van defensie bekleedde, en Koesai Hoessein - kwamen om in een vuurgevecht met Amerikaanse troepen in Mosoel. Iran vormde ondertussen nog steeds een bedreiging. In 1980 besloot Saddam Hoessein met deze dreiging af te rekenen door een oorlog tegen Iran te beginnen. Hij hoopte een aantal grenscorrecties in zijn voordeel te verkrijgen, maar bovenal wilde hij export van de Islamitische Revolutie verhinderen. Ook meende hij Iran makkelijk te kunnen verslaan nu het land na de revolutie in chaos verwikkeld was.
    Formeel was het twistpunt de grenslocatie met betrekking tot de Sjatt al-Arab, de samenloop van de Eufraat en de Tigris naar de Perzische Golf. Saddam Hoessein zag zich gesteund door de Arabische Golfstaten die eveneens beducht waren voor Iraanse overheersing. Ook de Verenigde Staten en andere Westerse mogendheden gaven de voorkeur voor de seculiere Saddam Hoessein boven het islamistische Iraanse bewind. Hoewel Saddam Hoessein de internationale opinie derhalve goed had ingeschat, had hij zich verkeken op de militaire situatie, met name de geografie en de wil tot verzet van Iran. Wat begon als een invasie mondde uit in een afmattende loopgravenoorlog die 8 jaar zou duren. Tot 1988 voerde Saddam Hoessein een bloedige oorlog met het buurland Iran, hierbij zowel materieel als politiek gesteund door de Verenigde Staten. Hoessein zette in deze oorlog verschillende chemische massavernietigingswapens in (bevestigd door inspecteurs van de Verenigde Naties). De grondstoffen en blauwdrukken voor de productiefabrieken had Saddam Hoessein verkregen van het Westen, dat de aanvallen weliswaar veroordeelde, maar verder niets deed. De Arabische Golfstaten verschaften Irak leningen waarmee het op de internationale wapenmarkt tevens conventionele wapens kon kopen. Aan het eind van de oorlog stond Saddam Hoessein er feitelijk beter voor dan aan het begin. Zijn troepen hadden veel minder verliezen geleden dan die van Iran en zijn leger was sterk gemoderniseerd en tot de tanden toe bewapend.[2] Slechts door pure mankracht had Iran zich staande kunnen houden. In 1988 kwam het ten slotte tot een wapenstilstand tussen beide landen.
    Na de Irak-Iranoorlog was Irak weliswaar goed bewapend, maar zat het economisch aan de grond. De olieprijs was echter laag en bleef laag door overproductie van Koeweit, waardoor Irak inkomsten misliep. Bovendien wilde Irak graag dat de schulden aan met name Koeweit en Saoedi-Arabië zouden worden kwijtgescholden. Deze landen wilden hier echter niets van weten. Verder beschuldigde Irak Koeweit ervan aardolie te stelen uit bronnen in het grensgebied door vanaf de Koeweitse zijde schuin naar beneden te boren. De voorwaarden voor een nieuw conflict waren aldus gelegd: Irak had dringend geld nodig om de economie te herstellen en de leningen terug te betalen, maar voelde zich hierin gefnuikt door de Arabische staten en met name Koeweit, terwijl dit laatste land door overproductie de olieprijs drukte en bovendien Iraakse olie zou stelen. Verder meende Irak een historische claim op Koeweit te hebben omdat dit in de Ottomaanse tijd deel uitmaakte van de Ottomaanse provincie Basra. In augustus 1990 bezette Irak Koeweit in een korte invasie die 2 dagen duurde. Deze keer had Saddam Hoessein de juiste militaire inschatting gemaakt (Koeweit was inderdaad militair zwak), maar een verkeerde inschatting van de internationale opinie. Hij hoopte dat de Amerikanen en andere Arabische staten de invasie over zich heen zouden gaan zolang de olie-export maar in stand zou blijven. Er was nu echter geen andere grote mogendheid meer om Irak te steunen en Saddam Hoessein had de internationale reactie volkomen verkeerd ingeschat. In rap tempo werd Irak economisch en diplomatiek geïsoleerd, werden import- en exportsancties opgelegd en vormde zich onder leiding van de VS een coalitie die in Saoedi-Arabie een door generaal Norman Schwarzkopf geleide invasiemacht begon op te bouwen. De enige partijen met enige sympathie voor de Iraakse zaak waren Jemen, de PLO en Jordanië. Pogingen om met deze landen een Arabisch front te vormen en de oorlog te presenteren als een Arabische oorlog tegen de Amerikaanse 'imperialisten' faalden echter. Dit was het begin van de Golfoorlog van 1990-1991. Tijdens de oorlog vuurde Irak Scud-raketten af op Israël en Saoedi-Arabië. De bezetting werd begin 1991 met Operatie Desert Storm door geallieerde strijdkrachten onder aanvoering van de Verenigde Staten ongedaan gemaakt. Desert Storm bestond uit een 40-daagse luchtoorlog gevolgd door een grondoorlog van 100 uur. In deze oorlog werd de Iraakse luchtmacht eerst vleugellam gemaakt en werd vervolgens de (militaire) infrastructuur gebombardeerd, waarna grondtroepen de verzwakte Iraakse troepen konden overweldigen. Het werd een groot militair fiasco voor Hoessein; hij werd uit Koeweit verdreven, geallieerde troepen trokken Zuid-Irak binnen en in zowel het zuiden als het Koerdische noorden kwam de bevolking in opstand.
    Omdat de coalitie uiteindelijk weigerde mee te werken aan het omverwerpen van Saddam Hoessein, kreeg deze de kans zijn machtspositie enigszins te herstellen. Zonder steun waren de opstandelingen machteloos tegen het Iraakse leger, dat met harde hand de orde herstelde. Wel werden er no-fly zones afgekondigd waarin de Iraakse luchtmacht niet mocht opereren. De Koerden konden, nu de Iraakse luchtmacht hen niet uit de lucht kon bestoken, hierdoor in afgelegen gebieden stand houden. Irak werd een internationale paria. Er werd een handelsembargo van de Verenigde Naties afgekondigd. Hoewel het oorspronkelijk bedoeld was als strafmaatregel wegens Hoesseins weigering om mee te werken met de VN op het gebied van wapeninspecties in Irak, gaven de Verenigde Staten aan de sancties te willen handhaven, zelfs al zou Hoessein volledig aan de inspecties meewerken. In 1996 aanvaardde het Iraakse parlement een plan van de VN-Veiligheidsraad om Irak toe te staan een beperkte hoeveelheid aardolie te verkopen met de opbrengst waarvan iets aan de meest urgente humanitaire noden zou kunnen worden gedaan. Critici van de sancties, waaronder vele humanitaire belangengroepen, stellen dat de sancties miljoenen onnodige slachtoffers hebben geëist. Vooral het tekort aan geneesmiddelen zou veel Irakezen, ook en vooral kinderen, het leven gekost hebben. Bovendien hebben Amerikaanse en Britse troepen tussen de eerste en de tweede Golfoorlog bijna dagelijks elektriciteits- en drinkwaterinstallaties gebombardeerd. Dat leidde tot een acuut tekort aan zuiver drinkwater. Volgens hulporganisaties is het aantal misvormingen bij pasgeboren baby's, kankergevallen en andere aandoeningen spectaculair toegenomen sinds de Eerste Golfoorlog. Dat zou te wijten zijn aan het gebruik van verarmd uranium door de geallieerde troepen in 1991. Amerikanen en Britten hebben het gebruik hiervan altijd ontkend. Anderen menen dat de vele doden het gevolg zijn van Hoesseins onbuigzaamheid en economisch mismanagement en stellen dat de noodzaak om Irak in bedwang te houden van meer belang is dan humanitaire overweginge De Veiligheidsraad van de VN riep Hoessein in november 2002 unaniem en onder ultimatum op volledig en onvoorwaardelijk mee te werken aan wapeninspecties. In maart 2003 oordeelden de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en een aantal bondgenoten dat Irak niet aan deze VNoproep voldeed en openden de aanval: het begin van de Irakoorlog. Ondertussen hebben zowel de Amerikaanse als de Britse regering toegegeven dat de hoofdreden voor de oorlog, het bezit door Irak van massavernietigingswapens, berustte op foutieve informatie. Zowel de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk houden echter vol dat de oorlog - die vandaag volgens critici is ontaard in een bloedige burgeroorlog tussen sjiieten, soennieten, aanhangers van Hoessein en moslimfundamentalisten (gelinkt aan Al Qaida) - nodig was en is om van Irak een democratie te maken. Het regime was in april verslagen; Hoessein werd, tot zijn plotselinge gevangenneming in december, niet meer gezien. Wel liet de televisiezender Al Arabiya enkele malen een geluidsopname horen van een man die opriep tot verzet tegen de Amerikaanse indringers. Volgens de CIA is het zeer waarschijnlijk dat het hierbij ging om de stem van Saddam Hoessein.
    Volgens de Amerikaanse versie van het verhaal werd Saddam Hoessein op 13 december 2003 (rond 20.00 uur) gearresteerd door Koerdische troepen van de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) en Amerikaanse speciale eenheden. De operatie heette Red Dawn (Rode Dageraad). Hoessein werd aangetroffen in een onderaardse ruimte bij een boerderij in het dorp Ad-Dawr, 15 kilometer ten zuiden van de stad Tikrit. De toegang tot de ruimte, nauwelijks groot genoeg voor een volwassen man maar voorzien van luchtkanalen, was afgesloten door een stuk schuimrubber en afgedekt met aarde. Omdat Hoessein een geweer bij zich droeg wilden de militairen een handgranaat naar binnen gooien, maar ze lieten dit achterwege toen Hoessein zich bekendmaakte. Saddam Hoessein zag er onverzorgd uit, hij had zijn baard en haren laten groeien, wellicht gedwongen door zijn primitieve schuilplaats, maar waarschijnlijk ook in de hoop onherkenbaar te worden.[3] Ondanks de door de VS uitgeloofde hoge prijs op zijn hoofd en de intensieve zoekacties, heeft Hoessein zich ruim 8 maanden schuil kunnen houden.
    Saddam Hoessein werd waarschijnlijk verhoord op een Amerikaans marineschip en begin 2004 teruggebracht naar Irak. Hij was krijgsgevangene van de Coalitie tot hij op 1 juli werd overgedragen aan het op 29 juni aangetreden Iraakse interim-bewind.
    Op 1 juli 2004 werd Hoessein voorgeleid aan het gerechtshof. Hij erkende de rechtbank niet en weigerde de aanklacht, die zeven punten bevatte, te ondertekenen. Op 19 oktober 2005 begon de rechtszitting tegen Hoessein. Hij claimde tijdens de rechtszaak dat hij op ieder deel van zijn lichaam geslagen was. De sporen daarvan waren volgens hem nog zichtbaar. Op 19 juni 2006 eiste de openbaar aanklager de doodstraf tegen hem en 2 medeverdachten (Awad Hamed al-Bandar en Saddams halfbroer Barzan Ibrahim al-Tikriti). Zij werden aangeklaagd voor de moord op 143 inwoners van Dujail, na de mislukte aanslag op de president op 8 juli 1982.[4] Op 21 augustus 2006 moest Hoessein zich verder verantwoorden voor de moord op bijna 100.000 Koerden, tijdens zijn Anfal-campagne. Hij moest samen met zijn halfbroer Ali Hassan al-Majid, ook wel bekend als "Ali Chemicali", voorkomen. Uiteindelijk werd Hoessein in de Dujail-zaak beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid. Hoessein werd op 5 november 2006 veroordeeld tot de dood door ophanging. Ook Awad Hamed alBandar en Saddams halfbroer Barzan Ibrahim al-Tikriti werden tot deze straf veroordeeld.[5] De Koerd Rizgar Mohammed Amin werd na klachten van sjiitische zijde dat hij te mild was voor de verdachte, eerder als voorzitter van het tribunaal verwijderd. Volgens het Iraakse recht volgde een automatische beroepsprocedure op het doodvonnis.[5] Op 26 december 2006 werd Saddam Hoessein ook in hoger beroep ter dood veroordeeld. Daarop was geen verder beroep of gratieverlening meer mogelijk. Het doodvonnis moest volgens de Iraakse wet binnen een maand voltrokken worden.
    Op vrijdag 29 december 2006 droegen de Amerikanen Hoessein over aan de Iraakse overheid. Hoessein zou tot vlak voor zijn executie worden vastgehouden door de Amerikanen, een maatregel waarvoor als reden werd opgegeven dat hij niet onnodig vernederd of verminkt zou worden door de Irakezen. Veel Irakezen hadden zich ongevraagd gemeld als vrijwillige beul om persoonlijk het doodvonnis te mogen voltrekken. Uiteindelijk werden drie familieleden van slachtoffers als beulen geselecteerd. De executie vond plaats op zaterdag 30 december om 06:07 lokale tijd in een gevangenis in Camp Justice ("Camp Al-Adala") in de sjiitische wijk Khadimiya. De Iraakse staatstelevisie verspreidde een filmpje zonder geluid, waarop te zien was hoe Hoessein voor de executie door drie gemaskerde beulen naar de executieplaats gebracht werd. Hoessein weigerde een zak over zijn hoofd. Een van de beulen legde eerst een das om de nek van Hoessein en bracht vervolgens de strop aan. Zijn laatste woorden waren de recitatie van de sjahada. Na de ophanging werd de dood van Hoessein bevestigd en werd zijn lichaam getoond, gewikkeld in een wit laken. Saddam Hoessein werd 69 jaar. Korte tijd later echter werd er een filmpje via het internet verspreid dat met behulp van een mobiele telefoon was gemaakt. Bij dit filmpje was wel geluid. Te zien en te horen was dat Hoessein zijn laatste woorden uitsprak. Ook kreeg hij verwensingen naar zijn hoofd geslingerd en schreeuwden gemaskerde beulen "Muqtada! Muqtada! Muqtada!", waarmee ze verwezen naar Muqtada al-Sadr, een radicale sjiitische geestelijke wiens vader en oom door de geheime dienst van Hoessein werden vermoord. Het filmpje was opgenomen met de mobiele telefoon van een bewaker. Volgens de Iraakse president Nouri al-Maliki is de maker van de beelden inmiddels opgepakt. Er zou zijn gezegd dat het verboden was om de executie te filmen. Op 9 januari 2007 kwam er nog een filmpje naar buiten, waarop te zien is hoe de hals van Hoessein na de ophanging in een hoek van 90 graden is afgebogen en gescheurd.[6]
    Als getuigen van de executie waren er een dokter, veiligheidsadviseur, een advocaat en 12 andere mensen aanwezig. Het doodvonnis is op de eerste dag van het offerfeest voltrokken, hoewel de islam en de Iraakse wet dat verbieden. Het tijdstip van de executie is daarom bij verschillende islamitische landen in het verkeerde keelgat geschoten, bijvoorbeeld bij Saoedi-Arabië. Ook volgens Rizgar Mohammed Amin, de eerste rechter in het Dujail-proces was de voltrekking van het doodvonnis tijdens het offerfeest in strijd met de Iraakse wet.[7] Mouaffak al-Roubai, een lid van de Regeringsraad die bij de executie aanwezig was, zei voor de Iraakse zender Iraqia dat Hoessein kalm het schavot was opgeklommen en dat hij "vastbesloten en moedig" was. "Hij heeft niet geprobeerd zich te verzetten, heeft niets gevraagd. Hij had een koran in zijn hand die hij aan iemand schonk. Zijn handen waren gebonden toen hij werd opgehangen".[8] Later beweerde de Iraakse regering dat infiltranten de executie van Saddam Hoessein hadden uitgevoerd. Het Iraakse ministerie van Binnenlandse Zaken stelde dat de eigen beulen aan de kant geschoven werden. De infiltranten zouden als doel gehad hebben een wig te drijven tussen sjiieten en soennieten.[9] De Amerikaanse president George Bush liet zijn goedkeuring blijken over het voltrekken van het vonnis[10]. Mensenrechtenorganisaties Amnesty International [11] en Human Rights Watch [12] lieten weten het vonnis te betreuren en geven aan dat Saddam Hoessein volgens hen geen eerlijk proces gekregen heeft. Ook de Europese Unie spreekt teleurstelling uit over het uitvoeren van de doodstraf. Direct na de executie is het stoffelijk overschot van Hoessein met een Amerikaanse legerhelikopter overgebracht naar zijn geboorteplaats Al-Auja bij Tikrit. Daar is hij op 31 december 2006 begraven in de buurt van zijn zonen Oedai en Koesai die in 2003 bij een vuurgevecht met de Amerikanen waren omgekomen.[13] In januari 2014 hebben getrouwen het stoffelijk overschot weggehaald uit het graf en herbegraven op een onbekende plaats. Ze wilden daarmee voorkomen dat het in handen van Sjiieten zou vallen.[14]





    08-07-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juli 1838 zeppeling

     

    08-07-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juli 1838 zeppeling

    8 juli 1838 Een zeppelin is een stijf, sigaarvormig luchtschip bestaande uit een lichtgewicht (aluminium) skelet met daarin zakken die zijn gevuld met een licht gas. Hij is genoemd naar de grote pionier van het luchtschip, graaf Ferdinand von Zeppelin. Kenmerk van een zeppelin is dat het omhulsel stijf is. De vorm is daardoor niet afhankelijk van de gasdruk in de draagcellen. In de praktijk worden slappe luchtschepen in het algemeen ook wel zeppelins genoemd. Zelfs kleine kabelballonnen die de vorm van een luchtschip hebben, worden vaak aangeduid als zeppelin. De met gas gevulde zakken, draaggascellen genoemd, werden in de meeste zeppelins gevuld met waterstofgas. Het skelet van een zeppelin is door een stoffen bekleding beschermd tegen weersinvloeden. Onder het skelet hangen een commandogondel en een aantal motoren voorzien van propellers waardoor het zich actief kan verplaatsen. Door deze motoren is een zeppelin veel minder afhankelijk van de wind dan een ballon, die alleen met de wind kan meedrijven. Aan de staart van de zeppelin bevinden zich de hoogte- en richtingsroeren. De eventuele passagiersverblijven bevinden zich ofwel in een aparte gondel onder het midden van de romp of zijn gecombineerd met de commandogondel. In latere zeppelins bevonden de passagiersverblijven zich in het inwendige van de romp waardoor de zeppelin een betere stroomlijn kreeg.
    Ferdinand graf von Zeppelin lijkt interesse te hebben opgevat in het ontwerp van een "bestuurbare ballon" na de Frans-Duitse Oorlog van 1870-71, waar hij tijdens het beleg van Parijs zag dat de Fransen met ballonnen de stad verlieten. Ook had hij militair gebruik van ballonnen gezien tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, waarin hij als militair waarnemer aan de kant van de Noordelijke staten deelnam. Na zijn vervroegde pensionering uit het leger in 1890 begon hij aan het project te werken. Op 31 augustus 1895 verkreeg hij een patent waarin de meeste van de eigenschappen van de zeppelin al opgenomen waren. Een idee uit het patent om diverse ballonnen als een trein aan elkaar te koppelen is echter nooit gerealiseerd. In het patent werd gesproken over een "Lenkbarer Luftfahrzug" (bestuurbare luchttrein). Het comité waaraan hij zijn plannen in 1894 voorlegde toonde weinig belangstelling, waardoor de graaf op zichzelf was aangewezen om het project te realiseren. In 1898 richtte hij het Gesellschaft zur Förderung der Luftschiffahrt (maatschappij ter bevordering van de luchtscheepvaart), waarbij hij zelf meer dan de helft van het kapitaal van 800 000 mark inbracht. Hij delegeerde de technische verwezenlijking aan de ingenieurs Theodor Kober en Ludwig Dürr. In 1899 begon de constructie van de eerste zeppelin in een drijvende montagehal op het Bodenmeer nabij Friedrichshafen. Deze locatie was gekozen om het opstijgen te vereenvoudigen. Omdat de hal dreef kon hij op de wind worden gedraaid. Het prototype LZ1 (Luftschiff Zeppelin) had een lengte van 128 m, werd aangedreven door twee Daimler-motoren van 14,2 pk (10,6 kW) en werd in evenwicht gehouden door een gewicht tussen voor- en achtersteven te verplaatsen. De eerste luchtreis van een zeppelin vond plaats op 2 juli 1900. De vlucht duurde slechts 18 minuten, waarna de LZ1 moest landen doordat het mechanisme waarmee het gewicht werd verplaatst, essentieel voor het verkrijgen van de juiste balans, was afgebroken. Na reparatie bewees de techniek haar mogelijkheden in diverse vluchten, waarin het snelheidsrecord van het Franse luchtschip La France van 6 m/s werd overtroffen met 3 m/s. Maar dit was niet voldoende om investeerders te overtuigen. De graaf had onvoldoende middelen om de ontwikkeling voort te zetten. Het prototype werd gesloopt en de fabriek werd gesloten.
    Hoofdzakelijk dankzij de steun van luchtvaart-enthousiastelingen kregen de plannen van Von Zeppelin een tweede (en derde) kans en kon een redelijk betrouwbare technologie worden ontwikkeld. Pas daarna konden luchtschepen worden ingezet voor de burgerluchtvaart en voor militair gebruik. Dankzij giften, de opbrengst van een speciale loterij, overheidsinvesteringen en nog 100 000 mark van graaf von Zeppelin zelf kon de LZ2 gebouwd worden, die op 17 januari 1906 opsteeg voor zijn eerste en enige vaart. Nadat beide motoren uitvielen moest het luchtschip in de bergen van Allgäu landen, waar het provisorisch aangemeerde luchtschip door een storm onherstelbaar werd beschadig Zijn opvolger LZ3, waarin alle nog bruikbare delen van de LZ2 waren verwerkt, werd de eerste echt succesvolle zeppelin. In 1908 had hij 4398 km afgelegd tijdens 45 vaarten. De Duitse krijgsmacht toonde nu belangstelling voor deze techniek. De LZ3 werd gekocht door het leger en hernoemd naar Z I. Tot 1913 was deze zeppelin in gebruik als opleidingsschip. Tegen deze tijd was hij technisch verouderd en werd de Z I buiten gebruik gesteld Het leger wilde ook de LZ4 aanschaffen, maar eiste eerst een demonstratie om te kunnen vaststellen dat het luchtschip in staat was gedurende 24 uur in de lucht te blijven. Tijdens deze demonstratie werd een tussenlanding in Echterdingen bij Stuttgart gemaakt, waar het in de middag van 5 augustus 1908 door een storm van zijn ankers werd losgeslagen en in een boom terechtkwam. In de hieropvolgende brand verging de LZ4. Hoewel niemand ernstig gewond raakte, moesten twee technici die aan de motoren werkten, een flinke sprong maken. Dit incident had het einde kunnen zijn van het zeppelinproject, ware het niet dat één van de toeschouwers van het ongeluk spontaan een inzameling hield die een opbrengst van 6 096 555 mark opleverde. Van dit geld konden de Luftschiffbau Zeppelin GmbH en een zeppelin-stichting worden opgericht. Zo herrees het zeppelinproject niet alleen als een feniks uit zijn as, maar kreeg het ook een stevige financiële basis
    Tijdens de Eerste Wereldoorlog zette het Duitse leger zeppelins in om Engeland(Londen en het omliggende land) te bombarderen. Er zijn honderden missies geweest waarbij vanuit Duitse zeppelins tienduizenden kilo's bommen op Engeland en andere vijandelijke gebieden zijn afgeworpen. Omdat de Britse verdedigers al snel bedreven raakten in het in brand schieten van deze grote en kwetsbare luchtschepen bleken bombardementen vanuit luchtschepen niet bijzonder effectief. De LZ37 werd boven Sint-Amandsberg op 7 juni 1915 uit de lucht gehaald door Reginald Warneford. Toch bereikten de vaarten hun doel: angst zaaien onder de bevolking. Van deze angst werd weer gebruikgemaakt om vrijwilligers te rekruteren, zie de poster.
    Tussen 1932 en 1937 ontstond een uitgebreide dienstregeling van vaarten over de Atlantische Oceaan met de LZ-127 Graf Zeppelin en de LZ-129 Hindenburg. De Duitsers wilden het brandbare waterstof liever vervangen door helium. Het grootste bezwaar was echter dat helium alleen door de Verenigde Staten geleverd kon worden, en de Amerikanen weigerden het gas te leveren omdat ze er in het interbellum - men keek al met argusogen naar Adolf Hitler - niet van overtuigd waren dat het gas alleen voor vredelievende doeleinden gebruikt zou worden. Uiteindelijk, na de hieronder beschreven ramp met de Hindenburg, zou dit de doodssteek voor de zeppelins worden.
    Na de successen van Amerikaanse blimps, slappe sigaarvormige luchtballonnen, zijn er al decennialang vergevorderde plannen om de luchtschepen opnieuw in gebruik te gaan nemen. Zeppelin NT (waarbij NT staat voor New Technology) is een moderne variant die zijn oorsprong heeft in de oude Zeppelin-fabrieken en waarmee sinds enige jaren commercieel rondvluchten worden gemaakt. De
    zeppelin NT-luchtschepen hebben een frame van met koolstofvezel versterkt plastic en aluminium binnen de eenkamerige ballon. Op 1 augustus 2005 vloog een 75 meter lange Zeppelin NT van Friedrichshafen naar Amsterdam en landde aldaar in de haven. Het luchtschip werd ingescheept om naar Zuid-Afrika te worden vervoerd. Daar wordt het nu ingezet bij het zoeken naar diamanten.
    Toen op 6 mei 1937 de met waterstof gevulde zeppelin Hindenburg (LZ-129) tijdens de landing op Lakehurst (Bij New York, Verenigde Staten) in brand vloog, waarbij 36 mensen omkwamen, onder wie de bekende zeppelinpromotor Ernst Lehmann, viel het doek voor de zeppelins. De overgebleven schepen LZ-127, LZ-130 en de onvoltooide LZ-131 werden gesloopt. De indrukwekkende foto's van de ramp zijn welbekend. Interessant detail hierbij is dat de vlammen op de foto's gele vlammen aangeven terwijl waterstof op zichzelf kleurloos brandt. Een moderne, veel aangehangen, theorie is dat de brand ontstond in het omhulsel van de ballon, dat bestond uit katoen dat onder andere geïmpregneerd was met aluminiumpoeder. Volgens deze theorie zou een statische ontlading tussen het omhulsel en de natte ankertouwen het omhulsel in brand hebben gezet. Er zou zo een gat zijn ontstaan, waardoor de waterstof kon weglekken, en de vlam kon aanwakkeren. Het is ook mogelijk dat een van de ankertouwen losbrak en als een zweep het omhulsel lekprikte, waarna de eerder genoemde statische ontlading het gas ontstak. Men is het erover eens dat de ramp zich met moderne materialen niet op dezelfde wijze zou herhalen.
    Tegenwoordig worden kleinere zeppelins nog wel gebruikt om van daaruit filmopnamen te maken, of om reclame te maken bij grote evenementen. Sinds het ongeluk met de Hindenburg is een commercieel vliegbedrijf van enig belang met zeppelins niet meer van de grond gekomen, hoewel er sindsdien veel mensen aan hebben gewerkt en nog werken. Er bestaan in Duitsland en de Verenigde Staten nog wel enige grote en kleine firma's die aan het project werken. In Nederland was het bedrijf Aerwin enkele jaren actief in het zelf bouwen en exploiteren van draadloos bestuurde zeppelins. Zij konden worden ingezet voor reclamedoeleinden, foto- en filmwerk, detectie en surveillance. Inmiddels is Aerwin failliet.







    08-07-2018 om 09:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 2006 rudi carell

     

    07-07-2018 om 09:11 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 2006 rudi carell

    7 juli 2006 Rudi Carrell, artiestennaam van Rudolf Wijbrand Kesselaar (Alkmaar, 19 december 1934 – Bremen, 7 juli 2006), was een Nederlands entertainer, zanger, showmaster, filmproducent en acteur. Als tv-persoonlijkheid werd hij voornamelijk in Duitslandzeer populair. Hij woonde sinds 1974 in Syke, een plaats ten zuiden van Bremen. De vader en de grootvader van Carrell waren beiden werkzaam in de showbusiness. Zijn vader gebruikte daarbij de naam André Carrell. Op 17 oktober 1953 verving de jonge Rudolf zijn vader tijdens een feestavond voor ambtenaren in Arnhem, waarna hij werd opgenomen in diens gezelschap. Daarmee deed Carrell zijn intrede in de showbusiness. In 1955 trad hij voor de AVROwekelijks op in het radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein en in 1959 brak hij ook op de televisie door met de Rudi Carrell Show. Hij werd nationaal bekend toen hij met het liedje Wat een geluk meedeed aan het Eurovisiesongfestival van 1960. Het liedje werd in Nederland wel populair, maar werd op het festival voorlaatste: alleen dat van Luxemburg eindigde nog onder hem. Andere liedjes waarmee hij in Nederland populair werd zijn Een ballonnetje, Een muis in een molen, De hoogste tijd en Samen een straatje om. Zijn optreden in de Rudi Carrell Show als bewoner van een onbewoond eiland met het aapje Vrijdag en Esther Ofarim als zeemeermin is beroemd.[bron?] Met deze show won Carrell in 1964 de Zilveren Roos van Montreux.[1] Eén jaar eerder, dus in 1963, heeft hij ook al de Nipkowschijf van de Nederlandse televisiecritici mogen ontvangen. De Duitse carrière van Carrell begon in 1965, toen Radio Bremen interesse toonde voor zijn werk. Na het radiowerk begon hij daar al snel met de televisieshow Am laufenden Band, de Duitse versie van Eén van de acht. In de jaren zeventig werd de Rudi Carrell Showin Duitsland uitgebracht. Carrell maakte in Duitsland ook een aantal speelfilms, zij het niet allemaal met evenveel succes: Wenn die tollen Tanten kommen, Tante Trude aus Buxtehude en in 1971 Rudi, benimm dich. Rudi Carrell had als persoonlijk adviseur de Nederlander Dick Harris, die de show ook regisseerde. In 1971 en 1972 speelde Carrell in de shows van Bobbejaan Schoepen in Bobbejaanland (België), een toenmalige trekpleister voor (inter)nationale variété-artiesten. Hij werd diens buur en vriend (later deden ze ook duetten in de televisieshows van Carrell, 1974). Na zijn verblijf in België keerde Carrell terug naar Duitsland, waar hij ook succes oogstte als zanger. Zo had hij in 1975 veel succes met het lied Wann wird's mal wieder richtig Sommer?: een vertaling van het lied 't Is weer voorbij die mooie zomer, dat in Nederland in 1973 met Gerard Cox een hit werd. In februari 1987 ontstond een opstootje rond Carrell. In zijn Rudis Tagesshow presenteerde hij toen een filmpje waarin een menigte vrouwen te zien is die damesslipjes gooiden naar de Iraanse ayatollah Khomeini. Dit filmpje werd wereldnieuws en in Teheran werd daarop met woedende betogingen gereageerd. In Nederland werd dit fragment pas twee jaar later op de televisie uitgezonden, en in het programma Farce Majeure ook nog eens geparodieerd. Een andere, wat kleinere, rel ontstond in 2002, toen Carrell een grap maakte over de homoseksualiteit van de burgemeester van Berlijn en de door Carrell gesuggereerde onmogelijkheid die dat impliceerde om moskeeën te bezoeken. Sinds 1996 produceerde hij voor RTL de show 7 Tage, 7 Köpfe, waarin hij zelf ook te zien was. Sinds eind 2002 trad Carrell niet meer voor de camera op, maar op de achtergrond was hij nog steeds actief. In 2005 werd er echter bij hem, naar eigen zeggen een kettingroker, terminale longkanker vastgesteld. Hierdoor kreeg hij onder meer moeite met praten. Zijn voorlaatste optreden op de Duitse televisie, op 30 december 2005 (in 7 Tage, 7 Köpfe), vond dan ook plaats zonder dat hij een woord zei. Rudi Carrell overleed uiteindelijk ook aan de gevolgen van die longkanker. Hij werd 71 jaar oud.[2] Carrell, die al eerder gehuwd is geweest en twee dochters had, trad in 1974 opnieuw in het huwelijk. Uit dat huwelijk werd een zoon geboren.[3] Na het overlijden van zijn vrouw, op 59-jarige leeftijd, [4] trouwde hij op 7 februari 2001 opnieuw, met een zesendertig jaar jongere vrouw.[5] In 2000 kreeg Carrell de penning van verdienste van de stad Alkmaar.
    Carrell werd in 2001 in Nederland onderscheiden tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, dit vanwege zijn verdiensten voor de Nederlands-Duitse betrekkingen. In Duitsland kreeg hij al in 1985 om dezelfde reden het Bundesverdienstkreuz. De Duitse deelstaat Nedersaksen reikte in 2005 de Münchhausenprijs uit aan Carrell, een prijs bedoeld voor personen of organisaties die de fantasie levendig houden. Op 2 februari 2006 ontving hij de Goldene Kamera uitgereikt voor zijn gehele oeuvre. Deze uitreiking werd tevens zijn emotionele afscheid van het Duitse televisiepubliek.





    07-07-2018 om 09:09 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 2007 werelwonderen

     

    07-07-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 2007 werelwonderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    7 juli 1927 Wereldwonder is een benaming voor opmerkelijke natuurlijke of door de mens geconstrueerde bouwwerken of gebieden, die door diverse instanties of personen worden onderscheiden. De wereldwonderen worden meestal niet afzonderlijk benoemd, maar gepresenteerd in een overzicht van zeven bouwwerken of gebieden, de zeven wereldwonderen. Een bekende en meestgebruikte lijst is die van de Griek Antipater van Sidon, die rond 140 voor Christus leefde.[1] Hij noemde zeven bouwwerken op zijn lijst, waarna het gebruikelijk werd om dit aantal voor toekomstige lijsten aan te houden.[ Van Antipaters wereldwonderen bestaat alleen de Piramide van Cheops nog. Deels om die reden hebben verschillende auteurs in de loop van de tijd aangepaste lijsten opgesteld. Daarnaast ontstonden specifiekere lijsten met bijvoorbeeld de (bouwkundige) wereldwonderen van de Middeleeuwen of van de moderne tijd, evenals lijsten met natuurlijke wereldwonderen. De New7Wonders Foundation nam begin 21e eeuw het initiatief om met verkiezingen via internet nieuwe wereldwonderen vast te stellen, de New7Wonders of the World (2007) en New7Wonders of Nature (2011). Daarnaast bestaan er overzichten per land of stad, die door nationale overheden of particuliere organisaties worden opgesteld. Enkele van deze lijsten staan hieronder opgesomd. Toen de faam van de zeven wereldwonderen eenmaal gevestigd was, kwam het idee op om andere bezienswaardigheden ermee te vergelijken. Mogelijk was Gregorius van Nazianze (4e eeuw na Chr.) de eerste die het had over een ‘achtste wereldwonder’, in een epigram over een groot grafmonument. Hij greep daarmee terug op een al langer bestaande traditie om iets toe te voegen aan reeds bekende rijtjes (bijv. de tiende Muze of de vierde Gratie). Dit kon uitdrukken dat de bestaande, bij iedere ontwikkelde Griek bekende elementen werden geëvenaard of zelfs overtroffen. Zo schreef Martialis in 80 na Chr. dat het Colosseum de oude zeven wereldwonderen deed verbleken. Cassiodorus noemde in de zesde eeuw de complete stad Rome een 'wonder' dat het oude zevental overtrof. Een anonieme auteur uit de Byzantijnse tijd noemde de Hagia Sophia in Constantinopel het achtste wereldwonder.[3] In de zestiende eeuw pakten Huijgens en Vondel deze traditie op. Zij betitelden beiden het Stadhuis op de Dam als ‘achtste (wereld)wonder’. Andere Nederlanders namen deze benaming in de loop van de eeuwen over.[4] In dezelfde tijd als het Amsterdamse stadhuis kwam ook de hertogelijke bibliotheek van Wolfenbüttel zo bekend te staan. Ook verschillende andere bezienswaardigheden zijn in de eeuwen daarna betiteld als 'achtste wereldwonder'. Naast menselijke objecten zoals de Taj Mahal, Angkor Wat en het Chinese Terracottaleger ook modernere constructies, bijzondere landschappen zoals Milford Sound in Nieuw-Zeeland (aldus Rudyard Kipling), onstoffelijke zaken en zelfs (wellicht schertsend) mensen. De zeven wereldwonderen (van de antieke wereld) is een eretitel voor opmerkelijke constructies uit de klassieke oudheid.[1] Deze zeven bewondering en soms ontzag oproepende bouw- of kunstwerken uit de klassieke oudheid werden aangewezen door verschillende schrijvers, zoals Philon van Byzantium (±280-210 v.Chr.) en Antipater van Sidon (2e eeuw v.Chr.). Alle zeven wereldwonderen bevinden zich binnen de grenzen van het rijk dat Alexander de Grote met hulp van de Grieken wist te veroveren. De meeste, maar niet alle, waren bovendien door Grieken gebouwd. Van de oorspronkelijke zeven wereldwonderen staat er nog slechts één overeind: de Piramide van Cheops, tevens het oudste bouwwerk van de wereldwonderen.
    De Griekse verovering van een groot deel van de toentertijd bekende wereld in de 4e eeuw voor Christus gaf Hellenistische reizigers toegang tot de beschavingen van de Egyptenaren, Perzen en Babyloniërs. Onder de indruk en gefascineerd door de bezienswaardigheden en wonderen van de verschillende landen, documenteerden reizigers alle bezienswaardigheden van de tijd. Hierdoor ontstonden veel verschillende lijsten met toonaangevende gebouwen, beeldhouwwerken en andere monumenten. Het idee van een erelijst met zeven bouwwerken wordt soms toegeschreven aan Ktesias, maar diens werk is grotendeels verloren gegaan. Dat de lijsten sindsdien steevast uit zeven elementen bestonden,
    sluit aan bij de bijzondere ('magische') betekenis die dit getal had voor de Grieken (evenals voor veel anderen): ze kenden zeven planeten, zeven kleuren, zeven weekdagen, zeven wetenschappen enzovoorts. Een bekende lijst is die van de Griekse Antipater van Sidon, die rond 140 voor Christus leefde.[1] Hij noemde in een lofdicht zeven bezienswaardigen, maar was vooral onder de indruk geweest van de tempel van Artemis in Efeze:[1] [2]
    Ik heb lang gestaard naar de muur van het stenen Babylon, geschikt voor wagenrennen, en op het standbeeld van Zeus bij de Alpheus, en de hangende tuinen, de Kolossos van de Helios, de grote door mensen gemaakte toppen van de hoge piramides en het gigantische graf van Mausolos, maar toen ik het heilige huis van Artemis zag, met torens die boven de wolken uitstaken, werden de anderen in een schaduw geplaatst. — Antipater
    Er was overigens geen overeenstemming tussen de Griekse schrijvers over de exacte invulling van het zevental. Alleen over de Kolossos van Rhodos schijnt men unaniem te zijn geweest. Op andere versies kwam bijvoorbeeld een paleis van Cyrus in Ekbatana voor. Uiteindelijk kwam er een 'gecanoniseerde' versie waarin de vuurtoren van Alexandrië ten opzichte van Antipaters lijst de plaats van de muren van Babylon innam. In moderne versies hiervan wordt in plaats van de Egyptische piramiden in het algemeen soms exclusief de piramide van Cheops (de grootste piramide) genoemd. Geografisch gezien heeft de lijst slechts betrekking op het Middellandse Zeegebied, met inbegrip van het Nabije Oosten – toentertijd de "bekende" wereld voor de Grieken. Vandaar dat reeds bestaande plekken buiten dit rijk niet op de lijst kwamen. Hoewel een deel van de 'wonderen' typisch Grieks was (zoals standbeelden van Griekse goden), werden ook enkele prestaties van andere volken erkend, zoals de piramiden en de hangende tuinen van Babylon. Babylon was op Antipaters lijst zelfs dubbel vertegenwoordigd: ook met de stadsmuren.
    Overzicht
    Wonder Constructiedatum Architect Vernietigingsdatum Oorzaak Piramide van Cheops en de andere piramiden van Gizeh(soms worden de gezamenlijke Egyptische piramiden als wereldwonder genoemd) 2584-2561 voor Christus Egyptenaren Bestaat nog steeds, wel beschadigd Vandalisme Hangende tuinen van Babylon Circa 600 voor Christus Babyloniërs Na de 1e eeuw voor Christus zandstormen? Tempel van Artemis in Efeze Circa 550 voor Christus Lydiërs, Perzen, Grieken 356 voor Christus 262 (door Goten) Brandstichtingdoor Herostratos Plundering
    Beeld van Zeus te Olympia
    466–456 voor Christus (Tempel), 435 voor Christus (Standbeelden)
    Grieken Vijfde en zesde eeuw na Christus Brandstichting
    Mausoleum van 351 voor Christus Cariërs, Perzen, Grieken 1494 De originele structuur werd
    Halicarnassus vernietigd door overstroming. Kolossus van Rhodos 292–280 voor Christus Grieken 226 voor Christus Aardbeving Pharos van Alexandrië Circa 280 voor Christus Macedonische Rijk, (Macedoniërs, Grieken) 1303–1480 Aardbeving te Kreta
    De zeven wonderen op de lijst van Antipater ontvingen lof door hun opvallende kenmerken, variërend van superlatieven van de hoogste of de grootste in hun soort tot de artisticiteit waarmee ze werden uitgevoerd. Hun architecturale en artistieke kenmerken werden geïmiteerd in de Hellenistische wereld en daarbuiten. De Griekse invloed in de Romeinse cultuur, en de heropleving van de Grieks-Romeinse artistieke stijlen in de Renaissance raakte de creativiteit van Europese kunstenaars en reizigers.[3] Honderden schilderijen en sculpturen, die verwezen naar de lijst van de Antipater, werden gemaakt, terwijl de avonturiers naar de werkelijke locaties trokken om persoonlijk getuige te zijn van de wondere Van de originele lijst met wereldwonderen staat alleen de Piramide van Cheops/Khufu nog overeind. Het feitelijke bestaan van de hangende tuinen is niet bewezen, hoewel er theorieën in overvloed zijn. Documenten en archeologische vondsten bevestigen het bestaan van de andere vijf wonderen. De Tempel van Artemis en het standbeeld van Zeus werden door brand verwoest, terwijl de vuurtoren van Alexandrië, de Kolossos, en het Mausoleum van Halicarnassus vernietigd werden door aardbevingen. Onder de artefacten die het hebben overleefd, zijn beelden uit het graf van Mausolos en de Tempel van Artemis in het British Museum in Londen te zien. Het overzicht van de meest architecturale en artistieke menselijke verworvenheden heeft een grote vinger in de pap gehad bij de ontwikkeling voorbij de Griekse oudheid, tot aan het Romeinse Rijk, de Middeleeuwen, de Renaissance en de moderne tijd. Door de eeuwen heen begonnen Romeinse en Christelijke plaatsen op herziene lijsten te staan. In de loop van de 6e eeuw werd er een nieuwe lijst van zeven wereldwonderen samengesteld door bisschop Gregorius van Tours,[4] waarop onder andere het Colosseum, de Ark van Noach en Salomo's tempel stonden.[1] [5] In 2007 werd een nieuwe officiële lijst van wereldwonderen opgesteld, de New7Wonders of the World. Dit overzicht zou het overzicht van de zeven wereldwonderen van de antieke wereld, waarvan er nog slechts één overeind staat, moeten vervangen. De Piramide van Cheops werd bekroond met een erepositie in de lijst.

    07-07-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 1850 gustav mahler

     

    07-07-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 1850 gustav mahler

    7 juli 1850 gustav Mahler (Kaliště [ , 7 juli 1860 – Wenen, 18 mei 1911) was een in Bohemen geboren en opgegroeide Oostenrijkse componist en dirigent van joodse afkomst. Mahler gold als een van de belangrijkste dirigenten van zijn tijd, maar wordt tegenwoordig vooral gezien als componist die de late romantiek verbonden heeft met de moderne periode van de klassieke muziek die met name in de Tweede Weense Schoolgestalte kreeg. Als dirigent was hij onder andere actief aan de operahuizen van Boedapest en Hamburg en aan de hofopera te Wenen. In Wenen was hij tevens dirigent van de Wiener Philharmoniker. Typerend voor Mahlers werk is de unieke wijze waarop hij zang kon verbinden met instrumentale muziek. Verder maakte hij het aspect klankkleur steeds belangrijker door het tot onderdeel van de muzikale structuur te maken. Het eerste deel van de 9e symfonie is hiervan een goed voorbeeld. Er is verondersteld dat zijn vroege kennismaking met de militaire muziektraditie van de Oostenrijkse militaire kapellen in de garnizoensstad Iglau (Jihlava) de hybride bronnen van zijn muziek heeft beïnvloed. Mahler onderzocht de symfonische vorm en instrumentatie tot het uiterste; hij schrok er niet voor terug om zeer persoonlijke elementen in zijn muziek te verwerken. Een symfonie zou een 'hele wereld' moeten omvatten, zoals hij het zelf eens aangaf. Deze doelstellingen stuitten echter op veel weerstand en onbegrip, niet alleen bij het publiek maar ook bij vakgenoten. Mahler voelde zich al vroeg genoodzaakt te dirigeren als broodwinning. Hij werd een zeer gerespecteerde dirigent. Men zag hem in zijn tijd in de eerste plaats als dirigent, niet als componist. Veel van zijn werken zijn in de vakantietijd, in de zomermaanden, gecomponeerd. Door de musicale elite en vooral ook de muziekcritici werd hij niet van harte beloond, waarbij zijn Joodse achtergrond als een negatieve omstandigheid gold. Bekeerd tot het katholicisme was hij uiteindelijk aanvaardbaar als dirigent in Wenen en daarmee kon hij zijn reputatie vestigen. Hij trok zich in de zomermaanden geheel terug in zijn afgelegen 'componeerhuisjes', waar hij zijn symfonieën in alle rust kon schrijven. In 1902 huwde Mahler met Alma Schindler, die twintig jaar jonger was dan hij. Ze kregen twee dochters, Maria Anna (1902-1907) en Anna (1904-1988), die later beeldhouwer zou worden. Mahler heeft Sigmund Freud bezocht om over de oorzaken van het slechte huwelijk te praten. Tijdens hun wandeling door de Breestraat in Leiden op 10 augustus 1910 zou Freud hem gezegd hebben dat hij in elke vrouw zijn moeder zocht. Op 24 augustus daaropvolgend zou hij met Sigmund Freud een lange wandeling naar Leiden gemaakt hebben vanaf het strand bij Huis ter Duin in Noordwijk aan Zee. Hij verkende de grenzen van de klassieke symfonievorm, maar overschreed die uiteindelijk niet. Zijn houding tot de symfonische vorm heeft zijn gehele leven en tot op heden grote bewondering gekregen, maar ook tegenstand gekend. De meeste van zijn symfonieën zijn groots van structuur, hebben een tijdsduur van minstens een vol uur en doen een beroep op maximale orkestrale middelen. In navolging van Beethovens 9de symfonie maakte hij gebruik van zangstemmen in de 2de, 3de, 4de en 8ste symfonie en in zijn orkestrale liederencyclus Das Lied von der Erde, die hij ook "eine Sinfonie" noemde. De 8ste symfonie vereist een groot aantal uitvoerenden en wordt daarom wel "Sinfonie der Tausend" genoemd. In zijn late werk bracht hij zijn muziek tot aan de rand van de tonaliteit. De 10de symfonie bleef onvoltooid maar diverse musicologen, onder wie Deryck Cooke, hebben er 'uitvoeringsversies' van gemaakt. Dit geldt met name voor de nagelaten schetsen van het vierde en vijfde deel van deze symfonie waarin vrijwel alleen enkelvoudige melodielijnen voorkomen. Op uitnodiging van Willem Mengelberg dirigeerde Mahler het Concertgebouworkest in 1903, 1904, 1906 en 1909 bij de uitvoering van eigen werk. Mahler, die de reputatie genoot een lastig en despotisch dirigent te zijn, was vol lof over het orkest en zijn dirigent. In 1920 mondde deze samenwerking uit in het Mahler-feest, dat de artistiek directeur van het Concertgebouw Rudolf Mengelberg ter gelegenheid van het 25-jarig dirigeerjubileum van zijn neef Willem had georganiseerd. Het was een overweldigend succes.
    Via Mengelberg raakte hij bevriend met Alphons Diepenbrock die hij 'een interessante Hollandse musicus' vond die 'eigenaardige kerkmuziek' schreef. Dankzij Mengelberg en andere bevriende dirigenten als Bruno Walter en Otto Klemperer en, na de Tweede Wereldoorlog de Amerikaanse dirigent Leonard Bernstein, groeide langzaam de waardering en belangstelling voor het oeuvre van Mahler. Tegenwoordig hebben zijn werken een vaste plaats in de programmering van menige concertzaal en in het concertrepertoire van elk symfonieorkest. Hij wordt daarbij beschouwd als de directe voorloper van Arnold Schönberg, Alban Berg (deze componist werd sterk beïnvloed door Gustav Mahlers unieke instrumentatie) en Anton Webern. Mahler maakte ook bewerkingen van symfonieën van Beethoven en Schumann en voerde die zelf uit. Ook voltooide hij, op verzoek van de familie Von Weber, de opera "Die drei Pintos" van Carl Maria von Weber (première 20 januari 1888 te Leipzig) Mahler was joods opgevoed, zij het niet orthodox. Dit belette hem niet, om in Iglau in een kerkkoor mee te kunnen zingen. In 1896 bekeerde hij zich tot het katholicisme, ook om aan de vereisten te kunnen voldoen die de geambieerde positie aan de Weense Hofoper stelde. Katholieke invloeden zijn te vinden in o.m. de hymne Veni Creator Spiritus en 'Blicket Auf Zum Retterblick' (waarin de 'Jungfrau' wordt bezongen) van zijn achtste symfonie. Ook de 2e Symfonie (bijgenaamd de verrijzenis) en de 3e en 4e bevatten christelijke motieven, maar ondanks zijn fascinatie ten tijde van zijn jeugd, zijn aanwijzingen voor een daadwerkelijke katholieke overtuiging er moeilijk in te vinden. Zijn latere werk "Das Lied von der Erde" wijst eerder op een soort 'pantheïsme', wat ook tot uiting komt in zijn levenslange bewondering voor de natuur. De nationaalsocialisten verboden de uitvoering van zijn werken en lieten zijn naam verwijderen waar deze monumentaal was aangebracht. Gustav Mahler had gedurende zijn leven veel last van keelontstekingen. Het is zeer waarschijnlijk dat hij gestorven is aan een (erfelijke) hartklepziekte, die in de laatste fase van zijn leven werd gecompliceerd door een infectie van de hartklep (endocarditis) door de streptokokkenbacterie, die vastgesteld werd door het afnemen van een bloedkweektijdens een van zijn reizen in de Verenigde Staten. Vóór het ontdekken van antibiotica betekende de diagnose endocarditis dat iemand nog maar kort te leven had. Deze geschiedenis is gedetailleerd beschreven.[ Op 9 maart 1912 speelde het Concertgebouworkest de Nederlandse première van Mahlers Achtste symfonie. Op hetzelfde moment werd er door de Nederlandse consul in Wenen een krans gelegd op Mahlers graf, 'ten teken van de liefde, verering en dankbaarheid van zijn Amsterdamse vrienden'. Drie huisjes waarin hij zomers componeerde zijn nu ingericht als kleine musea. Dat zijn de huisjes aan de Attersee, aan de Wörthersee en nabij het Trenkenhof 'Symfonisch gedicht in twee delen: Der Titan' (1884); vijfdelige compositie, gebaseerd op de gelijknamige roman van Jean Paul. Het werd door de componist later omgewerkt tot zijn (officiële) Eerste Symfonie. 'Symfonisch gedicht: Totenfeier' (1888); eendelige compositie, werd door de componist later, in aangepaste vorm, opgenomen in zijn Tweede Symfonie als openingsdeel.
    Voorafgaande aan de compositie van wat later zijn officiële eerste symfonie zou worden, had Mahler zich reeds aan het componeren van twee, mogelijk zelfs drie orkestsymfonieën gezet. De laatste verblijfplaats van de manuscripten van deze (nimmer gepubliceerde) orkestwerken was de woning van de familie Von Weber - nazaten van de grote componist Carl Maria von Weber - in Dresden. Tijdens zijn werkzaamheden in Leipzig als operadirigent onderhield Mahler nauwe vriendschappelijke banden met leden van de familie Von Weber, met name met Freiherrin Marion von Weber. Ten gevolge van het luchtbombardement van Dresden (begin 1945) ging de aloude familiewoning van de Von Webers in vlammen op. Aangenomen wordt dat hierbij de betreffende manuscripten - die de Nederlandse dirigent Willem Mengelberg nog in handen heeft gehad - zijn verbrand.
    Van Mahlers symfonieën bestaan verschillende versies, die tot op heden niet (alle) nauwkeurig in kaart zijn gebracht. De dirigent Mahler wijzigde niet zelden de partituur van een symfonie wanneer hij die voor het eerst (en ook later) zelf tot klinken had gebracht of had laten brengen (bijvoorbeeld door Willem Mengelberg). En zelfs in latere instanties, bij eigen dirigeerbeurten, wijzigde hij (de omvang van) de door hem aanvankelijk nauwkeurig aangegeven numerieke bezettingen van orkestpartijen, afhankelijk van omstandigheden ter plaatse. Echte wijzigingen van zijn symfonieën hadden aanvankelijk vooral betrekking op het vormprobleem-symfonie (zie de Eerste en Tweede) en later vooral met de gehele instrumentatie (Vijfde, Zesde en Zevende).





    07-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 1922 pierre cardin

     

    07-07-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juli 1922 pierre cardin

    7 juli 1922 Pierre Cardin (San Biagio di Callalta (Italië), 7 juli 1922) is een invloedrijk Frans modeontwerper. Cardin was ook actief als sieraadontwerper. Cardin werd geboren in San Biagio di Callalta buiten Venetië. Zijn Franse ouders, een wijnproducent en zijn vrouw, leefden in Italië. Zij keerden spoedig terug naar Frankrijk. Hun zoon die indertijd daar op school zat, was gefascineerd door het ontwerpen van kostuums en door architectuur. Al in 1936, 14 jaar oud, was hij leerling van een modezaak en leerde daar de basis van modeontwerp en -bouw. In 1939 verliet hij zijn thuis om voor een kleermaker in Vichy te gaan werken. Tijdens de oorlog werkte hij voor het Rode Kruis. Na de bevrijding van Frankrijkging Cardin naar Parijs.
    In 1945 werkte Cardin aan het huis van 'Madame Paquin' dat hij later verliet om met haar assistente 'Marcelle Chaumont' te gaan samenwerken. Daarna werkte hij met Schiaparelli samen gevolgd door Jean Cocteau en Christian Bernard. Uiteindelijk werkte hij 3 jaar samen met Christian Dior, van 1947 tot 1950. In 1950 opende Cardin zijn eigen winkel en in 1953 begon hij met haute couture, en opende hij zijn Maison de Couture in Rue Richepanse.
    In 1991 werd hij benoemd tot UNESCO Goodwill Ambassadeur en nam hij de taak op zich van het Tsjernobyl Programma te bevorderen. In 1995 hield hij zich in deze functie bezig de Zes Vlaggen van Tolerantie te ontwikkelen en te verspreiden in lidstaten van de UNESCO





    07-07-2018 om 08:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1971 louis armstrong

     

    06-07-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1971 louis armstrong

    6 juli 1971 Louis Daniel Armstrong (New Orleans, 4 augustus 1901 – New York, 6 juli 1971) was een Amerikaans jazz trompettist , zangeren entertainer. Zijn bijnaam was Satchmo of Satch, een afkorting voor Satchelmouth (buidelmond). Hij was ook bekend als Dippermouth, net als Satchmo een referentie aan zijn grote mond. Door vrienden en collega's werd hij meestal aangesproken met Pops, een naam die hij zelf ook voor anderen gebruikte (met uitzondering van Pops Foster, die hij steevast George noemde). Hoewel zijn carrière begon in de jaren twintig, kennen zelfs huidige generaties hem nog van nummers als What a Wonderful World, Hello Dolly en It Takes Two to Tango, die hij met zijn karakteristieke, rauwe stem vertolkte. Armstrong beweerde publiekelijk altijd dat hij niet wist wanneer hij jarig was, maar dat hij het altijd vierde op 4 juli (de Amerikaanse Onafhankelijkheidsdag). Armstrong gaf als jaar van zijn geboorte meestal 1900 op, behalve op officiële overheidsdocumenten (daarin staat 1901). Zijn geboortedatum (4 augustus) werd later teruggevonden door muziekhistoricus Tad Jones in de dooparchieven van de rooms-katholieke kerk waar Armstrongs grootmoeder hem had laten dopen. Deze datum, ondersteund door andere documenten, wordt tegenwoordig door Armstrong-kenners als juist geaccepteerd. Armstrong was een telg van een arme familie in New Orleans. Ten tijde van zijn overlijden in 1971 werd hij beschouwd als een van de belangrijkste musici van de twintigste eeuw. In een eerbetoon aan Armstrong zei Bing Crosby "Hij was de enige musicus aller tijden, die niet door iemand anders vervangen kon worden". Miles Davis zei over hem "Je kunt niets op een blaasinstrument spelen dat Louis niet al gespeeld heeft". En Duke Ellington zei "Hij werd arm geboren, stierf rijk, en heeft in de tussentijd niemand benadeeld".
    De door Armstrong bereikte mijlpalen vallen in drie categorieën: Zijn talenten als instrumentaal virtuoos omvatten een unieke, eigen stijl van spelen en een buitengewoon talent voor melodische improvisatie. Als neveneffect van zijn talentontwikkelde de trompet zich tot solo-instrument binnen de jazz. Hij begon zijn carrière op een kornet (een op een trompet gelijkend instrument met een zachtere klank - zeer populair bij de musici van New Orleans en tegenwoordig gebruikt in Brass Bands) maar stapte later over op trompet, om in zijn tijd bij het Fletcher HendersonOrchestra niet uit de toon te vallen bij de andere instrumentalisten in zijn sectie. Naast zijn talenten als solist was hij een uitmuntend muzikaal begeleider en ensemble-speler. Met alles wat hij bereikte, legde hij de lat hoger voor zijn opvolgers. Zijn zangkunst. Bekend om zijn rauwe, raspende stem was hij ook hier een meester der improvisatie in melodie en liedtekst om deze aan te passen aan de noden van zijn uitvoering. Beroemd is zijn introductie van het woordeloos vocaliseren, later bekend als scat. Vóór Armstrong zongen zangers altijd het lied; na hem werd het geaccepteerd om als uitvoerder een eigen stempel op het nummer te drukken. Zijn indrukwekkende persoonlijkheid, zowel als entertainer als later als publiek figuur. Zijn persoonlijkheid was zo sterk dat deze soms zijn bijdragen als musicus en zanger overschaduwde. Als acteur speelde hij in een aantal bijrollen in Hollywood-producties en was hij de eerste Afro-Amerikaan die in de Verenigde Staten een nationaal uitgezonden radioprogramma presenteerde Armstrong bracht zijn armoedige jeugd door in een ruwe wijk in het centrum van New Orleans. Zijn vader, William (Willie) Armstrong, was reeds vertrokken toen Louis geboren werd.[1] Zijn moeder, Mary Ann (Mayann) Albert zorgde in eerste instantie voor Louis en zijn halfzus Beatrice Armstrong Collins (*1903). Enige tijd na de geboorte van Beatrice vertrok ook de moeder van Armstrong: ze ging terug werken in de prostitutie. In tegenstelling tot met zijn vader, die hij nooit gekend heeft, had Louis
    Armstrong wel een goede band met zijn moeder. Later zou hij haar ook regelmatig uitnodigen. Mogelijk is zijn vader snel vertrokken omdat hij vermoedde dat hij niet de echte vader was - Mary Ann werkte toen waarschijnlijk ook reeds in de prostitutie. Willie Armstrong stichtte een nieuw gezin waarmee hij wel normale banden had.
    Louis Armstrong trouwde vier maal. In 1918 huwde hij de 21-jarige Daisy Parker. Zij was een knappe prostituee, die agressief kon reageren. Het koppel werd dan ook meermaals gearresteerd voor geweld. Nog in het eerste jaar van hun huwelijk adopteerde Armstrong het driejarige kind van zijn nicht Flora, die in 1915 kort na de geboorte van het kind stierf. De zoon, Clarence Hatfield Armstrong (Louis Armstrong gaf hem zijn familienaam) was geestelijk gehandicapt. Louis Armstrong zorgde levenslang voor de jongen. Clarence overleefde hem, hij stierf in 1998.[2] In 1923 scheidde Armstrong van Daisy Parker, nadat ze reeds geruime tijd uit elkaar waren. In 1924 trouwde Armstrong met de pianiste Lil Hardin. Eind jaren 1920 gingen ze elk hun eigen weg. In 1931 gingen ze uit elkaar, maar pas in 1938 volgde de officiële scheiding. Datzelfde jaar, in 1938, trouwde Armstrong met Alpha Smith, waarmee hij reeds een tiental jaren een relatie had. In 1942 scheidden ze. Armstrong was toen een relatie begonnen met Lucille Wilson, een danseres uit de Cotton Club. In 1942 trouwden ze. Ze bleven samen tot de dood van Louis Armstrong. Lucille Wilson overleed in 1983. Officieel had Armstrong geen eigen kinderen. In 2012 beweerde een 55-jarige vrouw wel dat ze de dochter was van Armstrong.[ Armstrong leerde de kornet bespelen in de band van het New Orleans tehuis voor Jonge, Verwaarloosde Kleurlingen, waar hij heen gezonden werd omdat hij bij een Nieuwjaarsviering een pistoolschot gelost had. Hij volgde brassband parades en luisterde wanneer hij maar kon naar oudere musici, pikte het vak op van Bunk Johnson, Buddy Petit en vooral van "King" Joe Oliver, die de rol van mentor (en bijna van vader) voor de jonge Armstrong op zich nam. Later speelde Armstrong in diezelfde brassbands op de rivierboten van New Orleans en begon voor het eerst rond te reizen toen hij bij de vooraanstaande band van Fate Marablekwam, die rondtoerde op stoomboten op de Mississippi; hij beschreef later zijn tijd bij Marable als zijn "studententijd", omdat hij hier een enorme ervaring opdeed met uitgeschreven orkestraties. Toen Joe Oliver in 1919 uit New Orleans vertrok, nam Armstrong zijn plaats in in de band van Kid Ory, destijds de meest swingende jazzband in de stad. In 1922 ging Armstrong mee met de grote exodus naar Chicago, waar hij door Joe Oliver uitgenodigd was om mee te doen in diens Creole Jazz Band. In het begin van de jaren twintig, in een tijd waarin Chicago op jazzgebied het centrum van de wereld was, was Olivers band de beste, "hotste" en meest toonaangevende jazzband van heel Chicago. Hun opnamen uit 1923 worden nog steeds beschouwd als schoolvoorbeelden van New Orleans Jazz in ensemblestijl. Armstrong had het naar zijn zin bij Oliver, maar zijn vrouw, Lil Hardin Armstrong, vond dat hij hoger gewaardeerd moest worden. Armstrong en Oliver gingen in 1924vriendschappelijk uit elkaar en Armstrong vertrok naar New York om bij de Fletcher Henderson Orchestra - in die dagen de crème de la crème van zwarte bands - te gaan spelen. Daarnaast maakte hij solo-opnamen die verzorgd werden door zijn oude vriend uit New Orleans, de pianist Clarence Williams. In 1925 keerde hij terug naar Chicago en begon onder zijn eigen naam opnamen te maken met zijn beroemde Hot Five en Hot Seven bands. Zij scoorden hits als Potato Head Blues, Muggles (een referentie aan Armstrongs levenslange hobby, marihuana) en West End Blues, de muziek waarvan hij in de daaropvolgende jaren de standaard en de toon zette. Melancholy Blues, uitgevoerd door Armstrong en zijn Hot Seven band, was bij de muziekstukken die op de gouden plaat meegingen met de Voyager-sonde als een van de grootste mijlpalen der mensheid.
    In 1929 keerde Armstrong terug naar New York, verhuisde in 1930 naar Los Angeles en toerde daarna door Europa. Hij spendeerde jaren achter elkaar aan de ene tournee na de andere tot hij in 1943 uiteindelijk permanent neerstreek in Queens in New York. Als live performer bleef hij groeien en zijn optredens in nachtclubs werden enorm populair. Hoewel hij onderhevig was aan de wisselvalligheden van Tin Pan Alley, en de van gangsters doordrenkte muziekindustrie, bleef hij zich ontwikkelen en het publiek aanspreken. Hij bleef de volgende 30 jaar rondreizen en one-night-stand optredens geven in een slopend schema van 300+ dagen per jaar. Hij trad op in meer dan 30 films. Zijn meeste tournees na het eind van de jaren veertig werden begeleid door zijn band de All Stars, waarin Barney Bigard, Jack Teagarden, Earl Hines, Trummy Young en Barrett Deems meespeelden. Ook bleef hij veelvuldig opnamen maken. Tegen het advies van zijn arts in, speelde Armstrong in maart 1971 gedurende twee weken in de Waldorf-Astoria Empire Room. Aan het einde hiervan werd hij opgenomen in het ziekenhuis vanwege een hartaanval. Hij werd ontslagen uit het ziekenhuis in mei, en speelde al snel weer op zijn trompet. Armstrong stierf aan een hartaanval in zijn slaap op 6 juli 1971, een maand voor zijn 70e verjaardag. Hij werd begraven op Flushing Cemetery, Flushing te Queens, New York.
    In zijn vroege jaren was Louis Armstrong het bekendst om zijn meesterschap op kornet en trompet. Het summum van zijn trompetwerk uit zijn vroege jaren is te horen op zijn Hot Five en Hot Seven platen. Zijn op deze platen vastgelegde improvisaties van New Orleans jazzstandards en populaire werken van die tijd zijn ook tegenwoordig nog briljant, ook in vergelijking met enig werk dat later gemaakt is. Ze zitten vol met geïnspireerde melodieën, creatieve sprongen en subtiele, ontspannen of gedreven ritmes. Het pure genie van deze creatieve passages wordt geëvenaard door de techniek van Armstrong die, gescherpt door constante oefening, de reikwijdte, toon en mogelijkheden van de trompet uitbreidde. Op deze platen schiep Armstrong vrijwel in zijn eentje de rol van de jazzsolist, nam hij iets dat in feite een collectieve volksmuziekvorm was en vormde deze om tot een vorm van kunst en individuele expressie die de klassieke muziek naar de kroon stak. Naarmate zijn muziek groeide en zijn populariteit toenam, werd ook zijn zang belangrijker. Armstrong was niet de eerste die opnamen maakte van scat als zangvorm, maar hij was er wel de heer en meester van - en degene die het populair maakte. Met zijn spel en zang had hij de hit Heebie Jeebies en terwijl hij I'm A Ding Dong Daddy From Dumas opnam, zong hij luidkeels "I done forgot the words" ("Ik ben de woorden kwijt"). Dergelijke platen werden hits en scat werd een belangrijk onderdeel van zijn optredens. Armstrong was echter al veel eerder aan het experimenteren met zijn vocale arsenaal door het strekken en inkrimpen van uitdrukkingen, het inbrengen van improvisaties, het even creatief gebruiken van zijn stem als zijn trompet. Armstrong was eclectisch, met interesses die zich uitstrekten van de meest aardse blues tot de mierzoete arrangementen van Guy Lombardo, tot Latijns-Amerikaanse volksliedjes tot klassieke symfonieën en opera. Armstrong bracht al deze invloeden samen in zijn optredens, waarbij hij soms fans verbijsterde en verwarde die liever hadden dat hij zich beperkte tot makkelijke, gelimiteerde categorieën. Gedurende zijn carrière trad hij op met de grootste en belangrijkste instrumentalisten en vocalisten van de jazz en blues; onder hen waren Jimmy Rodgers, Bing Crosby, Duke Ellington, Fletcher Henderson, Bessie Smith en bovenal Ella Fitzgerald. Met Fitzgerald nam hij drie albums op: Ella & Louis, Ella & Louis Again en voor Verve Records van Norman Granz de muziek van de moderne opera Porgy and Bess.
    Zijn platen Satch Plays Fats—een verzameling nummers van Fats Waller—en Louis Armstrong Plays W.C. Handy in de jaren vijftig waren wellicht de laatste van zijn echt creatieve werken, maar zelfs rariteiten als Disney Songs the Satchmo Way hebben hun muzikale momenten.
    Gesponsord door het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken ondernam hij een succesvolle wereldtournee door Afrika, Europaen Azië. Tegen het einde werd hij wereldwijd aanbeden als Ambassadeur Satch en had hij internationaal succes met nummers als Stardust, What a Wonderful World, When the Saints Go Marchin' In, Dream a Little Dream of Me, Ain't Misbehavin' en Stompin' at the Savoy. Met Hello, Dolly stootte hij zelfs even The Beatles van de top van de hitlijsten. Tot een paar jaar voor zijn dood hield hij een druk toerschema aan. Hoewel hij in later jaren zijn "standaardnummers" van tijd tot tijd wat mechanisch en houterig begon te spelen, kon hij soms ook de saaiste liedjes verlevendigen met een stroom aan noten die zijn band versteld deed staan. In 1968 had Armstrong nog een laatste wereldhit met het nummer What A Wonderful World. Dit nummer kreeg nog een extra boost onder het wereldwijde publiek toen het in 1987 gebruikt werd in de kaskraker Good Morning, Vietnam. Na opnieuw uitgebracht te zijn voor deze film stond dit nummer wereldwijd een tijdlang nummer 1 op de hitlijsten en het is daarom waarschijnlijk het nummer dat het brede publiek van hem het beste kent. Vreemd genoeg was dit nummer er een van de 150 die radio conglomeraat Clear Channel Communications na de aanslagen op het World Trade Center in New York op 11 september 2001 aanraadde om van de radio te weren. Armstrong is, onder de noemer vroege invloeden, opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Een aantal van zijn solo's uit de jaren vijftig, zoals zijn hard rockende versie van Saint Louis Blues op het W. C. Handy album[bron?] tonen aan dat de invloed wederzijds was. De bijnaam Satchmo en Armstrongs persoonlijkheid resulteerden, samen met zijn natuurlijke drang tot het vermaken en het uitdagen tot reacties van zijn publiek, in een persoonlijkheid - de grijns, het zweet, de handdoek - die gemaakt leek en later in zijn loopbaan een soort van racistisch karakter kreeg. Volgens critici was hij een Uncle Tom. Hij kreeg ook zware kritiek te verduren omdat hij de titel Koning der Zulu's accepteerde (een erebaan binnen de zwarte gemeenschap van New Orleans als hoofd van een leidende, zwarte carnaval krewe, maar een die voor ongeïnformeerde buitenstaanders verbijsterend en aanstootgevend kan zijn - zeker gegeven het traditionele kostuum bestaande uit een kilt van gras en blackface-make-up die diende als satire van de blanke attitude in het Zuiden der Verenigde Staten) tijdens de Mardi Gras van 1949. Veel van deze gedragingen zijn echter te begrijpen als men bedenkt dat er onbegrip aan ten grondslag ligt, alsmede de tijd en plaats waarin Armstrong opgroeide (het Zuiden van de VS voor 1964 was niet een goede plaats voor een zwarte man om zich politiek correct te gedragen) en het feit dat veel van zijn gedragingen horen bij zijn beroep van entertainer - een beroep waarin zelfspot ook tegenwoordig nog aan de orde van de dag is. Ook stak Armstrong zijn politieke visie niet onder stoelen of banken, zeker niet toen hij een uitlating van President Eisenhower aangaande de schuld voor raciale spanningen - "extremisten aan beide zijden" - afdeed als lafheid van de president ("He's got no guts"). Veel van Armstrongs werken zijn nog altijd razend populair en heden ten dage, decennia na zijn overlijden, zijn er meer exemplaren van zijn werken - uit alle jaren - in omloop dan ooit tijdens zijn leven. Louis Armstrong heeft een ster op de Hollywood Walk of Fame bij 7601 Hollywood Blvd. Het Louis Armstrong New Orleans International Airport in Kenner in de staat Louisiana is naar hem vernoemd, evenals de tweede stadium baan van de USTA National Tennis Center in Flushing Meadows Park in Queens, waar de US Open wordt gespeeld.
    Hij richtte een fonds op om benadeelde kinderen een opleiding in de muziek te verschaffen, en liet zijn huis en een immens archief aan geschriften, boeken, opnamen en memorabilia achter aan het Queens College in New York, in te gaan na de dood van zijn vrouw Lucille. De archieven van Louis Armstrong zijn toegankelijk voor muziekhistorici en zijn huis in Corona, in Queens, is opengesteld als museum op 15 oktober 2003.





    06-07-2018 om 09:39 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1927 bill haley

     

    06-07-2018 om 09:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1927 bill haley

    6 juli 1925 William John Clifton (Bill) Haley; Highland Park (Michigan), 6 juli 1925 – Harlingen (Texas), 9 februari 1981) was een Amerikaans rock-'n-rollzanger. Hij is, samen met zijn groep Bill Haley & His Comets, vooral bekend van het nummer Rock Around the Clock dat in 1954 werd uitgebracht. Haley werd als kind thuis omringd met muziek: zijn vader speelde banjo en zijn moeder speelde piano. In 1938 begon hij met optreden. Toen zong hij en speelde daar gitaar bij. Op 22-jarige leeftijd trouwde hij met Dorothy Crowe. Met zijn begeleidingsband speelde Haley aanvankelijk zuidelijke country (hillbilly). Maar vanaf begin jaren vijftig vermengde hij steeds meer zwarte rhythm & blues-elementen in zijn muziek, waardoor een nieuwe, opzwepende sound ontstond. Die stijl bleek onverwachts aan te slaan bij blanke (en rijkere) jongeren in het noorden. Haley vertrok naar New York waar hij op 12 april 1954met zijn band The Comets het nummer Rock around the clock opnam. Het werd de eerste nummer 1 hit voor een rock 'n' roll-nummer. Door de controversiële film Blackboard Jungle uit 1955, waarin Haleys nummer was opgenomen, verspreidde de rock-'n-roll zich snel over de wereld. Met zijn herkenbare geluid scoorde Haley in de jaren erna aan de lopende band hits.
    De optredens van Bill Haley en zijn band in de jaren 1954 tot 1958 in Europa werden als sensationeel ervaren en leidden soms zelfs tot gewelddadigheden. Maar tijdens deze optredens kwam ook het zwakke punt van Haley aan het licht: hij bleek een stuk ouder (30) dan zijn fans hadden verwacht, was licht kalend en had geen sexappeal, zoals de nieuwe ster Elvis Presley. Mede om die reden daalde de populariteit van Haley snel en het lukte hem nooit om na het einde van de rock 'n' roll rage een comeback te maken. Bill Haley was in de jaren 70 verslaafd aan alcohol. Hij overleed in 1981 aan een hersentumor. In alles overvleugeld door de mythe van Elvis dreigde Haley een voetnoot in de muziekgeschiedenis te worden. Maar in de popliteratuur geldt hij vandaag de dag weer als een van de belangrijkste schakels in het ontstaan van rock 'n' roll, en daarmee van een rebelse jongerencultuur waarop de jaren zestig wortel konden schieten. In februari 2006 werd door de International Astronomical Union ter gelegenheid van de 25ste herdenking van Haleys sterfdag een planetoïde naar hem genoemd: 79896 Billhaley.[





    06-07-2018 om 09:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1946 sylvester stalone

    6 juli 1946 Sylvester Gardenzio Stallone (New York, 6 juli 1946), bijgenaamd Sly, is een Amerikaans acteur, scenarist en filmregisseur Zijn naam wekt bij velen een associatie op met zijn twee bekendste rollen: de bokser Rocky Balboa en de Vietnamveteraan John Rambo. Bij zijn geboorte traden complicaties op, waardoor een gedeelte van Stallones lippen, tong en kin verlamd raakten.[1] Hier hield Stallone een typerende spraak aan over, die vaak wordt geïmiteerd. Tijdens een lastige jeugd kwam hij in aanraking met acteren en sport. Zijn eerste film was een softpornofilm genaamd The Party at Kitty and Stud's, in 1970. Vanaf 1977, na de doorbraak van Stallone bij het grote publiek, zou deze film beter bekendstaan onder de naam The Italian Stallion. Na een rol te hebben gespeeld in Woody Allens Bananas speelde hij kleine rolletjes in films en televisieseries als Kojak. Hij begon zich ook meer te richten op het schrijven van scenario's.
    In 1974 trouwde hij met de actrice Sasha Czack, met wie hij naar Californië verhuisde. Hier schreef hij het script voor Rocky, het verhaal van de onbekende bokser die tegen de kampioen mocht vechten. In 1976 werd Stallones script verfilmd door John G. Avildsen, en mocht hij de hoofdrol spelen. De film was een groot succes die meer dan 100 miljoen dollar opleverde en 10 Oscarnominaties kreeg, waaronder twee voor Stallone. De film zou er drie winnen, voor Beste Film, Beste Regie (voor Avildsen) en Beste Montage. Na zijn grote doorbraak volgden meer successen. Hij schreef en speelde in vijf vervolgen van Rocky. Ook ging hij meer films regisseren, waaronder Rocky II tot Rocky V, en Staying Alive, de sequel op Saturday Night Fever. In 1982 kwam First Blood uit, waarin Stallone voor het eerst de rol van John Rambo speelde. Ook voor deze film schreef Stallone het script. Er volgden nog drie Rambofilms, en ook andere succesvolle actiefilms, waaronder Nighthawks, het Hollywood-debuut van Rutger Hauer, en Cobra uit 1986. In 2008 speelde Stallone nogmaals de rol van Rambo, in een film welke hij zelf regisseerde. In 1985 scheidde Stallone van Czack. Het daaropvolgende jaar trouwde hij met model Brigitte Nielsen. Het huwelijk duurde achttien maanden. In de jaren negentig probeerde Stallone het op een breder terrein. Behalve grote actiefilms speelde hij ook in komedies als Oscaren Stop! Or My Mom will Shoot (1992) met Estelle Getty (bekend van The Golden Girls). Verder was hij de stem van werkmier Weaver in de CGI-tekenfilm Antz (1998). Ook begon hij in 1991 samen met onder andere Arnold Schwarzenegger, Bruce Willisen Demi Moore de restaurantketen Planet Hollywood. In 1997 trouwde hij voor de derde keer, nu met model Jennifer Flavin. Na 2000 deed hij het rustiger aan. In 2010 kwam de film The Expendables in de bioscoop, een film waarin Stallone de rol van zowel acteur als regisseur op zich nam. De film werd vooral bekend vanwege de grote hoeveelheid bekende actie-acteurs als Jet Li, Jason Statham, Bruce Willis, Dolph Lundgren, Mickey Rourke en Arnold Schwarzenegger. In een interview vlak na de première van The Expendables gaf Stallone aan in de volgende film Bruce Willis graag als op opperschurk te willen zien. Het gerucht ging dat Stallone ook in deel 2 van The Expendables de rol van acteur en regisseur op zich zou nemen, echter in maart 2011 maakte Stallone bekend niet bereid te zijn om The Expendables 2 te regisseren, wel speelde hij opnieuw de hoofdrol. in 2014 kwam The Expendables 3 uit waarin Stallone opnieuw de hoofdrol had en Mel Gibson de Schurk speelde. In 2015 keerde Stallone nog een keer terug in de rol van Rocky Balboa in de film Creed. De film oogstte veel positieve kritieken en leverde Stallone onder andere een Oscarnominatie voor beste mannelijke bijrol en een Golden Globe Award voor beste mannelijke bijrol op. Door zijn succesvolle boksfilms raakte Stallone betrokken bij de actie om de naam van de zwarte bokslegende Jack Johnsonna meer dan een eeuw te zuiveren. Hij belde daartoe in april 2018 zijn vriend Donald Trump. Hij haalde de president over, en op 24 mei 2018 ondertekende deze het document.
    Met zijn eerste echtgenote heeft Stallone twee zoons, met zijn derde vrouw kreeg hij drie dochters. Zijn oudste zoon Sage overleed in 2012. Stallone woont in Beverly Hills.





    06-07-2018 om 09:34 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1957 the beatles

     

    06-07-2018 om 09:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juli 1957

    Op 6 juli 1957 wordt in Woolton het jaarlijkse tuinfeest van de Quarry Bank Grammar School uit Liverpool gehouden. Op aandringen van student John Lennon mag zijn skifflegroepje The Quarry Men spelen. Na het optreden komt Lennon in contact met een andere leerling van de school: Paul McCartney. Het klikt niet meteen en deze twee kunnen noten lezen noch schrijven maar zullen het gezicht van de popmuziek voorgoed veranderen. Als enkele maanden later George Harrison erbij betrokken wordt vormen ze de band Johnny and the Moondogs. John Stu Sutcliff komt erbij als basgitarist, ze noemen zich de The Silver Beetles en dan duurt het even en The Beatles zijn een feit. The Beatles was een popgroep uit de Engelse stad Liverpool. De groep was actief van 1960 tot 1970 en wordt algemeen beschouwd als de meest invloedrijke band uit de geschiedenis van de popmuziek. [ De bezetting bestond uit John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr; andere vroege leden waren Stuart Sutcliffe en Pete Best. Al vrij snel na hun doorbraak kregen de leden van The Beatles te maken met hysterische reacties van voornamelijk jonge tienermeisjes, die tijdens concerten de muziek met hun gegil overstemden. Voor dit gedrag raakte de term "Beatlemania" in zwang. Tijdens hun carrière verrichtten ze pionierswerk in de geluidsstudio, waarvoor ze in brede kring lof oogstten. Onder hun invloed groeide de popmuziek uit van een op Amerikaanse rhythm-andblues gebaseerd genre tot een veel breder georiënteerde muzieksoort. Met de ontwikkeling en de verfijning van hun muziek, geleid door het songwritersduo Lennon-McCartney, werd The Beatles steeds meer beschouwd als belichaming van de gezamenlijke idealen van de sociaal-culturele revoluties tijdens de jaren zestig. The Beatles-leden John Lennon en Paul McCartney waren de belangrijkste liedjesschrijvers van het viertal. De Amerikaanse artiesten die ze bewonderden en die ze als inspiratiebronnen beschouwden waren Chuck Berry, Little Richard, Fats Domino, Elvis Presley, The Everly Brothers, Buddy Holly, de songwriter Smokey Robinson en, na 1964, de folksinger-songwriter Bob Dylan maar ook Harry Nilsson.Tot de bekendste nummers van The Beatles behoren: I Want to Hold Your Hand, She Loves You, Yesterday, Michelle, Yellow Submarine, Lucy in the Sky with Diamonds, All You Need Is Love, Hey Jude, Let It Be, Help!, Penny Lane, In My Life en Strawberry Fields Forever. The Beatles zijn tot nu toe de bestverkopende band in de geschiedenis, met een geschatte omzet van meer dan 600 miljoen platen wereldwijd.[ ] De groep staat bovenaan de lijst van de meest succesvolle ‘Hot 100’ kunstenaars aller tijden van het Amerikaanse Billboard Magazine; in 2015 houdt de groep het record voor de meeste nummers-een op de Billboard Hot 100-lijst met twintig. The Beatles kreeg tien Grammy Awards, een Oscar voor beste originele muziek en vijftien Ivor Novello Awards. Collectief is The Beatles opgenomen in de 'Time 100: The Most Important People of the Century', een compilatie van de 100 meest invloedrijke personen van de twintigste eeuw van het tijdschrift Time. The Beatles staat nummer 1 op de lijst van de 100 invloedrijkste artiesten dat door het Amerikaanse muziektijdschrift Rolling Stone werd samengesteld. De groep werd ingewijd in de Rock and Roll Hall of Fame in 1988 en alle vier leden individueel tussen 1994 en 2015. Als echte hoogtepunten in het repertoire gelden de albums A Hard Day's Night (1964, soundtrack van de klassieke film), Rubber Soul (1965), Revolver (1966), Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band (1967), The Beatles (1968) en Abbey Road (1969). Hun album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uit 1967 geldt als een mijlpaal in de popgeschiedenis.[ De basis voor The Beatles werd op 6 juli 1957 gelegd, toen John Lennon op een festival in Woolton, Liverpool, tussen de optredens van zijn groep The Quarrymen door Paul McCartney ontmoette.[5] Die bracht op zijn beurt enige maanden later weer schoolvriend George Harrison mee[6] die in eerste instantie door John Lennon te jong werd bevonden om tot de groep toe te treden. Harrison was toen 14, Lennon 17 en McCartney 15 jaar oud.
    In 1960 wijzigden ze op voorstel van Stuart Sutcliffe de groepsnaam eerst in Beatals, waarna nog enkele wijzigingen volgden (een maand heetten ze de Silver Beetles) en ze in augustus op de definitieve groepsnaam stuitten, een woordspelige combinatie van de woorden "beat" en "beetles", dat kevers betekent en een eerbetoon was aan de naar insecten vernoemde begeleidingsband van Buddy Holly, de Crickets (krekels).
    John Lennon, Stuart Sutcliffe en Paul McCartney waren regelmatig te vinden in club Jacaranda in Slater Street. The Beatles begonnen te spelen in de Jac in de zomer van 1960. De eigenaar van de club, Allan Williams kon tussen mei en augustus 1960 ook een aantal boekingen regelen voor optredens op andere locaties en werd zo de eerste manager van de band. Hij regelde ook optredens in Hamburg, waar hij ze persoonlijk naar toe reed. [7]. Ze leerden in Hamburg de zanger Tony Sheridan kennen, die daar ook in het clubcircuit optrad. In juni 1961 maakten ze als zijn begeleidingsgroep hun eerste platenopnamen.[ Twee van de liedjes die daarbij werden opgenomen, My Bonnie en The Saints, werden op single uitgebracht. Die werd in Duitsland een klein hitje, maar dat leverde voor The Beatles geen naamsbekendheid op: op de hoes werden ze helemaal niet vermeld en op het etiket heetten ze The Beat Brothers. De overige liedjes van de Hamburgse opnamesessies bleven op de plank liggen tot 1964, toen The Beatles beroemd waren geworden en platenmaatschappij Polydor probeerde mee te liften op het succes door ze op een lp (The Beatles' First) en een paar singles uit te brengen. In november 1961 maakte de groep kennis met Brian Epstein, die aanbood hun manager te worden. [10] Toen The Beatles daarmee akkoord gingen, begon Epstein verwoede pogingen te doen om voor hen een platencontract in de wacht te slepen. Op 1 januari 1962 deed de groep auditie bij Decca Records. Ze werd afgewezen. Pas op 6 juni 1962 leverde een auditie bij producer George Martin van Parlophone een platencontract op.[ Tot aan de definitieve samenstelling vonden nog diverse personeelswisselingen plaats; bekende exleden zijn bassist Stuart Sutcliffe die kort na het verlaten van de groep op 21-jarige leeftijd overleed in het ziekenhuis van Hamburg, en drummer Pete Best, die ook nog eens onder een keur van namen optrad. Best werd bedankt voor zijn diensten op 16 augustus 1962 door Beatles-manager Brian Epstein.[12] [13] Reden hiervoor was dat George Martin bij hun auditie niet tevreden was over Bests drumwerk op de eerste versie van Love Me Do, het liedje dat later de eerste echte single van The Beatles zou worden.[14] Toen de overige Beatles dit hoorden, drongen ze bij manager Epstein aan op het ontslag van Best.[15] Ten slotte werd Ringo Starr gevraagd om bij de band te komen.[ ] Starr, wiens echte naam Richard Starkey is, speelde daarvoor bij Rory Storm and the Hurricanes, eveneens afkomstig uit Liverpool. Love Me Do werd bespeeld door Andy White, een sessiedrummer, omdat George Martin ook bij Ringo Starr niet tevreden was bij dit nummer, de tweede versie, waardoor de derde versie uiteindelijk de originele single werd. De muziek van The Beatles, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de Merseybeat, ontwikkelde zich vanaf 1961 explosief. Waren de eerste singles zoals Love Me Dogebaseerd op een drietal akkoorden en inhoudelijk nogal mager, al snel werden nieuwe instrumenten en akkoorden ingebracht en werden de muziek en liedteksten complexer. Op She Loves You sloegen The Beatles een nieuwe weg in door zich niet meer in de eerste persoon direct tot de (vrouwelijke) luisteraar te richten, maar de derde persoon te gebruiken.[16] Muzikaal gezien was het einde van She Loves You, waarbij The Beatles gebruik maakten van een sextinterval, ook een progressie.[ ] Later maakten The Beatles onder andere als eerste popgroep gebruik van de sitar in Norwegian Wood (This Bird Has Flown) (1965)[ en gebruikten ze voor het eerst een strijkorkest voor McCartneys Yesterday (1965). De B-kanten van hun singles kregen vaak dezelfde 'hitpotentie' als de A-kant. Ook werden meerdere singles uitgebracht met een dubbele A-kant, zoals We Can Work It Out/Day Tripper en Penny Lane/Strawberry Fields Forever.
    De eerste succesjaren kenmerkten zich door een ongekende massahysterie, door de Britse pers in 1963 heel treffend Beatlemaniagenoemd. Hadden The Beatles in dat jaar alleen nog maar succes in eigen land en vanaf het najaar in Zweden, vanaf januari 1964 veroverde de groep ook de rest van de wereld. In Australië, de Verenigde Staten, Europa en Azië werden The Beatles immens populair. In deze tijd begonnen The Beatles films te maken, zoals de zwart-wit-komedie A Hard Day's Night (1964). Verder verschenen Help!(1965), Magical Mystery Tour (1967), Yellow Submarine (1968) en Let It Be (1970).
    De Amerikaanse media kregen in 1963 lucht van The Beatles. Hun reactie was in eerste instantie schamper. In februari 1964 traden The Beatles op in de Ed Sullivan Show, waar 73 miljoen mensen naar keken. In april 1964 bezetten The Beatles de eerste vijf plaatsen van de Billboard Top 100. De eerste drie lp's van de groep vertonen een duidelijke progressie. Please Please Me (1963) is een verzameling van covers, maar ook van eigen werk, waaronder klassiekers als I Saw Her Standing There en Do You Want To Know A Secret. Het tweede album, With the Beatles kan opgevat worden als een productioneel beter verzorgde kopie van de debuut-lp, maar was anderzijds ook een grote stap voorwaarts. EMI (de platenmaatschappij) had onderhand al meer vertrouwen in de groep, er hoefden geen geheide hits meer op en de hoesfoto mocht al wat onconventioneler. A Hard Day's Night wordt beschouwd als de beste vroege plaat van de groep. Het geluid erop wordt sterk gedomineerd door de twaalfsnarige gitaar van Rickenbacker, een revolutionair instrument in die dagen.
    Gedurende 1964 en 1965 hadden The Beatles het zeer druk met reizen en optreden. Tournees in Azië, Europa, Australië en de Verenigde Staten werden afgewisseld met studiowerk in Londen en met filmopnames voor A Hard Day's Night en Help!. Op het gelijknamige album, maar vooral op Beatles for Sale vertoonde de groep tekenen van vermoeidheid. Deze tijdelijke artistieke stilstand werd, zoals gezegd, wel gecompenseerd door enorme commerciële successen. Vanaf eind 1965 waren de artistieke krachten helemaal terug, mede onder de invloed van marihuana. En waar A Hard Day's Night een hoogtepunt vormde voor wat de ontwikkeling in de hoogte betrof, begon nu een andere ontwikkeling: die in diepte. Het klassieke album Rubber Soul, eind 1965 afgeraffeld om de deadline voor de kerstmarktte halen,[21] was hier het resultaat van. Vanwege de tijdsdruk, het feit dat de steeds geraffineerder geworden lp's niet live gereproduceerd konden worden en omdat de fans toch maar door hun muziek heen schreeuwden, stopten The Beatles in 1966 met toeren. Op 29 augustus 1966 was het laatste concert (Candlestick Park, San Francisco). Ook de druk van het reizen viel de leden uiteindelijk te zwaar. Zo waren er problemen in Amerika na de uitspraak van Lennon dat The Beatles populairder waren dan Jezus, werden The Beatles in de Filipijnenvrijwel gemolesteerd en afgeperst nadat ze hadden geweigerd om presidentsvrouw Imelda Marcos te ontmoeten en werden ze in Japan behandeld alsof ze gevangenen waren. Bovendien hadden The Beatles inmiddels muzikale ideeën ontwikkeld die niet op het podium konden worden uitgevoerd. Zo zijn de liedjes van het album Revolver, dat in de zomer van 1966 uitkwam nooit live uitgevoerd, hoewel ze tussen de tournees door wel werden opgenomen. 'Paperback Writer', opgenomen tijdens de Revolver-sessies is overigens wel een aantal keer live gespeeld. De studiojaren braken aan. In een volumineus boekwerk Recording The Beatles verklaren twee geluidstechnici omstandig hoe het kwam dat The Beatles in de studio klonken zoals zij klonken. De studiojaren waren in feite al aangevangen met het album Rubber Soul (1965). Vanaf eind 1965 ging de artistieke ontwikkeling van The Beatles steeds sneller. Vele fans konden de ontwikkeling van de groep niet bijhouden; zo duurde het langer dan normaal voor de single Paperback Writer/Rain de eerste plaats van de hitparade had bereikt. Het intensieve gebruik van studio-effecten (strijkers, tapeloops, gitaren waarvan het geluid achterwaarts weergegeven werd, versnelde of vertraagde nummers enz.) was al begonnen op Revolver, maar deze technieken kregen pas echt hun beslag op het volgende album.
    Op 1 juni 1967 verscheen het album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band, dat algemeen beschouwd wordt als het hoogtepunt uit hun artistieke loopbaan. De elpee stelt The Beatles voor als een andere groep, Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band. De extravagante hoes met liedteksten op de achterste hoes − een noviteit in de popmuziek − is beroemd om zijn fotocollage van beroemdheden, waaronder The Beatles zelf (in de vorm van wassen beelden in keurig maatpak die hun 'oude' alter ego voorstellen), die de fictieve groep Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band bewonderen. Met dit album werd de rock-'n-roll, een genre dat tot dan toe nog steeds als iets voor de jongere generaties beschouwd was, verheven tot een voor iedereen toegankelijke kunstvorm. Een van de directe gevolgen
    was dat vanaf dat moment het album dominant werd in de popmuziek, daar waar vroeger het succes en de populariteit van artiesten werden afgemeten aan de singles. In de gerespecteerde Londense Times beschreef muziekcriticus Kennet Tynan de plaat als een "beslissend moment in de geschiedenis van de westerse beschaving"[24] en in de editie van het bekende weekblad Time van 22 september 1967 vergeleken eminente musicologen en 'klassieke componisten' onder wie Leonard Bernstein de composities van de groep met muzikale grootheden uit het verleden als Schumann of Schubert. Kosten noch moeite werden gespaard om van dit album iets speciaals te maken. Dat ging dan van het aanschrijven van tientallen beroemdheden om op de hoes te worden afgebeeld (door middel van sterk vergrote en uitgesneden afbeeldingen) tot het gebruiken van een heel strijkorkest (uiterst ongewoon in die dagen). De plaat begint eenvoudigweg waar Revolver stopte, bij Tomorrow Never knows. Het is een aaneenschakeling van muziek, hallucinerende bellen, sociale kritiek, droomvisioenen, cryptische boodschappen, Indiase invloeden, studio-gepraat en geluidscollages. Hoewel er geen sprake is van een thematisch concept, is de sfeer zo eenduidig dat deze plaat als het eerste conceptalbum uit de geschiedenis kan worden beschouwd. Groot is de invloed van chemische substanties (lsd), groot is ook de invloed van producer George Martin die de complexe geluidscollages maandenlang aaneensmeedde. Hoogtepunt is A Day in the Life, volgens sommigen een visie op de dag des oordeels. Hoewel van het album geen singles werden uitgebracht, werd het een doorslaand succes. De opnames van de nummers Strawberry Fields Forever en Penny Lane werden gebruikt om deze vroeg in 1967 op single met dubbele A-kant uit te brengen en kwamen niet op de elpee. George Martin verklaarde in de tv-documentaire The Making of Sgt. Pepper dat het ontbreken van deze nummers op de elpee de grootste blunder uit zijn artistieke loopbaan was. Toen in de zomer van 1967 manager Epstein overleed, luidde dat het begin van het einde voor The Beatles in. Ze wilden voortaan zelf hun zaken regelen. Met Kerstmis 1967 brachten ze Magical Mystery Tour uit, als een televisiefilm en een bijbehorende ep, waar de psychedelische klanken van Sgt. Pepper's een magere nagalm beleefden. De film flopte. Bovendien zond de BBC de film in zwart-wit uit, een blunder in een tijd waarin alles om kleur draaide. Ook gingen The Beatles in zaken. Apple Corps werd opgericht, met onder meer een kleding- en een filmafdeling en een muzieklabel. Apple Corps was matig succesvol. The Beatles verloren al snel de interesse in het zakendoen, ze maakten liever muziek. De kledingafdeling werd wegens enorme verliezen opgeheven door de complete inventaris weg te geven. Op het Apple-label verscheen Hey Jude als eerste single en werden namen als James Taylor, Badfinger, Mary Hopkin en Jacky Lomax binnengehaald. De filmafdeling maakte nog wel enige winst. Yellow Submarine (1968), een film gebaseerd op de gelijknamige hit uit 1966, was een redelijk succes, hoewel The Beatles zich er amper mee bemoeiden. De nummers op de soundtrack van Yellow Submarine brachten weinig enthousiasme teweeg, al wist de groep in deze periode met ander werk — zoals Hello, Goodbye (alleen op de Amerikaanse lp Magical Mystery Tour verschenen, waarbij de ep aangevuld werd met singles, later werd dit de standaard cdeditie), Hey Bulldog, Lady Madonna (alleen op single uitgebracht), The Fool On The Hill, All You Need Is Love en I Am The Walrus — nog genoeg respect af te dwingen.
    In 1968 gingen The Beatles echter weer de andere kant op en brachten ze het dubbelalbum The Beatles uit, beter bekend als The White Album, vanwege de minimalistische witte hoes. De groep heeft hierop minder overdadig gebruikgemaakt van de mogelijkheden die de studio bood. Op dit voor veel muzikanten belangrijke dubbelalbum (de trendsetter voor alle rock-dubbelalbums tot vandaag aan toe) staan liedjes als Back in the U.S.S.R., Revolution 1, Ob-La-Di, Ob-La-Da, Blackbird en Dear Prudence. Een van de bekendste composities op het dubbelalbum is Harrisons While My Guitar Gently Weeps, met Eric Clapton op gitaar. Dit was de eerste maal dat een popmuzikant die geen deel uitmaakte van The Beatles op een album meespeelde. Er waren tientallen takes nodig om dit nummer op te nemen. Gegeven de omstandigheden zou het heel wat zelfdiscipline van de groep vereist hebben − waarover
    ze toen niet beschikten − om, zoals George Martin voorgesteld had, de plaat te beperken tot de beste 14 of 16 nummers, om zo een "superelpee" te maken. Verder bevat het album de avantgardistische muzikale collage Revolution 9 van Lennon, een minutenlang durende chaos van geluiden. Het album kenmerkt zich door een breed scala aan verschillende stijlen, van rock, country en ska tot hardrock en musical.
    Terwijl The Beatles bezig waren met de opnames voor het 'witte' dubbelalbum 'The Beatles', viel de groep verder uit elkaar. McCartney had zich sinds het overlijden van Epstein officieus opgeworpen als de leider van de groep. Hij streek daarmee Lennon tegen de haren in, die de groep had opgericht. Lennon op zijn beurt nam zijn nieuwe geliefde Yoko Ono mee de studio in, waar haar aanwezigheid niet werd gewaardeerd door de overige Beatles. Verder werd Lennons muziek door Ono's invloed extravaganter en had hij liedjes en singlevoorstellen die voor de overige Beatles te apart waren (What's The New Mary Jane werd door hen voor release tegengehouden, Give Peace A Chance en Cold Turkey zou Lennon later met zijn eigen Plastic Ono Band buiten The Beatles om uitbrengen). Ringo Starr kon niet tegen de ruzies, stopte ermee en kwam pas na twee weken en op aandringen van de overige leden weer terug. Op initiatief van McCartney werd in januari 1969 begonnen met de opnames van het Get Back-project, bedoeld om weer terug te keren naar de eenvoud van vroeger. Er zou een eenvoudige tournee komen, een film daarvan, een single en een album. Dat project faalde eveneens. Er werd niet getoerd; in plaats daarvan verzorgden ze op 30 januari 1969 een onaangekondigd optreden op het dak van het Applekantoor in Londen, waar na een paar nummers door de politie een einde aan werd gemaakt. Ontevreden over het materiaal bleef de release van een lp voorlopig uit; alleen een single (Get Back) werd uitgebracht. De later uitgebrachte film Let It Be laat zien hoe de groep uit elkaar valt, geïllustreerd door de ruzie tussen Harrison en McCartney. Harrison gooide ook tijdelijk het bijltje erbij neer.
    Met Abbey Road, dat in september 1969 verscheen, brachten The Beatles hun laatste succesvolle elpee uit. Hun ruzies hadden ze hiervoor even opzij gezet. Een deel van kant twee bevat een medley van onvoltooide liedjes die aan elkaar zijn geregen. De plaat eindigt heel veelzeggend met The End (latere uitgaven vermelden Her Majesty als laatste nummer; dat korte liedje kwam door een fout van een geluidstechnicus op de plaat terecht, waarmee de eerste hidden track uit de rockgeschiedenis een feit was. Deze persing werd gehandhaafd en de hoes werd aangepast). John Lennon kondigde vervolgens aan uit de groep te willen stappen, maar het nieuws werd stilgehouden. Na een promotionele fotosessie in september 1969 werden de leden echter niet meer samen gezien. In april 1970 verscheen nog Let It Be, een door producer Phil Spector opgepoetst en opgeleukt album met opnames van de Get Back-sessies waar The Beatles geen interesse meer voor hadden, tegelijk met de film. Het voor dit album op 3 januari 1970 opgenomen I me mine was de laatste opname-sessie van The Beatles. Lennon was echter niet bij deze sessie aanwezig. Geen van The Beatles kwam opdagen bij de première. Op hetzelfde moment bracht McCartney zijn eerste solo-elpee uit, McCartney, met een zelf afgenomen interview in de hoes gestoken waarin hij verklaarde dat The Beatles voorbij waren. "I didn't leave the Beatles. The Beatles have left The Beatles, but no one wants to be the one to say the party's over", zou McCartney later verklaren.[ Er werd in de jaren zeventig nog meermalen gepoogd om de groep weer bij elkaar te krijgen. McCartney en Lennon waren in 1974 nog bij elkaar om (samen met onder anderen Harry Nilsson en Stevie Wonder) wat te jammen, maar van blijvende samenwerking was geen sprake meer. Toen John Lennon op 8 december 1980 voor zijn huis (Dakota Building aan 72nd street, New York) door Mark David Chapman werd vermoord, was de tijd van The Beatles echt voorbij.
    In 1995 en 1996 brachten George Harrison, Paul McCartney, Ringo Starr en Yoko Ono drie albums uit, Anthology getiteld, die speciale versies en outtakes bevatten van Beatlesnummers. De nieuwe singles Free as a Bird en Real Love, waarvoor audiocassettes van John Lennon als basis dienden, brachten The Beatles opnieuw onder de aandacht van het grote publiek. De Anthology-albums werden in 1996 gevolgd door een documentaire (waarvan een deel als televisiedocumentaire werd uitgebracht) en in 2000 door een boek waarin "het verhaal van The Beatles wordt verteld door The Beatles zelf". In 2003 werd de documentaire op een dvd-box uitgebracht die bestaat uit vijf dvd's. De documentaire is verspreid over vier dvd's. Op de vijfde dvd staan extra's, waaronder een jamsessie van Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr in 1994, en extra interviews in de Abbey Road Studio's. George Harrison overleed aan de gevolgen van kanker op 29 november 2001 in Los Angeles. Zowel McCartney als Starr werkten mee aan een benefietconcert ter nagedachtenis van de gitarist. In november 2003 werd het album Let it Be opnieuw uitgebracht onder de titel Let it Be.... Naked, dit aan de hand van de opnames van het oude album Let it Be, een remix en dus dit keer zonder Phil Spectors inbreng (onder andere diverse orkestraties). Een samenwerking met Cirque du Soleil leidde ertoe dat George Martin samen met zijn zoon Giles Martin het gehele archief aan mastertapes afkomstig van de Abbey Road Studios doorwerkte om een experimentele pro-tools-mix van Beatles-geluiden te creëren. Tegen de bedoelingen in (de geluiden zouden gebruikt worden in de Las Vegas show Love, die wordt gespeeld in The Mirage) werd dit werk november 2006 uitgebracht op cd en dvd-audio onder de naam Love. Het album bevat liedjes met daaronder diverse partijen die in andere liedjes gebruikt werden. In 2008 was er sprake van het verschijnen van een nieuwe single, Now And Then. Uit het archief wordt er materiaal van een oude Lennon-track gebruikt voor een nieuwe Beatles-track, die Sir Paul McCartney van Lennons weduwe Yoko Ono had gekregen.[26] Hoewel deze release uitbleef, was er op 16 november van dat jaar sprake van een release van een experimentele Beatles-track. McCartney vertelde tijdens een radio-interview met de BBC dat hij het veertien minuten durende Carnival Of Light uit 1967 uit wilde brengen.[ Op 17 januari 2008 maakte het Amerikaanse label Fuego Records bekend te beschikken over liveopnames uit 1962 die niet eerder zijn uitgebracht. De dj had destijds de gespeelde nummers van de beatgroep opgenomen op tapes en deze verstuurd aan het label, dat ze nu graag wilde uitbrengen op cd. De nummers waar het om ging waren onder meer Twist and Shout, I Saw Her Standing There en Money.[ Op 13 december 2013 werd bekend dat nooit eerder uitgebrachte 59 opnames uit opnamesessies en radio-uitzendingen zouden verschijnen op het album Bootleg Recordings 1963.
    Alle albums van The Beatles, inclusief Past Masters, Volume One en Past Masters, Volume Two, werden op 9 september 2009 geremasterd uitgebracht op cd. Op die dag werden de albums ook in twee verschillende cd-boxen uitgebracht; zowel een cd-box met de stereoversies van de albums als een cd-box met de albums in mono. In de monobox ontbreken de albums Yellow Submarine, Abbey Road en Let It Be, omdat er van die albums geen monomix gemaakt is. De geremasterde cd's bevatten videomateriaal met daarin onder andere op elke cd een korte documentaire over het tot stand komen van het album. De stereobox bevat ook de extra dvd The Documentaries, waarop door The Beatles zelf wordt uitgelegd hoe hun albums tot stand zijn gekomen. Ook bevat de box replica's van de originele platenhoezen. Begin december 2009 werden de geremasterde albums ook in een beperkte oplage in MP3-formaat uitgebracht op een USB-stick in de vorm van een appel.[ Mat Snow, journalist bij Mojo Magazine, was voor het verschijnen van de geremasterde albums uitgenodigd om tien geremasterde tracks van The White Album te komen beluisteren en kwam toen tot de conclusie dat het beter klonk dan hij ooit had kunnen hopen.[30] Ook in Nederland waren de recensies van de nieuwe uitgave positief, waarbij werd genoemd dat de muziek "minder dof", "kraakhelder" en "krachtiger en voller" klonk dan op de oude uitgave.[
    In oktober 2008 werd bekend dat er een overeenkomst was gesloten met Viacom, waaraan de licentie van de liedjes van The Beatles zijn verkocht. Hierdoor mochten de nummers van The Beatles gebruikt worden in de videogame The Beatles: Rock Band. Op 9 september 2009, dezelfde dag waarop ook de bovengenoemde remasters uit werden gebracht, verscheen er een speciale editie van Rockband waarin de muziek van The Beatles centraal staat. In het spel kunnen fans zich als lid van de popgroep voordoen. The Beatles behoorden lange tijd tot de weinige artiesten van wie de liedjes niet via iTunes te downloaden waren. Dit kwam mede door het conflict tussen het computerbedrijf Apple Inc. en Apple Records, het label van The Beatles. Sinds dinsdag 16 november 2010 zijn alle albums van de band te downloaden via iTunes. Op 20 november 2010 zijn 7 singles binnengekomen in de Single Top 100. Het eerste museum over The Beatles was Cavern Mecca (1981-1984) in Liverpool dat enkele jaren heeft bestaan. In 1990 verkreeg de stad van herkomst opnieuw een museum, The Beatles Story genaamd. In 1981 werd het Beatles Museum in Krommenie gestart. Later verhuisde deze naar verschillende locaties in Alkmaar waar het nu nog steeds gevestigd is. In Halle in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt staat sinds 2000 het Beatles Museum. In Hamburg, de stad waar The Beatles in de beginjaren veel hebben gespeeld, was van 2009 tot 2012 Beatlemania Hamburg gevestigd. Andere musea zijn het Egri Road Beatles Múzeum in het Hongaarse Eger en het Museo Beatle in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. Over de hele wereld zijn monumenten van The Beatles te zien, waaronder meerdere in Liverpool en verder nog op allerlei andere plaatsen, van Jekaterinenburg in Rusland tot Ulan Bator in Mongolië. Daarnaast zijn er monumenten voor individuele leden, in het bijzonder voor John Lennon. Aan hem is bijvoorbeeld het John Lennon Park in Havannagewijd en Strawberry Fields in Manhattan. In 2007 is in de stad Hamburg in de uitgaanswijk St. Pauli een stalen sculptuur geplaatst, ter herinnering aan de Fab Four. De initiatiefnemer, het radiostation Oldie 95, kreeg de voor het gedenkteken benodigde 460.000 euro door schenkingen bij elkaar en begon in 2007 met de bouw.[] The Beatles hebben in Nederland 22 nummer 1-hits gehad, meer dan welke andere artiest of groep ook.[ In de herfst van 1969 deden geruchten de ronde dat McCartney in 1966 bij een auto-ongeluk om het leven zou zijn gekomen. Sindsdien zou een dubbelganger zijn plaats binnen The Beatles zou hebben ingenomen. Diverse complottheorieën werden gesterkt door vele mogelijke aanwijzingen op hoezen, publicaties en in de muziek. Journalisten reisden speciaal af naar McCartneys boerderij in Schotland om te polsen wat er van waar was.
    Een verfilming van The Lord of the Rings door The Beatles werd door regisseur Stanley Kubrick afgewezen als 'onverfilmbaar'. Paul McCartney zou Frodo Baggins spelen, Ringo Starr als Sam Gamgee, George Harrison als Gandalf en John Lennon zou Gollum voor zijn rekening nemen.









    06-07-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juli 1886 felix timmermans

     

    05-07-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juli 1886 felix timmermans

    5 juli 1886 Leopoldus Maximilianus Felix Timmermans (Lier, 5 juli 1886 – aldaar, 24 januari 1947) was een Vlaams schrijveren dichter. Hij was een van Vlaanderens meest vertaalde en productieve auteurs. Zijn bekendste werk is zijn roman Pallieter. Hij schreef ook onder het pseudoniem Polleke van Mher en een enkele keer als Stelijn Koldijs.[ Hij was autodidact en schreef toneelstukken, romans met een historisch karakter, novellen, religieus getinte werken, en gedichten. Naast schrijver was Timmermans ook schilder en tekenaar. Hij illustreerde zijn eigen boeken alsook sommige boeken van zijn collega en vriend Ernest Claes. Hij was ook de boekbandontwerper van de meeste van zijn boeken. Timmermans werd op 5 juli 1886 om 23u geboren als dertiende in een gezin met veertien kinderen.[2] [] Zijn vader, Joannes Gummarus, was een reizende koopman in kant. Zijn moeder, Angelina van Nueten, woonde tegenover het ouderlijk huis van Joannes Gummarus. Ze wisselden liefdesbrieven uit doorheen het raam en huwden op 7 februari 1866.[ Een dag na zijn geboorte werd Timmermans gedoopt in de Lierse Sint-Gummaruskerk. Zijn 17-jarige zus Valeria werd zijn meter, haar vriend Felix van der Slagmeulen zijn peter. De naam Felix, waaronder Timmermans het bekendst is geworden, heeft hij dus aan zijn dooppeter te danken. Als kind tekende Felix al patronen. Zijn schoolcarrière verliep niet vlekkeloos. Zo moest hij zijn vierde leerjaar dubbelen. Hij verliet de school op zijn vijftiende na zijn zesde leerjaar, nadat in de zomer van 1901 tyfus werd vastgesteld. Hij kreeg zelfs de laatste sacramenten toegediend, maar herstelde na lange tijd toch. Nadien ging hij niet meer naar school, maar volgde wel avond- en zondagslessen in de tekenschool. In Antwerpen maakt hij kennis met werk van Rubens en Bruegel. Vanaf zijn zeventiende begon hij gedichten te schrijven die ook regelmatig werden gepubliceerd in Lier Vooruit. Deze gedichten werden gebundeld en in 1907 uitgegeven onder de titel Door de dagen. In 1906 werden een aantal verzen gepubliceerd in Dietsche Warande & Belfort.[5] Gestimuleerd door de lectuur van Stijn Streuvels schreef hij vervolgens enkele naturalistische werken. In 1910 brak hij als schrijver door met het zwartgallige Schemeringen van de dood, dat mee ontstond onder invloed van Raymond de la Haye, een bevriend kunstschilder, en van geestesgenoot Flor Van Reeth, die de verhalenbundel illustreerde en aan wie het boek werd opgedragen.
    Door een breuk werd Felix Timmermans opgenomen in het ziekenhuis. Hij vreesde voor zijn leven doordat er allerlei complicaties optraden. Op 12 oktober 1912 trouwde hij met Marieke Janssens. Ze hadden drie dochters: Cecilia, ook bekend als Lia (1920), Clara (1922) en Tonet (1926) en een zoon Gommaar (1930). Deze kinderen werden ook actief in de kunstwereld. Ze illustreerden onder andere werken van hun vader en schreven diverse biografieën over hem. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog schreef hij zijn bekendste werk, Pallieter, dat in 1916 werd uitgegeven. Het wordt door velen als zijn meesterwerk gezien. In 1921 werd het in het Duits vertaald en uitgegeven.
    De Vlaamse sfeer en de breugeliaanse taferelen in Pallieter wekten het enthousiasme van de Nederlandse kunstschilder Anton Pieck op en die zou aan een map met op de roman gebaseerde tekeningen zijn begonnen, ware het niet dat hij Vlaanderen nog nooit zelf gezien had. In deze tijd nam de Haagse kunsthandelaar Cox contact met Pieck op, die ook in Den Haag woonde: Timmermans was bij Cox op bezoek en had assistentie nodig bij het afdrukken van een ets. Tussen Timmermans en Pieck ontstond een hechte, jarenlange vriendschap.[
    Op Timmermans' initiatief vroeg uitgever Van Kampen Pieck de tiende druk van Pallieter te illustreren. Timmermans wijdde Pieck in in Vlaamse zaken door schetsen bij zijn brieven aan Pieck te voegen: klederdrachten, karren, huisgevels, een kapel met een Madonnabeeld. De schetsen waren vaak antwoorden op vragen van Pieck, maar de illustraties verschillen te veel van Timmermans' schetsen om te kunnen worden beschouwd als uitwerkingen daarvan. De tiende druk verscheen in 1921.[ Op 8 november 1997 had in Lier de wereldpremière plaats van "Pallieter" de musical, geschreven door Willy Van Couwenberghe. In 1998 kreeg deze musical de cultuurprijs van de Stad Lier uit handen van minister Marleen Vanderpoorten. ] Felix Timmermans was een activist. Na de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij naar Nederland om een veroordeling te ontlopen. Hij keerde begin 1920 ongehinderd terug. In 1922 kreeg hij de Staatsprijs voor Literatuur. In 1936 werd zijn vijftigste verjaardag zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland met veel aandacht gevierd. Tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog was Timmermans redacteur van het Vlaamsnationalistische Volk. In 1942 ontving hij aan de Hamburgseuniversiteit de Rembrandtprijs. Als Vlaamsnationalist en in Duitsland bekende schrijver was hij een graag geziene figuur bij Duitse officieren tijdens de Duitse bezetting. Na de bevrijding van Lier op 4 september 1944 werd hij beschuldigd van culturele collaboratie en werd bijgevolg onder huisarrest geplaatst. De aanklacht werd geseponeerd op 22 december 1946. De reacties hierop uit de literaire wereld waren uiteenlopend. Als luidste klonk de stem van Toussaint van Boelaere. De criticus, die aanvankelijk een grote fan was van Timmermans, viel hem af omwille van zijn verdenking van culturele collaboratie.[8] Op 6 augustus 1944 werd Timmermans getroffen door een kransslagadertrombose (hartinfarct). Hij stierf in Lier op 24 januari 1947. De begrafenisdienst vond plaats in de Sint-Gummaruskerk, waar hij ook was gedoopt. Timmermans werd begraven op het kerkhof Kloosterheide te Lier. Als aanwezigen op zijn begrafenis vermelden kranten onder andere Lode Baekelmans, Gerard Walschap, Maurice Gilliams, Antoon Thiry, Lode Monteyne en Willem Elsschot.[9] Stijn Streuvels, genoemd als een "intiemen vriend" van Timmermans, werd ook verwacht, maar werd thuis gehouden door een zware verkoudheid.[10] In 1997, bij de herdenking van de 50e verjaardag van het overlijden van Felix Timmermans, werd in Lier een bronzen buste onthuld (beeldhouwster Anne-Marie Volders).









    05-07-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juli 1968 alex zulle

    5 juli 1968 Alex Zülle (Wil, 5 juli 1968) is een voormalig Zwitsers wielrenner. Zülle begon zijn profcarrière in 1991. Hij was een goed klimmer en vooral een buitengewoon goed tijdrijder. In deze discipline werd hij in 1996 wereldkampioen. Hij behoorde vanaf het midden van de jaren 90 tot de beste ronderenners. Dit leidde in 1995 tot een tweede plaats in de Ronde van Frankrijk en in 1996 en 1997 tot eindzeges in de Ronde van Spanje. In 1998 werd hij daarom een van de voornaamste kanshebbers gezien op de eindzege in de Ronde van Frankrijk. Hij raakte echter betrokken bij de dopingaffaire van zijn team, Festina, en werd samen met de rest van zijn team uit de ronde gezet. Zülle bekende het gebruik van doping, werd geschorst, maar kwam een jaar later terug met opnieuw een tweede plaats in de Ronde van Frankrijk. In 2002 had hij nog een serieuze opleving. Hij won een etappe en het eindklassement in de Ronde van Zwitserland, 2 ritten in de Ronde van Romandië, een etappe en het eindklassement in de Ronde van Valencia en een rit in de Ronde van de Algarve, maar in de grote rondes kon hij weinig potten meer breken. In 2004 zette hij een punt achter zijn carrière.





    05-07-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juli 1687 de appel en de beginselen

     

    05-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juli 1687 de appel en de beginselen

    5 juli 1687 Op 5 juli 1687 publiceert Isaac Newton het driedelig werk De Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (Latijn voor: Wiskundige beginselen van de natuurfilosofie). Het wordt beschouwd als de invloedrijkste wetenschappelijke publicatie ooit. In het werk introduceert Newton drie wetten die de basis vormen van de moderne natuurkunde. Newton bewijst met onweerlegbare wiskundige logica o.a. de zwaartekracht en de beweging van planeten Isaac Newton (Woolsthorpe-by-Colsterworth, 4 januari 1643 – Kensington, 31 maart 1727) (juliaanse kalender: 25 december 1642 – 20 maart 1727)[ was een Engelse natuurkundige, wiskundige, astronoom, natuurfilosoof, alchemist, officieel muntmeester en theoloog. In de wiskunde ontdekte hij onder meer de differentiaalrekening en de integraalrekening (met Leibniz) en verder het Binomium van Newton en benaderingsmethoden. In zijn hoofdwerk Philosophiae Naturalis Principia Mathematica uit 1687 beschreef Newton onder andere de zwaartekracht en de drie wetten van Newton, waarmee hij de grondlegger van de klassieke mechanica werd. Op het gebied van optica schreef hij het standaardwerk Opticks, vond hij de Newtontelescoop uit en ontwikkelde hij een theorie over kleuren, gebaseerd op het prisma, dat van wit licht een zichtbaar spectrum maakt. Hij bestudeerde ook de geluidssnelheid. Volgens een peiling uit 2005 beschouwden leden van de Britse Royal Society Newton als de grootste geleerde in de hele geschiedenis van de wetenschap. Anders dan Albert Einstein was Newton naast theoreticus ook een briljant experimentator.[] Newton werd geboren als enig kind van Isaac Newton en Hannah Ayscough in Woolsthorpe-byColsterworth, een gehucht van Colsterworth in het graafschap Lincolnshire op 15 kilometer ten zuidwesten van Grantham. Volgens de gregoriaanse kalender, die in Engeland pas in 1752 de juliaanse kalender verving, werd Newton geboren op 4 januari 1643. Volgens de juliaanse kalender, die gedurende Newtons leven van kracht was in Engeland, leefde hij van 25 december 1642 tot 20 maart 1727.[ Newtons ouders waren niet onbemiddelde boeren. Zijn vader overleed drie maanden voor zijn geboorte. Hij werd te vroeg geboren en aanvankelijk werd voor zijn leven gevreesd. Toen hij drie jaar oud was, hertrouwde zijn moeder met de Anglicaanse geestelijke Barnabas Smith, een welgestelde maar kinderloze weduwnaar, bij wie zij dadelijk introk in het naburige North Witham. Newton werd aan de zorgen van zijn grootmoeder en zijn oom overgelaten. De motieven voor dat laatste zijn niet helemaal duidelijk. Zijn moeder lijkt wel degelijk van hem gehouden te hebben.[5] Het heeft hem echter voor het leven getekend. Uit Newtons persoonlijke aantekeningen blijkt, dat hij de tweede man van zijn moeder gehaat heeft. Tot zijn zestiende volgde hij zijn lagere- en middelbareschoolopleiding in Grantham, waar hij bekend werd door zijn fraaie mechanische modellen: poppenmeubels voor meisjes, een kar met handaandrijving voor de inzittende, zonnewijzers, windmolensen vliegers met lantaarns die hij 's nachts opliet.
    Toen Newton tien jaar was, werd zijn moeder voor de tweede maal weduwe en keerde ze terug naar Woolsthorpe. Isaac kreeg er een halfbroer en twee halfzussen bij. Zijn moeder hoopte dat haar oudste zoon het landbouwbedrijf dat ze van haar tweede man had geërfd, zou uitbaten. Het boerenbedrijf boeide Newton echter helemaal niet en hij vroeg om verder te mogen studeren. Hij vertrok op zijn achttiende jaar (1660) naar Cambridge. De ontmoeting met de wiskundige Isaac Barrow maakte een diepe indruk op hem. Hij bestudeerde er onder andere de Elementen van Euclides, de Geometria van Descartes, de Arithmetica infinitorum van Wallis en de Dialogo van Galilei.
    In 1669 werd hij benoemd tot Lucasian professor, dat wil zeggen hoogleraar wiskunde aan de Universiteit van Cambridge, een leerstoel ingesteld door Henry Lucas. In die tijd moesten alle wetenschappers van de universiteiten van Oxford en Cambridge gewijde geestelijken van
    de Anglicaanse Kerk zijn, maar bij deze leerstoel werd bij wijze van uitzondering vereist dat de hoogleraar niet als zodanig actief zou zijn, waarschijnlijk om meer tijd voor de wetenschap vrij te kunnen maken. Newton vroeg en kreeg van koning Karel II ontheffing van de verplichting om tot geestelijke gewijd te worden. Newton was namelijk in het geheim aanhanger van het Unitarisme, een verboden ketterij in die tijd. Zo werd een conflict tussen Newtons godsdienstige opvattingen en de Anglicaanse kerk vermeden. Newton werd in 1672 een Fellow of the Royal Society (FRS) en was van 1703 tot 1727 voorzitter van dit wetenschappelijk genootschap. In 1696 verhuisde Newton naar Londen om muntmeester (aanvankelijk Warden of the Mint) te worden. [6] Hij pakte het werk op zijn gebruikelijke systematische manier aan, hermuntte alle Britse munten met groeven op de zijkant om het snoeien van munten onmogelijk te maken en bestreed onder meer valsemunters, die soms ter dood veroordeeld werden. Van 1699 tot zijn dood was hij directeur van de Munt (Master of the Mint). Voor zijn werk bij de Munt werd hij geridderd door Queen Anne in 1705. In 1717 zorgde Newton voor de overgang van het pond sterling van de zilveren naar de gouden standaarddie bijdroeg aan de welvaart van Engeland. Door dit werk werd Newton rijk. Wel verloor hij £ 20.000 aan de speculatiegekte van de South Sea Company. Newton verklaarde that he could not calculate the madness of people (dat hij de waanzin van mensen niet kon berekenen).[
    In zijn persoonlijke leven was Newton volgens een deel van zijn biografen een excentrieke persoonlijkheid.[] Illustratief voor zijn onbegrensde nieuwsgierigheid is het verhaal dat Isaac Newton zo ver ging een rijgnaald langs zijn eigen oogbal tot aan het bot van zijn oogkas te steken om zo de werking van het menselijk oog te achterhalen.[ Isaac Newton schreef in 1675 in een brief aan zijn collega-onderzoeker en rivaal Robert Hooke het volgende: "Als ik verder heb gezien dan anderen, komt dat doordat ik op de schouders van reuzen stond." Aan het einde van zijn leven schreef Newton: "Ik was als een jongen die op het strand speelt en zich vermaakt door een nog mooiere steen of schelp te vinden, terwijl de grote oceaan van de waarheid onontdekt voor mij lag."
    Als wiskundige staat Newton bekend als de medeontdekker van de infinitesimaalrekening (een verzamelterm voor differentiaalrekening en integraalrekening), samen met Gottfried Wilhelm Leibniz, met wie hij een geweldige ruzie heeft gehad over de prioriteit van deze bijdrage, zonder welke technische toepassing van de wiskunde nu niet meer is voor te stellen. Het binomium van Newton is naar hem genoemd, alsmede een numerieke iteratie-methode, die tegenwoordig de methode van Newton-Raphson heet. Verder zijn de formule van Newton-Cotes voor numerieke integratie en ook de 'formules van Newton' voor voorwaartse en achterwaartse interpolatie naar hem genoemd.
    Werkkamer van Isaac Newton aan de Universiteit van Cambridge. De appelboom herinnert aan de anekdote van de appel en de maan en is een stek van de oorspronkelijke boom bij Newtons familieboerderij. Er heeft een schuurtje gestaan, waarin Newton zijn alchemistische experimenten uitvoerde.
    Newton schreef van 1684 tot 1686 de Philosophiae Naturalis Principia Mathematica in het Latijn, beter bekend als de Principia. Hierin beschreef hij wat nu de wetten van Newton heten, waarmee hij de
    grondlegger werd van de klassieke mechanica. De wetten van Newton definiëren de basisbegrippen impuls (hoeveelheid beweging, massa × snelheid), kracht en massatraagheid in hun onderlinge samenhang waarmee, anders dan in de fysica van bijvoorbeeld Aristoteles, een kwantitatieve beschrijving en voorspelling van beweging mogelijk is. Het centrale idee van de gravitatietheorie, dat lichamen met massa elkaar aantrekken, was volstrekt nieuw. Bovendien werd deze hypothese wiskundig geformuleerd. Hij kon, gebruikmakend van de wetten, de banen van planeten om de zon nauwkeurig narekenen. De empirische wetten voor planeetbanen, die Johannes Kepler al tussen 1609 en 1619 had ontdekt en geformuleerd als de wetten van Kepler, kregen hiermee een theoretische basis. De baan van de komeet Halley, alsmede de vorm van de staart konden er ook mee worden verklaard. De getijdenbewegingen kon Newton met dezelfde wetten verklaren, uit de aantrekkingskracht van de maan en die van de zon. De door hem ontwikkelde nieuwe wiskunde, de differentiaalrekening, speelde bij dit alles een instrumentele rol.
    Tijdens de pestepidemie in 1666 moest de jonge Newton zijn studie in Cambridge onderbreken en keerde hij terug naar zijn geboorteplaats. Uit die periode stamt de anekdote van de appel en de maan. Hij bestaat in vier versies en wordt door verschillende schrijvers uit die tijd genoemd. Newtons neef John Conduitt schreef, dat Newton op zijn ideeën over zwaartekracht kwam in de boomgaard van zijn moeder, waar hij een appel uit een boom zag vallen. Newton bedacht daarop dat dezelfde zwaartekracht van de Aarde zover reikt, dat het de Maan in haar baan houdt. Hierdoor brak Newton met het tweeduizend jaar oude idee van Aristoteles dat op Aarde (bijvoorbeeld voor een appel) en in de hemel (voor een hemellichaam als de Maan) andere natuurwetten gelden. De schrijver William Stukeley noteerde een gesprek uit 1726 in zijn Memoirs of Sir Isaac Newton's Life waarin Newton zelf zich herinnerde hoe het begrip gravitatie in hem op kwam: "Het werd veroorzaakt door het vallen van een appel, toen ik zat te peinzen." De anekdote geeft een stap aan in het rijpingsproces van Newton. Op het terrein van National Physical Laboratories in Teddington (ten zuidwesten van Londen) staat een boom die volgens de overlevering gekweekt is uit een zaadje van de legendarische appelboom waaruit Newton een appel zag vallen. Naast de Principia publiceerde hij de Opticks, een werk over optica in het Engels. Newton toonde aan dat wit licht is samengesteld uit alle kleuren van de regenboog met zijn bekende prisma-experiment: verder ontleden van die kleuren bleek niet mogelijk en samengevoegd leveren deze kennelijk elementaire kleuren weer wit licht op. Ook zijn experiment met de Newtonschijf toont dit aan. Licht bestond volgens Newton uit deeltjes, waarmee hij breking en weerkaatsing van licht verklaarde. Dit deeltjesmodel werd later vervangen door het golfmodelvan zijn oudere tijdgenoot Christiaan Huygens, dat interferentie makkelijker kon verklaren. Een door hem ontdekt interferentie-effect is naar hem vernoemd: de Newtonringen. Pas in de 20e eeuw werd er toch weer een deeltjesaspect onderkend aan licht - het foton -, dankzij Albert Einsteins bijdragen aan het foto-elektrisch effect en de kwantummechanica. Ter voorkoming van chromatische aberratie ten gevolge van kleurschifting, die bij breking door lenzen onvermijdelijk is, bedacht en construeerde Newton de Newtontelescoop, die nog steeds toegepast wordt. Newton beschreef ook diffractie (buiging) van licht - het experiment met de stoffige spiegel - dat in 1801 door Thomas Young werd verklaard, al was het dan met het golfmodel. Newton vond onafhankelijk een andere formulering van de lenzenformule.
    Voor de warmteleer formuleerde Newton een wet voor afkoeling, waarbij de afkoelsnelheid evenredig is met het temperatuurverschil met de omgeving. De temperatuur van een heet voorwerp daalt daardoor exponentieel in de tijd tot de omgevingstemperatuur is bereikt. Een eeuw later zou deze afkoelwet worden uitgewerkt door Joseph Fourier, om te beginnen met de Wet van Fourier, en vervolgens met een wiskundig geavanceerde Théorie analytique de la chaleur. Newton kan niet als de grondlegger van de hydrodynamica worden beschouwd (dat was Blaise Pascal), maar hij beschreef wel het gedrag van wat nu Newtonse vloeistoffen heten, die een viscositeit hebben die onafhankelijk is van de schuifspanning. Deze beschrijving zou zonder de differentiaalrekening ondenkbaar zijn.

    Aan een voorwerp dat op de grond ligt, wordt door de zwaartekracht getrokken, maar het ondervindt volgens de derde wet van de grond een even grote, tegengesteld gerichte reactie- of normaalkracht. Het voorwerp blijft dus stilliggen. Een voorwerp in de vrije ruimte boven het aardoppervlak krijgt zo'n reactiekracht niet (als de wrijving van de lucht verwaarloosd wordt) en raakt dus in 'vrije val'. Omdat volgens de zwaartekrachtwet de zwaartekracht evenredig is met de massa van het voorwerp, hebben alle voorwerpen in vrije val in het luchtledige op dezelfde plaats dezelfde constante versnelling. Op het aardoppervlak bedraagt deze ongeveer 9,81 m/s², aan de evenaar iets minder.
    De toepassing van identieke wetten op 'hemelse' en 'aardse' verschijnselen betekende een fundamentele breuk met de tweeduizend jaar oude theorie van de oude Griekse natuurfilosofen: volgens hen waren de wetten die op de aarde golden anders dan de 'hemelse' wetten die in het heelal golden. De bevindingen van onder anderen Tycho en Kepler dat de planeten zich in elliptische banen bewogen in plaats van in de meer 'volmaakte' cirkel stuitten daarom op veel weerstand. Ook de ontdekking van Galilei dat de zon zonnevlekken bevatte werd met ongeloof en zelfs agressie ontvangen door de toenmalige intellectuelen. Newton toonde met zijn zwaartekrachtswetten onweerlegbaar aan dat in het heelal dezelfde natuurkundige regels van kracht waren als op de aarde. In de loop van de 18e en 19e eeuw zou de klassieke mechanica in wiskundig opzicht aanzienlijk uitgebreid worden door grootheden als Leonhard Euler, Lagrange, Laplace en William Hamilton. Het wetenschappelijke wereldbeeld werd steeds meer deterministisch. Het scherpst werd dit geformuleerd door Laplace, die in 1814 stelde dat het in principe mogelijk moet zijn om vanuit het heden de hele geschiedenis en de hele toekomst van het universum langs rekenkundige weg vast te stellen. Aan het eind van de 19e eeuw kwam de statistische mechanica erbij, die nog uitging van in essentie deterministisch gedrag van een zeer groot aantal deeltjes; deze is vooral bruikbaar voor gasmoleculen. Een staaltje van het voorspellend vermogen van de gravitatietheorie werd gegeven toen de nauwkeurigheid van waarnemingen van planeetbanen in de loop van de 19e eeuw toenam. Er werden afwijkingen ten opzichte van de 'klassieke' baan van Uranus waargenomen. Dit leidde tot de hypothese van het bestaan van een nog onbekende planeet, die met zijn eigen zwaartekrachtveld de baan van Uranus in het zwaartekrachtveld van de zon verstoorde. In 1846 werd inderdaad een planeet, die Neptunus zou gaan heten, op de berekende plaats waargenomen. De grondlegging van de klassieke mechanica was niet alleen voor filosofen, theoretici en astronomen van het hoogste belang, ook de toepasbaarheid in meer praktische zaken kan nauwelijks overschat worden. Tot dan toe bestond technologische ontwikkeling voornamelijk uit knutselen op goed geluk, gebaseerd op praktische ervaring. Sinds Newtons definitie van de basisbegrippen kracht, impuls en massa is het mogelijk geworden natuurwetenschap en technologie te combineren, zodat een technisch ontwerp in relatief eenvoudige gevallen met wiskundige precisie kan worden doorgerekend. In veel andere gevallen kunnen met vereenvoudigde modellen verantwoorde benaderingen worden gerealiseerd. De eenheid van kracht, de newton, is daarom naar hem vernoemd.
    Aan het einde van de 19e eeuw werd (door Lord Kelvin) wel gedacht dat de kennis van de natuurkunde vrijwel volledig was. Maar juist toen liep de klassieke natuurkunde tegen grenzen aan. De lichtsnelheid bleek in alle richtingen gelijk te zijn (Michelson-Morley-experiment). Indien er een zogenaamde ether als voortplantingsmedium in de kosmos zou bestaan, gekoppeld aan een universeel en absoluut coördinatenstelsel, dan zou de beweging van de aarde door het heelal een invloed moeten hebben op de gemeten lichtsnelheid. De baan van de planeet Mercurius bleek een rozet in plaats van een ellips zoals de Wetten van Kepler uit de Wetten van Newton voorspelden. Bovendien bleek
    Newtons veronderstelling van een uniforme tijd in het universum in strijd te zijn met de pas ontwikkelde algemene theorie van het elektromagnetisme. Vanaf 1905 breidde Albert Einstein Newtons beginselen met zijn relativiteitstheorie wezenlijk uit, en loste die problemen op. Vrijwel tegelijkertijd constateerde Max Planck dat stralingsenergie niet helemaal continu, maar met kleine pakketjes tegelijk wordt afgegeven. Met de klassieke mechanica kon men dit niet verklaren. Deze pakketjes noemde hij quanta en dat gaf de aanzet tot de kwantummechanica, waarmee het deterministische wereldbeeld werd ondermijnd en de weg werd gebaand voor de statistische benadering van de onderliggende natuurwetten van de materie. Hiermee kon men de subatomaire verschijnselen beter beschrijven en verklaren dan met de 'klassieke' Newtoniaanse wetten. Behalve voor exacte wetenschappen had Newton ook voor andere onderzoeksterreinen belangstelling. Hoewel Newton zijn roem geheel dankt aan zijn prestaties als natuur- en wiskundige, is hij een groot deel van zijn leven meer bezig geweest met theologie en andere Bijbelse disciplines dan met exacte wetenschap. Hierin lag zelfs zijn grootste passie. Hij schreef: "Ik heb een fundamenteel geloof in de Bijbel als Gods Woord, geschreven door hen die geïnspireerd waren. Ik studeer de Bijbel dagelijks. Al mijn ontdekkingen zijn gedaan als antwoorden op mijn gebed"[]. Hij schreef veel over onder meer Bijbelse chronologie en tekstkritiek. Na zijn dood werden enkele van zijn theologische werken uitgegeven. Hoewel de wetten van de beweging en de universele zwaartekracht de bekendste ontdekkingen van Newton werden, waarschuwde hij tegen ze te gebruiken om het heelal te zien als een zelfstandige machine. Hij zei: "Zwaartekracht verklaart de bewegingen van de planeten, maar het kan niet uitleggen wie de planeten in beweging heeft gezet. God regeert alle dingen en weet wat wordt of kan worden gedaan." Naar hedendaagse inzichten was Newton veel bezig met zaken die men nu als pseudowetenschap zou zien, zoals alchemie. Men vindt dit soms moeilijk te rijmen met zijn algemeen erkende wetenschappelijke verdiensten.[ ] Newton verschilde daarin niet van de meeste grote geleerden van zijn tijd. Tot ver in de 18e eeuw hadden natuurfilosofen een actieve belangstelling voor alchemie en astrologie. Newtons nagelaten persoonlijke bibliotheek bleek na inventarisatie[]126 boeken over alchemie[te bevatten, wat duidelijk maakte dat dit een van zijn grote passies was. Dankzij zijn reputatie op het gebied van de alchemie kreeg Newton op instigatie van Charles Montague de betrekking van ‘warden’ (muntmeester) aan de Koninklijke Munt in Londen. In 1936 verwierf de econoom John Maynard Keynes een groot deel van Isaac Newtons alchemistische manuscripten voor het King's College te Cambridge. 369 boeken uit Newtons persoonlijke bibliotheek hadden een wetenschappelijk karakter, 170 waren werken over de Rozenkruisers, de kabbala en alchemie. Newton had zelf een alchemistische index aangelegd met 100 auteurs, 150 teksten en 5.000 paginaverwijzingen op 900 trefwoorden. Jan Golinski veronderstelde dat Newton dit deed in de hoop er een samenhangend geheel en een samenhangende leer uit te kunnen afleiden. Betty T. Dobbs zei dat Newton de alchemistische literatuur tot de 17e eeuw gedurende 30 jaar zonder onderbreking zeer zorgvuldig had bestudeerd.[ De biograaf van Newton Richard Westfall[schrijft: "Newton verloor zijn eerste liefde [bedoeld is de alchemie] nooit uit het oog". Westfall gaat ervan uit dat alchemistische overwegingen ook bij Newtons 'Hypothesis of Light' (1675) waren opgenomen en dat Newtons beschouwingen over de banen van de planeten door de alchemie beïnvloed waren. Betty T. Dobbs schrijft: "Zijn herinvoering van het concept van aantrekking in zijn 'Principia', en zijn afwijzing van een zich op de 'Ether' beroepende mechanica als verklaring voor de zwaartekracht leken Westfall en mij een voldoende argument voor de invloed van de alchemie op zijn denken. Veel alchemistische verhandelingen gaan immers uit van niet-mechanische actieve principes die conceptueel vergelijkbaar zijn met de zwaartekrachttheorie van Newton."
    John Maynard Keynes, die veel van Newtons alchemistische geschriften had verworven, verklaarde:
    "Newton was niet de eerste vertegenwoordiger van het tijdperk van de rede, hij was de laatste van de magiërs."[





    05-07-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juli 1927 gina lollobrigida

     

    04-07-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juli 1776 noord america

    4 juli 1776 Dertien Europese kolonies in Noord-Amerika roepen met de Declaration of Independence de Federale republiek der Verenigde Staten van Noord-Amerika uit. Noord-Amerika is een continent dat volledig op het noordelijk halfrond ligt en bijna volledig binnen het westelijk halfrond. Het wordt ook wel beschouwd als een noordelijke subcontinent van de Amerika's.[1] Het wordt in het noorden begrensd door de Noordelijke IJszee, in het oosten door de Atlantische Oceaan, in het westen en zuiden door de Grote Oceaan en in het zuidoosten door ZuidAmerika en de Caraïbische Zee. Noord-Amerika heeft een oppervlakte van ongeveer 24.709.000 km², ongeveer 4,8% van de oppervlakte van de Aarde of ongeveer 16,5% van het landoppervlak. Het aantal inwoners wordt geschat op bijna 579 miljoen mensen (2016) verdeeld over 23 onafhankelijke staten. Noord-Amerika is het op twee na grootste continent qua oppervlakte, na Azië en Afrika en het op drie na grootste qua werelddeelbevolkingsaantal na Azië, Afrika en Europa. De naamgeving wordt doorgaans geaccepteerd als een vernoeming naar de Italiaanse ontdekkingsreiziger Amerigo Vespuccidoor de Duitse cartografen Martin Waldseemüller en Matthias Ringmann. Het continent wordt in het noorden begrensd door de Noordpooloceaan, in het westen door de Grote Oceaan en de Beringzee en in het oosten door de Atlantische Oceaan en de Golf van Mexico. In het zuiden wordt het continent gescheiden van Zuid-Amerika door de landengte van Panama en diens kanaal. De kustlijn van het vasteland van het continent is lang en onregelmatig. Na de Golf van Mexico is de Hudsonbaai veruit de grootste watermassa binnen het continent; andere watermassa's zijn de Golf van St. Lawrence en de Golf van Californië (Zee van Cortés). Er liggen talrijke grote en kleine eilanden langs de kust van het continent, waaronder Groenland, de noordpoolarchipel en de Antillen. Het westen van het continent bestaat uit een grote cordillera (Noord-Amerikaanse Cordillera), die bestaat uit verschillende bergketens. De belangrijkste daarvan zijn de Rocky Mountains, de Coast Mountains, het Alaskagebergte, de Sierra Nevada en de Sierra Madre. Het hoogste punt van NoordAmerika is de Denali in de Alaska Range (6194 m). Het laagste punt (86 m onder zeeniveau) ligt eveneens in de Noord-Amerikaanse cordillera: in Death Valley, Californië. Het Missouri-Mississippi riviersysteem is met 6020 kilometer het langste van Noord-Amerika. Samen met de Ohio-rivier en talrijke andere zijrivieren, is het het grootste continentale watersysteem van de wereld. Andere belangrijke rivieren zijn de Colorado, Columbia, Delaware, Mackenzie, Nelson, Rio Grande, Saint Lawrencerivier, Susquehanna en Yukon. Het Bovenmeer (82.414 km²), het meest westelijke meer van de Grote Meren, is het grootste meer van het continent. De Saint Lawrencezeeweg, die de Saint Lawrencerivier en de Grote Meren verbindt, stelt oceaanschepen in staat om tot het hart van Noord-Amerika door te dringen.
    Noord-Amerika, dat minder dan 10° van zowel de evenaar als de noordpool is verwijderd, heeft een zeer gevarieerd klimaat, van een tropisch klimaat in de regenwouden en savanne in de laaglanden van Centraal-Amerika tot gebieden waar permanent ijs ligt in Centraal-Groenland. Op de toendra's in het noorden van Canada en het noorden van Alaska heerst een subarctisch klimaat, terwijl er op het continent ook woestijnen te vinden zijn. Toch heeft een groot deel van het continent een land- of zeeklimaat, hetgeen zeer gunstig is voor de landbouw.
    Er wordt verondersteld dat de eerste menselijke inwoners van Noord-Amerika van Aziatische oorsprong waren; zij staken 20.000 jaar geleden Alaska over en trokken toen zuidwaarts door de vallei van de Mackenzierivier. De Europese ontdekking en nederzetting in Noord-Amerika dateren uit de 10e eeuw,
    toen Noormannen (986) heer en meester waren in Groenland. Hoewel het bewijsmateriaal fragmentarisch is, bereikten zij Oost-Canada rond het jaar 1000 onder leiding van Leif Eriksson. Van groter effect op de verdere geschiedenis van het continent waren de ontdekkingsreizen van Christoffel Columbus in 1492 en John Cabots reizen naar Oost-Canada (1497). Portugese en Franse expedities hebben ook een grote invloed gehad op het continent.
    Hoewel de bevolking van Canada en de Verenigde Staten nog grotendeels een Europese oorsprong heeft, wordt zij steeds meer een mengelmoes van allerlei culturen; veel mensen zijn er vanuit Azië, Latijns-Amerika en Afrika geïmmigreerd. Ook is de verstedelijking drastisch toegenomen; ongeveer 74% van de inwoners van het continent wonen in stedelijke gebieden. Een groot deel van de bevolking heeft zich geconcentreerd in en rond grote agglomeraties. De bevolking van Mexico, ongeveer 60% van Europese en inheems-Amerikaanse oorsprong, is ook steeds meer naar de steden getrokken (ongeveer 72%). De grootste stedelijke agglomeraties op het continent zijn Mexico-Stad, New York, Los Angeles en Chicago. De totale bevolking wordt geschat op 528.720.000 (juli 2008). Er wordt verondersteld dat de eerste menselijke inwoners van Noord-Amerika van Aziatische oorsprong waren; zij staken 20.000 jaar geleden Alaska over en trokken toen zuidwaarts door de vallei van de Mackenzierivier. De Europese ontdekking en nederzetting in Noord-Amerika dateren uit de 10e eeuw, toen Noormannen (986) heer en meester waren in Groenland. Hoewel het bewijsmateriaal fragmentarisch is, bereikten zij Oost-Canada rond het jaar 1000 onder leiding van Leif Eriksson. Van groter effect op de verdere geschiedenis van het continent waren de ontdekkingsreizen van Christoffel Columbus in 1492 en John Cabots reizen naar Oost-Canada (1497). Daarnaast hebben Portugese en Franse expedities een grote invloed gehad op het continent.
    Geologisch gezien is Canada een van de oudste regio's in de wereld. Meer dan de helft van de regio bestaat uit rotsen uit het Precambrium die boven de zeespiegel zijn sinds het begin van het Paleozoïcum.[3] Canada's minerale rijkdommen zijn divers en uitgebreid.[3] Op het Canadees Schild en in het noorden zijn er grote ijzer-, nikkel-, zink-, koper-, goud-, lood-, molybdeen- en uraniumreserves. Grote diamantconcentraties zijn recentelijk ontwikkeld in het poolgebied[4] en maken van Canada een van 's werelds grootste diamantproducenten. Over het gehele Schild zijn er voor het extraheren van deze mineralen veel mijnbouwsteden. De grootste en bekendste daarvan is Sudbury (Ontario). Sudbury is overigens een uitzondering hoe de mineralen in het gebied gevormd zijn. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat het Sudbury Basin een oude inslagkrater is. Het nabijgelegen, maar minder bekende Temagami Magnetic Anomaly heeft opvallende overeenkomsten met het Sudbury Basin. De magnetische anomalieën zijn zeer vergelijkbaar met het Sudbury Basin, wat betekent dat het een tweede metaalrijke inslagkrater kan zijn. Het Schild wordt bedekt door uitgestrekte boreale bossen, die belangrijk zijn voor de houtkapindustrie. De aaneengesloten staten kunnen worden onderverdeeld in vijf fysiografische provincies: De Amerikaanse cordillera Het Canadese Schild Het stabiele platform De kustvlakte De gebergtevorming van de Appalachen De geologie van Alaska is een typisch voorbeeld van die van de cordillera, terwijl de grote eilanden van Hawaï bestaan uit Neogeen vulkanen ontstaan boven een hotspot.
    Midden-Amerika is geologisch actief met vulkaanuitbarstingen en aardbevingen doen zich van tijd tot tijd voor. In 1976 werd Guatemala getroffen door een grote aardbeving met 23.000 doden. Managua, de hoofdstad van Nicaragua , werd verwoest door aardbevingen in 1931 en 1972, waarbij de laatste het leven kostte van ongeveer 5000 mensen. Drie aardbevingen verwoestten El Salvador, één in 1986 en twee in 2001. In 2009 richtte een aardbeving grote schade aan in het noorden en midden van Noord- en Midden Costa Rica. Vulkanische uitbarstingen komen vaak voor in de regio. In 1968 barstte de Arenal in Costa Rica uit met 87 doden als gevolg. De vruchtbare gronden van verweerde vulkanische lava hebben het mogelijk gemaakt om de dichte bevolking met de productieve hooglandgebieden te ondersteunen. Midden-Amerika heeft veel bergketens. De langste zijn de Sierra Madre van Chiapas, de Cordillera Isabelia en de Cordillera de Talamanca. Tussen de bergketens liggen vruchtbare valleien die geschikt zijn voor de bevolking. In feite woont het grootste deel van de bevolking van Honduras, Costa Rica en Guatemala in valleien. De valleien worden ook gebruikt voor de productie van koffie, bonen en andere gewassen De uitgebreide landbouwsector van Noord-Amerika (vooral in Canada en de Verenigde Staten) is het resultaat van zowel gunstige klimatologische omstandigheden, vruchtbare gronden, als technologie. De irrigatie heeft bepaalde dorre en semi-aride gebieden in productieve oasen veranderd. NoordAmerika produceert het grootste deel van het graan, vlees, katoen, sojabonen, tabak en tarwe van de wereld. Ook wordt er een verscheidenheid van ander voedsel en industriële grondstoffen en gewassen geproduceerd. Delfstoffen zijn ook overvloedig, vooral steenkool, ijzererts, bauxiet, koper, aardgas, aardolie, kwik, nikkel, potas en zilver. De vroeger grote industriesector is meer en meer vervangen door de dienstensector.
    De route van de Pan-Amerikaanse weg in Noord-Amerika is het deel van een netwerk van wegen van bijna 48.000 km lang, dat loopt over het vasteland van de Amerika. Er bestaat formeel geen vaste lengte van de Pan-Amerikaanse weg, omdat de Amerikaanse en Canadese regeringen nooit officieel hebben gedefinieerd welke specifieke routes onderdeel uitmaken van de Pan-American Highway en Mexico officieel vele takken heeft die verbinding maken met de Amerikaanse grens. De totale lengte van het Noord-Amerikaanse deel van de snelweg bedraagt echter ongeveer 26.000 km.
    Veel van de landen van Noord-Amerika werken samen in een gedeeld telefoonsysteem, bekend als het Noord-Amerikaanse nummeringsplan (NANP), dat een geïntegreerd telefoonnummerplan is voor 24 landen en gebieden: de Verenigde Staten en hun territoria, Canada, Bermuda, en 17 Caribische landen.







    04-07-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juli 2003 barry white

     

    04-07-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juli 2003 barry white

    4 juli 2003 Barry White (Galveston, 12 september 1944 – Los Angeles, 4 juli 2003) was een Amerikaans soul- en discozanger en -producer. Zowel solo als met het door hem gedirigeerde The Love Unlimited Orchestra had hij diverse hits. Barry White werd als Barry Eugene Carter geboren in Galveston, Texas, en groeide op in Los Angeles. Op 10-jarige leeftijd werd hij lid van een gang, en op de leeftijd van zestien jaar werd hij veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf wegens diefstal van Cadillac-autobanden ter waarde van $30.000. Eind jaren zestig begon White's muziekcarrière, aanvankelijk nog slechts als producer. Zijn grootste succes was het opzetten van Love Unlimited, een damesgroep met drie leden (waaronder zijn latere vrouw Glodean James), waarvoor hij de klassieker Walkin' in the Rain (With the One I Love) schreef. White had een aantal liedjes geschreven en zocht een mannelijke vocalist om deze op te nemen. Uiteindelijk liet hij zich overhalen dit zelf te doen, wat leidde tot het succesvolle album "I've Got So Much to Give" met de hit I'm Gonna Love You Just a Little More Baby. Zijn volgende succes was de oprichting van het Love Unlimited Orchestra. Tegen alle verwachtingen in werd het volledig instrumentale Love's theme een grote hit. White behaalde zijn grootste successen in de jaren 70. In de periode van de disco, maar ook later, heeft hij nog diverse hits gehad. Tijdens een verblijf in het ziekenhuis, waar hij herstelde van de gevolgen van een beroerte, overleed White aan een nierziekte. In 2013 kreeg hij postuum een ster op de Hollywood Walk of Fame.





    04-07-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juli 1927 gina lollobrigida

    4 juli 1927 Gina Lollobrigida, eigenlijke naam Luigina Lollobrigida, (Subiaco, Italië, 4 juli 1927) is een Italiaanse actrice, die in de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw haar grootste bekendheid kreeg door haar rollen in een aantal Hollywoodfilms. Zij was een generatiegenote van Marilyn Monroe, en werd beschouwd als de Europese en Italiaanse tegenpool van deze Amerikaanse ster. Als Italiaanse in Hollywood effende zij het pad voor haar landgenote Sophia Loren, die haar korte tijd later zou volgen en die haar faam nog zou overtreffen. Lollobrigida was de dochter van een meubelmaker. In haar jonge jaren nam zij deel aan een aantal schoonheidswedstrijden. Bij de Miss Italia-verkiezingen van 1947 werd ze derde.
    Haar groeiende naambekendheid lag aan de basis van een aantal verschijningen in Italiaanse romantische komedies. Die films werden door sommige filmcritici als van mindere kwaliteit beschouwd, maar ze droegen wel bij aan haar populariteit bij het grote publiek. Een van die lichte komedies heette heel toepasselijk Miss Italia (1950). Een van de Engelse titels van de film La donna più bella del mondo (The World's Most Beautiful Woman) uit 1955 werd ook haar bijnaam. In 1952 werd ze voor het eerst gevraagd door Franse cineasten: ze werd twee keer aan steracteur Gérard Philipe gekoppeld. In de succesrijke mantel- en degenfilm Fanfan la Tulipe (Christian-Jaque) misleidde ze hem als waarzegster. In René Clairskomedie Les Belles de nuit was ze een van Philipe's droomvrouwen. Een jaar later volgde haar Amerikaanse filmdebuut met John Hustons avontuurlijke komedie Beat the Devil waarin ze de vrouw van Humphrey Bogart vertolkte. In de tragikomedie Trapeze (1956) dongen trapeze-artiesten Tony Curtis en Burt Lancaster om haar hand. In Italië groeiden ook de romantische komedie Pane, amore e fantasia (1953) en het vervolg Pane, amore e gelosia (1954) uit tot grote kaskrakers. Ze werkte drie keer samen met Jean Delannoy. Vooral haar optreden als de beeldschone en sensuele zigeunerin Esmeralda aan de zijde van 'bultenaar' Anthony Quinn in het op het gelijknamige werk van Victor Hugo gebaseerde historisch drama Notre-Dame de Paris (1956) werd een enorm succes. De komedie Anna di Brooklyn (Vittorio De Sica, 1958) toonde haar als knappe weduwe die na het overlijden van haar man uit de Verenigde Staten terugkeerde naar haar vaderland Italië en in haar geboortedorp het hoofd van op één na alle mannen op hol bracht. In King Vidors sandalenfilm Solomon and Sheba (1959) vertolkte ze de mooie koningin van Seba die een relatie aanging met koning Salomo van Israël. De film werd al even gunstig onthaald. In datzelfde jaar werd ze in de rol van dienstmeid in Jules Dassins drama La legge (weer) door alle mannen van het dorp begeerd. Een van haar weinige latere rollen speelde ze in het drama Un bellissimo novembre (Mauro Bolognini, 1969). Ze was Cettina, een levenslustige en erg sensuele 40-jarige vrouw. die speels inging op de avances van haar 17-jarig neefje. Daarna speelde ze nog maar in een handvol films. In de jaren tachtig speelde ze gastrollen in Falcon Crest en The Love Boat alsmede een ondersteunende rol in de miniserie Deceptions. Naast met acteren hield ze zich begin jaren zeventig bezig met fotojournalistiek. Ook exposeerde ze een aantal keren met door haar gemaakte beeldhouwwerken. Het geld dat ze daarmee verdiende, werd geschonken aan goede doelen als Artsen zonder Grenzen en UNICEF. In 1985 werd ze door de Franse president François Mitterrand opgenomen in het Legioen van Eer. In 2018 kreeg ze voor haar filmcarrière een ster op de Hollywood Walk of Fame. In 1949 trouwde ze met de Joegoslavische arts Milko Škofič. In 1966 had Gina, nog steeds getrouwd, een affaire met de komiek Jerry Lewis, waarna ze in 1968 van haar man scheidde. In 1999 nam zij zonder succes deel aan de verkiezingen voor het Europees Parlement 1999, de vijfde rechtstreekse verkiezingen die plaatsvonden van 10 t/m 13 juni 1999. Zij was ook actief als zakenvrouw en fotografe.
    Tegenwoordig leidt ze een teruggetrokken leven. De dochter van haar neef is de Italiaanse schaatsster Francesca Lollobrigida.







    04-07-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juli 1944 michel polmaref

     

    03-07-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juli 1883 kafka

     

    03-07-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juli 1935 andre citroën
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    3 juli 1935 andre citroën André Gustave Citroën, (Parijs, 5 februari 1878 - aldaar, 3 juli 1935) was een Frans industrieel. Oorspronkelijk kwam de familie van André uit Nederland. Andrés joodse overgrootvader Roelof handelde in groenten en fruit en bij de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 moest hij een achternaam kiezen. Hij vond de naam Limoenman zeer passend. Roelofs zoon Barend (1808-1895) was een eenvoudige juweliersknecht, wiens schoonvader de naam Limoenman maar niets vond. Citroen leek hem beter.[ Barends zoon Levie Citroen (1842-1884), een diamanthandelaar uit Amsterdam, verhuisde in 1873, met zijn joods-Poolse vrouw Masza Amelia Kleinman uit Warschau, naar Parijs waar André in 1878 geboren werd als vijfde en laatste kind. Na een mislukte speculatie met een diamantmijn in ZuidAfrika pleegde Lévie Citroen zelfmoord in 1884 door uit het raam te springen. Andrés schoolmeester is degene die uiteindelijk het trema op de e in Citroen zette. Toen André naar het Lycée Condorcet ging, werd zijn achternaam gespeld als Citroën, voortaan met trema.
    De jonge André werd door een lezing van Jules Verne en de bouw van Eiffeltoren geïnspireerd om ingenieur te worden.[3] Na het volgen van een technische opleiding ontwikkelde André Citroën zich tot een geniaal uitvinder en innovator met een neus voor verhandelbare producten. Als handelsmerk koos hij de "double chevrons" (Frans voor dubbele pijlen), naar het voorbeeld van de kepervertandingen van de tandwielen waarvoor hij in 1900 het octrooi aanvroeg. In 1906 werd hij als directeur van Automobiles Mors aangesteld. Hij wist het merk van de ondergang te redden door een grondige reorganisatie door te voeren. Later wist hij de productie te vertienvoudigen.[ In 1915 was Citroën als officier bij de Franse krijgsmacht tijdens de Eerste Wereldoorlog getuige van het gebrek aan mortiergranaten. Hij had als geen ander verstand van massaproductie en ging met een uitgewerkt plan voor een munitiefabriek naar de generale staf. Binnen 18 maanden zette Citroën een fabriek op die voor die tijd gigantische aantallen mortieren produceerde. (Op het moment van de wapenstilstand op 11 november 1918 meer dan 24 miljoen stuks.)
    Na de oorlog startte Citroën met zijn meest ambitieuze project: een autofabriek onder de eigen naam "Automobiles André Citroën SA", kortweg Citroën. In 1919 liep het eerste Type A van de lopende band tegen een voor die tijd revolutionair lage prijs. Via spectaculaire acties in de media wist Citroën de aandacht gedurende de jaren twintig vast te houden. In 1933 nam hij de autoconstructeur André Lefèbvre in dienst. Diens successen zou Citroën echter niet meer meemaken.
    In 1934 kwam Citroën door de crisis en zijn flamboyante levensstijl in financiële moeilijkheden. De banken weigerden hem een extra krediet en kort daarop ging hij failliet. Zijn hele vermogen zat in de ontwikkeling van de revolutionaire Traction Avant. De grootste schuldeisers van het bedrijf, de gebroeders Michelin, namen op verzoek van de banken de leiding over. André Citroën overleed in 1935 op 57-jarige leeftijd aan maagkanker. Citroën wordt gezien als de Europese tegenhanger van Henry Ford, de vernieuwende Amerikaanse autofabrikant. Hij zorgde voor de introductie van de geruisloze versnellingsbakken voor auto's
    in massa vervaardigde auto's gericht op een groot publiek (naar Fords voorbeeld) de garantieperiode op nieuwe auto's de financiering van nieuwe auto's een uitgebreid Citroën-dealernetwerk een onderdelenvoorraad bij het dealernetwerk de halftrack-rupsbandaandrijving voor personenwagens de zelfdragende carrosserie in Europa het zwangerschapsverlof voor werkneemsters het kinderdagverblijf voor kinderen van personeel de bedrijfsgezondheidsdienst en bedrijfshulpverlening autoverhuur, lease en autoverzekeringen de voorlopers van de advertorials het verheffen van producten tot modegril in de media en public relations de lopende band in Europa het openbaar vervoer met bussen in Frankrijk de landelijke bewegwijzering in Frankrijk
    André Citroën was een van de eersten die aan de "European Automotive Hall of fame" werden toegevoegd

    03-07-2018 om 08:49 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juli 1883 kafka

    3 juli 1883 kafka Franz Kafka (Praag, 3 juli 1883 – Kierling, 3 juni 1924) was een Duitstalige schrijver die wordt gezien als een van de belangrijkste auteurs van de twintigste eeuw. Zijn werk kreeg vooral na zijn dood een grote invloed op de westerse literatuur. Kafka was aanvankelijk een staatsburger van Oostenrijk-Hongarije en na het uiteenvallen van de unie in 1918 van de Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek. Hij verbleef ook enige tijd in Berlijn, de hoofdstad van de Weimarrepubliek. Dat maakte hem tot een typische Duitstalige en Midden-Europese auteur die niet gekoppeld kan worden aan een specifiek land. Dat gold bijvoorbeeld ook voor zijn tijdgenoot Hermann Hesse, de in Duitsland geboren auteur die naar Zwitserland verhuisde. Kafka is vooral bekend als schrijver van de romans Het proces en Het slot alsmede de novelle De Gedaanteverwisseling. Zijn werk omvat echter veel meer, en lijkt zich te kenmerken door een nachtmerrieachtige, onheilspellende sfeer (als kafkaëskbekend geworden) waarin de bureaucratie en de onpersoonlijke maatschappij steeds meer greep krijgen op het individu. Hendrik Marsman [] omschreef deze sfeer als een 'uiterst geheimzinnige zakelijkheid'. Kafka's oeuvre wordt wel gezien als symbool voor de ontwortelde mens in de moderne tijd.[ Sommigen zijn echter van mening dat het werk van Kafka juist een poging is, in een ogenschijnlijke strijd met 'hogere machten', het initiatief terug te geven aan de individuele mens, die uiteindelijk zelf zijn keuzes maakt en daarvoor verantwoordelijk is.[ Franz Kafka werd geboren in een Duitssprekende, Joodse familie in Praag, destijds de hoofdstad van Bohemen in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije . Zijn vader Hermann Kafka (1852-1931) kwam uit het Zuid-Boheemse dorp Osek (Wohsek), zijn moeder Julie Kafka-Löwy (1856-1934) uit de stad Podӗbrady in Midden-Bohemen. Het echtpaar trok naar Praag om daar een groothandel in modeaccessoires en fournituren op te zetten. Hermann, de vierde zoon van Jacob Kafka, wordt door Kafka zelf en zijn biografen omschreven als een zelfingenomen en dominante vader, met wie Kafka een moeizame relatie had. Hoewel Kafka ook met zijn moeder geen intense relatie had, identificeerde hij zich in hoge mate met zijn familie van moederskant, die in tegenstelling tot zijn vaders familie bekendstond als spiritueel en intellectueel. Kafka had twee jongere broers, Georg en Heinrich, die op de leeftijd van respectievelijk vijftien en zes maanden stierven, en drie jongere zussen, Gabriele (Elli) (1889–1942?), Valerie (Valli) (1890–1942?), en Ottilie (Ottla) (1892–1943). Elli en Valli werden in de Tweede Wereldoorlog naar het getto van Łódź gedeporteerd en kwamen aldaar in een concentratiekamp om, terwijl Ottla eerst terechtkwam in Theresienstadt en vandaar met een groep aan haar toevertrouwde kinderen naar Auschwitz werd getransporteerd en hier waarschijnlijk in oktober 1943 werd vermoord.
    Kafka's moedertaal was het Duits, maar hij sprak vrijwel vloeiend Tsjechisch. Tussen 1889 en 1893 volgde hij de basisschool aan de Fleischmarkt (Vleesmarkt, nu Masná) in het historisch centrum van de destijds nog Oostenrijkse stad Praag. Zijn joodse onderwijs was beperkt tot het vieren van zijn bar mitswa toen hij dertien jaar oud was, en het vier keer per jaar bijwonen van diensten in de synagoge. Na de basisschool werd hij toegelaten op het staatsgymnasium in Praag, het Duitstalige Altstädter Deutsches Gymnasium. In 1901 deed hij met succes eindexamen. Hij werd daarna toegelaten op de beroemde Karelsuniversiteit van Praag, waar hij begon aan een studie scheikunde, maar al na twee weken omzwaaide naar rechten. Hij sloot zich aan bij de Lese- und Redehalle der Deutschen Studenten, een studentenvereniging die onder meer literaire evenementen en lezingen verzorgde. Aan het einde van zijn eerste studiejaar ontmoette Kafka de latere schrijver Max Brod, die zijn leven lang zijn beste vriend zou blijven, en die na Kafka's dood het grootste deel van zijn werk zou publiceren. Tijdens zijn studie volgde Kafka een semester Germanistiek en Kunstgeschiedenis; hij overwoog enige tijd om deze studie voort te zetten aan de universiteit van München, maar bleef de rechtenstudie trouw,
    die hij op 18 juni 1906 zonder studievertraging bekroonde met een promotie tot doctor in de rechten bij professor Alfred Weber. Na zijn afstuderen vervulde hij zijn civiele dienstplicht door een jaar lang onbetaald te werken als klerk aan een rechtbank.
    Op 1 november 1907 trad Kafka in dienst bij Assicurazioni Generali, een zeer commerciële Italiaanse verzekeringsmaatschappij. Na hier slechts negen maanden te hebben gewerkt nam Kafka op 15 juli 1908 ontslag, naar eigen zeggen omdat de lange werktijd hem te zeer hinderde in het beoefenen van zijn grote passie: schrijven. Twee weken later trad hij in dienst bij het Verzekeringsinstituut voor Arbeidersongevallen van het koninkrijk Bohemen, waar hij bleef werken tot zijn vroegtijdige pensionering in 1922. Hoewel hij zijn werk vaak afdeed als een 'Brotberuf', werden zijn prestaties door zijn werkgever zeer gewaardeerd, wat onder meer blijkt uit de promoties die Kafka maakte tijdens zijn loopbaan. Zijn taak was het beperken van veiligheidsrisico's voor arbeiders die met – toen vaak nog onveilige – machines moesten werken; hiertoe bezocht hij vele fabrieken en schreef hij voorlichtingsmateriaal. Verder was hij verantwoordelijk voor de indeling van bedrijven in risicogroepen. Dat hij ook schadeclaims moest betwisten bracht hem soms in gewetensnood, maar het bedrijf liet hem vaak de ruimte om coulant te zijn voor de slachtoffers, die soms blijvend letsel hadden geleden. Naast zijn baan bij de verzekeringsmaatschappij bleef Kafka schrijven, waarbij hij een specifieke dagindeling aanhield: 's morgens werkte hij op kantoor, 's middags ging hij enkele uren slapen, daarna ging hij wandelen, eten met vrienden of familie, om zich dan 's avonds aan het schrijven te zetten, waar hij tot diep in de nacht mee doorging. Tijdens een van die nachten zette hij 'als in een roes' het verhaal Das Urteil (Het vonnis) op papier. In 1911 nodigde zijn zwager Karl Hermann – echtgenoot van zijn zus Elli – Kafka uit om mee te werken aan het besturen van de Prager Asbestwerke Hermann und Co. een asbestfabriek in Praag. Kafka deed mee en bleef enige tijd veel van zijn vrije tijd in de fabriek steken, maar hij verfoeide het werk, omdat het hem afhield van het schrijven. In de herfst van 1912 was hij er niet ver meer van af, zelfmoord te plegen vanwege zijn werk in de fabriek. Door een dringende oproep van Max Brod aan Kafka's moeder Julie werd de dreigende crisis bezworen en kon een opvolger worden gevonden.
    Kafka had een problematische verhouding met vrouwen. In 1912 ontmoette hij ten huize van Max Brod de Berlijnse Felice Bauer (1887-1960), vertegenwoordigster voor een bedrijf dat in dictafoons handelde. In de vijf jaren die volgden ontstond een intensieve correspondentie tussen Kafka en Felice. Af en toe ontmoetten beiden elkaar, wat tweemaal leidde tot een verloving. Van de kant van Kafka was het vooral een platonische liefde, die hij voornamelijk in stand hield via zijn brieven. Gaandeweg besefte hij, hoe moeilijk een traditioneel huwelijksleven zou zijn met de veel 'aardsere' Felice, vooral bij zijn neiging zich op te sluiten achter zijn bureau. De relatie leek dan toch tot een huwelijk te leiden, totdat bij Kafka in 1917 beginnende longtuberculose werd geconstateerd; Felice wilde hem niet in de steek laten na het bekend worden van de diagnose, maar de auteur zelf was onverbiddelijk, en verbrak de relatie definitief. Op doktersadvies vroeg en kreeg hij hierna vele malen langdurige verloven om te kuren in diverse sanatoria, waarna het tijdelijk weer beter met hem ging. Kafka verloofde zich opnieuw in 1919 met Julie Wohryzeck, een secretaresse uit Praag, maar zijn vader, gevoelig voor status, verzette zich hevig tegen de relatie. Hij verbrak de verloving een jaar later, maar ging zich nu scherper verzetten tegen de invloed van zijn vader, die zijn zoon graag als opvolger had gezien in zijn groothandel. Een verzet dat tot uitdrukking kwam in Kafka's uitvoerige Brief an den Vater, een 45 pagina's lang epistel. Zijn vader kreeg de brief nooit onder ogen - maar wel liet de auteur hem zien aan zijn moeder en enkele goede vrienden. In het begin van de jaren twintig ontwikkelde zich tussen Kafka en de vrijgevochten Tsjechische journaliste en schrijfster Milena Jesenská, die enkele van zijn verhalen op hoog niveau in het Tsjechisch
    vertaalde, een kortstondige, maar zeer intense relatie. Van alle vrouwen in zijn leven – er waren nog diverse 'affaires' – heeft Milena de uiterst fijngevoelige auteur waarschijnlijk het best aangevoeld, en op zijn minst kon zij hem bij hun schaarse ontmoetingen over zijn angsten heen helpen. Milena, die in Wenen woonde maar een slecht huwelijk had, ging echter niet in op zijn smeekbeden om naar Praag te komen om daar met hem samen te wonen. De flamboyante kunstenares - ze was pas 24 - voorvoelde dat ze met Kafka, hoe intens hun verhouding ook mocht zijn, toch beperkt zou worden in haar vrijheid. Dat bleek uiteindelijk de doodsteek voor hun relatie, en in 1922 verbood hij haar om hem nog langer te schrijven - een verzoek waar ze zich overigens niet aan hield. In 1923 vertrok Kafka voor enige tijd naar Berlijn, in de hoop zich zonder de bemoeienis van familie beter op zijn schrijven te kunnen concentreren. In die periode ontmoette hij Dora Diamant, een vijfentwintigjarige kleuterschoollerares uit een orthodox joods gezin. Dora werd Kafka's levensgezellin in Berlijn en beïnvloedde Kafka's groeiende interesse in de Talmoed. Bij haar proefde Kafka uiteindelijk iets van huwelijksgeluk, dat hij al niet meer voor mogelijk had gehouden. Samen maakten zij plannen om te emigreren naar Palestina.
    In 1917 begon Kafka regelmatig bloed op te geven en werd de diagnose tuberculose gesteld. Het leidde tot een bijna obsessief zelfbeklag in zijn brieven aan Felice, wie hij zijn ziekte als reden voorhield om zijn verloving te verbreken. Maar ook zijn schrijverschap zag hij als struikelblok voor een 'gewoon' gezinsleven, dat met de levenslustiger en minder intellectueel ingestelde Felice zonder twijfel een groot probleem zou zijn geworden. Zelf zag hij zijn ziekte als metafoor voor het mislukken van zijn leven, waarvan hij de definitieve zin nu in het schrijverschap zocht. Kafka, die hypochondrische trekken had, leed, zoals nu wordt aangenomen, aan klinische depressie en sociale fobie, maar had ook fysieke, vermoedelijk stressgerelateerde verschijnselen van migraine, slapeloosheid, constipatie en steenpuisten. Kafka wantrouwde de reguliere geneeskunde[4] en probeerde zijn klachten te bestrijden met naturopathische kuren, een vegetarisch dieet en het drinken van ongepasteuriseerde melk . Zijn vakantiedagen gebruikte hij om rustkuren te ondergaan in sanatoria, waarvoor zijn werkgever hem vaak buitengewoon verlof toestond. In 1922 werd de schrijver wegens zijn algehele lichamelijke toestand vervroegd pensioen verleend. Het graf van Kafka Hoewel Kafka's persoonlijke situatie na zijn verhuizing naar Berlijn sterk was verbeterd, en hij weer zeer veel schreef, was de inflatiewinter van 1923-1924 in Berlijn funest voor zijn reeds wankele gezondheid. Essentiële levensbehoeften werden schaars en hij moest die uit Praag laten komen; daarbij was de kou in het slecht verwarmde onderkomen niet bevorderlijk voor zijn genezing. Toen Brod hem in maart 1924 bezocht was zijn toestand zo verslechterd, dat hij hem mee terugnam naar Praag; in april werd strottenhoofdtuberculose geconstateerd. Het was duidelijk dat Kafka niet lang meer te leven had: men kende nog geen antibiotica en infuusvoeding, zodat Kafka steeds moeilijker kon eten – een toestand die trekken vertoonde van de figuur Gregor in De gedaanteverwisseling en de hoofdpersoon van zijn novelle Een hongerkunstenaar. In zijn laatste maanden werd hij bijgestaan door vriend en medicus Robert Klopstock, die kritisch toezicht hield op Kafka's medische verzorging, maar de patiënt kon alleen nog met pijnstillers worden geholpen. Kafka werd opgenomen in het sanatorium Kierling bij Wenen, waar hij op 3 juni 1924 met Dora aan zijn zijde stierf, waarschijnlijk aan ondervoeding. Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar Praag, waar hij op 11 juni 1924 werd begraven op de Nieuwe Joodse Begraafplaats in ´i¸kov. Kafka zag het schrijven als een diepe innerlijke noodzaak, al was het voor hem 'een vreselijke bezigheid', die 'een volledige opening van lichaam en ziel' inhield. Hij sprak van 'de bevroren zee in ons'; een boek moest zijn als 'de bijl' waarmee die zee moest worden 'opengehakt'. Schrijven diende men volgens Kafka te doen alsof men zich bevindt in een donkere tunnel, nog zonder te weten hoe de personages zich verder zullen ontwikkelen.
    Tijdens zijn leven publiceerde Kafka slechts enkele korte verhalen alsmede de novelle De gedaanteverwisseling, wat maar een zeer beperkt deel was van zijn werk. Van de grote romans die hij tijdens zijn leven schreef werden Het slot en Amerika nooit voltooid. Het proces eindigt wel, maar het zevende hoofdstuk bleef onvoltooid en bovendien is de volgorde van de hoofdstukken onzeker. Kafka schreef al zijn werken in het Duits, afgezien van enkele brieven in het Tsjechisch aan zijn geliefde Milena Jesenská. Voor zijn dood droeg Kafka zijn vriend en executeur-testamentair Max Brod schriftelijk op om zijn manuscripten te vernietigen. Maar Brod zag in de schriftelijke aanwijzing van zijn vriend, dat juist hij dit 'vonnis' moest voltrekken, een vrijbrief om dit niet te doen: hij, die Kafka's werk juist als geen ander kende en waardeerde, had zijn vriend meermalen laten weten zijn uiterste best te zullen doen, om zijn werk te behouden voor het nageslacht. Over deze door Brod veronderstelde dubbelzinnigheid van Kafka's 'testament' (in feite niet meer dan een kort briefje) is naderhand de nodige discussie ontstaan. Hoe serieus Kafka's wens was, dat al zijn ongepubliceerde werk moest worden vernietigd, zal wellicht nooit helemaal duidelijk worden. Wel staat vast dat de schrijver diverse manuscripten, waaronder tal van verhalen en minstens één toneelstuk, zelf heeft vernietigd of heeft laten verbranden door zijn vriendin Dora. Voor zover Brod de manuscripten van Kafka voor de oorlog níet in handen wist te krijgen, werd aan Kafka's laatste wil voldaan door de Gestapo, die begin 1933, na de machtsovername door Hitler, ongeveer 20 dagboeken en 35 brieven in beslag nam in de Berlijnse woning van Dora. Ondanks de actieve bemoeienis van de Tsjechische ambassade in Berlijn, werden deze en andere manuscripten die in handen van de nazi's vielen nooit meer teruggevonden en gelden zij als verloren. Brod echter negeerde de instructies van zijn vriend en zorgde voor de postume publicatie van het grootste deel van diens werk. Hij publiceerde Kafka's grote romans reeds in de jaren twintig; het bij elkaar brengen en publiceren van het overige werk, vooral de grote aantallen dagboeken en brieven, lukte hem niet meer voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In de nacht voor de bezetting van Praag door de nazi's in maart 1939, slaagde hij erin mét de meeste manuscripten van Kafka naar Palestina te ontkomen, waarna ook het overige nagelaten werk van zijn vriend geleidelijk kon worden gepubliceerd De uitgaven door Brod zijn echter omstreden: Kafka was overleden zonder zijn manuscripten voor publicatie gereed te maken. Sommige werken – zoals Het slot, dat midden in een zin eindigde, en Het proces, waarvan de hoofdstukken ongenummerd waren – waren incompleet en sommige (Het slot) waren qua inhoud nogal dubbelzinnig. Het lijkt erop dat Brod zich nogal wat vrijheid veroorloofde om Kafka's werken aan te passen aan zijn eigen smaak: hij verplaatste enkele hoofdstukken, wijzigde zinnen en woorden en veranderde op sommige plaatsen de interpunctie. De 'Brodedities' van Kafka's werk worden ook wel de definitieve edities genoemd. Volgens de uitgever[5] van de Engelse editie van Het slot (The Castle, Schocken Books, 1998), is Malcolm Pasley er in 1961 in geslaagd het grootste deel van de manuscripten van Kafka bijeen te brengen in de Bodleian Library van de Universiteit van Oxford. De originele tekst van Het proces werd later geveild en bevindt zich tegenwoordig in het Duitse Literatuurarchief [6] te Marbach. Pasley stelde na Kafka's manuscripten bijeen te hebben gebracht een gezelschap samen (met onder meer Gerhard Neumann, Jost Schillemeit en Jürgen Born) dat de romans in de oorspronkelijke staat moest herstellen. S. Fischer Verlag publiceerde de gereconstrueerde romans[7]. Pasley was de eindredacteur voor Das Schloß (Het slot) uit 1982 en Der Prozeß (Het proces) uit 1990. Jost Schillemeit was de eindredacteur van Der Verschollene (Kafka's titel, Max Brod noemde het Amerika) uit 1983. Deze kritische teksten kunnen op het internet worden gevonden op Het Kafka Project[8]. Sinds 2008 worden de nagelaten papieren van Kafka betwist door de staat Israël en de zusters Eva en Hava Hoffe, dochters van de overleden secretaresse van Max Brod. Dezen willen het materiaal
    verkopen aan het Duitse Literatuurarchief in Marbach. Israël beschouwt de erfenis als cultureel erfgoed. De papieren bevinden zich in bankkluizen te Zürich en Tel Aviv. Op 14 oktober 2012 vonniste een Israëlische rechtbank, dat alle resterende documenten moesten worden overgedragen aan het archief van de Nationale Bibliotheek. Rechter Talia Kopelman-Pardo besloot, dat "de geschriften van Kafka, net als de verzameling-Brod, geen geschenk konden zijn aan de dochters van Hoffe".[
    Kafka's taalgebruik is zeer precies en leunt aan tegen het naturalisme van Flaubert, wiens L'Éducation sentimentale tot zijn lievelingsliteratuur behoorde. Dit contrasteert met het bijna droomachtig-vreemde van de wereld die hij oproept, maar die hij met zijn beeldend-realistische beschrijvingen wel zeer geloofwaardig maakt. Hierin wordt hij wel gezien als een voorloper van het surrealisme. Men bespeurt in zijn puristische, soms bevreemdend strenge taalgebruik invloed van het Praagse Duits, dat door de minderheidspositie van de Duitstaligen in Praag een min of meer gekunstelde schrijftaal was, alsmede van zijn juridische vorming. Ook werd hij beïnvloed door het Jiddisch. In Kafka's teksten staan betrekkelijk weinig bijvoeglijke naamwoorden. Sommige voegwoorden worden opmerkelijk vaak gebruikt: 'als ..., dan ...', 'desondanks' en vooral 'maar', waarmee telkens verschillende mogelijkheden tegenover elkaar worden gesteld. De taal van de fictieve personages verschilt meestal niet van de taal van de verteller, waardoor de verhalen iets droomachtigs krijgen; deze indruk ontstaat mede doordat reële en irreële gebeurtenissen alsmede feiten en oordelen/interpretaties/gedachten over die feiten, naadloos in elkaar overlopen. De lezer lijkt opgesloten in het brein van de hoofdpersoon, maar voelt tegelijk dat de dingen 'anders' zijn dan hoe hij ze beleeft. ] Critici hebben geprobeerd Kafka's werk te categoriseren in verschillende literaire stromingen als het modernisme en het magisch realisme. De hopeloosheid en absurditeit die in Kafka's gehele oeuvre te vinden zijn, zijn kenmerkend voor het existentialisme, net als overigens de verantwoordelijkheid van het individu. Sommige critici menen in Kafka's werk een marxistische invloed te ontwaren, vooral vanwege de kritische kanttekeningen bij de bureaucratie, hoewel marxisme en bureaucratie elkaar lang niet altijd uitsluiten. Anderen zien in deze anti-bureaucratische houding juist een anarchistische invloed. Ook het jodendom en de werking van Freud worden in dit verband genoemd. Thomas Mann en Max Brod zagen Kafka's oeuvre als een metafysische zoektocht naar God. In Het proces komt expliciet het thema van de schuld aan de orde. Schuld bij Kafka moet echter niet in de gewone betekenis worden gezien – al lijkt het er soms wel op. Als echter de bewakers van hoofdpersoon Jozef K. zeggen, dat 'de autoriteiten door de schuld worden aangetrokken, zoals het in de wet staat', kan de schuld eerder worden gezien in de joodse zin, nl. in de aardse onvolmaaktheid van de mens. Dat Kafka's personages voortdurend in hun 'gewone leven' worden gestoord, heeft hiermee te maken: want die 'schuld' van de mens dient hem te bewegen, actief op zoek te gaan naar de zin van zijn bestaan. 'De wet waar allen naar streven' uit de beroemde parabel Voor de wet in Het proces vertegenwoordigt daartegenover blijkbaar de volmaaktheid, waar de mens, die ernaar streeft, kennelijk wel een glans van kan zien: 'maar wel ziet hij nu in het donker een glans, die onverdoofbaar uit de deur van de wet tevoorschijn breekt.'
    De thema's vervreemding en vervolging worden veelvuldig benadrukt als fundamenteel voor het werk van Kafka, zozeer, dat dit ook een tegenbeweging op gang heeft gebracht. Vele critici zijn van mening dat Kafka's oeuvre niet slechts het product is van een gekwelde en eenzame schrijver, maar veel doordachter en rebelser, en niet puur herleidbaar op psychologische 'complexen' van de auteur. Kafka zelf moest van psychologische interpretaties en de psychoanalyse trouwens niets hebben. Tegenwoordig wordt er meer op gewezen dat Kafka en zijn omgeving – zoals blijkt uit aantekeningen van Kafka's vrienden – hartelijk konden lachen om zijn absurdistische verhalen. Vestdijk [10] beschrijft
    hoe hij samen met Marsman over de grond rolde van het lachen na lezing van het eerste hoofdstuk van Het proces. Ook van de schrijver zelf wordt bericht, dat hij luidop lachte toen hij dit hoofdstuk voorlas aan zijn vrienden. In al zijn tragiek klinkt hier veel joodse humor in door, die bijvoorbeeld ook te vinden is in de verhalen van de rabbijn Baalschem, zoals verzameld door Martin Buber; verhalen die Kafka bij voorkeur las. Sommigen menen dat Kafka zelf nooit door heeft gehad hoezeer zijn verhalen een voorspelling van de werkelijkheid bleken, en hoezeer het lachen ons zou vergaan[2]. Uit de Gesprekken met Kafka van Gustav Janouch komt echter het beeld naar voren van een man die zich hyperbewust was van de mogelijke gevolgen van elk woord, en er juist daarom zo voorzichtig en precies mee was. Daarbij zijn de voortekenen van de nabije toekomst hem blijkbaar niet ontgaan: Kafka voorspelt in het boek de verwoesting van Duitsland, bijna twintig jaar voor de Tweede Wereldoorlog. Milan Kundera noemt de surrealistische humor van Kafka de belangrijkste inspiratiebron voor schrijvers en filmmakers als Federico Fellini, Gabriel García Márquez, Carlos Fuentes en Salman Rushdie. Márquez heeft gezegd dat het lezen van De gedaanteverwisseling voor hem heeft duidelijk gemaakt 'dat het mogelijk is om op een andere manier te schrijven'. In de Nederlandse literatuur oefende Kafka invloed uit op onder anderen Ferdinand Bordewijk, Willem Brakman en Willem Frederik Hermans.
    Kafka is door verschillende vertalers in het Nederlands vertaald. Doorgaans wordt voor Het proces de vertaling van Alice van Nahuys gebruikt, voor Het slot die van Guus Sötemann en voor Amerika en de Verzamelde vertellingen die van Nini Brunt. Voor hun nieuwe, gemoderniseerde en vloeiende vertaling van Het slot (1999, Querido) gingen Willem van Toorn en Gerda Meijerink uit van Kafka's tekst zoals die door Malcolm Pasley in 1982 is bezorgd. De verhalen die Kafka tijdens zijn leven gepubliceerd zag, zijn in Nederland gebundeld in Een hongerkunstenaar, terwijl zijn postuum gepubliceerde verhalen in de bundel Bij de bouw van de Chinese muur te verkrijgen zijn. Beide verhalenbundels zijn samen met Kafka's drie grote romans gebundeld in Querido's Franz Kafka: Verzameld Werk(1977).





    03-07-2018 om 08:48 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juli 1944 michel polmaref

    3 juli 1944 Michel Polnareff (Nérac (Lot-et-Garonne), 3 juli 1944) is een Franse zanger en songschrijver van Joodse afkomst die vooral in de jaren '60 populair was. Polnareff werd geboren in een kunstminnende familie. Zijn moeder, Simone Lane, was danseres en zijn vader, Leib Polnareff (of Léo Poll), werkte ooit samen met Edith Piaf. Michel leerde piano en gitaar spelen voor hij professioneel muzikant werd. Zijn eerste single, La Poupée qui fait non uit 1966, was meteen zijn grootste hit en werd meerdere malen gecoverd, onder andere door Mylène Farmer en Khaled in 1996. Het was Jimmy Page, gitarist van The Yardbirds en later Led Zeppelin, die gitaar speelde in het nummer. Tot het begin van de jaren '80 had hij een grote populariteit in Frankrijk. Hij stond bekend om zijn opvallende voorkomen, steeds met een zonnebril en extravagante, modieuze showkostuums. Op het gebied van stijl waren de optredens van Polnareff te vergelijken met die van David Bowie.





    03-07-2018 om 08:46 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juli 1962 tom cruide

    3 juli 1962 tom cruise Tom Cruise, volledige naam Thomas (Tom) Cruise Mapother IV, (Syracuse (New York), 3 juli 1962) is een Amerikaans acteur. In 1981 heeft Cruise zijn eerste filmrol in Endless Love. Daarna volgt een aantal grotere rollen en in 1983 breekt hij door met de films Risky Business en All the Right Moves. Een echte superster wordt hij door zijn rollen als Lt. Pete "Maverick" Mitchell in de kaskraker Top Gun (1986) en als jonge poolspeler in The Color of Money naast Paul Newman. In 1988 volgen Rain Man met Dustin Hoffman en de minder gewaardeerde film Cocktail met Elisabeth Shue en Gina Gershon. De successen in het vervolg van zijn carrière waren Born on the Fourth of July (1989), hiervoor kreeg hij zijn eerste Oscar-nominatie voor beste acteur. Tien jaar later kreeg hij voor Magnolia (1999) zijn tweede nominatie voor een Oscar. Veel succes had hij ook met de rol van luitenant en beginnend advocaat Daniel Kaffee in het militair rechtbankdrama A Few Good Men metJack Nicholson en Demi Moore (1992). In 2006 speelde hij in Mission: Impossible III voor de derde keer de rol van Ethan Hunt. Eén van zijn volgende projecten zou "The Few" worden, waarin hij de rol zou vertolken van Billy Fiske, een bekende Amerikaanse piloot die vocht in de Tweede Wereldoorlog. Eind augustus 2006 werd Cruise echter ontslagen door de filmmaatschappij Paramount. Volgens dat bedrijf was het gedrag van Cruise buiten de studio (zijn relatie met Katie Holmes en zijn voorliefde voor Scientology) reden voor de breuk met Cruise' productiemaatschappij.[ Cruise komt uit een gezin met gescheiden ouders en een jong overleden vader. Cruise heeft relaties gehad met de actrices Mimi Rogers (getrouwd van 9 mei 1987 tot 4 februari 1990), Nicole Kidman (getrouwd van 24 december 1990 tot 8 augustus 2001), Penélope Cruz (relatie van 2001 tot 2004) en Katie Holmes (verloofd in 2005). Met Nicole Kidman adopteerde hij een dochter Isabella (1992) en een zoon Connor (1995). Samen met Holmes kreeg hij een dochter. Cruise en Holmes trouwden op 18 november 2006. Op 29 juni 2012 maakte de advocaat van Holmes bekend dat het stel ging scheiden





    03-07-2018 om 08:45 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juli 1566 nostradamus

     

    02-07-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juli 1566 nostradamus

    2 juli 1566 Nostradamus (eigenlijk Michel de Nostredame; Saint-Rémy-de-Provence, 23 december 1503 (14 december in de juliaanse kalender) – Salon-de-Provence, 2 juli 1566) was een Frans apotheker. Volgens vele bronnen zou hij ook een arts zijn geweest, hoewel hij uit de Faculteit der Geneeskunde van Montpellier is gezet. Zoals veel van zijn collega's uit de renaissancetijd beoefende hij ook de astrologie. Hij is vooral bekend als ziener en auteur van Les Prophéties. Volgens zijn aanhangers heeft hij de Wereldoorlogen, Hitler, Napoleon, het communisme, terrorisme in Europa en vele andere zaken voorspeld. Het belangrijkste wat ons nog te wachten zou staan is de komst van de persoon Chiren. Dit zou een Europeaan zijn, die langdurige wereldvrede zou brengen. Volgens sceptici zijn de uitspraken van Nostradamus veel te vaag en kan men er met gemak om het even welke interpretatie aan geven die past in de hedendaagse situatie, wat volgens die sceptici ook voortdurend gebeurt. Faam verwierf Nostradamus door de publicatie van zijn voorspellingen in Les Prophéties, waarvan de eerste editie verscheen in 1555. De populariteit is al bijna vijf eeuwen onaangetast en er verschijnen geregeld herdrukken en vertalingen, ook in het Nederlands, doorgaans vergezeld van interpretaties, De centuriën zijn zeer omvangrijk. Ze bestaan uit ongeveer 3525 vierregelige verzen. Men kan de kwatrijnen indelen in categorieën. Een mogelijke verdeling is deze:[1] Jaartalkwatrijnen: in deze categorie kwatrijnen staan jaartallen vermeld, die omgerekend moeten worden om het vervullingjaar vast te stellen. Komeetkwatrijnen: in deze categorie kwatrijnen staan kometen vermeld. Ten tijde van Nostradamus was nog niet bekend dat kometen na een vaste baan om de zon telkens terugkeren. Millenniumkwatrijnen: Deze kwatrijnen bevatten versluierde aanwijzingen die te maken hebben met het millenniummodel, het chiliastische tijdrekenmodel waarmee Nostradamus de bestaansduur van de wereld heeft berekend. Uurhoekkwatrijnen: in deze categorie kwatrijnen staan astrologische aanwijzingen. De bijbehorende horoscoop (uurhoek) die aan een dergelijk kwatrijn ten grondslag ligt kan achteraf worden berekend. De bekendste vertolkers van de afgelopen decennia zijn De Fontbrune (sr. en jr.), John Hogue[2], Erica Cheetham en Dolores Cannon; de eerste drie op basis van interpretatie en geschiedkundig onderzoek en Cannon via hypnotische regressie- en reïncarnatietherapie. De eerste volledige, Nederlandse vertaling werd geschreven door prof. dr. mr. H. Houwens Post onder het pseudoniem "mr. dr. W.L. Vreede" in 1932. Deze vertaling is tot aan het eind van de 20e eeuw een belangrijk standaardwerk gebleven voor Nostradamus-onderzoekers. Een andere uitgave is de vertaling door mevrouw E. Prinsen Geerlings van Dr. N. Alexander Centurio.[ Les Prophéties bestaat uit 10 'Centuriën. Later zijn er nog twee Centuriën gevonden, Centurie 11 en 12, die niet geheel compleet zijn en waarvan de echtheid wordt betwist. De meeste Centuriën bestaan uit 100 kwatrijnen, ofwel vierregelige verzen. Dit is niet het geval bij Centurie 7, 11 en 12; een reden hiervoor heeft Nostradamus niet achtergelaten. De periode van de voorspellingen begint vanaf het moment dat Nostradamus zijn visioenen kreeg in 1524 en eindigt in het jaar 3797. Nostradamus noemt dit jaartal in zijn begeleidende brief aan zijn zoon, César. Een tweede begeleidende brief richtte Nostradamus aan de toenmalige koning van Frankrijk, Hendrik II van Frankrijk. Nostradamus beschrijft heel veel pausen, wat voor onderzoekers vaak een reden was ze naast de voorspellingen van Malachias te leggen. Die liet een voorspelling na van alle toekomstige pausen sindsdien, in de vorm van een Latijnse omschrijving. Centurie 1, Kwatrijn 1 Century I, Quatrain I 's Nachts gezeten voor de studie van verborgen dingen, Alleen rustend op de bronzen zetel: Een klein licht, dat uit de eenzaamheid ontspruit, Estant assis de nuict secret estude, Seul reposé sur la selle d'aerain: Flambe exigue sortant de sollitude,
    Doet ontluiken, wat niet als ijdel te verwerpen valt. Fait prospérer qui n'est à croire vain.
    Centurie 1, Kwatrijn 2 Century I, Quatrain II Met de staf in de handen, midden in de takken geplaatst, met het water zowel de zoom als de voeten nat. Een gevoel van vrees en een stem trekken omhoog door de armen heen. Goddelijke verhevenheid. Het goddelijke komt nader. La verge en main mise au milieu de BRANCHES De l'onde il moulle & le limbe & le pied: Un peur & voix fremissent par les manches: Splendeur divine. Le divin pres s'assied.
    De Centuriën zijn opgesteld in cryptisch taalgebruik, met anagrammen, het gebruik van verschillende talen, waaronder Frans, Provençaals, Italiaans, Grieks en Latijn en een chaotische en a-chronologische rangschikking van de kwatrijnen. Misschien heeft Nostradamus hiervoor gekozen om te ontkomen aan de vervolging door de Inquisitie. Men kan de opzettelijke onduidelijkheid ook verklaren als het gebruikelijke werk van een oplichter of fantast die zijn klanten dergelijke astrologische raadseltjes verkocht. Wanneer de Centuriën van de hand van een 13e-eeuwse Vlaamse abt zouden zijn dan is geen sprake van voorspellingen maar van een in de middeleeuwen veel beoefend literair genre waarin de verleden tijd wordt beschreven in de toekomende tijd. Zoiets noemt men een literair enigma.[4] Veel verzen zijn nog niet verklaard of volgens zijn aanhangers foutief geïnterpreteerd, dan wel is nooit definitief komen vast te staan of de verzen werkelijk voorspellend zijn. Sceptici beweren dat er geen sprake van voorspelling is, maar van inlegkunde (hineininterpretatie): na afloop van een gebeurtenis wordt een bijpassend kwatrijn gevonden dat ongeveer overeenkomt met de gebeurtenis. In de loop van de eeuwen zijn deze verzen door leiders van allerlei slag gebruikt en bij de actualiteit gesleept. Zo heeft Joseph Goebbels gemeend in bepaalde voorspellingen Hitler te herkennen. Een ander fenomeen is de parallelle toekomst: een toekomst pakte anders uit, omdat een voorspelling ernstig werd genomen en voorzorgsmaatregelen werden genomen (een 'self-denying prophecy'). Een voorbeeld hiervan is Kwatrijn 11 uit Centurie 6 waarin de moord op de broers Hertog en Kardinaal de Guise zou zijn voorspeld voor het jaar 1576. De voorspelling kwam niet uit, maar later gebeurde de moord toch — op een andere wijze en in het jaar 1588. Ook de vliegtuigenaanslag op het WTC in New York zou voorspeld zijn in Kwatrijn 72 van Centurie 10, maar het jaar 1999 is fout volgens diezelfde logica, al zijn er ook numerologen die 1999 lezen als een anagram van 9111, ofwel 9-11-1. Centurie 6, Kwatrijn 11 Century VI, Quatrain XI
    De zeven takken zullen tot drie worden teruggebracht. De oudsten zullen worden verrast door de dood. Tot het plegen van een broedermoord zullen de twee worden verleid. De samenzweerders zullen al slapend gedood worden.
    Des sept rameaux à trois seront reduicts, Les plus aisnez seront surprins par mort, Fratricidez le deux seront seduicts, Les coniurez en dormans seront morts.
    Centurie 10, Kwatrijn 72 Century X, Quatrain LXXII
    In het jaar 1999, de maand sept (zevende / september). Uit de hemel zal een grote koning van verschrikking komen: Tot leven wekkend de grote Koning van Angolmois, Ervoor erna regeert Mars door geluk.
    L'an mil neuf cens nonante neuf sept mois. Du ciel viendra un grand Roy d'effrayeur: Resusciter le grand Roy d'Angolmois, Avant apres Mars regner par bon heur
    Nostradamus publiceerde zijn Présages al in 1550; dit waren verzen met zes regels met voorspellingen die vooral de regio Provence betroffen. Deze werken zouden nooit de populariteit kennen van de Centuriën. De Présages bevatten al met al 6338 voorspellingen[5]. Daarnaast gaf hij een almanak uit waarin hij prognoses gaf op het weer, de oogst, oorlogen en komeetverschijningen.
    Nostradamus werd geboren in Saint-Rémy-de-Provence in het zuiden van Frankrijk op 14 december 1503. Het huis waarvan wordt aangenomen dat hij daar is geboren, bestaat nog steeds. Michel de Nostredame was één van ten minste negen kinderen van de graanhandelaar en notaris Jaume de Nostredame en Reynière de St-Rémy. Jaume was oorspronkelijk joods, maar zijn vader, Guy Gassonet, had zich bekeerd tot het katholicisme rond 1455, waarbij hij de naam Pierre de Nostredame aannam]. Er is weinig anders bekend over de kindertijd van Nostradamus dan dat hij is opgevoed door zijn grootvader van moederszijde, Jean de St. Rémy
    Vanaf zijn vijftiende begon Nostradamus met zijn studie aan de Universiteit van Avignon. Na iets meer dan een jaar moest hij Avignon verlaten, toen de universiteit de deuren sloot vanwege de uitbraak van de Zwarte Dood (pest). Na een aantal jaren gewerkt te hebben als apotheker, startte hij in 1529 met zijn doctoraalstudie Medicijnen aan de Universiteit van Montpellier. Kort daarna werd hij van de universiteit verwijderd toen werd ontdekt dat hij apotheker was geweest, hetgeen per statuut verboden was door de universiteit. Dit document[] bevindt zich nog steeds in de bibliotheek van de faculteit.[] Desondanks noemen veel publicisten hem wel doctor. Na de verwijdering ging hij door met werken, waarschijnlijk als apotheker, en werd beroemd om de ontwikkeling van de "roze pil" die naar verluidt werkte tegen de pest.[ In 1531 werd Nostradamus uitgenodigd door een vooraanstaand geleerde, Julius Caesar Scaliger (de vader van de grote taalkundige Josephus Justus Scaliger, die hoogleraar aan de Universiteit van Leiden zou worden), om naar Agen te komen. Hier trouwde hij met een vrouw, waarschijnlijk Henriëtte d'Encausse, die hem twee kinderen baarde.[]In 1534 overleden zijn vrouw en kinderen; verondersteld wordt dat de dood veroorzaakt werd door pest. Hierop begon hij opnieuw te reizen door Frankrijk en naar Italië. Bij zijn terugkeer in 1545 hielp hij de genezer Louis Serre bij diens strijd tegen de grote pestuitbraak in Marseille, Salon-de-Provence en de regionale hoofdstad Aix-en-Provence. Uiteindelijk vestigde hij zich in 1547 in Salon-de-Provence en trouwde de rijke weduwe Anne Ponsarde, met wie hij drie dochters en drie zonen kreeg. Tussen 1556 en 1567 verwierven hij en zijn vrouw een dertiende deel van een groot kanalisatieproject van Adam de Craponne voor de irrigatie van het grotendeels waterloze Salon en het nabijgelegen Désert de la Crau vanuit de rivier Durance.[
    Catharina de' Medici, gemalin van Koning Henrik II, was een groot bewonderaar van Nostradamus. Na het lezen van zijn almanakken met toespelingen op, maar niet uitgesproken bedreigingen voor de koninklijke familie, ontbood zij hem naar Parijs om horoscopen te tekenen voor haar en haar kinderen. Tegen die tijd vreesde hij te worden onthoofd, maar voor zijn dood in 1566 had ze hem benoemd tot Raadgever en Buitengewoon Geneesheer van de Koning. Nostradamus was al bekend bij de welgestelden in Frankrijk, toen op een dag een toernooi werd georganiseerd waar ook de oudere Koning Hendrik II aan deel zou nemen. De jonge Kapitein van zijn Schotse garde, Montgomery, kende de voorspelling van Centurie 1, Kwatrijn 35 en stond erop dat het
    duel tussen hem en de koning afgelast zou worden. Hendrik wilde hier niets van weten. Bij de eerste twee aanlopen kregen geen van de twee tegenstanders de andere uit het zadel. Bij de derde aanloop echter, kwam Montgomery's lans tegen de helm van het gouden harnas van Hendrik, waarbij een oog werd uitgestoken. Hendrik stierf na tien dagen van folterende pijn. Beide heren hadden een leeuw in hun wapen. Centurie 1, Kwatrijn 35 Century I, Quatrain XXXV De jonge leeuw zal de oude overwinnen Op het krijgsveld van een enkelvoudig duel. In een kooi van goud worden zijn ogen doorboord. Twee klassen: één zal een wrede dood sterven. Le lyon ieune le vieux surmontera, En champ bellique par singulier duelle, Dans cage d'or les yeux luy crevera, Deux classes une puis mourir mort cruelle.
    Tegen 1566 ontwikkelde zijn jicht zich in oedeem, ook wel waterzucht, een pijnlijk mankement dat bewegen bemoeilijkt. Eind juni maakte hij een uitgebreid testament op ter hoogte van 3444 kronen (nu omgerekend rond 250.000 euro) voor zijn vrouw tot aan haar hertrouw, zijn zonen vanaf de leeftijd van 25 en zijn dochters tot aan hun huwelijk en de aflossing van enkele kleine schulden. 's Avonds op 1 juli vertelde hij zijn secretaris Jean-Aimé de Chavigny dat hij hem bij zonsopkomst niet meer levend aan zou treffen. De volgende morgen trof men hem dood aan. Nostradamus is 62 jaar oud geworden. Hij werd begraven in de lokale Franciscaanse kapel die nu onderdeel uitmaakt van het restaurant La Brocherie en werd herbegraven in de Collégiale St-Laurent[13] tijdens de Franse Revolutie, waar zijn graf zich nog altijd bevindt. Volgens professor-emeritus Rudy Cambier (Universiteit van Luik), specialist in het Picardisch, heeft Nostradamus de Centuriën amper zelf geschreven, maar heeft hij het werk grotendeels gekopieerd van de monnik Yves de Lessines, vierde abt en prior van de Cisterciënzer-abdij van Cambron te Cambron in Henegouwen. Volgens Cambier heeft Nostradamus bij een bezoek diens geschriften ontvreemd: ze bevatten helemaal geen voorspellingen, maar ze zijn een poëtisch versluierde terugblik op de geschiedenis van de Tempeliers, hun macht en hun ondergang. Zuiver taalkundig bevatten de centuriën veel Picardische woorden en uitdrukkingen, een streektaal van het Frans die Nostradamus niet machtig was.[





    02-07-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juli 1961 ernest hemingway

    Ernest Miller Hemingway (Oak Park, 21 juli 1899 – Ketchum, 2 juli 1961) was een Amerikaans schrijver en journalist die in 1953 de Pulitzerprijs voor de literatuur won met The Old Man and the Sea en in 1954 de Nobelprijs voor Literatuur ontving. Hemingway produceerde de meeste van zijn werken tussen het midden van de jaren 1920 en het midden van de jaren 1950. Zijn sobere, uit de journalistiek ontstane schrijfstijl stond in sterk contrast met zijn imago van avonturier en zijn turbulent persoonlijk leven en zou grote invloed uitoefenen op het moderne Amerikaanse en Europese proza. Tussen de twee wereldoorlogen werd hij de woordvoerder van de Lost Generation omdat hij in zijn vroege werk de problematiek en de mentaliteit van die generatie het best gestalte gaf. Hemingway was niet alleen actief als schrijver, maar was ook een journalist en oorlogscorrespondent, en daarnaast een avonturier, sportvisser en jager op groot wild, hetgeen tot uiting komt in de onderwerpen die hij voor zijn korte verhalen en romans koos. Tijdens zijn laatste levensjaren leed hij aan zware depressies die uiteindelijk leidden tot zijn zelfmoord op 2 juli 1961. Hij liet drie zonen na: John, met zijn eerste echtgenote Hadley Richardson, en Patrick en Gregory, met zijn tweede echtgenote Pauline Pfeiffer. Zijn literaire nalatenschap is van blijvende waarde, wat onder meer geïllustreerd wordt door het feit dat zijn belangrijkste werken nooit uit druk zijn geweest. Ernest Miller Hemingway werd geboren om 8 uur 's morgens op 21 juli 1899 in Oak Park, Illinois, een voorstad van Chicago. Zijn vader, Clarence Edmonds Hemingway, was een gynaecoloog en zijn moeder, Grace Hall, was een muzieklerares en voormalig uitvoerend artieste die daarna zang- en muzieklessen gaf aan kinderen uit de buurt. Beiden waren hoogopgeleid en zeer gerespecteerd binnen de conservatieve gemeenschap van Oak Park. Na hun huwelijk woonden Clarence en Grace Hemingway korte tijd bij Graces vader Ernest Hall, die ook de naamgever zou worden van hun eerste zoon. Later zou Ernest Hemingway zeggen dat hij een hekel had aan zijn voornaam, die hij in verband bracht met "de naïeve, zelfs dwaze held van Oscar Wildes toneelstuk The Importance of Being Earnest".[ Hemingway had vijf broers en zussen. Marcelline (1898) was zijn oudere zuster en na hem werden Ursula (1902), Madelaine (1904), Carol (1911) en Leicester (1915) geboren. Het gezin verhuisde uiteindelijk naar een woning met zeven kamers in een respectabele buurt, met een muziekstudio voor Grace en een medisch kantoor voor Clarence.
    Grace kleedde de jonge Ernest (die lange tijd de enige jongen van het gezin was) als een meisje, iets dat niet zo ongewoon was in die tijd en in haar milieu. Zo knipte ze zijn haren pas toen hij zes jaar oud was. De moeder van de jonge Ernest ging hier wel erg ver in en noemde haar jongen bijvoorbeeld "Dutch dolly". Biografen vermoeden dat deze vreemde relatie Hemingway heeft getekend voor het leven. Het erotisch beladen motief van het knippen van het haar van een jongen zou later in Hemingways verhalen verschillende keren opduiken, zoals in The Garden of Eden. Opvallend is ook dat in een aantal verhalen mannen voorkomen die om de een of andere reden impotentzijn geworden en wanhopig proberen hun mannelijkheid te herwinnen, zoals de stervende schrijver in The Snows of Kilimanjaro. Tegen zijn vrienden, onder meer tegen John Dos Passos, zei Hemingway als volwassene dat hij zijn moeder haatte en als hij het over haar had sprak hij over "that bitch". Zijn neef John Sanford, Marcellines zoon en nu een academicus, denkt daar echter anders over. Hij zei in een interview dat Hemingways nare woorden over zijn moeder slechts een 'cover-up' waren voor zijn diepe liefde voor haar, en een gevolg van zijn bitterheid omdat ze de onderwerpen waar hij over schreef maar niets vond.[
    Hemingways vader Clarence had waarden die van zijn congregationalistische koloniale voorouders vandaan kwamen en verbood dansen, drinken, gokken en roken. Deze zware, breedgeschouderde man hield in tegenstelling tot zijn vrouw vast aan een strikte discipline en sloeg Ernest zo nodig zelfs met de leren riem waarmee hij zijn scheermes sleep. Het motief van de gevoelloze dokter dook op in een van Hemingways eerste verhalen, The Doctor and the Doctor's Wife. Daarin komen dialogen voor tussen de dokter en zijn vrouw waarmee Hemingway herinneringen lijkt op te halen over werkelijke gesprekken die tussen zijn ouders hadden plaatsgevonden. Hemingways moeder speelde vaak concerten in en rond het dorp en probeerde ook haar kinderen iets van die muzikaliteit mee te geven. Ernest had daar niet veel aanleg voor, maar op aandringen van zijn moeder leerde hij toch cello spelen. Dat zorgde voor heel wat spanningen, al gaf hij later toe dat de muzieklessen nuttig waren gebleken voor zijn schrijven. De familie bezat een zomerhuis met de naam 'Windemere' aan Walloon Lake, in de buurt van Petoskey, Michigan, waar hij vanaf zijn vierde jaar van zijn vader leerde jagen, vissen en kamperen in de bossen en meren van NoordMichigan. Het was toen dat hij een passie kreeg voor de natuur en het leven in afgelegen, geïsoleerde gebieden. Van 1913 tot 1917 ging Hemingway naar de Oak Park and River Forest High School, waar hij deelnam aan boksen, atletiek, waterpolo en voetbal. Hij blonk uit in Engels en speelde gedurende twee jaar in het schoolorkest met zijn zuster Marcelline. Hij volgde daar ook een cursus journalistiek, onderwezen door Fannie Biggs, die de klas leidde "alsof het een krantenbedrijf was". De betere schrijvers in de klas publiceerden artikels in The Trapeze, de schoolkrant. Zowel Hemingway als Marcelline hebben bij The Trapeze stukken ingediend. Hemingways eerste stuk, gepubliceerd in januari 1916, ging over het lokale optreden van het Chicago Symphony Orchestra. Hij bleef bijdragen leveren aan de Trapeze en de Tabula (schoolkrant en jaarboek), waarbij hij de taal van de sportredacteurs imiteerde en schreef onder het pseudoniem Ring Lardner, Jr. - een knipoog naar Ring Lardner van de Chicago Tribune. Ernests ouders wilden dat hij naar de universiteit zou gaan. Vooral zijn vader had gehoopt dat zijn zoon in zijn voetsporen zou treden door eerst naar Oberlin College in Ohio te gaan en en vervolgens naar de medische school om dokter te worden. Op een gegeven moment heeft Hemingway zich blijkbaar voorgenomen om in journalistiek af te studeren aan de Universiteit van Illinois. In de herfst van 1917 besloot hij echter om de baan aan te nemen die zijn oom Tyler Hemingway voor hem had geregeld op de krant The Kansas City Star. Hoewel hij er slechts enkele maanden verbleef, beriep hij zich later op de stijlgids van de Star als basis voor zijn schrijven: "Gebruik korte zinnen; Gebruik een korte eerste alinea; Gebruik krachtig Engels; Wees positief, niet negatief..." [4]
    Tot 1917 waren de Verenigde Staten erin geslaagd om buiten de Eerste Wereldoorlog te blijven, maar in april 1917 schaarde het land zich aan de zijde van de geallieerden om de Duitsers en Oostenrijkers te bestrijden. Hemingway wilde dienst nemen, maar werd geweigerd vanwege een slecht linkeroog. Toen in de winter van 1917 het Rode Kruis campagne voerde om Amerikaanse vrijwilligers te ronselen die aan het Italiaanse front met ambulances wilden rijden, ging Hemingway daar enthousiast op in. Later loog hij over deze tijd, en beweerde voor het Italiaanse leger te hebben gevochten. In werkelijkheid bracht hij slechts een drietal weken door als ambulancechauffeur in Italië. Toen hij in Europa aankwam ging Hemingway eerst naar Parijs, tot hij begin juni de opdracht kreeg om naar Milaan te gaan.
    Op de dag van zijn aankomst kreeg hij meteen zijn vuurdoop: in een ontploft munitiedepot moest hij verminkte lichamen en lichaamsdelen naar een geïmproviseerd mortuarium brengen. Twee dagen later werd hij naar een ambulance-eenheid in het plaatsje Schio gestuurd, waar hij ging werken als ambulancechauffeur. Op 8 juli 1918, pas enkele weken na zijn aankomst, werd hij aan zijn been gewond door granaatscherven, op het ogenblik dat hij chocolade en sigaretten aan Italiaanse soldaten langs de rivier de Piaveuitdeelde. Volgens Ted Brumback (een andere ambulancechauffeur), die een brief schreef aan Hemingways vader, kreeg Hemingway meer dan 200 granaatscherven in zijn benen, maar slaagde hij er ondanks deze verwondingen toch in om een andere gewonde soldaat naar de Eerste Hulppost te brengen. Onderweg werd hij dan nog eens in zijn benen getroffen door verschillende machinegeweerkogels. Voor deze daad van zelfopoffering kreeg hij later de Italiaanse Zilveren Medaille voor Militaire Dapperheid. De verwonding aan zijn rechterknie was zo ernstig dat hij vreesde dat het been zou moeten worden geamputeerd. De daaropvolgende maanden verbleef hij in diverse militaire hospitalen. Herstellend van zijn verwondingen in een ziekenhuis in Milaan, werd Hemingway verliefd op Agnes von Kurowsky, een goed opgeleide Amerikaanse verpleegster die acht jaar ouder was dan hij. Deze romance zou hij later in zijn roman A Farewell to Arms verwerken. Tijdens zijn dienst als Rode Kruisambulancier werd Hemingway bevriend met kapitein Jim Gamble. Deze bood hem aan om te betalen voor een gezamenlijke reis door Europa die een jaar zou duren, maar Agnes wilde trouwen en drong erop aan, dat Hemingway naar de VS terugkeerde om een baan te zoeken. Op 7 maart 1919 schreef Agnes hem echter dat ze verloofd was met een Italiaanse officier. Ze zouden elkaar nooit meer ontmoeten, al keerde Agnes later wel terug naar de Verenigde Staten.
    Toen Hemingway in januari van 1919 terugkeerde vanuit Italië vond hij Oak Park saai in vergelijking met de oorlogsavonturen, de schoonheid van vreemde landen en romance met Agnes von Kurowsky. Hij was negentien jaar oud, maar de oorlog had hem voor zijn leeftijd vroegrijp gemaakt. Zijn ouders begrepen nooit goed wat hun zoon had meegemaakt. Kort na zijn thuiskomst begonnen ze hem onder druk te zetten om een baan te zoeken of om zijn scholing voor te zetten, maar Hemingway kon geen interesse meer opbrengen voor zoiets. Van de 1000 dollar ontvangen verzekeringsuitkeringen voor zijn oorlogswonden kon hij bijna een jaar zonder te werken leven. Hij woonde in het huis van zijn ouders en bracht zijn tijd door in de bibliotheek of met thuis lezen. Hij sprak kleine maatschappelijke organisaties toe over zijn oorlogsheldendaden en werd vaak gezien in zijn Rode Kruisuniform, wandelend door de stad. In september 1919 trok hij samen met middelbare-schoolvrienden op een vis- en kampeertocht naar het achterland van Michigans'Upper Peninsula'. Deze trip werd de inspiratie voor zijn korte verhaal Big Two-Hearted River, waarin het semi-autobiografische personage Nick Adams de eenzaamheid van de ongeschonden natuur opzoekt om na zijn terugkeer uit de oorlog tot rust te komen. Toen hij een lezing gaf in de openbare bibliotheek van Petoskey in Michigan, werd hij benaderd door Harriett Connable, de vrouw van een stafmedewerker voor het bedrijf van de Woolworthswinkelketen in Toronto. Ze was onder de indruk van zijn atletische verschijning, intelligentie en zelfvertrouwen en stelde Hemingway voor, om haar fysiek zwakke zoon onder zijn hoede te nemen en hem kennis laten maken met de geneugten van lichamelijke activiteiten. Zo werd hij betaald
    begeleider van de jonge Ralph Connable, wat hem voldoende tijd gaf om zich aan het schrijven te blijven wijden. Eind dat jaar begon hij als freelancer en buitenlands correspondent voor de Toronto Star Weekly. Hij keerde de volgende juni terug naar Michigan en verhuisde vervolgens in september 1920 naar Chicago, waar hij met vrienden samenwoonde en verhalen bleef opsturen naar de Toronto Star. In Chicago werkte Hemingway als mederedacteur van het maandblad Cooperative Commonwealth, waar hij de schrijver Sherwood Anderson ontmoette. Hij maakte in Chicago ook kennis met Hadley Richardson, die vanuit St. Louis de zus van Hemingways kamergenoot kwam bezoeken. Hemingway werd meteen verliefd op haar. Later zou hij over deze eerste ontmoeting zeggen: "Ik wist dat ze het meisje was waarmee ik ging trouwen." Hadley was roodharig, heel zorgzaam en acht jaar ouder dan Hemingway. Sommige biografen menen dat Hadley hem aan Agnes deed denken, maar Hadley, die opgevoed was door een overbezorgde moeder, gaf een veel minder volwassen indruk. Na een maandenlange correspondentie besloot het koppel te trouwen en naar Europa af te reizen. Ze wilden eerst Rome bezoeken, maar Sherwood Anderson overtuigde hen, om voor Parijs te kiezen. Ze trouwden op 3 september 1921. Twee maanden later werd Hemingway ingehuurd als buitenlands correspondent voor de Toronto Star en het echtpaar vertrok naar Parijs. Op dit punt in zijn leven leek Hemingway alles bereikt te hebben wat hij met Agnes had gewild: de liefde van een mooie vrouw, een comfortabel inkomen en een avontuurlijk leven in Europa.
    Voor de Hemingways naar Frankrijk vertrokken, had Sherwood Anderson zijn vriend Ernest een introductiebrief meegegeven voor de literaire expatriates waarmee Hemingway in contact hoopte te komen. Het koppel betrok in een arme Parijse buurt een appartement in de rue Cardinal Lemoine 74. Hemingway maakte vervolgens gebruik van zijn brief om toegang te krijgen tot de salon van Gertrude Stein en de literaire kring rond Ezra Pound. Op die manier kwam hij weldra ook in contact met Wyndham Lewis, Sylvia Beach, James Joyce en Ford Madox Ford. Hemingway deed zijn best om indruk te maken op zijn nieuwe vrienden, zeker omdat hij besefte dat zij hem konden helpen bij het waarmaken van zijn literaire ambities. Hij werkte hard en huurde speciaal een kamer in de rue Descartes 39 om daar elke morgen ongestoord te kunnen schrijven. Het was daar dat hij leerde om zichzelf een strak werkschema op te leggen en niet te stoppen voor hij een aantal pagina’s had afgewerkt en precies wist waar hij de volgende morgen over zou moeten schrijven. Gertrude Stein zou een van Hemingways belangrijkste mentors worden in zijn schrijverschap. Zij was van Duits-Amerikaanse afkomst, maar woonde al sinds 1902 in Parijs. T.S. Eliot en Ezra Pound kozen spoedig na haar eveneens Europa tot verblijfplaats. Tussen de twee wereldoorlogen verlieten ook onder meer F. Scott Fitzgerald, John Dos Passos en Hemingway tijdelijk de Verenigde Staten. Deze expatriates, overlevende kunstenaars en schrijvers van de Eerste Wereldoorlog, die nu in vrijwillige ballingschap in Parijs leefden, werden door Gertrude Stein the Lost Generation gedoopt. Een van de belangrijkste redenen waarom schrijvers naar Frankrijk uitweken, was dat er geen censuur bestond op publicaties in het Engels, waardoor ze boeken konden uitgeven die in de conservatievere VS en in Groot-Brittannië geweigerd zouden worden.[] De eerste werken van Hemingway laten behalve duidelijke invloeden van Pound ook invloeden van Stein zien, zoals veelvuldig gebruik van het tegenwoordig deelwoord en herhalingen.[]Hoewel Stein een stuk ouder was dan Hemingway had ze een zwak voor hem, onder meer vanwege zijn knappe uiterlijk. De vriendschap tussen Hemingway en Stein verkeerde echter in het tegendeel toen Hemingway Stein eenmaal in zijn roem begon te overschaduwen. Stein beweerde later dat zij en Anderson Hemingway samen "gemaakt" hadden en dat hij van zichzelf maar een "bang en provinciaal
    mannetje" was. Hemingway op zijn beurt verklaarde in Death in the Afternoon (1932) dat hij nooit iets van Stein geleerd had, maar zij wel wat van hem: het schrijven van dialogen.[
    Tijdens zijn eerste 20 maanden in Parijs stuurde Hemingway 88 verhalen op naar de Toronto Star. Om verslag te kunnen uitbrengen over de Europese politieke en militaire gebeurtenissen reisde hij veel met de trein. Met name de Grieks-Turkse oorlog leverde hem veel materiaal, en hij schreef scherpe vignetten over de vluchtelingen en vuurpelotons die hij had gezien. Daarnaast boog hij zich in zijn stukken ook over culturele onderwerpen, stierenvechten, tonijnvissen, skiën, bobsleeën, enzovoort. In december 1922 woonde Hemingway voor de Toronto Star een internationale conferentie bij in het Zwitserse Lausanne. Hij vroeg aan Hadley in een brief om naar hem toe te komen en zijn manuscripten mee te brengen. Toen ze met de trein vanuit Parijs aankwam, bekende ze huilend dat de koffer met de manuscripten van zijn verhalen verloren was gegaan. Hemingway was verpletterd door het nieuws. Het beschadigde voorgoed zijn relatie met Hadley en later zou hij deze episode in zijn leven evoceren in A Moveable Feast. Hemingway begon tijdens de jaren 1920 geleidelijk aan zijn gedichten te publiceren in The Double Dealer en in andere, kleine maar belangrijke Europese literaire tijdschriften zoals Poetry en Der Querschnitt. In 1923 werd zijn eerste kleine boek gepubliceerd met verhalen en gedichten: Three Stories and Ten Poems. De verhalen in deze bundel zijn geschreven volgens Hemingways "ijsbergtheorie": door dingen weg te laten in een verhaal maak je het sterker (te vergelijken met het motto "Kill your darlings"). In januari van dat jaar werd Hadley zwanger. Het belette Hemingway niet om in de zomer met haar de Spaanse stad Pamplona te bezoeken en de San Fermínfeesten bij te wonen. Hemingway was gefascineerd door het stierenvechten en noemde het geen sport, maar een tragedie waarin de stier was gedoemd om te sterven. Ze gingen er niet alleen naar de corrida de toros kijken; Hemingway nam ook zelf deel aan de gevaarlijke stierenrennen door de straten van de stad. Hij schreef er vijf vignetten over en ging later uitgebreider in op deze ervaringen in The Sun Also Rises en Death in the Afternoon. In juni 1925 brachten ze een groep Amerikaanse en Britse expatriates mee naar Pamplona: Hemingways jeugdvriend Bill Smith, Stewart, Lady Duff Twysden (die net gescheiden was), haar minnaar Pat Guthrie, en Harold Loeb. Een paar dagen na de fiësta, op zijn verjaardag (21 juli), begon Hemingway te schrijven aan Fiesta (het latere The Sun Also Rises), dat hij voltooide in acht weken.[8] Het manuscript bereikte in april 1926 zijn New Yorkse uitgever en na het corrigeren van de proefversie in Parijs leverde Hemingway het in augustus 1926 af aan Scribner's, die de roman in oktober van dat jaar publiceerde. Het betekende een keerpunt in zijn schrijversloopbaan: tot dan toe had Hemingway zich in zijn fictie namelijk vrijwel uitsluitend met korte verhalen beziggehouden. Zowel zijn uitgever als zijn mentor F. Scott Fitzgerald hadden hem echter voorgehouden dat met korte verhalen niet veel te verdienen viel, en dat romans wel goed verkochten. Hemingway had hun raad opgevolgd, en na een valse start om een roman rond zijn personage Nick Adams te schrijven, zou The Sun Also Rises hem bekend maken als romancier. Met het oog op de geboorte van hun kind verhuisde het paar van hun Parijse zolderkamertje naar Toronto. Ernest bleef werken voor de Toronto Daily Star, maar na het opwindende leventje in Parijs kon hij moeilijk aarden in Toronto. Bovendien liet de nieuwe baas van deze krant hem elke dag langer werken en verplichtte hij Hemingway om verslag uit te brengen over triviale dingen. De druppel die de emmer deed overlopen was de uitbrander die Hemingway van zijn baas kreeg omdat hij zich naar het ziekenhuis had gespoed waar Hadley lag te bevallen, in plaats van eerst zijn stuk voor de krant binnen te brengen. De razende Hemingway nam terstond ontslag en ging bij de Toronto Star Weekly werken. Een paar maanden na de geboorte van hun zoon, John Hadley
    Nicanor Hemingway (roepnaam "Jack") reisde het jonge gezinnetje aan boord van een schip naar Frankrijk af, zodat Hemingway zich weer aan zijn artistieke ambities kon wijden. Kort na zijn terugkeer in Parijs kreeg Hemingway een baan bij een nieuw literair tijdschrift, getiteld The Transatlantic Review. Hierdoor zat hij meteen in het centrum van het literaire en artistieke leven op de linkeroever van de Seine. Ezra Pound had hem bij de uitgever, Ford Madox Ford, aanbevolen als "the finest prose stylist in the world". Als redacteur publiceerde Hemingway er, naast zijn eigen korte verhalen, ook de eerste hoofdstukken van Gertrude Steins boek The Making of Americans, evenals fragmenten uit James Joyce' Work in Progress (dat later leidde tot Finnegans Wake). In deze periode, 1925-1929, perfectioneerde Hemingway verder de stijl die hem befaamd zou maken.
    Hemingways huwelijk met Hadley verslechterde. In het voorjaar van 1926 werd Hadley zich bewust van zijn affaire met Pauline Pfeiffer, een Amerikaanse journaliste die in Parijs voor Vogue werkte. In november vroeg zij een echtscheiding aan, die in januari 1927 officieel werd. Ze verdeelden hun bezittingen en Hemingway trouwde met Pauline Pfeiffer in mei van datzelfde jaar. De publicatie van The Sun Also Rises bracht Hemingway onmiddellijk succes. Hij had bereikt wat hij altijd al had gewild, literaire faam, maar zag achteraf in, dat hij daar ook een prijs voor had moeten betalen. Hij raakte er door het succes van overtuigd dat hij de turbulente levensstijl van de expatriates die hij in zijn roman beschreef ('Het leven is een feest') ook zelf moest leiden. In zijn memoires A Moveable Feast, veertig jaar later, blikte hij met spijt terug op deze periode waarin hij Hadley voor Pauline had verlaten terwijl hij nog van haar hield. De schuld legde hij bij 'de rijken' waar hij als hardwerkende schrijver mee in aanraking was gekomen. Pauline werd al snel zwanger, en kort daarna publiceerde Hemingway een tweede verhalenbundel, Men without Women. De jonggehuwden vertrokken op huwelijksreis naar het zuiden van Frankrijk en maakten een rondreis door verschillende Europese steden. Uiteindelijk belandden ze in Kansas City waar Pauline in juni beviel van Hemingways tweede zoon, Patrick. Hemingway was in Parijs begonnen met A Farewell to Arms, had eraan verder gewerkt in Key West, Piggott en Kansas City en voltooide het manuscript in augustus 1928 in Wyoming, waar hij met een vriend naartoe was getrokken.
    In 1928 verhuisden Hemingway en Pauline naar Key West in Florida. Daar leerde Hemingway de tropen kennen en het diepzeevissenen deze ervaringen zouden hem later inspireren tot het schrijven van de novelle De oude man en de zee, waarmee hij de Pulitzerprijswon. Het decor mocht dan al prachtig zijn, Hemingway leed erg onder de beslissing die hij had genomen om Hadley en zijn kind te verlaten en samen met zijn depressies steeg ook zijn drankverbruik in Key West, waar hij veel tijd doorbracht in Sloppy Joe's bar. Zijn alcoholisme verergerde nog nadat zijn vader zelfmoord pleegde door zichzelf door het hoofd te schieten. Hemingway was diep geraakt door de wijze waarop zijn vader was gestorven en zelfmoord werd vanaf dan een meer prominent thema in zijn boeken.
    Zijn roman A Farewell to Arms werd eind 1929 gepubliceerd en ontving overwegend lovende kritieken. Het verhaal gaat over een Amerikaans legerofficier die in Eerste Wereldoorlog deserteert en vlucht met een Britse verpleegster. Van het geld dat hij met dit boek verdiende zette hij een gedeelte opzij in een fonds voor zijn moeder. In maart 1930 begon hij aan de planning van zijn volgende boek, over stierenvechten, dat later als Death in the Afternoon zou worden gepubliceerd. In april 1931 kochten de Hemingways het Ernest Hemingway House in Key West en op 12 november beviel Pauline met een keizersnede van haar zoon Gregory. De dokters waarschuwden haar, dat een volgend kind haar het leven zou kunnen kosten. De katholieke Pauline wilde geen geboortebeperkende middelen gebruiken en Hemingway zou het mislukken van dit huwelijk later wijten aan het effect dat haar beslissing had op hun seksleven. To Have and Have Not, een roman die zich afspeelt tijdens de Grote Depressie in de VS, ontstond uit een kort verhaal waar Hemingway in 1933 aan was begonnen. Van het in 1937 gepubliceerde boek werden in de eerste vijf maanden 38000 exemplaren verkocht en het bracht Hemingway op de cover van Time Magazine. Gefinancierd door Paulines rijke oom Gus, ondernamen de Hemingways eind 1933 en begin 1934 een safari in Afrika. Deze reis vormde de inspiratie voor twee van Hemingways beste korte verhalen: The Snows of Kilimanjaro en The Short Happy Life of Francis Macomber. Gedurende twee en een half jaar, vanaf 1932, schreef Hemingway essays voor het nieuw opgerichte en succesvolle Esquire Magazine. Veel van die essays werden later herdrukt in By-Line: Ernest Hemingway. Van het geld dat hij met het schrijven van artikelen verdiend had bij het tijdschrift kocht hij in 1934 een vissersboot, die hij "Pilar" doopte. Midden jaren dertig deed een nieuw autobiografisch thema zijn intrede in Hemingways werk: dat van de schrijver die zijn talent tracht te behouden onder druk van geld, succes en de verlokkingen van seks. Dit thema is terug te vinden in het reeds genoemde The Snows of Kilimanjaro uit 1936, en op een allegorische manier in The Old Man and the Sea (1952). Omstreeks 1935 vonden meer en meer van Hemingways lezers en critici dat het werk uit zijn vroege periode nog steeds de moeite waard was, maar dat hij nu over zijn hoogtepunt scheen te zijn. Zijn imago van onvervaard levensgenieter en het machismo dat uit zijn verhalen sprak had niet meer hetzelfde effect op de lezers. Ze namen ook aanstoot aan zijn jacht op groot wild in Afrika en vonden de boeken die hij daarover schreef smakeloos en zelfs saai. Zo zei een van de critici, Edmund Wilson, dat Hemingway "het enige boek had geschreven waarin Afrika en de dieren saai lijken te zijn."[ De Spaanse Burgeroorlog zou Hemingway echter terug in de belangstelling brengen.
    De Spaanse Burgeroorlog duurde van 17 juli 1936 tot 1 april 1939 en was een conflict tussen de Republikeinen, die trouw bleven aan de bestaande Spaanse Republiek en de Nationalisten, een groep militaire putschisten onder leiding van generaal Francisco Franco. In 1936 stelde North American Newspaper Alliance, een van de grote nieuwsagentschappen die artikelen leverde aan de kranten, Hemingway voor om naar Spanje te gaan als reporter en verslag uit te brengen over die burgeroorlog. Hemingway ging hierop in. Joris Ivens, een Nederlandse communistische filmmaker, vroeg Hemingway om hem te helpen bij het maken van een documentaire over de oorlog. Hemingway schreef het commentaar bij de film en daaruit bleek dat hij de Republikeinse zaak
    genegen was. De film kreeg de titel The Spanish Earth ("Spaanse aarde") en Orson Welles zou de voice-over leveren, maar uiteindelijk was het Hemingway zelf die dit voor zijn rekening nam. In Spanje begon Hemingway een relatie met Martha Gellhorn, een 28-jarige journaliste die werkte voor The New Republic en Paris Vogue en ook een roman en een verhalenbundel had gepubliceerd. Ze hadden elkaar voor het eerst ontmoet in 1936 in een bar in Key West en nu logeerden ze in hetzelfde hotel op dezelfde verdieping. Aanvankelijk verzette ze zich tegen zijn avances. Echter, tijdens een bombardement bevonden ze zich in dezelfde kamer opgesloten en dat bracht hen dichter bij elkaar. Ze werden verliefd en bleven in Spanje tot 1939. In oktober 1937 begon Hemingway met het schrijven van The Fifth Column, zijn enige toneelstuk, dat een jaar later zou worden gepubliceerd. Daarin kwam het personage Dorothy Bruggen voor, een onvriendelijke karikatuur van Martha Gellhorn. In 1939 bevond Hemingway zich in Havana, waar hij in februari begon te schrijven aan For Whom the Bell Tolls. Omdat Pauline zich tegen een echtscheiding verzette, kon Hemingway pas in 1940 huwen met Martha Gellhorn. Dat jaar kwam ook For Whom the Bell Tolls uit en het boek werd een groot succes: de eerste zes maanden werden er reeds een half miljoen exemplaren van verkocht. In dezelfde periode dat hij aan deze roman werkte, was Hemingway ook bezig met twee andere schrijfprojecten: Islands in the Stream en The Garden of Eden, die beide pas postuum zouden verschijnen. Met zijn nieuwe echtgenote trok Hemingway in 1941 naar China om daar samen met haar artikelen over de Chinees-Japanse oorlog te schrijven. Toen ze uitgeput van hun ervaringen terugkeerden naar Cuba, begon Hemingway zijn boot Pilar om te bouwen tot een soort torpedobootjager. Samen met zijn vrienden maakte hij in de Pilar lange tochten in Cubaanse wateren, op zoek naar Duitse onderzeeërs. Die vonden ze niet en ze brachten hun tijd dan maar door met vissen en drinken. Tijdens een kleine ceremonie in juni 1947 aan de Amerikaanse ambassade in Cuba, zou Hemingway niettemin worden bekroond met een "Bronze Star" voor zijn verdienste als oorlogscorrespondent en voor het zich vrijelijk bewegen in gevechtszones onder vuur, ten einde zich een nauwkeurig beeld te kunnen vormen van de condities aldaar. De enige die Hemingway blijkbaar niet kon imponeren met zijn patriottisme en branie was Martha, die haar koffers pakte en alleen naar Europa vertrok. Hemingway reisde pas in de lente van 1944 af naar Londen, waar hij als correspondent de oorlog van dichtbij wilde volgen.
    In Londen aangekomen, begon Hemingway artikelen te schrijven over de luchtgevechten en bombardementen. Hij dronk veel en raakte betrokken in een zwaar auto-ongeluk. Martha bezocht hem in het ziekenhuis. Zij minimaliseerde zijn verwondingen en bekritiseerde hem omdat hij dronken betrokken was geweest in een verkeersongeluk. Hemingway, die echt zwaargewond was, voelde zich zeer ontdaan door haar koele en scherpe reactie. Hun relatie zou niet lang meer stand houden. In Londen leerde Hemingway namelijk Mary Welsh kennen, een correspondente van Time magazine die hem tijdens zijn herstel wel de aandacht en zorg schonk waar hij naar scheen te verlangen. De derde keer dat ze elkaar ontmoetten, deed Hemingway haar reeds een huwelijksaanzoek, maar ze zouden pas in 1946 trouwen. Hemingway was op dinsdag 6 juni 1944 aanwezig bij de landing in Normandië op D-Day, hoewel hij door de legerleiding op een landingsvaartuig moest blijven. Eind juli van dat jaar sloot hij zich aan bij het 22e infanterieregiment onder bevel van kolonel Charles 'Buck' Lanham, dat op weg was naar Parijs. Hij zou ook de leiding hebben genomen van een groepje verzetsstrijders, onder wie
    oudgedienden uit de Spaanse Burgeroorlog, waarmee hij naar eigen zeggen het Parijse Hôtel Ritz en de bar bevrijdde. Door het leiden van een gewapende groep verzetsstrijders had Hemingway echter het Verdrag van Genève geschonden. Als journalist was het hem namelijk uitdrukkelijk verboden om deel te nemen aan militaire acties. Toch ontsnapte hij aan een veroordeling door te beweren dat hij alleen advies had gegeven. De bevrijding van het Ritz-hotel werd de daaropvolgende week uitgebreid gevierd, en nadien reisde Hemingway naar het noorden van Frankrijk om zich terug bij zijn vriend kolonel Buck Lanham en het 22e infanterieregiment van de geallieerden aan te sluiten. Later maakte hij enkele van de zwaarste gevechten tijdens de Slag om het Hürtgenwald mee en ontsnapte volgens vrienden verschillende keren ternauwernood aan de dood. In december 1944 werd hij ernstig ziek, kreeg hoge koorts en moest met een longontsteking worden opgenomen bij het begin van het Ardennenoffensief. 'Voor zijn inspanningen en talent om de lezers een levendig beeld te schetsen van wat zich aan het front afspeelde', werd hij voorgedragen voor een Bronze Star. Hemingway keerde terug naar de VS in maart 1946 met het voornemen om een grote oorlogsroman te schrijven, maar die is er nooit gekomen. Het enige boek met enige lengte dat hij zou produceren over de Tweede Wereldoorlog was Across the River and Into the Trees, dat in 1950 bij Scribner's werd uitgegeven.
    Na de oorlog verbleef Hemingway met Mary een tijdje in Venetië en Torcello alvorens terug te keren naar zijn huis in Cuba. In Venetië was hij verliefd geworden op een negentienjarig meisje, Adriana Ivancich, wat hem inspiratie gaf voor zijn verhaal Across the River and Into the Trees over een gepensioneerd brigadegeneraal en zijn relatie in Venetië met een veel jongere vrouw die hij zijn dochter noemt. Adriana ontwierp de omslag en later ontwierp ze ook de cover voor The Old Man and the Sea. Toen het boek in 1950 door Scribner'swerd gepubliceerd, hadden critici geen goed woord over voor het sentimentele verhaal. Hemingway reageerde ironisch: "Zeker ze kunnen om het even wat zeggen dat er niets gebeurt in Across the River; al wat gebeurt, is de verdediging van de benedenloop van de Piave, de doorbraak in Normandië, de inname van Parijs... plus een man die van een meisje houdt en sterft." Gekwetst door de negatieve reacties, nam Hemingway zich voor met een sterke novelle terug te slaan: een eenvoudig, mythisch verhaal over een oude man en een vis. Ditmaal prezen de critici hem de hemel in. Hemingway ontving in 1953 de Pulitzer Prize voor fictie voor The Old Man and the Sea. De novelle verscheen eerst in Life magazine met vijf miljoen verkochte exemplaren en ook het boek deed het goed. 1954 werd een ongeluksjaar voor de Hemingways. In januari 1954, tijdens een reis door Afrika, werden zij tweemaal het slachtoffer van een vliegtuigongeluk. Op 21 januari stortte hun gecharterde Cessna neer toen de piloot een vlucht vogels wilde ontwijken boven de Murchison Falls, en de dag daarop namen ze een ander vliegtuig om naar een hospitaal in Entebbe te vliegen en dit ontplofte bij vertrek. Hemingway hield hier volgens zijn biograaf Baker een zware hersenschudding, beschadigingen aan ruggengraat, lever, nieren milt, en eerstegraads brandwonden aan gezicht en armen aan over.[ Herstellend op zijn hotelkamer in Entebbe, had Hemingway het genoegen om zijn eigen overlijdensberichten in de kranten te lezen. Tegen beter weten in ondernam hij enkele weken later een vistocht met Mary en Patrick, en toen hij een brand nabij hun kamp wilde helpen blussen, viel hij door zijn slechte conditie in het vuur en hield er nog meer brandwonden aan over dan hij al had.[] Hemingway zou nooit meer helemaal herstellen van deze ongelukken. De pijn zou hij de rest van zijn leven meedragen en zijn depressies werden erger.
    Hemingway won in oktober van datzelfde jaar de Nobelprijs voor Literatuur "voor zijn meesterschap in de kunst van het vertellen, meest recentelijk gedemonstreerd in The Old Man and the Sea en voor de invloed die hij heeft uitgeoefend op de contemporaine stijl." Op 28 oktober, de dag dat het nieuws bekend werd, legde hij tegenover de pers een verklaring af, waarin hij zei dat Carl Sandburg, Isak Dinesen of Bernard Berenson de prijs meer verdienden, maar dat het geld welkom was. Door een kunstcriticus en twee oudere, mindere schrijvers te noemen, ontweek hij volgens sommige critici handig het noemen van sterke tijdgenoten zoals John Steinbeck.[12]Omdat hij nog onvoldoende hersteld was van zijn vliegtuigongelukken en de bosbrand om de prijs persoonlijk in ontvangst te kunnen nemen in Stockholm, liet hij zijn dankwoord voorlezen. De Amerikaanse ambassadeur in Zweden, John Cabot, nam de prijs in zijn naam in ontvangst. Bij het ontvangen van de Nobelprijs benadrukte Hemingway de eenzaamheid en het isolement van de schrijver: "Writing, at its best, is a lonely life. Organizations for writers palliate the writer's loneliness but I doubt if they improve his writing. He grows in public stature as he sheds his loneliness and often his work deteriorates. For he does his work alone and if he is a good enough writer he must face eternity, or the lack of it, each day"[]
    "Schrijven, op zijn best, is een eenzaam leven. Organisaties voor schrijvers verzachten de eenzaamheid van de schrijver, maar ik twijfel of ze hem beter doen schrijven. Hij krijgt meer publiek aanzien als hij zijn eenzaamheid afschudt maar dikwijls gaat dan zijn werk achteruit. Immers, hij werkt alleen en als hij een goed schrijver is moet hij de eeuwigheid of het gebrek eraan elke dag onder ogen zien."
    Het prijzengeld van 35000 dollar stelde hem in staat om een deel van zijn schulden af te betalen, en de gouden medaille bewaarde hij enige tijd in een geheime juwelenlade in zijn huis Finca Vigía, vooraleer ze te schenken aan Cuba's beschermheilige La Virgen de la Caridad del Cobre om te bewaren in de schrijn van de aan haar opgedragen basiliek.[14] De periode na het winnen van de Nobelprijs was erg druk en belastend voor Hemingway, die voortdurend last had van zijn rugkwetsuur en nauwelijks aan schrijven toekwam door de vele bezoekers die de winnaar thuis (in "Finca Vigía") wilden interviewen. Toen hij werd uitgenodigd op de set van The Old Man and The Sea, ergerde hij zich ook aan de cast van de film. Zo vond hij Spencer Tracy te dik en te burgerlijk, en de jongen die voor de rol van Manolo was uitgekozen noemde hij een kruising tussen een kikkervisjeen de Amerikaanse schrijfster Anita Loos.[15] Zijn manuscript met Afrikaanse verhalen bleef door al die drukte onaangeroerd liggen, en Hemingway beperkte zich tot het schrijven van artikelen voor tijdschriften. De zomer van 1956 bracht hij door met het schrijven van korte verhalen zoals A Room on the Garden Side (over de bevrijding van het Ritz-hotel) en The Cross Roads, waarin de verteller en zijn groep vluchtende Duitsers in Frankrijk doden en beroven die in 1944 op weg naar Aken zijn. In augustus van dat jaar besefte Hemingway dat er van schrijven niet veel meer terecht zou komen en begon een nieuwe reis naar Europa te plannen. Mary's bloedarmoede was bovendien verslechterd en Hemingway dacht dat een ander klimaat haar goed zou doen. Na enkele weken verblijf in New York vertrokken ze met de Franse oceaanlijner Île-de-France. Een hoogtepunt op die reis die hen door verschillende Europese landen bracht, was voor Hemingway de vierdaagse feria met stierenvechten te Zaragoza. Hemingways gezondheid was tijdens de cruise echter zodanig verslechterd, dat hij op de terugtocht aan boord van de Île-de-France behandeld moest worden voor zijn slecht werkende lever, een hoge bloeddruk en hoge cholesterolwaarden. Nadat Fidel Castro in 1959 aan de macht kwam, verlieten Ernest en Mary Hemingway hun huis in Cuba en verhuisden naar Ketchum, in Idaho. Daar bracht de schrijver de laatste jaren van zijn leven door, voortdurend kampend met ernstige gezondheidsproblemen.
    Op zijn zestigste zag Hemingway er afgeleefd en oud uit. Hij dronk meer dan ooit en leed aan vlagen van manische uitbarstingen gevolgd door diepe depressies. Op 2 juli 1961 was hij naar gewoonte vroeg opgestaan, had zich aangekleed, maar begaf zich niet naar zijn schrijfkamer van zijn huis in Idaho waar zijn schrijfmachine stond. In plaats daarvan haalde hij zijn favoriete dubbelloops jachtgeweer Boss & Co. uit de wapenkamer in de kelder, laadde het met twee kogels van zwaar kaliber en ging naar boven in de hal, waar hij de loop in zijn mond stak en de trekker overhaalde.[16] Hij was niet de enige in zijn familie die zelfmoord pleegde. Zijn vader (Clarence), broer (Leicester), zuster (Ursula) en zijn kleindochter Margaux kwamen op dezelfde manier aan hun eind. Hemingway kreeg een katholieke begrafenis, omdat de kerk oordeelde dat hij niet bij zijn volle verstand moest zijn geweest op het moment van zijn zelfmoord. Hij werd begraven in Ketchum. Omtrent de zelfmoord van Ernest Hemingway bestaan verschillende theorieën. De meest gangbare theorie is dat hij in een diepe depressie was verzeild, in het besef dat zijn literaire hoogtijdagen voorgoed achter hem lagen. Het schrijven viel hem ook fysiek moeilijk na de vele trauma's die hij had opgelopen bij de ongelukken. Wellicht leed Hemingway aan dezelfde genetische bloedziekte (hemochromatose) als zijn vader, waarbij het onvermogen om ijzer te metaboliseren culmineert in mentale en fysieke achteruitgang. Verschillende dokters hadden hem op het hart gedrukt om vooral te stoppen met drinken, maar Hemingway had dit advies genegeerd. Enkele malen was hij met elektroshocks behandeld in de Mayo Clinic van Minnesota, maar de depressies bleven terugkomen. Na deze behandelingen begon Hemingway symptomen van dementie en paranoia te vertonen. Een van die waanbeelden was dat de FBIhet op hem gemunt had en hem liet volgen. Er bestaat echter ook een andere theorie die Hemingways beweringen wel ernstig neemt. Zo is zijn vriend A.E. Hotchner, 13 jaar lang een nauwe medewerker, ervan overtuigd dat Hemingway sinds de jaren veertig in de gaten werd gehouden door de FBI, vanwege zijn contacten en banden met Cuba, wat zou blijken uit de vrijgave van een FBI-dossier in 1983. Hemingway was het jaar voor zijn zelfmoord op 61-jarige leeftijd onder druk van de Amerikaanse autoriteiten van Cuba naar Amerika teruggekeerd. Tijdens een ontmoeting met Hotchner in 1960 vertelde Hemingway hoe de FBI hem schaduwde. Zijn bankrekening werd nagetrokken, zijn telefoon afgeluisterd en zijn post regelmatig onderschept, en soms, als hij in een bar zat, herkende hij FBI-agenten. Hotchner vertelt ook, hoe Hemingway hem vanuit zijn ziekenhuiskamer opbelde en zei dat in zijn kamer microfoontjes waren geplaatst en dat de telefoon werd afgeluisterd.[ Zijn testament op datum van 15 september 1955 wees Mary Hemingway aan als executant voor al zijn eigendommen van welke aard ook, literaire inbegrepen. Mary kwam zo in het bezit van al zijn brieven en maakte van haar recht gebruik om de komende vijftien jaar de meeste verzoeken tot publicatie ervan tegen te houden, ook al waren veel originelen in bezit van particulieren en instellingen, en had de schrijver zelf tijdens zijn leven verzoeken in die richting regelmatig ingewilligd.[18] In de geautoriseerde biografie van 1969 door Carlos Baker werden wel een honderdtal brieven van Hemingway opgenomen.
    Hemingways gedragscode ("Hemingway’s code" of "Code hero") benadrukte stijl niet alleen in wat hij schreef, maar ook in zijn levenswijze.[19] Voor hem liet een man pas zien wat hij waard was wanneer hij voor moeilijke uitdagingen en in levensbedreigende situaties werd geplaatst. Oorlog was de ultieme test. Zijn gedragscode was als een soort substitutie voor religie, en voortdurende worsteling om de eigen waarden overeind te houden tegenover het niets, de leegte van een mens zonder waarden en hoop. Die uitdagingen had hij ook nodig om te weten wat leven is, ("Om te leven moet je lijden") en daarom gaf hij zich als jonge man op voor actieve dienst aan het
    Italiaanse front en ging hij in de periode 1920-1950 als oorlogsverslaggever aan de slag. Hij zag zichzelf als een schrijver en man van de actie. In The Sun Also Rises staat het personage Romero voor het prototype van mannelijkheid dat Hemingway voor ogen had: hij is moedig, stoïcijns, zelfbewust en individualistisch, schept zijn eigen waarden, en gedraagt zich natuurlijk, zonder enig spoor van pretentie. Die mentaliteit streefde Hemingway heel zijn leven na, tot hij ten slotte de strijd moest opgeven en het niets over zich liet komen. "A man who lives correctly, following the ideals of honor, courage and endurance in a world that is sometimes chaotic, often stressful, and always painful." — Hemingways definitie van Code hero. In A Moveable Feast legt Hemingway uit dat hij vanaf het begin ook heel bewust naar een eigen schrijfstijl toewerkte, de Hemingwaystijl die hierna wordt besproken.
    "We are all apprentices in a craft where no one ever becomes a master"(We zijn allemaal leerlingen van een ambacht waarin niemand ooit een meester wordt) - Hemingway, Vaak weerkerende thema's in Hemingways boeken zijn liefde, oorlog, wildernis en verlies. In zijn romans en korte verhalen presenteert hij het menselijk leven als een eeuwige strijd, die pas eindigt met de dood. Waar het in het algemeen om gaat is de manier waarop de mens de confrontatie aangaat met een crisis en hoe hij de pijn verdraagt die hem werd toegebracht, of het nu zijn eigen fysieke beperking is of de vijandigheid van de samenleving of de onverschilligheid van gevoelloze natuur. In een wereld van pijn en mislukking beschikt het individu wel over de vrijheid van de wil om zijn eigen waarden en idealen te creëren.
    Hemingway is vooral bekend om zijn korte verhalen en romans, gekenmerkt door een sobere stijl met weinig adjectieven en bijwoorden, en met veel herhalingen. Typisch zijn ook de vele korte, declaratieve zinnen, waarbij interpunctie zo veel mogelijk wordt weggelaten. In navolging van Gertrude Stein gaf hij de voorkeur aan nevenschikkende zinnen. Abstracte termen vermeed hij, alsook woorden van Latijnse oorsprong. Als hij af en toe dan wel een detail vermeldde; kreeg dat veel meer nadruk doordat hij zo sober schreef. Om zijn verhalen sterker te maken, paste hij de "ijsbergtheorie" (iceberg theory) toe, een ingehouden, minimalistische schrijfstijl, die gericht is op het 'verhaal aan de oppervlakte', zonder expliciet onderliggende thema's te bespreken. Het effect op de lezer is alsof hij stap voor stap met de personages meeziet, meevoelt, meehandelt.[ "The dignity of movement of an iceberg is due to only one-eighth of it being above water." — Death In the Afternoon, Scribner's, 1932, H 16, p. 192. In de praktijk betekende dit: zo veel mogelijk weglaten. Hemingways personages uiten hun gevoelens niet op een directe wijze. De lezer komt meer over hen te weten door wat ze doen en door wat ze zeggen. Net zoals bij een ijsberg alleen de top zichtbaar is, speelt veel van wat echt van belang is zich af onder de oppervlakte. Deze spaarzaamheid en afstandelijkheid geeft de indruk van een koel realisme, dat in zijn tijd heel vernieuwend was. Hemingway werd geprezen om deze stijl, en aan de andere kant verweten sommige critici hem ook dat hij zijn verhalen bevolkte met kartonnen, onuitgewerkte personages, en dat gold met name voor de vrouwen in zijn verhalen. Dat
    hij zo compact schreef was echter een bewuste keuze en had veel te maken met zijn achtergrond en de invloeden die hij had ondergaan, te beginnen met wat hij als journalist had geleerd. Hemingways leerschool en inspiratie was de journalistiek. In verschillende interviews verwees hij naar de stijlgids van de krant The Kansas City Star als basis voor zijn manier van schrijven. Als jonge, beginnende journalist werd hij op het hart gedrukt dat hij vooral kort, krachtig, duidelijk en positief moest schrijven en spaarzaam moest zijn met adjectieven en bijzinnen en die les is hem heel zijn leven bijgebleven. Hemingways beknopte manier van schrijven zou volgens anderen ook in de hand zijn gewerkt doordat hij als buitenlands correspondent zijn verhalen voor de krant als kabeltelegram (Engels: "cable") verzond. Dit 'cablese', zoals het gekscherend genoemd werd, kostte de krant minder, omdat een telegram per woord betaald werd. Het leverde een verhaal op met hoge informatiedichtheid en zonder opsmuk. Ook Hemingways biograaf Carlos Baker gaat akkoord met de cablese-theorie. Daarnaast meent hij dat Hemingways beknopte manier van uitdrukken, zowel in zijn gesprekken als in zijn teksten, er ook mee te maken had dat hij elke schijn van pretentie wilde vermijden. [21] Baker doelt op de zogeheten Hemingway Choctaw, een "indiaanse" wijze van spreken, waarbij voornaamwoorden, sommige werkwoorden en lidwoorden werden weggelaten. Hemingway vond het blijkbaar laconiek, met de voeten op de grond en mannelijk om zo te spreken. Hemingway noemt zelf een aantal personen die hem in zijn ontwikkeling als schrijver hebben geholpen. Op high school waren er twee leraressen die Hemingways schrijftalent hebben gestimuleerd: Miss Fannie Biggs en Miss Dixon. Hemingway sprak vol lof over hen. Vooral met de creatieve Fannie Biggs had hij een goede band, omdat hij als adolescent met alle problemen bij haar terechtkon.[22]Hemingways stijl en zijn hele ontwikkeling als schrijver werden echter vooral beïnvloed door Sherwood Anderson en Gertrude Stein, twee ervaren schrijvers die de ambitieuze jongeman onder hun hoede hebben genomen. Hemingway ontmoette Anderson, de auteur van de roman Winesburg, Ohio, in Chicago in de herfst 1920 en het was op zijn advies dat hij niet lang daarna naar Parijs trok. Hoewel hij later Andersons stijl zou parodiëren, bleek diens invloed toch duidelijk uit korte verhalen als My Old Man en I Want to Know Why. Gertrude Stein, van haar kant, stimuleerde Hemingway om te experimenteren met automatisch schrijven en vrije associatie en zij gaf hem het advies om zijn job op te zeggen en alleen voor zijn kunst te leven. Hemingway zelf noemde Ezra Pound zijn meest vertrouwde criticus. Pound had hem geleerd te snoeien in het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en te gedetailleerde beschrijvingen. "You are the only guy who knows a god damn thing about writing!" — Brief aan Ezra Pound, Parijs, 17 maart 1924 Reeds zijn eerste succesvolle roman, The Sun Also Rises, werd vanwege zijn beknopte stijl bekritiseerd. Het viel critici op dat Hemingway geen gebruik maakte van de door hen geprezen stream of consciousnesstechniek (de monologue intérieur) waarbij de gedachten van romanpersonages worden weergegeven. Hemingway volgde echter zijn eigen weg, omdat voor hem de waarachtigheid van zijn verhaal hoofdzaak was. Hij streefde een "short and true style" na die zijn verhaal krachtiger en realistischer overbracht









    02-07-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juli 1994 escobar

    2 juli 1959 Andrés Escobar (Medellín, 13 maart 1967 – aldaar, 2 juli 1994) was een Colombiaans voetballer, die uitkwam voor Atlético Nacional en het Colombiaanse nationale elftal. Hoewel hij de achternaam van zijn beruchte plaatsgenoot Pablo deelde, waren de twee Escobars geen familie. Escobar werd op 2 juli 1994 in zijn geboortestad Medellín doodgeschoten. Dit gebeurde enkele dagen nadat hij op het wereldkampioenschap voetbal in 1994 in de Verenigde Staten een eigen doelpunt had gemaakt. Escobar was een verdediger en kwam in zijn loopbaan uit voor Atlético Nacional en Young Boys. Met Atlético Nacional won hij in 1989 de Copa Libertadores en de Copa Interamericana. Hij kwam in totaal vijftig keer uit voor het nationale team en wist daarin eenmaal te scoren, in 1988 tegen Engeland. Escobar maakte deel uit van een van de beste generatie spelers uit de geschiedenis van het Colombiaanse voetbal, samen met onder anderen middenvelder Carlos Valderrama en doelman René Higuita. Hij maakte zijn debuut voor de nationale ploeg op 30 maart 1988 in de met 3-0 gewonnen vriendschappelijke wedstrijd tegen Canada in Armenia.[1], net als doelman Eduardo Niño. Bij het WK in de Verenigde Staten maakte hij het fatale eigen doelpunt in een wedstrijd tegen de Verenigde Staten. Mede door dit eigen doelpunt verloor Colombia met 2-1 en was het land in de eerste ronde uitgeschakeld.
    Op 2 juli werd Escobar buiten de bar El Indio in een buitenwijk van Medellín met zes kogels neergeschoten. Het is nooit helemaal duidelijk geworden of de moordenaar op eigen initiatief handelde of in opdracht van een goksyndicaat dat geld had ingezet op het Colombiaanse nationale elftal. Een andere mogelijkheid is dat het om een gewone ruzie ging. Na de moord kwam er een hevig protest op gang tegen dit zinloos geweld. Nog steeds wordt elk jaar op 2 juli Escobar herdacht in zijn land. Zijn moordenaar Humberto Muñoz Castro kreeg 43 jaar cel, maar werd op 7 oktober 2005 na 11 jaar cel vrijgelaten wegens goed gedrag.





    02-07-2018 om 08:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juli 1959 albert-paola

    2 juli 1959 trouw met paola
    Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie[] (Brussel, 6 juni 1934) van België, Prins van Luik, Prins van België, was tussen 9 augustus 1993 en 21 juli 2013 de zesde koning der Belgen. Hij is de jongste zoon van koning Leopold III en koningin Astrid. Hij volgde zijn broer Boudewijn op na diens dood in 1993. Zijn zus Josephine Charlotte was de gemalin van groothertog Jan van Luxemburg. Op 21 juli 2013, de nationale feestdag van België, trad hij af ten gunste van zijn zoon Filip van België.
    Tijdens de zwangerschap van prinses Astrid, de hertogin van Brabant, verongelukte op 17 februari 1934 haar schoonvader koning Albert I. Astrid werd daardoor onverwacht koningin der Belgen op 23 februari van dat jaar. Op 6 juni 1934 werd het laatste kind van koningin Astrid in het kasteel van Stuyvenberg geboren. Als eerbetoon aan de overleden vorst kreeg het Albert als voornaam, en daarnaast de dynastieke titel Prins van Luik. Astrid bracht met de baby vanwege de titelverlening een bezoek aan deze stad. Alberts peetouders waren prins Felix van Bourbon-Parma en koningin Elisabeth. Op 29 augustus 1935 was het vorstenpaar, op vakantie in Zwitserland, betrokken bij een zwaar verkeersongeluk in Küssnacht am Rigi. Koningin Astrid kwam hierbij om het leven. Albert was slechts een jaar oud. Zijn opvoeding werd voltooid door zijn stiefmoeder prinses Liliane en zijn enige zus Josephine Charlotte. Hij groeide op in woelige tijden, onder meer door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De koninklijke familie werd gedeporteerd naar Duitsland en op 7 mei 1945 door het Amerikaanseleger bevrijd. Zijn vader kwam daarna hevig onder vuur te liggen tijdens de koningskwestie en zijn broer Boudewijn besteeg de troon.
    Albert vervulde zijn legerdienst bij de Marine. Hij doorliep er verschillende graden. Na zijn eedaflegging werd hij opperbevelhebber van het Belgische leger.
    Prins Albert samen met de Nederlandse prinses Beatrix tijdens haar bezoek aan België in mei 1960; aankomst en bezoek aan Plantijnmuseum. Tussen 1993 en 2013 waren beiden staatshoofd van respectievelijk België en Nederland. Op 2 juli 1959 trouwde Albert met de Italiaanse donna Paola Ruffo di Calabria. Zijn broer koning Boudewijn was toen nog niet getrouwd. Het prinsenpaar leerde elkaar kennen in het Vaticaan, waar ze de kroning van Johannes XXIII bijwoonden.[ Het burgerlijk huwelijk vond in de Empirezaal van het Koninklijk Paleis plaats. Het kerkelijke huwelijk werd in de Sint-Michielskathedraal ingezegend. Het prinsenpaar nam vervolgens zijn intrek in het kasteel Belvédère, rechtover het paleis van Laken. Ze kregen drie kinderen: prins Filip (15 april 1960), Hertog van Brabant, de latere koning; prinses Astrid (5 juni 1962); prins Laurent (19 oktober 1963). Na enige tijd kwamen er barsten in hun huwelijk. De prins leerde barones Sybille de Selys Longchamps kennen en begon volgens de barones met haar een langdurige buitenechtelijke relatie. Koning Boudewijn zorgde samen met zijn neven en nicht dat Albert herenigd werd met zijn echtgenote. Delphine Boël, een dochter van de barones, beweert uit deze relatie te zijn voortgekomen. Ze wordt in deze bewering gesteund door haar moeder. De kwestie van het vermeende buitenechtelijke
    kind en relatie werden aan het licht gebracht in een boek van Mario Danneels. Na de commotie die hierrond in de media ontstond, alludeerde de koning in zijn kerstboodschap van 1999 op vroegere huwelijksproblemen, zonder in detail te treden. In 2009 vierden Albert en Paola hun gouden huwelijksjubileum Albert staat bekend om zijn joviale levensstijl, dit in tegenstelling tot zijn broer Boudewijn, die een sober leven leidde. Zo heeft Albert II een passie voor motorfietsen wat hem al een paar keren beenbreuken en kneuzingen opleverde. Hij kwam naar het huwelijk van dochter Astrid met een verband en verleende astronaut Frank De Winne een audiëntie in een rolstoel. Evenals zijn broer is Albert een hartpatiënt. De koning onderging urgente hartchirurgie in Aalst, [ waarvan hij genas. Daarnaast onderging de koning chirurgie naar aanleiding van een acute hernia, waardoor hij genoodzaakt was om regelmatig te rusten tijdens officiële recepties. Sinds enige jaren heeft Albert een hoorapparaat. Hij onderging oogchirurgie[ ] en in 2007 brak de koning de hals van zijn dijbeen.[ In november 2011 werd bij de koning een klein gezwel in de neus verwijderd. In 2014 liet koning Albert een huidtumor verwijderen aan het hoofd.
    Na het overlijden van zijn broer Boudewijn werd prins Albert de zesde Koning der Belgen. Bij de eedaflegging op 9 augustus 1993 veroorzaakte volksvertegenwoordiger Jean-Pierre Van Rossem een kort incident toen hij riep: "Vive la république d'Europe! Vive Lahaut!"[] (Frans: Leve de Europese republiek! Leve Lahaut!). Onmiddellijk werd de koning verdedigd en werd geroepen: Vive le Roi! Leve de Koning! Senaatsvoorzitter Frank Swaelen wees van Rossem terecht met de woorden: "Mijnheer, uw gedrag is onwaardig en schandalig, en het hele land zal u veroordelen!", De ceremonie kon verder doorgaan, terwijl Van Rossem onder begeleiding het halfrond moest verlaten. Tijdens de eedaflegging zelf maakte de vorst een gespannen indruk, zijn hand beefde. Tijdens zijn nieuwjaarsreceptie van 2006 wees de koning in een toespraak het separatisme af.[] De vorst erkende de ongelijkheid tussen de landsdelen in sociaal-economisch opzicht, maar wees scheiding als oplossing af. Hij verwees naar drama's in Europa die volgens hem door separatisme werden veroorzaakt. De koning vreesde eveneens voor de functie van Brussel als Europese hoofdstad. In de kerstboodschap van 2006 gaf Albert II aan dat niemand boven de wet staat en dat onrechtmatig verkregen overheidsgeld terugbetaald moest worden. Daarmee alludeerde hij mogelijk op de fraudezaak rond zijn zoon Laurent en de recente corruptieschandalen rond de PS. Eind april 2007 raakte bekend dat de koning het onrechtmatig verkregen fraudegeld van zijn zoon teruggestort heeft uit de Civiele Lijst. In totaal ging het om een bedrag van 180.000 euro.[] Hiermee vereffende de koning schijnbaar vrijwillig de financiële schade. De jaarlijkse dotatie van het staatshoofd bedroeg in 2012 zo'n 11,27 miljoen euro - een stijging van 7% tegenover 2009.[] Volgens een schatting van professor Herman Matthijs VUB d.d. 2008, bedraagt de totale kostprijs van het Belgisch koningshuis 30 miljoen euro per jaar. Daarvan gaat een groot deel naar de beveiliging van de koninklijke familie in hun residenties en tijdens hun verplaatsingen.[ Het totale persoonlijke vermogen van de koning wordt geschat op 400 miljoen tot zelfs 1 miljard euro.[] Op 1 juni 2009 werd Albert II de oudste vorst die België ooit heeft gehad. Hij volgde daarmee Leopold I op, die zes dagen voor zijn vijfenzeventigste verjaardag overleed.[]De Senaat bestelde een borstbeeld van de koning en de koningin bij beeldhouwer Wilfried Pas.[] Albert II is vorst geweest ten tijde van negen kabinetten: regering-Dehaene I, regering-Dehaene II, de regeringen-Verhofstadt I, II en III, regering-Leterme I, regering-Van Rompuy, regering-Leterme II en regering-Di Rupo. In zijn kerstboodschap van 2012 wees hij op de gevaren van het populisme, dat zich tegen vreemdelingen of landgenoten uit andere landsdelen zou richten. In die context haalde hij aan dat "de jaren 30 en de populistische reacties die ze teweegbracht, niet mogen worden vergeten".
    In april 2013 vertelde Albert aan premier Elio di Rupo dat hij op 21 juli dat jaar, de nationale feestdag van België, wenste af te treden. Di Rupo vroeg hem om zijn plannen tot abdicatie nog drie maanden stil te houden, omdat hij bang was dat anders de N-VA de tussenliggende periode zou gebruiken om het land te destabiliseren.[] Uiteindelijk maakte Albert pas op 3 juli om 18 uur via een op de Belgische televisie en radio rechtstreeks uitgezonden toespraak bekend dat hij op 21 juli dat jaar zou aftreden ten gunste van de kroonprins Filip van België. Als reden voor zijn aftreden gaf hij dat zijn hoge leeftijd en gezondheid hem parten speelden





    02-07-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 2004 marlon brando

     

    01-07-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 2004 marlon brando

     

    01-07-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 2004 marlon brando

    1 juli 2004 Marlon Brando jr. (Omaha (Nebraska), 3 april 1924 – Los Angeles (Californië), 1 juli 2004[ Marlon Brando werd geboren in Omaha als zoon van Marlon Brando Sr., een vertegenwoordiger, en Dorothy Pennebaker, een drankverslaafde amateuractrice met haar eigen toneelvereniging. Ze hielp onder andere een jonge Henry Fonda bij zijn beginnende acteercarrière. Het paar had drie kinderen. Marlons oudste zus, Jocelyn Brando, was een toneelactrice. Hij was van gemengde afkomst: , Brits, Iers, Duits en Nederlands. Marlon Brando werd van diverse scholen gestuurd, waaronder de militaire academie Shattuck in Minnesota, waar zijn vader ook naar school was gegaan. Hij nam een baan aan als greppelgraver, waarna hij vertrok naar New York waar hij een jaar lang method acting aan de Dramatic Workshop van The New School studeerde, bij Stella Adler. Brando was tevens een van de eerste leden van The Actors Studio, een door Elia Kazan en Lee Strasberg opgerichte organisatie voor acteurs, regisseurs en toneelschrijvers om de technieken van method acting te onderwijzen en te verbeteren. Brando werd hier onderwezen door Strasberg. In 1944 maakte Brando zijn Broadwaydebuut als Nels in I Remember Mama. De jaren daarop speelde hij aldaar in verscheidene stukken, waaronder Truckline Café, Candida en Ben Hechts A Flag is Born, met Paul Muni in de hoofdrol. Voor zijn rol in Truckline Café werd hij door critici uitgeroepen tot de veelbelovendste acteur van Broadway. Zijn grote doorbraak kwam in 1947 in A Streetcar Named Desire van Tennessee Williams, waarin hij de rol van Stanley Kowalski speelde. Onder leiding van Kazan bracht Brando de rol op een natuurlijke, nonchalante manier, maar met een onderliggende intensiteit en seksualiteit die nog niet eerder gezien was. Het betekende de doorbraak van method acting. De weg opende de deur naar Hollywood, maar Brando weigerde in eerste instantie.
    In 1950 maakte Brando zijn filmdebuut als een verbitterde verlamde oorlogsveteraan in The Men van Stanley Kramer. Voor deze rol bracht hij een maand door in de boeg van een veteranenziekenhuis, waar hij ervaringen opdeed met de rehabilitatievan mensen met een dwarslaesie. Het jaar daarop speelde hij in de filmversie van Streetcar, geregisseerd door Kazan. De film was een groot succes en won de Academy Award voor Beste Film. Het leverde Brando tevens zijn eerste Oscarnominatie. Hierna speelde hij de Mexicaanse revolutionair Emiliano Zapata in Kazans Viva Zapata! (1952), en Marcus Antonius in de filmversie van Shakespeares Julius Caesar (1953). Tussendoor liep hij weg van de set van de Franse film Le rouge et le noir na onenigheid met de regisseur Claude Autant-Lara. In 1953 speelde hij tevens de leider van een motorbende in The Wild One, een iconische rol die van hem een voorbeeld zou maken voor een generatie jongeren en waarin voor het eerst motorrijden werd gekoppeld aan leren jassen en een rebelse levensstijl. Gedurende de jaren vijftig kwam hij dankzij deze rollen bekend te staan als een groot, rebels talent, die weinig ophad met het glamourleven en openlijk kritiek uitte op Hollywood, de filmindustrie en het sterrendom. Hij werd vier opeenvolgende jaren genomineerd voor de Academy Award voor Beste Acteur, voor A Streetcar Named Desire (1951), Viva Zapata! (1952), Julius Caesar (1953) en voor zijn rol van aan lager wal geraakte bokser Terry Malloy in On the Waterfront (1954). Enkel zijn rol in On the Waterfront werd bekroond met een Academy Award. Voor de rol in deze film won hij tevens een New York Film Critics Award en een prijs op het Filmfestival van Cannes. In de latere jaren vijftig speelde hij in een grote verscheidenheid aan films. Hij speelde Napoleon Bonaparte in Désirée (1954), zong in de musical Guys and Dolls naast Frank Sinatra (1955), was te zien in de Broadway-bewerking The Teahouse of August Moon (1956) en kreeg een vijfde Oscarnominatie voor zijn rol als luchtofficier in Sayonara(1957). In 1958 was hij naast Dean Martin en Montgomery Clift te zien in The Young Lions. Deze film, waarin hij een nazi-officier speelde, was een grote hit.
    Het duurde echter een poos voor hij weer een hit zou hebben. In de jaren zestig verscheen hij in een reeks van onsuccesvolle films, vaak van mindere kwaliteit. Dit kwam doordat Brando moeite had goede rollen te vinden en hij weigerde samen te werken met een groot aantal regisseurs. Hij begon het decennium met de western One-Eyed Jacks uit 1961, dat hij zelf zou produceren. Nadat Stanley Kubrick zich terugtrok uit het project nam Brando tevens de regie op zich. Het zou de enige film worden die Brando zou regisseren. De film was een bescheiden succes in de bioscopen maar maakte door de hoge kosten weinig winst. Het volgende project verliep nog rampzaliger. Brando weigerde de hoofdrol in Lawrence of Arabia om te kunnen spelen in de remake van Mutiny on the Bounty (1962). De productie van deze film liep echter flink uit. Regisseur Carol Reed werd ontslagen en vervangen door Lewis Milestone. Brando gedroeg zich onmogelijk op de set: hij negeerde de regisseur volledig, eiste herhaaldelijk veranderingen in het script en nam de regie in eigen handen. De film zou uiteindelijk bijna $20 miljoen kosten, waarvan $1,2 miljoen voor Brando, destijds een recordsalaris voor een mannelijke acteur (Elizabeth Taylor was even daarvoor als eerste actrice de miljoengrens doorbroken voor haar rol in Cleopatra). Hoewel Mutiny on the Bounty een van de bestbezochte films van het jaar werd, wist hij door de hoge kosten geen winst te maken en werd hij beschouwd als een flop. Brando kreeg hierdoor het stempel box-office poison (vergif voor de kassa) opgedrukt en wist de rest van het decennium geen succesvolle films meer te maken. In 1972 beleefde hij een comeback met twee zeer diverse rollen. Geheel tegen de wensen van Paramount in gaf regisseur Francis Ford Coppola hem de rol van Don Vito Corleone, het hoofd van een maffiafamilie, in The Godfather. Paramount kreeg ongelijk: de film groeide uit tot de bestbezochte film van het jaar en gold zelfs voor een korte tijd als de bestbezochte film aller tijden. Tegenwoordig wordt de film beschouwd als een van de beste Amerikaanse films aller tijden. Brando won tevens zijn tweede Oscar voor de film. Brando weigerde zijn Oscar voor The Godfather echter, en stuurde in plaats daarvan de onbekende Mexicaans-Indiaanse actrice Sacheen Littlefeather naar de uitreiking als protest tegen de manier waarop Hollywood de Indianen afspiegelde in films. Datzelfde jaar was hij te zien in Last Tango in Paris van Bernardo Bertolucci. De controversiële film, waarin hij een Amerikaanse weduwnaar speelde die een seksuele relatie aangaat met een jonge Française, kreeg goede recensies en werd eveneens een van de grotere kassuccessen van het jaar. Ook voor deze rol werd hij genomineerd voor de Academy Award voor Beste Acteur. Na dit succesjaar ging Brando er drie jaar tussenuit, om pas in 1976 terug te keren in The Missouri Breaks, met Jack Nicholson in de andere hoofdrol. In 1979 speelde hij de rol van kolonel Walter Kurtz in Apocalypse Now. Hij was erg dik geworden en wilde daarom alleen in het schemerduister worden gefilmd. Hij zou nog veel zwaarder worden, tot hij een gewicht van ongeveer 150 kg zou bereiken. Brando was tegen die tijd het acteren gaan haten, liep van de set weg als iets hem niet beviel, en weigerde voor sommige films zijn rol te leren of het script zelfs maar in te zien. Hij kwam er zelfs openlijk voor uit het liefst zo veel mogelijk geld binnen te halen voor zo min mogelijk werk, als de $3,7 miljoen die hij kreeg voor dertien dagen werk op de set van Superman. Begin jaren tachtig trok Brando zich terug op zijn privé-eiland Tetiaroa, ten noorden van Tahiti. In 1989 keerde hij weer terug naar het witte doek met de anti-apartheidsfilm A Dry White Season, waarvoor hij weer een Oscarnominatie kreeg, ditmaal voor Beste mannelijke bijrol. Het jaar daarop parodieerde hij zijn eigen rol in The Godfather in de komedie The Freshman, en in 1995 met Johnny Depp en Faye Dunaway in Don Juan DeMarco. De meeste van de films waar hij in de jaren negentig in speelde waren echter van mindere kwaliteit. Het dieptepunt was The Island of Dr. Moreau, waarvoor hij een Golden Raspberry Award voor slechtste mannelijke bijrol kreeg. In 2001 zou hij een cameo hebben in Scary Movie 2, maar moest vanwege gezondheidsproblemen uit de film stappen. De laatste film waarin hij te zien was was The Score uit 2001, met naast hem Robert De Niro en Edward Norton in de hoofdrollen. Vlak voor zijn dood had hij nog een stem ingesproken voor de animatiefilm Big Bug Man. Deze film is nog niet verschenen.
    Brando was driemaal gehuwd, alle drie de keren met een actrice; van 1957 tot 1959 met Anna Kashfi, van 1960 tot 1962 met Movita Castaneda en van 1962 tot 1972 met de Tahitiaanse Tarita Teriipia. De laatste ontmoette hij tijdens de opnames van Mutiny on the Bounty, waarin zij (als Maimiti) het liefje van Brando (als Fletcher Christian) moest spelen. Hij had ten minste zestien kinderen, van wie drie geadopteerd en dertien biologische kinderen. Zijn jongste drie kinderen waren verwekt bij zijn huishoudster, Maria Christina Ruiz. Vermoedelijk had hij tevens nog tientallen kinderen waarvan zijn vaderschap nooit publiekelijk bekend is gemaakt. Christian, zijn oudste zoon, schoot in mei 1990 Dag Drollet, de vriend van zijn zwangere halfzus Cheyenne, dood. Hij werd veroordeeld tot tien jaar cel. Cheyenne pleegde vijf jaar later zelfmoord. Zij was toen 25 jaar oud. Brando was ook te zien in de videoclip van Michael Jacksons You Rock My World" uit 2001. Als hobby was Brando ook actief als radiozendamateur met de roepletters KE6PZH en FO5GJ. Zijn beste vriend was acteur Wally Cox, met wie hij tijdens zijn studententijd in New York een kamer deelde. Toen Cox onverwachts op 48-jarige leeftijd stierf, nam Brando zijn as over van zijn weduwe, met de belofte om het uit te strooien in zee. In plaats daarvan hield hij de as dertig jaar lang verborgen in zijn kast. Uiteindelijk is zijn as samen met Brando's as verstrooid in Death Valley.
    Brando was tevens bekend om zijn politiek activisme. Hij sprak regelmatig zijn steun uit voor minderheden in de Verenigde Staten, en maakte zich sterk voor zijn rechten. Sinds begin jaren zestig kwam hij op voor de rechten van Indianen, wat uiteindelijk uitmondde in het weigeren van de Oscar in 1972 vanwege de manier waarop Hollywood Indianen toonde in films. Hij was tevens een aanhanger van Martin Luther King, die hij financieel ondersteunde. In 1963 nam hij deel aan de Civil Rights March on Washington, D.C. In 1994 verscheen zijn autobiografie, Songs My Mother Taught Me. Brando leed al geruime tijd aan longfibrose toen hij op 1 juli 2004 in het UCLA Medical Center te Los Angeles overleed aan longproblemen. Hij leed tevens aan zwaarlijvigheid, hartfalen en diabetes, en recentelijk was leverkanker bij hem geconstateerd. Brando was tachtig jaar oud. Hij werd gecremeerd en zijn as is op twee plaatsen uitgestrooid, een deel op Tahiti en een deel, samen met de as van Wally Cox, in Death Valley. Hij liet dertien kinderen na (twee stierven voor hem) en meer dan dertig kleinkinderen. Een van zijn kleinzonen is Versace-model Tuki Brando. Een van zijn kleindochters is Courtney Love, de weduwe van Kurt Cobain.
    Brando had twaalf erkende biologische kinderen, van wie acht met zijn vrouwen en vier met onbekende vrouwen. Hij had drie geadopteerde kinderen. Daarnaast zijn er talloze kinderen die hij nooit publiekelijk bekend heeft gemaakt. Onder hen bevindt zich Linda Carroll, de dochter van schrijfster Paula Fox, moeder van actrice en zangeres Courtney Love.[2] was een Amerikaans film- en theateracteur en zanger. Brando wordt beschouwd als een van de belangrijkste method actors, die de acteertechniek in Hollywood in de jaren vijftig onder de aandacht bracht met rollen in A Streetcar Named Desire en On the Waterfront, beide geregisseerd door Elia Kazan. Latere iconische rollen zijn onder andere Vito Corleone in The Godfather en Colonel Kurtz in Apocalypse Now. Brando's acteerstijl had grote invloed op acteurs als Paul Newman, Elvis
    Presley, James Dean, Robert De Niro, Rutger Hauer en vele anderen. Brando was tevens een activist, die onder andere opkwam voor de rechten van de Indianen.







    01-07-2018 om 09:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 1974 peron
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1 juli 1974 Juan Domingo Perón (Lobos, 8 oktober 1895 – Olivos, 1 juli 1974) was een Argentijns militair en president van Argentinië van 1946tot 1955 en van 1973 tot 1974.
    Juan Perón werd geboren in Lobos in de provincie Buenos Aires en ging op 15-jarige leeftijd naar de militaire school. Hier bleek hij uiterst talentvol en snel klom hij op in de militaire hiërarchie. In de jaren dertig was hij militair waarnemer in het fascistische Italië. In juni 1943 was hij als kolonel een belangrijke figuur in de militaire coup door de GOU (Verenigde Groep van Officieren) tegen het burgerbewind van Ramón Castillo. Dit werd nodig geacht, omdat de zittende president ernstig ziek was en weigerde de macht over te dragen aan zijn vicepresident, waardoor het land verviel in chaos. Oorspronkelijk was Perón onderminister van Oorlog, later werd hij minister van Arbeid en Sociale Zaken (november 1943) en uiteindelijk vicepresident en minister van Oorlog (februari 1944). Hij werd echter op 9 oktober 1945 tot ontslag gedwongen door tegenstanders binnen de regering en kort daarna gearresteerd, maar massabetogingen dwongen zijn vrijlating af op 17 oktober. Perón was zo populair dat hij kort daarna verkozen werd tot president van Argentinië op 24 februari 1946 met 56% van de stemmen. Perón ontvouwde zijn politiek van sociale en economische hervormingen en claimde een derde weg te bewandelen, tussen kapitalisme en communisme. Hiertoe volgde hij een solidaristische en corporatistische lijn, die klassenverzoening (maar volgens anderen juist weer klassenstrijd) en nationale eenheid tot doel had. Hij was stevig gekant tegen de Amerikanen en de Britten en voerde een nationalisatie van de industrie door, alsook een sterke industrialisatie van het land. Het peronisme is nog steeds een belangrijke factor in de Argentijnse politiek. Juan Perón trouwde op 9 december 1945 met Eva Duarte, beter bekend als Evita. Zij was immens populair onder de Argentijnse bevolking. Zij had geen formele bestuurlijke positie, maar via een aantal door haar opgerichte maatschappelijke organisaties, die voor een deel nog steeds bestaan, profileerde zij zich als een soort minister van Sociale Zaken. Perón werd herkozen in 1951. Bij Evita was toen al uitgezaaide baarmoederhalskanker geconstateerd. Ze overleed, 33 jaar oud, in 1952. In september 1955 werd Perón afgezet tijdens een militaire staatsgreep in een steeds slechter wordend economisch klimaat en na problemen met de RoomsKatholieke Kerk, die zelfs tot zijn excommunicatie hadden geleid. Hij ging in ballingschap in Paraguay en vestigde zich uiteindelijk in Madrid. Daar huwde hij de nachtclubzangeres Isabel Martínez de Perón in 1961. In 1973 herstelde generaal Alejandro Lanusse de democratie, nadat hij een staatsgreep had gepleegd in maart 1971. Op 11 maart 1973 werden er weer vrije verkiezingen gehouden. Perón mocht niet meedoen, maar de Argentijnse bevolking verkoos massaal zijn stroman Héctor Cámpora als president, die reeds in juli ontslag nam, zodat nieuwe verkiezingen volgden. Perón won deze met gemak en in oktober 1973 werd hij opnieuw president, met zijn vrouw Isabel als vicepresident. Er volgde een tumultueuze periode, want de Peronistische beweging was verre van een eenheid. De oude generalissimo kon in de strijd tussen de linker- en de rechtervleugel geen richting meer geven. Juan Domingo Perón stierf op 1 juli 1974, minder dan een jaar na zijn benoeming. Zijn vrouw Isabel, die Peróns 'running mate' was in voorgaande verkiezingen, volgde hem op, maar werd in maart 1976 afgezet tijdens de staatsgreep waarbij junta-leider en dictator Jorge Videla aan de macht kwam. Peron werd herbegraven op 17 oktober 2006 te San Vicente in een plechtige processie, die eindigde in een schietpartij waarbij enige doden vielen.

    01-07-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 1903 tour de france

    1 juli 1903 De Ronde van Frankrijk (Frans: Tour de France [ˌtuʀdəˈfʀɑ̃ːs]?, ook wel de Tour genoemd) is een meerdaagse wielerwedstrijd die voor het grootste deel door Frankrijk voert. Samen met de rondes van Italië (Giro) en Spanje (Vuelta) is het een van de drie Grote Rondes. De Tour de France is ontstaan in 1903 en werd destijds georganiseerd door Henri Desgrange, hoofdredacteur van het tijdschrift L'Auto. Zijn jonge medewerker, journalist Georges Lefèvre, die tevens de Tourdirecteur van de eerste editie was, werd geïnspireerd door de individuele poging in 1895 van wielrenner Jean Marie Corre. Corre introduceerde in 1895 een fiets van aluminium en testte deze in zijn eentje over alle bekende parcoursen in Frankrijk. Hieruit ontstond in 1903 het idee om deze tijdritten jaarlijks te laten herleven. De Tour is sindsdien uitgegroeid tot de belangrijkste en eervolste wielerwedstrijd van het jaar. De renners met de meeste eindoverwinningen zijn de Fransen Jacques Anquetil en Bernard Hinault, de Belg Eddy Merckx en de Spanjaard Miguel Indurain, die elk 5 maal de Tour wonnen. De Amerikaan Lance Armstrong moest zijn 7 Touroverwinningen van 1999 tot 2005 inleveren omdat hij het gebruik van doping heeft toegegeven. Voor deze Tours werden geen nieuwe winnaars aangewezen. Begin 20ste eeuw heeft Frankrijk twee toonaangevende sportkranten, "L'Auto-Vélo" en "Le Vélo". Le Vélo, de sponsor van de wielerklassieker Bordeaux-Parijs, is veruit de best verkopende krant; de oplage bedraagt 80 000 tegenover 20 000 voor L'Auto-Vélo. Henri Desgrange, hoofdredacteur van L'Auto-Vélo en eerste werelduurrecordhouder, wil hier iets aan doen en samen met Géo Lefèvre komt hij op het idee om een ronde van Frankrijk voor wielrenners te organiseren. Op 16 januari 1903 verliest Desgrange een belangrijk proces tegen zijn concurrent Griffard van Le Vélo. Desgrange moet de naam Vélo uit de titel van zijn krant schrappen. Haat welt op. Desgrange blijft echter niet bij de pakken neerzitten en drie dagen later, op 19 januari, wordt de eerste ronde van Frankrijk aan de pers voorgesteld. Dit voorstel werd echter niet meteen enthousiast onthaald en men vreesde dat de Tour er nooit zou komen. Een week voor het sluiten van de inschrijvingen hebben slechts 15 renners zich ingeschreven. Dat was op 6 mei. De eerste Tour zou beginnen op 1 juni en duren tot 5 juli. Noodgedwongen moest Desgrange dus al een paar toegevingen doen. De eerste Tour zou pas op 1 juli beginnen en het startgeld werd gehalveerd. Uiteindelijk schreven 108 renners zich in, en 60 daarvan verschenen ook daadwerkelijk aan de startlijn op 1 juli. Op 1 juli 1903 worden de 60 renners dan in gang geschoten voor de eerste Tour. Deze bestond uit 6 ritten. Om na te gaan of de renners het voorziene parcours afleggen, zijn onderweg controleposten geïnstalleerd. Daar moeten de renners hun naam roepen naar de commissarissen of afstappen en een handtekening plaatsen. De controleurs haasten zich dan naar het volgende controlepunt. De Fransman Maurice Garin wint met een voorsprong van bijna 3 uur op de nummer twee, al is het gezien de perikelen in de Tour van het daaropvolgende jaar wel de vraag of hij daadwerkelijk de hele ronde op de fiets heeft volbracht. Uiteindelijk rijden van de 60 slechts 21 renners de wedstrijd uit. Na de eerste Tour had Desgrange gezien dat het goed was geweest en dus laat hij een jaar later een tweelingzusje op papier tekenen. Zelfde aantal ritten, zelfde aankomstplaatsen en zelfde favorieten. Het enige verschil was dat in 1903 renners zich konden inschrijven voor een of meer ritten, dit jaar mochten er geen renners bij komen. Op weg dus, maar al gauw duiken er een paar probleempjes op. Nogal wat mensen die langs het parcours wonen protesteren en werpen barricades op omdat ze vinden dat de doortocht van de karavaan hun nachtrust verstoort. In die tijd werd er ook nog 's nachts gekoerst. Op de Col de la Republique, de eerste berg in de Tour, begint het pas echt uit de hand te lopen. Supporters van de ontsnapte Faure grijpen de achtervolgende Garin bij de kraag en roepen: "Weg met Garin, sla hem dood". Maar de in Italië geboren Fransman is niet bang. "Ik ga door tot Parijs en zal winnen, tenzij ik vermoord word". In Lunel liggen de straten vol met glasscherven en in Nîmes komt het tot vechtpartijen waarbij renners getrakteerd worden op stokslagen van betogers. Op den duur heeft niemand nog zicht op het wedstrijdverloop, wat sommigen aanzet tot valsspelerij zoals later zou blijken. Maar de Tour gaat door. Acouturier wint vier van de zes ritten, maar was na een val in de eerste rit al
    uitgeschakeld voor het eindklassement. De strijd voor het eindklassement wordt herleid tot een duel Garin-Pothier. Na de voorlaatste rit leidt Garin met 28 seconden voorsprong. Maar dan begint het spel pas echt. Een hevig onweer maakt de slotrit in het Parc des Princes onmogelijk. Daags na de laatste rit besluit Desgrange dat de tweede editie van de Tour ook meteen de laatste is geweest. De vele incidenten onderweg hadden hem totaal ontmoedigd. Ondertussen begint de Union Vélocipédique de France met onderzoekswerk naar de gebeurtenissen tijdens de afgelopen Tour. De resultaten worden vrijgegeven op 30 november en doen de bom helemaal barsten. De eerste vier van het eindklassement worden gediskwalificeerd! Ze hebben zich onderweg schuldig gemaakt aan ontelbare overtredingen: hier en daar de trein genomen, binnenwegen genomen, zich laten voorttrekken, ... Resultaten: Pothier wordt levenslang geschorst, Garin mag twee jaar niet meer koersen en de vijfde, Henri Cornet, wordt uiteindelijk tot eindwinnaar uitgeroepen. Organisator Desgrange vecht terug: "De Grote kruistocht van de wielersport mag niet eindigen met zo'n valse noot." Het jaar daarop komt Desgrange toch met een nieuwe Tour op de proppen. Nieuwigheden: In plaats van 6 zijn er nu 11 ritten en met de Ballon d'Alsace en de Col Bayard worden de Vogezen en de Alpen aangedaan. Nog een jaar later komt Desgrange weer met een nieuwigheidje. De laatste kilometer van een rit wordt voortaan aangegeven met een vod in de vorm van een rode driehoek. In 1910 komt Alphonse Steinès, een journalist van L'Auto, bij Desgrange aankloppen. De man had de Col du Tourmalet ontdekt. Hij was bij de verkenning bijna zelf omgekomen tijdens een sneeuwstorm, het wegdek was een ware verschrikking en er werden weleens beren op de flanken van de Tourmalet gesignaleerd, maar Desgrange had er wel oren naar. Dus trok het peloton in 1910 voor het eerst de Pyreneeën in. Er stonden twee Pyreneeënritten op het programma. De eerste naar Luchon over de Col de Portet-d'Aspet werd gewonnen door Octave Lapize. De tweede, van Luchon naar Bayonne met onder meer de beklimmingen van de Peyresourde, de Aspin, de Tourmalet en de Aubisque, werd gewonnen door, opnieuw, Lapize. De renners waren echter niet te spreken over deze nieuwe beproevingen. Ze scholden Desgrange uit voor moordenaar en al wat niet mooi is. Hoewel er geen renners tijdens de Pyreneeënritten worden opgegeten door beren, valt er toch een dode. De totaal onbekende Adolphe Hélière krijgt, tijdens een zwempartijtje in zee op de rustdag in Nice, een hartaanval en verdrinkt. In 1911 gaat Desgrange het nog hoger zoeken, want dan staat er een Alpenrit over de Télégraphe en de Galibier op het programma. Een jaar later wint voor het eerst een Belg de Tour de France, Odiel Defraeye uit Rumbeke.
    "Wij willen de leider zien. Het peloton zoeft voorbij en we hebben de leider niet eens kunnen herkennen" morden de Franse journalisten in 1919. Desgrange dacht na en kwam uiteindelijk met een gele trui op de proppen. Waarom geel? Simpel: de organiserende krant, L'Auto, werd op geel papier gedrukt. Op 19 juli 1919 wordt Eugène Christophe de allereerste geletruidrager. De Tour groeit verder en wordt de grootste wielerwedstrijd ter wereld. Dit zorgt ervoor dat L'Auto in 1923 daags na de slotrit één miljoen kranten verkoopt. De Tour is een begrip en iedereen wil er alles over lezen. In 1930 komt Desgrange weer met iets nieuw op de proppen. Hij voert de landenploegen en het ploegenklassement in. De eerste publiciteitskaravaan wordt op poten gezet en voor het eerst wordt er een rit rechtstreeks op de radio uitgezonden. Nog een paar jaar later wordt het bergklassement ingevoerd, de eerste winnaar ervan is Vicente Trueba. De tijd gaat verder en voor het eerst wordt er een tijdrit georganiseerd (1934), de Spanjaard Fransesco Cepeda komt als eerste renner aan zijn einde(1935), Theo Middelkamp wint als eerste Nederlander een Tourrit (1936), derailleurs (versnellingsapparaten) worden toegelaten (1937), Desgrange zoekt het nog steeds hogerop met de Col de l'Iséran, de op dat moment (1938) hoogst berijdbare berg in Europa, en voor het eerst staat er ook een klimtijdrit op het programma (1939). In 1940 overleed Henri Desgrange, stichter van de Ronde van Frankrijk. Dan breekt de oorlog uit en na de oorlog hebben de Franse sportkrant L'Équipe en de Parijse Stadskrant Le Parisien Libéré L'Auto vervangen. In 1948 vindt dan een revolutionaire wending plaats: voor het eerst wordt er een Tourrit, de
    slotetappe naar Parijs, rechtstreeks uitgezonden op tv. In 1949 wordt er een monument geplaatst, boven op de Galibier, ter ere van Desgrange. In 1951 wordt voor het eerst niet vanuit Parijs vertrokken, maar fungeert Metz als startplaats. Vanaf 1905 worden er cols beklommen maar in 1952 is het de eerste keer dat er een etappe boven op een col aankomt, op de mythische Alpe d'Huez. De rit vertrok vanuit Lausanne en de Italiaan Fausto Coppi won. De aankomst lag niet helemaal boven, maar in het dorpje Huez, ongeveer op de helft van de klim die nu tot helemaal boven wordt gereden. Nadien werd er in die Tour nog tweemaal boven op een top gefinisht, op Sestriere en op de Puy de Dôme. Deze beide ritten werden ook door Coppi gewonnen.
    Bij het 50-jarig bestaan in 1953 wordt het puntenklassement ingevoerd. De leider van dit klassement krijgt een groene trui. De kleur is te danken aan de eerste sponsor, een fabrikant van grasmachines. Een jaar later laat men de Tour voor het eerst buiten Frankrijk vertrekken, namelijk in Amsterdam. Ook in de daaropvolgende jaren en decennia, zal de Tour nog regelmatig in het buitenland van start gaan. In 1957 debuteert de Fransman Jacques Anquetil in de Tour en wint meteen. De Fransman is een begenadigd tijdrijder en wordt "Monsieur Chrono" genoemd. Hij zal de eerste zijn die vijfmaal de Tour wint. In 1958 is er voor het eerst een aankomst op de Mont Ventoux. Vanaf 1962 wordt er definitief gereden met merkenploegen. In 1967 sterft Tom Simpson tijdens de beklimming van de Mont Ventoux na het gebruik van amfetaminen. Gecombineerd met de hitte, de zware beklimming en maagproblemen wordt dit hem fataal. In 1968 wordt de aankomst van de slotrit voor het eerst op de wielerbaan van Vincennes gehouden, voorheen werd er altijd aangekomen in het Parc des Princes. Jan Janssen wint als eerste Nederlander de Tour door in de laatste rit het geel af te nemen van de Belg Herman Van Springel (1968). Vijf jaar na de laatste zege van Anquetil begint een nieuw hoofdstuk, dat van Eddy Merckx. De Belg slaagt er net als Anquetil in om de Tour vijfmaal te winnen. Eddy Merckx, bijgenaamd 'De kannibaal', wilde altijd en overal winnen en regeerde het peloton. Hij behaalde 34 ritoverwinningen en droeg 96 dagen de gele trui. Uiteindelijk werd het rijk van Merckx ten einde gebracht in 1975. Tijdens de rit naar Pra Loup stortte hij in en de Fransman Bernard Thévenet won de Tour die voor het eerst aankwam op de Champs Elysées. De volgende die erin slaagde de Tour vijfmaal te winnen. was Bernard Hinault, bijgenaamd 'Le Blaireau' (de das). Hinault leek sterk op zijn voorganger Merckx, want ook hij werd in het peloton beschouwd als de patron. Ook Hinault slaagde er niet in de Tour een zesde maal te winnen. In 1986 moest hij de overwinning laten aan zijn jonge Amerikaanse ploegmaat Greg LeMond. Diezelfde LeMond won in 1989 de Tour met het kleinste verschil ooit, door in een tijdrit van Versaillesnaar de Champs Elysées op een fiets met triatlonstuur 58 seconden goed te maken op geletruidrager Laurent Fignon en met amper 8 seconden verschil te winnen. Ondertussen wonnen de Nederlanders ritzeges bij de vleet op l'Alpe D'Huez en wonnen de Belgen groene trui na groene trui. Voor beide landen waren de jaren tussen eind jaren zestig en eind jaren tachtig gouden jaren. De volgende in het rijtje van vijfvoudige Tourwinnaars is de Bask Miguel Indurain. De "Sfinx van Pamplona" regeerde in het begin van de jaren negentig. Zijn tactiek was niet mooi, maar wel efficiënt. Hij overklaste de tegenstand in de tijdritten en bleef bij in de cols. Tijdens zijn laatste overwinning op Franse wegen (1995) kwam de Italiaan Fabio Casartelli lelijk ten val tijdens de afdaling van de Portet D'Aspet. De 24-jarige olympische kampioen van Barcelona '92 overlijdt aan zijn hersenletsel en is tot op heden de laatste renner die tijdens de Tour gestorven is.
    In 1998 werd, voor aanvang van de Tour, verzorger Willy Voet van de Festina-ploeg betrapt met grote hoeveelheden epo in zijn auto. Er werd streng gecontroleerd en de Nederlandse ploeg TVM, de Franse
    ploeg Festina en alle Spaanse teams werden uit de Tour gezet. Ploegleider Cees Priem van TVM belandde in de gevangenis. Vanwege het harde optreden van de Franse justitie was er halverwege de zeventiende etappe een rennersstaking waarbij alle renners hun rugnummers verwijderden. Slechts 96 van de 189 gestarte renners behalen de eindstreep in Parijs. Vanwege deze perikelen kreeg deze Tour de bijnaam "Le Tour Noir" of "Le Tour Dopage". In mei 2006 werd er bekendgemaakt dat er een dopingschandaal was in Spanje, waar niet alleen Spaanse renners maar ook renners uit Italië, Frankrijk en Duitsland bij betrokken waren. Het begon bij de Spaanse ploeg Liberty Seguros waar teamleider Manolo Saiz en arts Eufemiano Fuentes er van worden verdacht betrokken te zijn bij een dopingzaak. Fuentes zou te maken hebben gehad met veel grote renners. Liberty verdween als geldschieter voor de ploeg en bedrijven uit de hoofdstad van Kazachstan, Astana, besloten de ploeg te gaan sponsoren, waarna de naam veranderde in AstanaWürth. De bazen van de Tour de France wilden Astana-Würth (de ploeg van een van de favorieten van dat jaar: Aleksandr Vinokoerov) uitsluiten van deelname maar Astana ging daar tegenin en kreeg gelijk van de sportcommissie CAS. Een dag voor de start werd er een lijstje van 35 renners openbaar gemaakt (waarvan er negen op de startlijst van de Tour stonden) en spraken de ploegleiders af om alle namen op de lijst uit hun ploeg direct op non-actief te stellen. Op het lijstje stond een aantal grote namen, onder wie Tour de France-winnaar van 1997 Jan Ullrich, zijn teamgenoot Óscar Sevilla, de nummer 2 in de Tour van 2005 Ivan Basso, Francisco Mancebo, Joseba Beloki en bijna alle renners van de Spaanse ploeg Comunidad Valenciana. Aangezien uit de ploeg van Astana-Würth vijf mensen niet van start mochten gaan, betekent dit dat de ploeg minder dan zes renners overhield en derhalve toch niet in de Tour mocht starten. De Tour van 2006 werd uiteindelijk gewonnen door Floyd Landis, die na een inzinking in de 16e etappe zich herstelde in de 17e etappe en in de laatste tijdrit de ronde besliste. Vier dagen na de Tour, nadat Landis niet kwam opdagen bij de Acht van Chaam en onbereikbaar was, werd ontdekt dat hij doping heeft gebruikt. Op 11 mei 2007 werd hij geschrapt als Tourwinnaar. Na verschillende incidenten betreffende dopinggebruik maakt Christian Prudhomme op 27 juli 2007 bekend dat hij tijdens de volgende Ronde van Frankrijk niet meer samenwerkt met het UCI. In 2008 stopte de Tourdirectie vanwege ruzie de samenwerking met de UCI en werkte tijdens de editie van dat jaar samen met het WADA (Wereldantidopingagentschap) en de Franse dopinginstanties. In 2009, toen het conflict tussen ASO en UCI weer was bijgelegd, nam de UCI de dopingcontroles weer voor zijn rekening. De Ronde van Frankrijk 2011 maakte deel uit van de eerste editie van de UCI World Tour. Op 6 februari 2012 werd Alberto Contador geschorst voor 2 jaar. Hij verloor zijn overwinning aan de Luxemburger Andy Schleck. Zijn broer Fränk Schleck werd dat jaar vanwege doping uit de Tour gezet. Op 24 augustus 2012 werd Lance Armstrong door de USADA voor het leven geschorst omdat hij de spil was in een groot dopingschandaal. Deze schorsing werd in oktober 2012 overgenomen door het UCI en zijn Touroverwinningen moest hij inleveren.
    De snelheid van de Tourwinnaar is over de jaren heen omgekeerd evenredig met de lengte van de Tour (gemeten vanaf 1919) De eerste Ronde van Frankrijk werd in 1903 gereden en was met een lengte van 2428 km zelfs naar de huidige maatstaven kort te noemen. Die Tour bestond uit 6 etappes met een uitermate grote etappeafstand van gemiddeld 405 km. De gemiddelde snelheid van de winnaar was 26 km/u; langzaam maar het was niet de langzaamste Tour ooit, want dat werd die van 1919 met slechts 24 km/u. De tweede Tour werd over hetzelfde parcours gereden en leverde ook vrijwel dezelfde gemiddelde snelheid op. In 1903 en 1904 werden de tijden in tienden van seconden berekend met het gevolg dat renners soms bijtellingen kregen van 1 of 2 seconden. Vanaf 1905 t/m 1912 besluit de Tourorganisatie een klassement op te stellen met punten in plaats van tijden. Met ingang van 1905 werd echter een parcours gekozen dat zich aan de buitengrenzen van Frankrijk bevond zodat de renners daadwerkelijk een rondje Frankrijk reden. De lengte van de Tour steeg daardoor en is tot en met 1970 nooit minder
    dan 4000 km geweest. De langste Tour ooit was die van 1926met 5745 km Tourlengte. Die winnaar zat toen 239 uur op het zadel. De gemiddelde etappelengte was door het toegenomen aantal etappes niet meer zo bizar groot als in de eerste twee jaar, maar bedroeg tot 1927 meestal toch nog tussen de 300 en 370 km. Daarna besloot men om de etappelengte terug te brengen tot zo'n 250 km, en in de loop der tijd daalde die lengte gestaag verder naar zo'n 170 km per dag gemiddeld. Vanaf 1927 heeft de Tour het karakter gekregen zoals we dat nu nog kennen, namelijk circa 20 etappes van circa 200 km over een totale lengte van circa 4000 km, waarbij echter wel een trend waarneembaar is van een steeds kortere Tour. Afgezien van de eerste twee Tours (1903 en 1904) is die van 1989 met 3285 km de kortste geweest. 1988 was de Tour met de kortste etappes, gemiddeld 149 km, en 1987 met de meeste etappes, namelijk 25 stuks. De snelheid van de winnaar is in de loop der jaren gestegen en hoewel dat kan worden toegeschreven aan de professionalisering van de sporter, beter materiaal en doping, is de lengte van de Tour ook een bepalende factor; er is een zekere correlatie zichtbaar tussen de lengte van de Tour en de gemiddelde snelheid van de winnaar. In 1927, de eerste zogezegd normale Tour, reed de winnaar de Tour uit met een snelheid van 27 km/u. Tegenwoordig rijdt de winnaar ongeveer 40 km/u. In 2006 werd de tot nu toe snelste Tour gereden, 41 km/u. De Tour is niet altijd gereden; de Eerste en Tweede Wereldoorlog waren daar debet aan. Van 1915 t/m 1918 en 1940 t/m 1946 werd er geen Tour georganiseerd. Van 1999 t/m 2005 werd de Tour wel gereden maar werd vanwege vals spel de winnaar achteraf uit de uitslag geschrapt. Er werden geen nieuwe winnaars aangeduid.
    De Tour heeft diverse uitdagingen. Behalve de strijd om het eindklassement (gele trui) strijden de renners en wielerploegen om de punten die er iedere etappe te verdienen zijn. De renner met het hoogste totaal aantal punten in een bepaald klassement mag de volgende etappe in de trui rijden met een bepaalde kleur of print. Er zijn tevens flinke geldbedragen te winnen met de verschillende klassementen.
     Algemeen klassement - gele trui: kortste totale tijd over alle etappes  Puntenklassement - groene trui: punten worden gescoord aan het eind van de etappes, in het bijzonder de vlakke etappes en in tussensprints  Bergklassement - bolletjestrui: punten worden gescoord aan de top van de diverse beklimmingen  Jongerenklassement - witte trui: hoogst genoteerde renner in het algemeen klassement onder een bepaalde leeftijd (meestal 25 jaar)  Rood rugnummer: een rood, in plaats van zwart rugnummer: een jury kijkt dagelijks wie die dag het meest aanvallend heeft gereden, en kent op basis daarvan punten toe. Dit moet niet verward worden met de rode lantaarn, dat is een niet-officiële term voor degene die als laatste in het klassement staat.  Ploegenklassement - elke dag worden de tijden van de drie eerste rijders van elk team opgeteld. De leidende ploeg is tegenwoordig herkenbaar aan gele rugnummers en gele helmen, omdat de aloude gele petjes niet meer zichtbaar waren door de helm of überhaupt niet meer werden gedragen door de renners. In het verleden zijn er nog verscheidene andere klassementen opgemaakt die inmiddels zijn afgeschaft. Voorbeelden zijn de rode trui ( ) voor de tussensprints en de lapjestrui ( ) voor het combinatieklassement. Ook bestond er een ploegenpuntenklassement; de ploeg die daarin aan de leiding stond droeg groene petjes.
    De gele trui wordt gedragen door de renner die over alle verreden etappes de snelste tijd heeft. In 2008 zijn de bonificatieseconden afgeschaft en in 2015 weer ingevoerd. Degene die de trui na de laatste etappe mag aantrekken, is de winnaar van de ronde van Frankrijk. De gele trui werd voor het eerst ingevoerd in 1919 en werd als eerste gedragen door de Fransman Eugène Christophe. De kleur werd gekozen als referentie naar het gele papier waarop de organiserende krant, L'Auto, gedrukt werd
    De groene trui wordt gedragen door de renner die in de aangegeven tussensprints en op de meet de meeste punten heeft verzameld. Op de meet kunnen punten worden behaald op basis van de klassering in de etappe en de zwaarte van de etappe. In de proloog en in alle etappes kunnen punten worden behaald. Alleen in de ploegentijdrit zijn geen punten voor de groene trui te verdienen. De groene trui werd ingevoerd in 1953 naar aanleiding van de 50e verjaardag van de Ronde van Frankrijk. De trui was in 1968 rood op verzoek van de sponsor van het puntenklassement dat jaar.
    De bolletjestrui wordt gedragen door de leider van het bergklassement, de trui werd pas in 1975 geïntroduceerd. Op de top van elke berg zijn punten te verdienen. De bergen zijn onderverdeeld in vijf categorieën waarbij "HC" (hors catégorie = buitencategorie) de moeilijkste is en de "4e catégorie" de makkelijkste. Het spreekt voor zich dat HC de meeste punten oplevert en de vierde categorie de minste. Hieronder volgt een overzicht van de punten. Sinds 2004 worden de punten van de laatste beklimming van een etappe verdubbeld als het een tweede, eerste of buitencategorie beklimming betreft. Bij een ritaankomst bergop worden de punten op de aankomstberg verdubbeld. Vanaf 2007 worden ook de punten voor een col van 2de, 1ste of buitencategorie verdubbeld, indien dit de laatste beklimming van de dag betreft.
    De witte trui wordt gedragen door de beste geklasseerde renner in het algemeen klassement die jonger is dan 25 en werd in 1975 ingevoerd. Hierbij geldt de leeftijd op 1 januari van het jaar. De witte trui werd overgenomen van voorheen het Combinatieklassement.
    Als een renner leider is van meer dan één klassement, draagt hij de trui van het meest belangrijke klassement. Daarbij geldt de volgorde: geel, groen, bolletjes, wit. Bijvoorbeeld: in 1969 won Eddy Merckx zowel de gele, combinatie, groene als bolletjestrui. Tijdens het fietsen droeg hij dus enkel z'n gele trui. Sinds 1971 draagt in zo'n geval een andere renner (de hoogst geplaatste in het desbetreffende klassement die nog geen leiderstrui draagt) een van de leiderstruien in de volgende etappe De Ronde van Frankrijk begint sinds 1967 gewoonlijk met een proloog of een korte individuele tijdrit van meestal 5 à 10 kilometer lang. Aangezien een proloog officieel maximaal 8 kilometer lang kan zijn, wordt een openingstijdrit die langer is aangemerkt als eerste etappe. In 2008 stond op de eerste dag geen korte tijdrit, maar een rit in lijn van 195 km op het programma. Dit was tevens het geval in 2011 met een rit van 191,5 km, en in 2013, toen de tour op Corsica begon.
    Daarna volgen twintig etappes door Frankrijk en omgeving over een totale lengte van ongeveer 3500 km, onderbroken door meestal twee rustdagen. Van oorsprong volgden deze etappes vrij nauwkeurig de landgrenzen van Frankrijk. Tegenwoordig worden soms hele windrichtingen ongemoeid gelaten. De start- en aankomstplaatsen, de bergen die worden beklommen, de route en de richting waarin wordt gefietst, verschillen per jaar. Wel komt de slotetappe sinds 1975 altijd aan op de Avenue des Champs-Élysées in Parijs. Het binnenhalen van een start- of aankomstplaats in de Tour kost relatief veel geld. In ruil daarvoor krijgt de organiserende stad of gemeente een grote naamsbekendheid. In de eerste etappes zijn het meestal sprinters, soms aanvallers, die met de dagzege aan de haal gaan. Na ongeveer een week volgen de zwaardere etappes in de Pyreneeënen de Alpen, die een belangrijke rol spelen in de vorming van het klassement. De volgorde waarin deze twee gebergten worden aangedaan, verschilt per jaar en ertussen worden meestal enkele vlakke of heuvelachtige 'overgangsetappes' verreden. In de drie weken durende Tour worden daarnaast enkele individuele tijdritten verreden. Vaak wordt de laatste (soms beslissende) tijdrit verreden op de laatste zaterdag van de Tour. Met enige regelmaat, zoals in 2005, 2009, 2011 en 2015, staat er een ploegentijdrit op het programma.
    Het algemeen klassement wordt in de Ronde van Frankrijk naast de tijdritten grotendeels gevormd in het hooggebergte. Bergetappes vinden voornamelijk plaats in de Alpen en Pyreneeën, maar soms ook in de Vogezen en het Centraal Massief. Er zijn 27 beklimmingen in de Tourgeschiedenis met een hoogte van meer dan 2000 meter. De hoogste pas is de Col de la Bonette (2802 m), gevolgd door de Col de l'Iséran (2770 m) en de Col Agnel (2744 m). Een aantal zware beklimmingen is regelmatig in het parcours van de Ronde van Frankrijk opgenomen en heeft in de wielersport een mythische status verworven. De Col du Tourmalet in de Pyreneeën was in 1910 voor het eerst in het parcours opgenomen en is inmiddels al 74 keer beklommen. Een jaar na de eerste opname van de Tourmalet werd voor het eerst de Col du Galibier beklommen, in de Alpen. In 2011 werd de Col du Galibier twee keer beklommen vanwege de honderdste verjaardag van deze Col. In dat jaar lag eenmaal de finish boven op de Galibier op 2645 meter, de hoogste finishplaats ooit in de Tour. In de Alpen bevindt zich ook het skistation en aankomstplaats l'Alpe d'Huez. De berg werd in 1952 voor het eerst beklommen en is bekend om haar 21 bochten die de renners naar een hoogte van 1850 meter voeren. In de Provence bevindt zich de Mont Ventoux (1909 m) en hoewel deze berg nog maar enkele keren in de Tour is opgenomen is het een van de bekendste en zwaarste beklimmingen in de ronde. De berg is bekend om het kale 'maanlandschap' en ook de dood van Tom Simpson in 1967 op de flanken van de Ventoux heeft bijgedragen aan de mythische status van de berg. Enkele andere beklimmingen in de Tour zijn de Col d'Aubisque, die reeds 68 keer werd beklommen, en de Puy de Dôme. Op de laatste berg kwam de Tour dertien keer aan, maar er werden enkele legendarische gevechten geleverd, zoals tussen Anquetil en Poulidor in 1964. Vanwege logistieke problemen zal de Tour echter nooit meer aankomen op de Puy de Dôme. Al sinds de eerste jaren van de Ronde van Frankrijk worden soms de Franse landgrenzen overschreden. Dat was voor het eerst het geval in de editie van 1906, toen de ronde in één jaar de buurlanden Duitsland, Italië en Spanje aandeed. In de Ronde van Frankrijk 1947, de eerste naoorlogse, werd voor de eerste keer België aangedaan met Brusselals aankomstplaats van de tweede etappe. In 1969 was Nederland voor het eerst de aankomstplaats voor een Touretappe; de Belg Julien Stevens won de etappe met aankomst in Maastricht.
    In de Ronde van Frankrijk 1992 werden met aankomst- en/of startplaatsen in de landen Frankrijk, Spanje, België, Nederland, Duitsland, Luxemburg en Italië voor het eerst in de geschiedenis zeven landen aangedaan tijdens één Tour. De laatste decennia is de Ronde van Frankrijk vaak in het buitenland van start gegaan, om vaak na enkele etappes in Frankrijk uit te komen. De volgende landen en steden in het buitenland mochten al eens de Tourstart ("Le Grand Départ") organiseren:  Nederland (6): Amsterdam (1954), Scheveningen (1973), Leiden (1978), 's-Hertogenbosch (1996), Rotterdam (2010) en Utrecht (2015)  België (4): Brussel (1958), Charleroi (1975) en Luik (2004 en 2012)  Duitsland (4): Keulen (1965), Frankfurt am Main (1980), West-Berlijn (1987) en Düsseldorf (2017)  Luxemburg (2): Luxemburg (1989 en 2002)  Verenigd Koninkrijk (2): Londen (2007) en Leeds (2014)  Zwitserland (1): Bazel (1982)  Spanje (1): San Sebastian (1992)  Ierland (1): Dublin (1998)  Monaco (1): Monte Carlo (2009) Hieronder komen de regels die gelden sinds 2004.
    De eerste renner die over de aankomstlijn rijdt in een gewone etappe, wint de rit, op voorwaarde dat hij geen onrechtmatige sprint heeft gereden of anderen gehinderd heeft. Hij kan hierdoor worden gedeclasseerd. In individuele tijdritten wint de renner die de snelste tijd over een bepaalde afstand neerzet. De ploegentijdrit heeft geen individuele renner als winnaar. Hiermee kan alleen een ploeg winnen. Als tijd geldt de tijd van de vijfde renner van de ploeg.
    Bij alle etappes, met uitzondering van de proloog, geldt een tijdslimiet. De etappes zijn onderverdeeld in zes categorieën. Dit zijn vier soorten gewone etappes (1 = etappe zonder moeilijkheden, 2 = etappe met gemiddelde moeilijkheid, 3 = etappe met grote moeilijkheden en 4 = korte etappe) en de individuele tijdritten en de ploegentijdrit. De tijdslimiet is afhankelijk van de categorie en van de gemiddelde snelheid van een etappe en bedraagt een percentage van de winnende tijd. Als deze door een of meer renners wordt overschreden, wordt/worden deze renner(s) gediskwalificeerd en mogen ze niet meer deelnemen aan de overige etappes.
    Als het aantal uitvallers door de tijdslimiet meer dan 20% van de deelnemers bedraagt, kan de jury besluiten tot het wijzigen van de tijdslimiet. Dit gebeurde in 2001, toen het peloton ruim buiten de tijdlimiet binnenkwam (op zo'n 35 minuten achterstand van de kopgroep) waarop de jury de tijdslimiet rekte waardoor alle renners de volgende etappe weer aan het vertrek mochten komen. In de editie van 2006 kwam in de 16e etappe naar La Toussuire 54% van de deelnemers buiten de tijdslimiet binnen, waarna de jury ook hier besloot de tijdslimiet te rekken. Ook in de 18e etappe van de Tour van 2011 werd de tijdslimiet opgerekt, in de rit naar de top van de Galibier kwamen 89 van de 168 renners te laat binnen en werd een generaal pardon door de koersdirectie afgekondigd.
    1903-1939 - Henri Desgrange 1947-1961 - Jacques Goddet 1962-1986 - Jacques Goddet en Félix Lévitan 1987 - Jean-François Naquet-Radiguet en Xavier Louy 1988 - Jean-Pierre Courcol en Xavier Louy 1989-1993 - Jean-Marie Leblanc en Jean-Pierre Courcol 1994-2000 - Jean-Marie Leblanc en Jean-Claude Killy 2001-2005 - Jean-Marie Leblanc en Patrice Clerc 2006-heden - Christian Prudhomme en Jean-François Pescheu Raymond Poulidor stond tussen 1962 en 1976 acht keer op het podium, maar nooit als winnaar. Hij hield er de bijnaam de eeuwige tweede aan over. Laurent Fignon verloor in 1989 door een steenpuist in de afsluitende tijdrit het geel alsnog aan Greg LeMond met acht seconden verschil. Luis Ocaña brak in 1971 in de afdaling van de Col de Mente zijn sleutelbeen en moest in het geel de Tour verlaten. Michel Pollentier werd in 1978 als leider in het klassement uit de Tour gezet nadat hij op Alpe d'Huez de doping-controleurs om de tuin probeerde te leiden. Hennie Kuiper haalde het telkens net niet. In 1980 werd hij tweede achter Joop Zoetemelk. In 1977 was hij runner-up achter Bernard Thévenet, die later toegaf die ronde doping te hebben gebruikt. In 1978 stond hij na een gewonnen bergrit derde in het klassement en ging hij een dag later opnieuw in de aanval. Hij kwam ten val in de afdaling van de Col du Granier, brak een sleutelbeen en moest opgeven. Roger Rivière viel in 1960 tijdens de afdaling van de Perjuret, waarbij hij een rugwervel brak. Mislukte nadien in het zakenleven en stierf op 40-jarige leeftijd aan kanker. Sylvère Maes verliet in 1937 de Tour toen hij merkte hoe partijdig de jury was. Hij werd door het publiek met stenen bekogeld en kreeg zelfs peper in de ogen gestrooid. Maurice Garin was weliswaar winnaar van de eerste Tour, maar werd in de tweede editie gedeclasseerd omdat hij de trein zou hebben genomen. Fiorenzo Magni verliet in 1950, samen met de andere Italiaanse renners, de Tour vanwege dreigend gedrag van het Franse Tour-publiek.
    Erik Breukink was in 1991 kansrijk voor een hoge klassering, maar moest, met zijn teamgenoten van PDM, de Tour verlaten nadat teamarts Sanders een bedorven voedingssupplement = Intralipid had toegediend. Jan Ullrich hoort niet helemaal in dit rijtje van verliezers omdat hij de Tour in 1997 won. Daarnaast werd hij vijf keer tweede (1996, 1998, 2000, 2001, 2003) en een keer derde, 2005, al werd die laatste uitslag hem later afgenomen wegens doping. Joseba Beloki kwam in 2003 zwaar ten val; de oorzaak was smeltend asfalt ten gevolge van de hitte, tijdens een afdaling tijdens de 9e etappe. Lance Armstrong, in het geel, wist hem nog net te ontwijken en sneed een stuk van het parcours af door een akker. Sinds deze val heeft Beloki nooit meer zijn oude niveau kunnen halen. Uiteindelijk stopte hij in 2007 met wielrennen. Floyd Landis werd in 2006 gediskwalificeerd vanwege dopinggebruik. Andreas Klöden werd in 2006, doordat Floyd Landis werd gediskwalificeerd, 2de achter Óscar Pereiro op slechts 32 seconden achterstand. Wat de zaak voor Klöden extra zuur maakte is dat Pereiro zijn overwinning mede te danken had aan een lange ontsnapping die een half uur voorsprong cadeau kreeg van het peloton. Michael Rasmussen werd in 2007 door zijn ploeg de Rabobank vanwege misleiding uit de ronde gehaald, op het moment dat hij stevig in het geel zat. Riccardo Riccò had in 2008 al twee etappezeges en de leiding in het jongeren- en bergklassement op zak, toen hij vanwege dopinggebruik werd opgepakt en uit de Tour gezet. Andy Schleck werd in 2009, 2010 en in 2011 tweede. Tweemaal achter Alberto Contador en eenmaal achter Cadel Evans. Al is met terugwerkende kracht de zege in 2010 aan hem toegewezen, nadat Contador alsnog wegens dopinggebruik werd gediskwalificeerd.[ Lance Armstrong moest zijn 7 Touroverwinningen van 1999 tot 2005 inleveren omdat hij schuldig werd bevonden aan het gebruik van doping. Er werden geen nieuwe winnaars aangewezen. Van 1984 tot 2009 bestond er eveneens een Ronde van Frankrijk voor vrouwen (La Grande Boucle Féminine Internationale of kortweg Le Tour Féminin). De Nederlandse Leontien van Moorsel won de race in 1992 en 1993.





    01-07-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 1961 diana

    1 juli 1961 Diana, prinses van Wales (Diana Frances Spencer, Sandringham, 1 juli 1961 – Parijs, 31 augustus 1997) was de eerste echtgenote van de Britse kroonprins Charles en de moeder van de prinsen William en Harry Diana was de jongste dochter van de Hon. Frances Ruth Burke-Roche (dochter van de 4de baron Fermoy) en de Hon. Edward John Spencer, Viscount Althorp, waardoor Diana een afstammeling was van vele koningen van Engeland. Diana had twee zusters, Sarah en Jane en een broer, Charles. Na de dood van haar grootvader aan vaders zijde, de zevende Earl Spencer in 1975, werd Lord Althorp de achtste Earl Spencer en zijn dochter kreeg de titel 'Lady Diana Spencer', vaak verkort tot 'Lady Di'. Ze kreeg haar opleiding in Norfolk en aan een kostschool in Kent en werd beschouwd als een gemiddelde leerlinge. Toen ze 16 jaar was, ging ze naar het Institut Alpin Videmanette, in Rougemont, Zwitserland, voor het laatste jaar van haar opleiding.
    In 1980, toen ze 19 jaar oud was, werd ze opgemerkt door de Prins van Wales, prins Charles, die haar uitnodigde voor een polowedstrijd. Een romance begon en het stel verloofde zich op 24 februari 1981. Zij trouwden op 29 juli hetzelfde jaar onder grote publieke belangstelling in de St Paul's Cathedral in Londen. De nieuwe prinses werd enorm populair en was zeer geliefd. Ze werd beschermvrouwe van vele projecten en tijdens deze periode groeide haar kledingcollectie, die later geveild zou worden voor het goede doel. Diana kreeg twee kinderen: prins William (1982) en prins Harry (1984). Beide kinderen werden opgevoed met de nodige zorg en de prinses waakte zelf over de kwaliteit van hun opvoeding.
    Aan het begin van de jaren negentig liep het huwelijk op de klippen, deze scheiding werd breed uitgemeten in de Britse en internationale pers en bracht het Britse hof in verlegenheid. In een interview vertelde de prinses dat haar echtgenoot haar al vooraf aan het huwelijk bedroog met Camilla ParkerBowles. De prins kende Camilla reeds lang voor zijn huwelijk. Het koppel besloot in 1992 uit elkaar te gaan, al werd de scheiding pas in 1996 afgerond. Vele Britten wezen met een vinger naar de prins en zijn entourage. De prinses verloor haar predicaat Koninklijke Hoogheid en trok zich terug uit het Britse Hof.
    Aan het eind van de jaren tachtig kreeg ze steeds meer bekendheid voor haar steun voor goede doelen. Ze heeft veel betekend in campagnes tegen het gebruik van landmijnen en in het verminderen van het stigma rondom Aids. In 1995 ontving ze de Humanitarian of the Year award. . Diana overleed op 31 augustus 1997 om 04.00 uur in het Hôpital de la Salpêtrière in Parijs. Omstreeks 00.22 uur die dag was zij als passagiere betrokken bij een auto-ongeluk in de Pont de l'Alma in Parijs, samen met haar vriend Dodi Al-Fayed, de bestuurder van de auto Henri Paul en bodyguard Trevor Rees-Jones. Rees-Jones was de enige overlevende. De auto, een Mercedes S280, was - op de vlucht voor paparazzi - op weg naar het appartement van Al-Fayed. Met een snelheid van 104 km/u reed de auto tegen de dertiende pilaar in de tunnel. Paul en Al-Fayed waren op slag dood. Niemand van de passagiers droeg een autogordel. Diana stond op het punt om een belangrijke aankondiging te doen. Dat is wat ze tegen de media had gezegd niet lang voordat ze overleed.
    Op 14 december 2006 bracht de Britse politie een rapport naar buiten, waarin stond dat haar dood een ongeluk betrof.[1] Een Britse rechtbankjury bevestigde dit oordeel op 7 april 2008.[2] Als schuldige werd de chauffeur aangewezen, die een hoger alcoholpromillage had dan wettelijk was toegestaan, en daarbij onvoorzichtig en te hard had gereden. Haar dood veroorzaakte een bijzondere publieke rouwperiode, tijdens welke de prinses lag opgebaard in de Chapel Royal van St. James's Palace. Premier Blair noemde haar de "people's princess". Naar schatting zes miljoen mensen waren getuige van de begrafenisplechtigheden die op 6 september plaatsvonden. Diana werd begraven in Althorpin het Verenigd Koninkrijk, op een eiland in het midden van een meer op het landgoed van haar broer. Bezoekers kunnen om het meer lopen en een tentoonstelling over Diana bekijken in een bezoekerscentrum. Op 6 juli 2004 werd de Prinses Diana-herdenkingsfontein onthuld in Hyde Park (Londen) in de vorm van een ovale ring van steen. Haar zonen William en Harry organiseerden tien jaar na haar dood op haar verjaardag op 1 juli 2007 het Concert for Diana in het nieuwe Wembley, met als gasten bands uit haar tijd en bands van nu die voldoen aan haar muzieksmaak zoals Elton John, Duran Duran en Nelly Furtado. In de Guards Chapel te Londen werd op 31 augustus 2007 op initiatief van haar beide zoons herdacht dat Diana tien jaar geleden was overleden. Zij hielden daar een toespraak.





    01-07-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1905 einstein

     

    30-06-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1905 einstein

    30 juni 1905 Albert Einstein publiceert het artikel 'On the Electrodynamics of Moving Bodies'. De eerste presentatie van speciale relativiteit. Albert Einstein (Ulm, 14 maart 1879 – Princeton (New Jersey), 18 april 1955) was een Duits-ZwitsersAmerikaanse theoretisch natuurkundige van Joodse afkomst. Hij wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste natuurkundigen uit de geschiedenis, naast Isaac Newton en James Clerk Maxwell. Zelf noemde hij altijd Newton als een veel belangrijker natuurkundige dan hijzelf, omdat Newton anders dan Einstein behalve theoretische ook grote experimentele ontdekkingen deed. In het dagelijks leven is de naam Einstein synoniem geworden met grote intelligentie Einstein werd vooral bekend vanwege de twee relativiteitstheorieën: de speciale relativiteitstheorie van 1905 en de algemene relativiteitstheorie van 1915 en volgende jaren, die de speciale relativiteitstheorie uitbreidt door ook plaats in te ruimen voor de zwaartekracht. Hij publiceerde meer dan 300 wetenschappelijke en meer dan 150 niet-wetenschappelijke werken.[] In zijn latere jaren schreef Einstein uitvoerig over filosofische en politieke onderwerpen.[] Hij wordt vaak samen met Max Planck beschouwd als de vader van de moderne natuurkunde. Hij droeg aanzienlijk bij aan andere deelgebieden van de natuurkunde: voor zijn verklaring van het fotoelektrisch effect ontving hij in 1921 de Nobelprijs voor de Natuurkundeen ook zijn beschrijving van de brownse beweging en de eerste fluctuatie-dissipatiestelling was een belangrijke doorbraak. Deze twee verklaringen en de speciale relativiteitstheorie publiceerde hij bovendien allemaal in zijn wonderjaar 1905. Verder werk omvat onder meer onderwerpen in de kwantummechanica, de theorie van de vaste stof, de nulpuntsenergie, de statistische mechanica, de kosmologie, de theorie van straling (fotonen, dualiteit van golven en deeltjes, kritische opalescentie en gestimuleerde emissie, de theorie achter de laser) en de veldentheorie. Een eenheid in de fotochemie draagt zijn naam, de einstein. Het chemisch element einsteinium is ook naar hem vernoemd, net als de Einsteinring in de astronomie en de Einsteincoëfficiënten in de optica. Albert Einstein werd in een liberaal-Joodse familie in het Duitse Keizerrijk geboren, woonde later in Italië, Zwitserland en het toenmalige Oostenrijk-Hongarije voor hij terugkeerde naar Duitsland. Toen Adolf Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, besloot Einstein zich in de VS te vestigen. [4] In 1940 nam hij de Amerikaanse nationaliteit aan en deed afstand van zijn Duitse (hij behield wel de Zwitserse). Hij overleed op 18 april 1955 in Princeton aan een aneurysma.
    Cijferlijst van Einsteins eindexamen middelbare school, 1896. De cijfers werden gegeven op een schaal van 1 tot 6, waarbij 6 het hoogste cijfer, en 4 een voldoende is. Einstein had vijf maal een "6" (=10): voor geschiedenis, natuurkunde en drie wiskundevakken. Albert Einstein werd op 14 maart 1879 geboren te Ulm, destijds binnen het Duitse Keizerrijkgelegen in het Koninkrijk Württemberg. Hij was de zoon van Hermann Einstein (Buchau, 1847 - Milaan, 1902) en Pauline Koch (Cannstatt, 1858 - Berlijn, 1920). Hermann Einstein was onder meer beddenverkoper en later met zijn jongere broer Jakob (1850-1912) fabrikant van elektrotechnische apparatuur voor elektriciteitscentrales en straatverlichting (Elektrotechnische Fabrik J. Einstein & Cie.) te München. Hermann en Pauline Einstein-Koch kregen nog een kind, Alberts jongere zus Maja Einstein (München, 1881 - Princeton, 1951). Einsteins ouders waren liberale joden en daarmee religieus tolerant. Einstein kreeg elementair onderricht in de joodse godsdienst en leerde viool spelen. In zijn latere leven speelde hij vaak viool ter ontspanning, terwijl hij wetenschappelijke problemen overdacht.[] Rond 1884 kreeg Einstein zijn eerste kompas en was verbijsterd door het wonder van de onzichtbare magnetische kracht.[] Hij was de beste van zijn klas op de lagere school en zeer geïnteresseerd in exacte wetenschap. Als hobby bouwde hij modellen en mechanische apparaten. Vanaf 1891 leerde hij ook wiskunde. In 1895 verhuisde het gezin van München naar Pavia in Italië, maar Einstein bleef aanvankelijk in München achter om zijn middelbare school af te maken. Na één trimester hield hij de eenzaamheid en
    de strenge school niet meer uit, waarop hij zich bij zijn familie in Pavia voegde. In 1895 deed Einstein, hoewel hij er eigenlijk twee jaar te jong voor was, met speciale toestemming toelatingsexamen voor de ETH, de Eidgenössische Technische Hochschule (de technische universiteit van Zürich). Hij presteerde goed in de bètavakken, maar zakte op Frans en Geschiedenis.[]Om de middelbare school af te ronden stuurden zijn ouders hem naar Aarau in Zwitserland. Daar kwam hij op het volgende gedachteexperiment, dat vooruitliep op zijn speciale relativiteitstheorie: een waarnemer die met de lichtsnelheid met een lichtgolf meerent, ziet een staande golf.[ ] In 1896 ontving Einstein zijn middelbareschooldiploma, waarna hij alsnog naar de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich ging. In hetzelfde jaar gaf Einstein zijn Duitse staatsburgerschap op om de dienstplicht te ontlopen, waardoor hij staatloos werd. Aan de ETH trok Einstein op met zijn medestudenten Marcel Grossmann, Mileva Marić en Michele Besso. Hij mocht in het laboratorium zijn voorstel voor een proef over de beweging van de aarde in de ether niet uitvoeren maar kreeg een waarschuwing dat hij te weinig experimenteerde. Hij vond de colleges van professor Heinrich Weber ouderwets, omdat de Maxwelltheorie niet werd behandeld. Door zelfstudie maakte hij kennis met de werken van Kirchhoff, Hertz, Helmholtz, Lorentz en Boltzmann. Maxwelltheorie leerde hij kennen door een boek van August Föppl. Hij las ook over andere wetenschappen zoals biologie (Darwin) en filosofie. Hij waardeerde de wiskundecolleges van Hermann Minkowski maar was vaak afwezig.[ ] In 1900 behaalde Einstein aan de Eidgenössische Technische Hochschule zijn lesbevoegdheid als Fachlehrer natuurkunde. Zijn cijfers waren een 5 voor theoretische- en experimentele natuurkunde en voor astronomie, 5,5 voor functietheorie en 4,5 voor een opstel over warmtegeleiding (op een schaal van maximaal 6). Hij verkreeg het Zwitsers staatsburgerschap in februari 1901.
    Aan de ETH in Zwitserland ontmoette Einstein Mileva Marić, een Servische jaargenote (die ook bevriend was met Nikola Tesla), en werd verliefd op haar. Einstein en Marić kregen in januari 1902 een dochter, Lieserl, die waarschijnlijk ter adoptie werd afgestaan. Einstein trouwde met Mileva Marić op 6 januari 1903. Het huwelijk was zowel een persoonlijke als een intellectuele samenwerking: bij haar vond Einstein een klankbord voor zijn nieuwe ideeën. Toen hij afstudeerde kon Einstein geen werk in de wetenschap vinden. De ETH bood hem geen assistentschap aan en Einstein solliciteerde tevergeefs bij onder andere Heike Kamerlingh Onnes in Leiden en Wilhelm Ostwald in Leipzig. Vanaf mei 1901 werkte hij twee maanden als invalleraar natuurkunde aan een middelbare school in Winterthur en daarna kreeg hij een jaarcontract als leraar natuurkunde aan een particuliere school in Schaffhausen, waar hij veel tijd overhield voor onderzoek. In december 1901 solliciteerde hij bij het Zwitserse Patentbureau te Bern en werd aanbevolen door de vader van zijn studievriend Marcel Grossmann. Voor de nieuwe baan afkwam nam Einstein al ontslag als leraar en vestigde zich in februari 1902 in Bern. Daar vormde hij met zijn vrienden Maurice Solovine, aan wie hij bijles gaf, en Konrad Habicht de zogenaamde Akademia Olympia om samen boeken te bespreken, te eten en plezier te maken.[] Per 16 juni 1902 werd hij technisch expert derde klas bij het patentbureau. Daar beoordeelde hij ingediende patentaanvragen. Op 14 mei 1904 werd zijn eerste zoon Hans Albert Einstein geboren. In datzelfde jaar werd Einsteins aanstelling bij het patentbureau vast. Hij verrichtte in deze periode veel onderzoek, dat er uiteindelijk toe leidde dat 1905 zijn wonderjaar werd. In 1906 werd Einstein bevorderd tot technisch expert tweede klasse. Einsteins tweede zoon, Eduard Einstein, werd geboren op 28 juli 1910. Het gezin Einstein verhuisde in 1914 naar Berlijn, maar Mileva kon er niet wennen. Hun relatie verslechterde en Mileva verhuisde met de kinderen terug naar Zwitserland. Einstein scheidde van Mileva op 14 februari 1919, en huwde een half jaar later zijn nicht Elsa Löwenthal (geboren Einstein: Löwenthal was de achternaam van haar eerste man Max) op 2 juni 1919. Einstein, die de Nobelprijs voor de Natuurkunde van 1921 ontving, gaf het aan de prijs verbonden geldbedrag aan Mileva, zoals bij hun scheiding was afgesproken.[]Later vond Mileva dat Einstein onvoldoende bijdroeg aan de kosten van de behandeling van hun zoon Eduard. Ze gaf privé piano- en wiskundeles om bij te verdienen.
    Het lot van het eerste kind van Albert en Mileva, Lieserl, is onbekend: sommigen denken dat zij jong gestorven is, anderen geloven dat ze voor adoptie werd afgestaan. Eduard Einstein (koosnaam Tete) groeide voorspoedig op en bleek zeer intelligent. Hij toonde interesse in psychologie en ging na zijn middelbare school studeren in die richting. Tijdens de studie ontwikkelde Eduard schizofrenieen was al snel tot niets meer in staat. Albert Einstein had weinig contact met hem en zijn moeder Mileva zorgde voor Eduard tot haar eigen overlijden op 4 augustus 1948.[] Hij stierf in 1965 in de psychiatrische inrichting Burghölzli in Zürich. Hans Albert werd hoogleraar hydraulische werktuigbouwkunde aan de Universiteit van Californië - Berkeley, en had aanvankelijk eveneens weinig contact met zijn vader. Na de oorlog verbeterde dit. Hans-Albert zat aan het sterfbed van Albert Einstein.
    In 1908 werd Einstein in Bern (Zwitserland) benoemd tot privaatdocent (onbezoldigd docent aan een universiteit). Drie jaar later werd Einstein eerst assistent-hoogleraar aan de Universiteit van Zürich, en kort daarna volledig hoogleraar aan de (Duitse) Universiteit van Praag. In 1912 keerde hij terug naar Zürich om daar volledig hoogleraar aan de ETH te worden. Op dat moment werkte hij nauw samen met de wiskundige Marcel Grossmann. In 1912 begon Einstein "tijd" als de vierde dimensie aan te duiden, zoals zijn vroegere hoogleraar Hermann Minkowski al eerder deed. In 1914 werd Einstein lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen in Berlijn. Het jaar daarop kreeg hij zijn Duitse nationaliteit terug, en was tot 1933, toen hij Duitsland verliet wegens de machtsovername door de nazi's, directeur van het Keizer Wilhelm-Instituut voor Natuurkunde in Berlijn. In deze periode kreeg hij ook de Nobelprijs voor zijn verklaring van het foto-elektrisch effect. Pogingen van onder meer Hendrik Lorentz - die bij Einstein in hoog aanzien stond - om hem als gewoon hoogleraar aan een Nederlandse universiteit te verbinden, mislukten. Ten slotte werd hij wel bijzonder hoogleraar vanwege het Leids Universiteits Fonds aan de Rijksuniversiteit Leiden van 1920 tot officieel 1946: hij gaf enkele malen per jaar een gastcollege in Leiden. In 1921 ontving hij de Matteucci Medal, in 1925 de Copley Medal. In 1922 maakte Einstein zijn eerste wereldreis. Met zijn tweede vrouw Elsa ging hij per schip naar Japan en deed ook Singapore, Hongkong en Sjanghai aan.
    Einsteins pacifisme, socialistische sympathieën en joodse afkomst waren een doorn in het oog van de Duitse nationalisten en antisemieten. Nadat hij wereldberoemd was geworden groeide deze antisemitische haat tegen hem, en er ontstond zelfs een georganiseerde campagne onder Duitse natuurkundigen om zijn theorieën in diskrediet te brengen. Toen Adolf Hitler op 30 januari 1933 in Duitsland aan de macht kwam bereikte de haatcampagne tegen Einstein nieuwe hoogten. Einstein werd door het nazi-regime beschuldigd een "joodse natuurkunde" (in de zin van theoretische natuurkunde) voor te staan in tegenstelling tot de "Duitse" of "Arische natuurkunde" (Deutsche of Arische Physik, waaronder experimentele natuurkunde verstaan werd). Het regime werd daarbij ondersteund door nazi-gezinde natuurkundigen, waaronder zelfs Nobelprijswinnaars zoals Johannes Stark en Philipp Lenard, die probeerden Einsteins theorieën in diskrediet te brengen. Daartoe werd ook een zwarte lijst aangelegd van Duitse natuurkundigen die Einsteins theorieën bleven onderwijzen zoals Werner Heisenberg. Einstein was toen in de Verenigde Staten, waar hij een lezingencyclus aan Caltech verzorgde. Hij besloot niet meer terug te keren naar zijn geboorteland, maar bracht nog wel een bezoek aan België en Engeland voordat hij zich voorgoed in de VS vestigde. Hij gaf zijn Duitse staatsburgerschap op, kreeg een permanente verblijfsvergunning voor de VS en aanvaardde een betrekking aan het pas opgerichte Institute for Advanced Study in Princeton, New Jersey.[] Hij werd Amerikaans staatsburger in 1940, hoewel hij steeds het Zwitserse staatsburgerschap behield.
    Op 2 augustus 1939 schreef Einstein een brief aan de Amerikaanse president Roosevelt, waarin hij waarschuwde dat Duitsland bezig was een atoombom te ontwikkelen. Hiermee liep hij vooruit op de latere beslissing van Roosevelt van oktober 1941 om de atoombom eerder te maken dan de Duitsers,
    het Manhattanproject, waaraan Einstein overigens zelf niet meewerkte. Over deze brief bestaan verschillende lezingen. Er is wel verondersteld dat niet Einstein maar Szilárd deze brief had geschreven. Szilárd zou vanwege het effect op de president Einstein om ondertekening gevraagd hebben. Maar volgens biograaf Bram Pais had Einstein de brief wel zelf opgesteld, na een bezoek van Szilárd en Wigner. Op aandringen van Szilárd stuurde Einstein op 7 maart 1940 een tweede brief van dezelfde strekking aan Roosevelt.[ Einstein steunde het idee een Joodse universiteit te stichten in het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina. Hij was actief betrokken bij oprichting van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Hij zamelde onder andere geld in voor de universiteit met Chaim Weizmann, biochemicus, zionistisch leider en eerste president van Israël. Uiteindelijk liet hij zijn persoonlijke eigendommen, inclusief zijn geschriften, na aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Hij was eveneens betrokken bij de oprichting van de Technion-universiteit in Haifa. Na de Tweede Wereldoorlog waarschuwde Einstein publiekelijk voor de mogelijk catastrofale gevolgen van een kernwapenwedloop. In zijn latere jaren was hij socialistisch gezind. Hierover schreef hij in de eerste editie van Monthly Review in mei 1949 een weinig bekend geworden essay met de titel Why Socialism? In 1952 bood de Israëlische regering Einstein het presidentschap aan na het overlijden van Weizmann. Einstein zei "vereerd te zijn door het aanbod maar ongeschikt voor de positie" en sloeg het af. [] Daarmee werd hij de enige burger van de Verenigde Staten die ooit de positie van buitenlands staatshoofd werd aangeboden. Einstein stierf in zijn slaap in een ziekenhuis in Princeton op 18 april 1955. Hij was opgenomen vanwege een gebarsten aneurysma(verwijding) van de aorta. Zijn artsen wilden hem opereren maar Einstein weigerde dit, omdat hij zijn leven niet onnodig wilde rekken maar waardig wilde sterven. Naar eigen wens werd zijn lichaam dezelfde dag in Trenton gecremeerd. De as werd op een geheime plaats uitgestrooid. Einstein moest namelijk niets hebben van de verering van het grote publiek en wilde hiermee een 'bedevaartsoord' voorkomen. Zijn familie had van tevoren wel toestemming gegeven voor een autopsie en Einsteins hersenen werden onderzocht door Dr. Thomas Stoltz Harvey, de patholoog die de autopsie uitvoerde. Harvey ontdekte niets bijzonders aan deze hersenen en bewaarde ze vervolgens in een bokaal gevuld met formaldehyde in zijn laboratorium. In 1999 vond een team aan de McMaster-Universiteit dat het deel van de hersenen dat gebruikt wordt voor wiskundig denken, ruimtelijke herkenning en bewegingsinzicht 15% breder was dan normaal.
    In 1905 promoveerde Einstein op het proefschrift Eine neue Bestimmung der Moleküldimensionen. [] Ook schreef hij in dat jaar vier artikelen die de basis van de moderne natuurkunde zouden vormen, zonder veel wetenschappelijke literatuur te raadplegen of zijn theorieën te bespreken met veel wetenschappelijke collega's. Einstein discussieerde over zijn wetenschappelijke resultaten hoofdzakelijk met zijn vrouw Mileva Marić die eveneens natuurkundige was, en met studievrienden als Michele Besso. Zijn artikelen stuurde hij sinds 1901 naar het tijdschrift Annalen der Physik, waar hij ook boekrecensies voor schreef. Zijn eerste artikel over het gedrag van vloeistoffen in rietjes (capillairen) [] verscheen in hetzelfde nummer als de kwantumtheorie over de zwarte straler van Max Planck.[] Tussen 1902 en 1904 publiceerde Einstein een reeks artikelen over de statistische mechanica, maar in 1910 schreef hij dat als hij het werk van Josiah Willard Gibbs destijds had gekend, hij het bij enkele opmerkingen gelaten zou hebben.[ In het algemeen wordt 1905 als het vruchtbaarste jaar in Einsteins wetenschappelijke leven beschouwd. De meeste natuurkundigen zijn het erover eens dat drie van deze artikelen (over de brownse beweging, het foto-elektrisch effect en de speciale relativiteitstheorie) elk een Nobelprijs waard zouden zijn. Voor het foto-elektrisch effect won hij in 1921 de prijs. Ironisch, omdat Einstein uiteindelijk veel bekender is geworden door zijn relativiteitstheorie en omdat het foto-elektrisch effect gebaseerd is op kwantummechanischeprincipes.[ ] Einstein bleef altijd een onbevredigd gevoel houden over de statistische interpretatie van de latere kwantumtheorie, die volgens hem het deterministischewereldbeeld ondermijnde.[
    Zijn eerste artikel in 1905, getiteld Über einen die Erzeugung und Verwandlung des Lichtes betreffenden heuristischen Gesichtspunkt (De productie en omzetting van licht vanuit heuristisch gezichtspunt), voerde het begrip energiekwantum in (tegenwoordig foton genoemd). Einstein toonde aan hoe dit begrip gebruikt kon worden om verschijnselen als het foto-elektrisch effect te verklaren. Het idee van energiekwanta kwam voort uit de stralingswet voor een zwart lichaam van Max Planck. Einstein veronderstelde dat lichtenergie alleen geabsorbeerd of uitgezonden kan worden in discrete (afgepaste) hoeveelheden. Hij toonde aan dat het mysterieuze foto-elektrische effect verklaard kan worden door aan te nemen dat licht werkelijk bestaat uit discrete pakketjes en beschreven kan worden met de formule hf = Φ + Ek. Het idee van lichtkwanta was in tegenspraak met de golftheorie van het licht, die volgt uit de vergelijkingen van Maxwell voor elektromagnetisch gedrag, en meer algemeen met de veronderstelling dat energie in fysische systemen oneindig deelbaar is. Hoewel experimenten aangetoond hadden dat de vergelijkingen van Einstein voor het foto-elektrisch effect correct waren, werd zijn uitleg niet algemeen aanvaard. Pas in 1922 kreeg hij de Nobelprijs van het jaar 1921 voor zijn werk aan het foto-elektrisch effect. De theorie van lichtkwanta vormde een sterke aanwijzing voor de dualiteit van golven en deeltjes. Dit begrip, dat door de grondleggers van de kwantummechanica gebruikt wordt als een fundamenteel principe, betekent dat fysische systemen eigenschappen van zowel golven als deeltjes kunnen vertonen. Een volledig beeld van het foto-elektrisch effect werd pas later verkregen na verdere ontwikkeling van de kwantummechanica.
    Het tweede artikel in 1905 was getiteld Über die von der molekularkinetischen Theorie der Wärme geforderte Bewegung von in ruhenden Flüssigkeiten suspendierten Teilchen(Over de beweging van deeltjes in suspensie in vloeistoffen in rust, zoals de moleculair-kinetische theorie der warmte vereist), en ging over zijn onderzoek naar de brownse beweging. Door gebruik te maken van de toen nog controversiële kinetische gastheorie van vloeistoffen stelde hij dat het verschijnsel (dat tientallen jaren na de eerste waarneming nog niet verklaard was) een empirisch bewijs vormde voor het bestaan van atomen. Het artikel maakte ook de nauw samenhangende Statistische thermodynamica geloofwaardig, die toen ook nog controversieel was. Vóór het verschijnen van dit artikel was wel het molecuul al erkend als een nuttig concept, maar natuuren scheikundigen waren het er niet over eens of moleculen en atomen ook echt bestonden. Dankzij Einsteins statistische beschrijving van het gedrag van moleculen was er nu een manier om met een gewone microscoop moleculen te tellen.Wilhelm Ostwald, een vooraanstaand tegenstander van atomen, vertelde Arnold Sommerfeld later dat hij uiteindelijk toch het bestaan van atomen experimenteel bewezen achtte door Einsteins volledige verklaring van de brownse beweging.[]
    Einsteins derde artikel van 1905 was getiteld Zur Elektrodynamik bewegter Körper (Over de elektrodynamica van lichamen in beweging), en werd gepubliceerd op 30 juni 1905. Terwijl hij dit artikel uitwerkte schreef Albert Einstein aan zijn eerste vrouw Mileva Marić over "ons werk over relatieve beweging" en dit leidde tot de vraag naar de rol van Mileva. Het artikel introduceerde de speciale relativiteitstheorie, een theorie over tijd, afstand, massa en energie die consistent was met het elektromagnetisme, maar die de zwaartekracht buiten beschouwing liet. Speciale relativiteit bood een oplossing voor het probleem dat in 1886 gerezen was ten gevolge van het Michelson-Morley-experiment, waarmee aangetoond werd dat lichtgolven zich niet door een medium, in dit geval de ether, bewegen zoals andere golfverschijnselen in bijvoorbeeld water of lucht. De snelheid van het licht bleek constant en niet relatief ten opzichte van de beweging van de waarnemer. Dit is volgens de Newtonse klassieke mechanica niet mogelijk, waarin bijvoorbeeld snelheden wel optellen.
    George FitzGerald had in 1894 verondersteld dat het resultaat van Michelson en Morley verklaard kon worden als bewegende lichamen samengedrukt werden in de richting van hun beweging. Enkele belangrijke vergelijkingen in Einsteins artikel, de Lorentztransformaties voor de vervorming van ruimte en tijd, waren al in 1903 ingevoerd door de Nederlandse natuurkundige Hendrik Lorentz, onafhankelijk van FitzGerald. Einstein verklaarde echter de onderliggende oorzaken van deze geometrische eigenaardigheid. Henri Poincaré had al eerder de lichtsnelheid als de maximale snelheid aangemerkt. Einsteins uitleg volgde uit de aanname van twee axioma's: Galilei's oude idee dat de natuurwetten dezelfde zouden moeten zijn voor alle waarnemers die met een constante snelheid ten opzichte van elkaar bewegen, de regel dat de lichtsnelheid dezelfde is voor iedere waarnemer. De speciale relativiteit heeft diverse verrassende gevolgen, omdat de absoluutheid van tijd en plaats (dus ook afstand) niet meer geldt. De theorie wordt de "speciale relativiteitstheorie" genoemd om haar te onderscheiden van de latere "algemene relativiteitstheorie", waarin ook versnelde waarnemers onderling gelijkwaardig zijn. De theorie lijkt aanvankelijk in strijd met het gezonde verstand en zit vol paradoxen, maar Einstein slaagde erin deze allemaal op te lossen. De theorie is sindsdien door vele experimenten bevestigd.
    Het vierde artikel uit 1905 gaat over het verband tussen de traagheid van een voorwerp en zijn energieinhoud en is een gevolg van de speciale relativiteitstheorie. Massa en energie blijken in elkaar uit te drukken volgens de bekende formule E = mc2.[ Kleine beetjes massa (m) kunnen worden omgezet in enorme hoeveelheden energie (E) dankzij de vermenigvuldiging in de formule met het kwadraat van de lichtsnelheid c. Deze massa-energie-equivalentie werd later de verklaring voor energieopwekking bij kernsplijting en kernfusie, waarbij enige massa verloren gaat maar veel energie vrijkomt
    de totale zonsverduistering van 29 mei 1919 uit het rapport van de Britse sterrenkundige Eddington, die Einsteins theorie bevestigde dat de zon licht afbuigt. (De gebruikte sterren staan tussen streepjes.) Op 7 november 1919 drukte de Britse krant The Times de kop af: “Revolution in Science – New Theory of the Universe – Newtonian Ideas Overthrown.” (Revolutie in de wetenschap - nieuwe theorie van het heelal - Ideeën van Newton verworpen).[ In november 1915 gaf Einstein een reeks lezingen voor de Pruisische Academie van Wetenschappen, waarin hij zijn algemene relativiteitstheorie beschreef, een uitbreiding van zijn speciale relativiteitstheorie. De laatste lezing had als hoogtepunt de introductie van een vergelijking die de wet van de zwaartekracht van Newton verving. Hierin wordt gesteld dat alle waarnemers gelijkwaardig zijn, niet alleen waarnemers met een eenparige maar ook met een versnelde beweging. In de algemene relativiteitstheorie is de zwaartekracht niet langer een kracht (zoals in de wet van Newton) maar een gevolg van de kromming van ruimte-tijd. Deze theorie vormde de grondslag voor kwantitatief onderzoek in de kosmologie. Nu kon er gerekend worden aan vele eigenschappen van het heelal, ook een aantal dat pas na Einsteins dood ontdekt werd. De algemene relativiteitstheorie was revolutionair en heeft tot nu toe elke experimentele toets doorstaan. Maar oorspronkelijk waren veel onderzoekers sceptisch omdat de theorie uit een wiskundige redenering en een rationele analyse ontstond en niet uit waarneming en experimenten. De theorie berustte op niet-euclidische meetkunde en differentiaalmeetkunde van Bernhard Riemann waarbij Einsteins vriend de wiskundige Marcel Grossmann hem geholpen had. In 1919 konden voorspellingen die met behulp van de theorie gedaan waren bevestigd worden door metingen onder leiding van Arthur Stanley Eddington tijdens een zonsverduistering. Hierbij werd de afbuiging van licht van een ster door de zwaartekracht van de zon gemeten. Op 7 november bracht The Times deze bevestiging van Einsteins theorie op de voorpagina, waarmee Einstein op slag beroemd werd.
    Vele onderzoekers waren om allerlei redenen nog niet overtuigd: sommigen aanvaardden Eddingtons interpretatie van de experimenten niet, anderen wilden vasthouden aan een absoluut referentiekader. Ook werd bezwaar gemaakt tegen de media-aandacht die Einstein ongewild ten deel viel na Eddingtons rapport[] in 1919 en dit duurde nog tot in de jaren 30. Met Arthur Eddington verwierp Einstein ten onrechte het idee van onder meer Robert Oppenheimer en Subramanyan Chandrasekhardat een hemellichaam ineen kon storten tot een zwart gat. In 1917 publiceerde Einstein "Over de kwantummechanica van straling" ("Zur Quantenmechanik der Strahlung", Physikalische Zeitschrift 18, 121-128). Hij voerde het begrip "gestimuleerde emissie" in, dat ten grondslag ligt aan de lichtversterking in de laser. In hetzelfde jaar publiceerde hij ook een artikel waarin hij de kosmologische constante invoerde, zodat hij de algemene relativiteitstheorie kon gebruiken om het heelal als een statisch geheel te modelleren. Dit noemde hij later zijn "ergste misser", omdat zijn theorie zonder deze constante al de uitzetting van het heelal voorspelde die Georges Lemaître en Edwin Hubble later aantoonden.
    In de vroege jaren 20 was Einstein de leidende figuur op de beroemde wekelijkse natuurkundecolloquia aan de Universiteit van Berlijn. Op 30 maart 1921 bezocht Einstein New York om een lezing over zijn nieuwe theorie te geven. In dat jaar kreeg hij ook de Nobelprijs. Hoewel hij het bekendst is geworden door zijn werk aan de relativiteitstheorie, kreeg hij de Nobelprijs voor zijn eerdere werk aan het fotoelektrisch effect. Zijn relativiteitstheorie was op dat moment nog niet algemeen geaccepteerd.
    Einsteins verhouding tot de kwantumfysica was ambivalent. Zijn eigen idee over lichtkwanta, die we nu fotonen noemen, was een mijlpaal in de overgang van de klassieke naar de moderne natuurkunde. In 1909 presenteerde Einstein zijn eerste artikel op een natuurkundige bijeenkomst, waarin golven en deeltjes expliciet als equivalent werden gezien. Midden jaren 20, toen de originele kwantumtheorie vervangen werd door de nieuwe kwantummechanica, verzette Einstein zich tegen de Kopenhaagse interpretatie van de nieuwe vergelijkingen. Deze interpretatie gaat uit van waarschijnlijkheidsrekening, waarbij het mechanisme niet verklaard wordt. Einstein ging ermee akkoord dat deze theorie de best beschikbare was, maar hij zocht toch naar een fundamentele deterministische verklaring. Dit streven had eerder geleid tot zijn geslaagde verklaring van het gedrag van atomen, fotonen en zwaartekracht. In een brief aan Max Born uit 1926 maakte Einstein een opmerking die nu beroemd is: "Kwantummechanica is zeker indrukwekkend. Maar iets in mij zegt me dat het nog niet het ware is. De theorie zegt heel veel, maar ze brengt ons niet echt dichter bij het geheim van De Oude. Ik ben ervan overtuigd dat Hij niet met dobbelstenen werpt." Hierop reageerde Niels Bohr, die met Einstein stevig in discussie was over de kwantumtheorie, met de eveneens beroemde opmerking: "Hou op God te zeggen wat Hij moet doen!" Het was geen verwerping van de toepassing van waarschijnlijkheidsrekening in de kwantummechanica. Einstein gebruikte zelf statistische analyse in zijn werk over de brownse beweging en het foto-elektrisch effect. Hij had voor 1905 de statistische theorie van J.W. Gibbs herontdekt waarmee hij voordien onbekend was. Einstein was er alleen van overtuigd dat de fysische realiteit zich in de kern deterministisch gedraagt. Experimenteel bewijs tegen deze overtuiging werd slechts veel later gevonden met de ontdekking van de stelling van Bell en de ongelijkheid van Bell. De discussie gaat echter nu nog door: ook heden zijn er
    gerenommeerde natuurkundigen die een in de kern deterministisch heelal postuleren zoals de Nederlandse nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft. . In 1924 ontving Einstein een kort artikel van de jonge Indiase natuurkundige Satyendra Nath Bose, waarin deze licht als een gas van fotonen beschreef en Einstein om hulp bij de publicatie vroeg. Einstein realiseerde zich dat dezelfde statistiek op atomen kon worden toegepast en publiceerde een artikel dat Boses model en de consequenties ervan beschreef. Bose-Einsteinstatistiek beschrijft elk stelsel van deze niet-onderscheidbare deeltjes, nu bekend als bosonen. Het verschijnsel van het boseeinsteincondensaat werd in de jaren 20 door Bose en Einstein voorspeld, gebaseerd op Boses werk aan de statistische mechanica van fotonen, geformaliseerd en gegeneraliseerd door Einstein. In 1995 werd voor het eerst zo'n condensaat gemaakt. Einsteins originele aantekeningen van deze theorie werden in 2005 in de Universiteitsbibliotheek te Leiden ontdekt in de nalatenschap van Ehrenfest.
    In 1935 bekeek Einstein met Boris Podolski en Nathan Rosen hoe volgens de kwantummechanica de meting zou uitvallen aan een deeltje dat eigenschappen heeft die gekoppeld (entangled, verstrengeld) zijn aan die van een ander deeltje dat ver weg kan zijn. Ze leidden af dat de meting van plaats of impulsmoment van het ene deeltje het andere deeltje niet zouden moeten beïnvloeden. Dit resultaat is in strijd met de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechnica en heet de EPR-paradox. Deze hypothese was experimenteel te toetsen en werd weerlegd door proeven van de Franse natuurkundige Alain Aspect. De meting aan het ene deeltje bleek het andere deeltje wel degelijk te beïnvloeden.
    Einstein bracht de laatste 14 jaren van zijn leven door met het zoeken naar een unificatietheorie, ook wel genoemd de Algemene Veldtheorie, die zwaartekracht en elektromagnetisme moest verenigen. Daarbij bleef hij zich verzetten tegen de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechanica met als belangrijke vertegenwoordiger Niels Bohr. Aangezien de kwantummechanica steeds de experimentele toetsing glansrijk doorstond, onderschreven ten slotte de meeste natuurkundigen deze theorie. Einstein kwam hierdoor steeds meer alleen te staan in zijn speurtocht en vele 'jongeren' onder de fysici beschouwden hem als een reliek uit het verleden die de aansluiting met de 'moderne' natuurkunde was misgelopen, ook al was hij een van de grondleggers. Einstein publiceerde verscheidene keren een unificatietheorie, maar telkens bleek, na narekenen door collega-natuurkundigen, dat deze toch niet alle krachten onder één noemer kon brengen. Achteraf gezien is dit niet verwonderlijk, omdat in zijn tijd hiervoor nog niet voldoende inzicht in de sterke kernkracht en zwakke kernkracht aanwezig was. Dit werd pas in 1970 bereikt, waarna het elektromagnetisme en de kernkrachten geünificeerd konden worden. Voor de zwaartekracht is dit nog steeds niet gelukt. Veelbelovend schijnt de M-theorie (een afgeleide van de snaartheorieën) te zijn, maar deze is hiervoor nog niet voldoende uitgewerkt. Op 30 maart 1953 publiceerde Einstein voor de laatste keer officieel een herziene unificatietheorie die overigens weer niet alle natuurkrachten bleek te unificeren. Na zijn overlijden bleken uit zijn nagelaten laatste aantekeningen dat hij nog steeds hieraan werkte.
    Minder bekend is dat Einstein ook een paar patenten op zijn naam heeft voor uitvindingen. Hij had deze interesse in mechanische en elektrische apparaten meegekregen van zijn vader Hermann en zijn oom, de ingenieur Jakob Einstein en hield zich soms bezig met 'knutselen' zoals hij het noemde. Einstein en voormalig student Leó Szilárd vonden samen een nieuw type stille koelkast voor huishoudelijk gebruik uit in 1926. Ze gebruikten een koelprocedé bij constante druk, met alleen toevoer van warmte, zonder
    bewegende delen. De koelcyclus gebruikt ammoniak, butaan en water. Einstein werkte verder mee aan onderzoek naar een spanningsversterker met de gebroeders Habicht, een gehoorapparaat voor een Nederlandse firma met Rudolf Goldschmidt, een foto-elektrische sensor voor fotografie met Gustav Bucky, een gyrokompas en de permeabiliteit van membranen met Hans Mühsam.[ Einstein schreef zijn hoofdwerken alleen, afgezien van het artikel uit 1913 met Marcel Grossmann over de algemene relativiteitstheorie. Maar verder heeft hij samengewerkt met tientallen meest natuurkundigen, soms langdurig (bijvoorbeeld met Leopold Infeld, Nathan Rosen, Peter Bergmann) en soms eenmalig, zoals met Satyendra Nath Bose, Leó Szilárd en Boris Podolskydie hierboven al vermeld zijn en met bijvoorbeeld Otto Stern, Adriaan Fokker, Wander de Haas, Erwin Schrödinger, Wolfgang Pauli, Willem de Sitter, Richard Chase Tolman, Banesh Hoffmann, Cornelius Lanczos, Walther Mayer, Valentin Bargmann, Rudolf Goldschmidt en Walter Ritz soms voor een paar artikelen achter elkaar (Jakob Johann Laub, de wiskundige Ludwig Hopf).
    Einstein en Wander de Haas toonden in 1915 aan dat magnetisatie komt door de beweging van elektronen: dit heet tegenwoordig hun spin. Ze keerden de magnetisatie van een ijzeren staaf om die aan een torsieslinger hing en vonden dat de staaf hierdoor ging draaien, omdat het draaimoment van de elektronen met de magnetisatie verandert.
    Einstein suggereerde aan Erwin Schrödinger dat hij de statistiek van een Bose–Einstein-gas zou kunnen reproduceren met een gesloten vat. Met elke mogelijke beweging van een deeltje in het vat kan een onafhankelijke harmonische oscillator worden verbonden. Door deze oscillatoren te kwantiseren, krijgt ieder energieniveau een eigen bezettingsgetal, gelijk aan het aantal deeltjes dat dat energieniveau heeft. Deze formulering is een vorm van tweede kwantisatie, lang voor het begin van de moderne kwantummechanica. Erwin Schrödinger paste deze suggestie toe in zijn afleiding van de thermodynamische eigenschappen van een semiklassiek ideaal gas. Schrödinger drong er bij Einstein op aan om co-auteur te worden, maar deze weigerde.[
    In Pais: Einstein lived here wordt een verklaring geboden voor de populaire icoon die de media van Einstein maakten. Voor Einstein werden in de wetenschap alleen Wilhelm Röntgen, ontdekker van de röntgenstraling en Madame Curie, die radium vond door de media alom vereerd. De wereldwijde hype rond Einstein begon met het bericht in The New York Times van 10 november 1919 dat de zon het licht van een ster bleek af te buigen, zoals de algemene relativiteitstheorie van Einstein voorspelde[]. De expeditie van Arthur Eddington naar de zoneclips van 29 mei 1919 had dit waargenomen. De NYT kopte "Lights all askew in the heavens. Men of science more or less agog over results of eclips observations. Einsteins theory triumphs. Stars not where they seem [...]" (vertaling: Alle hemellichten staan scheef. Onderzoekers min of meer in de war over de uitkomsten van de eclipswaarnemingen. Einsteins theorie wint. Sterren niet waar ze lijken te staan [...])" Pais noemt enkele verklaringen voor de hype: 1.Na de Eerste Wereldoorlog bleef de wereld in verwarring achter. Einstein bracht nieuwe orde in het heelal. Charles Poor, hoogleraar in hemelmechanica aan de Columbia University van New York kwam al op 16 november 1919 met deze verklaring. 2.Het taalgebruik ("gekromde ruimte", "sterren zijn niet waar ze lijken te zijn", "gewicht van licht") was raadselachtig. In de media werd er steeds de nadruk opgelegd, dat de lezer niet moest proberen de relativiteitstheorie te begrijpen. Einstein verklaarde in een interview (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 juli 1921
    "`Of ik het gek vind, die algemene opwinding over mijn theorieën, waar niemand een woord van begrijpt? Ik vind het grappig en interessant om te zien. Ik weet zeker dat het het mysterie van het onbegrijpelijke is, dat mensen aantrekt. Het maakt een diepe indruk op ze [...] en men wordt enthousiast en raakt opgewonden." Terwijl het belang van Einsteins nieuwe natuurkundige bijdragen afnam vanaf eind jaren dertig van de vorige eeuw, groeide de belangstelling van de media voor hem juist. Reclames maken nog steeds dankbaar gebruik van zijn naam en gezicht. Einstein herkende zich niet in het beeld dat de media van hem schiepen. Hij antwoordde na een heildronk op de wereldberoemde professor Einstein door Bernard Shaw tijdens een diner: "Ik dank u...voor de onvergetelijke woorden aan het adres van mijn mythologische naamgenoot die mij het leven zo moeilijk maakt.[
    Tot in de jaren dertig van de 20e eeuw riep Einstein op tot dienstweigering om oorlogen onmogelijk te maken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog distantieerde hij zich van het pamflet van Duitse nationalistische geleerden "Aufruh an die Kulturwelt" van 11 oktober 1914 (beter bekend als "Es ist nicht wahr") waarin beweerd werd dat Duitse militairen geen excessen gepleegd zouden hebben in België (ten onrechte want snel na de Duitse inval in België kwamen er al berichten naar buiten over wreedheden tegen de Belgische burgers). Uit verzet tegen dit pamflet schreef hij mee aan en ondertekende hij de oproep tot verzoening, getiteld "Manifest aan de Europeanen". In november 1914 was hij een van de oprichters van de Bund Neues Vaterland, die streefde naar een onmiddellijke vrede met de geallieerden zonder annexaties van Franse, Belgische en Russische grensgebieden, waar de Duitse politieke en militaire elite wel voorstander van waren (zie het zogenaamde "Septemberprogramm" van september 1914), en de stichting van een supranationale organisatie om toekomstige oorlogen te voorkomen. Einstein kwam dan ook op een lijst te staan van pacifisten die door de Berlijnse politie in de gaten werden gehouden.[ Einstein was in zijn hart een pacifist maar was wel zo realistisch dat hij besefte dat agressieve regimes zich door vreedzaam verzet niet laten intomen en dat soms toch militair ingrijpen nodig is. Na de opkomst van de nazi's in de jaren dertig beval hij dan ook militaire voorbereiding van beschaafde landen aan, om aan de steeds duidelijker wordende expansionistische dreiging van Hitler en zijn regime het hoofd te kunnen bieden. Daarom schreef hij op 2 augustus 1939 de bekende brief aan president Roosevelt over het gevaar van een Duitse kernbom. Overigens werd het Manhattan Project pas in oktober 1941 begonnen, zodat Einsteins brief niet als de impuls voor de Amerikaanse kernbom kan worden beschouwd. Einstein had zelf ook geen directe bemoeienis met het Manhattan Project en de kernbommen op Hiroshima en Nagasaki kwamen ook voor hem als een verrassing.
    Einstein was voorstander van een wereldorganisatie om met een eigen leger oorlogen te voorkomen. Hij was voor de Tweede Wereldoorlog lid van een wetenschappelijke commissie (Commission internationale de coopération intellectuelle, CICI) van de Volkenbond, die hij vanwege haar machteloosheid afkeurde. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef Einstein tegenstander van de wapenwedloop en voorstander van een wereldregering met zeggenschap over alle kernwapens. Toen de verhouding tussen de eerdere bondgenoten de VS en de USSR verkilde, schreef Einstein “Ik weet niet hoe de Derde Wereldoorlog zal worden uitgevochten, maar ik weet nu al wat voor wapens ze in de Vierde zullen gebruiken: stenen!”.[] In het artikel “Why Socialism?” (Waarom Socialisme?) uit 1949 in de Monthly Review.[ schreef Einstein dat de chaotische kapitalistische samenleving een bron van kwaad was die overwonnen moest worden: een roofzuchtige fase in de ontwikkeling van de mens. Met Albert Schweitzer en Bertrand Russell riep Einstein op kernproeven te staken en af te zien van kernwapens. Vlak voor zijn dood ondertekende hij nog het Russell–Einstein Manifest, dat leidde tot de Pugwash Conferences on Science and World Affairs over ontwapening en vreedzame internationale conflictoplossing.[
    Tijdens de heksenjacht op communisten in de VS (1950-1955) riep Einstein op tot matiging en verzet tegen deze hetze tegen vooral linkse intellectuelen. Einstein was lid van verscheidene organisaties voor burgerrechten, onder meer de afdeling Princeton van de NAACP. Toen de bejaarde W. E. B. Du Bois beschuldigd werd van spionage voor de Russen, stond Einstein voor hem in zodat men de aantijging liet vallen. Einstein was twintig jaar lang bevriend met de activist Paul Robeson, onder wie hij als vicevoorzitter van de American Crusade Against Lynching optrad.[
    Einstein steunde het idee van een Joods tehuis in Palestina, maar dan in de vorm van een binationale staat, waarin beide volken, het Joodse en het Palestijns-arabische, gelijke rechten hadden. Hij benadrukte de noodzaak van samenwerking met de Arabieren van Palestina en zag het zionisme als een humanistisch ideaal.[ ] Hij verafschuwde de aanpak van Menachem Begin en zijn partijgangers, die hij in een open brief in de New York Times (december 1948) fascistisch noemde.[] Einstein werd nooit lid van een zionistische organisatie. Wel was hij lid van de raad van bestuur van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, tot hij aftrad uit protest tegen het beleid. Na de dood van de eerste president van Israël Chaim Weizmann werd Einstein gevraagd hem op te volgen, waar hij voor bedankte.[ De kwestie van determinisme in de wetenschap leidde tot vragen over Einsteins opvatting over theologisch determinisme en of hij geloofde in (een) God. In 1929 zei Einstein tegen Rabbi Herbert S. Goldstein: "Ik geloof in Spinoza’s God, die zich openbaart in de harmonieuze ordening van de wereld, niet in een God die zich bezighoudt met het lot en de activiteiten van de mensen." [] In een brief uit 1954 schreef hij "Ik geloof niet in een persoonlijke God. Dat heb ik nooit ontkend maar altijd duidelijk aangegeven.”[ In een brief aan de filosoof Erik Gutkind merkte Einstein op: "Het woord God is voor mij een uiting en voortvloeisel van menselijke zwakheid. De Bijbel is een verzameling van eerbiedwaardige maar toch primitieve legenden die nogal kinderachtig zijn.".[ Einstein noemde zich een agnost.[ ] In een interview met Time Magazine legde hij uit dat de mens het wezen van God niet kan kennen: "Ik ben geen atheïst en ik kan me, geloof ik, geen pantheïst noemen. We zijn als een klein kind dat een enorme bibliotheek binnenstapt met boeken in vele verschillende talen. Het kind beseft dat iemand die boeken moet hebben geschreven, maar weet niet hoe. Het vermoedt vagelijk een geheimzinnige orde in de rangschikking van de boeken maar weet niet welke. Dit lijkt me de houding van zelfs de intelligentste mens ten opzichte van God."















    30-06-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1951 andre hazes

     

    30-06-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1951 andre hazes

    30 juni 1951 André Gerardus (André) Hazes[] (Amsterdam, 30 juni 1951 – Woerden, 23 september 2004) was een Nederlandse volkszanger die vanaf de late jaren 1970 populair was met zijn eigentijdse vorm van het levenslied. Hij geldt als een van de meest succesvolle artiesten van Nederland, maar ook in Vlaanderen. Hazes onderscheidde zich door zijn herkenbare stem en met zijn typische Hazesnummers. Tot zijn grootste hits behoren Eenzame kerst (1976), Een beetje verliefd (1981), Bloed, zweet en tranen, Ik meen 't (1985), Wij houden van Oranje (1988) en postuum Zij gelooft in mij (2004) en Blijf bij mij (met Gerard Joling, 2007). Hazes bracht minstens 300 verschillende nummers uit op 36 albums (exclusief compilatie-albums). Ook begaf hij zich kortstondig in de gemeentepolitiek (2002). Hazes overleed op 23 september 2004 na twee hartinfarcten en een hartstilstand. De afscheidsceremonie vond plaats op 27 september 2004 in een bomvolle Amsterdam ArenA. Het eerbetoon werd uitgezonden door de TROS en de VTM, en trok ongeveer 6 miljoen kijkers, waarvan 1 miljoen uit Vlaanderen. Op 23 september 2005 werd, conform de wens van de zanger, een deel van zijn as met tien vuurpijlen de lucht in geschoten vanaf het strand van Hoek van Holland. Op dezelfde dag werd ook zijn standbeeld onthuld op de Albert Cuypmarkt, in de Albert Cuypstraat, te Amsterdam. André Hazes werd geboren in de Gerard Doustraat 67-III te Amsterdam, en bracht zijn jeugd door in de volkswijk De Pijp.
    Zijn zangtalent werd op 5 mei 1959 ontdekt door Johnny Kraaijkamp sr., toen André op de Albert Cuypmarkt stond te zingen. Hierna werd hij door Kraaijkamp als kindsterretje gelanceerd in het televisieprogramma AVRO's weekendshow. Er werd een single uitgebracht (Droomschip), maar de kleine Hazes brak niet door.
    In 1976 werd Hazes voor de tweede keer ontdekt; deze keer door Willy Alberti. Nadat hij eerder aan de kost was gekomen als fabrieksarbeider, lichtmatroos, boekbinder, bloemenbesteller, fietsenmaker, schoorsteenveger, slagersknecht, bouwvakker, grondwerker, sloper, diskjockey, marktkoopman en kelner, werkte Hazes op dat moment als barkeeper in café "De Krommerdt".[2]Zingen beschouwde hij als hobby. De plaat Eenzame Kerst was zijn eerste hit en werd geproduceerd door Job Maarse voor Phonogram.[3] In de Nationale Hitparade steeg het van de zestiende naar de eerste plaats. De opvolgers Mamma en De vlieger waren bescheiden successen.
    Bij platenmaatschappij EMI waar hij in 1980 een exclusief contract tekende nam hij met producer Tim Griek de nummers n Vriend en Een beetje verliefd op en het bijbehorende album Gewoon André (ook aanwezig was producer Coen van Vrijberghe de Coningh [4] ). Met Een beetje verliefd brak hij definitief door bij het grote publiek. In 1982 was Hazes de hoofdact in de avondvoorstellingen van Joop van den Ende's Nationaal Showcircus (Circus Bassie en Adriaan). In de jaren daarop volgde een reeks hitsingles, discotheekoptredens en Ahoy-gala's. In 1984 had hij bij de VARA korte tijd een eigen televisieserie, het niet bijster populaire Zoals u wenst mevrouw. Vanaf 1988 had hij regelmatig hits met lofzangen op het Nederlandse nationale voetbalelftal. In 1988 bracht Hazes het album Liefde, leven, geven uit en in 1989 het album Dit is wat ik wil. In de loop van de jaren 90 consolideerde Hazes na het overlijden van Tim Griek zijn succes onder leiding van de producers Jacques Verburgt en John van de Ven ("Sjaak en Sjon"), welke vanaf de start
    van zijn contract met EMI bij zijn opnames als arrangeur en technicus betrokken waren. Hij kwam daarnaast steeds vaker in het nieuws vanwege de funeste invloed die zijn levenswijze op zijn gezondheid had; Hazes werd een paar keer in het ziekenhuis opgenomen. Met name onder roddeljournalisten werd het steeds populairder om Hazes als een drankorgel af te schilderen. Zelf gaf hij te kennen dat hij zich weleens ergerde aan vertegenwoordigers van de pers die negatieve berichten over hem publiceerden. In 1999 kende de carrière van Hazes de zoveelste opleving door zijn rol in een reclamespotje en door een documentaire van John Appel, getiteld Zij gelooft in mij (film). De film liet Hazes zien als een constant door onzekerheid geplaagde artiest, die in tijden van spanning een grote belasting voor zijn omgeving vormde. De huwelijksperikelen die hiervan het gevolg waren, doken regelmatig op in de roddelpers, waarin Hazes nu behalve als drankorgel ook als slechte echtgenoot werd afgeschilderd. In 2001 was hij te zien in een gastrol in de voetbalkomedie All Stars, in de aflevering "De geur van kampioenen". In 2002 maakte Hazes een korte politieke carrière door: hij verwierf bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 een gemeenteraadszetel in de gemeente De Ronde Venenvoor de partij Ronde Venen Belang. Constante kritiek van andere fracties leidde ertoe dat Hazes in juni 2002 vlak voor aanvang van een vergadering mentaal instortte. Enige dagen later stelde hij zijn zetel ter beschikking. In 2003 leidden Hazes' relatieproblemen tot het uitstellen van zijn geplande concertreeks in Ahoy. In hetzelfde jaar vierde hij wel zijn zilveren jubileum in de ArenA in Amsterdam.
    Sinds mei 2004 had Hazes last van zijn gehoor. Hij hoorde een permanente ruis in zijn oor en kon zichzelf niet meer horen spreken. Vanwege deze problemen moest hij een aantal concerten afzeggen. Op dinsdag 21 september werd Hazes met hoge koorts en benauwdheid opgenomen in het Hofpoort Ziekenhuis te Woerden. Twee dagen later overleed hij in datzelfde ziekenhuis na twee hartinfarcten en een hartstilstand. Hazes was voor het laatst te gast op televisie in het programma Villa BvD op 15 juni 2004 waarin hij het nummer Wij houden van Oranje zong.[5] Ook was hij op 11 september nog te zien in een videoboodschap voor het Junior Songfestival (eerste halve finale) waarin hij de kandidaten succes wenste.[6] In een interview met de Volkskrant vertelde zijn echtgenote Rachel dat Hazes acht maanden voor zijn dood heeft verklaard dat hij in zijn jeugd seksueel misbruikt is. Hij gaf dit als reden voor zijn gedrag en liefde voor de fles, en dit zou volgens haar zijn persoon en zijn liedjes in een ander perspectief zetten Op 27 september 2004 woonden ongeveer 48.000 mensen een afscheidsceremonie voor de zanger bij in de Amsterdam ArenA. Hazes had op die plek zijn afscheidsconcert op 23 september 2005 willen geven. Het eerbetoon werd uitgezonden door de TROS en de VTM, en trok ongeveer 6 miljoen kijkers, waarvan 1 miljoen uit Vlaanderen. In aanwezigheid van Hazes' nabestaanden en met zijn kist op de middenstip van het voetbalveld leidde Ajax-stadionspeaker Wim Bohnenn een ceremonie die bestond uit toespraken en optredens van Nederlandse artiesten. Trijntje Oosterhuis zong het lied dat Hazes ooit aan zijn oudste zoontje opdroeg: Kleine jongen. Guus Meeuwis zong Geef mij je angst. René Froger deed zijn aandeel met Hazes' emotionele Bloed, zweet en tranen. Paul de Leeuw hield een emotionele toespraak, die hij beëindigde met een stukje zang van het nummer Droomland, een duet van hem en Hazes. De band Hollywood Boulevard, jarenlang Hazes' vaste begeleiders bij concerten, loste een belofte in die bandleider Jan Buis aan Hazes had gedaan: ze speelden Still got the blues van Gary Moore. Tot de sprekers behoorden burgemeester Job Cohen van Amsterdam, Hazes' idool Johan Cruijff, producers Sjaak en Sjon, schoonvader Jan van Galen en Hazes' zoon Dré jr.
    De afscheidsceremonie werd afgesloten door een rondgang van de kist door de Amsterdam ArenA, begeleid door Xander de Buisonjé, die het nummer Zij gelooft in mij bracht. De kist verliet de Arena door een erehaag van Ajax-supporters van de F-Side. Opmerkelijk was het feit dat Hazes van oudsher meer ophad met FC Amsterdam (DWS) en Ajax pas later in zijn leven een rol ging spelen. De single Zij gelooft in mij werd op 29 september opnieuw uitgebracht en leverde Hazes al in de voorverkoop zijn vijfde nummer 1-hit op. Het is echter wel zijn eerste nummer 1-hit in de Nederlandse Top 40. Eerder stonden Eenzame Kerst, Diep In Mijn Hart, Ik Meen 'ten Wij Houden Van Oranje bovenaan in de Nationale Hitparade. Op 23 september 2005 werd, conform de wens van de zanger, een deel van zijn as met tien vuurpijlen de lucht in geschoten vanaf het strand van Hoek van Holland. Deze gebeurtenis werd opnieuw live uitgezonden door de TROS. Op dezelfde dag werd ook zijn standbeeld onthuld op de Albert Cuypmarkt, in de Albert Cuypstraat, te Amsterdam. Een jaar na het overlijden kwam er een documentaireserie over Hazes op de TROS: Namens André en een boek Typisch André. Rondom de publicatie van het boek was veel te doen. Zo spande Annie, eerste vrouw van André, een proces aan om publicatie te voorkomen. In het boek zou veel privégevoelige informatie zijn opgenomen.[7] De rechter wees deze eis af.[8]
    Na zijn overlijden had Hazes grote hits in de Nederlandse hitparades. Na de nummer 1-hit Zij gelooft in mij werden ook Vaag en stil en Wij houden van Oranje top 3-hits. In 2005 zongen De Toppers een André Hazes Medley tijdens Toppers in Concert. Hiermee werd meteen een ode gegeven aan de net overleden volkszanger. In het voorjaar van 2007 had Hazes opnieuw een nummer 1-hit. Het duet Blijf bij mij met Gerard Joling kwam op nummer 3 binnen in de Nederlandse Top 40 en bleef daarna elf weken op nummer 1 staan. In de Mega Top 50 stond het tien weken op nummer één; in de Single Top 100 bezette Blijf bij mij twaalf weken de eerste plaats. In deze lijst kwam Blijf bij mij drie keer terug op de hoogste positie. In oktober 2007 kwam RTL met het televisieprogramma In duet met Hazes, waarin bekende Nederlanders samen met de overleden volkszanger een liedje zongen. Deze veertien duetten verschenen op de cd Samen met Dré, die op 5 november uitkwam. De eerste single van het album was Bedankt mijn vriend, waarop Hazes met zijn zoon André Hazes jr. zingt. De single werd Hazes' derde nummer 1-hit in de Nederlandse hitlijsten. De tweede single was het opnieuw uitgebrachte Donker om je heen, die hij samen met zanger Wolter Kroes zong. Op 26 mei 2008 was de ArenA het toneel van het meezingspektakel Samen met Dré in concert. Bloed, zweet en tranen kende in 2002 een klein commercieel succes, maar het lied is een soort evergreen geworden bij begeleiding van het Nederlands voetbalelftal naar een toernooi. Het werd gedurende het Wereldkampioenschap voetbal 2010 veelvuldig gedraaid. Reden waarom het weer steeg in de Radio 2 Top 2000 van 2010. Ook wordt het lied al jaren gedraaid bij de thuiswedstrijden van Oranje, en Ajax. Van november 2012 t/m januari 2015 was de musical Hij Gelooft in Mij, van Joop van den Ende Theaterproducties, te zien in het DeLaMar Theater te Amsterdam. De musical vertelt het verhaal over de hoge toppen en de diepe dalen van André Hazes. De rol van Hazes wordt hierin vertolkt door Martijn Fischer. Sinds 2013 vindt in de Ziggo Dome in Amsterdam jaarlijks Holland Zingt Hazes plaats, een meezingevenement, net als bij Samen met Dré in concert, waarin bekende Nederlandse artiesten hits van Hazes zingen. Eind maart 2015 ging de film Bloed, Zweet & Tranen in première in de Nederlandse bioscopen. Deze geromantiseerde film gaat over het leven van de zanger. De rol van Hazes wordt net als in de musical vertolkt door Martijn Fischer.
    Op zijn 65e geboortedag in 2016 werd de niet eerder uitgekomen single Op De Schoorsteen Staat Een Foto postuum uitgebracht. Tijdens de show Holland Zingt Hazes 2017was er een bewegend en zingend hologram te zien van Hazes. Het zong het nummer Zij gelooft in mij.[9]
    Op 5 april 1974 trouwde Hazes met Annie Dijkstra. Zij hadden toen al een dochter. Het paar scheidde op 11 juli 1979. Kort na de dood van Hazes ontstond er een vete tussen Dijkstra en Hazes' weduwe over het publicatierecht van een biografie over de zanger, die Dijkstra uiteindelijk verloor. Op 24 maart 1981 trouwde Hazes voor de tweede maal, nu met Ellen Wolf. Zij kregen het jaar erop een zoon. Het paar scheidde op 18 september 1990. Wolf overleed in 2005 op 47-jarige leeftijd aan borstkanker. Op 14 oktober 1991 huwde Hazes met de bijna twintig jaar jongere Rachel van Galen. Zij bleven getrouwd tot aan het overlijden van Hazes. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren, Roxeanne en André Hazes jr. Hazes' kinderen Nathalie en Melvin kregen kort voor zijn overlijden, in een periode dat er sprake was van een echtscheiding met Rachel, weer contact met hun vader, die hen jarenlang niet wilde zien.





    30-06-2018 om 09:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1960 congo

    30 juni 1960 Congo werd onafhankelijk op 30 juni 1960; België trok zich uiteindelijk terug uit angst voor een onafhankelijkheidsoorlog zoals in Algerije. Patrice-Emery Lumumba (1925-1961) werd eerste minister, Joseph Kasavubu (1913-1969) werd de eerste president van Congo. Belgisch-Congo, vroeger soms ook als Belgisch-Kongo geschreven, was van 15 november 1908 tot 30 juni 1960 een kolonievan België in het gebied van het huidige Congo-Kinshasa. Belgisch-Congo werd op 15 november 1908 een echte kolonie. Voordien was het gebied sedert 1885 onder de naam Onafhankelijke Congostaat door Leopold II geregeerd als soevereine staat - of veeleer als "privé-kolonie". Met Nederlands-Indië voor ogen, geloofde Leopold rotsvast dat koloniale bezittingen een belangrijke bron van inkomsten en van internationaal prestige zouden zijn voor zijn kleine land en voor de dynastie. Als relatief jonge en neutrale staat toonde België weinig enthousiasme voor Leopolds koloniale dromen, en daarom nam de even ambitieuze als koppige vorst zelf het initiatief. Door een nauwe samenwerking met de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley, en dankzij een handige diplomatie, verkreeg Leopold II internationale erkenning van zijn Onafhankelijke Congostaat door een reeks bilaterale verdragen gesloten tijdens en na de Koloniale Conferentie van Berlijn van 1884-1885. De ontsluiting en ontginning van dit onmetelijke gebied was aanvankelijk een zwaar verlieslijdende onderneming, ook voor de vorst persoonlijk. Toen echter aan het einde van de 19e eeuw de winning van rubbersnel aan belang won, voornamelijk voor de opkomende automobielnijverheid, keerde het tij. De enorme winsten uit de rubber- en ivoorhandel wendden een staatsbankroet af en lieten Leopold II toe grote werken te bekostigen ter verfraaiing van België en ter verheerlijking van de dynastie (onder meer de Halve-eeuwfeesttriomfboog in Brussel, het Paleis der Koloniën in Tervuren en de koninklijke promenade in Oostende). In geen tijd werd de Onafhankelijke Congostaat het toneel van een ware bonanza, waarbij de concessie-maatschappijen en de overheid zelf op steeds driestere wijze steeds hogere winsten nastreefden, zonder enig respect voor de autochtone bevolking. Zo mondde het beleid van Leopold II, althans in de kerngebieden van de rubber-winning (onder meer in het noordwesten langs de Kongorivier), uit in een waar schrikbewind, gekenmerkt door brutale dwangarbeid en meedogenloze repressie. Arbeiders die de opgelegde quota niet vervulden of die de onmenselijke werkomstandigheden ontvluchtten, werden zwaar bestraft, vaak mishandeld - tot het afhakken van de handen toe - of zelfs standrechtelijk gefusilleerd. De brutale ontwrichting van de op pluk en jacht gerichte gemeenschappen in het gebied van het evenaarswoud leidde bovendien tot een scherp dalend geboortecijfer, terwijl de snelle verspreiding van voorheen lokale of vanuit het westen geïmporteerde ziekten de mortaliteit omhoog joegen. De schattingen over het totaal aantal slachtoffers variëren aanzienlijk. De Britse diplomaat Roger Casement heeft het over drie miljoen doden tijdens een periode van twaalf jaar. Peter Forbath noemt ten minste vijf miljoen. Adam Hochschild spreekt van tien miljoen en de Encyclopædia Britannica spreekt van een totale bevolkingsafname van twintig tot dertig miljoen naar acht miljoen. Min of meer precieze schattingen zijn onmogelijk, omdat gegevens over de bevolkingsdichtheid in het 19eeeuwse Congo grotendeels ontbreken. Dat de bevolkingsafname dramatisch was staat buiten kijf. De misbruiken die tijdens de exploitatie van de Onafhankelijke Congostaat op grote schaal voorkwamen zijn deels goed gedocumenteerd. Ze gaven aanleiding tot een heftige internationale campagne gericht tegen het bewind van Leopold II. Vooral de Britten Roger Casement en Edmund Morel met hun Congo Reform Association toonden zich hierbij actief. Joseph Conrad bespeelde in Heart of Darkness (1902) op literaire wijze hetzelfde thema. In 1904 zag Leopold II zich genoopt een internationaal samengestelde parlementaire onderzoekscommissie vrije toegang te verlenen tot de Onafhankelijke Congostaat. Het rapport van de commissie (1905) bevestigde vele van de geformuleerde aanklachten. Het werd een belangrijk element om de overname van de Onafhankelijke Congostaat door België te bespoedigen.[1]
    Op 18 oktober 1908 stemden de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat van de Belgische staat ermee in om Onafhankelijke Congostaat te annexeren, nadat Leopold II zijn laatste hoop om er een uitgestrekt Kroondomein in privé-bezit te houden eindelijk had opgegeven. Het gebied werd vanaf dat moment Belgisch-Congo genoemd De kolonie werd bestuurd op basis van het Koloniale Charter (1908).[2] De Belgische minister van Koloniën, benoemd door de Koning en bijgestaan door een Koloniale Raad (Conseil Colonial), vormde de hoogste uitvoerende macht voor de kolonie. De minister en de Raad zetelden beide permanent in Brussel. Het Belgische parlement vertegenwoordigde de hoogste wetgevende macht. De hoogste vertegenwoordiger van de koloniale administratie in de kolonie was de gouverneur-generaal. Van 1886 tot 1926 zetelde die in Boma, en vanaf 1926 in de nieuwe koloniale hoofdstad Leopoldstad. Belgisch-Congo was aanvankelijk administratief ingedeeld in vier provincies: Leopoldstad (Leopoldville of Congo-Kasai), Evenaarsprovincie (Equateur), Oostprovincie (Oriëntale) en Katanga. Aan het hoofd van elke provincie stond een vice-gouverneur-generaal. De administratieve hervorming van 1932 bracht het aantal provincies op zes, elk bestuurd door een provincie-gouverneur. De ruggengraat van de koloniale administratie vormde de zogenaamde territoriale dienst. Iedere provincie was ingedeeld in een aantal districten (24 in totaal), en ieder district in gewesten (territoires), aan het hoofd waarvan telkens een gewestbeheerder stond, bijgestaan door één of meer assistentgewestbeheerders. De gewesten waren verder onderverdeeld in talrijke hoofdijen (chefferies), aan het hoofd waarvan de Belgische administratie traditionele hoofden (chefs coutumiers) aanstelde. De gewestbeheerder en zijn assistenten werden geacht hun gebied - vaak uitgestrekter dan een Belgische provincie - geregeld te inspecteren en maakten jaarlijkse verslagen op voor de provinciale administratie. Inzake rechtspraak bestond er naast een Europees gerechtelijk apparaat ook een stelsel van inlandse rechtbanken (tribunaux indigènes), voorgezeten door de traditionele chefs, maar steeds onder de controle van het koloniaal bestuur. De orde in de kolonie werd gehandhaafd door de Openbare Weermacht (Force Publique), een lokaal gerekruteerd leger onder Belgisch commando. Pas in de jaren vijftig werden ook eenheden van het Belgisch leger in Belgisch-Congo gelegerd - onder meer in Kamina.
    De koloniale staat - en bij uitbreiding elk gezag uitgeoefend door de blanken in Belgisch-Congo - werd door de inlanders aangeduid met de term "bula matari". Bula matari, of "breker van stenen", was de bijnaam die oorspronkelijk aan Stanley was gegeven, omdat die bij de aanleg van de eerste wegen veelvuldig gebruik liet maken van dynamiet om de rotsen te verbrijzelen.[3] Overdrachtelijk verwijst de term bula matari naar de onweerstaanbare en dwingende kracht van het koloniale gezag. De overname van Congo door België werd enerzijds gekenmerkt door continuïteit.[4] Zo bleef de laatste gouverneur-generaal van de Onafhankelijke Congostaat, baron Wahis, in dienst als gouverneurgeneraal van Belgisch-Congo, en met hem het merendeel van de oude administratie. Ook bleef de klemtoon duidelijk liggen op de economische ontsluiting van het massieve Congo-bekken, en in het bijzonder van het ertsrijke Katanga, dat bovendien tegenover al dan niet vermeende Britse aanspraken verdedigd diende te worden. Tegelijk werden ook min of meer ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Zo werd de ongebreidelde en vaak gewelddadige economische exploitatie, waar voornamelijk de private concessiemaatschappijen zich schuldig aan maakten, enigszins ingetoomd. Het Koloniale Charter verbood vooral tussen 1908 en 1914 expliciet elke vorm van dwangarbeid. Door de Eerste Wereldoorlog viel de Belgische staatscontrole hierop echter grotendeels weg. De concessiemaatschappijen konden daardoor een macht verwerven die ze zich na de oorlog haast niet meer lieten ontnemen, zodat in de praktijk dwangarbeid, in verschillende vormen en gradaties, bleef voorkomen tot na de Tweede Wereldoorlog. Wel werden geleidelijk meer middelen vrijgemaakt voor onderwijs en gezondheidszorg.
    Belgisch-Congo was direct betrokken in de beide wereldoorlogen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een langdurige pat-stelling tussen de Openbare Weermacht en het Duitse koloniale leger in Duits-OostAfrika doorbroken door een gezamenlijk Brits-Belgisch offensief in 1916. De Openbare Weermacht onder het bevel van generaal Tombeurbehaalde in september 1916 een belangrijke overwinning door de verovering van Tabora (in het huidige Tanzania). Na de oorlog werd België beloond voor de deelname van de Openbare Weermacht aan de Oost-Afrikaanse campagne: het verwierf van de Volkenbond een mandaat over de voormalige Duitse kolonie Ruanda-Urundi. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Belgisch-Congo een cruciale inkomstenbron voor de Belgische regering in ballingschap in Londen. De Openbare Weermacht nam opnieuw deel aan de geallieerde campagnes in Afrika. Congolese troepen onder Belgisch commando vochten voornamelijk tegen het Italiaanse koloniale leger in Ethiopië. De Belgische koloniale politiek van 1908 tot 1959 streefde in feite twee hoofddoelstellingen na: de economische ontsluiting ('mise en valeur') en de 'beschavingsmissie'. De economische ontsluiting werd vooral na de Eerste Wereldoorlog krachtdadig aangepakt. De mijnsector (voornamelijk koper en kobalt in Katanga, diamant in Kasai, goud in Ituri) en de transportinfrastructuur (spoorlijnen Leopoldstad-Matadi, Elisabethstad-Francquihaven) stonden daarbij centraal. Om het benodigde kapitaal aan te trekken, liet de koloniale overheid de grote privé-maatschappijen (voornamelijk de Société Générale) daarbij in grote mate vrij. Zo konden ze met de actieve steun van het territoriaal bestuur spotgoedkoop de nodige arbeidskrachten rekruteren in het Congolese binnenland, wat in vele gevallen neerkwam op dwangarbeid. Ook op landbouwgebied stimuleerde de koloniale overheid een ingrijpende rationalisatie van de productie. De zogenaamde 'terres vacantes' - de gronden die niet aanwijsbaar in gebruik waren van de inlandse volkeren - vielen automatisch aan de staat toe, die ze dan vaak in concessie toewees aan Europese maatschappijen of individuele blanke uitbaters (colons). Zo ontstond een uitgebreide plantage-economie (rubber, palmolie). Tegelijk werd na de Eerste Wereldoorlog ook het systeem van de verplichte culturen ingevoerd, dat de Congolese landbouwers dwong bepaalde marktgewassen (katoen, koffie) te telen voor de Europese markt.[6]Bestuursambtenaren en staats-agronomen werden belast met het toezicht en het bestraffen van Congolese landbouwers die zich aan de gehate plichtculturen trachtten te onttrekken. Vanaf 1933 werd een doelgerichte poging ondernomen de subsistentie-landbouw te overstijgen door een klasse van autochtone commerciële landbouwers te vormen door middel van het "paysannat indigène"-programma, waarbij landbouwersgezinnen grond in quasi-privébezit kregen toegewezen. Het Institut National des Etudes Agronomique du Congo belge (INEAC) in Yangambi (province Orientale) legde zich toe op de selectie van zaden en gewassen en op het propageren van een wetenschappelijk verantwoorde landbouw. De inschakeling van de autochtone bevolking in het kapitalistische productieproces speelde een belangrijke rol in de verspreiding van de geldeconomie in Belgisch-Congo. Aangezien de staat belastingen wenste te heffen (Belgisch-Congo moest een zichzelf bedruipende operatie zijn die de Belgische belastingbetaler niets mocht kosten), had hij er ook baat bij dat zo veel mogelijk Congolezen geld konden verdienen door hun arbeid of het product van hun arbeid te verkopen ten dienste van de koloniale economie. De explosieve economische ontwikkeling van de jaren twintig maakte van Belgisch-Congo een van de grootste kopererts-producenten ter wereld. In 1926 exporteerde de Union Minière du Haut Katanga meer dan 80.000 ton kopererts, waarvan een belangrijk deel in België verwerkt werd te Hoboken. In 1928 bracht koning Albert I een bezoek aan Belgisch-Congo om de spoorlijn Bukama
    Francquihaven officieel te openen - het sluitstuk in de 'voie nationale' die het mogelijk maakte het kopererts vanuit Katanga tot de Atlantische Oceaan-haven van Matadi te transporteren. [7] De economische crisis van de jaren dertig trof de Congolese economie echter bijzonder hard doordat de internationale vraag naar grondstoffen en landbouwproducten instortte. Binnen enkele jaren werd de personeelsbezetting in de Katangese mijnindustrie gehalveerd. Vanaf het einde van de jaren dertig tekende zich een langzaam herstel af. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de productie dan weer aanzienlijk opgevoerd en afgestemd op de geallieerde oorlogsinspanning, met als bekendste voorbeeld het uranium van de Shinkolobwemijn, dat door de Union Minière aan de Amerikanen werd geleverd voor het Manhattanproject. De sociale prijs van de oorlogsinspanning werd voornamelijk betaald door de inlandse bevolking. Zo kwam het in december 1941 in Elisabethstad tot een bloedige confrontatie tussen stakende mijnwerkers van de Union Minière en de ordestrijdkrachten waarbij tientallen doden vielen, waaronder ook vrouwen en kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog besloot de overheid zich meer direct met de economische ontwikkeling van de kolonie bezig te houden, en ook nieuwe accenten te leggen, voornamelijk inzake sociale woningbouw, energievoorziening en gezondheidsinfrastructuur. In 1949 werd een ambitieus tienjarenplan gelanceerd dat mede aan de basis lag van een sterke economische groei in de jaren vijftig, en waarvan voor het eerst ook bredere Congolese bevolkingslagen begonnen te profiteren. Pas in 1953 werd de Congolezen het recht verleend in eigen naam onroerende privé-eigendom te verwerven - een recht waarvan meteen gretig gebruik werd gemaakt. Vooral in de grotere steden (Leopoldstad, Elisabethstad, Stanleystad, Luluaburg) begon zich geleidelijk een weliswaar nog beperkte Congolese middenstand te ontwikkelen.
    De zelf-verklaarde 'beschavingsmissie' van de Belgische kolonisator ging de facto hand in hand met de economische ontsluiting. Bekering, onderwijs en gezondheidszorg waren doelen op zichzelf, maar dienden tegelijk ook de integratie van wat men toen de 'primitieve natuurvolkeren' noemde in een westers samenlevingsconcept en hun efficiënte inzetbaarheid in het westerse economische proces. De inspanningen op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg waren niettemin indrukwekkend. Aan het einde van de koloniale periode kende Belgisch-Congo de hoogste deelname aan lager onderwijs van heel Zwart-Afrika. Ook de uitbouw van de gezondheidszorg, met een relatief hoog aantal beschikbare ziekenhuisbedden en talloze medische hulpposten verspreid tot diep in het binnenland, was in vele opzichten voorbeeldig. Hoewel er in Belgisch-Congo geen officiële rassenscheiding bestond - dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Brits Oost- en Zuid-Afrika - vertoonde het Belgische koloniale bewind toch tal van racistische aspecten. In de belangrijkste steden werden vanaf de jaren twintig zogenaamde 'buitengewoonterechtelijke centra' gecreëerd ('centre extra-coutumier'). De Congolezen die hier woonden waren niet onderworpen aan het gezag en de rechtspraak van hun stam of dorp van afkomst, maar werden tegelijk afgezonderd gehouden van het voor de blanken voorbehouden stadscentrum. Zo ontstonden in alle steden aparte inlandse wijken - ironisch genoeg aangeduid als 'le belge' - duidelijk afgescheiden van de blanke centra. In de meeste gevallen was het de zwarte inwoners strikt verboden 's avonds, na de arbeid, in de blanke woonwijken te vertoeven. Ook blanke winkels en eetgelegenheden waren tot in de jaren vijftig taboe voor de Congolezen. Door de nauwe verwevenheid van de economische ontwikkeling en het 'beschavingswerk', en doordat staatsambtenaren, missionarissen en de blanke kaders van de grote maatschappijen elkaar op het terrein vaak hand-en-span diensten verleenden, is het beeld gegroeid dat Belgisch-Congo de facto bestuurd werd door de drie-eenheid van Koning-Kerk-Kapitaal (de koloniale staat, de katholieke missies en de Société Générale). De koloniale ideologie werd goed samengevat in het motto van gouverneur-generaal Pierre Ryckmans (1934-1946): "Dominer pour servir" ("overheersen om te dienen").[11] Vanuit die optiek werd weinig of geen aandacht besteed aan de actieve ontvoogding van de Congolese bevolking. De kolonisator wist wat goed was. De inheemse bevolking had dan ook volstrekt geen inspraak in het bestuur. In deze bij uitstek paternalistische houding kwam pas in de jaren vijftig geleidelijk verandering. Vanaf 1953, en zeker na het bezoek van koning Boudewijn in 1955, pleitte gouverneur-generaal Léon Pétillon (1952-1958) voor de creatie van een 'Belgisch-Congolese gemeenschap', waarin beide bevolkingsgroepen op basis van gelijkheid zouden worden behandeld.[12] De meest in het oog springende discriminerende maatregelen tegenover de Congolezen werden in de latere jaren vijftig ingetrokken (daaronder ook de mogelijkheid tot lijfstraffen met de 'chicotte' - een zweep uit nijlpaardenhuid). In 1957 werden voor het eerst lokale verkiezingen georganiseerd in enkele grote steden - Leopoldstad, Elisabethstad, en Jadotstad - waarbij ook de zwarte bevolking haar stem kon uitbrengen. Ook op onderwijsgebied was tot in de jaren vijftig een bevoogdende houding toonaangevend. Het lager onderwijs werd volledig overgelaten aan de katholieke missies en kende, zeker na de Eerste Wereldoorlog, een sterke uitbreiding. Daarnaast ging de aandacht bijna uitsluitend uit naar de beroepsvorming en praktisch onderricht. Het was immers van belang voldoende geschoolde klerken voor de administratie en vaklui voor de industrie te vormen. Op taalkundig vlak werd het gebruik van het Frans gepropageerd en van het Lingala, een commerciële lingua franca die via de Openbare Weermacht snel verspreiding vond. Aan secundair onderwijs werd tot na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks gedacht, tenzij voor de opleiding van zwarte geestelijken. Universitair onderwijs was helemaal uit den boze. Ook toen de Katholieke Universiteit Leuven in de late jaren twintig haar activiteiten in Belgisch-Congo opvoerde - onder meer door de oprichting van een 'Fondation médicale de l'Université de Louvain au Congo' (FOMULAC) in Kisantu en elders - bleven de afstudeermogelijkheden voor zwarte studenten beperkt tot medisch assistent of assistent-agronoom. [13] De universiteiten van Brussel en Luik ontplooiden gelijkaardige initiatieven in de kolonie. Toch werd
    pas in 1954 de eerste volwaardige universiteit in Belgisch-Congo geopend: de katholieke universiteit Lovanium in Kimwenza bij Leopoldstad. In 1956 volgde een officiële universiteit in Elisabethstad. Tot aan de (onvoorziene) onafhankelijkheid in 1960 restte er bijgevolg nauwelijks tijd om een inheemse elite te vormen.
    Het Congolese verzet tegen de kolonisatie was wijd verspreid en nam verschillende vormen aan. [14] Gewelddadig verzet brak tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog sporadisch en alleen plaatselijk uit (Pende-opstand 1931, mijnwerkers-staking in Elisabethstad in 1941, muiterij van de Openbare Weermacht in Luluaburg 1944). Na de Tweede Wereldoorlog heerste tot 1959 de zogenaamde 'pax belgica'. Dat neemt niet weg dat tot het einde van de koloniale periode passieve vormen van verzet of uitingen van een anti-koloniale tegen-cultuur veelvuldig voorkwamen. Een voorbeeld van dergelijk protest is het kimbangisme. Deze religie is genoemd naar Simon Kimbangu, die een Congolese variant op het christendom verkondigde. Het kimbangisme werd al snel een massabeweging. De koloniale autoriteiten zagen Kimbangu als een bedreiging en in 1921 werd hij wegens staatsondermijning opgepakt. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf, die echter werd omgezet in levenslang. Het kimbangisme bleef bestaan en werd in 1959 officieel erkend. Ook binnen het koloniale establishment zelf, en voornamelijk in de missies, gingen reeds vroeg kritische stemmen op, die vraagtekens plaatsten bij bepaalde aspecten van het Belgisch koloniaal bewind. Zo tekende binnen de Koloniale Raad in Brussel Octave Louwers reeds in de jaren twintig actief verzet aan tegen de nog vaak brutale rekruteringsmethoden van de grote maatschappijen. Ook de stagnatie in de bevolkingsgroei - ondanks de opmerkelijke successen in de bestrijding van endemische ziekten zoals de slaapziekte - gaf aanleiding tot bezorgdheid. De lage geboortecijfers op het Congolese platteland en de toenemende ontvolking van bepaalde streken werden doorgaans toegeschreven aan de ontwrichting van de traditionele levenswijze door de industrialisatie (arbeidsmigratie) en door de opgelegde plicht-culturen. Vele missionarissen trokken zich het lot aan van de stammen en dorpsgemeenschappen in hun missie-gebied en namen soms hun verdediging op tegen het koloniale bewind (bijvoorbeeld in vragen van land-eigendom). De missies en sommige territoriale ambtenaren speelden ook een belangrijke rol in de uitgebreide etnografische, linguïstische en historische studie van de Congolese volkeren, en bouwden hierdoor een kennisschat op die ook vandaag nog van onschatbare waarde blijft. Zo richtte bijvoorbeeld pater Gustaaf Hulstaert (1900-1990) in 1937 op de missie van Bamanya, bij Coquilhatstad (het huidige Mbandaka), het tijdschrift Aequatoria op dat zich tot vandaag wijdt aan de linguïstische, etnografische en historische studie van de Mongo-volkeren van het centrale Congo-bekken. Van officiële zijde werd in 1948 het Institut pour la Recherche Scientifique en Afrique Centrale (IRSAC) opgericht, dat belangrijke impulsen gaf aan het wetenschappelijk onderzoek in Belgisch-Congo en in het Belgische mandaatgebied Ruanda-Urundi. De koloniale overheid was er veel aan gelegen naar buiten toe een imago uit te stralen van een eensgezind, weldadig en conflictvrij bestuur, en van Belgisch-Congo als een ware 'modelkolonie'. De triomfantelijke rondreis die de Belgische koning Boudewijn I door Belgisch-Congo maakte in 1955 paste perfect in dit beeld (zie de documentaire film Bwana Kitoko). Uiteindelijk ontsnapte ook het Belgische koloniale bestuur niet aan het lot van elk koloniaal bestuur dat zichzelf een beschavingsmissie toekent. De opkomst van een groep relatief hoog ontwikkelde inheemsen ("évolués") ging de algemene ontevredenheid over de koloniale bevoogding kanaliseren in een effectieve onafhankelijkheidsstrijd.[15]
    Bij het begin van de jaren 1950 was van een politieke ontvoogdingsstrijd - laat staan van een onafhankelijkheidsstreven - onder de Congolese elites nog geen sprake. Toch was het duidelijk dat Belgisch-Congo niet immuun kon blijven voor de ontwikkelingen die sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog de koloniale zekerheden aan het wankelen brachten. De onafhankelijkheid van de Britse,
    Franse en Nederlandse kolonies in Azië, onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, maar meer nog de onafhankelijkheid van Ghana in 1957 en de opflakkerende onafhankelijkheidsoorlog in Algerije, oefenden zeker een invloed uit. In 1955, na het bezoek van koning Boudewijn aan de kolonie, bond Jef Van Bilsen de kat de bel aan door de publicatie van een opgemerkt "Dertigjaren plan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika" in de Gids op Maatschappelijk Gebied. Toen de Franse president De Gaulle in augustus 1958 in Brazzaville de Franse kolonies in Afrika de vrije keuze bood tussen een blijvende associatie met Frankrijk of de volledige onafhankelijkheid, ging dit niet onopgemerkt voorbij in Leopoldstad, aan de overkant van de Kongorivier.
    De politieke organisatie in Belgisch-Congo stond in het midden van de jaren vijftig nog in de kinderschoenen. De eerste semi-politieke organisaties waren meestal op etnische leest geschoeid, zoals de Association culturelle des Bakongo (ABAKO) van Joseph Kasavubudie in 1950 werd gesticht. In juli 1956 publiceerde de christendemocratisch geïnspireerde groep Conscience africaine een manifest dat in gematigde termen opriep tot de emancipatie van Congo. Tegenover deze snel groeiende aspiraties verliepen de hervormingen op het terrein erg moeizaam. Vanaf de late jaren veertig had de koloniale overheid geëxperimenteerd met een beperkte uitbreiding van de burgerrechten voor een kleine elite van zogenaamde "évolués". Congolezen die voldoende geassimileerd werden geacht met de Europese beschaving, konden onder strenge voorwaarden een bewijs van burgerlijke verdienste ("mérite civique") of, nog een stap hoger, hun "immatriculatie" verwerven, wat tot juridische gelijkheid met de blanke bevolking leidde. Deze politiek was een mislukking. In het midden van de jaren vijftig voldeden slechts enkele duizenden Congolezen aan de strenge voorwaarden. Bovendien bleken de voordelen - juridische gelijkstelling, gelijke behandeling en het uitzicht op beperkte politieke inspraak - meer theoretisch dan reëel, wat de frustratie onder de évolués voedde. Het positieve standpunt van de Kerk ten opzichte van Congolese emancipatie en onafhankelijkheid uitte zich ook in hun organisatie: de eerste zwarte bisschop werd benoemd in 1956 en 4 jaar later waren er al zo'n 600 zwarte priesters.
    In december 1957 werden dan toch de eerste gemeentelijke verkiezingen in Belgisch-Congo georganiseerd waaraan de Congolezen mochten deelnemen, weliswaar enkel in Leopoldstad, Elisabethstad en Jadotstad. Deze leidden tot een duidelijke politisering, bijzonder in Leopoldstad. Een echt keerpunt was de vernederende, maar ook verhelderende manier waarop België zijn kolonie presenteerde op de wereldtentoonstelling Expo 58 in Brussel. De aanwezige leiders van BelgischCongo observeerden het leven in België en namen kennis van de onafhankelijkheidsstrijd in andere kolonies. Ook konden ze hier vrijuit contact maken, wat in eigen land praktisch onmogelijk was.[16] Het Congolese streven naar onafhankelijkheid kwam in een stroomversnelling. Minister Pétillon richtte in juli de "werkgroep voor de studie van de politieke problemen in Belgisch-Kongo" op. In oktober 1958 werd het Mouvement National Congolais (MNC) opgericht, dat zich als nationale beweging boven de stammen stelde, en waarin Patrice Lumumba al gauw een leidende rol speelde. Op 4 januari 1959 braken in Leopoldstad onverwacht zware rellen uit toen een verboden manifestatie van de ABAKO uit de hand liep. De ordediensten hadden enkele dagen nodig om de situatie opnieuw onder controle te krijgen en er vielen talrijke doden. De uitbarsting van geweld bracht een schokgolf teweeg. Op 13 januari 1959 kondigde koning Boudewijn in een radiotoespraak aan dat België aanstuurde op de volledige onafhankelijkheid van Congo "zonder dralen, maar ook zonder lichtzinnige overhaasting".
    Zonder zich vast te pinnen op een onafhankelijkheidsdatum, stond de regering-Eyskens een meerjarige overgangsfase voor ogen, waarbij, eerst via vrije provinciale verkiezingen gepland voor december 1959
    en vervolgens via nationale verkiezingen, een Congolese democratie zou worden gevestigd, waarna de bestuurlijke bevoegdheden geleidelijk aan een Congolees bestuur zouden worden overgedragen. Maurits Van Hemelrijck, de toenmalige minister voor Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi stelde een termijn van 15 - 20 jaren voor. Dit voorstel kon niet op steun rekenen van de rest van de regering, waarop Van Hemelrijck ontslag nam. Op het terrein zag de koloniale administratie zich echter geconfronteerd met een toenemende non-coöperatie (bijvoorbeeld het niet betalen van belastingen) en een dreigend afglijden naar anarchie. Tegelijk werd ook duidelijk dat een belangrijk deel van de Belgen in Congo zich maar moeilijk konden verzoenen met de idee van de komende Congolese onafhankelijkheid, en zich verbitterd en door Brussel in de steek gelaten voelden. In die omstandigheden, en tegen de achtergrond van een versnelde radicalisering van de Congolese politieke eisen, slonken de kansen op slagen van een geleidelijke, zorgvuldig geplande onafhankelijkheid zienderogen. De Belgische regering wilde voor alles voorkomen dat zij in een uitzichtloze en bloedige koloniale oorlog verzeild zou raken, zoals Frankrijk was overkomen in Vietnam en Algerije of Nederland in Indonesië, en was daarom steeds meer geneigd de voor onmiddellijke onafhankelijkheid pleitende inheemse leiders hun zin te geven ("le pari congolais"). August De Schryver (ter vervanging van Van Hemelrijck) stelde een termijn van een vijftal jaren voor. Dit bleek niet genoeg voor de Congolezen, waarop in januari 1960 in Brussel een rondetafelconferentie georganiseerd werd. Hierop werden ook de voornaamste Congolese politieke leiders uitgenodigd. Patrice Lumumba, die enige tijd voordien voor opruiende taal was veroordeeld, werd voor de gelegenheid uit de gevangenis ontslagen. De rondetafelconferentie werd het verrassend snel eens op de voornaamste punten, vooral dankzij het eensgezinde optreden van de Congolese delegatie: algemene verkiezingen in mei 1960 en de totale onafhankelijkheid op 30 juni, de zogenaamde Dipenda. De Belgische regering stemde dus in met de Congolese onafhankelijkheid, maar zorgde er wel voor dat de economische macht in België bleef. Bedrijven mochten kiezen of ze hun hoofdkantoor in Congo of in België zouden vestigen en of ze onder de Belgisch of de Congolese wet vielen. De meerderheid van de bedrijven koos daarbij voor Brussel. Bovendien werd de Union Minière du Haut-Katanga enkele dagen voor de onafhankelijkheid ontbonden, waardoor de Congolezen de controle over een belangrijke sector van de economie verloren. Na de parlementsverkiezingen van 1960, waardoor Patrice Lumumba eerste minister werd en Joseph Kasavubu president, kreeg Belgisch-Congo de officiële naam Republiek Congo. De macht werd, zoals voorzien, officieel overgedragen op 30 juni 1960. De ceremonie in het paleis van de gouverneurgeneraal in Leopoldstad (nadien het Congolese presidentieel paleis), ging gepaard met een veelzeggend incident. Nadat koning Boudewijn in zijn toespraak op ongelukkige wijze het 'genie' van Leopold II en de vruchten van het koloniaal bestuur had geprezen, sprak de kersverse eerste minister Patrice Lumumba een - door de Congolezen enthousiast onthaalde - vlammende repliek uit tegen het Belgische koloniale beleid.
    De Force Publique bestond tot dan toe uit Congolese soldaten en onderofficieren (gradés) en Belgische officieren. Nooit hadden Congolezen de mogelijkheid gehad zich om te vormen tot een kaderfunctie, dit was enkel voor de Belgen bestemd. Toen in juni 1960 de onafhankelijkheid verklaard werd, leek het voor de Belgische officieren dan ook eerder opportuun de situatie in de Force Publique te laten zoals ze was. Het salaris bleef hetzelfde als vóór de onafhankelijkheid en nog steeds kregen de Congolezen niet de kans een kaderfunctie uit te oefenen. Hierop brak op 5 juli 1960 een muiterij uit in Leopoldville. Op 6 juli vond een algemene promotie plaats: de gradés werden tot officier benoemd (weliswaar zonder hiervoor enige opleiding te krijgen). De eenheden in Thysville en Madimba volgden op 7 juli het voorbeeld van hun collega's in de kazerne te Leopoldville. Daags nadien werd de Force Publique geafrikaniseerd en omgedoopt tot Armée nationale congolaise (ANC).
    Dit was het signaal voor verspreide onrusten in heel Congo, voornamelijk uitgaande van ontevreden militairen en jongeren, die het in vele gebieden op de blanke en specifiek de Belgische aanwezigheid hadden gemunt. Een groot deel van de ruim 80.000 Belgen die toen nog in Congo leefden, verliet in allerijl, en in vaak traumatische omstandigheden, het land.[17] Hierop werd een Belgische militaire interventie op poten gezet (10 juli 1960), bestaande uit zo'n 10.000 militairen. Lumumba reageerde hier op 12 juli op door steun te vragen aan de VN en aan Nikita Chroesjtsjov. Op 14 juli 1960 werden de diplomatieke relaties tussen België en Congo verbroken.
    Op 11 juli 1960, slechts 11 dagen na de onafhankelijkheid van Congo, splitste Katanga zich af van Congo. Dit gebeurde onder invloed van Moïse Tshombe, een rijke Katangees die door Patrice Lumumba geweigerd werd in het Congolese parlement. Dat juist Katanga zich afscheidde was geen toeval; het was dankzij de aanwezigheid van koper en de mijnbouwsector een van de rijkste regio's van het land. Samen met een VN-resolutie die bepaalde dat de Belgische militairen zich tegen 31 augustus 1960 uit Congo moesten terugtrekken, was dit een van de redenen waarom België besloot de Katangese afscheiding te erkennen. Troepen naar Katanga sturen zou daardoor geen inbreuk op de VN-resolutie zijn. De hiervoor opgerichte missie heette MISTEBEL, oftewel MISsion TEchnique BELge.
    Op 9 augustus 1960 scheidde de regio Zuid-Kasaï zich af van Congo. De leider van de regio werd Kalondji en ook hij werd militair door België gesteund. Patrice Lumumba's vraag om hulp aan Nikita Chroesjtsjov van 12 juli 1960 werd beantwoord via 19 transportvliegtuigen met bemanning. Eveneens pleegde Lumumba een genocide te Bakwanga. Beide feiten werden veroordeeld door de Verenigde Naties. Op 5 september 1960 ontsloeg president Joseph Kasavubu de politiek geïsoleerde Lumumba uit zijn functie als eerste minister. Lumumba daarentegen herriep de macht van de president. Dit leidde op 14 september tot de eerste staatsgreep van Mobutu, een anti-communist die omringd werd door een groep vertrouwelingen bestaande uit jonge intellectuelen. Hij nam een aantal radicale beslissingen, waaronder dat de komende 6 jaar geen verkiezingen zouden gehouden worden. Op 10 oktober werd Lumumba onder huisarrest geplaatst.
    Op 10 oktober 1960 wordt Lumumba onder huisarrest geplaatst. Op 27 november slaagt hij erin voor een korte tijd te ontsnappen; op 2 december wordt hij opnieuw opgepakt. Op 17 januari 1961 wordt hij naar Elisabethville gestuurd, waar hij vermoord en begraven wordt. Nadien werd hij nog opgegraven en in zwavelzuur opgelost. De Belgische inmenging hierin is enorm en pas in 2002 worden officieel Belgische excuses aangeboden. Dag Hammarskjöld, destijds secretaris-generaal van de Verenigde Naties, wil de situatie ter plaatse onderzoeken en besluit af te zakken naar Congo. Bij zijn vierde reis naar het land op 14 september 1961 wordt zijn vliegtuig op een twintigtal kilometers van de eindbestemming (de luchthaven van Ndola) neergehaald. Alle inzittenden sterven bij dit ongeluk. Op 2 augustus wordt een nieuwe regering gevormd in Congo: de regering van Adoula. Deze staat voor een politiek van compromis en nationale integratie. De enige partij die de regering niet aanvaardt, is die van de Katangese Tshombe. Hierop stelt de nieuwe VN Secretaris-Generaal U Thant zijn plan voor, te nemen of te laten. Hoewel ook dit nergens toe leidt, wordt op 14 januari 1964 Katanga opnieuw bij Congo gevoegd (Tshombe verliest de steun van de mijnsector in zijn regio). Hoewel Congo onafhankelijk was, grepen Belgische paracommando's verschillende keren militair in. Pas in 1964-5 stabiliseerde de toestand enigszins, onder meer door de re-integratie van Katanga en het einde van de Simba-rebellie in Stanleystad (province Orientale).
    In maart - april 1965 vinden nieuwe verkiezingen plaats in Congo. De twee kandidaten zijn Tshombe en Kasavubu. Als winnaar komt Tshombe uit de bus, maar dit wordt door Kasavubu betwist, aangezien de vorige regering zich niet vrijwillig zou hebben overgegeven. Op 25 november 1965 maakt generaal Mobutu Sese Seko een einde aan de situatie door een militaire staatsgreep te plegen. Mobutu genoot de steun van het westen, en in het bijzonder van de Verenigde Staten. Hij voerde aanvankelijk een beleid van consolidatie en economische ontwikkeling. Zo bouwde hij onder meer de Inga-stuwdam. Om zich duidelijker af te zetten tegen het voormalige koloniale bewind, lanceerde hij een campagne van Congolese 'authenticiteit', de zaïrisering, waarbij onder meer de koloniale plaatsnamen werden geschrapt: Leopoldstad werd Kinshasa, Stanleystad werd Kisangani, Elisabethstad Lubumbashi, enzovoort. De relaties met België bleven intens, maar werden overschaduwd door de financiële kwesties die na de onafhankelijkheid onopgelost waren gebleven ("le contentieux"). In 1970, naar aanleiding van de tiende verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid, bracht koning Boudewijn een feestelijk bezoek aan Congo.
    In de jaren zeventig radicaliseerde het bewind van Mobutu aanzienlijk. De Mouvement populaire de la Révolution (MPR), waarvan Mobutu oprichter en voorzitter was, vestigde zich stevig als eenheidspartij. De politieke repressie nam toe. Mobutu herdoopte de republiek Congo tot Zaïre. De zogenaamde zaïrisering van het economisch leven leidde tot een exodus van buitenlandse werkkrachten en een economisch fiasco, waarvan de Congolese economie niet meer herstelde. In de jaren tachtig gleed het Mobutu-regime verder af in wanbeheer en corruptie. De relaties met België werden gekenmerkt door ups en downs en waren vaak gespannen. Bij een staatsbezoek liet de Belgische eerste minister Wilfried Martens zich de vaak geciteerde woorden ontvallen: "Ik hou van dit volk en van zijn leiders". Toen Mobutu na het einde van de Koude Oorlog ook de steun van het westen, en in het bijzonder van de Verenigde Staten, dreigde kwijt te spelen, leken zijn dagen geteld. In 1990 werd een voorzichtige democratisering in het vooruitzicht gesteld, maar door handig gemanoeuvreer wist Mobutu het door hemzelf op gang gebrachte proces uiteindelijk te saboteren. De brutale moordpartij op de campus van de Universiteit van Lubumbashi in mei 1990 leidde tot een totale diplomatieke breuk tussen België en Congo. Uiteindelijk werd Mobutu in 1997 ten val gebracht door een interne rebellie onder leiding van LaurentDésiré Kabila. Kabila riep zich uit tot president en veranderde de naam van Zaïre opnieuw in Democratische Republiek Congo. In 2001 werd hij vermoord en opgevolgd door zijn zoon Joseph Kabila, die in verkiezingen in 2006 - de eerste vrije nationale verkiezingen in Congo sinds 1960 - in zijn ambt bevestigd werd. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid op 30 juni 2010, brachten de Belgische koning Albert II en eerste minister Yves Leterme een officieel bezoek aan de voormalige kolonie.
    Heel wat tradities uit de koloniale periode zijn blijven doorwerken in de post-koloniale Congolese staat en samenleving. Daaronder: een sterke tendens tot centralisatie en bureaucratisering, of de organisatie-structuur van onderwijs en rechtspraak. De invloed van Congo op België heeft zich voornamelijk gemanifesteerd op economisch vlak: Union Minière, non-ferro metaalnijverheid, ontwikkeling van de Antwerpse haven en diamant-sector.[18] Van het vroegere mijn-imperium van de Union Minière (tegenwoordig Umicore) in Katanga is niets meer
    overgebleven. Eerst de staat (Gécamines) en nadien andere privé-ondernemers zijn in de plaats gekomen. Toch bedrijft ook vandaag nog de Belgisch-Congolese ondernemer George Forrest mijnbouw in Katanga. Naar schatting verblijven vandaag (2009) nog ruim 4.000 Belgen in de Democratische Republiek Congo, terwijl de Congolese gemeenschap in België meer dan 16.000 leden telt. De Brusselse wijk Matonge (bij Naamsepoort) is een traditioneel trefpunt van de Congolese gemeenschap in België.
    Belgisch-Congo heeft in het culturele en imaginaire bewustzijn zijn sporen achtergelaten. In de literatuur, bijvoorbeeld in de cyclus Gangreen van de auteur Jef Geeraerts, die in Belgisch-Congo als militair gezag uitoefende. (Belgisch-)Congo komt ook voor in, of vormt de achtergrond bij:













    30-06-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 1967 jayne mansfield

     

    29-06-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 1967 jayne mansfield

    29 juni 1967 Jayne Mansfield, artiestennaam van Vera Jayne Palmer, (Bryn Mawr (Pennsylvania), 19 april 1933 – bij Slidell (Louisiana), 29 juni 1967) was een Amerikaans filmactrice en sekssymbool. Ze was bekend om haar platinablonde haar, haar zandloperfiguur en haar diepe decolletés. Ze werd bekend in het midden van de jaren vijftig nadat Marilyn Monroe blonde sekssymbolen met een vergelijkbaar lichaamstype erg populair had gemaakt. Mansfield heeft niet in veel films gespeeld – na een paar grote rollen in Hollywood bleek de combinatie van negatieve publiciteit en slechte zakelijke beslissingen te veel, en ze belandde buiten het spotlicht van Hollywood. Ze trad op in kleine nachtclubs, en speelde in een aantal kleine producties, voornamelijk melodrama's en komedies, voordat ze op 34-jarige leeftijd bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Ze was enig kind en woonde in Phillipsburg, in New Jersey. Haar vader overleed aan een hartaanval toen hij met zijn vrouw en driejarige dochter in een auto reed. Haar moeder hertrouwde in 1939, en ze verhuisden naar Dallas in Texas. Ze studeerde drama en natuurkunde aan de Southern Methodist University, en deed een aantal colleges aan de University of Texas in Austin, waar ze haar eerste man ontmoette. Haar eerste optreden was op 22 oktober 1953 in een productie van Arthur Millers Death of a Salesman. Ze won ook een aantal schoonheidswedstrijden in Texas, waaronder Miss Photoflash, Miss Magnesium Lamp en Miss Fire Prevention. In 1954 verhuisden ze naar Los Angeles, waar ze drama studeerde aan de UCLA.
    Ze was al op jonge leeftijd een fan van de actrice Shirley Temple, en ze wilde zelf ook een filmster worden. Ze was zich er wel van bewust van de kracht van publiciteit, legitiem of zelfgegenereerd. Er wordt wel gezegd dat ze haar eerste werk voor tv kreeg nadat ze de producent een briefje had toegestopt met daarop alleen haar maten: "39, 22, 35" (die later zelfs 40-21-36 zouden bedragen), en nog geen half uur na de geboorte van haar tweede kind belde ze naar een roddelcolumniste om ervoor te zorgen dat de geboorte in de publiciteit kwam. Haar filmcarrière begon met kleine rollen voor Warner Brothers. Ze werd door de studio gecontracteerd nadat ze was ontdekt in een productie van Pasadena Playhouse in 1953. In 1955 was de ze playmate van de maand in Playboy. Ze zou in dit blad vaker verschijnen. Datzelfde jaar kreeg ze een rol aangeboden in de film The Burglar. De film werd in een film noirstijl opgenomen, maar werd pas twee jaar later, toen ze het bekendst was, uitgebracht. Haar optreden in deze dramatische rol was populair, maar ze speelde in de films hierna alleen maar komische rollen, of rollen die haar als sekssymbool benadrukten. Na nog twee films verhuisde ze naar New York, waar ze in een prominente rol op het toneel verscheen in de Broadwayproductie van de komedie Will Success Spoil Rock Hunter? (1955). Alhoewel ze in eerste instantie de rol niet had willen aannemen, kreeg ze uiteindelijk de Theatre World Award 1956 voor haar schaarsgeklede portret van Rita Marlowe. In 1956 tekende ze een contract met 20th-Century Fox, en met haar rol in The Wayward Bus probeerde ze zich te distantiëren van haar status als sekssymbool, en te profileren als serieuze actrice. De film was tamelijk populair, en ze won een Golden Globe voor haar optreden. Hierna verscheen ze opnieuw als Rita Marlowe, dit keer in de filmversie van Will Success Spoil Rock Hunter?. In oktober 1957 ging ze op tournee door Europa, waarbij ze zestien landen aandeed. Ze ontmoette de koningin van Engeland en kreeg veel aandacht tijdens het filmfestival in Cannes. Ook werd ze (in het programma 'Mensen, dingen en nu') geïnterviewd door Wim Sonneveld. De uitzenddatum was 11 oktober 1957. Twee dagen later verrichtte de Amerikaanse actrice op Het Kasteel de aftrap van de voetbalwedstrijd
    tussen Sparta en DOS. De spelers van de Rotterdamse club waren naar verluidt zo onder de indruk van Mansfields zwoele kus op de mond van aanvoerder Rinus Terlouw dat Sparta met 7-1 verliest.[1] Haar films The Girl Can't Help It en Will Success Spoil Rock Hunter? waren populair, maar de opvolger Kiss Them for Me (1957) deed het niet zo goed, en bleek haar laatste rol in een grote Hollywoodfilm te zijn. Ze bleef echter in het spotlicht, en won een Golden Laurel in 1959 voor haar muzikale optreden in de western-spoof The Sheriff of Fractured Jaw. Jayne Mansfield trouwde en scheidde driemaal: Paul Mansfield. Ze trouwden in het geheim op 28 januari 1950, met een publieke trouwerij op 10 mei dat jaar. Ze scheidde van hem op 8 januari 1958. Ze had een kind uit deze relatie, Jayne Marie Mansfield (* 8 november 1950);[ Miklós "Mickey" Hargitay, een acteur en bodybuilder die in 1955 Mister Universe was. Ze trouwden op 13 januari 1958 en ze scheidde van hem in 1963 in Mexico. De Mexicaanse scheiding werd in eerste instantie niet erkend door de staat Californië, maar na een rechtszaak gebeurde dat in augustus 1964 alsnog. Ze kreeg drie kinderen uit deze relatie, Miklós Jeffrey Palmer (* 21 december 1958), Zoltan Anthony (* 1 augustus 1960) en Mariska Magdolina (ook wel Maria, * 23 januari 1964). Matt Cimber, filmregisseur (ook wel bekend als Matteo Ottaviano, geboren als Thomas Vitale Ottaviano), met wie ze trouwde op 24 september 1964. Ze vroeg een scheiding aan op 20 juli 1966.[ Ze had een zoon met hem, Antonio Raphael Ottaviano (alias Tony Cimber, * 17 oktober 1965) Daarnaast werd er in de bladen verteld over haar affaires en relaties met verschillende mannen, waaronder Claude Terrail (de eigenaar van het Parijse restaurant La Tour d'Argent) en de Braziliaanse playboy-miljardair Jorge Guinle. Ze had contact met Jan Cremer, nadat deze zijn autobiografische roman Ik, Jan Cremer uit 1964 aan haar had opgedragen. Ze noemde het boek "een wild en sexy meesterwerk" ("a wild and sexy masterpiece") en de auteur my Pop Hero.[4] Er is geen relatie tussen beiden geweest, al deed Cremer het graag anders voorkomen. Het was Cremer die haar adoreerde en een affaire met haar zocht. Hij was na de publicatie van zijn boek naar New York getrokken en zijn agent regelde daar een ontmoeting met Mansfield in de jetset. Het belang was wederzijds. Mansfield greep alles aan om in de publiciteit te komen en Cremer was een nieuwe aanleiding. In de jaren 60 werd ze lid van de "Church of Satan" van Anton Szandor LaVey.[
    Vlak voordat ze trouwde met Hargitay, kocht Jayne Mansfield een huis met 40 kamers aan de Sunset Boulevard in Beverly Hills. Ze liet het huis roze verven, en noemde het "The Pink Palace". Zoals de naam al suggereert was niet alleen de buitenkant, maar ook de binnenkant voornamelijk roze van kleur, compleet met cupido's met roze fluoriserende lampen eromheen, een hartvormige roze badkuip en een fontein die roze champagne spoot. Hargitay, die loodgieter en timmerman was voordat hij begon met bodybuilden, bouwde het roze hartvormige zwembad. Engelbert Humperdinck kocht het Roze Paleis in de jaren zeventig. In 2002 verkocht hij het aan projectontwikkelaars, en zij braken het af in november dat jaar.
    Aan het eind van de jaren vijftig genereerde Jayne Mansfield veel negatieve publiciteit door succesvolle pogingen haar borsten te laten zien in een aantal nauwkeurig geplande "ongelukjes" (tegenwoordig wordt dit eufemistisch "wardrobe malfunction" genoemd).
    Een beruchte stunt gebeurde in april 1957 toen ze tijdens een etentje ter ere van Sophia Loren vooroverleunend met een borst die uit de jurk valt, tepel zichtbaar, werd gefotografeerd. De foto's werden wereldwijd gepubliceerd, en genereerden veel ophef. Eenzelfde stunt werd uitgevoerd tijdens een filmfestival in Berlijn. De media waren er snel bij, maar waren ook snel om de actie af te keuren. Een redacteur schreef: "We are amused when Miss Mansfield strains to pull in her stomach to fill out her bikini better. But we get angry when career-seeking women, shady ladies, and certain starlets and actresses ... use every opportunity to display their anatomy unasked." ("We vinden het grappig als Miss Mansfield haar buik intrekt om beter haar bikini te vullen. Maar we worden boos als carrièrezoekende vrouwen, twijfelachtige dames, bepaalde sterretjes en actrices ... elke gelegenheid aangrijpen om hun anatomie ongevraagd te laten zien.")[] Alhoewel ze veel publiciteit kreeg, was het na 1958 afgelopen met de goede rollen voor Mansfield. Ze deed een aantal lowbudgetfilms waarin ze voornamelijk zo veel mogelijk van haar lichaam kon blootstellen, en waar maar weinig gebruik werd gemaakt van haar acteertalenten. In 1960 verscheen ze als grote naam in twee gangsterthrillers in Engeland, Too Hot to Handle en It Happened in Athens, maar ze speelde niet meer dan een schaarsgeklede bijrol. Ze wees een rol in de televisieserie Gilligan's Island af omdat ze "een filmster" was. Na de dood van Marilyn Monroe kreeg ze het steeds moeilijker, er was te veel publiciteit en te weinig echte inhoud. Ze was niet tevreden met de filmrollen, en ze deed samen met haar man Mickey Hargitay een show in Las Vegas, The House of Love, die erg populair bleek. Fox heeft de show later ook uitgegeven onder de titel Jayne Mansfield Busts Up Las Vegas. Ze was wellicht niet populair meer als actrice, maar op het podium was ze echt goed. Ze probeert ook nog steeds een beter imago voor zichzelf te creëren. Haar aankondiging dat ze acteren wilde studeren in New York, bleek door haar geschiedenis met de media niet te worden geloofd, en haar contract met Fox werd in 1962 niet hernieuwd. In 1963 was ze de eerste grote Amerikaanse filmster die naakt in een hoofdrol in een film verscheen, dit was Promises! Promises!. Foto's van een naakte Mansfield op de set van de film werden in Playboy gepubliceerd. Deze film zette ook een streep onder enige hoop die ze had om nog in de "normale" film terug te komen. In 1963 verscheen ze ook in de kleine West-Duitse film Homesick for St. Pauli (ofwel Heimweh nach St. Pauli) met schlagerzanger Freddy Quinn. Ze speelt Evelyne, een sexy Amerikaanse zangeres die naar Hamburg reist, en ze zingt twee liedjes in het Duits, alhoewel in de dialoog haar stem is gedubd. Ook bracht ze een album uit met de naam Shakespeare, Tchaikovsky & Me, waarop ze gedichten van Shakespeare, Marlowe, Browning en anderen voorleest met muziek van Tchaikovsky op de achtergrond. Op de hoes van het album staat een foto van Mansfield met haar lippen getuit en haar borsten nauwelijks verborgen met een stola van bont. Een paar weken nadat haar scheiding van Hargitay was uitgesproken, trouwde ze haar derde man, Matt Cimber. Hij werd ook haar manager. In het jaar dat ze overleed, 1967, verdeelde Mansfield haar tijd tussen optredens in nachtclubs en de productie van haar laatste film, Single Room, Furnished, een lowbudgetfilm die werd geregisseerd door Cimber. Het werk aan de film werd opgeschort na het uiteenvallen van hun huwelijk na Jaynes alcoholmisbruik, openlijke ontrouw en haar claim tegenover Cimber dat ze alleen gelukkig was met haar ex-minnaar Nelson Sardelli. Ze bleef haar optredens doen in de VS, Zuid-Amerika, Engeland en Azië, en raakte in een relatie met haar getrouwde advocaat, Sam Brody. Voor haar dood was ze in het nieuws omdat Brody haar zestien jaar oude dochter, Jayne Marie, in elkaar zou hebben geslagen.[7] Na een optreden in de Gus Stevens Supper Club in Biloxi, Mississippi, reden Mansfield, Brody en hun chauffeur, Ronnie Harrison, samen met Jaynes kinderen Miklós, Zoltan, en Mariska in Stevens' Buick Electra 225 naar New Orleans, alwaar ze vroeg in de morgen in een interview zou verschijnen. Op 29 juni om ongeveer 02.25 uur reed de auto in op een tractortrailer die langzamer was gaan rijden omdat
    er een insecticide werd gesproeid. De kinderen overleefden het met kleine verwondingen, maar de volwassenen waren op slag dood.[8] Geruchten dat Mansfield was onthoofd, zijn niet waar, alhoewel ze wel zware verwondingen aan haar hoofd had. Dit broodjeaapverhaal is waarschijnlijk ontstaan nadat er politiefoto's waren verschenen waarop iets gelijkend op een blonde pruik te zien is in de gebroken voorruit van de auto.[9] De auto werd teruggebracht naar de eigenaar, Gus Stevens, die hem uiteindelijk verkocht. De wagen stond een aantal jaren in een museum, maar is nu eigendom van een Mansfieldfan. Ze werd begraven op 3 juli in Pen Argy, Pennsylvania. In het Hollywood Forever Cemetery ligt een steen voor haar met 1938 als geboortejaar; de steen op haar graf vermeldt het juiste jaar (1933, zie foto). Ze heeft ook een ster in de Hollywood Walk of Fame ter hoogte van 6328 Hollywood Boulevard. Vlak na de begrafenis werd door Mickey Hargitay een rechtszaak aangespannen voor meer dan $275.000 om de opvoeding van de kinderen te financieren. Tony werd opgevoed door zijn vader Matt Cimber. In 1968 werden er op naam van Jayne Marie Mansfield en Matt Cimber rechtszaken aangespannen.









    29-06-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 2002 rosemarie clooney

    29 juni 2002 Rosemary Clooney (Maysville (Kentucky), 23 mei 1928 – Beverly Hills (Californië), 29 juni 2002) was een Amerikaansezangeres en actrice. Ze werd geboren in Maysville, Kentucky, en begon haar zangcarrière samen met haar jongere zus, Betty, voor een radiostation in Cincinnati in 1945, waarvoor ze US$20 per week kreeg. Ze werd beroemd in 1951 door haar opname van het lied Come on-a my house, en kreeg daarna rollen aangeboden voor televisie en film. Haar bekendste rol is die in de film White Christmas met Bing Crosby. Na de film maakte ze een album Fancy Meeting you here met hem. Ze heeft ook duetten opgenomen met onder andere Frank Sinatra en Marlene Dietrich. In 1980 maakte ze, na een lange afwezigheid die ze gebruikte om haar vijf kinderen op te voeden, een aantal succesrijke jazzalbums. Deze kinderen had zij met haar toenmalige echtgenoot, de acteur José Ferrer. In februari 2002 ontving ze een Grammy Lifetime Achievement Award tijdens de jaarlijkse Grammyuitreiking en in hetzelfde jaar werd ze opgenomen in de Kentucky Music Hall of Fame. Ze overleed op 29 juni 2002 aan longkanker. Ze was de tante van George Clooney.





    29-06-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 2003 katherina hepburn

    29 juni 2003 Katharine Houghton Hepburn (Hartford, 12 mei 1907 – Fenwick, 29 juni 2003) was een Amerikaans actrice. Ze had de bijnaam First Lady of American Cinema vanwege haar opmerkelijke talent en haar recordaantal Oscars. In 1999 werd ze uitgeroepen tot de allergrootste vrouwelijke filmlegende Hepburn begon haar acteerloopbaan op het toneel. Ze speelde wat rollen op Broadway en viel daar al snel op. In 1932 kwam haar doorbraak op het toneel met een rol in het toneelstuk A Warrior's Husband. De studio RKO bood haar daarop een filmcontract aan en in 1932 speelde ze haar eerste rol op het witte doek met John Barrymore als tegenspeler. Met haar derde film - Morning Glory - won ze al een Oscar. Al snel begonnen er echter verhalen de ronde te doen over haar excentrieke gedrag. Zo weigerde ze bijvoorbeeld iets anders dan een broek te dragen - wat in die tijd erg ongewoon was voor vrouwen - en werkte ze niet mee met de pers. Het conservatieve filmpubliek moest niets van dit soort eigenzinnig, feministisch gedrag hebben en Hepburn keerde in 1934 weer terug naar Broadway. Ook daar speelde ze niet in kassuccessen en ze besloot het toch nog eens te proberen in Hollywood. De meeste films flopten echter, alleen Alice Adams (1935) en Stage Door waren redelijk succesvol. In 1938 werd ze samen met onder andere Marlene Dietrich, Mae West, Fred Astaire en Joan Crawford als box-office poison bestempeld. Omdat ze daardoor geen goede aanbiedingen meer kreeg, nam ze de hoofdrol in het toneelstuk The Phildadelphia Story op zich. Het stuk werd een hit en haar rijke minnaar Howard Hughes kocht direct de filmrechten. In 1939 keerde ze terug naar Hollywood om auditie voor de rol van Scarlett O'Hara in Gone with the Wind te doen, maar producent David O. Selznick vond haar niet geschikt.
    In 1940 ging de filmversie van The Philadelphia Story in première. Het werd een kaskraker en Hepburn kreeg haar derde Oscar-nominatie. In 1942 speelde ze samen met Spencer Tracy in de film Woman of the Year en ze bleken een gouden koppel te zijn. Ze zouden samen nog acht films maken. In de jaren 40 speelde Hepburn nog in een aantal goede films, waaronder het succesvolle Adam's Rib in 1949, weer met Tracy als tegenspeler.
    Met haar rol in The African Queen maakte Hepburn in 1951 de overgang naar sterke, oudere vrouwen. Haar rol als de ijzeren maagd Rose Sayer naast een dronken Humphrey Bogart als Charlie Allnut leverde haar een vijfde Oscar-nominatie op. Met het nieuwe type vrouw dat ze ging spelen had Hepburn veel succes: in de jaren 50 kreeg ze nog drie Oscar-nominaties. Ook werd ze nu steeds meer als een symbool van vrouwenemancipatie gezien in plaats van als een arrogante, excentrieke meid. In de jaren zestig - met de vrouwenemancipatie op haar hoogtepunt - rees Hepburns ster hoger dan ze ooit had durven dromen. In 1967 won ze haar tweede Oscar voor de maatschappijkritische komedie Guess Who's Coming to Dinner, wat ook haar laatste film met Spencer Tracy was. In de film die over het vooroordeel tegen gemengde huwelijken gaat, speelt Hepburn een liberale moeder die haar man (Tracy) probeert over te halen in te stemmen met de keus van hun blanke dochter (Katharine Houghton) voor een zwarte man (Sidney Poitier). Een jaar later kon ze weer een Oscar in ontvangst nemen voor de film The Lion in Winter waarin ze Eleonora van Aquitanië neerzette.
    Nu de filmaanbiedingen voor Hepburn schaarser werden, richtte ze haar aandacht op de televisie. Zo speelde ze onder andere in 1973 in The Glass Menagerie, naar een toneelstuk van Tennessee Williams. Af en toe maakte ze nog weleens een film, zoals Rooster Cogburn met John Wayne in 1975.
    In 1981 ontving Hepburn op de indrukwekkende leeftijd van 74 haar vierde Oscar voor haar rol in On Golden





    29-06-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1917 wim sonneveld

     

    28-06-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1917 wim sonneveld

    28 juni 1917 wim sonneveld Willem (Wim) Sonneveld (Utrecht, 28 juni 1917 – Wim Sonneveld werd geboren in Utrecht als zoon van kruidenier Gerrit Sonneveld en Geertruida van den Berg. In 1922 verloor hij op zeer jonge leeftijd zijn moeder. Na een schooltijd waarin hij steeds de kwibus uithing had hij een aantal weinig succesvolle baantjes. In 1932 ging hij zingen bij de amateurzanggroep de Keep Smiling Singers, waarna hij in 1934 met Fons Goossens een duo vormde en optrad bij jubilerende verenigingen en instellingen. Later dat jaar ontmoette hij Huub Janssen, met wie hij, na een reis door Frankrijk in 1936, in Amsterdam ging wonen, eerst op de Westermarkt, later op de Prinsengracht. In datzelfde jaar werd hij secretaris-administrateur bij Louis Davids, waar hij tevens kleine rolletjes mocht spelen en chansons kon zingen. In diezelfde periode trad hij op met zijn eigen gezelschap De Rarekiek, waar zijn vriend Huub aan meewerkte. Sonneveld zong in het Frankrijk van 1937 in cabarets van Suzy Solidor en Agnes Capri. Na de oorlogsverklaring van 1939 keerde hij naar Nederland terug, waar hij toneelrollen had en in de revue van Louis Bouwmeester jr. speelde. In 1940 trad hij op bij het Theater der Prominenten en speelde bij De Sprookjesspelers van Abraham van der Vies. Hier ontmoette hij onder andere Conny Stuart. In 1943 vormde hij zijn eigen gezelschap, waarvan onder anderen Stuart, Lia Dorana, Albert Mol, Joop Doderer, Hetty Blok en Emmy Arbous deel uitmaakten. Zijn gezelschap, 'Cabaret Wim Sonneveld' bestond tot 1959. Daarna speelde Sonneveld drie jaar lang de hoofdrol van Professor Higgins in de musical My Fair Lady. Tijdens deze musical maakte hij plannen voor een solovoorstelling, die in 1964 in première ging onder de titel Een avond met Wim Sonneveld. In 1966 volgde Wim Sonneveld en Ina van Faassen en in 1971 Wim Sonneveld met Willem Nijholt & Corrie van Gorp. Op 20 februari 1974 kreeg Wim Sonneveld in de auto een hartaanval, waarna hij werd opgenomen in een Amsterdams ziekenhuis. Na een paar weken rusten ging het aanvankelijk beter en Sonneveld vertelde dan ook in een interview aan Henk van der Meijden dat hij weer plannen had voor de toekomst. Zo wilde hij zijn memoires publiceren (onder de titel Sonneveld, mevrouw, dat zou verwijzen naar de tijd dat hij in de kruidenierszaak van zijn vader werkte) en een langspeelplaat maken met de titel Mijn hart, met daarop allerlei liedjes die over het hart gaan. Ook wilde hij in 1975 weer een programma gaan doen, omdat hij dan 40 jaar in het vak zou zijn. Een ander besluit dat hij nam was dat hij nooit meer een toupet op zou doen. Op 8 maart, de dag dat het interview in De Telegraaf werd gepubliceerd, overleed Wim Sonneveld op 56-jarige leeftijd aan een tweede hartaanval. Voor het grote publiek kwam dit als een schok, maar naasten verklaarden later dat zijn overlijden niet geheel onverwacht was. Zo was Sonneveld door een dokter al eerder geattendeerd op zijn slechte hart, maar de artsen konden niets concreets vinden. Later kreeg hij meer last; zo lag hij bij de show met Ina van Faassen al in de pauze op een stretcher.
    Tussen 1943 en 1959 speelde hij met zijn eigen cabaretgroep Cabaret Wim Sonneveld een groot aantal shows: 1943 - Alleen voor dames (teksten Hella Haasse) 1944 - Sprookjes 1944 - Opus drie 1945 - De bloemetjes buiten 1945 - Tingeltangel 1946 - Verre reizen 1946 - Tutti frutti 1946 - Leidscheplein 1947 - Vanavond om acht uur
    1947 - 't Is maar comedie 1948 - 't Is historisch 1949 - We spelen pantomime 1949 - Iene-miene-mutten 1950 - 't Is mij een raadsel 1951 - Herhalingsoefeningen 1951 - Artiestenpension 1952 - Boekenfeest 1952 - Gastenboek 1952 - Het meisje met de grote voeten 1953 - Bloemlezing (compilatieprogramma) 1953 - In de winckel van Sinckel 1954 - Waar de blanke top der duinen 1955 - Huis tuin en keuken 1957 - À la carte 1959 - Rim Ram Een beroemde creatie van Sonneveld is Willem Parel, zoon en kleinzoon van een orgeldraaier en tevens voorzitter van het En-pé-gé, het Nederlands Parel Genootschap. In het begin schreef Sonneveld zelf nog de teksten voor zijn personage, maar al snel werd dit overgenomen door Eli Asser. Met Willem Parel beleefde hij grote successen in het VARA-radioprogramma 'Showboat' in het begin van de jaren 50. Parel sprak meeslepend over het orgeldraaien in het algemeen en de sexuele problemen van de orgeldraaier in het bijzonder. Na een paar jaar kreeg Sonneveld een hekel aan zijn creatie, maar hij wist dat Willem Parel erg populair was. Van het zingen van chansons kon Sonneveld niet leven. In 1955 kreeg Willem Parel zijn eigen film onder de titel Het wonderlijke leven van Willem Parel. In de film rekent de persoon Sonneveld voorgoed af met het fictieve personage Willem Parel. Na de film heeft Sonneveld zijn personage dan ook nooit meer tevoorschijn gehaald.
    Nadat Sonneveld in Amerika de musical My Fair Lady had gezien wist hij het zeker: hij wilde deze musical naar Nederland halen. Zoals hij altijd al gedaan had, wilde hij aanvankelijk artiesten in de musical laten spelen die hij graag naast zich had. Maar Conny Stuart voelde zich te oud voor de rol van Eliza (Stuart was al over de 40) en de stem van Lia Dorana was te laag. Wel kreeg hij het voor elkaar dat Friso Wiegersma het decor mocht ontwerpen en zijn andere levenspartner, Huub Janssen, de vertaling mocht doen. Echter, de vertaling van Janssen werd door de producenten afgekeurd, waarna de jonge Groninger student Seth Gaaikema het mocht doen. De musical ging in première op 1 oktober 1960 in Rotterdam en kreeg lovende recensies. De laatste voorstelling was op 30 november 1962. Sinds de première hebben meer dan 750 000 mensen de voorstelling gezien.
    Tijdens het spelen van de rol van Professor Higgins in de musical My Fair Lady werkte Sonneveld aan zijn eigen show. Helemaal alleen het podium op heeft hij nooit gewild, vandaar dat hij de actrice Marijke Merckens aan zijn zijde nam. In eerste instantie zou ook actrice Riek Schagen aan de show meedoen, maar haar werd tijdens repetities al de deur gewezen. In het tweede seizoen van de voorstelling werd de rol van Merckens overgenomen door Marijke Philips.
    Een avond met Wim Sonneveld ging op 1 januari 1964 in Amsterdam in première en het programma werd meteen goed ontvangen. Dit kwam mede door de tekstschrijvers die voor hem werkten. Teksten zijn onder andere van Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt, Michel van der Plas en Jacques van Tol. Sonnevelds levenspartner Friso Wiegersma schreef ook een paar nummers voor de show. Nikkelen Nelis (de straatzanger), het bekendste nummer uit die show, is van zijn hand. De muzikale leiding was in handen van Harry Bannink.
     Goedenavond (tekst Wim Sonneveld)  Mijn vader heeft het nooit begrepen (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Waar is de fim (tekst Wim Sonneveld)  Ouder worden (tekst Simon Carmiggelt)  Water bij de wijn (tekst Annie M.G. Schmidt)  U hebt vitamine c nodig (tekst Wim Sonneveld)  Zij kon het lonken niet laten (Nikkelen Nelis) (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Kondig me aan! (tekst Wim Sonneveld)  Zegt u maar Willem (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Leuk voor later (de bandrecorder) (tekst Annie M.G. Schmidt)  Croquetten (tekst Simon Carmiggelt)  Ome Thijs (de voetbalpool) (tekst Jacques van Tol) na de pauze:  Introductie/over mannen en vrouwen (tekst Wim Sonneveld)  Annemarie (tekst Wim Sonneveld, muziek Gaby Verlor)  Gerrit (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  De huwelijksreis (tekst Jean Sean, muziek Lionel Daunais)  Dag man achter het loket (tekst Wim Sonneveld)  Tearoom-tango (tekst Michel van der Plas, muziek Harry Bannink)  De Lodewijkentijd (tekst Friso Wiegersma, muziek Wolfgang Amadeus Mozart)  Hurken en lurven (tekst Wim Sonneveld)  Flink zijn (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Irving Berlin)  Margootje (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Wim Sonneveld, arr. Harry Bannink)  Frater Venantius (tekst Michel van der Plas, muziek Harry Bannink)  Ik zou nooit iets anders willen zijn (tekst Wim Sonneveld en Jacques van Tol, muziek Wim Sonneveld)
    Drie jaar na de première van zijn programma kwam Sonneveld met een opvolger. Om te voorkomen dat het programma te veel op zijn voorganger zou lijken, nam Sonneveld geen assistent naast zich, maar een actrice van naam, Ina van Faassen. Voor Van Faassen betekende deze voorstelling de doorbraak bij het grote publiek; voorheen speelde ze uitsluitend toneelrollen. Ook dit programma werd goed ontvangen door de pers. Sonneveld schreef veel nummers zelf, maar deed ook een beroep op tekstschrijvers als Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt, Michel van der Plas en Friso Wiegersma. Een van Sonnevelds bekendste liedjes, het door Wiegersma geschreven Het dorp, zat in deze show.  Wim Sonneveld en Ina van Faassen  Wim (tekst Wim Sonneveld)  Ina (tekst Wim Sonneveld)  't Is voor je bestwil (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Jan Blok)  Anna stond te wachten (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  Toneel (tekst Wim Sonneveld)  Moeder (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Kijk, we zijn gelijk (duet) (tekst Guus Vleugel, muziek Harry Bannink)
     De jongens (tekst Simon Carmiggelt)  Huwelijksadvertentie (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Jan Blok)  Beppie ('Want ik heb iets') (duet) (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld) na de pauze:  Na de pauze  Deze vrouw (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  Over vrouwen (tekst Simon Carmiggelt)  Josefien (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  Het dorp (tekst Friso Wiegersma, de muziek is van Jean Ferrat: La Montagne)  Kunstmatige inseminatie (tekst Annie M.G. Schmidt)  Donderdag de tiende (tekst Annie M.G. Schmidt)  Ballade voor alleman (tekst Michiel v/d Plas, muziek Harry Bannink)  Zo hoort het ook (tekst Friso Wiegersma)  Opa (tekst Simon Carmiggelt)  Kun je nog zingen (volksliederenminnaars) (tekst Michiel v/d Plas, muziek Harry Bannink)  Het kerkhof te Munster  Aardappelsamba  Schaatsenrijden  Eten (tekst Wim Sonneveld, muziek Harry Bannink)  Laten we lief zijn (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Harry Bannink)  Ik zou nooit iets anders willen zijn (tekst Wim Sonneveld en Jacques van Tol, muziek Wim Sonneveld)
    In wat zijn laatste theatershow zou worden, wilde Sonneveld zich verjongen. Het waren de jaren 70 en het cabaret van Freek de Jonge en Bram Vermeulen, Ivo de Wijs en Don Quishocking vierde hoogtij. Eerst durfde Sonneveld geen nieuwe show meer te maken, bang dat zijn show 'ouderwets' zou zijn, maar hij liet zich uiteindelijk toch overhalen. Voor de zekerheid nodigde hij de jongere Willem Nijholt en Corrie van Gorp aan zijn zijde op te treden. Met de keus van Nijholt en Van Gorp dacht Sonneveld zich weer een stuk jonger te voelen. Aanvankelijk leek dit ook zo voor het publiek, maar Sonneveld moest per avond drie maal een nieuw overhemd aantrekken omdat hij zo druk in de weer was. En telkens als hij even een stukje 'vrij' had in de show, lag hij in zijn kleedkamer uit te rusten op een stretcher, en hij klaagde ook vaak over zijn hart. Later bleek dat deze show te veel voor hem was. De voorstelling ging op 20 februari 1971 in het Nieuwe de la Mar Theater in Amsterdam in première. Het programma was weer voorzien van teksten van de bekende schrijvers, dus daarin was weinig verschil met andere jaren. Er waren ook twee tekstbijdragen van Jaap van de Merwe toegevoegd, waarvan een met scherpe kritiek op 'Latijns-Amerika', wat vreemd was in de show, aangezien Sonneveld nooit politiek cabaret maakte. De muzikale leiding was in handen van Ruud Bos.  Wim Sonneveld met Willem Nijholt en Corrie van Gorp  Dit wordt een avond (tekst Wim Sonneveld)  Oh oh oh (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Daar ben je mooi klaar mee (tekst Wim Sonneveld)  Wees een clown (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Good evening folks  Waar heb ik u meer gezien (tekst Wim Sonneveld)  Niet goed bij d'r verstand (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Vliegen (tekst Wim Sonneveld)  Sterreclame (tekst Wim Sonneveld)  Telefoneren (tekst Wim Sonneveld)  Op losse schroeven (Michel van der Plas/Frans Halsema, muziek Harry Bannink)  Latijns Amerika (tekst Jaap van de Merwe, muziek Ruud Bos)  Stalmeester (tekst Michel van der Plas)
     Een mens wil d'r wel es gelukkig zijn (Michel van der Plas, muziek Harry Bannink) na de pauze:  Waar heb ik u meer gezien (tekst Wim Sonneveld)  Ballade van het leven en de dood (tekst Jaap van de Merwe, muziek Ruud Bos)  Dames die niet willen deugen (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Een simpel liedje (tekst Friso Wiegersma)  Ook op zondag (tekst Friso Wiegersma)  Lieveling (tekst Friso Wiegersma, muziek Ruud Bos)  Carolien (tekst Friso Wiegersma, muziek Ruud Bos)  Dat wij verschillen van elkaar (tekst Jean Sean)  De gulle lach (tekst Simon Carmiggelt)  Introductie  Moeder, ik wil bij de revue (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  De dagsluiter (tekst Michel van der Plas)  Ik zou nooit iets anders willen zijn (Wim Sonneveld)
    Het wonderlijke leven van Willem Parel Nog één keer wilde Sonneveld het succesnummer van stal halen. Het medium film oefende een grote aantrekkingskracht op hem uit en met het typetje Willem Parel zag hij de mogelijkheid een film te gaan maken. Het verhaal begon met de aankondiging dat Parel zou verdwijnen. Daarop kreeg Sonneveld, na een voorstelling in het Nieuwe de la Mar-theater, in de kleedkamer bezoek van Willem Parel die zich niet zomaar liet verdrijven. De rest van de film bestond uit acties van de orgeldraaier en zijn genootschap. Sonneveld liep rond als de keurige, gekwelde cabaretier en Parel had overal het hoogste woord. Hij ging verhaal halen bij het benepen bestuur van de radio-omroep - een treffende parodie op de VARAleiding - en bracht met zijn volkse vrolijkheid opschudding teweeg bij een deftig feestje aan de Apollolaan, symbool van de bekaktheid in de jaren vijftig. In samenwerking met de regisseur Gerard Rutten werd de rolverdeling bepaald. Hans Kaart kreeg de tweede hoofdrol. Joop Doderer en Albert Mol speelden mee als leden van het genootschap. Eigenlijk was er ook voor Conny Stuart een rol als deftige dame van de Apollolaan beschikbaar, maar zij voelde niets voor de riskante filmplannen, zodat deze rol naar hoorspelactrice Péronne Hosang ging. Ook een nog jonge Rijk de Gooyer is erin te zien.
    In 1956 vertrok Sonneveld voor enige tijd naar Amerika om daar aan de slag te gaan als filmacteur. Hij speelde er in de televisiethriller The Pink Hippopotamus. In 1957 speelde hij naast Fred Astaire in de film Silk Stockings en in de film Wasp End. Van Astaire kreeg Sonneveld de Genesiuspenning. Na de dood van Sonneveld schonk Huub Janssen deze aan Jos Brink. Doe es wat meneer Sonneveld Terwijl Sonneveld bezig was met My Fair Lady wilde hij ook graag iets anders ondernemen met dezelfde mensen. Hij dacht aan een televisieshow. Sonneveld stapte naar Thijs Chanowski, een televisieregisseur die net weg was gegaan bij de AVRO. Sonneveld zei dat hij zijn cabaretprogramma weleens voor de televisie zou willen doen en of Chanowski het wilde produceren en aan een omroep naar keuze aanbieden. In de zomer van 1962, in Frankrijk, werden de eerste plannen gesmeed voor de show die Doe es wat, meneer Sonneveld zou heten. Huub Janssen speelde als tekstschrijver een voorname rol. Voor de regie werd Jason Lindsey benaderd. De meeste scènes kwamen uit eerdere
    cabaretprogramma's, de meeste liedjes waren nieuw. Een zwoele nacht in Krimpen aan den IJssel bijvoorbeeld, dat een vertaling is van Un clair de lune à Maubeuge. De show werd uitgezonden op 5 december 1962, vijf dagen na de allerlaatste voorstelling van My Fair Lady. Het succes was zo groot dat er werd besloten tot een herhaling in de oudejaarsnacht. Terwijl half Nederland ervan sprak, zat Sonneveld in Frankrijk. De meeste aandacht trok Catootje, een liedje dat Sonneveld in 1954 al in het theater heeft gebracht.
    Doe es wat meneer Sonneveld Zeg boer, waar is je vrouw? (traditioneel) Paramaribo (Ik heb ze) (tekst Wim Sonneveld) Drie schuintamboers (traditioneel) Katootje (traditioneel, tekst Jean Senn) Blindedarmoperatie (tekst Wim Sonneveld) Er is hongersnood in India (tekst Wim Sonneveld) Zo heerlijk rustig (la chansonette) (tekst en muziek M. Philippe-Gerard, Jean Dréjac, vertaling Jean Senn) Luchtkastelen (tekst en muziek Louis Davids, Jacques van Tol) Een zwoele nacht in Krimpen aan den IJssel (Un clair de lune à Maubeuge) (tekst en muziek P. Perin, CL. Blondy, vertaling Jean Senn) Huis-, tuin- en keukenliedje (tekst Jean Senn, muziek Jan Blok)
    In mei 1963 volgde de tweede televisieshow. Hoewel deze show goede kijkcijfers had overtrof hij het succes van de eerste televisieshow niet.
    Blijf in Holland (tekst en muziek Guus Vleugel De regentessen In 't groene dal/ Is 't waarachtig? De ober Zij was een mooie meid (tekst Friso Wiegersma) Come to the bollenfields Dora Mijn discotheek Welterusten (tekst Annie M.G. Schmidt) Ja zuster, nee zuster Op eigen verzoek aan schrijfster Annie M.G. Schmidt mocht Sonneveld een gastrol spelen in de populaire televisieserie Ja zuster, nee zuster, met teksten van Schmidt en liedjes van Harry Bannink. De hoofdrollen waren voor Hetty Blok als zuster Klivia en Leen Jongewaard als Gerrit/Opa. Vanaf het begin was de serie een succes en ook alle liedjes vonden gretig aftrek op de lp's. Geen wonder dat sommige bekende Nederlanders stonden te dringen voor een gastrol in de serie. Sonneveld speelde drie rollen in de aflevering genaamd 'De Pruiselaars', waarin hij te gast was. Het bekendst is zijn rol als opa Arie Pruiselaar sr. Samen met Leen Jongewaard, als opa van Gerrit, zingt hij het duet In een rijtuigie. dat uit zou groeien tot een klassieker. Andere bekende liedjes uit de aflevering zijn Op de step en De kat van ome Willem.
    In het najaar van 1973 ging Op de Hollandse toer, de laatste film van Sonneveld, in première. Sonneveld had een familiefilm voor ogen, maar het werd een complete flop. Critici boorden de film de
    grond in en er kwam te weinig publiek om uit de kosten te komen. Sonneveld speelde in de film reisleider Robbie, die een groep toeristen moest rondleiden in Nederland. Ook Adèle Bloemendaal en Joop Doderer vertolkten een grote rol.
    Bekende typetjes
     Willem Parel  Nikkelen Nelis de straatzanger  Frater Venantius
    Bekende conferences
     Opa  De stalmeester  Het centraalstation  Dag man achter het loket  De jongens  Croquetten
    Bekende liedjes  "Aan de Amsterdamse grachten"  "De kat van ome Willem"  "Het dorp"  "Catootje"  "Margootje"  "Tearoom-tango"  "Zo heerlijk rustig"  "Daar is de orgelman"  "In een rijtuigie"
    In het theaterseizoen 2009/2010 draaide Sonneveld Voor Altijd!; een muzikale theatershow, geproduceerd door Noord West Productions in samenwerking met OpusOne Theaterproducties. De première was op 23 november 2009 in de Schouwburg te Amstelveen. Frits Sissing, Trudy Labij, Syb van der Ploeg, Suzan Seegers en Roberto de Groot zorgden met een live-orkest voor een voorstelling waarin Wim Sonnevelds veelzijdigheid als cabaretier en zanger centraal stond. Andere medewerkers waren: Jan Aarntzen - kostuum- en decorontwerp Eddy Habbema - regie Frans Schraven - choreografie Aan de Amsterdamse grachten is door velen gecoverd, zoals Harry Slinger, Cor Steyn, Purper, Tante Leen, Flairck, Louis Dusee, Louis Neefs, André Rieu, Manke Nelis, Leoni Jansen en Dick Bakker. Met dit lied wordt ook het jaarlijkse Prinsengrachtconcert in Amsterdam afgesloten. Op 11 oktober 1957 interviewde Sonneveld voor het televisieprogramma Mensen, dingen en nu de Amerikaanse actrice Jayne Mansfield. Catootje stond in maart 1963 op de eerste plaats van de maandelijkse hitparade van Muziek Parade In 1985 plaatste de gemeente Utrecht het beeld Nikkelen Nelis van beeldhouwer en vriend Johan Jorna bij de Wim Sonneveldschool aan de Franz Schubertstraat. In 2013 is het beeld verwijderd vanwege de sloop van de school. Het wordt waarschijnlijk herplaatst op de J.P. Coenstraat.
    Wim Sonneveld is een van de vele cabaretiers die gesampled werd op het Osdorp Posse album Tegenstrijd (2003). Aan het begin van de track Beats en Rijms wordt zijn Huis, tuin en keukenliedje (1955) gesampled. In 2004 eindigde Sonneveld op de 60e plaats in de verkiezing van de grootste Nederlander. In het DeLaMar-theater in Amsterdam is er een theaterzaal naar hem vernoemd. In 2012 zond Omroep MAX de 8-delige televisieserie Moeder, ik wil bij de Revue uit. De serie, die zich afspeelt in de jaren vijftig, is vernoemd naar een liedje van Sonneveld en ook in de serie werden liedjes van Sonneveld gebruikt. In 2013 start de opvoering van de musical Sonneveld. De musical wordt geproduceerd door Albert Verlinde Entertainment. Tony Neef vertolkt de rol van Sonneveld en Mariska van Kolck die van Conny Stuart. De regie is in handen van Eddy Habbema en het script kwam van Pieter van de Waterbeemd. Op 24 mei 2015 werd in Schin op Geul een door Nelly Vincken gemaakt bronzen beeld van Wim Sonneveld als Frater Venantius geplaatst aan de Breeweg.
    Sinds 1988 wordt jaarlijks de Wim Sonneveldprijs uitgereikt aan het beste kleinkunsttalent op het Amsterdams kleinkunstfestival.. Bij een radio-uitzending was het in de studio nogal druk en de floor-manager of regisseur riep: "Uit de weg, ik kan geen flikker zien!" Een van de omstanders gaf hem een trap tegen de schenen, wegens de homoseksuele geaardheid van Sonneveld. Deze stond echter fijntjes te lachen.[1] 1956 - Ssst... Wim Sonneveld Zingt - 10"-lp - PHILIPS - P 10085 R 1959 - Sonneveld Zingt Davids - 10"-lp - PHILIPS - P 10922 R 1960 - My Fair Lady - 12"-lp - PHILIPS - mono P 08051 L / stereo 840 318 PY 1963 - Doe 'ns Wat, Meneer Sonneveld - Wim Sonneveld tv Show - 10"-lp - PHILIPS - P 600 383 R 1965 - Een Avond Met Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - P 12964 L 1966 - Wim Sonneveld Zingt - 12"-lp - PHILIPS - XPL 655 006 1967 - Sonneveld Op Z'n Best - 12"-lp - PHILIPS - 844 042 PY 1968 - 15 Jaar Op De Plaat - 4 12"-lp's - PHILIPS - E72 BG 400 - 844 075/6/7/8 PY 1969 - Wim Sonneveld En Ina Van Faassen - 12"-lp - PHILIPS - 844 088 PY 1969 - Wim Sonneveld En Ina Van Faassen Opgenomen In De Kns Te Gent Bij De 500Ste Voorstelling - 12"-lp - PHILIPS - 849 003 PY 1970 - Conferences - 12"-lp - PHILIPS - 6314 007 1971 - Wim Sonneveld Met Willem Nijholt En Corrie Van Gorp - 12"-lp - PHILIPS - 6423 020 1972 - Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 6423 039 1973 - Hoogtepunten Uit De Film Op De Hollandse Toer - 12"-lp - PHILIPS - 6830 163 1974 - 24 Gouden Bladzijden Uit Wim Sonneveld's Liedjesalbum - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6677 005 1974 - Willem Duys' Muziekmozaïek - 10 Maart 1974 - 12"-lp - PHILIPS - 6499 990 1974 - Wim Sonneveld - Complete Discografie - 11 12"-lp's - PHILIPS - 6641 198 1974 - De Beste Van Wim Sonneveld, Story Presenteert: - 12"-lp - PHILIPS - 6830 184 1975 - Wim Sonneveld Als Willem Parel - Rood Met Een Goud Randje 1 - 12"-lp - VARAGRAM - 42 / 6810 755 1976 - 24 Gouden Bladzijden Uit Sonneveld's Liedjesalbum, Deel 2 - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6677 060 1977 - Cabaret - Vandaag Gisteren Morgen 2 - Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 9286 788 1978 - Cabaret Wim Sonneveld - Historische Theateropnamen 1948-1959 - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6629 009 1978 - Het Beste Van Wim Sonneveld - Liedjes En Conferences - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6629 014 1979 - Nog Niet Eerder Uitgebrachte Opnamen Uit De VARA-Radio-Serie 'Haal Het Doek Maar Op' - 12"-lp - PHILIPS - 6410 766 1981 - 16 Gouden Bladzijden Uit Wim Sonneveld's Conferencealbum - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6624 052
    1982 - Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 6375 466 1983 - Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 812 344 1 1984 - Ter Herinnering Aan Wim Sonneveld (1917-1974) - 2 12"-lp's - PHILIPS - 818 693 1 1984 - Daarom Breng Ik Bloemen Voor Je Mee - Liedjes En Conferences Uit Zijn Cabaretprogramma's Waar De Blanke Top (1955) En Huis, Tuin En Keuken (1956) - 12"-lp - VARAGRAM - 4166 1984 - Liedjes En Conferences - cd - PHILIPS - 824 445 2 1985 - 'n Herinnering Aan Wim Sonneveld - 2 12"-lp's - ARCADE - ADEH 188 1987 - De 20 Mooiste Liedjes - cd - PHILIPS - 832 339 2 1989 - Discografie - 7 cd's - MERCURY - 838 466 2 1994 - Haal Het Doek Maar Op - Hoogtepunten Uit Zijn Theatershows - 2 cd's - MERCURY - 522 432 2 1998 - Het Dorp - cd - ROTATION - 558 513 2 1999 - Nikkelen Nelis - cd - ROTATION - 546 563 2 1999 - Wim Sonneveld Voor Altijd - 3 cd's - NIKKELEN NELIS - NN 500 300 2 1999 - Wim Sonneveld Op De Radio - cd - VARAGRAM - 847 424 2 2000 - The Star Collection - cd - UNIVERSAL - 548 111 2 2000 - Het Beste Van Wim Sonneveld - 2 cd's - MERCURY - 542 404 2 2002 - Tearoom-tango - 2 cd's - ROTATION - 666 392 2005 - Wim Sonneveld op zijn best - 2 dvd's - Universal - 983 665 5 2009 - De Keuze Van Annie De Reuver - cd - WETON WESGRAM - NN 019 1953 - Elle Était Douce / Matelot - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17161 H 1954 - Daar Is De Orgelman (Het Lied Van Willem Parel) / Een Cent - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17294 H 1955 - De Wonderen Zijn De Wereld Nog Niet Uit (Uit De Joop Geesink's Produktie Het Wonderlijke Leven Van Willem Parel) / Poen! - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17403 H 1956 - De Koningin Van Lombardije / Marjolijne - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17695 H 1957 - Sonneveld Zingt: Van Muizen, Mensen En ... - MUSICARD 1958 - Wim Sonneveld Zingt...: Ik Heb Zo Vaak Aan Amsterdam Gedacht + Huis-, Tuin- En Keukenliedje / Ik Ben M'n Petje Kwijt (Waar Is M'n Petje?) + Thérèse - 7"-ep - PHILIPS - 422 246 PE 1958 - Verliefd Op Juffrouw Van Dam + Marjolijne / De Koningin Van Lombardije + Liedje Met Bloemen - 7"-ep - PHILIPS - 422 292 PE 1960 - Aan De Amsterdamse Grachten / Carolientje (Uit Rim Ram) - 7"-single - PHILIPS - 318 357 PF 1960 - Sonneveld Zingt Davids: Week-End In Scheveningen + Het Hondje Van Dirkie / Naar Buiten + Weet Je Nog Wel Oudje - 7"-ep - PHILIPS - 422 474 PE 1961 - Het Hondje Van Dirkie / Weet Je Nog Wel Oudje - 7"-single - PHILIPS - 318 548 PF 1961 - Een Cent / Verliefd Op Juffrouw Van Dam - 7"-single - PHILIPS - 318 632 PF 1962 - Een Zwoele Nacht In Krimpen Aan De IJssel / Zo Heerlijk Rustig - 7"-single - PHILIPS - 318 828 PF 1962 - Wim Sonneveld Interviewt Godfried Bomans / Mijn Discotheek - 7"-single - CCGC - PR 300 1962 - Aan De Amsterdamse Grachten: Aan De Amsterdamse Grachten + Carolientje (Uit Wim Sonneveld's Cabaret Rim Ram) / Daar Is De Orgelman (Het Lied Van Willem Parel) + Een Cent - 7"-ep - PHILIPS - 433 127 PE 1962 - Zo Heerlijk Rustig: Een Zwoele Nacht In Krimpen Aan De IJssel + Luchtkastelen / Huis-, Tuin- En Keukenliedje + Zo Heerlijk Rustig - 7"-ep - PHILIPS - 433 138 PE 1962 - Wiege-Walsje Voor De Zakenman - 7"-FD - BLIKMAN & SARTORIUS 1963 - Catootje / Drie Schuintamboers - 7"-single - PHILIPS - 314 064 RF 1964 - Frater Venantius, Deel 1 / Frater Venantius, Deel 2 - 7"-single - CCGC - P 600 1965 - Het Spaanse Graan (The Rain In Spain) / Ik Voel, Dat Ik Haar Mis (I've Grown Accustomed To Her Face) - 7"-single - PHILIPS - JF 327 797 1965 - Margootje / Annemarie - 7"-single - PHILIPS - JF 327 934
    1965 - Er Was Eens 'n Tuinder In Amstelveen / Maria Kwam Er Te Bethlehem Aan - 7"-single - PHILIPS - JF 327 941 1965 - Nikkelen Nelis / Ome Thijs - 7"-single - PHILIPS - JF 327 948 1965 - Kerstmis... Oud En Nieuw: Nu Zijt Wellekome + Er Is Een Kindeke Geboren / Maria Kwam Er Te Bethlehem Aan + Er Was Eens Een Tuinder In Amstelveen - 7"-ep - PHILIPS - 433 312 PE 1966 - Een Avond Met Wim Sonneveld: Kroketten (Conference) / Dag Man, Achter Het Loket (Conference) - 7"-ep - PHILIPS - 433 322 PE 1966 - Tearoom-tango / Gerrit - 7"-single - PHILIPS - JF 327 969 1966 - Uit Een Avond Met Wim Sonneveld: Tearoom-tango + Nikkelen Nelis / Margootje + Gerrit - 7"ep - PHILIPS - 433 337 PE 1967 - Een Extra Kick Van Wim Sonneveld 1: Pim De Pompbediende - 7"-single - GULF - 110 922 F 1967 - Een Extra Kick Van Wim Sonneveld 2: Pim De Pompbediende - 7"-single - GULF - 110 923 F 1967 - Een Extra Kick Van Wim Sonneveld 3: Pim De Pompbediende - 7"-single - GULF - 110 924 F 1967 - Het Lied Van Zwarte Leentje / Onze Kat - 7"-single - PHILIPS - JF 333 870 1967 - Het Hondje Van Dirkie / Naar Buiten - 7"-single - PHILIPS - JF 333 905 1968 - De kat van ome Willem / Op de step - 7"-single - PHILIPS - JF 333 946 1968 - Mooi Amsterdam / Kobie - 7"-single - PHILIPS - JF 333 960 1969 - Josefien / Deze Vrouw - 7"-single - PHILIPS - JF 336 045 1970 - Het Dorp / Wat Moet Ik Doen Zonder Jou - 7"-single - PHILIPS - 6012 019 1971 - Moeder, Ik Wil Bij De Revue / De Appelboom (Le Chevalier De Paris) - 7"-single - NIEUWE REVU - 6802 017 1972 - Het Dorp / Deze Vrouw - 7"-single - PHILIPS - 6012 260 1972 - Josefien / Loflied Op Dora - 7"-single - PHILIPS - 6012 261 1973 - Stalmeester / Moeder, Ik Wil Bij De Revue - 7"-single - PHILIPS - 6012 306 1974 - Waar Benne De Bene / Nooit Meer Stil - 7"-single - PHILIPS - 6012 396 1974 - Het Dorp / Zo Heerlijk Rustig - 7"-single - PHILIPS - 6012 433 1982 - Het Dorp / Aan De Amsterdamse Grachten - 7"-single - PHILIPS - 6017 268







    28-06-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1577 p.p.rubbens

    28 juni 1577 p.p.rubbens Peter Paul Rubens (Siegen of Antwerpen[], 28 juni 1577 – Rubens' vader Jan Rubens was advocaat en bekleedde van 1562 tot 1568 in Antwerpen een schepenambt. Zijn moeder was Maria Pypelinckx en kwam uit een vooraanstaande familie. In 1568 week het gezin uit naar Keulen omdat ze als Calvinisten in hun thuisland vervolging vreesden.[2] Nadat Peter Pauls vader werd aangesteld als juridisch adviseur van Anna van Saksen, de tweede vrouw van Willem van Oranje, verhuisde het gezin Rubens in 1570 naar Siegen waar haar hof gevestigd was. Jan Rubens had vervolgens een affaire met Anna van Saksen die tot een zwangerschap leidde. Jan Rubens werd hiervoor opgesloten en liep het risico ter dood veroordeeld te worden. Dankzij de smeekbeden van zijn vrouw kon Jan Rubens na twee jaar de gevangenis verlaten. Na zijn vrijlating werd Jan Rubens een tijd lang verboden het beroep van advocaat uit te oefenen. Dit legde een zware druk op het gezin die pas verlicht werd toen in 1577 het beroepsverbod werd opgegeven na de dood van Anna van Saksen. In deze moeilijke situatie werd in 1574 Philip Rubens geboren, gevolgd in 1577 door zijn broer Peter Paul. In 1578 verhuisde het gezin Rubens naar Keulen waar vader Jan Rubens in 1587 overleed. De weduwe Maria Pypelinckx keerde in 1590 met haar gezin terug naar Antwerpen, waar ze zich opnieuw tot het katholicisme bekeerde.[ Rubens en zijn oudere broer Philip Rubens kregen een humanistische opvoeding in Keulen, en daarna in Antwerpen. Ze studeerden aan de Latijnse school van Rombout Verdonck in Antwerpen, waar ze de Latijnse klassieken leerden kennen. In 1590 dienden de broers om financiële redenen hun scholing af te breken, meer bepaald om een bruidsschat te voorzien voor hun zuster Baldina. Peter Paul ging dan eerst als page dienen bij de hertogin Margaretha de Ligne-Arenberg, wier schoonvader de gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden was geweest. Hij wilde echter een artistieke opleiding volgen en zijn moeder zorgde er dus voor dat hij in de leer kon bij Tobias Verhaecht, die verre familie van haar was.[ Na een jaar bij Tobias Verhaecht in de leer te zijn geweest, studeerde hij twee jaar onder Adam van Noort om ten slotte zijn leer te beëindigen bij Otto van Veen (Otto Venius), een van de leidende schilders van Antwerpen. Hij werd in 1598 opgenomen als meester in het Antwerpse Sint-Lucasgilde. [4] Behalve een in 1597 gedateerd classicistisch portret, dat zich te New York bevindt, kent men alleen onzekere toeschrijvingen van jeugdwerk van voor 1600. Op 9 mei 1600 vertrok hij naar Italië, waar hij beïnvloed werd door de kunst van de Oudheid. In Venetië trad hij, op uitnodiging van een Mantuaans edelman, in dienst van de hertog van Mantua, Vincenzo I Gonzaga tot 1608. In deze periode leerde hij veel van de werken van de kunstschilder Caravaggio kennen. In 1601 reisde hij naar Florence en Rome. Hij maakte er kennis met de Griekse en Romeinse kunst en kopieerde er werken van de Italiaanse meesters. In Rome schilderde hij zijn eerste altaarstuk voor het Santa Helena altaar in de kerk van het Heilig Kruis. Van 1603 tot 1604 verbleef hij in Spanje. Hij ging er op diplomatieke missie in opdracht van de hertog van Mantua. Aan het hof van koning Filips III leverde hij verschillende geschenken. Hij beleefde er de confrontatie van de Spaanse kunst met de Venetiaanse werken van Titiaan in Madrid. In opdracht van de Hertog van Lerma schilderde hij de dertiendelige reeks der Apostelen en een Christusfiguur, alsook een schilderij van zijn opdrachtgever gezeten op diens paard. In oktober 1608 keerde hij terug naar de Spaanse Nederlanden en werd daar in 1609 benoemd als hofschilder van de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje. Hij bleef in Antwerpen wonen en trouwde er op 3 oktober van datzelfde jaar met Isabella Brant. In 1611 werd hun eerste dochter geboren, Clara Serena, die jong overleed in 1623. In 1614 werd een zoon Albert geboren en in 1618 kreeg het echtpaar een tweede zoon, Nicolaas.[ Als gevolg van het Twaalfjarig Bestand in de Nederlanden tijdens de periode 1609-1621 steeg de welvaart in Antwerpen, waardoor Rubens snel verschillende opdrachten kreeg. In 1610 richtte hij het grote pand aan de Wapper, dat nu nog altijd het Rubenshuis heet, in als atelier met een aantal knapen en leerjongens. De meester zelf schilderde vaak bij portretten alleen het gezicht en de handen; de rest was na een grove schets voor de knapen, zo kon de meester aan hoog tempo vele opdrachten aanvaarden. Afbeeldingen van dieren liet hij over aan Frans Snyders die in Rubens' atelier werkte,
    maar ook op zelfstandige basis opdrachten mocht aanvaarden. De productiviteit van de meester was verbazingwekkend. Rubens schilderde tussen 1621 en 1625 24 schilderijen voor het Palais du Luxembourg, zijn grootste opdracht ooit, die historisch-allegorisch de levensloop van koningin Maria de' Medici uitbeelden. In 1626 overleed zijn vrouw Isabella Brant. In een brief aan de geleerde Pierre Dupuy gaf hij datzelfde jaar uiting aan zijn gevoelens: Ik heb werkelijk een uitmuntende gezellin verloren, die men met recht en rede kon, ja moest liefhebben, omdat zij geen enkele vrouwelijke ondeugd bezat; zij was niet grillig of zwak, maar zo goed en zo oprecht. Tijdens haar leven was zij om haar deugden bemind en na haar dood beweend door iedereen. Een dergelijk verlies kost immens veel verdriet. Alleen de tijd kan deze wonde helen.[] Rubens genoot het volste vertrouwen van de landvoogdes Isabella en kreeg meerdere diplomatieke opdrachten en missies te verwerken. Aldus kwam hij weer in Spanje en Engeland terecht. De werken van Titiaan en de bewondering van de Hertog van Buckingham stimuleerden de kunstenaar. Rubens was 53 jaar toen hij, terug uit Engeland, in 1630 hertrouwde met zijn 16-jarige nicht Hélène Fourment. Naar aanleiding van dit tweede huwelijk schreef hij in 1634 het volgende aan de Franse geleerde Nicolas-Claude Fabri de Peiresc: Ik besloot te trouwen omdat ik vaststelde dat ik nog niet geschikt was voor het celibaat. Ik koos een jonge vrouw uit een fatsoenlijke, maar burgerlijke familie, hoewel iedereen mij aanraadde een vrouw van adel te nemen. Maar ik vreesde de hoogmoed, de algemene kwaal van de adel, zeker bij vrouwen. Daarom koos ik een meisje dat niet zou blozen wanneer zij me mijn penselen zag nemen. Om eerlijk te zijn, leek het me hard om de kostbare schat van de vrijheid te verliezen in ruil voor de omhelzingen van een oude vrouw.[] In 1632 werd zijn dochter Clara Johanna geboren, in 1633 zijn zoon Frans. In 1635 kreeg hij nog een dochter, Isabella Helena, en in datzelfde jaar kocht hij Kasteel Het Steen in Elewijt. Het gelukkige gezinsleven op het platteland begunstigden zijn kunst als landschapsschilder. In 1636 werd zijn zoon Peter Paul geboren. Lijdend aan jicht stierf Rubens op 30 mei 1640 in het Rubenshuis te Antwerpen. Zes weken voor zijn dood schreef hij het volgende aan de beeldhouwer Frans Duquesnoy: Indien mijn leeftijd en jicht me er niet van weerhielden, zou ik naar Rome reizen om met eigen ogen van dit werk te genieten en de volmaaktheid ervan te bewonderen. Ik hoop niettemin u weer tussen ons te zien, zodat ons geliefde land op een dag zal schitteren door uw prachtige werken.[ Rubens ligt samen met zijn familie begraven in een grafkapel in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen. Boven zijn graf prijkt een beeld van Maria van de hand van zijn leerling Lucas Faydherbe, beeldhouwer in Mechelen en architect, die gedurende de laatste drie jaren van Rubens' leven woonde en werkte in diens atelier aan de Wapper, waar hij uitgroeide tot Rubens' vertrouweling. Maria's hart is met een zwaard doorboord. Dit verwijst naar de naam van de kapel: kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten. Boven het altaar van zijn grafkapel bevindt zich een werk van zijn hand: Madonna omringd door heiligen, dat uit de private kunstcollectie van Rubens kwam en hij daartoe voorbestemde.
    De stijl van Rubens behoort tot de Antwerpse School uit de vroege 17e eeuw. Rubens' oeuvre wordt gekenmerkt door de triomfalistische contrareformatorische barok. Rubens is waarschijnlijk de belangrijkste vertegenwoordiger van de Vlaamse barok, alhoewel hij duidelijk een Italiaanse invloed onderging.[9] Sommige van zijn portretten hebben trekjes van het absolutisme, maar veel exvoto's blijven toch trouw aan hun Vlaamse aard. Rubens genoot een goede opleiding bij zijn leermeester en kende de knepen van het vak. Alles werd tot in detail voorbereid, veel studies en tekeningen getuigen hiervan. Uit de gedetailleerde schetsen die nog bewaard zijn gebleven kan worden geconcludeerd dat schilderijen in fasen werden afgewerkt. Zie ook: Olieschets Het schilderij van de allegorie van De Vereniging van Water en Aarde heeft een driehoekige compositie, die vooral wordt versterkt door de drie gezichten aan de bovenkant van het schilderij (de drie hoofden). De basis van de driehoek is echter breder dan het schilderij zelf. Deze wordt gevonden door vanaf het hoofd van de Aarde over de rug van de tijger naar beneden te gaan, en van de knie van Neptunus aan de andere kant.
    Verder zijn er in het schilderij allerlei richtingen zichtbaar. De kijkrichtingen tussen de verschillende personen, de richting van de drietand, het stromende water naar beneden, en de omhoog klauterende tijger aan de linker kant. Verder is de Aarde afgebeeld als naakte Rubensvrouw, naar waarschijnlijk de mode van die tijd, relatief kleine borsten, maar verder goed gevuld met brede heupen. De mannen zijn gespierd, met daarbij de techniek van de verkorting toegepast om diepte en beweging in het schilderij te suggereren. De meeste schilderijen werden voorafgegaan door een kleine olieschets, zo had de meester een idee van de compositie en de kleuren.







    28-06-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1919 einde WO 1

    28 juni 1919 Het Verdrag van Versailles, ook Vredesverdrag van Versailles of Vrede van Versailles genoemd, was een verdrag tussen Duitsland en de Entente en het belangrijkste van de vijf in voorsteden van Parijs in 1919-1920 gesloten verdragen, waarmee de Eerste Wereldoorlog formeel werd beëindigd. De andere vier verdragen hadden betrekking op de Duitse bondgenoten: het Verdrag van SaintGermain met Oostenrijk in september 1919, het Verdrag van Neuilly met Bulgarije in november 1919, het Verdrag van Trianon met Hongarije in december 1919 en het Verdrag van Sèvres met Turkije in augustus 1920. Het Verdrag van Versailles werd op 28 juni 1919 ondertekend, precies vijf jaar na de moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk, na afsluiting van een op 18 januari 1919 te Parijs begonnen geallieerde vredesconferentie. Dit gebeurde in de spiegelzaal van het kasteel van Versailles door vertegenwoordigers van het Duitse Rijk (Johannes Bell, 1868-1949 en Hermann Müller, 1876-1931, beiden minister in het zojuist aangetreden kabinet-Bauer [1] enerzijds en door 26 geallieerde en geassocieerde regeringen anderzijds. De inwerkingtreding was op 10 januari 1920. Het verdrag werd echter niet door de Verenigde Staten, het Koninkrijk Hidjaz (thans bij Saoedi-Arabië) en Ecuador geratificeerd, zodat de formele beëindiging van de oorlogstoestand eerst door het Vredesverdrag van Berlijn tussen de Verenigde Staten en het Duitse Rijk van 25 augustus 1921, het Duits-Saoedische vriendschapsverdrag van 26 april 1929 en het opnieuw aanknopen van de diplomatieke betrekkingen met Ecuador door middel van protocollen en notawisseling (1921-24) plaatsvond. Het in het Verdrag van Versailles als verdragspartner genoemde China had het verdrag niet ondertekend en door een apart verdrag van 20 mei 1921 de oorlogstoestand beëindigd. Costa Rica nam aan de onderhandelingen niet deel en beëindigde de oorlogstoestand bij decreet van 4 februari 1920. Ook Rusland ondertekende het verdrag niet.[ De teksten van het Verdrag van Versailles werden tijdens genoemde geallieerde voorbesprekingen als compromis tussen de regeringsleiders van Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten, respectievelijk Clemenceau, Lloyd George en Wilson (deze laatste had erop aangedrongen dat de geallieerde regeringsleiders persoonlijk aan de onderhandelingen deelnamen) zonder inbreng van Duitse vertegenwoordigers uitgewerkt en op 7 mei 1919 aan de Duitse regering voorgelegd. Duitse schriftelijke tegenvoorstellen die daarop volgden, werden door de geallieerden nagenoeg volledig afgewezen en op 16 juni 1919 beantwoord met een ultimatum om het verdrag binnen vijf dagen te accepteren. Met het oog op het geallieerde dreigement, Duitsland geheel te bezetten en in de hoop op de mogelijkheid tot een spoedige revisie, veranderde de meerderheid van de Nationale Vergadering van de Weimarrepubliek haar aanvankelijk afwijzende houding en stemde na terugtreden van het kabinet-Scheidemann met een meerderheid van 99 afgevaardigden op 22 juni 1919 in met de ondertekening van het verdrag. Het "Dictaat van Versailles" werd in Duitsland als een zware vernedering beschouwd. De bekende Britse econoom John Maynard Keynes, die als topambtenaar de vredesbesprekingen had bijgewoond, waarschuwde indertijd in een boek voor de zijns inziens desastreuze gevolgen van dit vredesverdrag.[ De Britse diplomaat Harold Nicolson, die als adviseur aanwezig was, kon zich niet vinden in de bepalingen van het verdrag en voorzag toekomstige problemen. Ook had hij kritiek op het feit dat de Duitsers nauwelijks werden geraadpleegd. In het dagboek dat hij bijhield noemt hij de herstelbetalingen een grote misdaad en acht hij het hele verdrag immoreel en niet uitvoerbaar. "Als ik de Duitsers was zou ik nooit tekenen".[
    Behalve een aantal toevoegingen en een reeks aanvullende overeenkomsten omvatte het Verdrag van Versailles 440 artikelen in 15 delen. Het was het eerste grote verdrag waarvan de officiële tekst zowel in het Frans als in het Engels was opgesteld .[] De details waren feitelijk al neergelegd in de wapenstilstandsvoorwaarden van Compiègne van 11 november 1918, onder andere het uitleveren van zware wapens, alle onderzeeboten en de Hochseeflotte, het ontruimen van de Linkerrijnoever en het vormen van een neutrale zone op de Rechterrijnoever, en annulering van het Verdrag van BrestLitovsk en de Vrede van Boekarest.
    Deel I van het Verdrag van Versailles bevatte het statuut van een Volkenbond (zonder dat Duitsland in tegenstelling tot de andere ondertekenaars daar lid van mocht worden). Het verdrag zou tevens het eerste deel van het charter van de Volkenbond vormen.
    Door het Duitse Rijk afgestane gebieden Door het Duitse Rijk afgestane gebieden 1. Noord-Sleeswijk: aan koninkrijk Denemarken 2. Posen en West-Pruisen (grotendeels): aan Polen 3. Vrije Stad Danzig 4. Memelland: aan Litouwen 5. Oost-Opper-Silezië: aan Polen 6. Hultschiner landje: aan Tsjecho-Slowakije 7. Elzas-Lotharingen: aan Frankrijk 8. Eupen en Malmedy: aan België In de delen II en III waren de nieuwe grenzen van Duitsland vastgelegd. Duitsland moest onmiddellijk een aantal gebieden afstaan: Elzas-Lotharingen aan Frankrijk en delen van Posen en West-Pruisen aan Polen (de Poolse Corridor). Danzig kreeg een speciaal statuut onder gezag van de Volkenbond: de Vrije Stad Danzig. Van nog een aantal Duitse gebieden werd de bestemming bepaald door volksraadplegingen. Overigens wilde president Wilson van de VS aanvankelijk dat de bevolkingen van alle door Duitsland afgestane gebieden zelf zou mogen kiezen bij welk land ze zich wilden aansluiten maar dat werd tegengehouden door vooral Frankrijk dat vreesde dat dan wellicht Elzas-Lotharingen bij Duitsland zou blijven. Zo ging Eupen-Malmedy uiteindelijk naar België. Delen van Oost-Pruisen bleven uiteindelijk bij Duitsland. Van Opper-Silezië ging een oostelijk deel naar Polen, een klein deel naar de nieuwe staat TsjechoSlowakije. Van Sleeswijk-Holstein ging Noord-Sleeswijk naar Denemarken. Opmerkelijk, want Denemarken had niet aan de oorlog deelgenomen en was ook geen partij bij het verdrag. Het Saargebied (het huidige Saarland) kwam onder bestuur van de Volkenbond en de mijnen aldaar werden Frans, voor een periode van 15 jaar. Dit als vergoeding voor de Noord-Franse mijnen die gedurende de oorlog vernield waren. Nadien zou er een volksstemming moeten worden gehouden (in 1935 zou het gebied naar Duitsland terugkeren). De Duitse gebieden ten westen van de Rijn zouden voorlopig nog door de geallieerden bezet blijven in drie zones, die zouden worden ontruimd na respectievelijk 5, 10 en 15 jaar. Oostenrijk mocht zich niet verenigen met Duitsland (verbod op de Anschluss). Duitsland erkende de soevereiniteit van België over Neutraal Moresnet, dat hierdoor bij België gevoegd werd.
    Deel IV behandelde de Duitse belangen buiten Duitsland, zoals het verlies van alle koloniën. Duitsland verloor: 1.Duits-Oost-Afrika (Tanganyika, Ruanda-Urundi) aan het Verenigd Koninkrijk en België
    2.Togoland (Brits-Togoland, Frans-Togoland) en Duits-Kameroen (Brits-Kameroen, Frans-Kameroen) aan het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk 3.Duits-Zuidwest-Afrika (Zuidwest-Afrika) aan Zuid-Afrika 4.de Noordelijke Marianen, Carolinen en Marshalleilanden aan Japan 5.Noordoost-Nieuw-Guinea en Nauru aan Australië 6.West-Samoa (Samoa) aan: Nieuw-Zeeland
    Deel V bepaalde dat het Duitse Rijk nagenoeg volledig moest worden ontwapend. Duitsland mocht alleen nog een beroepsleger hebben, met maximaal 100.000 militairen. De generale staf van het leger moest verdwijnen. Bepaalde wapens, zoals zware tanks, werden verboden. De marine mocht geen onderzeeboten hebben en geen schepen van meer dan 10.000 ton waterverplaatsing, waarbij een uitzondering werd gemaakt voor enkele pre-Dreadnought-type pantserschepen. Een luchtmacht werd helemaal verboden. Het verdrag maakte zelfs expliciet melding van een door Duitsland uit te voeren uitlevering van vliegtuigen van het type Fokker D.VII, die zich in het laatste oorlogsjaar veruit superieur hadden getoond tegenover modellen van geallieerde kant. In grensgebieden en langs de kust mochten geen versterkingen gebouwd worden. Het Rijnland, een gebied tussen de grens en vijftig kilometer ten oosten van de Rijn werd gedemilitariseerd: er mochten geen Duitse troepen aanwezig zijn.
    In deel VI werden besluiten over krijgsgevangen en oorlogsgraven genomen.
    Deel VII eiste de uitlevering door Nederland van keizer Wilhelm II (art. 227) en de berechting van (Duitse) "oorlogsmisdadigers" (art. 228-230). Dat zou onder meer betekenen dat een nationale held als Hindenburg zich als een ordinaire moordenaar zou moeten verantwoorden. Na verloop van tijd werd door de geallieerden echter niet meer op dit punt aangedrongen. Een herhaald verzoek om uitlevering van de Duitse keizer was door de Nederlandse regering van de hand gewezen, en de Duitsers werd toegestaan zelf hun zogenaamde oorlogsmisdadigers te berechten (Proces van Leipzig). Maar het waren zeker geen "kopstukken" die in staat van beschuldiging werden gesteld. In de meeste gevallen volgde vrijspraak, werd een milde straf uitgesproken of werden zaken bij gebrek aan bewijs geseponeerd.
    In de delen VIII en IX kwamen de Duitse herstelbetalingen aan de orde, overigens zonder dat de definitieve hoogte daarvan en de looptijd werden vastgelegd. Felomstreden, ook buiten Duitsland en zelfs in kringen van de geallieerden, was het beruchte artikel 231 van deel VIII, waarin Duitsland en bondgenoten, en zij alleen, verantwoordelijk werden gesteld voor de schuld aan het uitbreken van de Wereldoorlog, het artikel, waar in feite het gehele verdrag om draaide, want wie geen schuld draagt kan bezwaarlijk ter verantwoording worden geroepen. Duitsland erkende gedwongen dat het verantwoordelijk was voor de geleden oorlogsschade en moest die vergoeden. In afwachting van een definitieve schaderegeling moest het al herstelbetalingen doen in natura: alle grote koopvaardijschepen, een vijfde van de vissersvloot, grote hoeveelheden steenkool, locomotieven, machines, enzovoort, aan de zwaarst getroffen landen, waaronder België.
    Ten slotte kreeg Duitsland nog allerlei andere beperkingen, zoals internationale controle op de luchtvaart en de scheepvaart op de grote rivieren.
    De delen X-XII hadden onder meer betrekking op de confiscatie van Duitse tegoeden in het buitenland (ca. 10 miljard goudmark).
    Deel XIII voorzag in de oprichting van een Internationale Arbeidsorganisatie
    In deel XIV werd de terugtrekking van alle Duitse troepen uit de gebieden, die vroeger tot het Russische Rijk hadden behoord, geregeld, alsmede de tijdelijke bezetting van gedeelten van Duitsland zelf.
    Door het Verdrag van Versailles verloor Duitsland, behalve alle koloniën, ook 70.579 km2 (van 540.787 km2) van het eigen grondgebied in Europa (grotendeels aan Frankrijk en het heropgerichte Polen) met 6,5 miljoen inwoners (1910), wat gepaard ging met een enorme economische schade door het verlies van delfstoffen en landbouwproducten.
    In het Verdrag van Versailles was de hoogte van de aan het Duitse Rijk opgelegde herstelbetalingen niet exact vermeld. Door een speciale commissie werd het bedrag tot 21 mei 1921 vastgesteld; tot die datum moest het Rijk 20 miljard goudmark afbetalen, en daarnaast nog allerlei zaken uitleveren als schepen, machines, steenkolen enz. Op een conferentie te Londen in maart 1921 werd een som van 226 miljard goudmark genoemd. De Duitse vertegenwoordiging wees dit enorme bedrag af, waarop als sanctie door de geallieerden Duisburg en Düsseldorf werden bezet. Op 5 mei 1921 stelden de geallieerden het totaal aan herstelbetalingen vast op 132 miljard goudmark, wat onder druk van een Londens ultimatum van dezelfde dag (bezetting van het Ruhrgebied) door de Reichstag (220 tegen 172 stemmen) noodgedwongen werd geaccepteerd. Volgens de Londense eis moest Duitsland 30 jaar lang jaarlijks 2 miljard goudmark betalen alsmede 26% van de waarde van zijn export. Niet verdisconteerd waren de bedragen verbonden aan het verlies van Duits grondgebied en Duitse leveringen van materiële aard op grond van het Verdrag van Versailles. Het Duitse Rijk kon aan deze eisen niet voldoen; het kwam in 1923 tot openlijk verzet tegen de Franse bezetting van het Ruhrgebied en er ontstond een enorme inflatie. Dit leidde ook in het buitenland tot de overtuiging, dat de regeling omtrent de herstelbetalingen moest worden herzien. Maar ook de in het zogenaamde "Dawesplan" (naar de Amerikaanse politicus Charles Gates Dawes, 1865-1951) vastgelegde termijnen konden slechts met behulp van internationale leningen, die tegen hoge renten moesten worden aangegaan, worden afgelost. Dit Dawesplan, dat onder meer voorzag in opbrengsten uit privatiseringen van Duitse nutsbedrijven en overheidsinstellingen, maar het eindbedrag van de herstelbetalingen evenmin vastlegde, beoogde slechts een voorlopige oplossing te zijn. Doch toen in 1928/29, toen de overheidsfinanciën voor het eerst weer redelijk op orde waren, 2,5 miljard RM betaald moest worden, bleek al spoedig dat dit plan onhaalbaar was. Het op een conferentie te Den Haag in januari 1930 aangenomen "Young-plan" (naar de Amerikaanse industrieel Owen D. Young, 1874-1962) moest een definitieve regeling worden, maar ook dit plan bleek ten gevolge van de internationale economische crisis die inmiddels was uitgebroken, reeds halverwege
    1931 niet realiseerbaar. Vervolgens werd het Duitse Rijk in het "Hoover-plan" (naar de Amerikaanse president Herbert Clark Hoover, 1874-1964) een uitstel van betaling gegarandeerd van 1 juli 1931 tot 30 juni 1932. Een commissie van deskundigen publiceerde op 18 augustus 1931 te Bazel het zogenaamde Layton-rapport, dat de Duitse herstelbetalingen als een der oorzaken van de Duitse economische crisis aanwees. Een volgende conferentie over de herstelbetalingen vond plaats op 9 juli 1932 te Lausanne. Het Verdrag van Lausanne hief het Young-plan weliswaar niet officieel, maar wel feitelijk op. Duitsland verplichtte zich, bij een in 1930 gestichte overkoepelende internationale bank ("Bank for International Settlements") obligaties ter waarde van 3 miljard RM onder te brengen, die na 3 jaar (1935) binnen 15 jaar (tot 1950) in omloop gebracht mochten worden. Door de machtsovername van de nationaalsocialisten, die het Verdrag van Versailles stukje bij beetje buiten werking stelden, werd deze regeling al spoedig tot een farce, terwijl ook de aflossing van leningen, die in verband met de herstelbetalingen waren afgesloten, op een laag pitje kwam te staan. Deze verplichting (tot aflossing van de leningen en betaling van rente) kwam uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog terecht bij de achtereenvolgende regeringen van de Bondsrepubliek. Maar dat is een financieel-technische kwestie die los staat van de herstelbetalingen van het Verdrag van Versailles, dat door nazi-Duitsland dus niet meer werd nageleefd. Op 3 oktober 2010 werden de laatste schulden door de Duitsers afgelost.
    De vernedering van Duitsland kon niet beletten dat in Frankrijk toch grote teleurstelling heerste over de vrede van Versailles. De Franse regering had Duitsland zo veel mogelijk willen verzwakken, bijvoorbeeld door het op te delen in onafhankelijke staten. In feite wilden de Fransen zo de toestand van vóór de stichting van het Duitse Keizerrijk herstellen, maar president Wilson vond dat strijdig met het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. De Britten wilden ook niet dat Duitsland verder verzwakt werd omdat Frankrijk dan te sterk zou worden ten opzichte van Duitsland.
    Het Amerikaanse Congres zou uiteindelijk het verdrag van Versailles verwerpen, hoewel Wilson er een zwaar stempel op gezet had. De Verenigde Staten sloten later een afzonderlijk vredesverdrag met Duitsland en traden, evenals Duitsland, niet toe tot de Volkenbond.
    De economische gevolgen voor Duitsland waren zwaar. Het totale bedrag van de Duitse herstelbetalingen zou in 1920 op de conferentie van Boulogne worden vastgelegd op het fabelachtige bedrag 269 miljard goudmark, te betalen in 42 jaar. De Duitsers konden dit niet betalen en stribbelden op allerlei manieren tegen. Als reactie bezetten Frankrijk en België in 1923 het Ruhrgebied. De herstelbetalingen werden voor het eerst herschikt door het plan Dawes in 1924. In 1930 volgde het plan Young, waardoor Duitsland nog maar 34,5 miljard goudmark moest betalen in 59 jaar. Het uitbreken van de economische crisis dwarsboomde al deze voornemens en op de conferentie van Lausanne in 1932 werd definitief een punt gezet achter de herstelbetalingen. De Bondsrepubliek Duitsland hervatte in 1950 de herstelbetalingen. In 1989, vlak vóór de Val van de Berlijnse Muur waren de aflossingen voldaan.
    De afkeer tegen het Diktat in Duitsland was zowel bij linkse als rechtse partijen heel groot. Vooral de bepaling dat Duitsland de 'enige schuldige' aan het uitbreken van de oorlog was en er volgens de overwinnaars zelfs bewust op aangestuurd zou hebben werd als zeer onrechtvaardig ervaren door de Duitsers. Voor de opkomende nationaalsocialisten vormde dit verdrag samen met de dolkstootlegende een uitstekend handvat om nadien het Duitse ongenoegen te kanaliseren en aan te zetten tot verdere gezamenlijke acties. Uiteindelijk zouden de nationaalsocialisten er het meeste politieke voordeel uithalen. Politici in Duitsland die het verdrag hadden goedgekeurd werden als verraders bestempeld. Toen Adolf Hitler in 1933 aan de macht was gekomen, was het verdrag ten dode opgeschreven. Het feit dat de andere grote mogendheden niet waren begonnen te ontwapenen, zoals ze eerder beloofd hadden, was voor Hitler een verdere aanleiding om zich van het "juk van Versailles" te ontdoen.
    De militaire bepalingen van het verdrag werden door het Duitse leger in de jaren twintig via het Verdrag van Rapallo al gedeeltelijk omzeild. Door het verdrag van Locarno van 1925 was er al voortijdig een einde gekomen aan de geallieerde bezetting in Duitsland. De militaire beperkingen van het verdrag om zware tanks te bezitten, leidde in de Weimarrepubliek tot experimenten met lichte, snellere tanks. Zo groeide bij Erich von Manstein en Heinz Guderian het idee om onafhankelijk van elkaar Panzerdivisionen te vormen en daarmee de latere Blitzkrieg mogelijk te maken. Dit lag mee aan de basis van het verbluffende militaire succes van het Duitse leger tijdens de Achttiendaagse Veldtocht en de Slag om Frankrijk in mei/juni 1940.







    28-06-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 juni 1955 isabelle adjani

     

    27-06-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 juni 1955 isabelle adjani

    27 juni 1955 isabelle adjani Isabelle Yasmine Adjani (Parijs, 27 juni 1955) Adjani werd in Parijs geboren, in het 17e arrondissement. Ze is de dochter van een BerbersAlgerijnse vader en een Duitse moeder. Op jonge leeftijd werd Adjani aangetrokken door acteren. Ze speelde amateurtoneel op de leeftijd van twaalf jaar. Als veertienjarige verscheen ze in haar eerste film. Na enkele minder belangrijke rollen, ontving zij in 1974positieve kritieken en veel openbare toejuiching voor haar prestatie in de film La Gifle. Het betekende haar doorbraak in de Franse filmwereld. Het volgende jaar kreeg zij haar eerste ernstige hoofdrol van nouvelle-vague-icoon François Truffaut voor zijn drama L'Histoire d'Adèle H. dat de tragische levensloop van Adèle Hugo oproept. Voor haar vertolking van de jongste dochter van Victor Hugo werd zij genomineerd voor een Oscar voor beste actrice. Dit opende de deur naar rollen in Hollywoodfilms. In 1982 ontving zij haar eerste César voor beste actrice voor haar rol in de dramatische horrorfilm Possession. In 1984 haalde ze opnieuw de César binnen met haar rol in het broeierig liefdes- en wraakdrama L'Été meurtrier. In 1989 coproduceerde en speelde zij de titelrol in de tragische biopic Camille Claudel. Zij zou haar derde César-prijs en haar tweede nominatie voor een Oscar voor beste actrice krijgen. De film werd tevens genomineerd voor de beste film in een vreemde taal. Dankzij deze grote publiciteit werd zij door het magazine People verkozen tot een van de 50 mooiste mensen in de wereld. Voor haar titelrol in het bloederige historisch drama La reine Margot (1994) werd ze met een vierde César bekroond. Vijftien jaar later behaalde ze haar voorlopig laatste César met het drama La Journée de la jupe (2009). Adjani is eveneens actief als zangeres. Ze nam onder meer een album (1983) op dat door Serge Gainsbourg werd geproducet. Gainsbourg componeerde de muziek. Adjani schreef de teksten van verscheidene nummers samen met hem. Het lied Pull marine werd een grote hit en was haar bekendste muzikaal wapenfeit. Adjani heeft een zoon, Barnabé (1979), uit haar relatie met cameraman en filmregisseur Bruno Nuytten. Zij heeft ook een zoon, Gabriel-Kane Day-Lewis (1995), uit haar verhouding met de Britse acteur Daniel Day-Lewis. In 2002 begon ze een relatie met de Franse musicus Jean-Michel Jarre. Isabelle Adjani speelt in haar eigen Franse taal, in het Engels en het Duits. is een Franse actrice, filmproducente en zangeres. Ze won in haar carrière vijfmaal de César voor beste actrice, het Franse equivalent van de Oscar.





    27-06-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 juni 1940 kalander sovjet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Sovjet-Unie gaat over op de Gregoriaanse kalender. 27 juni 1940 De gregoriaanse kalender, genoemd naar paus Gregorius XIII die hem in 1582 afkondigde, is in bijna alle landen van de wereld de officiële kalender. Niettemin zijn er landen die naast de gregoriaanse kalender voor religieuze doeleinden een andere kalender gebruiken. De gregoriaanse kalender is een aanpassing van de voordien gebruikte juliaanse kalender. De aanpassing heeft betrekking op het systeem van schrikkeljaren en zorgt ervoor dat het gemiddelde kalenderjaar minder afwijkt van het gemiddelde tropische jaar. De gregoriaanse kalender maakt net als de juliaanse kalender gebruik van de Christelijke jaartelling. In de juliaanse kalender is ieder jaartal dat deelbaar is door 4 een schrikkeljaar. Het gemiddelde kalenderjaar telt daardoor exact 365,25 dagen. Een tropisch jaar duurt ongeveer 365,2422 dagen. De juliaanse datum loopt op die manier per duizend jaar ongeveer 7,8 dagen achter op de zon. De juliaanse kalender heeft een periode van 28 jaar, dat wil zeggen dat na 28 jaar alle datums (inclusief een eventuele schrikkeldag) weer op dezelfde weekdagen vallen. In de gregoriaanse kalender is een jaartal dat deelbaar is door 4 een schrikkeljaar, behalve als het jaartal wel deelbaar is door 100, maar niet door 400. Dat betekent dat bijvoorbeeld 1600, 2000 en 2400 schrikkeljaren zijn, maar 1700, 1800, 1900, 2100, 2200 en 2300 niet. Het gemiddelde gregoriaanse jaar duurt derhalve 365,2425 dagen. De gregoriaanse datum loopt per duizend jaar ongeveer 0,3 dagen achter op de zon. De gregoriaanse kalender heeft een periode van 400 jaar (400 jaar van gemiddeld 365,2425 dagen zijn 146.097 dagen, dat zijn precies 20.871 weken).
    De gregoriaanse kalender werd voor het eerst voorgesteld door de Napolitaanse arts Aloisius Lilius en werd overgenomen door het Concilie van Trente (1545-1563). Paus Gregorius XIII kon de kalenderhervorming pas in 1582 met de bul Inter gravissimasdoorvoeren. Bij de invoering werden 10 datums overgeslagen om het begin van de lente terug te brengen naar 21 maart. De weekdagen liepen zonder onderbreking door: op donderdag 4 oktober 1582 volgde vrijdag 15 oktober 1582.[ In de rooms-katholieke landen Spanje, Portugal en Polen werd de gregoriaanse kalender direct zoals hierboven beschreven ingevoerd. Andere katholieke landen volgden binnen enkele jaren. In veel protestantse gebieden werd de nieuwe kalender pas rond 1700 aanvaard. In Nederland aanvaardden Holland, Zeeland en de zuidelijke gewesten vrijwel onmiddellijk de nieuwe kalender, maar de overige gewesten deden dit pas in 1700 of in 1701. Gevolg was bijvoorbeeld dat de tornadodie de Utrechtse Domkerk op 1 augustus 1674 in twee stukken splitste, in geschriften die de oude kalenderstijl hanteerden, gedateerd is op 22 juli. Op de Britse Eilanden werd de gregoriaanse kalender de dag na 2 september 1752 ingevoerd. Die dag werd toen 14 september. Er werd daarna gesproken van Old Style en New Style. Er waren in het land vele opstootjes, want het volk eiste de hun ontnomen 11 dagen terug (men dacht werkelijk dat men 11 dagen eerder dood ging) Japan stapte in 1873 over op de gregoriaanse kalender.[] De invoering van de gregoriaanse kalender in het revolutionaire Rusland in 1918 had een vreemde bijwerking. Het verschil tussen beide kalenders was intussen tot 13 dagen opgelopen, zodat op 31 januari onmiddellijk 14 februari volgde. Drie maanden eerder, op 25 oktober 1917 (juliaans), had de Oktoberrevolutie plaatsgevonden. De eerste herdenking van die revolutie, uiteraard 365 dagen later, viel niet meer in oktober, maar op 7 november. Griekenland volgde in 1924 en in 1927 was Turkije het laatste land dat de gregoriaanse kalender officieel invoerde.
    Zie voor een uitgebreid overzicht de lijst van invoeringsdata van de gregoriaanse kalender per land. De in de astronomie gebruikte jaartelling komt overeen met de gregoriaanse kalender, maar rekent ook onbeperkt terug (proleptische gregoriaanse kalender). Er is daarbij ook een jaar 0 en er zijn negatieve jaartallen. Katholieken en protestanten gebruiken de gregoriaanse kalender. Van de oosters-katholieke kerken gebruiken sommige de gregoriaanse en andere de juliaanse kalender. Sommige oosters-orthodoxe kerken gebruiken ook nu nog de oude juliaanse kalender voor de bepaling van feestdagen. Dit is de reden dat in Rusland kerstfeest op 7 januari gevierd wordt. Voor de oosters-orthodoxe kerken wordt een onderscheid gemaakt tussen: De juliaanse kalender wordt thans nog gebruikt door de oriëntaals-orthodoxe Kerken en sommige oosters-orthodoxe kerken, de zogenaamde orthodoxe "oude stijl"-kerken (niet te verwarren met oud-kalendaristen). Deze laatste omvatten de kerken van Jeruzalem, Rusland, Oekraïne, Servië, Georgië, Polenen de kloosters van Oros Athos. Deze loopt nu 13 dagen achter op de gregoriaanse kalender. De zogenaamde orthodoxe "nieuwe-stijl"-kerken (Constantinopel (nu Istanboel), Alexandrië, Albanië, Antiochië, Griekenland, Cyprus, Roemenië, Bulgarijegebruiken de gregoriaanse kalender (door deze kerken Neo-Juliaanse, Herziene Juliaanse of Griekse kalender genoemd) voor feestdagen op vaste dagen (onder meer Kerstmis en de feesten rond de jaarwisseling), maar de juliaanse kalender voor feesten gerelateerd aan de paascyclus. De Fins-Orthodoxe Kerk en de Estische Apostolisch-Orthodoxe Kerk (Oecumenisch patriarchaat van Constantinopel) en enkele orthodoxe parochies in de diaspora (voornamelijk in Tsjechië en Slowakije, maar ook het klooster van Joannes de Doper in Den Haag), gebruiken uitsluitend de gregoriaanse kalender en zijn hierdoor een uitzondering ten opzichte van alle andere Oosters-orthodoxe Kerken. De oriëntaals-orthodoxe kerken gebruiken uitsluitend de juliaanse kalender, behalve de ArmeensApostolische Kerk, die de gregoriaanse kalender gebruikt. De Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië gebruikt alléén voor Kerstmis de gregoriaanse kalender. De Belgische sterrenkundige Jean Meeus heeft berekend dat door de onregelmatige vertraging van de aardrotatie er zes schrikkeldagen moeten komen te vervallen tot en met het jaar 10.000.[bron?] Hij gebruikt het lente-tropisch jaar, dat loopt van de lente-equinox tot de eerstvolgende lente-equinox, in plaats van het gemiddelde tropische jaar, dit om het begin van de lente op 19, 20 of 21 maart (op het noordelijk halfrond) te kunnen houden; daarom moeten na het jaar 7999 vier schrikkeldagen vervallen. Er wordt – niet door Meeus zelf – uitgegaan van het volgende schema: de jaren 4000, 6000, 7200, 8400, 9200 en 10000, die nu schrikkeljaren zijn, zouden gewone jaren moeten worden.

    27-06-2018 om 08:51 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 juni 2014 bobby womack

    27 juni 2014 bobby womack Robert Dwayne "Bobby" Womack (Cleveland, 4 maart 1944 – Los Angeles, 27 juni 2014) Womack begon zijn actieve carrière als zanger in de band The Valentinos, die hij samen met familie vormde, en als gitarist voor Sam Cooke. Womacks carrière overspant meer dan 50 jaar en zijn uitgebreide repertoire bevat stijlen als R&B, soul, rock-'n-roll, doo-wop, gospel en country. Womack was bekend van de hits "Lookin' For a Love", "That's The Way I Feel About Cha", "Woman's Gotta Have It", "Harry Hippie", "Across 110th Street" en "If You Think You're Lonely Now". Samen met zijn schoonzuster Shirley Womack schreef hij It's All Over Now, een nummer dat de eerste nummer 1hit voor The Rolling Stones zou worden. In 2009 werd hij opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame.[ Op 1 januari 2013 werd bekend dat Womack lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Hij vertelde dit zelf aan The Sun. 'De dokter zegt dat er verschijnselen van Alzheimer zijn', aldus Womack. 'Het is nog niet vergevorderd, maar het zal erger worden.' [bron?] Womack leed naast Alzheimer ook aan darmkanker en prostaatkanker. Vrijdag 27 juni 2014 maakte platenlabel XL Recordings bekend dat Bobby Womack op 70-jarige leeftijd was overleden.[] Womacks cover uit 1968 van California Dreamin' is prominent te horen in de film Fish Tank van Andrea Arnold, waarin het belangrijkste personage, Mia, hierop danst en het voor haar auditie gebruikt. Womacks "Across 110th Street" wordt in de opening en andere momenten in the film Jackie Brown van Quentin Tarantino gebruikt. Het wordt gebruikt als middel om de blaxploitation-toon van de film te benadrukken. Later werd het ook gebruikt in American Gangster van Ridley Scott. was een Amerikaanse zanger die sinds de vroege jaren 60 van de twintigste eeuw actief was.





    27-06-2018 om 08:49 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 26 juni 1997 harry potter

     

    26-06-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 26 juni 1997 harry potter

    26 juni 1997 harry potter De Harry Potterfilmreeks is een Brits-Amerikaanse filmreeks, gebaseerd op de zeven Harry Potterboeken van de Engelse schrijfster J.K. Rowling. De reeks is afgerond en telt acht langspeelfilms. Het laatste boek, het zevende, is namelijk in twee delen verfilmd. De reeks is in 2016 aangevuld met een spin-off, die gebaseerd is op het boek Fabeldieren en Waar Ze Te Vinden. De reeks is uitgebracht door de studio's van Warner Bros. De producent is David Heyman en de belangrijkste rollen worden gespeeld door Daniel Radcliffe, Rupert Grint en Emma Watson. In 2012 begonnen opnamen voor een film die alleen te bezichtigen zou zijn in speciale pretparken.[ In 2016 verscheen Fantastic Beasts and Where to Find Them, een spin-off van de Harry Potter-reeks, die gebaseerd is op het gelijknamige boek. Het gaat om een prequel van de reeks, waarin het personage Newt Scamander de hoofdrol speelt. Van Harry Potter is dus nog geen sprake. . Veel bekende Britse acteurs spelen mee in de Harry Potter-films. Zo vervult veterane Maggie Smith de rol van professor Anderling(Minerva McGonagall). Zij is onder meer bekend van Gosford Park, Tea with Mussolini en Divine Secrets of the Ya-Ya Sisterhood. Alan Rickman (Die Hard, Love Actually, Sense & Sensibility en Robin Hood: Prince of Thieves) speelt in de films de rol van de gehate professor Sneep(Severus Snape). Richard Harris speelde in de eerste twee delen het schoolhoofd, professor Perkamentus(Albus Dumbledore). Na zijn overlijden in 2002 nam Sir Michael Gambon het over. De rol van Rubeus Hagrid wordt vertolkt door Robbie Coltrane. De rollen van de drie vrienden Harry Potter, Ron Wemel (Ron Weasley) en Hermelien Griffel (Hermione Granger) worden gespeeld door de tot dan toe onbekende acteurs Daniel Radcliffe, Rupert Grint en Emma Watson. Tom Felton speelt Draco Malfidus (Draco Malfoy), de zoon van Dooddoener (Deatheater) Lucius Malfidus (Lucius Malfoy), vertolkt door Jason Isaacs. Andere bekende acteurs die hun opwachting maken in de filmreeks zijn onder meer John Cleese (Haast-Onthoofde Henk/Nearly-Headless Nick), Emma Thompson, Kenneth Branagh, Helena Bonham Carter, Gary Oldman, John Hurt en Ralph Fiennes (als Voldemort).
    Harry Potter en de Steen der Wijzen
    Harry Potter and the Philosopher's Stone
    Chris Columbus
    16 november 2001
    21 november 2001
    22 november 2001
    Harry Potter en de Geheime Kamer
    Harry Potter and the Chamber of Secrets
    Chris Columbus
    15 november 2002
    20 november 2002
    21 november 2002
    Harry Potter en de Gevangene van Azkaban
    Harry Potter and the Prisoner of Azkaban
    Alfonso Cuarón 14 juni 2004 2 juni 2004 2 juni 2004
    Harry Potter en de Vuurbeker
    Harry Potter and the Goblet of Fire
    Mike Newell 6 november 2005
    23 november 2005
    23 november 2005
    Harry Potter en de Orde van de Feniks
    Harry Potter and the Order of the Phoenix
    David Yates 6 juli 2007 11 juli 2007 11 juli 2007
    Harry Potter en de Halfbloed Prins
    Harry Potter and the HalfBlood Prince
    David Yates 7 juli 2009 15 juli 2009 15 juli 2009
    Harry Potter en de Relieken van de Dood deel 1
    Harry Potter and the Deathly Hallows part I
    David Yates 19 november 2010
    17 november 2010
    18 november 2010
    Harry Potter en de Relieken van de Dood deel 2
    Harry Potter and the Deathly Hallows part II
    David Yates 15 juli 2011[2] [3] 14 juli 2011 14 juli 2011
    Fantastic Beasts and Where to Find Them David Yates 10 november 2016
    16 november 2016 17 november 2016
    Fantastic Beasts: The Crimes of Grindelwald David Yates 16 november 2018
    14 november 2018 15 november 2018
    Het is de filmreeks met de derde hoogste omzet, zonder rekening te houden met inflatie, van wereldwijd ruim 8 miljard dollar. Alle films, inclusief de spin-off staan in de top 100 van de lijst van succesvolste films aller tijden.
    De voormalige Nederlandse minister-president Balkenende werd vanwege zijn uiterlijk weleens Harry Potter genoemd. Het NOS Jeugdjournaal had in 2004 als 1 aprilgrapgemeld dat Balkenende een rol in de nieuwe Harry Potter-film zou spelen.[ Het gebogen viaduct waarover de Zweinsteinexpres in de films passeert bestaat echt. Het is het in gebruik zijnde Glenfinnanviaduct, onderdeel van de West Highland Line in Schotland. Verder zijn er veel opnames gedaan aan de Universiteit van Oxford.





    26-06-2018 om 09:40 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 26 juni 1898 messerschmitt

    26 juni 1898 wlly messerschmitt Wilhelm Emil Messerschmitt (Frankfurt am Main, 26 juni 1898 – München, 15 september 1978) was een Duits ontwerper en producent van vliegtuigen. Hij ontmoette Friedrich Harth, een architect en bouwer van zweefvliegtuigen die, toen hij in 1914 in het leger ging, hem zijn plannen voor een zweefvliegtuig overhandigde. Toen Harth met verlof naar huis kwam merkte hij tot zijn verbazing dat Messerschmitt het toestel had gebouwd. In 1917 nam Willy zelf dienst in het leger, maar hij werd om medische redenen ontslagen en ging naar München om daar luchtvaart- en ingenieursstudies te beginnen. Met financiële ondersteuning van zijn familie kon Messerschmitt genoeg geld bijeenkrijgen om de Bayerische Flugzeugwerke in Augsburg te kopen. Die firma was opgericht door Ernst Udet, een luchtheld uit de Eerste Wereldoorlog. In 1931 stortten twee Lufthansatoestellen van het type M20 neer. Eén van de slachtoffers was een persoonlijke vriend van Erhard Milch, hoofd van Lufthansa en rechterhand van Hermann Göring. Als gevolg hiervan deed Milch al het mogelijke om Messerschmitt contracten en subsidies te onthouden die andere Duitse vliegtuigbouwers wel kregen. De vijandschap ging zover dat Milch Messerschmitt verplichtte tweedekkers van Ernst Heinkel te bouwen. Willy Messerschmitt ontving in 1938 samen met Ernst Heinkel de Nationale Duitse Prijs voor Kunst en Wetenschap, de "Duitse Nobelprijs" en de daaraan verbonden 100 000 Rijksmark. Toch slaagde Willy erin de Messerschmitt Bf 109 de voorkeur te doen krijgen op de Heinkel He 112 bij een vergelijkende test. Het werd het meest gebouwde gevechtstoestel aller tijden, met meer dan 33.000 geproduceerde exemplaren. Daarnaast bouwde Messerschmitt de: Bf 110, een lichte jachtbommenwerper Me 323 Gigant een transporttoestel, Me 163 het eerste door een raket aangedreven vliegtuig dat operationeel werd ingezet Me 262 het eerste straalvliegtuig gebruikt in een gevecht en de Me 410. Aan het einde van de oorlog waren zijn vliegtuigfabrieken vernietigd. Hij werd in 1945 gevangengenomen en in 1948 verbood een rechtbank hem nog verder vliegtuigen te ontwerpen en veroordeelde hem tot twee jaar cel wegens verplichte tewerkstelling van krijgsgevangenen in zijn fabrieken. Later richtte hij een nieuwe fabriek op voor het bouwen van prefab-huizen, naaimachines en kleine auto's en kon opnieuw aan de slag gaan als ontwerper van vliegtuigen voor de Spaanse en Egyptische luchtmacht. In 1958 kreeg hij van de NAVO contracten om vliegtuigen te bouwen. In de jaren 1968 '69 ontstond als resultaat van een aantal fusies een nieuwe firma met de naam Messerschmitt-Bolków-Blohm GmbH. Dit bedrijf bouwde o.a. vliegtuigen (o.a. de Lockheed F-104 Starfighter), raketten, ruimtetuigen en spoorwegmateriaal. Op het einde van zijn carrière was Messerschmitt haar erevoorzitter. Hij liet zijn persoonlijk fortuin na om de culturele monumenten van Europa te restaureren.





    26-06-2018 om 09:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 26 juni 1961 greg lemond

    26 juni 1961 greg lemond Gregory James (Greg) LeMond (Lakewood (Californië), 26 juni 1961) Nadat hij de jaren daarvoor al derde en tweede was geëindigd (aangezien hij in '85 in dezelfde ploeg reed als Hinault mocht hij in de Tour van 1985 niet voor eigen kansen gaan), won hij in 1986 de Ronde van Frankrijk. Bij zijn eerste Tourzege hield hij direct Bernard Hinault af van zijn zesde overwinning. Na deze zege leek er een einde aan LeMonds carrière gekomen, toen hij de winter erna ernstig gewond raakte tijdens een jachtongeluk met zijn zwager. LeMond reed twee jaar lang amper wedstrijden, maar deed in 1989 toch weer mee aan de Tour. Tot veler verrassing won hij de Tour, na in de laatste tijdrit een beslissende voorsprong van acht seconden op zijn naaste concurrent Laurent Fignon te nemen. Deze ronde wordt door liefhebbers vaak gezien als één van de spannendste ooit; het verschil van acht seconden is nog steeds het kleinste verschil waarmee de Tour ooit is gewonnen.] LeMond introduceerde in deze Tour het triatlonstuur (in eerste instantie ook wel spaghettistuur genoemd) in het wielerpeloton en de schaalhelm. LeMond dankte zijn tourzege voor een belangrijk deel aan dit stuur. Zijn naaste belager Fignon maakte bezwaar maar dat werd niet gehonoreerd. In de afsluitende tijdrit startte hij met 50 seconden achterstand en was hij in staat om dit in de slechts 24,5 km lange rit om te buigen in 8 seconden voorsprong, een fenomenale prestatie. In 1989 werd 'de Cowboy' opnieuw wereldkampioen en ook in 1990 zou LeMond de Tour weer winnen. Daarna bleven grote successen uit. In 1994 zette hij een punt achter zijn sportieve carrière Tegenwoordig woont hij in Medina, Minnesota. Hij is eigenaar van LeMond Fitness Inc., dat zich bezighoudt met ontwikkeling en fabricage van onder andere spinning-bikes, LeMond Racing Cycles, fabrikant van onder andere racefietsen, en van een restaurant met de naam Tour de France, op France Avenue in Edina, Minnesota. Tevens treedt hij nog regelmatig op in de media als commentator.
    LeMond heeft nooit een blad voor de mond genomen als het gaat om dopinggebruik. Hij zette vraagtekens bij de zeven tourzeges van Lance Armstrong en beschuldigde hem impliciet van dopinggebruik. Daarnaast zou hij getuigen tegen Floyd Landis, die ook verdacht werd van dopinggebruik. Hij werd tijdens het onderzoek hiernaar bedreigd door de manager van Landis. LeMond was gebeld door een man die zei dat hij zou uitweiden over LeMonds jeugd waarin hij werd misbruikt, als hij zou getuigen tijdens de hoorzitting. LeMond kon het nummer achterhalen en ontdekte dat dat het nummer was van de manager van Landis, Will Geoghegan. LeMond stelde dat hij in 2006 aan Landis had onthuld dat hij als kind was misbruikt. Greg vertelde het aan hem, omdat hij er bijna aan kapotging om dat geheim te houden. Hij wilde Landis laten zien wat het was, om een geheim bij je te moeten dragen. Geoghegan werd hierna door Landis op staande voet ontslagen. Op 10 juli 2008 werd er door de NOS een door Mart Smeets gemaakte documentaire uitgezonden over LeMonds leven. Hierin vertelde LeMond openhartig en soms geëmotioneerd over onder andere het misbruik in zijn jeugd, over hoe het nu eigenlijk zit tussen hem en Bernard Hinault ("Hij was als een grote broer voor me, maar heeft me bedrogen"), Floyd Landis ("Ik hoop dat hij eerlijk is tegenover zichzelf") en Lance Armstrong ("Een rancuneus iemand, hij heeft me bedreigd"). is een voormalig Amerikaans wielrenner. En was als professional actief van 1981- 1994. Hij werd in 1983 als eerste niet-Europeaan wereldkampioen wielrennen op de weg en won in 1986 ook als eerste niet-Europeaan zijn eerste Ronde van Frankrijk.





    26-06-2018 om 09:37 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 25 juni 1997 cousteau

    25 juni 1997 Jacques-Yves Cousteau (Saint-André-de-Cubzac, 11 juni 1910 – Parijs, 25 juni 1997) Hij werd toegelaten op de École navale (maritieme academie) in Brest en werd officier van de Franse marine, die hem de mogelijkheid gaf zich te wijden aan onderwaterexperimenten. Cousteau trouwde in 1937 met de 18-jarige Simone Melchior. Zij was niet alleen zijn echtgenote maar ook zijn businesspartner en de eerste vrouwelijke scuba duiker. Zij vergezelde Cousteau altijd aan boord van de Calypso, als enige vrouw aan boord, maar kwam zelden voor op de films. Het echtpaar kreeg twee zoons, Jean-Michel Cousteau (1938) en Philippe Cousteau (1940 - 1979), die later ook betrokken waren in de Calypso expedities.
    In de Tweede Wereldoorlog stond hij kritisch tegenover de bezetters. In zijn boek Le Monde du Silence vertelt hij dat de Duitse bezetters in de marinebasis Toulon hem en zijn medewerkers in 1942 ongemoeid lieten bij zijn werk. Kennelijk waren zij onder de indruk van zijn ordre de mission: de opdracht van het Internationale Comité tot Exploratie van de Middellandse zee. Hij ontwikkelde in deze periode samen met Emile Gagnan in het geheim duikapparatuur (gereed in 1943). Deze "aqua-lung" bestond uit een ademautomaat die, afhankelijk van de behoefte van de duiker, lucht van hoge druk uit een duikcilinder via een reduceerventiel en vraagklep op omgevingsdruk leverde. Voor die tijd, waren eigenlijk alleen experimenten gedaan met systemen waarbij een constante hoeveelheid lucht werd geleverd, of gesloten systemen waarbij de uitgeademde zuurstof weer werd ingeademd (zie rebreather). De aqua-lung werd in 1943 in het geheim getest in een baai bij Bandol. In 1997 is ter plaatse een monument onthuld met een bronzen plaque waarop Cousteau, Frédéric Dumas en Philippe Tailliez worden genoemd.[ In de jaren na de oorlog ontwikkelde hij technieken voor het opruimen van zeemijnen in Franse havens en verkende hij scheepswrakken. Tevens vormde hij met Frédéric Dumas en enkele andere marineofficieren een speciale onderzoeksgroep (Groupe de Recherches Sous-Marines) in Toulon.
    Zijn eerste expeditieschip na de Tweede Wereldoorlog was de l'Elie Monnier waarmee hij vanaf 1948 samen met zijn vrienden Philippe Tailliez en Frédéric Dumas de Middellandse zee bereisde. Deze vroege expeditieverhalen zijn vastgelegd in het boek Le Monde du Silence. Dit schip was ook de basis van de eerste activiteiten van de Groupe de Recherches Sous-Marines. In 1950 kocht hij zijn beroemde schip, de Calypso, waarmee hij menig film en boek over de onderwaterwereld maakte. Eén van zijn films won de belangrijkste prijs op het filmfestival van Cannes in 1956. Deze werken droegen veel bij aan de populariteit van de onderwaterbiologie.
    Een ander belangrijk initiatief van Cousteau was de bouw van onderwaterverblijven of 'habitats', de zogenaamde Conshelf (Continental Shelf) projecten. Conshelf één was in 1962 gestationeerd in de Middellandse zee nabij Marseille, Conshelf twee in 1963, in de Rode Zee voor de kust van Soedan, en Conshelf drie in 1965 in de Middellandse zee nabij het île du Levant. Conshelf twee is ook verfilmd in de bekroonde documentaire Le Monde sans Soleil. Later was Cousteau ook betrokken bij de bouw van een experimenteel door windturbines aangedreven zeilschip, de Alcyone. Cousteau ontwikkelde in 1963 samen met Jean de Wouters een onderwatercamera genaamd "Calypso-Phot", later gelicentieerd aan Nikon en werd zo de "Nikonos".
    Samen met Jean Mollard ontwikkelde hij de "SP-350", een tweepersoonsduikboot die een diepte van 350 meter onder het wateroppervlak bereikte. In 1965 werd het experiment herhaald en bereikten twee voertuigen een diepte van 500 meter.
    Cousteau werd benoemd tot directeur van het Musée Océanographique de Monaco, was de leider van de werkgroep voor saturatieduiken (langdurig verblijf op de zeebodem, de eerste bemande onderwaterkolonies) en is één van de weinige buitenlanders die toegelaten werd tot de Amerikaanse Academy of Sciences. Cousteau ontwikkelde zich in deze tijd tot milieuactivist. Bekend is o.a. zijn steun aan een massaal protest in 1960 in Frankrijk tegen storting van radioactief afval in zee. Een grote groep volwassenen en kinderen wisten toen de trein met afval tegen te houden, en terug te laten keren. In 1974 richtte hij de Cousteau Society op voor de bescherming van het leven in de oceanen en kreeg in 1977 samen met Peter Scottde internationale milieuprijs van de VN en een paar jaar later de Amerikaanse Liberty Medal van Jimmy Carter, die toen president van de Verenigde Staten van Amerika was. In 1988 werd hij verkozen tot lid van de Académie française.
    1 December 1990: zijn eerste vrouw Simone overlijdt aan kanker. De urn met haar as is door Cousteau en zijn zoon Jean-Michel met een ceremonie van de Franse marine bij Monaco te water gelaten. Juni 1991: Cousteau trouwt met Francine Triplet. Zij hadden reeds een dochter Diane Cousteau (1980) en een zoon Pierre-Yves Cousteau (1982) uit de periode voor hun huwelijk. 1992: uitnodiging voor de milieuconferentie in Rio de Janeiro (Brazilië) van de VN. Cousteau wordt adviseur voor de VN en de Wereldbank. 25 Juni 1997: Cousteau overlijdt. De vele films die Cousteau maakte over zijn expedities naar alle uithoeken van de wereld worden nog steeds regelmatig uitgezonden op televisie en houden de herinnering aan hem en de Calypso levend. Zijn kleinzoon Fabien Cousteau is eveneens oceanograaf.[ was een Franse marine officier , ontdekkingsreiziger en onderzoeker, die de zee bestudeerde en alle daarin voorkomende levensvormen. In Frankrijk was hij bekend onder de naam le commandant Cousteau ("Commandant Cousteau"), buiten Frankrijk als Jacques Cousteau of kapitein Cousteau. Hij is onderscheiden met Franse onderscheidingen als Commandeur de l'ordre national de la Légion d'honneur en het Grand-Croix de l'ordre national du Mérite.





    25-06-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 25 juni 1998 wndows 98

    25 juni 1998 Windows 98 (versie 4.10.1998, codenaam Memphis) is een besturingssysteem van Microsoft voor microcomputers. De basis van Windows 98 is MS-DOS 7.1, dat in die tijd de meest uitgebreide versie van MS-DOS was. Windows 98 werd ontwikkeld onder de codenaam Memphis, en werd op 25 juni 1998 uitgebracht. Windows 98 is een geactualiseerde versie van Windows 95; de grafische gebruikersomgeving lijkt dan ook op die van die versie. Windows 98 heeft een geïntegreerde AGP-ondersteuning en functionele USB-drivers. Ook bevat het ondersteuning voor het gebruik van meerdere beeldschermen en WebTV. Internet Explorer is ook geïntegreerd in de code van Windows, evenals Active Desktop. De integratie van Internet Explorer in Windows 98 was een omstreden zet van Microsoft en aanleiding voor de Amerikaanse justitie een jaren slepende mededingingsrechtszaak te beginnen. Ondanks hardnekkig ontkennen van Microsoft bleek het prima mogelijk Internet Explorer zonder grote gevolgen uit Windows 98 te de-installeren. Dit gecombineerd met bewijs dat het bedrijf zijn browser inzette om concurrenten weg te drukken leidde aanvankelijk tot een veroordeling. In hoger beroep werd uiteindelijk een schikking bereikt. Op 10 juni 1999 werd een verbeterde versie uitgebracht: Windows 98 SE (versie 4.10.2222), waarbij de letters SE staan voor Second Edition. Deze versie heeft dezelfde functies als het origineel, er zijn veel fouten verwijderd (bugfixes) en Internet Explorer 4 is vervangen door Internet Explorer 5. Ook Netmeeting 3 is toegevoegd, plus ondersteuning voor dvd-rom. Deze versie werd niet als gratis update verspreid, maar als nieuw product verkocht. Deze werd ook op cd-rom verkocht, in plaats van de cd-rom met opstartdiskette of de diskettereeks. Windows 98 SE werd opgevolgd door Windows ME, de laatste op MS-DOS gebaseerde versie van Windows. Nadat Windows ME en 2000 waren uitgebracht werden deze in 2001 samengevoegd tot een nieuw besturingssysteem: Windows XP (intern: Windows NT 5.1). Deze was net zo stabiel en veilig als Windows 2000 en had tevens de multimediamogelijkheden van Windows ME, zoals Windows Movie Maker. Op 1 april 2000 stopte Microsoft met de productie van Windows 98-cd's voor computerfabrikanten, waardoor deze het besturingssysteem niet meer op nieuwe systemen konden installeren. In november 2003 kwam Microsoft met een patch-cd; door de grootte en de hoeveelheid beschikbare updates en patches was het updaten van het besturingssysteem via internet bijna onmogelijk. Een maand later werd de distributie beëindigd. In januari 2004 besloot Microsoft te stoppen met de ondersteuning: er zouden geen updates en patches meer uitgebracht worden. Vanwege het nog grote aantal gebruikers van het besturingssysteem werd de deadline opgeschoven naar 30 juni 2006. Op 11 juli 2006 werd de ondersteuning definitief stopgezet, gebruikers met problemen werd aangeraden te upgraden. In februari 2010 was het marktaandeel voor desktopcomputers van Windows 98 nog rond de 0,08 procent. USB-sticks en dergelijke die automatisch leesbaar zijn in Windows XP, werken niet zonder meer in Windows 98. Er zijn aparte drivers voor nodig, en niet alle fabrikanten nemen de moeite die te maken. Er zijn echter enkele universele drivers waarmee toch bijna alle USB-opslagmedia te gebruiken zijn. Tijdens de eerste presentatie van Windows 98 aan het grote publiek, die live werd uitgezonden, verscheen het beruchte blue screen of death toen een scanner met de demonstratiecomputer werd verbonden. Het commentaar van Bill Gates: "Daarom hebben we Windows 98 nog niet uitgebracht". Dit wordt door Microsoft-critici, nog steeds vaak aangehaald. Sommige versies van Windows 98 crashten als het aantal milliseconden dat sinds het opstarten is verstreken niet meer in een 32-bits getal past. Dit gebeurt na 49 dagen en 17 uur.[





    25-06-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 25 juni 1963 georges michael

    25 juni 1963 George Michael, geboren als Georgios Kyriacos Panayiotou (Grieks: Γεώργιος Κυριάκος Παναγιώτου) (East Finchley(Londen), 25 juni 1963 – Goring-on-Thames, 25 december 2016), was een Brits popzanger, liedjesschrijver en muziekproducent. Michael was een van de succesvolste zangers uit de jaren 80 en 90 van de twintigste eeuw. Hij won twee Grammy's en verkocht meer dan 100 miljoen platen wereldwijd. Van 1984 tot 2004 was hij de meest gespeelde artiest op de Britse radio George Michael werd geboren in Bushey, Londen. Zijn vader was een Grieks-Cypriotisch restauranthouder die in de jaren 50 naar Engeland verhuisde. Zijn Engelse moeder was danseres. Zij overleed in 1997 aan de gevolgen van kanker. Zijn grootmoeder van moeders kant was Joods. Michael begon zijn carrière met het oprichten van de ska-band The Executive, samen met zijn beste vrienden Andrew Ridgeley, Paul Ridgeley, Andrew Leaver en David Mortimer. Deze band was echter geen lang leven beschoren. In 1981, toen hij Wham! oprichtte met Andrew Ridgeley, begon het succes voor Michael. Het eerste album, Fantastic!, belandde in 1983 in zijn thuisland op de eerste plaats. In Nederland behaalde het een achtste positie in de Album Top 100. Diverse uitgebrachte singles van dit album behaalden in het Verenigd Koninkrijk een plek in de top tien, waaronder Young Guns, Wham Rap! en Club Tropicana. Het tweede album Make It Big bereikte de top van de hitlijsten in de Verenigde Staten en Nederland. De van dit album afgeleide single Wake Me Up Before You Go-Go werd nummer 1 in het Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten. De single Careless Whisper bereikte de eerste plek in de hitlijsten van bijna vijfentwintig landen. Deze single was tevens de eerste die hij solo uitbracht. Het album The Final stond twee weken bovenaan in de Nederlandse Album Top 100. Ook zong Michael mee met de Band Aid-hit Do They Know It's Christmas?. In het nummer Nikita van Elton John neemt Michael de achtergrondzang voor zijn rekening, alsmede op het eerste soloalbum van zijn vaste bassist, Deon Estus. Na de afscheidssingle Edge Of Heaven ging Wham! in 1986 uit elkaar, met een afscheidsconcert in een uitverkocht Wembley Stadion. Michael wilde zich richten op een wat volwassener publiek dan de tienermeisjes die hij aantrok in zijn tijd met Wham! Hij vervolgde de ingeslagen weg van Careless Whisper (1984) met "A Different Corner" (1986) en nam een duet op met soul-icoon Aretha Franklin, I Knew You Were Waiting (for Me), een grote hit in 1987. Het nummer behaalde de eerste positie in de wekelijkse hitlijsten in Nederland, maar ook in de Billboard Hot 100 in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk. Met I Knew You Were Waiting (for Me) won George ook een Grammy Award in 1988.
    Het eerste soloalbum van Michael was Faith. De eerste single, I Want Your Sex werd door veel radiozenders genegeerd vanwege het suggestieve onderwerp. Het nummer werd desondanks (misschien zelfs dankzij) een grote hit. In Nederland werd het lied niet geboycot en stond het drie weken bovenaan in de Top 40. De tweede single, het titelnummer Faith, werd uitgebracht in oktober 1987, een paar weken voor de uitgave van het album. Het nummer werd een van de bekendste nummers van Michael, het stond zes weken op de eerste plaats in de Nederlandse Top 40. De intro van Faith is een stukje uit het Wham!nummer Freedom, gespeeld op kerkorgel. Ook drie andere singles van het album behaalden in Nederland de top 10; Father Figure kwam tot plek twee, One More Try behaalde de vierde plaats en Monkey schopte het tot zes. Kissing a Fool werd de eerste single van het album die in Nederland niet in de top 10 kwam, maar bleef steken op dertien. Listen Without Prejudice Vol.1 (Luister zonder vooringenomenheid) kwam op de markt in september 1990. Na het enorme succes van voorganger Faith probeerde Michael met dit album een nieuw image
    voor zichzelf te creëren. De titel is een indicatie van zijn wens om meer serieus genomen te worden als songwriter. Er werd geen promotie gemaakt voor het album en er waren ook geen videoclips bij de singles. De eerste single van het album werd Praying For Time (augustus 1990), een somber nummer en deed niet veel in de hitlijsten. Het tweede nummer is Waiting For That Day, dat weinig aandacht kreeg. De Top 40 werd niet gehaald. De volgende single werd Freedom '90, de enige single met een bijbehorende videoclip. Het nummer was een bekennend project van Michael dat de betrekkelijkheid liet zien van zijn eerdere imago met Wham! en Faith. Michael zelf verscheen niet in de clip, die geregisseerd werd door David Fincher. In plaats daarvan werd een aantal van zijn vriendinnen, onder wie Naomi Campbell, Linda Evangelista, Christy Turlington, Tatjana Patitz en Cindy Crawford, ingezet om delen van de teksten in de clip te playbacken. In de clip werden demonstratief een aantal symbolen uit de Faith-tijd met explosieven opgeblazen (gefilmd met hi-speed/slow-motioncamera's) waaronder het leren BSA-jack, de gitaar en de jukebox.
    Tijdens de Cover to Cover Tour in 1991 zong Michael samen met Elton John het nummer Don't Let The Sun Go Down On Me, een single oorspronkelijk uit 1974, van Elton John alleen. Het nummer werd nu als duet opnieuw uitgebracht en werd een enorme hit wereldwijd. Ondertussen werd het album Listen Without Prejudice Vol. 2 geschrapt om onduidelijke redenen, ook al is het aannemelijk dat het kwam door de strubbelingen tussen de zanger en zijn platenlabel Sony. De maatschappij had de release van zijn tweede album niet volledig ondersteund door het ontbreken van de videoclips. In plaats van het album werd de single Too Funky uitgebracht door het label Epic Records in de lente van 1992. Tekstueel een simpel nummer, een dierlijk pleidooi van Michael voor de seks. Muzikaal was het nummer het meest uptemponummer sinds Faith. Het verscheen op het album Red Hot + Dance dat door de internationale organisatie Red Hot (fighting AIDS through pop culture) werd uitgebracht. Ook verscheen het op zijn "best of"-albums uit 1998 en 2006. In de bijbehorende videoclip speelt Michael een regisseur die een aantal modellen filmt, waaronder Linda Evangelista, Tyra Banks, Beverly Peele en Nadja Auermann. . Michael trad op tijdens het Freddie Mercury Tribute Concert, een eerbetoon aan de overleden zanger van Queen. Michael stal de show met zijn versie van Somebody to Love. Five Live is een album uit 1993, met daarop vijf nummers gezongen door Michael, Queen en Lisa Stansfield. Somebody to Love en These Are The Days Of Our Lives waren opgenomen bij het concert. Killer, Papa Was a Rollin' Stone en Calling You zijn liveoptredens van Michael tijdens zijn "Cover To Cover Tour".
    Tijdens zijn optreden op het Freddie Mercury Tribute wist Michael al dat zijn Braziliaanse vriend Anselmo Feleppa terminaal ziek was. In maart 1993 overleed deze aan een aan aids gerelateerde hersenbloeding. Michael stopte achttien maanden met het schrijven van teksten en ging door een diepe depressie. Hij stopte al zijn woede in een rechtszaak tegen Sony, over zijn contract. Volgens zijn advocaten was Michael niet alleen slachtoffer van een oneerlijk contract, maar ook van een industrie waar de macht aan een kleine groep toebehoort, in het nadeel van artiesten. Sony had als tegenargument dat Michael een bindend contract had getekend. George Michaels advocaat Mark Cran gaf als verdediging dat Michael bij het ondertekenen van het contract - hij was toen achttien jaar - te jong was om de
    consequenties te kunnen overzien. De uitspraak was in het nadeel van Michael. Daarom verklaarde de zanger dat hij geen nieuw materiaal zou uitbrengen als hij het minimale aantal obligaties aan Sony zou hebben gecompleteerd.
    November 1994, tijdens de eerste editie van de MTV Europe Music Awards, kwam Michael weer met nieuw materiaal. Het nummer Jesus to a Child was een ode aan zijn Braziliaanse vriend Anselmo. Door de rechtszaak met Sony kon Michael geen nieuw materiaal uitbrengen bij Epic. Het label DreamWorks maakte echter een deal met Sony, waardoor Michael met een nieuw label verderging. Jesus to a Child werd de eerste van zes singles van het album Older. Als tweede single werd Fastlove uitgebracht, een energiek nummer over het verlangen naar bevrediging en voldoening zonder tegenprestatie. Het nummer viel op omdat een refrein ontbrak en vanwege de futuristische videoclip. Na de twee singles werd het album Older uitgebracht, tien jaar na de opheffing van Wham!. Het album behaalde de eerste plaats in de Album Top 100, het tweede album van drie soloalbums dat dit voor elkaar kreeg (Listen Without Prejudice kwam tot nummer 2). Het album bracht Michael een MTV Video Music Award voor Fastlove en een MTV Europe Music Award voor beste mannelijke artiest in 1997. Ladies & Gentlemen: The Best Of George Michael is een greatest hits-collectie uit 1998. Het album bevat 29 nummers, verdeeld over twee cd's. De eerste cd, "For the Heart" bevat de meeste ballads, terwijl op cd 2, "For the Feet", voornamelijk zijn dansnummers te vinden zijn. Ook zijn er drie duetten opgenomen die niet eerder op een album van Michael verschenen, te weten I Knew You Were Waiting For Me(met Aretha Franklin), Don't Let The Sun Go Down On Me (met Elton John) en Desafinado, een Portugees duet met de Braziliaanse zangeres Astrud Gilberto. Er waren ook enkele nieuwe nummers bij. Daarvan werd Outside de eerste single. Het nummer geeft een humoristische kijk op zijn arrestatie, kort ervoor, voor het 'provoceren' van een (undercover) politieagent in een openbaar toilet. Het nummer behaalde de elfde positie in de Top 40. As, een duet met Mary J. Blige werd de tweede single en behaalde de zevende plaats in de Top 40. Ofschoon de Born Again Christian Blige en haar Amerikaanse platenmaatschappij oordeelden dat associatie met een openlijk homoseksuele en controversiële popster niet goed zou zijn voor haar carrière, liet ze zich wel positief uit over homoseksuelen[2] Het nummer verscheen desondanks niet op haar album No more drama.
    Op het album Songs from the Last Century uit 1999 zette Michael alleen covernummers, door hem gezongen. Songs from the Last Century bevat nummers geschreven door de grootste componisten uit de afgelopen honderd jaar zoals Roxanne (geschreven door Sting). Het album werd uitgegeven door Virgin Records en geproduceerd door Michael zelf met behulp van Phil Ramone. In 2004 verscheen het album Patience, zijn eerste met origineel materiaal sinds 1996. De single Shoot the Dog was een kritisch nummer over de Irakoorlog. In de videoclip wordt Tony Blair neergezet als een hond die zijn baasje George W. Bush overal volgt. Om het album te promoten verscheen Michael in The Oprah Winfrey Show, zijn eerste tv-optreden in meer dan 10 jaar. In de show praatte hij over zijn arrestatie, zijn homoseksualiteit en zijn terugkeer in de spotlights. Ook trad hij op met het nummer Amazing, afkomstig van het album Patience. Zijn album Twenty Five, waarmee de 25ste verjaardag van zijn muziekcarrière werd gevierd, bevatte zijn grootste hits. Het album werd uitgegeven in november 2006. Het bevat solonummers, maar ook werk uit de Wham!-tijd. Het bevat 26 nummers, inclusief vier Wham!-liedjes en drie nieuwe nummers: An Easier Affair, This Is Not Real Love (een duet met Mutya Buena) en Heal The Pain (een duet met Paul McCartney).
    In 2014 kwam zijn laatste album uit, Symphonica, met vooral live gezongen liedjes van zijn wereldtournee van 2011/2012. In 2011 nam Michael samen met de Britse komiek James Corden een sketch op voor de inzamelingsactie Red Nose Day van Comic Relief. In deze sketch zongen Corden (als het personage Smithy uit Gavin & Stacey) en Michael liedjes van de zanger, terwijl ze in een auto door Londen reden. Vanaf 2015 gebruikte Corden dit idee in het populaire item Carpool Karaoke in zijn Amerikaanse talkshow The Late Late Show with James Corden.[
    Tot zijn publieke coming-out in 1997 liet George Michael zich niet in het openbaar uit over zijn seksuele geaardheid. Hij zei daar later over dat hij zelf nooit ook maar enig moreel probleem met zijn geaardheid had gehad, maar dat hij simpelweg zijn moeder niet ongerust wilde maken, in een tijd dat homoseksualiteit en aids vaak nog onlosmakelijk met elkaar verbonden leken.] Bovendien vond hij dat hij, voor de goede verstaander, al duidelijk genoeg was in zijn werk, en wilde hij lange tijd niet toegeven aan de in zijn ogen misplaatste, opdringerige nieuwsgierigheid van de roddelpers.[ In zijn vriendenkring was zijn geaardheid wel al veel eerder bekend. Zo vertelde hij reeds begin jaren tachtig aan Wham!-collega Andrew Ridgeley dat hij op mannen viel. Toch dacht hij nog lange tijd dat hij biseksueel was, en deelde hij het bed in die jaren meer met vrouwen dan met mannen.[ Pas begin jaren negentig had hij zijn eerste serieuze relatie met een man, de Braziliaanse modeontwerper Anselmo Feleppa. Het was deze relatie, zo verklaarde hij later, die hem deed beseffen dat zijn gevoelens voor mannen toch echt veel diepgaander waren dan die voor vrouwen, wat ervoor zorgde dat hij zichzelf vanaf dat moment definitief zag als een homoseksuele man.[ In april 1992 gaf hij volgens velen een van zijn beste optredens ooit, op het Freddie Mercury Tribute Concert for Aids Awareness, georganiseerd ter nagedachtenis van de enige maanden daarvoor aan aids overleden Queen-zanger. Op dat moment wist hij ironisch genoeg ook nog maar net enkele maanden dat Feleppa aan diezelfde, toen nog vaak dodelijke ziekte leed. Het feit dat hij dit verdriet met niemand kon delen maakte hem, zo vertelde hij later, eenzamer dan ooit: "I couldn't go through it with my family because I didn't know how to share it with them - they didn't even know I was gay. I couldn't tell my closest friends, because Anselmo didn't want me to. So I'm standing on stage, paying tribute to one of my childhood idols who died of that disease... the isolation was just crazy."[ ] In maart 1993 bezweek Feleppa uiteindelijk aan de gevolgen van aids. Een dag later vertelde een aangeslagen, verwarde Michael zijn ouders dan toch eindelijk over zijn voorkeur voor mannen.[ Anderhalf jaar na Feleppa's dood schreef hij het nummer Jesus to a Child, als een ode aan zijn gestorven geliefde. Het nummer markeerde, zoals hij later zelf verklaarde, het einde van een pijnlijke rouwperiode waarin hij tot weinig in staat was. Intussen namen, mede door de toespelingen in dit nummer, de geruchten omtrent Michaels vermeende homoseksualiteit almaar toe.[ Uiteindelijk besloot hij zich dan toch publiekelijk uit te spreken over zijn liefdesleven, en gaf hij in november 1997 een interview aan de Engelse krant The Mirror. In dit gesprek was hij buitengewoon openhartig over wat zijn relatie met Feleppa voor hem betekend had.[] Enkele dagen later kopte de homonieuwssite Gay Today dan ook in niet mis te verstane chocoladeletters: "GEORGE MICHAEL COMES OUT!"[
    Het Will Rogers Memorial Park in Beverly Hills, waar George Michael op 7 april 1998 werd gearresteerd. Nog geen half jaar later, in april 1998, werd Michael gearresteerd voor een "ontuchtige handeling" in een openbaar toilet in een park in Beverly Hills, Californië, daartoe, althans in zijn eigen lezing, uitgelokt door een undercoveragent. Het gênante voorval werd direct wereldnieuws.[ Michael besloot van meet af aan het schandaal met opgeheven hoofd tegemoet te treden en zich niet te verstoppen voor de pers. [] Reeds enkele dagen na het incident gaf hij een interview aan nieuwszender CNN, waarin hij verklaarde dat hij in die specifieke situatie weliswaar roekeloos en dwaas gehandeld had, maar dat hij los daarvan een trotse, zelfbewuste homoseksueel was, die zich totaal niet schaamde voor zijn geaardheid.[ De zanger werd een maand later veroordeeld tot een boete van 810 dollar, 80 uur taakstraf en het zoeken van psychologische hulp.[]Door het hele voorval met de nodige ironie te benaderen nam hij zijn critici handig de wind uit de zeilen. Zo beschreef hij in een interview met muziekzender MTV, in november 1998, de gebeurtenis als volgt: "I got followed into the restroom and then this cop -- I didn't
    know it was a cop, obviously -- he started playing this game, which I think is called, 'I'll show you mine, you show me yours, and then when you show me yours, I'm going to nick you'", om met gespeelde verbazing te vervolgen: "If someone's waving their genitalia at you, you don't automatically assume that they're an officer of the law..."[ Maar hij liet het niet bij interviews alleen. Datzelfde najaar kwam hij met een nieuwe single, Outside, die, met de bijbehorende videoclip, overduidelijk gebaseerd was op deze affaire. In de gedurfde, bewust provocerende clip stak hij genadeloos de draak met zowel zichzelf als met de in zijn ogen benepen seksuele moraal van die tijd: de video begint als een parodie op een Scandinavische pornofilm, toont beelden van een discotheek vol opzichtig glinsterende urinoirs, bevat menig verwijzing naar publieke seks en eindigt met twee zoenende politiemannen.[ Het is wellicht deze brutale, doortastende reactie van Michael op zijn arrestatie geweest die ertoe geleid heeft dat deze gebeurtenis sindsdien door vrijwel iedereen herinnerd wordt als Michaels plotselinge, noodgedwongen coming-out, tot in de vele necrologieën die bij zijn dood verschenen aan toe. Niets is echter minder waar, zijn eigenlijke coming-out was reeds een half jaar eerder, in het eerdergenoemde interview in The Mirror.[ ] Toch hield zelfs Michael zelf, om onduidelijke redenen, deze wijdverbreide mythe in stand, door meermalen, nog jaren na het incident, te verklaren dat hij deze gênante confrontatie in het toilet "subconsciously deliberate" (onderbewust en opzettelijk tegelijk) had opgezocht, om eindelijk af te zijn van alle geheimzinnigheid rond zijn geaardheid en voortaan volledig zichzelf te kunnen zijn.[ Zijn aanvankelijke terughoudendheid omtrent zijn liefdesleven leverde Michael reeds in de jaren tachtig de woede van collega-artiest Boy George op. De toenmalige zanger van Culture Club nam het hem zeer kwalijk dat hij zich maar al te makkelijk het imago van vrouwenversierder liet aanleunen, en dat hij niet openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkwam. Nog in 2005 verweet Boy George hem in het geniep "rond te hebben gehangen in publieke toiletten, als een soort van vooroorlogse homoseksueel".[ Hoe het ook zij, sinds zijn al dan niet gedwongen coming-out was Michael in elk geval openhartiger dan ooit tevoren over zijn relaties met mannen, of het nu ging om serieuze, langdurige relaties[24], vluchtige sekscontacten ("Mannen blijven hun leven lang jagers, maar homo's hebben hun vrijheid wat dat betreft nou eenmaal beter geregeld dan hetero's")[] of zelfs de betaalde liefde ("You don't pay an escort for sex. What you really pay an escort for is to leave after the sex")[]. Hij groeide uit tot een prominent voorvechter van homorechten [ ] , die zich, juist ook in de Verenigde Staten, ondubbelzinnig uitsprak voor het homohuwelijk en tegen de zogeheten conversietherapie, een behandeling bedoeld om tieners van hun homoseksualiteit te "genezen", iets dat in zijn ogen niets anders dan een ernstige vorm van marteling was.[ ] En toen hij in 2006 opnieuw in het nieuws kwam vanwege het cruisen naar anonieme seks, dit keer in Londen, zei hij hier geen enkel probleem meer mee te hebben. Hij was de schaamte definitief voorbij, en wilde graag een voorbeeld zijn voor jonge homo's, als een expliciete, zich voor niets of niemand verontschuldigende homoseksueel, die tegelijkertijd al decennialang zeer succesvol was in de muziekindustrie.[] Een volop praktiserende, uitgesproken promiscue homoseksueel ook, die een open relatie met zijn toenmalige partner had, in tegenstelling tot de ongevaarlijke, seksloze homo's die de Britse tv-kijker volgens hem maar al te vaak voorgeschoteld kreeg: "Gay people in the media are doing what makes straight people comfortable, and automatically my response to that is to say I'm a dirty filthy fucker and if you can't deal with it, you can't deal with it."[ Michael heeft toegegeven zware drugs te hebben gebruikt. In februari 2006 werd hij gearresteerd omdat hij onder invloed van drank en harddrugs achter het stuur zat, iets wat hij zelf "mijn eigen stomme schuld" noemde. In mei van dat jaar was het weer raak. De zanger lag te slapen op het stuur van zijn auto en ontwaakte pas nadat iemand vijf minuten lang op zijn raam klopte. De zanger reed door en raakte een paal. In oktober 2006 werd de zanger in Londen buiten bewustzijn gevonden in zijn auto, waardoor hij voor een verkeersopstopping zorgde. Hij werd meegenomen naar het ziekenhuis voor onderzoek, waarna hij naar het politiebureau werd gebracht. Later werd hij gearresteerd vanwege het bezit van cannabis. Hij kreeg in juni 2007 een rijontzegging van twee jaar en een taakstraf. In augustus 2009 reed hij zijn Range Rover total loss, maar dit keer was er geen sprake van alcohol of drugs. Op 4 juli 2010 's nachts reed hij in een auto, onder invloed van drugs, tegen de voorgevel van een filiaal van de fotoketen Snappy Snaps. Hiervoor werd hij op 14 september dat jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, een rijontzegging van vijf jaar en
    een geldboete van 1365 Engelse pond. Zijn celstraf ging onmiddellijk in. Hij zat vast in de Highpoint Prison in het Engelse graafschap Suffolk en op 11 oktober werd hij weer vrijgelaten.
    In 1984 zong hij als onderdeel van Band Aid mee met de kerstsingle Do They Know It's Christmas? Een gedeelte van de opbrengst ging naar het verlichten van de hongersnood in Ethiopië. Met 3,7 miljoen verkochte singles werd het de best verkochte single in het Verenigd Koninkrijk, totdat Elton John die positie in 1997 overnam met zijn heruitgave van Candle in the Wind. George Michael trad onder meer met Elton John op tijdens Live Aid in 1985. Het geld dat hij overhield aan zijn single Last Christmasschonk hij eveneens aan Band Aid. In 1986 zong George Michael bij het liefdadigheidsconcert van de The Prince's Trust het lied Everytime You Go Away met Paul Young.[] In 1988 deed hij in het Londense Wembley stadion mee aan het tribuut ter gelegenheid van Nelson Mandela's zeventigste verjaardag en trad op met het nummer Sexual Healing. George Michael voerde campagne voor Lgbt-rechten en was een Hiv/Aids-fondsenwerver.[] De royalty's die hij ontving voor het met Elton John zingen van Johns lied Don't Let the Sun Go Down on Me werden verdeeld over tien liefdadigheidsfondsen voor kinderen, aids en opvoeding. In 2003 deed hij mee aan een campagne voor terminaal zieke kinderen. Kort na zijn overlijden maakte Dame Esther Rantzen, oprichtster en president van Childline, bekend dat hij haar liefdadigheidsfonds bij leven "miljoenen" had geschonken.[]De opbrengst van zijn in 1996 opgenomen single Jesus to a Child gaf hij ook aan deze organisatie. Michael nam regelmatig publiekelijk een politiek standpunt in. In de jaren 80 was Michael kritisch over het beleid van de Britse premier Margaret Thatcher aangaande de kruisraketten. Hij zei zich slecht te voelen belasting te moeten betalen om die wapens te bekostigen. Ook het nummer Shoot the Dog was een kritisch nummer over politiek. In 2003 nam Michael een liveversie van het nummer The Grave (Don McLean) op, als protest tegen de oorlog in Irak George Michael bezat verschillende huizen, op verschillende plaatsen in de wereld, waaronder Londen, Los Angeles en een zestiende-eeuws huis in Goring-on-Thames in het Engelse graafschap Oxfordshire. Eerder had hij ook een huis in Dallas, Texas. Op 26 oktober 2011 annuleerde hij een voorstelling in de Londense Royal Albert Hall vanwege een virusinfectie. Op 21 november dat jaar werd hij kort voor een optreden in Wenen met borstpijnen opgenomen in een plaatselijk ziekenhuis. Hij bleek een longontsteking te hebben. Die nacht verergerde zijn gezondheidstoestand, waarna alle resterende concerten van dat jaar afgelast werden. Tot 1 december verbleef hij op de afdeling intensive care. Onder meer werd er bij hem een luchtpijpsnede aangebracht. Op 21 december verliet hij het ziekenhuis. Op 16 mei 2013 liep hij bij een auto-ongeval hoofdletsel op en werd hij per helikopter naar een ziekenhuis gebracht.
    George Michael werd op 25 december 2016 dood aangetroffen in bed door zijn partner, in zijn huis te Goring-on-Thames.[ Bij de uitwendige lijkschouwing werden geen verdachte omstandigheden aangetroffen. De politie verordonneerde vervolgens een inwendige lijkschouwing om de doodsoorzaak vast te stellen. Op 7 maart 2017 maakte de senior coroner[] de definitieve conclusie van die uitgebreidere autopsie bekend, namelijk dat Michael een natuurlijke dood gestorven was. De officiële doodsoorzaak bleek een gedilateerde cardiomyopathie in combinatie met een myocarditis en een leververvetting te zijn. De plaatselijke politie liet weten dat ze het onderzoek naar Michaels dood daarmee als afgesloten beschouwde.[ Op woensdag 29 maart 2017 werd hij pas begraven. De uitvaart vond in besloten kring plaats. Hij werd bij zijn moeder begraven op de Highgate Cemetery in Londen.





    25-06-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de stormmuur van blankenberge

     

    24-06-2018 om 11:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 24 juni 1901 pablo picasso

    In de galerie van de kunsthandelaar Ambroise Vollard in Parijs vindt de eerste tentoonstelling plaats van werk van de 18-jarige Spaanse schilder Pablo Picasso. Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno María de los Remedios Cipriano de la Santísima Trinidad Ruiz y Picasso (Málaga, 25 oktober 1881 – Mougins, 8 april 1973) was een Spaans kunstschilder, tekenaar, beeldhouwer, grafisch kunstenaar, sieraadontwerper en keramist. Hij was een van de bekendste Spaanse kunstschilders. Pablo Picasso was het eerste kind van José Ruiz Blasco en María Picasso López. Traditiegetrouw kreeg hij een aantal naar heiligen verwijzende voornamen: Pablo, Diego, José, Francisco de Paula, Juan Nepomuceno, María de los Remedios, Cipriano de la Santísima Trinidad. Zijn twee achternamen zijn conform het Spaanse naamstelselachtereenvolgens de eerste achternaam van zijn vader (Ruiz) en de eerste achternaam van zijn moeder (Picasso). Merkwaardig is dat hij onder zijn tweede achternaam Picasso bekend is en niet als Ruiz. Pablo Picasso's vader was kunstenaar, tekenleraar en conservator. In 1884 werd zijn zus Dolores (Lola) geboren en in 1887 zijn zus Concepción (Conchita). Picasso had gedurende zijn leven relaties met meerdere vrouwen, die hij vaak gebruikte als schildersmodel: Fernande Olivier, Éva Gouel (ook wel bekend onder de naam Marcelle Humbert), de Russische balletdanseres Olga Khokhlova, Marie-Thérèse Walter, de fotograaf Dora Maar, Françoise Gilot en Jacqueline Roque. Telkens wanneer hij opnieuw verliefd werd, werd dit in zijn werk duidelijk door een wisseling van stijlen. Paulo Picasso (4 februari 1921 - 5 juni 1975) was het eerste kind van Pablo Picasso en Olga Khokhlova. Paulo was als kind onder andere model voor het schilderij Paulo als Harlekijn (1924) en Paulo op een ezel. Maya Widmaier-Picasso (5 september 1935) is geboren uit de relatie met MarieThérèse Walter. Picasso maakte enkele beeldhouwwerken die Maya als thema hadden, zoals Maya à la poupée (Maya met een pop), die in februari 2007 uit het huis van Picasso's kleindochter werd gestolen. Maya Widmaier-Picasso woont in Parijs en is een expert die originelen van vervalsingen kan onderscheiden. Claude Picasso (15 mei 1947) is het eerste kind met Françoise Gilot. Paloma Picasso is ook een kind van Françoise Gilot. Pablo werd geboren aan de Plaza de La Merced in Malaga. Het was een zware bevalling in het bijzijn van een oom, die arts was, en een vroedvrouw[2]. De vroedvrouw dacht dat het kind dood was en besteedde alleen aandacht aan de moeder; de oom, Don Salvador, redde het kind van de verstikkingsdood.[ Reeds in 1890 schilderde Pablo, in olieverf, de picador, een stierenvechter in de arena, dat geldt als zijn eerste schilderij[. In 1891 verhuisde het gezin naar A Coruña in Galicië in het uiterste noordwesten van Spanje, aan de Atlantische Oceaan, waar Pablo's vader als kunstdocent was aangesteld aan de Instituto da Guarda. Vanaf 1894 hield Pablo een dagboek bij, waarin hij portretten en karikaturen tekende. Schilderijen signeerde hij met P. Ruiz. In januari 1895 stierf zijn zusje Conchita, op zevenjarige leeftijd, aan difterie, hetgeen hem zeer aangreep. Vlak daarna verhuisde het gezin naar Barcelona, waar Pablo's vader een baan als docent was aangeboden. De 13-jarige Pablo deed toelatingsexamen aan de Academie voor Schone Kunsten in Barcelona. Het toelatingswerk: het tekenen van een torso[, waarvoor hij een maand de tijd had, voltooide hij in één dag []. Men was hiervan dermate onder de indruk dat hij onmiddellijk werd aangenomen en de eerste twee leerjaren mocht overslaan. Op vijftienjarige leeftijd schilderde Pablo een groot werk (197 x 249,5 cm): Wetenschap en liefdadigheid []. Het onderwerp hiervan: een stervende, met aan haar bed een arts en een non, grijpt terug naar de dood van zijn zusje Conchita. Hiervoor kreeg hij een eervolle vermelding tijdens een tentoonstelling in het Paleis voor Kunst en Industrie[] in Madrid. Vanaf september 1897 studeerde Pablo korte tijd aan de in hoog aanzien staand, Real Academia de Bellas Artes de San Fernandoin Madrid. Daar het onderwijssysteem hem niet beviel, volgde hij na verloop van tijd geen colleges meer. Wel bezocht hij de musea, waaronder vaak het Prado, en de kunstgalerieën. In die tijd wijzigde hij zijn signatuur van Ruiz naar P. Picasso. In juni 1898 ging hij terug naar Barcelona.
    Nadat hij in april 1899 verhuisd was naar de Carrer dels Escudellers in Barcelona was hij vaak te vinden in het café en cabaret Els Quatre Gats (De vier katten)[]; een gelegenheid waar kunstenaars elke dag bijeen kwamen om te praten over kunst en filosofie, muziek te maken, gedichten voor te lezen of cabaret op te voeren.[] In deze gelegenheid maakte Picasso veel portretten, waaronder een zelfportret.[ Pablo vertrok samen met zijn vriend Carlos Casagemas per trein van Barcelona naar de wereldstad en kunsthoofdstad Parijs; destijds een reis van enkele dagen. Parijs was de 'lichtstad' met de Eiffeltoren, die evenals enige straten verlicht werd met elektrisch licht. Daar ontmoette hij zijn eerste Parijse vriend, de journalist en dichter Max Jacob, die Picasso hielp met het leren van de Franse taal en inwijdde in de literatuur. Ze deelden een appartement; Max sliep 's nachts, terwijl Picasso overdag sliep en 's nachts werkte. Het waren tijden van armoede, kou en wanhoop. Veel van Picasso's werk werd verbrand om de kleine woning warm te houden. Op de Wereldtentoonstelling van 1900 hing in het Spaanse paviljoen het schilderij De laatste ogenblikken van de 19-jarige Picasso. Dit schilderij werd later door hem zelf overgeschilderd.[] Picasso was onder de indruk van de werken van Paul Cézanne, Edgar Degas, Pierre Bonnard, Vincent van Gogh en Henri Toulouse-Lautrec. Pablo en Carlos huurden woon- en werkruimte aan de Rue Gabrielle 49 in Montmartre. In Parijs ontmoette Carlos Germaine Gargallo, een danseres uit de Moulin Rouge, en werd verliefd op haar. Na verloop van tijd gingen Pablo en Carlos wegens geldgebrek terug naar Madrid. Casagemas keerde, verliefd als hij was, terug naar Parijs, al was hij intussen wel verslaafd aan de drugs en aan de drank. Germaine wees hem af; hij schoot op haar en schoot zichzelf door het hoofd. Zij overleefde, hij niet. Picasso schilderde hierop Mort de Casagemas,[] waarin hij duidelijk verband legde met Van Gogh die ook zelfmoord gepleegd had.[ De dood van Casagemas was voor Picasso de opmaat van een jarenlange depressie.
    Gedurende de eerste vijf maanden van 1901 woonde Picasso in Madrid, waar hij en zijn anarchistische vriend Francisco de Asis Soler het tijdschrift Arte Joven(Jonge kunst) oprichtten. Er verschenen vijf nummers. Soler maakte de artikelen en Picasso illustreerde het tijdschrift, meestal met grimmige spotprenten die sympathiseren met de armen. Het eerste nummer werd gepubliceerd op 31 maart 1901. Tot 1905 verbleef Picasso afwisselend in Barcelona en Parijs. In mei 1901 betrok Picasso, tot eind 1901, een atelier op de zolderverdieping van Boulevard de Clichy 130 van galeriehouder Pere Mañach. Pere Mañach geloofde in Picasso en bood hem een contract aan van 150 franc per maand voor regelmatige levering van werken. Op de zolderverdieping ontstond ook Evocatie (de ter aarde bestelling van Casagemas), [] waarvan de compositie teruggrijpt op De begrafenis van graaf Orgaz van El Greco.[] Pablo werd onrustig, misschien wel omdat Casagemas dezelfde ruimte had bewoond. Hij reisde meerdere keren tussen Barcelona en Parijs en kon niet kiezen tussen zijn vaderland en de lichtstad. Van 25 juni tot en met 14 juli 1901 werd, op verzoek van Pere Mañach, de eerste tentoonstelling bij Ambroise Vollard gehouden. Voorafgaand aan de tentoonstelling worden reeds 15 werken verkocht. [] De kunstenaar begon toen zijn werk met Picasso te signeren, de naam van zijn moeder, in plaats van met P. Ruiz of P. Ruiz y Picasso. In 1901 schildert Picasso taferelen uit het Parijse leven, zoals de absintdrinkster[ ] en in 1902 het 'straattheater' in Parijs, zoals Harlekijn en zijn maat[] en clown met aap[]. Als hij aan in het derde kwartaal van 1902 weer in Parijs woont maakt hij bijna alleen tekeningen, omdat hij geen geld heeft voor linnen.
    Gedurende minstens één jaar woonde hij in Barcelona. Mogelijk heeft hij daar in 1903 het schilderij De armen op het strand []gemaakt; over 'mensen zonder leven'.[] Wel is zeker dat hij daar, in hetzelfde jaar het mysterieuze schilderij La vie maakte. Het schilderij dat een overschildering is van De laatste ogenblikken,[]dat daarmee de dood door het leven verving; misschien wilde Picasso hiermee laten zien dat hij de dood van zijn vriend had verwerkt en zelf weer verder kon leven.
    In 1904 verhuist Pablo definitief naar Parijs, waar hij, tot 1909, een atelier betrekt op Rue Ravignan 13, wederom in het 18e arrondisement (Montmartre); nu tussen de Moulin Rouge en de Sacré-Cœur. In deze obscure bouwval vol vreemde geluiden, boeken en met een wirwar van trappen[ ] , dat vanwege zijn vreemde indeling Le Bateau-Lavoir (de wasschuit) werd genoemd en waar maar één kraan was, ontmoette Picasso Fernande Olivier, een bohemienne en kunstenares die zijn eerste grote liefde werd. Deze ontmoeting luidde zijn roze periode in, waarin Fernande veelvuldig op zijn schilderijen voorkomt en met wie hij 7 jaar zou samenwonen[24]. De buurt was gewild onder kunstenaars vanwege de lage huur. In atelier Bateau-Lavoir hebben ook vele andere kunstenaars gewerkt, zoals Kees van Dongen, Juan Gris, Maurice de Vlaminck, Georges Braque, Pierre-Auguste Renoir, Paul Cézanne, Max Jacob (dichter) en Appolinaire (schrijver). Bateau-Lavoir is in 1970 afgebrand.
    Fernande, Pablo en andere kunstenaars ontmoetten elkaar zeer frequent in één van de oudste cabarets in Montmartre: café Au Lapin Agile (Het rappe konijn).[] Daar Picasso in grote armoede leefde, was deze plek voor hem en andere kunstenaars aantrekkelijk, want de waard accepteerde ook schilderijen als betaalmiddel. Uiteindelijk bezat de waard een indrukwekkende verzameling schilderijen, waaronder minstens twee van Picasso; één met zijn dochter: Vrouw met kraai[]en één met de waard met gitaar en Pablo zelf als harlekijn: Le Lapin Agile.[] Laatstgenoemd schilderij heeft tot 1912 in het etablissement gehangen. Meerdere malen per week bezochten Picasso en zijn vrienden circus Médrano, dat vlakbij optrad. De 'kunstenmakers' []uit deze tijd zien er weliswaar arm uit, maar niet zo troosteloos en uitzichtloos als die uit 1903. De schoonheid van de Griekse en Romeinse beeldhouwwerken, die Picasso in die tijd in het Louvre bestudeert, straalt af op zijn schilderijen. Bijvoorbeeld in La toilette,[] waarin hij 'la belle Fernande' afbeeldt in een Venus-achtige pose. In 1905 kocht de Amerikaanse kunstverzamelaar Leo Stein naakt meisje met bloemenkorf (Linda la Bouquetière, 1905). Picasso bezocht de Salon van Leo en zijn zus Gertrude Stein, waar kunstenaars vaak op zaterdag samenkwamen om te praten over kunst en literatuur en muziekstukken en toneelstukken op te voeren en dergelijke. Daar ontmoette hij zijn levenslange rivaal Henri Matisse, waarmee hij ook bevriend raakte. Picasso schilderde portretten van zowel Gertrude Stein als haar neef Allan Stein. Gertrude Stein werd Picasso's voornaamste beschermvrouw; ze verwierf zijn tekeningen en schilderijen en exposeerde ze in haar informele Salon in haar huis in Parijs. Dit werd uiteindelijk een vriendschap voor het leven. Na verloop van tijd verhuisde Leo Stein met zijn vrouw Sarah en zijn broer Michael naar Italië en werden mecenassen van Matisse, terwijl Gertrude Stein werken van Picasso bleef verzamelen. Op uitnodiging van Tom Schilperoort, een Nederlandse vriend van Kees van Dongen bracht Picasso in 1905 enkele weken door in het Noord-Hollandse Schoorl. Van daaruit maakte hij uitstapjes naar Alkmaar en Hoorn. In deze periode maakte hij verschillende schilderijen, zoals La Belle Hollandaise en Les Trois Hollandaises, en een aantal schetsen.[] In 1907 trad Picasso toe tot een kunstgalerie in Parijs die recent was geopend door Daniel-Henry Kahnweiler, een Duitse kunsthistoricus en kunstverzamelaar. Hij werd vanaf 1907 bekend in Parijs, omdat hij een van de eerste verdedigers was van het kubistische werk van Pablo Picasso en Georges Braque. Kahnweiler verdedigde ontluikende artiesten zoals André Derain, Kees van Dongen, Fernand Léger, Juan Gris, Maurice de Vlaminck en verscheidene anderen die uit vele delen van de wereld gekomen waren om te wonen en te werken in Montparnasse.
    In Parijs onderhield Picasso vriendschappen met bekende personen uit Montmartre en Montparnasse, waaronder Andre Breton, dichter Guillaume Apollinaire, schrijver Alfred Jarry en Gertrude Stein. Apollinaire werd in 1911 gearresteerd op verdenking van het stelen van de Mona Lisa uit het Louvre. Apollonaire beschuldigde zijn vriend Picasso, die ook voor verhoor moest komen, maar beiden werden later vrijgesproken. In Parijs ontmoette Picasso ook de naïeve schilder Henri Rousseau en in 1908 hielden Picasso en zijn vrienden een banket ter ere van Rousseau, waar ze hem spottend belaadden met medailles en hem achter zijn rug uitlachten. In de navolgende jaren verkochten handelaren (o.a. Daniel-Henry Kahnweiler en Ambroise Vollard) meer en meer werken van Picasso aan Gertrude Stein, Ivan Morozov [31] en Sergej Sjtsjoekin [32] . Laatstgenoemde bezat tegen het begin van de eerste wereldoorlog liefst 51 schilderijen van Picasso. Picasso en Braques waren bewonderaars van Paul Cézanne. Men denkt dat de schilderijenreeks Mont Sainte-Victoire van Paul Cézanne van grote invloed is geweest op het ontstaan van het kubisme. In de schilderijen, die Picasso, Braques en André Derain tussen 1907 en 1917 vervaardigden in o.a. Céret komen steeds meer geometrische vormen voor. Voorbeelden hiervan zijn: vrouw met peren (Fernande) uit 1909 en portret van Ambroise Vollard uit 1910. Met het geld dat Picasso ontving voor zijn schilderijen kon hij zich in de herfst van 1909 een huurhuis aan de Boulevard de Clichy 11 permitteren. Daar trok hij in met Fernande, die haar brieven in die tijd ondertekende met 'mevrouw Picasso'. Hoewel hij in dat huis ook een atelier had, ging hij kort daarop ook weer schilderen in 'Bateau Lavoir', waar hij andere vrouwen liet poseren. Hij werd verliefd op Marcelle Humbert, die hij Eva Gouel noemde. Picasso's liefde voor Eva blijkt in veel van zijn kubistische werken. Picasso was zwaar aangeslagen door haar vroegtijdige dood in 1915 als gevolg van een ziekte, op de leeftijd van 30 jaar.
    Na de Eerste Wereldoorlog maakte Picasso kennis met Serge Diaghilevs Ballets Russes. Onder zijn vrienden tijdens deze periode waren Jean Cocteau, Jean Hugo, Juan Gris en anderen. In de zomer van 1918 trouwde Picasso met Olga Khokhlova, een ballerina bij Sergei Diaghilevs gezelschap. Zij brachten hun huwelijksreis door in de villa van de glamoureuze Chileense kunstbeschermster Eugenia Errázuriz in de buurt van Biarritz. Khokhlova introduceerde Picasso in de hogere kringen, formele diners, en alle sociale geneugten in het Parijse leven van de rijke jaren 1920. De twee kregen een zoon, Paulo, die zou uitgroeien tot een losbandige motorcoureur en chauffeur van zijn vader. Khokhlova's fatsoensnormen botsten met Picasso's bohemien-leefstijl en de twee leefden in een toestand van voortdurend conflict. In dezelfde periode werkte Picasso samen met Diaghilevs groep; hij en Igor Stravinsky werkten aan het ballet Pulcinella in 1920. Picasso maakte van de gelegenheid gebruik om verschillende schetsen van de componist te maken. In 1927 ontmoette Picasso de 17-jarige Marie-Thérèse Walter en begon een geheime affaire met haar. Picasso's huwelijk met Khokhlova eindigde in een scheiding van tafel en bed in plaats van echtscheiding, want de Franse wet vereiste een gelijkelijke verdeling van de eigendommen in het geval van echtscheiding, en Picasso wilde Khokhlova niet de helft van zijn vermogen geven. De twee bleven wettelijk getrouwd tot Khokhlova's dood in 1955. Picasso had een langdurige affaire met Marie-Thérèse Walter en verwekte een dochter, Maya, bij haar. Marie-Thérèse leefde in de ijdele hoop dat Picasso op een dag met haar zou trouwen. Zij verhing zich vier jaar na de dood van Picasso. Gedurende zijn hele leven had Picasso een aantal minnaressen naast zijn vrouw of primaire partner. Picasso was twee keer getrouwd en had vier kinderen bij drie vrouwen. De fotografe en schilder Dora Maar was ook een voortdurende metgezel en minnares van Picasso in de late jaren 1930 en begin 1940. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Picasso in Parijs, terwijl de stad door de Duitsers was bezet. Picasso's artistieke stijl paste niet in de nazi-opvattingen over kunst, zodat hij niet in staat was om zijn werk te laten zien tijdens deze periode. Hij bleef wel schilderen in die tijd. Hoewel de Duitsers brons gieten verboden in Parijs, werd het brons voor hem gesmokkeld door het Franse verzet.
    Na de bevrijding van Parijs in 1944 verkeerde Picasso met een jonge studente kunst, Françoise Gilot. De twee werden uiteindelijk geliefden, en hadden twee kinderen samen, Claude en Paloma. Gilot verliet Picasso - als enige van zijn vrouwen - in 1953, naar verluidt als gevolg van mishandeling en ontrouw. Dit was een zware klap voor Picasso. Hij ging door een moeilijke periode na het vertrek van Gilot. Een aantal van zijn inkttekeningen uit deze periode hebben het thema van de afzichtelijke oude dwerg als tegengewicht voor een mooi, jong meisje, waaronder een aantal uit een zes weken durende affaire met Geneviève Laporte, die in juni 2005 werden geveild. Picasso deed niet lang over het vinden van een andere minnares, Jacqueline Roque. Ze werkte op de pottenbakkerij Madoura in Vallauris aan de Franse rivièra, waar Picasso keramiek maakte en beschilderde. De twee bleven samen voor de rest van Picasso's leven en trouwden in 1961. Hun huwelijk was een laatste daad van wraak tegen Gilot. Gilot was op zoek naar juridische middelen om haar kinderen met Picasso, Claude en Paloma, te legitimeren. Aangemoedigd door Picasso had ze geregeld te scheiden van haar echtgenoot, Luc Simon, en zou dan trouwen met Picasso om de rechten van haar kinderen veilig te stellen. Picasso trouwde vervolgens in het geheim met Roque, nadat Gilot de echtscheiding had aangevraagd, en nam zo wraak voor haar vertrek. In 1955 kocht hij villa La Californie in de omgeving van Cannes, in 1958 het Château de Vauvenargues en in 1961 villa Notre-Dame-de-Vie in Mougins. Naast zijn vele artistieke prestaties, had Picasso een filmcarrière, inclusief een cameo-optreden in Jean Cocteaus Testament van Orpheus. Picasso speelde altijd zichzelf in zijn filmoptredens. In 1955 hielp hij bij het maken van de film Le Mystère Picasso ('Het mysterie van Picasso'), geregisseerd door HenriGeorges Clouzot. In 1965 schonk hij zijn beeld Figure découpée aan de gemeente Amsterdam, ter viering van 100 jaar Vondelpark.
    Picasso overleed in april 1973 op 91-jarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking en is begraven bij Château de Vauvenargues bij Aix-en-Provence in Frankrijk. De Franse staat verwierf in 1990 via een nalatenschap van Picasso en diens vrouw Jacqueline Roque een groot aantal kunstwerken.
    Picasso bleef neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog en weigerde om te vechten voor enige zijde of land. Sommige van zijn tijdgenoten vonden dat zijn pacifisme meer te maken had met lafheid dan met principe. Een artikel in The New Yorker noemde hem “a coward, who sat out two world wars while his friends were suffering and dying” ("een lafaard, die twee wereldoorlogen uitzat, terwijl zijn vrienden leden en stierven"). Als Spaans burger in Frankrijk werd Picasso niet gedwongen om te vechten tegen de binnenvallende Duitsers in beide wereldoorlogen. In de Spaanse Burgeroorlog werd militaire dienst voor Spanjaarden die in het buitenland woonden optioneel en zou een vrijwillige terugkeer naar het land inhouden. Terwijl Picasso zich woedend en veroordelend uitliet over Francisco Franco en de fascisten door middel van zijn kunst, heeft hij niet de wapens tegen hen gericht. Hij bleef ook afzijdig van de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging tijdens zijn jeugd ondanks zijn algemene ondersteuning en vriendelijkheid ten opzichte van activisten. Picasso trad in 1944 toe tot de Franse communistische partij, bezocht een internationale vredesconferentie in Polen en ontving in 1950 de Lenin Vredesprijs van de Sovjet-regering. Partijkritiek op een portret van Jozef Stalin als onvoldoende realistisch leidde tot verminderde interesse van
    Picasso in de communistische politiek, maar hij bleef een trouw lid van de communistische partij tot zijn dood. In 1945 verklaarde Picasso in een interview met Jerome Seckler: "Ik ben een communist en mijn schilderijen zijn communistische schilderijen. ... Maar als ik een schoenmaker, royalist of communist of iets anders was, zou ik niet noodzakelijkerwijs mijn schoenen op een bijzondere manier hameren om mijn politieke voorkeur te laten zien." Zijn militante communisme, niet ongewoon onder intellectuelen en kunstenaars in die tijd, al was dit officieel verboden in Franco-Spanje, is al lang het onderwerp van enige controverse; een opmerkelijke bron of demonstratie daarvan was een sarcastisch citaat algemeen toegeschreven aan Salvador Dalí (met wie Picasso een nogal gespannen relatie had), dat ogenschijnlijk twijfelt over de ware eerlijkheid van zijn politieke gezindheid: Picasso es Pintor, yo también; [...] Picasso es español, yo también; Picasso es Comunista, yo tampoco. (Picasso is schilder, ik ook; [...] Picasso is Spanjaard, ik ook; Picasso is communist, ik ook niet.)
    Hij was tegen de inmenging van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten in de Koreaanse Oorlog, wat hij afbeeldde in het schilderij Bloedbad in Korea. In 1962 ontving hij de Internationale LeninVredesprijs.[ Picasso's loopbaan kan worden ingedeeld in verschillende perioden. Samen met Georges Braque ontwikkelde hij in de jaren 1905 - 1915 het kubisme. Picasso heeft tijdens zijn leven enorm veel kunstwerken gemaakt. Er is geen officiële lijst waarin zijn gehele oeuvre staat opgesomd. Hieronder volgt daarom een globaal overzicht van Picasso’s oeuvre, waarin de belangrijkste werken worden genoemd binnen de betreffende perioden van Picasso's loopbaan. Tijdens Picasso's blauwe periode, de tijd dat hij in armoede in Parijs woonde (1901-1904), maakt hij sombere schilderijen in donkere en sombere kleuren, hoofdzakelijk blauw, groen, zwart en paars. Deze kleuren symboliseren de koude, de dood en kwetsbaarheid van het bestaan. Voorbeelden van werken uit Picasso's blauwe periode zijn Desemparats (1903) en The Madman (1904).
    Geleidelijk werd Picasso bekender en kreeg hij zijn eerste successen. Ook kreeg hij aan het einde van zijn blauwe periode een relatie met Fernande Olivier. Picasso werd minder somber, wat in zijn schilderijen tot uitdrukking kwam door het gebruik van zachte tinten blauw en roze. Door het vele gebruik van roze kleuren in het werk uit deze periode, heeft de periode de naam ‘roze periode’ meegekregen. De onderwerpen van zijn schilderijen zijn in deze periode vaak geïnspireerd op het circus, dat Picasso en Fernande vaak samen bezochten. Voorbeelden van werken uit de roze periode zijn het Portret van Señora Canals en Circusartiest en jongen.
    In Parijs kwam Picasso in aanraking met primitieve Afrikaanse en Polynesische beeldhouwwerken, die hem inspireerden tot het afbeelden van totemfiguren en maskers in zijn schilderijen. Picasso experimenteerde constant met nieuwe technieken en werkte aan een minder naturalistische, meer geometrische stijl. Door een hardere en strakkere uitdrukkingswijze en het gebruik van meer en dikkere lagen verf ontstond een geheel nieuwe stijl: het kubisme. Samen met Georges Braquewordt Picasso gezien als uitvinder van deze moderne kunststroming. Enkele belangrijke werken uit de kubistische periode van Picasso zijn Les Demoiselles d'Avignon (1907), dat wordt gezien als het eerste kubistische werk en Blanquita Suárez (1917).
    Door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog moesten veel vrienden van Picasso in militaire dienst, waardoor Picasso zich eenzaam en afgezonderd voelde. Toen in 1915 zijn geliefde ‘Eva’ ook nog overleed werden deze gevoelens nog sterker. Picasso kon zich niet meer concentreren op zijn werk en
    werd depressief. In 1917 werd Picasso door Jean Cocteau meegenomen naar Rome, waar hij achterdoeken, decors en kostuums ging ontwerpen voor een Russisch balletgezelschap genaamd Les Ballets Russes. Picasso verdiepte zich in de klassieke kunst en trouwde een lid van het balletgezelschap. Picasso's nieuwe vrouw maakte van hem een kunstenaar voor de hogere kringen. In deze periode maakte Picasso vooral schilderijen die doen denken aan de stijl van de renaissance en het neoclassicisme. Voorbeelden van klassieke werken van Picasso zijn De absintdrinker en Zelfportret.
    Tussen 1925 en 1930 ontstond in Europa een nieuwe kunststroming die uiteindelijk net zo belangrijk werd als het kubisme: het surrealisme. Picasso raakte beïnvloed door deze nieuwe stijl en experimenteerde verder met vormen, stijlen en kleuren. In zijn surrealistische periode maakte Picasso surrealistische schilderijen en ijzerdraadconstructies. Een voorbeeld van een surrealistisch werk van Picasso is De dans. Via het surrealisme kwam Picasso terecht bij abstracte werken. Hij ging steeds abstracter werken, maar er bleef altijd sprake van figuratie. Voorbeelden van abstracte werken van Picasso zijn Abstract hoofd en Abstract portret. Dit is de meest bekende periode, ook wel de Picasso-stijl genoemd.
    In de laatste periode van zijn leven was Picasso een beroemdheid geworden. Hij trok zich terug uit de publiciteit. Hij bleef productief als schilder Zijn bekendste schilderij is Guernica, een weergave van een Duits bombardement op deze stad in 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Dit schilderij hangt in het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía in Madrid. Een ander bekend schilderij is Les Demoiselles d'Avignon uit 1907, dat door veel kunsthistorici gezien wordt als het beginpunt van de schilderkunst van de 20e eeuw. Het werk bevindt zich in het Museum of Modern Art (MOMA) in New York. Picasso heeft veel werken gemaakt met de vrouw als thema. Een bekend schilderij is The Weeping Woman uit 1937, waarvoor Picasso's geliefde Dora Maar model stond. Tête de femme (Jacqueline) uit 1963 is een portret van zijn tweede echtgenote Jacqueline en bracht op 2 februari 2010 op een veiling bij Christie's in Londen 9,2 miljoen euro op. De nieuwe eigenaar is onbekend.









    24-06-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 24 juni 1942 fleetwood mac

    Mick Fleetwood Brits popmuzikant. Drummer van de Brits/Amerikaanse band Fleetwood Mac. Fleetwood Mac is een Brits-Amerikaanse band die in 1967 werd opgericht in Londen. De band kende twee relatief succesvolle periodes, die gekenmerkt worden door de verschillende muzikale stijlen die de band in die periodes heeft gehad. Sinds de oprichting door Peter Green werd er met name blues gespeeld en heette de - toen nog - Britse band Peter Green's Fleetwood Mac. De groep evolueerde na de beginjaren tot een popgroep met steeds wisselende bezettingen. Na het vertrek van Peter Green trokken drummer Mick Fleetwood en bassist John McVie de muzikanten Christine Perfect en het Amerikaanseduo Stevie Nicks en Lindsey Buckingham aan. Met de komst van deze muzikanten werd in de periode tussen 1975 en 1987 een meer pop-georiënteerde weg ingeslagen. In deze periode werd ook het roemruchte album Rumoursuitgegeven, dat nog steeds geldt als één van de best verkochte albums wereldwijd aller tijden.[] In Nederland en België is Fleetwood Mac vooral bekend door zijn hits uit deze Amerikaanse periode, als Don't stop, Go your own way,Dreams, Everywhere en Little Lies De band werd in juli 1967 opgericht door Peter Green. Oorspronkelijk bestond de band naast Green (zang, gitaar en mondharmonica) uit Mick Fleetwood (drums), Jeremy Spencer (gitaar) en Bob Brunning (bas). Peter Green had in 1966 samen met Mick Fleetwood gespeeld in Shotgun Express, een R&B-band waarin Rod Stewart de zang voor zijn rekening nam. In datzelfde jaar nog verliet Green deze groep om Eric Clapton te vervangen in John Mayall's Bluesbreakers. Hier was John McVie de basgitarist. Mick Fleetwood voegde zich begin 1967 ook bij de John Mayall's Bluesbreakers. In datzelfde jaar stapten zowel Green, Fleetwood als McVie uit deze band om een nieuw avontuur aan te gaan: Fleetwood Mac. De bandnaam Fleetwood Mac is afkomstig van een nummer dat Green, Fleetwood en McVie al opnamen in de tijd dat ze nog bij John Mayall speelden, maar komt eigenlijk neer op een samentrekking van de achternamen van Mick Fleetwood en John MACvie. Korte tijd daarna kwam slide-gitarist Jeremy Spencer de groep versterken. Via een advertentie vond de band een tijdelijke bassist in Bob Brunning, die in december 1967 definitief werd vervangen door John McVie. Aanvankelijk was het repertoire van de band nogal gespleten: Peter Green speelde vaak melancholieke blues terwijl Jeremy Spencer zich meer op het repertoire van Elmore James richtte. Op de eerste twee albums is pure blues te horen, maar het geluid van de groep veranderde al snel, zeker nadat in de zomer van 1968 de groep nogmaals werd uitgebreid, ditmaal met gitarist Danny Kirwan. In deze formatie toerde de band tweemaal door Nederland: in de herfst van 1968 en begin 1969. De toekomstige topgroep speelde o.a. in kleine zaaltjes in Leersum en Schaijk. De band kreeg Europese bekendheid. De bekendste songs tot dan toe waren Black Magic Woman, later gecoverd door Santana, Need your love so bad. Albatrosswas een nummer 1 hit in GrootBrittannië en Nederland. Dit laatste nummer leidde begin 1969 een verandering van stijl in met een reeks rocksingles: het introspectieve Man of the world, de grote hit Oh well (part 1) en The Green Manalishi. Met het album Then Play On werd Fleetwood Mac een rockgroep. Het album is een voorbeeld van de veelzijdige muzikaliteit waartoe de band in staat is. Er staan ballads op, die worden afgewisseld met ruige rocknummers. In mei 1970 verliet Green de band onverwacht. Green had tijdens een tournee door Duitsland heimelijk LSD toegediend gekregen en begon vreemd gedrag te vertonen. Zo wilde hij alle inkomsten van de band aan charitatieve doelen schenken. Toch waren de overige bandleden geschokt toen Green zelf de beslissing nam om op te stappen, want Green was dé ster en songwriter van de band. De band besloot daarop als een soort commune samen te gaan wonen. Toen de band naar Amerika moest voor een volgende tournee, werd McVies vrouw Christine gevraagd om als toetseniste de band te versterken. Zij had eerder al onder haar eigen naam Christine Perfect als gastmuzikante meegespeeld. Als leadzangeres van Chicken Shack had ze een hit gehad met I'd rather go blind en ze was door Melody Maker uitgeroepen tot beste zangeres van 1969.
    In 1971 verliet ook Spencer de groep. Na aankomst in Los Angeles verliet hij het hotel waar de groep logeerde om even wat boodschappen te doen en was vervolgens drie dagen zoek. Hij bleek zich te hebben aangesloten bij de sekte "Children of God". Voor de rest van de tournee werd hij opvallend genoeg vervangen door Peter Green. Spencers definitieve vervanger werd de Amerikaanse gitarist Bob Welch. Afgezien van de twee naamgevers van de groep, Fleetwood en McVie, had Fleetwood Mac nu weinig meer te maken met de bluesband uit de jaren 60. Voortaan maakte Fleetwood Mac popmuziek, ondanks regelmatige bezettingswisselingen. Hierdoor werd een nieuw publiek aangesproken maar haakten fans van het eerste uur af.
    Gitarist Kirwan zorgde voor problemen in de band en weigerde op te treden. In 1972 werd Bob Weston aangetrokken als vervanging. Ook was Dave Walker uit Savoy Brown enige tijd zanger, maar zijn stemgeluid paste geheel niet bij Fleetwood Mac. De band kwam in de problemen toen Weston werd ontslagen vanwege het aanknopen van amoureuze banden met Jenny Boyd, de vrouw van Fleetwood en zus van Pattie Boyd (Mick Fleetwood en George Harrison waren daardoor zwagers). Terwijl de band probeerde een nieuwe formatie bij elkaar te krijgen meende manager Clifford Davis recht te hebben op de bandnaam en stuurde een geheel andere band naar Amerika om onder de naam Fleetwood Mac op te treden. De "echte" Fleetwood Mac mocht niet zelf optreden. Het duurde maanden en kostte veel tijd om de rechten op de bandnaam terug te krijgen. De "valse" Fleetwood Mac had later een hit met Why did you do it onder de naam Stretch. Voortaan zouden de "echte" Fleetwood Mac hun eigen management verzorgen. Kort daarna verliet Welch de groep, waardoor alleen Fleetwood en het echtpaar McVie overbleven. Eind 1974 vestigden de overgebleven leden van Fleetwood Mac zich in Californië. Mick Fleetwood vond in Lindsey Buckingham een nieuwe geschikte gitarist. Echter, Buckingham was hiertoe alleen bereid indien Stevie Nicks, zijn toenmalige vriendin met wie hij ook een muzikaal duo vormde, ook mocht toetreden tot de band. Dat gebeurde; met Nicks en Buckingham kreeg de groep een belangrijke nieuwe impuls. Dat de groep hiermee een nieuw begin maakte wordt geïllustreerd door de titel van het eerste album in deze bezetting; de plaat heet eenvoudig "Fleetwood Mac", net als het debuut van het oude Fleetwood Mac uit 1967. Dit album betekende de doorbraak van de band in Amerika. Het volgende album "Rumours" uit 1977, met onder andere de hits "Go your own way" en "Dreams" had een enorm commercieel succes en was tot Thriller het best verkochte album aller tijden. Doordat zowel het echtpaar McVie als het duo Nicks-Buckingham relationele problemen hadden liepen de spanningen in de studio geregeld zeer hoog op. Ook Fleetwood lag in scheiding met zijn vrouw. Middels muziek en teksten reageerden zij zich af waardoor het album een sterke emotionele lading bevat. De McVie's scheidden tijdens de Rumours tour, hoewel Christine de naam McVie is blijven gebruiken. De volgende albums, de experimentele dubbel-elpee "Tusk" (1979) en "Mirage" (1982) verkochten goed, maar het gigantische verkoopsucces van "Rumours" kon niet worden geëvenaard. In de daaropvolgende jaren hielden de leden van de groep zich vooral bezig met solo-projecten waarbij Stevie Nicks het succesvolste is gebleken. Ondertussen ging Fleetwood failliet, John McVie kwam van zijn jarenlange alcoholprobleem af en Stevie Nicks loste haar drugsverslaving op. In 1987 verscheen "Tango in the Night", een album waar twee jaar aan werd gewerkt. Dit album was een groot commercieel succes, er werden zes singles vanaf gehaald waaronder "Little Lies" en "Everywhere". Na het verschijnen van "Tango in the Night" verliet Buckingham de band vanwege spanningen in de groep. Hij werd vervangen door gitaristen Billy Burnette en Rick Vito, waarmee in 1990 het zwakke album "Behind the Mask" werd opgenomen. In de jaren daarna stapten ook Stevie Nicks, Christine McVie en Vito uit de band. Bij de inauguratie van president Bill Clinton in 1993 trad de Rumours
    bezetting op in een eenmalige reünie. In een nieuwe bezetting, met daarin onder meer Dave Mason, ging Fleetwood Mac in 1994 op tournee en werd het geflopte album "Time" opgenomen. In 1997 keerden Christine McVie, Buckingham en Nicks terug voor een tournee, naar aanleiding waarvan het live-album "The Dance" verscheen. In de Verenigde Staten kwam Fleetwood Mac hiermee voor het eerst in vijftien jaar weer terug op één in de albumchart. Na dit project verliet Christine McVie de band, naar later bleek door psychische problemen.[ De vier overgebleven bandleden namen een nieuw studio-album op dat verscheen in 2003, "Say You Will". Hierna volgde een wereldtour waarbij Nederland niet werd aangedaan. In 2009 volgde de "Uleashed" tour waarbij Fleetwood Mac Europa en ook Nederland en België bezocht. De media waren erg positief over het 2,5 uur durende optreden, welke bestond uit oude hits. Fleetwood Mac heeft in 2013 een vergelijkbare wereldtour gehad "Fleetwood Mac Live". Zij bezochten tweemaal de Ziggo Dome in Amsterdam en ook het Sportpaleis in Antwerpen. Deze tour moest echter halverwege worden afgebroken omdat John McVie behandeld moest worden tegen kanker.[ Onverwacht werd in januari 2014 aangekondigd dat de 70-jarige Christine McVie terugkeerde. John McVie is inmiddels hersteld van zijn ziekte. Hiermee is de Rumours bezetting voor het eerst in bijna twintig jaar weer compleet. In 2014-2015 vond de "On with the Show tour" plaats waarbij twee concerten in het Ziggo Dome en één in het Sportpaleis Antwerpen werden gegeven. De band gaat tevens opnieuw de studio in om een nieuwe cd op te nemen. Wanneer deze verschijnt is vooralsnog onduidelijk.[ Op 9 april 2018 werd bekend dat Lindsey Buckingham de band verlaat, met welke reden is niet bekend





    24-06-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.24 juni 1987 lionel messi

    24 juni 1987 Lionel Messi Argentijnse profvoetballer van FC Barcelona. Wordt gezien als de beste voetballer van de wereld. Winnaar Gouden Bal 2009, 2010, 2011, 2012. Lionel Andrés Messi Cuccittini[ (Rosario (Argentinië), 24 juni 1987) is een Argentijns-Spaans[Lionel Messi is het derde kind in een gezin met vier kinderen. Zijn vader Jorge Messi werkte als manager in een staalfabriek en zijn moeder Celia Cuccittini in een werkplaats waar magneten gemaakt werden. Via zijn vader is hij van Italiaanse en Catalaanse afkomst. Via zijn moeder is hij vooral van Italiaanse afkomst. Een van de grootvaders van Messi stamt uit de Catalaanse plaats Bellcaire d'Urgell.[ Messi is verre familie van zijn voormalig teamgenoot Bojan Krkić.[ Hun wortels liggen in de provincie Lleida. In 1846 trouwde Mariano Pérez Miralles met Teresa Llobera Minguet, waarna de broers Ramón en Gonçal in El Poal werden geboren. Ramón Pérez vertrok naar Bellcaire d'Urgell, waar zijn zoon Josep werd geboren. Josep Pérez emigreerde in 1928 naar Argentinië, waar zijn dochter Rosa Maria Pérez trouwde met de Argentijn Eusebio Messi. Hun zoon Jorge Horacio Messi werd in 1987 de vader van Lionel Messi. Ook Gonçal Pérez vertrok uit El Poal en ging in het nabijgelegen Linyola wonen. In deze plaats werden Maria Lluïsa Pérez en in 1990 haar zoon Bojan geboren.[ Messi begon op vijfjarige leeftijd met voetballen bij de buurtclub Grandoli FC, die door zijn vader werd geleid. Toen hij zeven jaar werd, mocht hij zich inschrijven bij Newell's Old Boys en daarna bij de cantera (jeugdopleiding) van FC Barcelona. In het seizoen 2002-2003 vormde hij samen met onder meer Francesc Fàbregas, Gerard Piqué, Marc Valiente en Víctor Vázquez in de Cadete A het Baby Dream Team. Via Barça C en Barça B werkte Messi zich op naar de hoofdselectie. Op 16 november 2003 debuteerde Messi in het eerste elftal van FC Barcelona in een oefenwedstrijd tegen FC Porto ter inwijding van het Estádio do Dragão. In de 74e minuut kwam hij als vervanger van Fernando Navarro in het veld. Met een leeftijd van 16 jaar, 4 maanden en 23 dagen was Messi na Paulino Alcántara en Haruna Babangida de jongste debutant in de geschiedenis van de Catalaanse club.[ ] Op 16 oktober 2004 speelde Messi onder trainer Frank Rijkaard zijn eerste officiële debuut voor Barça in het uitduel met stadgenoot Espanyol. Hij was toen de op twee na jongste debutant voor Barcelona en de jongste speler van Barcelona die in de Primera Division speelde. Tegen Sjachtar Donetsk speelde hij zijn eerste duel in de Champions League. Zijn eerste doelpunt volgde op 1 mei 2005 in het competitieduel tegen Albacete. Op aangeven van Ronaldinho scoorde Messi als invaller de 2-0. Zijn doelpunt betekende een clubrecord: de Argentijn was met zijn leeftijd van zeventien jaar, tien maanden en zeven dagen de jongste Barça-speler die een doelpunt maakte in de Primera División.[9] Messi verbeterde het oude record van Jofre Mateu, die in mei 1998 als achttienjarige (en vier maanden) scoorde tegen UD Salamanca. Messi evenaarde op woensdag 5 november 2014 Raúl González Blanco als topscorer aller tijden van de UEFA Champions League. Hij maakte die dag namens FC Barcelona zijn 70ste en 71ste Champions League-doelpunt, uit bij AFC Ajax. Messi zei over zijn voormalige trainer Rijkaard: "Ik zal nooit vergeten dat hij mijn carrière gestart heeft, dat hij mij het vertrouwen gegeven heeft, terwijl ik slechts zestien of zeventien jaar oud was."[10] Op 16 september, voor de tweede keer in drie maanden, maakte Barcelona bekend dat ze het contract van Messi openbraken. Het werd bekend dat hij betaald werd als een eerste-elftalspeler en men verlengde het contract tot juni 2014.[] Messi kreeg de Spaanse nationaliteit op 26 september 2005[] en kreeg daardoor eindelijk de mogelijkheid om te debuteren in de competitie van dat seizoen. Messi's eerste thuiswedstrijd in de Champions League van dat jaar was op 27 september tegen de Italiaanse club Udinese.[ De fans van Barcelona in het Camp Nou gaven Messi een staande ovatie bij zijn wissel, toen zijn balbehandeling en zijn passes naar Ronaldinho goed hadden uitgepakt voor Barcelona.[ Messi maakte zes doelpunten in 17 wedstrijden in de competitie en scoorde tevens eenmaal in de Champions League (in zes wedstrijden). Zijn seizoen eindigde vroegtijdig op 7 maart 2006, toen hij last kreeg van een spierscheuring in zijn rechter dij tijdens de tweede helft van de tweede ronde van het gelijkspel tegen Chelsea.[] Het Barcelona van Rijkaard werd dat seizoen zowel de kampioen van Spanje als van Europa.[ In het seizoen van 2006-2007, speelde Messi zichzelf in de basis van Barcelona en maakte hij 14 doelpunten in 26 wedstrijden.[] Op 12 november, in de wedstrijd tegen Real Zaragoza, had Messi last van een gebroken middenvoetsbeen, die hem drie maanden aan de kant hield.[ Messi herstelde van
    deze blessure in Argentinië en zijn eerste wedstrijd na deze blessure was tegen Racing Santander op 11 februari,[] waar hij in de tweede helft in het veld kwam als wissel. Op 11 maart zag men Messi in El Clásico in topvorm, toen hij een hattrick scoorde, waarmee hij Barcelona (dat nog met maar tien man op het veld stond) een gelijkspel bezorgde (3-3). Hij maakte driemaal gelijk met zijn laatste doelpunt in blessuretijd.[Hiermee werd hij de eerste speler sinds Iván Zamorano (hij speelde voor Real Madrid in het seizoen 1994-1995) die een hattrick scoorde in El Clásico.[] Messi is ook de jongste speler die in een ontmoeting tussen de beide teams het doel wist te vinden. Tegen het einde van het seizoen lukte hem dat steeds beter: 11 van zijn 14 competitietreffers maakte hij in de laatste 13 wedstrijden.[] Messi bewees ook de term 'de nieuwe Maradona' niet geheel uit de lucht gegrepen was, toen hij de bekendste doelpunten van Maradona vrijwel exact imiteerde in een enkel seizoen.[] Op 18 april 2007 maakte Messi twee doelpunten tijdens de halve finale van de Copa del Rey tegen Getafe CF, waarbij een erg veel deed denken aan de bekende treffer van Maradona tegen Engeland op het wk van 1986 in Mexico, die verkozen is tot doelpunt van de eeuw.[ De pers trok de vergelijking van Messi met Maradona en noemde hem 'Messidonna'.[] Hij rende vrijwel dezelfde afstand (62 meter), passeerde hetzelfde aantal tegenspelers (zes, inclusief de keeper), scoorde van vrijwel dezelfde positie en rende naar de cornervlag net als Maradona 21 jaar daarvoor had gedaan.[] In een persconferentie na de wedstrijd vertelde zijn teamgenoot Deco dat dit het mooiste doelpunt was dat hij in zijn gehele leven had gezien.[] Messi maakte tegen RCD Espanyol ook een doelpunt dat verdacht veel leek op Maradona's doelpunt met de 'hand van God', in dezelfde wedstrijd tegen Engeland. Messi sprong naar de bal en maakte met zijn hand contact met de bal waardoor hij de keeper (Carlos Kameni) passeerde. [] Ondanks protesten van Espanyolspelers en dat uit herhalingen duidelijk bleek dat het hands was, bleef het doelpunt staan.[ Tijdens het seizoen 2007-2008, maakte Messi vijf doelpunten in een week en zorgde daarmee dat Barcelona in de top vier van de competitie kwam te staan. Op 19 september maakte Messi een doelpunt toen Barcelona Lyon met 3–0 thuis versloeg in een wedstrijd tijdens de Champions League. [] Hij maakte twee doelpunten tegen Sevilla op 22 september[] en op 26 september scoorde Messi nog tweemaal in een 4-1-overwinning op Real Zaragoza.[] Het volgende doelpunt van Messi kwam in de uitoverwinning (4-1) op Levante UD op 29 september 2007. Zijn tweede doelpunt in de Champions League van dat seizoen was tegen VfB Stuttgart. Op 27 februari, speelde Messi zijn honderdste officiële wedstrijd voor Barcelona tegen Valencia.[ Messi was genomineerd voor de FIFPro World XI Player Award onder de categorie aanvaller.[] Uit een peiling in de interneteditie van de Spaanse krant Marcableek dat 77 procent hem zag als de beste speler van de wereld.[] Columnisten van kranten die op Barcelona gericht zijn, zoals El Mundo Deportivo en Sportstelden dat de Ballon d'Or aan Messi zou moeten worden gegeven, een mening die werd gedeeld door Franz Beckenbauer.[ Bekende personen uit het voetbal, zoals Francesco Totti verklaarden dat zij Messi als een van de beste voetballers in de wereld zien.[ Messi stond voor zes weken aan de kant als gevolg van een blessure (spierscheuring in de linker dij) die hij had opgelopen tijdens de wedstrijd in de Champions League tegen Celtic. Het was de vierde keer in drie seizoenen dat Messi zo'n soort blessure opliep.[] Nadat Messi terugkwam van de blessure maakte hij zijn laatste doelpunt van het seizoen tegen Valencia op 4 mei 2008 in een 6-0-overwinning. Tijdens het seizoen had Messi 16 keer een doelpunt gemaakt en 13 keer een assist geleverd tijdens de competitie. Na het vertrek van Ronaldinho van de club, kreeg Messi in zijn plaats het rugnummer 10.[ Op 1 oktober 2008, tijdens een wedstrijd in de Champions League tegen Sjachtar Donetsk, scoorde Messi tweemaal in de laatste zeven minuten, nadat hij in het veld kwam als een wissel voor Thierry Henry, waarmee hij een 1-0-achterstand wist om te buigen in een 2-1-overwinning voor Barcelona.[] De volgende competitiewedstrijd was tegen Atlético Madrid, een wedstrijd die vooraf bekendstond om de vriendschappelijke strijd tussen Messi en zijn goede vriend Sergio Agüero.[] Messi maakte een doelpunt uit een vrije trap en bereidde tevens een doelpunt voor in de wedstrijd die Barcelona met 6-1 won.[] Messi maakte nog een tweetal indrukwekkende doelpunten tegen Sevilla, namelijk een volley van 23 meter en doelpunt waarbij hij de keeper omspeelde en uit een lastige hoek raak wist te schieten. [] Op 13 december 2008, tijdens de eerste Clásico van het seizoen, maakte Messi het tweede doelpunt in de 2-0-overwinning van Barcelona op Real Madrid.[] Hij werd ook tweede in de verkiezing van de Wereldvoetballer van het jaar 2008 met 678 punten.[ Messi scoorde zijn eerste hattrick van 2009 in een wedstrijd in de Copa del Rey tegen Atlético Madrid die Barcelona met 3-1 wist te winnen.[ Messi maakte een tweetal andere belangrijke doelpunten op 1
    februari 2009, toen hij in het veld kwam als wissel in de tweede helft, waarmee hij ervoor zorgde dat Barcelona Racing Santander met 1-2 versloeg, nadat het met 1-0 had achtergestaan. Het tweede doelpunt was Barcelona's 5000ste competitietreffer.[] In de 28ste ronde van de competitie maakte Messi zijn 30ste treffer van het seizoen in alle competities, terwijl hij meehielp aan de 6-0-overwinning van Barcelona op Málaga CF.[] Op 8 april 2009, scoorde hij tweemaal tegen Bayern München in de Champions League, waarmee hij een persoonlijk record van acht doelpunten neerzette in die competitie.[] Op 18 april scoorde Messi zijn 20ste competitietreffer in een 1-0-overwinning op Getafe, waarmee hij ervoor zorgde dat Barcelona zijn voorsprong van zes punten op Real Madrid behield.[] Terwijl het seizoen voor Barcelona zijn einde naderde, scoorde Messi tweemaal (zijn 35ste en 36ste treffer in alle competities) tijdens een 6-2-overwinning op Real Madrid in het Santiago Bernabéu [] in wat de grootste nederlaag van Real was sinds 1930.[] Na het scoren van ieder doelpunt rende hij naar de fans en camera's, terwijl hij zijn shirt optilde waaronder hij een ander T-shirt droeg met het opschrift Síndrome X Fràgil, Catalaans voor het Fragiele-X-syndroom. Dit deed hij om zijn steun te betuigen aan kinderen die aan deze aandoening lijden.[] Messi was betrokken bij het opzetten van het doelpunt van Andrés Iniesta in de blessuretijd tegen Chelsea in de halve finale van de Champions League, waardoor Barcelona in de finale van de Champions League stond tegen Manchester United. Messi won zijn eerste Copa del Rey op 13 mei, toen hij eenmaal scoorde en tweemaal een doelpunt opzette, in een 4-1-overwinning op Athletic Bilbao.[]Hij hielp zijn team de dubbel te pakken door het winnen van de competitie. Op 27 mei hielp Messi Barcelona de Champions League te winnen door een tweede doelpunt te scoren in de 70ste minuut, waardoor Barcelona met twee doelpunten verschil voorstond. Hij werd ook de topscoorder in de Champions League, de jongste in de geschiedenis van het toernooi, met negen doelpunten.[] Messi won de prijs voor beste aanvaller in de Champions League en de prijs voor beste speler in de Champions: het resultaat van een spectaculair seizoen in de Champions League.[] De overwinning betekende dat Barcelona zowel de Copa del Rey, La Liga als de Champions League gewonnen had in een seizoen,] het was de eerste Spaans club die dit ooit gelukt was.[
    Na het winnen van de UEFA Super Cup, stelde de trainer van Barcelona, Josep Guardiola, dat Messi waarschijnlijk de beste speler was die hij ooit had gezien.[]Op 18 september tekende Messi een nieuw contact met Barcelona, dat doorliep tot 2016. In het contract was koopsom van €250 miljoen opgenomen en tevens werd Messi, samen met Zlatan Ibrahimović, de best betaalde speler uit de Spaanse competitie, met een jaarinkomen van ongeveer €9,5 miljoen.[ Vier dagen later, op 22 september, maakte Messi twee doelpunten en zette ook twee doelpunten op in de 4-1-overwinning van Barcelona op Racing Santander in de competitie.[] Hij maakte zijn eerste Europese doelpunt van het seizoen op 29 september in een 2-0-overwinning op Dynamo Kiev,[] en trok toen zijn doelpuntensaldo op naar zes stuks in zeven wedstrijden in de competitie met een doelpunt in een 6-1-overwinning op Real Zaragoza in Camp Nou.[ Messi werd de winnaar van de Ballon d'Or op 1 december 2009, voor Cristiano Ronaldo met het grootste verschil ooit: 473 tegen 233.[ Na het uitreiken van de prijs vertelde Messi dat hij de prijs opdroeg aan zijn familie: "ze waren er altijd voor mij en voelden vaak de emoties sterker dan ikzelf."[] Op 19 december maakte Messi het winnende doelpunt in de finale van de wereldbeker voor clubs tegen Estudiantes in Abu Dhabi, wat ervoor zorgde dat zijn club de zesde titel van het jaar pakte. [] Twee dagen later kreeg Messi de prijs voor speler van het jaar van de FIFA, waarmee hij Cristiano Ronaldo, Xavi, Kaká en Andrés Iniesta versloeg. Het was de eerste keer dat hij de prijs won en hij werd tevens de eerste Argentijn die de prijs ooit won.[] Op 10 januari 2010 scoorde Messi zijn eerste hattrick van het seizoen tegen CD Tenerife in een 0-5-overwinning,[] en op 17 januari maakte hij zijn honderdste doelpunt voor de club in een 4-0-overwinning op Sevilla.[] Messi begon toen aan een indrukwekkende serie door 11 keer te scoren in vijf wedstrijden. Eerst scoorde hij in de 84ste minuut tegen Málaga, waarmee een 2-1-overwinning werd veiliggestelde,[] toen maakte hij twee doelpunten tegen UD Almería in een 2-2 gelijkspel.[] Hij ging door met scoren in een indrukwekkende week, waarin hij acht keer scoorde: hij startte met een hattrick tegen Valencia CF in een 3-0 thuisoverwinning,[ toen maakte hij twee doelpunten tegen Stuttgart, in een 4-0-overwinning dat de kwalificatie van Barcelona voor de kwartfinale van de Champions League zeker stelde[] en uiteindelijk scoorde hij een hattrick tegen Zaragoza in een 4-2 uitoverwinning.[77] Hij speelde zijn 200ste officiële wedstrijd voor Barcelona tegen Osasuna op 24 maart 2010.[
    Op 6 april 2010, voor de eerste keer in de carrière van Messi, maakte hij vier doelpunten in een wedstrijd, in de 4-1 thuisoverwinning van Barcelona op Arsenal in de tweede wedstrijd van de kwartfinale van de Champions League.[Dit zorgde er ook voor dat Messi Rivaldo voorbijging als persoon die de meeste doelpunten voor Barcelona maakte in deze competitie.[] Op 10 april, scoorde Messi zijn 40ste treffer van het seizoen toen hij het eerste doelpunt maakte in een 2-0 uitoverwinning op Real Madrid in El Clásico.[] Op 1 mei, speelde Messi zijn 50ste wedstrijd van het seizoen en maakte twee doelpunten in een 4-1 uitoverwinning op Villarreal.[] Slechts drie dagen later, op 4 mei, maakte Messi twee doelpunten in nog een 4-1 thuisoverwinning op Tenerife.[] Messi maakte zijn 32ste doelpunt in de competitie op 8 mei, tijdens de overwinning uit op Sevilla,[] en in de laatste wedstrijd tegen Valladolid, scoorde hij tweemaal in de tweede helft, waarmee hij gelijk kwam met het record van Ronaldo om 34 maal te scoren in een seizoen[ ] en kwam hij vier doelpunten achter het record van Telmo Zarra.[] Hij werd voor de tweede maal op rij verkozen tot beste speler van de competitie op 3 juni 2010.[
    Op 21 augustus 2010 scoorde Messi een hattrick in een 4-0-overwinning op Sevilla FC in de Supercopa de España, waarmee Barcelona de eerste prijs van het seizoen pakte, nadat de eerste wedstrijd met 1-3 verloren ging.[] Hij begon ook zijn competitieseizoen met een doelpunt, door na drie minuten te scoren tegen Racing Santander op 29 augustus 2010. Hij etaleerde daarna zijn uitstekende vorm in de groepsfase van de Champions League tegen Panathinaikos door tweemaal te scoren en tweemaal een doelpunt voor te bereiden. In dezelfde wedstrijd raakte hij nog tweemaal de paal of lat. Op 19 september 2010, had Messi last van een enkelblessure dankzij een slecht uitgevoerde tackle door Tomáš Ujfaluši, een verdediger van Atlético Madrid in de 92ste minuut van hun wedstrijd in de derde ronde in het Estadio Vicente Calderón. Men was eerst bang dat Messi een gebroken enkel had, die hem voor minimaal zes maanden aan de kant zou houden, maar uit een MRI bleek dat hij 'slechts' zijn enkel had verzwikt.[] Teamgenoot David Villa stelde dat de tackle op Messi zeer hard was, maar stelde tevens dat hij geloofde dat de Atléticoverdediger de tackle aanging om Messi te blesseren.[ Het voorval werd breed uitgemeten in de media en leidde tot de discussie of elke speler evenveel beschermd moet worden. Toen Messi hersteld was, scoorde hij in een 1-1 gelijkspel tegen RCD Mallorca. Dat deed hij nogmaals in de Champions League tegen FC Kopenhagen, waarmee hij meehielp aan een 2-0 thuisoverwinning. [] Messi ging door met scoren tegen Zaragoza en Sevilla. In november begon hij direct weer met een doelpunt in een 1-1 gelijkspel uit tegen Kopenhagen en een 3-1 uitoverwinning op Getafe, een wedstrijd waarin hij ook voorzette op doelpunten van David Villa en Pedro Rodríquez.[] In de volgende competitiewedstrijd tegen Villarreal CF, maakte hij een mooi doelpunt in samenwerking met Pedro, die ervoor zorgde dat Barcelona met 2-1 voorkwam. Na nog een doelpunt van Messi werd een 3-1overwinning veiliggesteld. Dit was de zevende opeenvolgende wedstrijd waarin Messi een doelpunt maakte, een verbetering van zijn vorige record van zes. Hij bereikte ook het aantal van 50 doelpunten in het kalenderjaar 2010. Tegen Almería scoorde hij zijn tweede hattrick van het seizoen in een indrukwekkende 8-0 uitoverwinning. Zijn tweede doelpunt was zijn honderdste competitietreffer voor Barcelona.[Messi scoorde in zijn negende wedstrijd op rij (tiende inclusief de vriendschappelijke wedstrijd tegen Brazilië) in een 3-0 uitoverwinning op Panathinaikos.[] Messi's doelpuntenreeks eindigde op 29 november in El Clásico, maar Barcelona wist nog steeds met 5-0 te winnen waarbij Messi tweemaal Villa voor het doel zette.[ De volgende wedstrijddag scoorde Messi tweemaal en bereidde er een voor in de wedstrijd tegen Osasuna.[] Messi scoorde nog tweemaal tegen Real Sociedad.[] In de derby van Barcelona, die FC Barcelona met 1-5 won, bereidde hij tweemaal voor, voor Pedro en Villa.[] Zijn eerste doelpunt van 2011 was tegen Deportivo La Coruña uit een vrije trap in een 4-0 uitoverwinning, een wedstrijd waarin hij tevens voorzette voor Pedro en Villa.[] Messi won de FIFA Ballon d'Or, waarbij hij zijn teamgenoten Xavi en Iniesta versloeg.[] Messi was voor het vierde opeenvolgende jaar genomineerd voor de prijs.[] Slechts twee dagen na het winnen van de prijs scoorde Messi zijn eerste hattrick van het jaar en derde van het seizoen tegen Real Betis.[] Hij begon de tweede ronde van de competitie met een doelpunt, uit zijn tweede penalty tegen Racing de Santander.[] Na het scoren van de penalty liet Messi een opdruk op een shirt onder zijn tenue staan, waarop stond, "Gefeliciteerd met je verjaardag, mami."[ Messi ging door met het maken van doelpunten met een tweetal tegen Almería in de halve finale van de Copa del Rey, en scoorde weer tweemaal een week later tegen Hércules CF.[] Op 5 februari, brak Barcelona het record van langste reeks overwinningen in de competitie met een zestiende overwinning op Atlético Madrid dat 3-0 verslagen
    werd in Camp Nou.[] Lionel Messi scoorde een hattrick waarmee de winst zeker was en stelde na de wedstrijd dat het een eer was om "een record te breken dat door voetballers als Di Stéfano was gevestigd". Hij stelde tevens dat: "een record al zo lang staat, omdat het heel lastig is om te behalen en wij hebben het gehaald door een zeer lastige tegenstander te verslaan, die in lastige situtie zit, wat het zelfs nog lastiger maakt."[] Na twee wedstrijden zonder treffer maakte Messi de winnende tegen Athletic Bilbao in een wedstrijd die Barcelona met 2-1 won.[] De week daarna maakte hij zijn eerste doelpunt met een kopbal van het seizoen tegen Mallorca in een 3-0 uitoverwinning.[] Door deze overwinning wist Barcelona gelijk te komen met het record van de Baskische club Real Sociedad door 19 uitwedstrijden op rij ongeslagen te blijven. Dit record werd drie dagen later verbroken toen Messi het enige doelpunt van de wedstrijd maakte in de uitwedstrijd tegen Valencia.[] Op 8 maart maakte Messi twee doelpunten tegen Arsenal in een wedstrijd in de Champions League in Camp Nou, waardoor Barcelona met 3-1 won en zich kwalificeerde voor de kwartfinales van de Champions League.[] Nadat Messi een maand niet gescoord had, deed hij dat tweemaal tegen Almería, het tweede doelpunt was zijn 47ste van het seizoen, evenveel als Messi in het gehele voorgaande seizoen gescoord had.[] Hij verbeterde zijn persoonlijke record op 12 april 2011 door de winnende te maken tegen Sjachtar Donetsk, in een wedstrijd in de Champions League. Hierdoor werd Messi de persoon die de meeste doelpunten voor Barcelona heeft gemaakt in een seizoen.[] Messi maakte zijn achtste doelpunt in een 1-1 gelijkspel in El Clásico in het Estadio Santiago Bernabéu.[] Op 23 april maakte Messi zijn 50ste treffer van het seizoen tegen Osasuna in een 2-0 thuisoverwinning. In de wedstrijd werd hij als wissel in de 60ste minuut ingebracht.] In de eerste wedstrijd van de halve finale van de Champions League scoorde Messi tweemaal tegen Real Madrid in een 2-0-overwinning. Van het tweede doelpunt (een solo langs verscheidene personen) werd gezegd dat het een van de beste doelpunten was die in deze fase van de competitie gemaakt was.[] En de tweede wedstrijd werd een gelijkspel (1-1). In de Champions League-finale maakte Messi het 2e doelpunt in de 3-1-overwinning tegen Manchester United. Met dit 12e doelpunt in deze Champions-Leaguecampagne, evenaarde Messi het record van Ruud van Nistelrooij uit het seizoen 2002/2003. Daarnaast werd hij na de wedstrijd verkozen tot Man of the Match. Een halve week later, begin juni 2011, krijgt Messi voor het derde seizoen op rij de Trofeo Alfredo Di Stéfano. Deze beker wordt jaarlijks uitgereikt aan de beste speler van het afgelopen seizoen in de Spaanse competitie. In het seizoen 2011-2012 begon Messi met drie doelpunten in twee onderlinge ontmoetingen met Real Madrid in de Supercopa de España. Deze wedstrijden eindigden in 2-2 en 3-2 en daardoor pakte Barcelona zijn eerste prijs van het seizoen. Tevens werd Messi door zijn doelpunten de meest scorende speler in de Supercopa de España aller tijden met acht doelpunten.[] Op 7 maart 2012 won FC Barcelona in de Champions League van Bayer Leverkussen met 7-1. Messi maakte vijf van de zeven doelpunten. Daarmee schreef hij geschiedenis, want nog nooit had een speler vijf doelpunten gemaakt in een Champions League-duel. Hiermee ging Messi (54 doelpunten) ook Thierry Henry (50 doelpunten) voorbij in de lijst van topschutters aller tijden. In de Primera División maakte Messi dit seizoen vijftig doelpunten, waarmee hij de Trofeo Pichichiwon en een record neerzette wat betreft gemaakte doelpunten. Dit seizoen werd Messi de winnaar van de Gouden Schoen, voor Cristiano Ronaldo en Robin van Persie. In het seizoen 2012-2013 maakte Messi twee doelpunten in de confrontaties voor de Supercup tegen Real Madrid. Hierdoor werd hij recordhouder van het aantal gemaakt doelpunten in de Spaanse Supercup met 10 doelpunten. Op 14 september 2012 maakte Messi twee doelpunten op Getafe en brak hiermee zijn eigen record van aantal gemaakte doelpunten in één kalenderjaar (60). Door tweemaal te scoren in de clasico (2-2) van oktober is Messi slechts een doelpunt verwijderd van recordhouder Di Stefano wat betreft aantal doelpunten gemaakt in de Clasico (15). Messi brak tegen Deportivo La Coruna (20/10/2012) een record van Cristiano Ronaldo door het scoren van een hattrick. De vedette van Real Madrid produceerde in 2011 totaal 43 treffers in de Primera División. Messi verbrak dit record in het Riazor stadion van Deportivo stond toen op 44 doelpunten in 2012, met nog dik twee maanden te gaan tot 2013. Mede is Messi door de hattrick tegen Deportivo de eerste speler in de geschiedenis van Barcelona die vijftien hattricks in de Primera División maakt. Op 1 december scoorde
    Messi tweemaal tegen Athletic Bilbao en evenaarde het clubrecord van Cesar Rodriguez, die in de periode 1942-1955 190 competitiedoelpunten maakte voor Barça. Op 9 december scoorde Messi de 01 uit bij Real Betis, dit was zijn 85e doelpunt in 2012 en evenaarde het record van Gerd Müller. Later in die wedstrijd maakte Messi ook de 0-2 en werd hij alleen recordhouder van het aantal doelpunten gemaakt in een kalenderjaar. Messi sloot met een doelpunt tegen Real Valladolid (1-3 winst) het jaar 2012 af, waarmee hij het record van aantal doelpunten gemaakt in een kalenderjaar op het aantal van 91 bracht. Messi versloeg op 7 januari 2013 Cristiano Ronaldo en Andres Iniesta in de strijd om de Gouden Bal. Messi kreeg 41,6 procent van de stemmen en bleef daarmee Ronaldo (23,68 procent) en Iniesta (10,91) duidelijk voor. De Argentijn was de eerste speler die de prijs voor de vierde keer op rij won en schreef daarmee geschiedenis. Diezelfde maand schreef hij wederom geschiedenis: Messi kwam tegen Osasuna als eerste speler ooit in Spanje elf keer op een rij tot scoren in de Primera División, hij zette ook een andere scorereeks voort: hij maakte voor de tiende keer achtereen een doelpunt in een officieel duel van de Catalanen, een nieuw persoonlijk record. Messi was daarnaast de eerste speler in de geschiedenis van de Primera División die erin slaagde in vier opeenvolgende seizoenen minstens dertig keer te scoren in competitieverband. Messi kwam in zijn vorige drie seizoenen tot respectievelijk 34, 31 en 50 doelpunten. In februari 2013 verlengde Messi zijn tot 2016 lopende contract met twee jaar, de Argentijn blijft nu aan tot de zomer van 2018 en gaat op jaarbasis netto zestien miljoen euro verdienen. Er is bij de vedette van Barça wel een 'maar' aan zijn salariëring. Messi moet namelijk 65 procent van de wedstrijden van FC Barcelona in actie komen. Daarnaast is het kwalificeren voor Champions League-voetbal ook een voorwaarde om het volledige jaarsalaris uitgekeerd te krijgen.[] In de clasico van 2 maart maakte Messi zijn 18e doelpunt in een confrontatie Madrid. Hiermee evenaarde hij het record qua doelpunten in een Clasico dat in handen was van Di Stefano. Met zijn twee doelpunten tegen AC Milan (4-0 winst) in de terugwedstrijd van de 1/8 finale in de Champions League steekt Messi Ruud van Nistelrooy voorbij in de eeuwige topschuttersranglijst van de Champions League. Hij is nu slechts 13 doelpunten verwijderd van recordhouder Raul. Met zijn 2 doelpunten tegen Rayo Vallecano op 17 maart staat de teller van opeenvolgende doelpunten in La Liga op 18 voor Messi. Door te scoren tegen Celta de Vigo op 30 maart zorgde Messi voor een uniek record: nog nooit was een speler erin geslaagd in opeenvolgende wedstrijden tegen alle ploegen uit een competitie te scoren. De laatste keer dat Messi er niet in slaagde te scoren tijdens een competitie wedstrijd was tegen Celta de Vigo op 3 november 2012. Tijdens deze reeks van negentien opeenvolgende wedstrijden maakte Messi dertig doelpunten. Op 2 april 2013 viel Messi in de CL-wedstrijd tegen PSG geblesseerd uit met een dijbeenblessure.] Het seizoen 2013-2014 begon voor Messi met winst in de Supercopa, de Spaanse Supercup. Barcelona versloeg hierin Atlético Madrid, nadat de heenwedstrijd in Madrid was geëindigd op 1-1 en de terugwedstrijd in Barcelona op 0-0. Gedurende de rest van het seizoen slaagde Messi er echter niet meer in een prijs te pakken met Barcelona. In de Champions League waren de kwartfinales het eindstation, in de competitie eindigde Barcelona tweede en in de Copa del Rey verloor het de finale van Real Madrid. In vergelijking met de voorgaande seizoenen was Messi dit seizoen ook opvallend minder betrokken bij doelpunten. Hij maakte 41 doelpunten en gaf 14 assists. Messi werd op zaterdag 22 november 2014 topscorer aller tijden van de Primera División. Hij scoorde die dag drie keer tegen Sevilla en bracht zijn totaal in de Spaanse competitie daarmee op 253 doelpunten, twee meer dan voormalig recordhouder Telmo Zarra. Messi verbrak drie dagen later ook het record van Raúl González Blanco in de UEFA Champions League. Dit keer scoorde hij drie keer tegen APOEL Nicosia. Dit waren zijn 72ste, 73ste en 74ste doelpunt in dit toernooi, drie meer dan voormalig recordhouder Raúl. Op de 32e speeldag tegen Valencia scoorde Messi zijn 400e goal voor FC Barcelona. Op de voorlaatste speeldag scoorde Messi de enige goal van de wedstrijd tegen Atletico Madrid in het Calderon stadion hierdoor kon Real Madrid de kloof van 4 punten niet meer inhalen en werd FC Barcelona kampioen. Messi won op zaterdag 6 juni 2015 voor de vierde keer in zijn carrière de UEFA Champions League. Daarmee evenaarde hij het record van Clarence Seedorf. Datzelfde gold voor zijn teamgenoten Xavi Hernández, Andrés Iniesta en Gerard Piqué.
    Messi scoorde op dinsdag 11 augustus 2015 twee keer voor FC Barcelona tijdens de met 5-4 gewonnen wedstrijd om de UEFA Super Cup 2015, tegen Sevilla FC. Hiermee won hij zijn 25ste titel in dienst van FC Barcelona, waarmee hij samen met Andrés Iniesta het record van Xavi evenaarde. Tijdens het Wereldkampioenschap voetbal voor clubs 2015 won Messi zijn 26e titel voor FC Barcelona, een record dat hij deelt met Iniesta. Messi maakte de eerste goal in de met 0-3 gewonnen finale tegen River Plate. Hierdoor werd hij medetopscorer aller tijden van het toernooi samen met zijn ploeggenoot Suaréz. Deze goal zorgde er opnieuw voor dat hij in één kalenderjaar in alle competities had gescoord, iets wat hem in 2011 ook was gelukt. Op 30 december speelde Messi zijn 500e wedstrijd voor FC Barcelona in de met 4-0 gewonnen wedstrijd tegen Real Betis, Messi was een van de doelpuntenmakers. Op 11 januari won Messi zijn 5e FIFA Ballon d'Or een absoluut record. Op woensdag 3 februari scoorde Messi zijn 500e goal uit zijn carrière (inclusief vriendschappelijke wedstrijden) tijdens de halve finale voor de Spaanse beker tegen Valencia, tijdens die wedstrijd scoorde hij een hattrick. Op 14 februari in de met 6-1 gewonnen wedstrijd tegen Celta de Vigo scoorde Messi zijn 299e goal in La Liga, toen Barcelona een penalty kreeg en Messi achter de bal ging staan om zodoende zijn 300e La Liga goal te scoren gaf hij in plaats daarvan een assist aan Suarez iets wat Rik Coppens en Johan Cruijff in het verleden hem hadden voorgedaan. Op woensdag 17 februari speelde Messi met FC Barcelona op het veld van Sporting Gijon een inhaalmatch die vanwege de wereldbeker voor clubteams niet kon plaatsvinden in december. Het lukte Messi om tijdens de met 1-3 gewonnen wedstrijd zijn 300e en 301e La Liga-doelpunt te maken, zijn 301e was tevens het 10.000e officiële doelpunt van FC Barcelona.[]Tijdens de met 3-1 gewonnen terugwedstrijd van de 1/8 finale in de Champions League tegen Arsenal vestigde Messi een nieuw record door de 3-1 te scoren. Het was Messi's negende goal tegen Arsenal in de Champions League. Geen enkele speler slaagde er in de geschiedenis van de Champions League in om zo vaak tegen eenzelfde tegenstander te scoren. Op zondag 17 april scoorde Messi zijn 500e officiële doelpunt uit zijn carrière in de met 1-2 verloren wedstrijd tegen Valencia. Op de allerlaatste speeldag in de met 0-3 gewonnen wedstrijd tegen Granada werd Messi voor de 8e keer landskampioen, een club record dat hij deelt met Xavi en Iniesta. Op zondag 22 mei won Messi zijn 28e titel met FC Barcelona in een met 2-0 gewonnen finale van de Copa del Rey tegen Sevilla. Beide assists kwamen van Messi. Messi won op donderdag 18 augustus met FC Barcelona de Supercopa 2016 door Sevilla FC te verslaan. Nadat de heenwedstrijd in Sevilla op 0-2 was geëindigd, werd het in Camp Nou 3-0 voor Barcelona. Messi scoorde zelf de 3-0 en gaf de assist waaruit Arda Turan de 1-0 maakte. De Supercopa 2016 was de 29e trofee die hij won met FC Barcelona en de eerste die hij als kapitein van het team mocht ontvangen aangezien Iniesta geblesseerd was.[] Messi won op dinsdag 13 september met FC Barcelona een groepswedstrijd in de Champions League met 7-0 van Celtic. Hij maakte in deze wedstrijd een hattrick, zijn veertigste in zijn carrière. Zaterdag 17 september scoorde Messi 2× in de met 1-5 gewonnen uit match tegen Leganés. Met deze twee doelpunten vestigde hij een nieuw record, het was het 34e La Liga stadion waarin hij scoorde en verbrak hiermee het record van Raúl.[] Op zaterdag 14 oktober maakte Messi de 4e goal in de met 4-0 gewonnen wedstrijd tegen Deportivo La Coruna, zijn 180e thuisdoelpunt in 176 La Liga thuiswedstrijden voor Barça. Met deze goal verbrak hij het La Liga record van Zarra die 179 thuisdoelpunten wist te maken.[] Op zondag 6 november scoorde Messi de 1-1 in de met 1-2 gewonnen wedstrijd tegen Sevilla, het was zijn 500e doelpunt voor FC Barcelona (inclusief vriendschappelijke wedstrijden).[] Op 23 november bereikte Messi een nieuwe mijlpaal voor FC Barcelona, hij scoorde beide doelpunten in de Champions League wedstrijd tegen Celtic het waren zijn 99e en 100e internationale doelpunten voor FC Barcelona. Op zaterdag 10 december scoorde Messi 2 keer in de met 0-3 gewonnen La Liga wedstrijd tegen Osasuna, de doelman bij Osasuna was Nauzet, hij is de 130e doelman waar Messi in zijn professionele carrière tegen wist te scoren.[] Tijdens de terugwedstrijd van de Copa del Rey op 11 januari scoorde Messi de 3-1 uit een vrije trap tegen Athletic Bilbao. Hij evenaarde hiermee het club record van Ronald Koeman die uit 26 vrije trappen wist te scoren.[] Op zaterdag 24 januari scoorde Messi de 2-0 in de met 5-0 gewonnen La Liga thuiswedstrijd tegen Las Palmas. Hiermee evenaarde hij het record van Raúl die eveneens tegen 35 verschillende La Liga ploegen wist te scoren.[] Op zaterdag 4 februari scoorde Messi de 2-0 uit een vrije trap in de met 3-1 gewonnen La Liga thuiswedstrijd tegen Athletic Bilbao, hiermee verbrak hij het record van Ronald Koeman.[] Op zondag 26 februari won Messi met FC Barcelona met 1-2 van Atletico Madrid in La Liga, het was Messi zijn 400e overwinning met FC Barcelona in alle competities.[] Op zondag 23 april scoorde Messi 2 keer in de met 2-3 gewonnen clasico tegen Real Madrid, zijn 2e doelpunt was zijn 500e officiële doelpunt voor FC Barcelona.[] Op zondag 21 mei scoorde Messi in de met 4-2 gewonnen thuiswedstrijd in La Liga tegen Eibar zijn 36e en 37e goal van het seizoen. Hiermee werd hij voor de 4e keer topscorer van Spanje (Trofeo Pichichi)[] en won hij voor de 4e keer de Europese Golden Boot een record dat hij deelt met Ronaldo.[] Op zaterdag 27 mei scoorde Messi 1
    keer in de met 3-1 gewonnen Copa del Rey finale tegen Alaves, hiermee bracht hij het aantal trofeeën gewonnen met Barcelona op 30, een record dat hij deelt met Iniesta.
    Op zaterdag 30 juli scoorde Messi de 1-0 in de met 3-2 gewonnen wedstrijd in de International Champions Cup van Noord-Amerika tegen Real Madrid. Het was zijn 24e goal in een clasico. Tevens werd hij hiermee de eerste speler die zowel in La Liga, de Copa del Rey, de Supercopa, de Champions League en vriendschappelijk tegen Real Madrid wist te scoren. Op zaterdag 23 december scoorde Messi vanop de stip de 0-2 en gaf hij de assist voor de 0-3 in de met 0-3 gewonnen clasico tegen Real Madrid. Hiermee vestigde hij een aantal nieuwe records, dat van meeste doelpunten (526) bij 1 club in de top 5 van Europese competities dat voorheen op naam stond van Bayern Munchen legende Gerd Müller (525). Tevens verbrak en verstevigde hij een aantal clasico records: meeste goals (26), meeste goals gescoord in Estadio Santiago Bernabéu als niet Real Madrid speler (15), meeste assists (14) en werd hij de speler die het record heeft van meeste doelpunten tegen Real Madrid (17) in La Liga. Op donderdag 11 januari scoorde Messi 2 keer in de terugwedstrijd van de met 5-0 gewonnen 1/16 finale wedstrijd in de Copa del Rey tegen Celta de Vigo, deze 2 doelpunten brachten hem in de top tien aller tijden van meest gescoorde doelpunten in de Copa del Rey (46).[137] Op donderdag 25 januari scoorde Messi de 2-0 in de met 2-0 gewonnen kwartfinale in de Copa del Rey tegen Espanyol Barcelona. Dit doelpunt was het 4000e doelpunt gescoord in Camp Nou. Op zaterdag 24 februari scoorde Messi 2 keer en gaf hij een assist in de met 6-1 gewonnen Catalaanse derby tegen Girona. Hiermee verbrak hij 2 records, dat van meeste assists in La Liga (149) en de speler die tegen het meest aantal verschillende teams gescoord heeft in La Liga (36). Op donderdag 1 maart scoorde Messi vanuit vrije trap de 0-1 tegen Las Palmas in het Estadio de Gran Canaria, hiermee verbrak Messi een ander La Liga record, dat van scoren in de meeste La Liga stadions (36). Op woensdag 14 maart tijdens de terugwedstrijd van de 1/8 finale in de Champions League scoorde Messi 2 keer in de met 3-0 gewonnen wedstrijd tegen Chelsea, het 2e doelpunt was zijn 100e in de Champions League. Op zaterdag 7 april scoorde Messi zijn 45e hattrick uit zijn carrière in de met 3-1 gewonnen La Liga wedstrijd tegen Léganes.[138] Op zaterdag 21 april scoorde Messi de 0-2 en gaf hij 2 assists in de met 0-5 gewonnen finale van de Copa del Rey 2018 tegen Sevilla, die voor het eerst gespeeld werd in het Estadio Wanda Metropolitano te Madrid. Deze titel was Messi zijn 31e met Barcelona. Op zondag 29 april scoorde Messi 3 keer in de met 2-4 gewonnen wedstrijd tegen Deportivo La Coruna, het was Messi zijn 45e hattrick uit zijn carière. Tevens betekende deze overwinning dat Barcelona Spaans kampioen werd en Messi samen met Iniesta het record van aantal titels met een Spaanse club op 32 bracht. Messi sloot het seizoen af als topscorer in La Liga met 34 doelpunten en als topscorer in Europa. Het was zijn vijfde golden boot, een record
    Op 17 augustus 2005 debuteerde Messi in het oefenduel tegen het Hongaarse voetbalelftal in het nationale elftal van Argentinië. In de 63e minuut verving hij Lisandro López. Messi werd nog geen minuut later het veld uitgestuurd. Scheidsrechter Markus Merk zag Messi tijdens een duel een slaande beweging maken, hoewel hij zich in werkelijkheid losrukte van zijn directe tegenstander, die aan zijn shirt hing. Op 1 maart 2006 maakte Messi tegen Kroatië zijn eerste doelpunt in het Argentijnse elftal. Hij gaf ook de assist voor het doelpunt van Carlos Tévez. Messi speelde op het WK onder 20 in 2005, dat in juni en juli in Nederland werd gehouden. Hij trad in de voetsporen van zijn ploeggenoot bij Barcelona Javier Saviola door wereldkampioen te worden met Argentinië en door tevens de Gouden Schoen (topscorer van het toernooi) en de Gouden Bal (meest waardevolle speler van het toernooi volgens de pers) te veroveren. Messi scoorde zes keer, waaronder tweemaal (beide vanaf de penaltystip) in de finale tegen Nigeria. Messi behoorde tot de Argentijnse selectie voor het WK 2006. In de tweede wedstrijd tegen Servië en Montenegro maakte hij als invaller voor Maxi Rodríguez zijn WK-debuut. Messi kwam in het veld bij een 3-0 stand, gaf vervolgens de assist voor de treffer van Hernán Crespo en maakte zelf het vijfde Argentijnse doelpunt op aangeven van het andere Argentijnse toptalent Tévez. Nadien zou Messi nog twee wedstrijden spelen op het WK 2006: hij startte tegen Nederland in de basis en viel in tegen Mexico in de achtste finale. In de kwartfinale moest Argentinië het toernooi verlaten na door strafschoppen uitgeschakeld te zijn door gastland Duitsland
    In 2008 won Messi met Argentinië goud op de Olympische Zomerspelen van Bejing. In de finale werd met 1-0 gewonnen van Nigeria. Messi scoorde tegen Ivoorkust in de groepsfase en tegen Nederland in de kwartfinale. In 2010 behoorde Messi tot de Argentijnse selectie voor het WK. Hij speelde alle groepswedstrijden, de 1/8ste finale en de kwartfinale, waarin Argentinië met 4-0 verloor tegen Duitsland. Op het WK 2014 verloor Argentinië de finale met 1-0 van Duitsland. Aan het einde van het toernooi werd Messi uitgeroepen tot beste speler van het WK, voor Thomas Müller en Arjen Robben. Ter ere van het honderdjarig bestaan organiseerde de CONMEBOL in 2016 de Copa América Centenario. Messi deed tijdens de eerste groepswedstrijd tegen Chili niet mee vanwege een rugblessure. Tijdens de tweede kwam hij na 61 minuten in het veld, tegen Panama (dat inmiddels met tien man op het veld stond). Argentinië stond op dat moment met 1-0 voor. 26 minuten later was het 4-0 door een hattrick van Messi (eindstand: 5-0). Het was de eerste keer in de 110-jarige geschiedenis van het Argentijns voetbalelftal dat een speler die inviel een hattrick scoorde.[bron?] In de met 4-1 gewonnen kwartfinale tegen Venezuela gaf Messi de assist voor de 1-0 en scoorde hij zelf de 3-0. Tijdens de met 0-4 gewonnen halve finale tegen de Verenigde Staten gaf Messi de assists voor de 0-1 en de 0-4. Zelf scoorde hij de 0-2 vanuit een vrije trap. De finale tegen Chili bleef tot en met de verlengingen 0-0. Tijdens een beslissende strafschoppenreeks miste Messi de eerste penalty voor Argentinië, dat de serie met 4-2 verloor. Messi verloor zo voor het derde jaar op rij een finale met de nationale ploeg en ook voor de derde keer een finale van de Copa América, na die in 2007 en 2015. Direct na de wedstrijd kondigde Messi aan te stoppen als international, maar hier kwam hij zeven weken later op terug. Op 1 september 2016 maakte Messi het enige doelpunt tijdens een met 1-0 gewonnen WKkwalificatiewedstrijd tegen Uruguay. Dit was zijn 56e doelpunt voor de nationale ploeg van Argentinië, waardoor hij gedeeld topscorer aller tijden werd met Gabriel Batistuta. Op 16 november maakte hij vanuit een vrije trap de 1-0 in een met 3-0 gewonnen WK-kwalificatiewedstrijd tegen Colombia. Daarmee werd hij alleen topscorer aller tijden van het Argentijnse elftal Tijdens de eerste wedstrijd op het Wereldkampioenschap voetbal 2018 te Rusland miste Messi een penalty om de 2-1 te scoren tegen Ijsland, de einduitslag bleef hierdoor 1-1. ] profvoetballer die doorgaans als rechtsbuiten speelt. Hij stroomde in 2004 door vanuit de jeugdopleiding van FC Barcelona, waar hij in november 2017 zijn contract verlengde tot medio 2021. Messi debuteerde in 2005 in het Argentijns voetbalelftal. Vanwege zijn lengte en snelheid draagt hij de bijnaam La Pulga (De Vlo). Messi werd in 2009, 2010, 2011, 2012 en 2015 uitgeroepen tot beste voetballer ter wereld.





    24-06-2018 om 08:51 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juni 1981 zarah leander

     

    23-06-2018 om 10:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juni 1981 zarah leander

    23 juni 1981 Zarah Stina Leander (Karlstad, 15 maart 1907 - Stockholm, 23 juni 1981) was een bekende Zweedse zangeres en actrice. Haar geboortenaam was Sara Stina Hedberg. Zarah Leander studeerde als kind al piano en viool en zong voor de eerste keer op het toneel toen ze 6 jaar oud was. Als tiener woonde ze twee jaar in Riga (1922-1924), leerde Duits, werkte als secretaresse, trouwde met Nils Leander en kreeg twee kinderen (1927 en 1929). Ze kreeg werk als amateur in het Ernst Rolf-cabaret dat rondtoerde en zong voor de eerste keer het lied 'Vil ni se en stjärna' (Wil je geen ster zien?), dat spoedig haar handelsmerk zou worden. In 1930 nam ze deel aan vier cabarets in de hoofdstad Stockholm, maakte ze haar eerste platen, inclusief een cover van Marlene Dietrichs 'Ich bin von Kopf bis Fuss auf Liebe eingestellt', en speelde een filmrol. Het was als operettezangeres, als Hanna Glawari in Franz Lehárs Die lustige Witwe, dat ze definitief doorbrak (1931). Tegen die tijd was ze gescheiden van Nils Leander. In de jaren daarna maakte zij een glorieuze carrière en was een gevierde toneel- en filmartieste in Scandinavië. Haar roem snelde vanaf het Europese continent naar Hollywood, waar enkele Zweedse acteurs en filmregisseurs werkten. Haar bijzondere stemgeluid heeft daar zeker aan bijgedragen, een meeslepende contra-alt. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was ze zeer populair, vooral in Duitsland, waar ze voor de Duitse filmindustrie (UFA) werkte en tot eind 1942 woonde. Haar rol gedurende deze periode was niet onomstreden. Na aanvankelijke problemen kon ze echter na de oorlog haar carrière vanuit Zweden voortzetten.





    23-06-2018 om 10:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 juni 1962 rob de nijs

    23 juni 1962 Rob de Nijs & The Lords winnen in het Amsterdamse Concertgebouw de talentenjacht Tuk op Talent, De hoofdprijs is een platencontract voor drie singles. De eerste single die Rob de Nijs & The Lords opnemen bevat de liedjes 'Linda' en 'De Liefste Die Ik Ken'. Robert (Rob) de Nijs (Amsterdam, 26 december 1942) is een Nederlands zanger en acteur. De Nijs werd geboren als zoon van een rijschoolhouder. Toen hij zes jaar was, ging hij vanwege zijn astmatische bronchitis naar de openluchtschool in het Oosterpark. Toen hij acht jaar was, kreeg hij zijn eerste accordeonles. Via de directeur Bob Bouber, van de cabaretschool waar De Nijs op zat, leerde hij in mei 1960 de muzikanten Jan de Hont, Hans de Hont, Roel Vredeveld en Henny van Pinxteren kennen die met hun band The Apron Strings op zoek waren naar een zanger. De band werd omgedoopt tot Robby and The Apron Strings. Al snel speelde de groep in het voorprogramma van Peter Kraus in de Doelenzaal. Vervolgens kwam Bert de Nijs, de broer van Rob, als extra gitarist bij de band. Op 15 oktober 1960 behaalden ze de eerste plaats op een talentenjacht van Polydor. In 1962 ging de band uit elkaar. Rob en zijn broer Bert stapten uit de band en begonnen Rob de Nijs en de Lords De Nijs won in 1962 op 19-jarige leeftijd een talentenjacht met zijn band Rob de Nijs en de Lords. De eerste prijs was een platencontract. De eerste twee singles (De liefste die ik ken en Jenny) flopten, maar het nummer Ritme van de regen uit 1963 werd een grote hit waarvan in totaal bijna 100.000 exemplaren verkocht werden. In 1963 deed hij mee aan het songfestival in Knokke. In juni 1963 werd zijn eerste Rob de Nijs en de Lords-fanclub opgericht. Tussen 1964 en 1965 was Rob de leading man in een serie televisieprogramma's voor de VARA: TV-magazine. Hierin werd hij behalve door de Lords, bijgestaan door Trea Dobbs, Ria Valk en Marijke Merckens. In november 1965 gingen De Nijs en de Lords uit elkaar. Hij ging werken bij Circus Boltini. De Nijs ging in 1968 werken in een tweetal clubs van zijn toenmalige schoonvader. Eind 1969 kreeg hij een rol in Oebele als Bello Billy Biggelaar. Dat leverde hem in 1971 de rol van Bertram Bierenbroodspot op in de KRO televisieserie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer?. Deze serie liep tot 1976. In 1970 deed hij mee aan een musical Salvation, en kwam hij in contact met Lennaert Nijgh. Nijgh besloot een aantal nummers voor De Nijs te schrijven, samen met Boudewijn de Groot, om zo zijn carrière weer op gang te brengen. In mei 1973 kwam de eerste vrucht van deze samenwerking, Jan Klaassen de trompetter, in de hitparade, in september gevolgd door Dag zuster Ursula. Er volgden bescheidener successen met Mirella en Hé speelman. Hierna kwam zijn waarschijnlijk bekendste hit uit: Malle Babbe, een nummer dat De Groot ook zelf regelmatig zou gaan spelen tijdens concerten. Na de albums In de uren van de middag en Kijken hoe het morgen wordt, beide eveneens door De Groot geproduceerd, beëindigden de twee hun samenwerking. Nijgh bleef wel betrokken bij de carrière van De Nijs als tekstschrijver. In seizoen 1974-1975 kreeg hij een eigen programma voor de televisie, NL Tippers, waarin diverse Nederlandse artiesten hun lied ten gehore brachten. Dit familiemuziekprogramma werd later overgenomen door Ferry Maat en de titel veranderde in Disco Circus. Het programma was te zien bij de TROS. In 1976 werd hij door het NIPO uitgeroepen tot populairste zanger van Nederland. In 1977 kreeg hij zijn eigen special bij de VARA. In 1980 werd hij door de Hitkrant uitgeroepen tot populairste Nederlandse zanger. In 1985 scoorde hij zijn grootste hit tot dan toe. Het vredeslied Alles wat ademt, geschreven door Gerard Stellaard, Nijgh en Meuldijk, steeg tijdens de kersttijd naar de tweede plaats. De zin laat alles wat ademt in vrede bestaan komt uit Psalm 150 vers 6. In 1996 scoorde hij zijn eerste en enige nummer 1-hit met Banger hart, dat vijf weken op de toppositie in de Mega Top 50 stond.
    In 2001 werd De Nijs onderscheiden met de Radio 2 Zendtijd Prijs. Deze prijs wordt toegekend door Conamus en Radio 2 aan een uitvoerend artiest die van blijvende betekenis is voor de Nederlandse radio. Diverse artiesten, onder wie Boudewijn de Groot, Hans Vermeulen, Frédérique Spigt en Skik brachten live een eerbetoon aan De Nijs door een van zijn nummers te vertolken. In mei 2007 nam hij met Julien Clerc voor zijn nieuwe album Chansons diens This melody op in een dubbelhertaling van Jan Rot. De release van het album met enkel Franse liedjes werd diverse keren uitgesteld vanwege perikelen tussen Meuldijk en De Nijs. Het album lag vanaf 14 maart 2008 in de winkels. Op 16 maart 2008 gaf De Nijs een jubileumconcert met het Metropole Orkest in een uitverkocht Carré. Het concert werd gegeven vanwege het 45-jarig artiestenjubileum van de zanger en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Tijdens dit concert werd bekend dat er een tulp naar hem vernoemd zou gaan worden. De burgemeester van Anna Paulowna (waar ook Wieringerwaard onder viel) maakte dit bekend. De tulp werd begin mei, tijdens de Bloemendagen in die gemeente, gedoopt. In 2009 nam De Nijs deel aan het eerste seizoen van het EO-programma De Mattheus Masterclass waarin niet-klassiek geschoolde artiesten een deel van Bachs Matthäuspassion uitvoerden in de Sint-Vituskerk in Hilversum. In datzelfde jaar was De Nijs ook gastartiest tijdens de concerten van De Toppers in de Amsterdam ArenA. In 2010 verscheen het album Eindelijk vrij. Deze cd werd in Louisiana met lokale studiomusici opgenomen en is geproduceerd door Daniël Lohues. Eindelijk vrij bevat composities en teksten van onder anderen Lohues, Huub van der Lubbe, Joost Nuissl en A.J. Croce (die toevallig in dezelfde studio aanwezig was en ook op het album meespeelt). In de videoclip Nog steeds geen rock & roll is De Nijs te zien als Elvis Presley. Op 13 januari 2013 vierde Rob de Nijs zijn zeventigste verjaardag met een groot concert in Carré. Behalve De Nijs zelf waren er optredens van muzikale vrienden zoals Spinvis, Jan Rot, Henk Hofstede, Loeki Knol en Wieteke van Dort. Tijdens het concert maakte De Nijs bekend dat hij een nieuw album gaat maken met Spinvis. Begin 2013 was De Nijs te zien in het vijfde seizoen van het programma De beste zangers van Nederland. Naast De Nijs deden Simone Kleinsma, Tim Douwsma, Angela Groothuizen, Raffaëla Paton, Charly Luske en Bastiaan Ragas mee aan het programma. De Nijs zong voornamelijk Engelstalige nummers van Elvis Presley (Always on my mind, Can't help falling in love) en The Beatles (Lady Madonna, Something). In 2014 komt Rob de Nijs met een nieuw album genaamd Nieuwe Ruimte. Het album bevat veel covers en daarnaast een aantal originele stukken. Opmerkelijk: voor het eerst sinds 1975 levert Boudewijn de Groot een nieuw lied en ook Belinda Meuldijk schrijft, voor het eerst sinds hun scheiding, drie stukken voor het album. In 2017 volgt het album Niet voor het laatst met bijdragen van onder andere Spinvis, Daniël Lohues, Frederique Spigt en Paskal Jakobsen.
    Op 30 juli 1968 trouwde hij met de dochter van een clubeigenaar in Bergen op Zoom. In december 1980 ontmoette hij Belinda Meuldijk die veel teksten voor hem zou gaan schrijven. In juli 1984, na de scheiding van zijn eerste vrouw, trouwde hij met Meuldijk. Ze hebben twee zoons. Het huwelijk van Rob de Nijs en Belinda Meuldijk kreeg veel aandacht van de roddelbladen. De Nijs en Meuldijk gingen in 2006 uit elkaar. Volgens hun advocaat zagen de twee "geen toegevoegde waarde om deze samenlevingsvorm vanuit een huwelijkse staat voort te zetten". Op 24 juni 2008 trouwde De Nijs met zijn voormalige persoonlijk assistente. Zij kregen in 2012 een zoon. In 2018 is de 75-jarige zanger nog steeds actief en trekt met zijn jubileumshow volle zalen.[1] Hij treedt op in theaters met de voorstelling "Nieuwe ruimte".
    Op 6 juni 2007 plaatste het roddelblad Privé foto's van de ernstig vervuilde villa van Meuldijk in Bosch en Duin. Voormalig echtgenoot De Nijs bekende de foto's in augustus 2006 te hebben gemaakt, maar ontkende ten stelligste het beeldmateriaal aan het weekblad te hebben geleverd. Meuldijk spande een kort geding tegen het blad aan. De rechter stelde Meuldijk in het gelijk en bepaalde dat de gegevens van de fotograaf en de verkoper van de onrechtmatig gemaakte foto’s bekendgemaakt moesten worden. Na het kort geding bleek dat toenmalig belspelpresentator Martijn van den Bergh de foto's aan Privé had doorgespeeld. Op 13 juli 2009 was De Nijs de eregast bij De Toppers in Concert 2009. Rob de Nijs kreeg in december 2012 als eerste artiest een eigen portret in Carré. Het portret is geschilderd door Dora Carpentier. De Nijs weigerde mee te werken aan het Koningslied, het lied voor de inhuldiging van prins WillemAlexander tot Koning der Nederlanden, nadat hij de tekst van het lied had gelezen





    23-06-2018 om 10:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juni 1990 checkpoint

    Checkpoint Charlie was in de tijd van het verdeelde Berlijn een controlepost op de grens van de Amerikaanse en de Russische sector, bij een doorgang van de Berlijnse Muur op de Friedrichstraße. Na de Tweede Wereldoorlog waren zowel Duitsland als Berlijn in vier bezettingszones verdeeld: een Amerikaanse, een Britse, een Franse en een Sovjet-bezettingszone. De Amerikaanse, Britse en Franse bezettingszones maakten vanaf die tijd deel uit van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD, informeel: West-Duitsland), de Russische zone van de Duitse Democratische Republiek (DDR, informeel Oost-Duitsland). Tussen de Bondsrepubliek en de DDR liep de zwaar bewaakte Duits-Duitse grens, om het volledig door de DDR omsloten West-Berlijn stond de Berlijnse Muur. Wilde men over de weg van de Bondsrepubliek naar Oost-Berlijn reizen dan was men verplicht eerst via de zogenaamde Transit-Autobahnen – de enige wegverbindingen tussen de Bondsrepubliek en West-Berlijn – naar West-Berlijn te reizen en vandaar naar Oost-Berlijn. Checkpoint Charlie was de derde controlepost die men onderweg diende te passeren. Het werd genoemd naar de derde letter van het spellingsalfabet van de NAVO. Checkpoint Alpha was de grensovergang bij Helmstedt op de DuitsDuitse grens. Checkpoint Bravo lag aan de snelweg nabij Dreilinden, op de grens tussen Potsdam en West-Berlijn. Checkpoint Charlie was de enige controlepost waar het corps diplomatique en overige buitenlanders (iedereen behalve West-Berlijners, West-Duitsers en inwoners van de (Geallieerde Controleraad) over de weg Oost-Berlijn konden betreden. Met het openbaar vervoer was het nabijgelegen Bahnhof Friedrichstraße de enige mogelijkheid om als toerist het land binnen te komen. Tijdens de Koude Oorlog werd de post symbool voor zowel de scheiding, als voor de vrijheid. Als gevolg van een poging van de SED-leiding om de macht van de westelijke geallieerden te beperken stonden bij Checkpoint Charlie in oktober 1961 enige tijd Russische en Amerikaanse tanks met scherpe munitie tegenover elkaar. Uiteindelijk liep dit incident met een sisser af. Kort na de opening van de Muur in 1989 werd het checkpoint opgeheven. Na de afbraak van de Muur werd het checkpoint met een stenen silhouet in het asfalt aangegeven (zoals bij de rest van de Muur). Checkpoint Charlie werd effectief gesloopt op 22 juni 1990. In 2000 werd een exacte kopie van het oorspronkelijke wachthuisje geplaatst. Grote bekendheid bij toeristen geniet het Museum Haus am Checkpoint Charlie. Dit is een museum met beelden en voorwerpen die de geschiedenis vertellen over vluchtpogingen van Oost naar West. Ook is er een permanente expositie over geweldloos verzet - denk hierbij bijvoorbeeld aan Mahatma Gandh





    22-06-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juni 1949 meryl streep

    Mary Louise (Meryl) Streep (Summit, 22 juni 1949) Streep werd geboren in Summit, in de staat New Jersey. Haar familie verhuisde naar Bernardsville in dezelfde staat, waar ze werd ingeschreven op de Bernards High School. Na haar middelbare school studeerde ze aan Vassar College voor actrice. Na haar afstuderen in 1971 ging ze met een beurs naar Yale om door te studeren. Al snel speelde ze daar uiteenlopende rollen, zoals Helena in A Midsummer Night's Dream tot een tachtigjarige vrouw in een rolstoel. Na haar afstuderen acteerde ze in diverse toneelstukken van het New York Shakespeare Festival. Daar ontmoette ze ook haar grote liefde, acteur John Cazale in 1975. Streep en Cazale bleven samen tot de laatste in 1978 overleed. Ze speelde rollen in grote producties op Broadway, zoals Happy End en Alice at the Palace. De filmindustrie had ook haar belangstelling. Ze deed onder andere auditie voor de film King Kong, maar werd afgewezen. Haar eerste grote film was Julia (1977), waarin ze een kleine, maar belangrijke rol had. Toen ze naast Cazale verscheen in de productie The Deer Hunter (1978) was Cazale al zwaar ziek (hij zou overlijden zonder de voltooide film te hebben gezien). Een eerste hoofdrol kreeg ze in de televisieserie Holocaust uit 1978. Na het overlijden van Cazale in maart van dat jaar ging ze door een periode van diepe rouw al bleef ze acteren. Ze was in 1979 te zien in The Seduction of Joe Tynan en Manhattan, films die in 1978 waren opgenomen en waar ze op de automatische piloot speelde vanwege haar verdriet over Cazale. In 1978 ontmoette ze ook beeldhouwer Don Gummer met wie ze in september 1978 huwde. Met Gummer kreeg ze vier kinderen. Haar rollen in Holocaust en The Deer Hunter brachten haar veel erkenning. Voor The Deer Hunter kreeg ze een Oscarnominatie, Het leverde haar een rol op in het drama Kramer vs. Kramertegenover Dustin Hoffman. Streep bedong dat haar personage niet werd afgeschilderd als een kwaadwillende feeks of een stereotiepe vrouw die haar man verlaat. Ze bereidde zich terdege voor op haar rol en dat betaalde zich terug in het winnen van een Academy Award voor beste vrouwelijke bijrol voor Kramer vs. Kramer. Een andere bonus was dat ze nu rijp werd geacht voor hoofdrollen in films. Haar eerste hoofdrol was in The French Lieutenant's Woman uit 1981; ze kreeg er een BAFTA voor. Voor haar rol van de getraumatiseerde Sophie in Sophie's Choice uit 1982 trok ze alle registers open en leerde zelfs Pools. Weer kreeg ze een Oscar, dit keer in de categorie 'Beste actrice'. Na Sophie's Choice speelde Streep hoofdrollen in een groot aantal succesvolle films uit de jaren tachtig, Silkwood, Falling in Love, Out of Africa, Heartburn, Ironweed en A Cry in the Dark. Begin jaren negentig, inmiddels 41, brak een mindere periode voor haar aan. Volgens haar biograaf Karen Hollinger maakte Streep verkeerde keuzes met rollen in She-Devil (1989) en Postcards from the Edge (1990). Het dieptepunt was volgens Hollinger Death Becomes Her, een zwarte komedie waar ze tegenover Bruce Willis en Goldie Hawn stond. Streep wilde graag in Los Angeles blijven werken en in de buurt zijn van haar gezin. Deze wens gekoppeld aan zwangerschappen en het feit dat ze de veertig was gepasseerd, betekenden het einde van haar succesvolle periode van de jaren tachtig. Ondanks de terugval in populariteit schitterde ze tegenover Clint Eastwoodin The Bridges of Madison County, een film die 70 miljoen dollar opbracht. Het markeerde de transformatie naar rollen van meer rijpere vrouwen. Met de eeuwwisseling in zicht speelde de inmiddels vijftigjarige Streep een gepassioneerde vioollerares in Wes Cravens Music of the Heart, gevolgd door The House of the Spirits, The River Wild, Marvin's Room (met Diane Keaton en Leonardo DiCaprio) en One True Thing in 2000. Ze ging ook weer toneelspelen en in 2002 speelde ze Arkadina in De Meeuw van Tsjechov. Ze won een Golden Globe, haar vierde, voor de vrouwelijke bijrol in Adaptation. (2002) en een zilveren Beer voor haar rol in The Hours in hetzelfde jaar. In 2003 was ze weer te zien in een televisieserie, Angels in America, waarvoor ze prompt haar tweede Emmy Award ontving. Dat Streep een succesvolle transformatie had afgerond bleek wel uit de rol die ze speelde in de The Manchurian Candidate, waar ze een US senator speelde met een meedogenloos en wreed karakter. Een heel andere rol was die van Lisa Metzger, een psychiater die een patiënte behandelt die later verliefd blijkt op haar zoon. Ze speelde ook een van de hoofdrollen in de laatste film van Robert Altman, A Prairie Home Companion. Dat ze de smaak te pakken had van het spelen van schurkachtige personages bleek wel uit haar vertolking van Miranda Priestly, hoofdredactrice van een modeblad in The Devil Wears Prada. Het werd een van haar grootste
    commerciële successen: de film bracht 326 miljoen dollar op. Net als in de jaren tachtig bleef Streep verrassen met de keuze van haar rollen. In Rendition uit 2007 speelde ze een overheidsfunctionaris op jacht naar een Egyptische terrorist, terwijl ze in hetzelfde jaar onder regie van Robert Redford speelde in Lions for Lambs over Amerikaanse soldaten in Afghanistan en de politieke verwikkelingen daarover in de VS. Inmiddels was Streep uitgegroeid tot een actrice van diva-achtige proporties. Ze was nu in staat om ook als oudere actrice films te dragen. Tot verrassing van velen schitterde ze als de zingende en dansende hoofdrolspeelster in de verfilming van de musical Mamma Mia!. De film was een succes en bracht wereldwijd 602,6 miljoen dollar op. Hoewel andere rollen minder geld opbrachten, toonden ze wel aan dat Streeps aanwezigheid een film kon maken. Zoals in Doubt (2008), waar ze een non speelde die een priester beschuldigt van pedofilie. Veel lof oogstte ze met haar vertolking van Julia Child in Julie and Julia. Julia Child was een Amerikaanse kok die in de jaren zestig en zeventig erg populair was op de Amerikaanse televisie. Child had een eigenaardig stemgeluid, dat Streep perfect vertolkte, inclusief de merkwaardige andere tics. Ook in de komedie It's Complicated stal Streep de show als een vrouw die maar niet kan kiezen tussen haar ex-man en een nieuwe aanbidder. Haar diva-status bevestigde ze met haar interpretatie van voormalige premier van Engeland Margaret Thatcher in The Iron Lady uit 2011. Streep won drie Academy Awards: voor haar rol in Kramer vs. Kramer (1979), Sophie's Choice (1982) en The Iron Lady (2011). Ze werd in 2018 voor de eenentwintigste keer genomineerd voor een Oscar, waarmee ze de meest genomineerde actrice voor deze prijs in de filmgeschiedenis is.[1] Daarnaast won ze meer dan honderd andere prijzen, waaronder Golden Globes in 1980, 1982, 1983, 2003, 2004, 2007, 2010 en 2012, Emmy's in 1978 en 2004, National Board of Review Awards in 1979 en 1982, twee BAFTA Awards in 1982 en 2012, People's Choice Awards in 1984, 1985, 1986, 1987, 1989, 1990 en 2009, Premi David di Donatello in 1985 en 1986, de prijs voor beste actrice op het Filmfestival van Cannes 1989 en een American Comedy Award in 1991, de Zilveren Beer in 2003 en Rembrandt Awards in 2007 en 2009. Ze won in 2012 een Golden Globevoor beste actrice en een Oscar voor Beste Actrice met de film The Iron Lady.[ Ook werd ze bekroond met de AFI Life Achievement Award in 2004 en de Kennedy Center Honors in 2011 voor haar bijdrage aan de Amerikaanse cultuur.] In november 2014 ontving ze van President Obama de Medal of Freedom, de hoogste onderscheiding die aan burgers wordt gegeven door de Amerikaanse regering.[ Meryl Streep verloofde zich in 1976 met de acteur John Cazale (1935-1978), die kort erna overleed aan longkanker. In september 1978 huwde ze de beeldhouwer Don Gummer, met wie ze nog steeds samen is. Het paar heeft vier kinderen. Meryl had zelf lange tijd gedacht dat ze van (deels) Nederlandse afkomst was, gezien haar achternaam. De familienaam zou in Nederland door haar van afkomst Sefardische Joodse voorouders van Messerschmitz in Streep gewijzigd zijn.[ In 2010 werd haar voorgeslacht in het Amerikaanse tv-programma Faces of America door historicus Henry Louis Gates Jr. achterhaald. Hieruit kwam naar voren dat Streep echter geen Nederlandse afkomst had, maar onder andere een Duitse. Voorouders van haar vaders kant kwamen oorspronkelijk uit Loffenau, Baden-Württemberg, Duitsland. Ook was de familienaam destijds anders, genaamd Streeb en werd deze rond 1850 na immigratie naar de Verenigde Staten in "Streep" veranderd. Dit omdat in het Duits woorden die eindigen op een 'b' worden uitgesproken als een 'p'





    22-06-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 juni 1986 maradonna

    Op 22 juni 1986 - tijdens de FIFA World Cup in Mexico City - maakt de Argentijnse voetballer Diego Maradona The Hand of God goal tegen Engeland in de kwartfinale. Bij het kampioenschap van 1992 wordt hij "positief" getest op het gebruik van verdovende middelen. Zijn carrière kent van af dat moment alleen nog maar dieptepunten. Na herstel van z'n cocaïneverslaving geeft hij in 2005 in een tv-interview toe dat het zijn eigen hand was en niet die van God die de goal maakte. In 2010 keert Maradonna terug op het WK als bondscoach van Argentinië. Diego Armando Maradona (Buenos Aires, 30 oktober 1960) is een Argentijns voormalig voetballer. Op het WK in 1986 was hij dé vedette, die Argentinië aan de wereldtitel hielp. Maradona werd door Pelé in maart 2004 vermeld in de opgestelde Lijst FIFA 100 beste spelers. Hij is tevens de vader van voetballer Diego Maradona jr. Tussen november 2008 en juli 2010 was hij bondscoach van het Argentijns voetbalelftal. Maradona groeide op in een arme familie in Villa Fiorito, een sloppenwijk ten zuiden van Buenos Aires. Hij groeide op met drie oudere zussen en twee jongere broers, Hugo en Eduardo, die later ook profvoetballer zouden worden. Op tienjarige leeftijd werd Diego Maradona ontdekt toen hij voetbalde bij Estrella Roja, een club bij hem in de buurt. Hij werd opgenomen in de jeugdopleiding van Argentinos Juniors - de club waar later ook talenten als Fernando Redondo, Lucas Biglia en Juan Román Riquelme vandaan zouden komen. Als twaalfjarige ballenjongen vermaakte hij het publiek tijdens de wedstrijden van het eerste elftal door de bal hoog te houden in de rust. Voor het WK van 1978 in Argentinië werd Maradona door de bondscoach Menotti nog buiten de selectie gelaten. Iets dat Maradona zijn hele verdere leven nog betreurt vanwege het feit dat Argentinië het WK in eigen land won. Op het WK van 1982 in Spanje is hij er voor het eerst bij, maar een groot succes wordt dit niet aangezien de vroege uitschakeling van Argentinië en de rode kaart die Maradona kreeg naar aanleiding van een overtreding in de wedstrijd tegen Brazilië. Op het wereldkampioenschap in 1986 was hij dé vedette, die zijn vaderland aan de wereldtitel hielp. 1970 - begint als 10-jarige te spelen bij het plaatselijk jeugdelftal Estrella Roja 1976 - debuteert in de Argentijnse eerste divisie bij Argentinos Juniors 1981 - gaat spelen voor Boca Juniors 1982 - transfer naar FC Barcelona, Spanje FC Barcelona neemt Maradona voor één miljard peseta's over van Boca Juniors, destijds een recordbedrag. Spelersmakelaar Josep Maria Minguella speelt een voorname rol in de transfer. De Argentijn kende aanpassingsproblemen en in december 1982, net wanneer het sportief beter begint te gaan, krijgt Maradona geelzucht. Hij is tot maart 1983 uitgeschakeld. Na zijn terugkeer leidt Maradona FC Barcelona naar winst van de Copa del Rey en de Copa de la Liga. In de finale om de Copa de la Liga tegen Real Madrid weet hij er met een mooi doelpunt zelfs voor te zorgen dat de supporters van aartsrivaal Real hem een staande ovatie geven. Op de vierde speeldag van het seizoen 1983/1984 breekt Maradona zijn been na een woeste tackle van Athletic Bilbao-verdediger Andoni Goikoetxea. Na vier maanden maakt de Argentijn zijn rentree tegen Sevilla FC en hij scoort direct tweemaal. Uiteindelijk maakt Maradona dat seizoen elf competitiedoelpunten en FC Barcelona eindigt op één punt achterstand op landskampioen Athletic de Bilbao. De laatste wedstrijd van Maradona als blaugrana is de finale van de Copa del Rey in 1984, die met 1-0 wordt verloren van Athletic de Bilbao. Na langdurige provocaties gedurende de wedstrijd reageert Maradona en trapt moedwillig een tegenstander, waarna een vechtpartij tussen de spelers van FC Barcelona en Athletic de Bilbao ontstaat. 1984 - transfer naar AS Napoli, Italië, als spil van het beruchte middenveld 'MaGiCa' (Maradona, Giordano en Careca) 1986 - Argentinië wordt wereldkampioen. 1991 - wordt geschorst wegens cocaïnegebruik 1992 - transfer naar Sevilla, Spanje 1993 - transfer naar Newell’s Old Boys, Argentinië 1994 - geschorst door de FIFA wegens drugsgebruik tijdens het WK in de Verenigde Staten 1995 - keert terug naar Boca Juniors 1997 - einde carrière 2000 - door de FIFA werd Pelé van Brazilië verkozen tot "Speler van de eeuw" en Maradona won de alternatieve verkiezing op internet
    2005 - aangesteld als vicepresident bij Boca Juniors 2008 - aangesteld als bondscoach van het nationale team van Argentinië 2011 - aangesteld als trainer van Al Wasl, Dubai Maradona speelde tussen 1977 en 1994 91 keer in het nationale team van Argentinië en maakte 34 doelpunten. Op het WK van 1986 te Mexico speelt Argentinië tegen Engeland (vier jaar na de Falklandoorlog), in de kwartfinale. Maradona scoort met een handsbal, het doelpunt wordt wel toegekend. Bijna twintig jaar zal hij volhouden: "Dat was de hand van God". In een interview met de ARD gaf hij in 2006 toch de handsbal toe.[1] Overigens scoorde hij in dezelfde wedstrijd ook tegen Engeland de 2-0, met een 'rush' vanaf de middenlijn, waarbij hij vijf Engelse spelers passeerde, onder wie Peter Reid. De 2-0 tegen Engeland werd later door de FIFA uitgeroepen tot goal van de eeuw. In 2000 werd hij opgenomen in een ziekenhuis wegens hartproblemen. Hij ging naar een drugskliniek in Cuba. In april 2004 werd hij in kritieke toestand opgenomen na een hartinfarct veroorzaakt door een overdosis cocaïne. Hij lag dagenlang aan de hartbewaking. Hij leed al geruime tijd daarvoor aan te hoge bloeddruk wegens overgewicht. Nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen werd, een maagverkleining onderging en vele kilo's afviel, trad hij toe tot het bestuur van zijn oude club Boca Juniors. In april 2007 moest hij wederom in het ziekenhuis worden opgenomen. Na een goede periode was zijn gezondheidstoestand wederom uiterst kritiek. Onder Maradona kwalificeerde Argentinië zich voor het WK voetbal in Zuid-Afrika (2010). Het haalde daar de kwartfinale, maar werd door Duitsland verslagen. Maradona's 'eigen' stijl van coachen zorgde voor veel publiciteit, met name het feit dat hij erg fysiek met zijn spelers omgaat. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat Maradona nog tot aan het WK in 2014 in Brazilië zou aanblijven als bondscoach. Maradona wilde na het WK 2010 zijn hele staf behouden, maar de Argentijnse voetbalbond ging hiermee niet akkoord. Nadat Maradona vasthield aan zijn eisen, besloot de bond zijn contract niet te verlengen. In een reactie sprak Maradona van 'verraad'





    22-06-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni citaten

    dromen





    21-06-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer touchscreen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Touchscreen Een touchscreen (ook wel aanraakscherm genoemd) is een beeldscherm dat ook als invoerapparaat voor een computer of embedded system (zoals een smartphone of tablet) kan worden gebruikt door het scherm aan te raken met je vinger of een speciale pen. Het allereerste touchscreen werd in de jaren 70 ontwikkeld in CERN omdat de machines te complex werden met de vele knoppen die nodig waren voor de verschillende functies.
    Afgezien van de specifieke techniek van het scherm is voor het interpreteren van de aanraking software nodig. Deze is complexer dan het stuurprogramma voor een toetsenbord. Zo moeten:
     toevallige aanrakingen worden weggefilterd,  het aangeraakte gebied, dat sterk in grootte kan variëren, vergeleken worden met de virtuele toetsen,  korte onderbrekingen in de aanraking moeten geduid worden als toeval dan wel als "dubbeltik"  et cetera.
    Er is geen aanwijsapparaat of toetsenbord nodig. Ook als er wel een toetsenbord aanwezig is dan is de koppeling tussen een plaats op het scherm die men aanraakt en dezelfde plaats op het scherm die een optie aangeeft directer dan een aanwijzing zoals "voor X toets Y".
    Vergeleken met een toetsenbord specifiek voor een bepaalde toepassing (met toetsen voor opties) is het softwarematig aangeven van opties flexibeler, en kunnen er meer opties worden ingebouwd (vergelijk voor een kaartautomaat voor treinkaartjes het hebben van een toets per station, met het oproepen van stationsnamen op het scherm).
    Ook het scrollen van teksten en plattegronden door een vinger over het scherm te bewegen is een intuïtieve handeling die lijkt op het verschuiven van een vel papier. Vaak is daarbij ingebouwd dat als men de vinger van het scherm haalt inertie en wrijving gesimuleerd worden: het scrollen gaat nog even door, maar komt geleidelijk tot stilstand.
    Het invoeren van teksten via het scherm is langzamer dan met een echt toetsenbord. Vooral voor iemand die ervaring heeft met een toetsenbord, is het verschil groot.
    Het stuurprogramma heeft tijd nodig om de aanrakingen te interpreteren, het in de gaten houden dat men niet te snel gaat vraagt veel concentratie van de gebruiker.
    Een ander probleem is dat de vingers van de gebruiker vaak dikker zijn dan de knoppen op het touchscreen, zodat het lastig is precies op de juiste knop te tikken.
    Het touchscreen wordt vaak toegepast op smartphones, tablet-pc's, navigatiesystemen en andere apparaten waar ruimte beperkt is, maar wordt ook gebruikt op grotere schermen.
    Het touchscreen wordt ook toegepast in bijvoorbeeld kaartautomaten en in kassa's van cafés en cafetaria's. Het touchscreen is in deze toepassingen praktischer dan bij bijvoorbeeld een supermarkt, waar het assortiment groter is.
    Een ander voorbeeld is de toepassing van het touchscreen in een museum om afbeeldingen op te roepen van kunstwerken, objecten, foto’s of andere materialen.
    Een van de eerste plaatsen waar in Nederland op grote schaal touchscreens werden ingevoerd, was in het midden van de jaren 80 in de vernieuwde Bibliotheek Rotterdam. De schermen kwamen in de plaats van de papieren catalogus en de schermen gaven een monochroom, groen beeld.
    Er zijn verschillende technieken:
    1. Capacitief: door de nabijheid van een vinger treedt een verandering van de capaciteit op. 2. Surface Acoustic Wave: onderbreking van geluidsgolven veroorzaakt een "touch". Nadeel: deze schermen zijn lastig waterdicht te krijgen. 3. Optisch: onderbreking van infrarode lichtstralen veroorzaakt een "touch". 4. Resistief: weerstandstechniek, is met meerdere voorwerpen te bedienen. 5. andere methoden gebruiken de mechanische energie (dispersive signal technology), de vervorming van het paneel, het optische beeld van de vinger of het piëzo-elektrische effect. Bij de eerste drie technieken hoeft het scherm, strikt genomen, niet aangeraakt te worden, maar is een bijna-aanraking voldoen

    21-06-2018 om 09:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer printer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een printer is een apparaat dat de uitvoer van een computer, scanner of digitale camera afdrukt op (foto)papier. Printers zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Maar hoe deden ze dat duizenden jaren geleden? En hoe is de printer ontstaan? Dat leest u in dit artikel. Printers zijn vandaag nuttige randapparaten voor kantoren, bedrijven en individuen. Ze zijn een van de belangrijkste document & afbeelding afdrukapparaten en is een must voor de goede werking van kantoren. De geschiedenis van printers, begon terug in 3000 v.Chr., toen ronde rolzegels werden gebruikt om af te drukken op een kleitablet. De bewijzen zeggen dat beide, de Egyptenaren en Chinese beschavingen, al met behulp van deze technologie manuscripten en berichten afdrukten. Er zijn duizenden kleitabletten gevonden uit de pre-historische plaatsen van deze landen. Zelfs in verschillende archeologische vindplaatsen van de Mohenjo Daro beschaving, zijn meer dan duizend kleitabletten gevonden, maar wat er geschreven is op deze tabletten is nog onbekend. Afdrukkwaliteit bleef stijgen als de eeuwen voorbij vliegen. In het decennium van 1430-40, werd de drukpers uitgevonden en werden er gedrukt in Duitsland; het was de pers van Gutenberg. Wij zijn de afgelopen eeuw getuige geweest van een afdrukrevolutie, waar de techniek van afdrukken drastisch is veranderd. Talloze high-tech printers en drukpersen werden gelanceerd in de 20e eeuw. Printers werden een essentiëel randaparaat voor kantoren. Dit was de tijd wanneer bedrijven die zich bezig houden met informatietechnologie, zoals HP, Canon, Dell, Kodak, Xerox, etc. zijn ontstaan. Deze bedrijven met hun innovatie gaven een nieuwe draai aan de grafsche industrie. Laat we enkele belangrijke mijlpalen van de geschiedenis van printer opsommen: Prehistorie: Indus-vallei, Egyptische en Chinese beschavingen beginnen met de meest natuulijke printtechnologie. Gutenberg pers: de eerste drukpers ooit, die werd uitgevonden in de 15e eeuw. Er werden vooral boeken en vaktijdschriften gepubliceerd. Het was de eerste grote stap in de geschiedenis van printers. Lithografe werd uitgevonden in 1796.. Het was een techniek waarmee afdrukken konden worden gemaakt op een zacht oppervlak. In het proces van afdrukken werden een paar chemicaliën gebruikt zoals inkt. Fotokopieerapparaten: Deze werden geïntroduceerd in het jaar 196.0, en werden al snel een van de essentials voor kantoren. Het werkte als een vervanging voor de koolstof papers. Thermische Printers: Dit soort printers gebruiken warmte voor het genereren van afdrukken op wit papier. Een paar decennia terug, was het een van de meest gebruikte printers. Laserprinter: De eerste laser printer kwam tot stand in het jaar 196.96. Het werd uitgevonden door de grafsche industrie reus XEROX. Vandaag hebben bijna alle merken hun eigen reeks van laserprinters. Inkjetprinters: De inkjet printing technologie werd ontwikkeld in het decennium van de jaren 19650. Met deze printer, kan een afbeeldingen afgedrukt worden op papier en kunststof platen. En is, na laserprinters, een van de meest gebruikte printers in de wereld. Afdrukken in 3D: Dit is een van de nieuwste technologieën in de grafsche industrie. Met deze printer, kunnen drie dimensionale afbeeldingen en teksten worden afgedrukt.
    Bekende producenten van printers zijn onder andere Sharp, Konica Minolta, Kyocera, Samsung, Canon, Epson, HP, Lexmark, Brother Industries, Nashuatec, Océ, Ricoh, Xeikon en Xerox. Men kan printers in categorieën onderbrengen op basis van diverse criteria: drukprocedé, toepassingsbereik, en papierinvoer. Printers voor thuisgebruik zijn vaak geïntegreerd met een scanner. Vaak kan men dan ook het gescande tegelijk afdrukken, zonder dat er een computer nodig is, en het apparaat dus gebruiken als kopieerapparaat. Dit wordt wel een all-in-one printergenoemd. Margrietwielprinters maken, net als moderne typemachines, gebruik van een schijf met daarop alle letters. De ronde schijf waarop aan de buitenkant de letters staan lijkt op een margrietje. Margrietwielprinters zijn nauwelijks meer in gebruik. Afhankelijk van het type printer kon worden gekozen voor een traditioneel inktlint of een eenmalig carbonlint. Bij toepassing van het eerste ging de kwaliteit van de afdruk achteruit naarmate het lint langer in gebruik was. Bij toepassing van het tweede was er altijd een constante kwaliteit, omdat elke positie van het lint maar eenmaal voor de printkop kwam; bovendien was de afdruk iets scherper omdat het carbonlint dunner was.  Goede letters  In staat om doorslagen te maken  Kwaliteit is altijd goed  Traag  Luidruchtig  Eén lettertype per schijf
    Ook printers met het letterbolletje van IBM werden gebruikt voor uitvoer op papier. Voor- en nadelen waren gelijk aan die van de letterwielprinter. En ten slotte werd ook wel een telex-apparaat gebruikt voor uitvoer op papier, waarbij de letters op een kleine cilinder stonden. Een regeldrukker bestaat uit een snel draaiende ketting, metalen band of rol waarop alle letters één of meer keren als type (letter in reliëf) voorkomen. De ketting lijkt enigszins op een fietsketting. Op iedere schakel staat een type. Elke letter komt een of twee keer voor. De ketting loopt horizontaal langs het papier. Een metalen band is eigenlijk hetzelfde, maar deze bestaat niet uit schakels. De ketting of band loopt om twee wielen die aan weerszijden van de printeenheid zijn opgesteld. Een rol bevat op iedere printpositie het volledige alfabet. Bestaat het alfabet uit 100 tekens en zijn er 80 printposities, dan bevat de rol 8000 typen. De rol draait om een horizontale as. Achter de ketting, band of rol bevindt zich het inktlint. Dit lint is even breed als het papier en loopt over rollen boven en onder de printeenheid. Achter het inktlint bevindt zich het papier, en daarachter bevindt zich op elke printpositie een hamertje. Het papier beweegt van beneden naar boven door de printeenheid. De ketting, band of rol draait rond. Op het moment dat de juiste letter voorbijkomt, slaat een hamertje het papier naar voren, waardoor de letter via het inktlint een afdruk maakt op het papier. Zijn alle letters van een regel afgedrukt, dan schuift het papier een positie op. De afdruk wordt dus op dezelfde manier gevormd als bij een schrijfmachine, maar het papier wordt tegen de type geslagen in plaats van andersom. Het papier moet dan ook niet te stug zijn.
    Afhankelijk van de snelheid van de ketting kan een regeldrukker 5 tot 20 regels per seconde afdrukken. Dit was in de jaren 1960-1980 de snelste manier om grote hoeveelheden tekstuele gegevens op papier te krijgen. Regeldrukkers zijn inmiddels volledig vervangen door industriële laserprinters.  Snel, betrouwbaar en robuust  In staat om doorslagen te maken  Zeer luidruchtig  Slechts één lettertype (een metalen band of ketting kan desgewenst verwisseld worden voor een ander lettertype)  Geen fraai resultaat  Omvangrijk, alleen voor industrieel gebruik
    Matrixprinters bouwen de tekst op door met kleine pinnetjes, door een inktlint, op papier te drukken. Op die manier worden teksten, maar ook grafische afbeeldingen op papier gezet. Matrixprinters zijn tegenwoordig nog in gebruik op postkantoren en in bedrijven waar met doordrukpapier wordt gewerkt, bijvoorbeeld aanvoerbrieven bij de Nederlandse bloemenveilingen.  Goedkoop  Kan (monochrome) grafische afbeeldingen afdrukken  Kan zowel op gewoon als kettingpapier afdrukken  Kan doorslagen maken (meestal op kettingpapier)  Vrij traag  Luidruchtig
    Thermische printers zetten de tekst op papier door gebruik te maken van hittegevoelig papier. Dit papier bevat chemicaliën die bij verhitting een verbinding aangaan; dit is te zien als een verkleuring op het papier. De verhitting vindt plaats door middel van een printkop. Op deze printkop bevindt zich een aantal punten, vergelijkbaar met een matrixprinter; deze worden verhit. Het papier wordt onder lichte druk langs deze punten geleid. Thermische printers worden voornamelijk gebruikt voor het printen van bonnen. Dit kan op een standaardrol met wit papier of voorbedrukt papier. Tegenwoordig zijn de afdrukken met de thermische printer ook erg snel (tot circa 200 mm/s). Thermische printers zijn in gebruik in (oudere) faxapparaten, kassasystemen, medische systemen, betaalsystemen in restaurants (draagbare en vaste systemen) en lotto-systemen. Ze zijn tevens de standaardprinters voor het bedrukken van toegangskaartjes ofwel tickets. Enkele bekende merken: Boca Systems, Zebra, ToshibaTec.
     Geen toner of inkt nodig, alleen papier.  Zeer stil  Zeer snel  Relatief lange levensduur  Eenvoudig in gebruik
     Temperatuurgevoelige afdrukken die vervagen in de loop der tijd.  Afdrukken die met een thermische printer gemaakt zijn, kunnen niet geplastificeerd worden.  Monochrome afdrukken (geen kleuren).  Speciaal papier wordt gebruikt dat tevens duur is.
    Thermische overdrachtsprinters brengen kleurstoffen, in de vorm van een gekleurde was, met behulp van warmte van een reservoir of folie over op papier.  Lichtechte en water- en veegvaste afbeeldingen.  Er kan eenvoudig op andere materialen, zoals folie, afgedrukt worden.  Zeer stil.
     Hoog stroomverbruik in stand-by.  Kleuren vervagen in uv-licht.  Gele kleur wordt snel okerachtig.  Geur van gesmolten was.  Inkt kan worden afgeschraapt / smelt bij lamineren.  Lange opwarmtijd.  Hoge inktkosten na uitschakelen (printhead purge).  Relatief langzaam.  Duur.
    De werking van een inkjetprinter is grotendeels hetzelfde als die van matrixprinters, maar in plaats van met naaldjes de tekst op papier te zetten, worden er minuscule inktdruppels op het papier gespoten. Intrinsiek is de inkt niet duur (misschien enkele tientallen euro per liter), maar de fabrikanten van dit type printers voor de consumentenmarkt geven hoge kortingen op de aanschaf van hun printer, en verplichten de gebruikers daarna om de zeer dure inkt(patronen) van hun eigen merk aan te schaffen. Men betaalt in de inkt dus eigenlijk de aanschaf van de printer.  Goedkope printer  Mogelijkheid tot kleuren - iedere moderne inkjetprinter kan kleuren printen  Dure inkt (tot wel duizend euro per liter).  Beperkt watervast  Als de printer weinig wordt gebruikt drogen de inktpatronen uit en/of gaan de spuitmondjes dichtzitten
    De fabrikant Canon spreekt van 'Bubblejet printers'.
    Een laserprinter maakt gebruik van een fysisch proces waarbij het papier over verschillende rollen geleid wordt, waarbij eerst gedeeltes van een lichtgevoelige drum elektrisch geladen worden met behulp van een pulserende laser die via een snel roterende spiegel (laserprinter) of een ledbalk (ledprinter) de drum bestrijkt. Een fijn zwart (of anders gekleurd, in geval van een kleurenprinter) poeder (toner) wordt aangebracht op de geladen gedeeltes doordat het aangetrokken wordt door het magnetische veld dat op de geladen delen van de drum aanwezig is. Er bestaan twee varianten op dit procedé: zogenaamde zwartschrijvers (zwarte pixels worden geschreven op de drum) en witschrijvers (witte pixels worden geschreven op de drum). Het beeld op de drum wordt overgebracht op het papier, waarna door verhitting van het papier de toner gefixeerd wordt. Dit type printer geeft op dit ogenblik het mooiste resultaat. Een laserprinter slaat een hele pagina tegelijk op in zijn geheugen. Hiertoe had hij vroeger een kleine computer ingebouwd die de binnenkomende gegevens (de paginabeschrijving, bijvoorbeeld Postscript of PCL) vertaalde in een uit puntjes opgebouwd paginabeeld. Nu zowel de personal computer als de verbinding tussen computer en printer veel sneller is geworden, laten de meeste laserprinters het aan de aansturende computer over om het paginabeeld te berekenen.
     Snelle techniek.  De toner is relatief goedkoop per pagina.  Zeer scherpe en watervaste afdrukken.  Een tonercartridge kan vaak tot 5000 pagina's of meer afdrukken (afhankelijk van toner en fabrikant).  Een zwart-wit-laserprinter is goedkoop (het kost rond de 70 euro).  Een nieuwe tonercassette is vaak duurder dan een nieuwe set inktjetpatronen van een inktjetprinter, maar gaat ook veel langer mee.  Een laserprinter verbruikt relatief veel energie voor de fixering van de toner, het papier wordt hierbij verhit tot tussen 150 en 200 graden Celsius.  Bij oudere modellen laserprinters ontstaat ozon door het gebruik van een hoogspanningtechniek met coronadraden, deze ozon wordt geneutraliseerd met ozonfilters. Ozonfilters verzadigen en moeten met regelmaat worden vervangen. Moderne laserprinters hebben een aangepast systeem waardoor dit geen rol meer speelt.
    Printers kunnen worden onderscheiden op basis van het toepassingsbereik: er zijn individuele printers, netwerkprinters en productieprinters. Gangbare classificaties worden bepaald door de printbare papierbreedte, de printsnelheid en printvolume. Gebruikelijke indeling naar papierbreedte: A4 of A3: kleinformaat of smalformaat tot A0 of 36 inch: breedformaat groter dan 36 inch: grootformaat Printsnelheid wordt uitgedrukt in pagina's per minuut (ppm). Moderne productieprinters halen snelheden van meer dan 240 ppm en printvolumes van miljoenen pagina's per maand. Grootformaat printers drukken hun productiecapaciteit uit in vierkante meter per uur (m2/h). Dit kan variëren van een paar vierkante meter per uur tot enkele honderden Men kan printers ook categoriseren naargelang van de wijze waarop het papier wordt ingevoerd. De vellenprinter of "cut sheet" printer werkt met vooraf op het juiste formaat gesneden vellen. Hieronder vallen vrijwel alle inkjet-, laser- en thermische overdrachtsprinters. Voor matrix- en letterwielprinters was vaak een speciale papiergeleider of een voorraadbak nodig om op losse vellen te kunnen printen. Matrix- en regelprinters maken gebruik van kettingpapier. Dit is een doorlopende strook papier die aan de zijkanten voorzien is van een rand (pinfeed) waarin gaten zijn aangebracht op een afstand van 12,7 mm (een halve inch). Transportwielen in de printer (tractors) grijpen in deze gaten. Na het printen kan de strook papier in losse vellen worden gescheurd. Voor dat doel is het papier geperforeerd. De pinfeed kan meestal ook worden afgescheurd. De afstand tussen de perforaties is onvermijdelijk een veelvoud van 12,7 mm, vanwege de pinfeed. Meestal is dat 279,4 mm (11 inch), wat overeenkomt met de hoogte van het Amerikaanse standaardformaat (Letter). In Europa wordt papier verkocht waarvan de vellen 304,8 mm (12 inch) hoog zijn, zodat een vel op de maat A4 (297 mm) kan worden afgesneden. De rollenprinter of "continuous feed" printer werkt met papier op rollen dat pas na het printen wordt gesneden. De rollenprinter kan op zeer hoge snelheden werken en wordt vooral gebruikt voor middelgrote en grote oplagen. Enerzijds worden printers minder nodig naarmate men informatie kan raadplegen via beeldschermen, ook op mobiele apparatuur, anderzijds is een nieuwe toepassing de e-ticket: men koopt dan via internet een afbeelding die moet worden afgedrukt. Deze afdruk doet dienst als toegangsbewijs of vervoersbewijs. Bij het nog modernere systeem van mobile ticketing is juist weer geen printer nodig.
    In stations en winkels staat soms een apparaat waarmee men tegen betaling afbeeldingen kan afdrukken, vaak met allerlei mogelijkheden om de bestanden aan te leveren, zoals aansluitingen voor diverse gegevensdragers, en Bluetooth. Het is vooral voor foto's, een tekst zal men dan ook zelf van tevoren moeten omzetten in een afbeelding, en mogelijk is alleen een erg kleine afdruk (fotoformaat) mogelijk. Voor een e-ticket is dit niet altijd bruikbaar. Een nieuwe ontwikkeling is de 3D-variant van een printer: de 3D-printer. Hiermee zijn 3D-objecten te maken. Tot voor kort waren 3D-printers duur en werden alleen commercieel toegepast. Door open source projecten daalt de prijs snel en worden ze ook voor de (handige) consument betaalbaar

    21-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer laptop

    De laptop Een laptop, schootcomputer of notebook is een draagbare computer die in principe op de schoot kan worden gebruikt. Laptops worden vooral gebruikt door mensen die op verschillende locaties met hun computer werken. In de praktijk worden laptops vaak op een bureau of tafel geplaatst. Een netbook is een lichtere en vaak goedkopere laptop. Een laptop heeft het merendeel van dezelfde componenten als een vaste computer, met inbegrip van een beeldscherm, een toetsenbord, een aanwijsapparaat zoals een touchpad (ook bekend als een trackpad) en/of een pointing stick en luidsprekers in een enkele eenheid. Een laptop wordt gevoed door elektriciteit via een wisselstroomadapter en kan uit de buurt van een stopcontact worden gebruikt door de oplaadbare batterij De eerste draagbare computers verschenen in het begin van de jaren tachtig. Zij waren in vergelijking met de huidige laptops log, onhandig en zwaar, zoals de Osborne 1 die meer dan 10 kg woog. Het scherm was vaak niet meer dan een paar centimeter groot. Een van de eerste computers die men met recht laptop zou kunnen noemen, was de GRiD Compass die in 1982 op de markt kwam - maar door zijn hoge prijs (ca. 8000 Amerikaanse dollar) vooral terechtkwam bij managers en de Amerikaanse overheid. Vanaf halverwege de jaren tachtig kwamen fabrikanten als Toshiba met 'betaalbare' laptops. De technologie van laptops heeft een flinke ontwikkeling doorgemaakt en sinds ongeveer 2005 doet een grote krachtige laptop niet onder voor een middelmaat desktop-pc. De kleinere laptops zijn door de warmteontwikkeling van de processor nog wel veel beperkter in snelheid dan een desktop. Enkele kenmerken van gangbare laptops zijn: Een gewicht van ongeveer 0,9 tot 3,9 kg (laptops van de eerste generatie waren zwaarder) Een processor met variabele klokfrequentie (om een laag energieverbruik te kunnen instellen) Een opklapbaar beeldscherm Een ingebouwd toetsenbord Een ingebouwde knop, pointing stick, touchpad of trackball, die als muis werkt Een accu waarop enige uren gewerkt kan worden. Een voedingsadapter die de laptop van elektriciteit voorziet en die tevens als acculader dienstdoet Een kleine ingebouwde harde schijf. Een cd-rom, cd-rw, dvd-drive, dvd-rewriter, blu-ray-drive en/of een blu-ray-rewriter Ingebouwde luidsprekers, en vaak ook een ingebouwde microfoon en webcam. Communicatiemogelijkheden: een ingebouwd modem, een geïntegreerde netwerkkaart, en/of draadloze aansluitingen zoals wifi, infrarood of Bluetooth Enkele USB-poorten Een kleine RAM-module, vaak in de vorm van een SO-DIMM. Een moederbord, waarop alle apparaten worden aangesloten Doordat veel onderdelen kleiner en minder universeel zijn dan de vergelijkbare onderdelen voor desktopsystemen, resulteerde dit aanvankelijk in een hogere prijs voor een laptop ten opzichte van een vergelijkbare desktop-pc. Er worden veel verschillende soorten laptops geproduceerd. Zo zijn er onder andere laptops, notebooks, netbooks. In de volksmond wordt er weinig onderscheid gemaakt tussen een laptop en een notebook. Daarnaast zijn er ook nog meer gespecialiseerde laptops, zoals gaming laptops, school laptops, desktopvervangende laptops en laptops voor audio/video. Tegenwoordig komen ook tablet pc's op de markt die als laptop ingesteld kunnen worden, door ze aan te sluiten op een toetsenbord





    21-06-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer de muis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE MUIS Een muis is een aanwijsapparaat (hardware) dat aan een computer wordt gekoppeld om de positie van een cursor op het beeldscherm met een handbeweging te besturen. Daarnaast is er minimaal één drukknop aanwezig. Vanwege de gelijkenis van het apparaat met het gelijknamige dier kreeg het de naam mouse, wat in veel talen vertaald werd. De muis werd in 1963-1964 ontwikkeld door Douglas Engelbart en William English aan het Stanford Research Institute (SRI). Het Amerikaanse patent voor de muis of, zoals het apparaat in de officiële papieren genoemd wordt, de "X-Y Position Indicator for a Display System" ("X-Y Positie-indicator voor een Beeldschermsysteem"), staat sinds 17 november 1970 onder het nummer 3.541.541 op naam van uitvinder Douglas C. Engelbart. "Maar het was Bill English", aldus Engelbart, "die het eerste werkende prototype eigenhandig in elkaar schroefde, want English was één van die zeldzame mensen met handen die alles kunnen maken wat de ogen eenmaal hebben gezien." Op die "oermuis" van Engelbart en English was slechts één knop aangebracht. "Maar", zo verklaart Engelbart, "wij gingen er al vrij snel toe over om drie knoppen op onze muizen te monteren. Wij gebruikten daarvoor eenvoudige drukschakelaars zoals die destijds in de handel verkrijgbaar waren. Van miniaturisering had toen nog niemand gehoord, zodat die dingen in vergelijking met de tegenwoordige schakelaars nogal lomp waren. Drie stuks was dus louter en alleen vanwege deze fysieke beperking het absolute maximum. Waren de schakelaartjes kleiner geweest, dan had ik beslist nog veel meer knoppen op de muis willen hebben. Want méér knoppen betekent vanzelf méér mogelijkheden." Deze opvatting van de uitvinder staat in schril contrast met het uiterlijk van de eerste muis die standaard met een computer werd meegeleverd: de muis die Xerox met zijn Star-computer op de markt bracht, had slechts één knop. En hetzelfde gold lange tijd voor de muizen die onderdeel vormden van Apple-computers. Pas met de verschijning van de IBM-PC en daarmee compatibele personal computers zouden muizen weer meer knoppen krijgen. Dankzij de muis als aanwijs- en invoerapparaat zou de latere ontwikkeling van grafische gebruikersomgevingen, zoals die van de besturingssystemen macOS en Windows een hoge vlucht nemen. Een muis werd aanvankelijk met de computer verbonden via de seriële poort. Later werd een PS/2interface gebruikt. Tegenwoordig hebben de muizen meestal een USB-stekker of ze werken draadloos. De verbinding gebeurt met een snoer of via een draadloos netwerk (radio, bluetooth of infrarood). Een speciaal voor muisgebruik gefabriceerde kleine mat of plaat wordt muismat genoemd. Deze bestaat vaak uit een laagje hard plastic met daaronder een dikker stuk schuimrubber. Een muis werkt digitaal en de verplaatsing wordt dan ook digitaal gemeten. De daarbij gebruikte eenheid wordt mickey genoemd, naar de beroemde muis van Walt Disney. Het stuurprogramma van de muis kan bijvoorbeeld vaststellen dat de muis drie mickeys naar links is geschoven. De mechanische muis heeft onderaan een zware, met stroef materiaal beklede kogel (het "muisballetje"), die bij beweging van de muis over een plat oppervlak, door de wrijving met de beweging meerolt. Deze rolbeweging wordt overgebracht op twee assen, die onder een hoek van 90° met elkaar gemonteerd zijn. De assen bedienen twee lichtsluisjes, die de beweging omzetten in elektronische impulsen. Deze informatie wordt door de muisdriver en het besturingssysteem uiteindelijk omgezet naar een beweging van de cursor op de monitor. De kogel neemt vuil mee, dat op de assen wordt afgezet, waardoor de beweging van de assen wordt gehinderd. De kogel en de assen moeten daarom periodiek schoongemaakt worden. Hiertoe is de kogel demonteerbaar gemaakt.
    Een muisvariant die minder gevoelig is voor vuil en slijtage en gladheid van het onderliggende oppervlak is de optische muis. Deze bevat een led of in het geval van een lasermuis een laser en een mini-CCD-camera, die de beweging van de muis ten opzichte van de onderlaag optisch waarneemt. De beweging van de cursor is bij gebruik van een optische muis veel beheersbaarder. Optische muizen
    bestaan al geruime tijd, maar waren vaak afhankelijk van een speciale muismat, met daarop een patroon van horizontale en verticale lijnen, die door een dubbele fotosensor werden "afgetast". Dit was het geval bij de eerste optische muizen die uitgevonden zijn door Steve Kirsch van Mouse Systems Corporation. Deze muismat is met de moderne optische muis niet meer nodig; de optische muis herkent tegenwoordig zeer kleine oneffenheden in de ondergrond. De meeste optische muizen hebben nog wel problemen met een sterk reflecterende, doorzichtige of absorberende ondergrond.
    Een andere variant is de trackball of rugmuis waarbij het rolletje bovenaan op de muis wordt geplaatst. Dit heeft verschillende voordelen: weinig ruimtebeslag, want de 'muis' blijft op zijn plaats; het rolletje wordt niet vervuild door vuil dat op een oppervlakte gevallen is; de beweging is nauwkeuriger te beheersen met één vinger; de gebruiker krijgt minder snel last van een muisarm, een vorm van RSI. Er zijn ook nadelen: Slepen (bewegen terwijl een knop ingedrukt gehouden wordt) is wat lastiger Bewegingen over wat grotere afstanden kunnen wat meer tijd kosten
    Een andere type muis is de pen-tabletcombinatie. Dit is een pen met bijbehorend tableau waarop kan worden 'geschreven'. De pen-tablet is vooral bedoeld voor artistiek tekenwerk en wordt in klinischchemische laboratoria gebruikt om op een tableau met een overzicht van typen cellen een bepaald type cel aan te wijzen. Ook wordt de pen-tablet gebruikt als alternatief voor de muis om de cursor te besturen en te klikken. De pen kan meer doorgeven dan alleen maar de positie van de cursor: de druk op de pen, de stand (hoek) van de pen of zelfs de rotatie van de pen. De gebruikte software moet daarvoor wel geschikt zijn. Vanaf 2007 zijn de meest gangbare tekenpakketten geschikt om de druk op de pen te gebruiken bij het tekenen. Er zijn verschillende soorten penmuizen: Het kan een pen-tabletcombinatie zijn (zie hierboven). Een pen met onderaan een heel kleine gewone muis, waardoor deze muis als een pen beetgehouden kan worden. Een pen die draadloos alle bewegingen aan de computer doorgeeft. Deze pen werkt in tegenstelling tot de pen-tablet op alle oppervlakken. Deze pen heeft wel een batterijnodig. Ook zijn er apparaten die op het hoofd gezet kunnen worden, waarbij iemand met hoofdbewegingen de cursor bestuurt. Er bestaan verschillende systemen waarbij een camera naar het oog kijkt (naar de pupil) en aan de hand van de stand van het oog de cursor op het scherm verplaatst. Daarbij is het mogelijk dat de cursor staat op de plaats waarnaar gekeken wordt. In 2009 werkt dat nog niet nauwkeurig. Daarnaast is er de voetmuis of voetenmuis, waarmee men de cursor met de voeten bestuurt. Het is ook mogelijk om geen muis te gebruiken, maar een webcam die naar handbewegingen kijkt. Op dit moment (2015) is dit alleen nog in gebruik bij een aantal spelcomputers. In 2009 werkte Microsoft aan "Project Natal" waarbij iemand volledig wordt gescand en er zonder gebruik van muis of controller een spel gespeeld kan worden. Ondertussen is dit ook commercieel uitgewerkt, met de Kinect. In laptops worden touchpads gebruikt die als vervanging van de muis kunnen worden gebruikt. De eerste muis die standaard met een computer werd meegeleverd, de muis van de Xerox Star, had slechts één enkele knop en dat bleef ook heel lang zo voor de Apple Macintosh, ontwikkeld door oudmedewerkers van Xerox die voor zichzelf begonnen waren. Pas zeer recent is ook Apple gezwicht voor de verleiding van een meerknopsmuis. De meeste muizen die halverwege de jaren 80 van de 20e
    eeuw beschikbaar kwamen voor de oorspronkelijke IBM PC en diens klonen, hadden direct al drie knoppen, met uitzondering van de muis die door Microsoft op de markt werd gebracht; die had er namelijk slechts twee: één voor "point and click"-selectie en één voor het oproepen van zogenaamde "context-afhankelijke menu's". Tegenwoordig zijn drie of twee knoppen de norm en alle afwijkingen daarvan uitzonderingen, veelal ontwikkeld voor zeer specifieke toepassingen, zoals computer-aided design en computer-aided manufacturing. De laatste jaren is er ook de toevoeging van een scrollwieltje, vaak verwerkt in de middelste knop. Het scrollwieltje rolt de inhoud van een venster in horizontale of verticale richting, of vergroot of verkleint die. Dit is bijvoorbeeld handig om een overzicht te hebben van lange teksten of webpagina's, zonder de plaats van de cursor te moeten veranderen. De oorspronkelijke functie van de middelste knop kan bij dit soort muizen worden geactiveerd door het scrollwieltje in te drukken. De dubbelklik geeft een extra mogelijkheid, zonder dat daarvoor een knop toegevoegd hoeft te worden. Bij sommige oude DOS-programma's konden beide knoppen tegelijkertijd ingedrukt worden voor een extra functie, en onder het X Window System wordt dit ook gebruikt wanneer een tweeknopsmuis aangesloten is: beide knoppen tegelijk indrukken heeft dan dezelfde functie als de middelste knop indrukken op een drieknopsmuis. Andere uitbreidingen in functies zijn mogelijk door gelijktijdig met klikken op een muisknop een toets op het toetsenbord (bijvoorbeeld "Shift", "Ctrl" of "Alt") ingedrukt te houden. Dit is gebruikelijk onder macOS met een eenknopsmuis, waar "Ctrl-klikken" (klikken terwijl de Ctrl-toets ingedrukt is) gelijkstaat aan klikken met de rechterknop op een meerknopsmuis. Tegenwoordig kunnen er verschillende zaken met behulp van een gebruikersomgeving geconfigureerd worden, zoals: de snelheid van de cursor voor een bepaalde beweging van de muis. de versnelling of vertraging van de cursor bij grote of kleine bewegingen. In Microsoft Windows heet deze optie "Precisie van de aanwijzer verbeteren", dan wordt de snelheid van de cursor kleiner bij kleine bewegingen. het trekken van een 'spoor' waar de muis zich bewogen heeft. de functie van de verschillende knoppen. snelheid voor het dubbelklikken.
    Door veelvuldig gebruik van een gewone muis kan RSI optreden. Sommige mensen hebben bij gebruik van een trackball, verticale muis of penmuis minder last van RSI-klachten dan met een traditionele muis. Bij een verticale muis is de houding van de hand een kwartslag gedraaid, zoals men een joystick vasthoudt, wat een natuurlijker houding voor de hand is. Met name de trackball maakt de kleine maar vaak herhaalde polsbewegingen van een gewone muis overbodig, maar belast de duim wel weer zwaarder. Het afwisselen van verschillende muizen kan het risico op RSI verder verkleinen.

    21-06-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer commodore

    Commodore 64 De Commodore 64, ook C64 of CBM64, is een bekende 8 bit homecomputer van Commodore. Het model werd geïntroduceerd in januari 1982. De homecomputer heeft een vermelding in het Guinness Book of Records als de bestverkochte computer ooit, met een geschatte aantal tussen de 10 en 17 miljoen verkochte exemplaren De Commodore 64 kwam in 1982 op de markt. De behuizing bestond uit een dik toetsenbord, waarbij het computergedeelte zich onder de toetsen bevond. De Commodore 64 werd aangesloten op een televisietoestel dat als monitor voor beeld en geluid diende. De Commodore 64, die bij de ontwikkeling VIC-40 werd gedoopt maar nooit onder die naam op de markt kwam, was door Commodore ontwikkeld als opvolger van de VIC-20. Het nummer 64 heeft betrekking op het werkgeheugen, dat 64 kB groot was. Daar de adresruimte van de processor ook 64 kB groot was, kon het gehele RAM-geheugen slechts onder bijzondere omstandigheden worden benut. Een deel van de adresruimte werd gebruikt voor ROM-routines zoals de BASIC-interpreter. Onder BASIC was er slechts 38 kB (38911 bytes) vrij voor de gebruiker. De eerste melding, die na het aanschakelen op het scherm verscheen was:
    Het systeem was gebaseerd op de MOS 6510-processor, een variant van de MOS Technology 6502processor. Verder was het systeem uitgerust met de VIC-II (video interface chip) voor de grafische mogelijkheden en de SID6581 (sound interface device) voor het geluid, waardoor het apparaat goed ontwikkelde grafische en geluidsmogelijkheden bezat. Dergelijke mogelijkheden kwamen bij de IBMPC en klonen pas jaren later. De SID-chip was een complete geluidssynthesizer, die softwarematig werd aangestuurd. Ook de VIC-II-chip was geavanceerd voor die tijd door de mogelijkheid van sprites, grafische objecten die onafhankelijk van elkaar konden bewegen. De kernel ondersteunde deze geavanceerde eigenschappen echter niet. Om onder BASIC gebruik te kunnen maken van de geavanceerde hardware, moesten gegevens op een primitieve wijze worden ingevoerd. Zo konden plaatjes worden ontworpen met peek- en pokeopdrachten. (Peek is het opvragen van een getal uit een geheugenadres, poke is een waarde in een geheugenadres schrijven.) Zo kon bijvoorbeeld met de opdrachten poke 53280,0 en poke 53281,0 respectievelijk de buiten- en de binnenrand van het scherm zwart worden gemaakt. Er konden ook simpele afbeeldingen worden gemaakt via de Commodore-karakterset PETSCII
    Om programma's en gegevens op te slaan, kon gebruik worden gemaakt van een cassettebandje. De computer gebruikte fluittonen om de digitale gegevens op te slaan. Dat ging erg langzaam en het duurde al gauw enkele minuten voordat een programma was geladen. Met hulpprogramma's (zoals Fast) die apart moesten worden geladen, was het mogelijk om gegevens sneller, maar ook minder betrouwbaar op te slaan en te lezen. Later kon een diskdrive worden aangesloten. De bekendste diskdrive was de 1541. Deze werkte met een 5¼"-diskette, waar 170 kB aan data op kon. Daarnaast waren er DS (double sided)-diskettes die tweezijdig bruikbaar waren. Sommige mensen pasten op de enkelzijdige diskettes een controversiële truc toe om de capaciteit van de enkelzijdige diskette gelijk te stellen aan die van de dubbelzijdige: met een speciaal voor dat doel ontworpen perforator kon een extra inkeping in de diskette worden gemaakt, waardoor het mogelijk was om evenals bij de dubbelzijdige diskettes de diskette om te draaien en de achterkant te gebruiken voor nog eens 170 kB aan programma's. In een later stadium is er nog een 3,5"-diskdrive uitgebracht, de Commodore 1581. Hiervan zijn echter niet veel exemplaren gemaakt en deze diskdrives zijn dan ook tamelijk zeldzaam. Op deze disks kon een veelvoud van de 5¼" opgeslagen worden.
    Naast de diskettes werden er cartridges (ROM) op de markt gebracht waarop al software stond, bijvoorbeeld Simons' Basic. De bekendste waren de KCS Power Cartridge en de Final Cartridge III waarmee met speciale commando's programma's sneller waren op te slaan en te laden van en naar de cassette-recorder en de diskdrive. Daarbij werd gebruikgemaakt van geoptimaliseerde routines. De cartridges waren door middel van memorymapping en memory overlays in staat om in het adresgeheugen van de processor te opereren, zonder dat zij daarbij zelf geheugen innamen. Het besturingssysteem van de Commodore 64 herkende een gamecartridge aan een speciale bytesequentie beginnend op adres $8000 (32768). Bij het opstarten van de computer werd gekeken of er op dat adres een cartridge aanwezig was, en zo ja werd de cartridge geactiveerd. Door middel van de warm reset (RUN-STOP / RESTORE) kon de cartridge opnieuw worden opgestart. Cartridges konden ook handmatig worden opgestart met het commando SYS 32768. Dat was soms praktischer, omdat je anders de cartridge niet kon deactiveren zonder de cartridge te verwijderen. Veel games die als cartridge waren uitgebracht, waren redelijk makkelijk te kraken omdat ze eenvoudig naar het hoofdgeheugen te kopiëren waren. Veel gebruikers voorzagen deze games met behulp van compressietechnieken vervolgens van een eigen gezicht. Er was veel software voor de C64 beschikbaar, van vermaak tot serieus. De computer heeft zijn bekendheid voornamelijk te danken aan de talloze spellen die er voor het apparaat zijn ontwikkeld. Bekende namen waren the Last Ninja, Out Run en Maniac Mansion. Nederlandse en Duitse computerbladen drukten programma's op papier, listings, af. Men moest dan pagina's vol Commodore BASIC-regels zelf intypen, waarna dit met een controlecijferprogramma op juistheid kon worden gecontroleerd. Het tekstverwerkingsprogramma voor de C64 was EasyScript, terwijl de huis-, tuin- en keukenversie van het programma ORACLE als superbase in listingvorm door Data Becker werd verkocht. Naast de uitgevers van spelletjes en meer serieuze software had de C64 ook een zeer actieve groep hobbyisten die demo's maakten en verspreidden. In deze demo's toonden de makers hun vaardigheid in het programmeren. Deze programma's waren ook grafisch en muzikaal zeer vooruitstrevend. Veel makers van demo's zijn later spelletjes voor de C64 gaan maken. In de jaren tachtig was ook software beschikbaar via Basicode: op de Nederlandse radio werden programma's uitgezonden, die vervolgens via de taperecorder in de computer konden worden geladen. De Commodore 64 werd in 1985 opgevolgd door de Commodore 128 en enkele maanden later door de Amiga. In 1998 werd onder licentie de Commodore 64 Web It-internetcomputer, met het Commodore 64-logo er op, geproduceerd. In 2004 kwam er een Commodore 64 DTV-joystick uit die verschillende originele en accurate C64-spellen bevatte. In juni 2011 is de Commodore 64 opnieuw uitgebracht door Commodore USA. Men heeft gebruikgemaakt van het oude breadbin-model, maar intern heeft het een mini itx-moederbord met cdrom. Bij het opstarten kan men kiezen voor de C64-emulatormode of voor de gewone pc-modu In april 2018 werd de C64 Mini, officieel genaamd THEC64, uitgebracht door Retro Games ltd. Het is een gedetailleerde replica op 50% van de originele grootte. Het hart van de C64 Mini is een Banana Pi singleboardcomputer waarop een C64-emulator draait en die daarnaast ook 64 originele Commodore 64 spellen bevat. Via een HDMI-kabel kan de Mini op een tv of monitor aangesloten worden en levert dan beeld in 720p-kwaliteit. De Mini bevat verder 2 USB-poorten en wordt gevoed via een (niet meegeleverde) micro-USB voeding, bijvoorbeeld een telefoon-oplader.
    Het toetsenbord is slechts decoratie, maar met de meegeleverde USB-joystick kan door een lijst van spellen gebladerd worden die vervolgens gespeeld kunnen worden. Er kan ook een USB-toetsenbord aangesloten worden. Met extra knopjes op de joystick kan een virtueel toetsenbord op het beeldscherm getoond worden zodat met enige moeite ook via de joystick commando's ingetikt kunnen worden.
    Verder is er de mogelijkheid om per spel tot 4 snapshots op te slaan, als 'savepoints' of om een andere keer verder te spelen, zelfs als het originele spel in een keer uitgespeeld moest worden. Naast de spellen kan ook voor 'Commodore BASIC' gekozen worden, dan verschijnt het bekende blauwe scherm en is de Mini een echte programmeerbare Commodore 64 geworden. In deze modus kan ook niet-meegeleverde software geladen worden door in een van de USB-poorten een USB-stick te steken die dienst doet als Commodore 1541-diskdrive. Als de USB-stick een D64-diskimage bevat die hernoemd is naar THEC64-drive8.D64, zal deze beschouwd worden als een floppydisk waarvan elk origineel Commodore 64 spel gestart kan worden. Door het spel vervolgens als snapshot op te slaan kan het ook zonder USB-stick op de Mini gespeeld worden. Oude Commodore 64 games zijn in overvloed als in D64-image te vinden, bijvoorbeeld op c64g.com. Door tussenkomst van een emulator, waarbij de C64 wordt nagebootst in een modern besturingssysteem, kunnen spelletjes als Pac-Man, Choplifter en Froggerweer opnieuw worden gespeeld. Enkele bekende voorbeelden van een emulator zijn VICE, CCS64, Frodo en C64EMU. Ook de oude spelletjes zijn eenvoudig te vinden op speciaal daarvoor ingerichte websites. Omdat de software doorgaans niet meer wordt ondersteund en ook niet meer wordt geleverd, bijvoorbeeld omdat het oorspronkelijke bedrijf failliet is, wordt deze software wel - al dan niet legaal - als abandonware aangeboden. Nog altijd is er een schare enthousiaste hobbyisten, die nieuwe soft- en hardware ontwikkelt voor de C64. Zo is er diverse hardware verkrijgbaar waarmee moderne opslagmedia als SD-kaarten en USBsticks op de C64 kunnen worden aangesloten, zoals de MMC64 en de 1541 Ultimate II. Hiermee wordt de gegevensuitwisseling tussen de C64, moderne computers en gebruikte emulatoren vergemakkelijkt. Fans van deze computer zijn in Nederland verenigd in de Commodore Interesse Groep van de HCC. Die organiseert tweemaandelijks een clubdag. Bovendien houden fans internationale bijeenkomsten. De populairste internationale bijeenkomsten specifiek gericht op C64-gebruikers zijn de zogenaamde X-Parties. Dit zijn tweejaarlijkse meerdaagse bijeenkomsten die in Nederland plaatsvinden. Deze worden sedert 1995 georganiseerd. In 2010 werd de X-Party (X 2010) bezocht door meer dan 250 mensen uit alle delen van de wereld. Het spel Grand Theft Auto: Vice City, dat zich afspeelt in de jaren tachtig, begint met het (licht aangepaste) openingsscherm van een C64. Op dit scherm wordt het LOAD-commando getypt, waarna het spel verder wordt geladen. De computer heeft bij veel muziekartiesten een mythische status. In nummers wordt er dan ook regelmatig aan gerefereerd. Zo is er een Commodore 64 orchestra en heeft de band mind.in.a.box een cd gemaakt als hommage aan de Commodore 64. De Duitse muziekband Welle:Erdball maakt synthpop met behulp van de SID-geluidchip van de Commodore 64. Deze soort synthpop wordt ook weleens bitpopgenoemd, naar het gebruik van 8 bits geluidchips van oude spelcomputers. Op de Commodore 64 stond Ocean Software bekend om zijn 'Ocean Loader'. Het laden van een spel duurde al gauw meerdere minuten. Met de Ocean Loader werden er tijdens het laden van het spel afbeeldingen getoond en muziek in de achtergrond gespeeld.





    21-06-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer apple

    Apple computer Apple Inc. is een Amerikaans elektronicabedrijf dat op 1 april 1976 is opgericht (toen als Apple Computer, Inc. ) door Steve Jobs, Steve Wozniak en Ronald Wayne. Op 3 januari 1977 besloot Apple dat een geregistreerde bedrijfsvorm meer zekerheid en veiligheid bood. Het bedrijf is gevestigd in Cupertino, Californië. Apple is vooral bekend van zijn reeks Apple Macintosh-computers, de iPodmuziekspelers, de iPhone-smartphone en de iPad. Naast hardware ontwikkelt het zelf ook veel software voor het eigen macOS, maar ook voor Windows. Eind jaren 70 is Apple bekend geworden met de Apple II, een van de eerste succesvolle personal computers ter wereld. De Apple II speelde een essentiële rol bij de opkomst van de pc-markt. Aan deze reeks van kleine successen kwam echter een abrupt einde door een op handen zijnd bankroet. In 1997 stond het bedrijf aan de rand van de afgrond, maar met een investering van 150 miljoen dollar (door Microsoft) is het bedrijf weer op de been geholpen. Microsoft is sindsdien dan ook aandeelhouder. Tegenwoordig geniet Apple Inc. van een zeer herkenbaar beeldmerk, wat zij dan ook veelvuldig inzet ter promotie van het bedrijf. Eind 2009 werd Apple door het Amerikaanse reclamemagazine AdWeek uitgeroepen tot merk van het decennium.[ De AdWeek-redactie schreef het succes van het merk toe aan toenmalig CEO Steve Jobs, die "de belichaming van het merk" en "een briljante marketeer" werd genoemd. Apple heeft op 20 augustus 2012 met een beurswaarde van ruim 620 miljard Amerikaanse dollar een nieuw recordgevestigd. Nog nooit was een bedrijf zo veel waard. Het oude record stond op naam van Microsoft. Dat softwarebedrijf had op 30 december 1999 op de beurs een waarde van 618,9 miljard dollar.[] Deze toppositie wist Apple overigens niet vast te houden. Zo was in januari 2013 de waarde gedaald tot 413,7 miljard dollar.[] Op 17 april 2013 zakte de waarde van het aandeel voor het eerst sinds 2011 weer onder de 400 dollar.[] Op 10 februari 2015 werd Apple het eerste Amerikaanse bedrijf ooit dat bij het slot van de beursdag meer dan 700 miljard dollar waard is.[
    Apple heeft sterk bijgedragen aan de totstandkoming van een vensteromgeving met muis-aanwijzer. Toen IBM zich klaarmaakte om de prille pc-markt te betreden, moest Apple met een revolutionair nieuw product komen om weerstand te bieden aan IBM. De middelen hiertoe zouden uit een onverwachte hoek komen. Apple had eind jaren zeventig een reputatie opgebouwd als progressief computerbedrijf in Silicon Valley. Hierdoor wist het bedrijf enkele ambitieuze Xerox PARC-werknemers binnen te halen en zij adviseerden Apple-oprichter Steve Jobs eens de pionierende computerinterface van het PARC te bekijken. Aangezien het bestuur van Xerox weinig zag in de computermuis en grafische gebruikersomgeving (GUI), zagen zij ook geen bezwaar om Apple een kijkje te gunnen binnen het PARC-centrum. In ruil voor aandelen in Apple, werden in december 1979 Jobs en zijn team rondgeleid bij Xerox PARC en werden diverse demonstraties gegeven. Na het opdoen van de nodige inspiratie realiseerde Steve Jobs zich al gauw de potentie van de GUI-concepten die waren ontwikkeld door de Xerox-ingenieurs. Na dat bezoek richtte hij teams binnen Apple op, die onder leiding van Jef Raskin een gebruikersvriendelijke, grafische werkomgeving zouden ontwikkelen. Dit resulteerde aanvankelijk in de Apple Lisa, maar kwam in 1984 tot rijping met de introductie van de Macintosh. De grafische gebruikersomgeving in Apples computers zou later de naam Mac OSkrijgen. Apple heeft zelf dus niet het originele GUI-concept bedacht, maar was wel de eerste die het succesvol implementeerde in een gebruikersvriendelijk computersysteem. Daarbij heeft Apple vele verfijningen en uitbreidingen aangebracht die later door vele andere fabrikanten zouden worden overgenomen. Zo heeft Microsoft voor het bekende Windows-besturingssysteem veel ideeën van Apple overgenomen, hetgeen later zou uitmonden in een langdurige rechtszaak. Sinds de introductie van de iMac in 1998 is de aandacht die Apple aan de vormgeving van zijn producten besteedt ook breder bekend. Dit in grote mate dankzij de ontwerpen van Jonathan Ive, die in 2005 voor zijn werk werd geridderd door de Britse koningin. Het is niet overdreven te stellen dat de vormgeving van Apple-producten een grote invloed uitoefent op de industrie en het heeft in het verleden meermalen nieuwe concepten populair gemaakt. Sinds 2000 is Apple zich breder gaan ontwikkelen en heeft het zijn kennis van computers, besturingssystemen, marketing, ergonomie en vormgeving gebruikt voor de ontwikkeling van onder andere de iTunes Store en de muziekspeler iPod.
    In 2001 introduceerde Apple een volledig nieuw besturingssysteem, Mac OS X. Het besturingssysteem was alleen geschikt voor Macintoshcomputers en was gebaseerd op NeXTStep en het oudere Mac OS 9. Op de MacWorld Expo in San Francisco van 10 januari 2006introduceerde Apple de eerste Macintoshcomputers met Intel x86-processors. Op de Worldwide Developers Conference op 7 augustus 2006 werd met de lancering van de Mac Pro de overgang naar Intelprocessors voltooid. Op de Expo van 9 januari 2007 introduceerde Apple de iPhone, de nieuwe Mac mini en Apple TV.
    Steve Jobs was in de jaren zeventig fruitariër en kwam volgens eigen zeggen zo op het idee de firma Apple te noemen:
    I was actually a fruitarian at that point in time. I ate only fruit. Now I'm a garbage can like everyone else. And we were about three months late in filing a fictitious business name so I threatened to call the company Apple Computer unless someone suggested a more interesting name by five o'clock that day. Hoping to stimulate creativity. And it stuck. And that's why we're called Apple.
    (Ik was een fruitariër in die tijd. Ik at alleen fruit. Nu ben ik net zo'n vuilnisbak als iedereen. We waren ongeveer drie maanden te laat met het inzenden van een fictieve bedrijfsnaam dus ik dreigde om het bedrijf Apple Computer te noemen tenzij iemand voor vijf uur 's middags die dag een betere naam zou verzinnen. Ik hoopte dat dat de creativiteit zou stimuleren, maar de naam bleef hangen. En dat is waarom we Apple heten.)
    In 2007 heeft het bedrijf formeel zijn naam gewijzigd van Apple Computer, Inc. naar Apple Inc., om duidelijk aan te geven dat het productaanbod van het bedrijf meer dan enkel computers omvat. Het logo verwijst naar de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad. Deze vrucht wordt vaak met de appel vereenzelvigd. In het Bijbelverhaal nam Eva een hap van de vrucht toen de mens nog in het paradijs verbleef.[ Op 6 juli 2011 maakte Steve Jobs in een plaatselijke conferentie bekend dat hij in Cupertino een nieuw hoofdkantoor in de vorm van een ruimteschip wil laten bouwen, op een van Hewlett-Packard gekocht stuk grond.[ Het complex moet plaats gaan bieden aan 12.000 mensen, en zal naast het enorme gebouw veel natuur bevatten. Vandaar de naam Apple Park. Het gebouw zal voor een groot gedeelte uit glas bestaan, waarbij er geen enkel stuk recht glas te vinden zal zijn. Tevens komen er een grote ondergrondse parkeergarage, presentatiehal, fitnessruimte en een energiecentrum waar Apple zijn eigen energie wil opwekken. Het pand moet in 2015 af zijn. Bouwtekeningen van het nieuwe pand zijn vrijgegeven.[]
    1977-1981: Michael Scott 1981-1983: Mike Markkula 1983-1993: John Sculley 1993-1996: Michael Spindler 1996-1997: Gil Amelio 1997-2011: Steve Jobs (ontslag genomen als CEO op 24 augustus 2011, overleden op 5 oktober 2011) 2009: tussen januari en juni in verband met medisch verlof[] waargenomen door Tim Cook 2011-heden: Tim Cook
    Tim Cook (CEO) Angela Ahrendts (Retail en Online Stores) Eddy Cue (Internetsoftware en -services) Craig Federighi (Software iOS en Mac OS X) Jonathan Ive (Design & Human Interface) Luca Maestri (Financiën) Dan Riccio (Hardware) Philip W. Schiller (Wereldwijde marketing) Bruce Sewell (Adviesraad) Jeff Wiliams (Operationele processen) Johny Srouji (Hardwaretechnologie) Apple ontwerpt, produceert en verkoopt mobiele communicatie en media apparaten, personal computers en verkoopt een grote variëteit aan gerelateerde software, diensten en accessoires.[ De activiteiten vinden wereldwijd plaats en het bedrijf telde per 30 september 2017 ongeveer 123.000 werknemers.] In 2017 behaalde het een totale omzet van US$ 229 miljard, waarvan de iPhone het meest verkocht product was. Apple verkocht in dat jaar 217 miljoen iPhones en de verkopen hadden een aandeel van iets meer dan 60% in de totale omzet.[ Er werden meer dan 40 miljoen iPads verkocht en bijna 20 miljoen Mac’s.] De Verenigde Staten was de grootste afzetmarkt met een aandeel van 37% in de omzet, gevolgd door Europa (24%) en de Volksrepubliek China (20%).[
    Apple Inc. heeft een gebroken boekjaar dat loopt van 1 oktober tot en met 30 september. Per jaar wordt ongeveer 5% van de omzet uitgegeven aan R&D.
    Apple I Apple II Apple III Apple Lisa Apple Macintosh iMac, een alles-in-één-desktopcomputer waarbij de computer is samengevoegd met het beeldscherm. Mac mini, een compacte en goedkopere Mac om nieuwe gebruikers, met name 'switchers', te laten proeven van macOS. eMac, variant van de iMac, bedoeld voor het onderwijs (uit productie). Mac Pro, krachtigste Mac, volledig zelf samen te stellen, vooral gebruikt door professionals.
    Macintosh Portable, Apples eerste laptop (1989-1991).
    PowerBook, een laptop voor de professionele markt (1991-2006). iBook, een laptop voor de consumentenmarkt (1999-2006). MacBook, opvolger van de iBook en later opnieuw gelanceerd (2006-2010 en 2015-heden). MacBook Pro, de opvolger van de PowerBook en de MacBook (2006-heden). MacBook Air, tot eind 2010 de dunste laptop (2008-heden). Power Mac, een desktopcomputer voor de professionele markt (uit productie). Mac Pro, de opvolger van de Power Mac (sinds de introductie van de Intel-chips). Xserve, een server voor de professionele markt (uit productie). iPod classic, een draagbaar apparaat voor de opslag en weergave van muziek, foto's of video (120 GB of 160 GB).[ iPod nano, een kleinere variant van de iPod met een kleinere opslagcapaciteit (8 en 16 GB).[ iPod shuffle, een zeer kleine iPod zonder display met 2 GB opslagcapaciteit.[] iPod touch, een iPod met een touchscreen en uitgerust met wifi, draaiende op een variant van het eigen OS X (iOS, voorheen iPhone OS).(16, 32 en 64 GB).[] iPod mini, de voorloper van de iPod nano, met een opslagcapaciteit van 4-6 GB. (Uit productie).[ iPhone, een combinatie van een smartphone en een iPod Touch, draaiende op een variant van het eigen OS X (iOS, voorheen iPhone OS) met een opslagcapaciteit van 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256 en 512 GB. Twee maanden na de introductie van de eerste iPhone verdween de 4 GB variant. iPad, Steve Jobs heeft op 27 januari 2010 de iPad aangekondigd. Dit is een tablet-pc met een multitouchscherm. De iPad heeft een 9,7"-scherm en een door Apple zelf ontwikkelde 1 GHz-processor (Apple A4). Op 3 april is de eerste iPad in Nederland in gebruik genomen. Verkrijgbaar met een opslagcapaciteit van 16, 32 of 64 GB. iPad 2, beschikbaar sinds maart 2011. iPad 2 bouwt verder op het succes van de eerste iPad. Aan boord heeft de tablet een Apple A5 dual-core processor. De iPad (3e generatie), de opvolger van de iPad 2, is verkrijgbaar sinds maart 2012 en beschikt over een Apple A5X dual-core processor met quad-core GPU. De iPad (4e generatie), de opvolger van de iPad 3, is verkrijgbaar sinds november 2012 en beschikt over een Apple A6X-chip een lightning-conector, wereldwijde LTE-dekking en een FaceTime-camera van 720p. Op 29 januari 2013 kondigde Apple aan dat van dit model ook een versie met een opslagcapaciteit van 128 GB beschikbaar komt. De iPad mini, een kleiner model van de gewone iPad waarbij alle applicaties van de andere iPad ook werken. De iPad Air, 5e generatie van de iPad, door Apple bekendgemaakt op 22 oktober 2013. Uitgerust met retinascherm en dezelfde A7-chip die ook in de iPhone 5S gebruikt zal worden. Bevat een M7coprocessor. De iPad mini (2e generatie), de opvolger van de iPad mini, eveneens op 22 oktober 2013 geïntroduceerd. Net als de iPad Air uitgerust met retinascherm, A7-chip en M7-coprocessor. De iPad mini (4e generatie), bijna het zelfde als de iPad Air 2 maar dan kleiner. Hij is iets groter dan de iPad mini 1, 2 en 3 De iPad Air 2 De iPad Pro De iPhone X. Onderscheidt zich van de originele iPhonelijn met edge-to-edgescherm en gezichtsherkenning om de iPhone te ontgrendelen. AirPods, draadloze bluetooth-oordopjes Apple Watch, een smartwatch. Apple TV, een mediaspeler, die media van iTunes, YouTube en Flickr draadloos naar de televisie kan streamen. Beats Electronics, een producent in audioapparatuur: Beats by Dre, consumentenaudio; Beats Music, een streamingmuziekdienst (per 30 november 2015 stopgezet vanwege overlap met Apple Music [ . Apple Music, een streamingmuziekdienst
    Apple iSight, een webcam met ingebouwde microfoon die op het beeldscherm geplaatst kan worden (uit productie, wordt wel ingebouwd in de MacBook, MacBook Pro, iMac) en Apple Led Cinema Display. Newton, een pda die in 1996 werd geannuleerd (uit productie). Apple Led Cinema Display, een glanzend display van 61 cm (24 inch) in Apple-stijl. Time Capsule, een draadloze externe harde schijf die het mogelijk maakt om via de software Time Machine draadloos en automatisch back-ups te maken. AirPort - draadloze router. Muizen, waaronder: Mighty Mouse - computermuis met verschillende knoppen en een scrollballetje. Magic Mouse - computermuis zonder knoppen of scrollballetje, werkt volledig met aanraaktechnologie. Remote - een eenvoudige en handzame afstandsbediening voor de meeste Apple-apparatuur. Toetsenborden - Apple heeft door de jaren heen heel wat toetsenborden geproduceerd. Printers - Door de jaren heen zijn de series ImageWriter (dot matrix), LaserWriter (PostScript laser), en StyleWriter (thermal inkjet) ontwikkeld. Monitoren - Schermen voor de computer, waaronder: Apple Performa Plus Display Apple Cinema Display, een aluminium beeldscherm van 50 of 75 cm (20 resp. 30inch) in de stijl van Apple. Het 20-inchmodel is inmiddels uit productie genomen. Magic Trackpad - een Multitouch-trackpad als vervanger voor de muis, met vrijwel dezelfde functie als de trackpad in een laptop. Game console - Apple Bandai Pippin HomePod, is een slimme speaker die op 5 juni 2017 door Apple Inc. werd aangekondigd tijdens het WWDC in San Jose.
    Safari, een WebKit-gedreven webbrowser (ook voor de iPod touch, iPhone en iPad). QuickTime Player, audio- en videospeler (ook beschikbaar voor Windows). Bonjour, netwerkcliëntinterface. Rosetta, transparante uitvoering van PowerPC software op Intel Macs (niet meer beschikbaar voor OS X). Terminal, een terminalemulator voor OS X. iTunes, jukebox en portal naar de iTunes Store, een online muziekwinkel. iLife - om met digitale foto's, muziek en video te werken: iMovie, waarmee video op een toegankelijke wijze geïmporteerd, bewerkt en geëxporteerd kan worden. iPhoto, programma om digitale foto's te importeren en te bewerken. iDVD, zelf een dvd-videofilm samenstellen met foto's, film en muziek. GarageBand, toegankelijke audio-opname, podcasting en muziekproductie. iWeb, om digitale media eenvoudig op een website te zetten. iWork - Officepakket: Pages, uitgebreide tekstverwerker. Keynote, presentatieprogramma, bekend van de Stevenotes. Numbers, spreadsheets op de Mac-manier. Front Row, mediacentre interface, waarmee de Mac volscherm toegang biedt tot digitale media (niet meer beschikbaar voor Mac OS X). Photo Booth, foto's maken met de iSight webcam (effecten mogelijk). Time Machine, software om back-ups te maken. Safari, een webbrowser. QuickTime, een multimedia-raamwerk. Notes, een opschrijfprogramma voor al je notities.
    De programma's iTunes, Safari en QuickTime worden gratis geleverd en zijn ook beschikbaar voor Windows. Final Cut Studio - pakket voor professionele videobewerking: Final Cut Pro, videobewerkingsprogramma. Motion, animatieprogramma. Soundtrack Pro, audiobewerkingsprogramma. Color. Compressor. DVD Studio Pro, decodeer-, bewerk- en brandprogramma voor dvd's. Final Cut Server, een applicatie om videocollecties te beheren en videobewerkingen centraal uit te voeren. Aperture, RAW-fotobewerkingsprogramma. Logic Pro, audio- en muzieksequencing. Shake, digitaal compositing (uit productie, wordt vervangen door Motion). Xcode, programmeringstools. Mac OS, uitgerangeerd besturingssysteem (System 1 tot en met 9.2.2) voor Apple Macintoshcomputers. macOS, het huidige besturingssysteem van Apple. A/UX, een Unix-variant met het uiterlijk van Mac OS (niet langer actueel). iOS, het besturingssysteem voor de iPod touch, iPhone en iPad. CarPlay, het besturingssysteem voor autoradio's (eerder iOS in the Car genoemd). tvOS, het besturingssysteem voor de vierde generatie Apple TV. watchOS, een mobiel besturingssysteem voor de Apple Watch.
    Via dochterbedrijf FileMaker Inc. brengt Apple verschillende databaseproducten, zoals FileMaker en Bento, op de markt. Apple is eigenaar van een groot aantal lettertypen. Gebruikers van Apple-producten kunnen gebruikmaken van een reeks online diensten. Sinds het najaar van 2011 heet het pakket waaronder deze diensten vallen iCloud. Het volgde de betaalde varianten MobileMe en .Mac op. Apple Pay, betalingssysteem voor iPhones middels near-field communication (NFC). Deze functie is enkel beschikbaar vanaf de iPhone 6 en de Apple Watch series 2. AppleTalk, een client-/servergebaseerd netwerksysteem voor het delen van bestanden. Bonjour, netwerkclientinterface voor communicatie en bestandsdeling in een LAN. QuickTime, multimediacontainerformaat. FireWire, alternatief voor USB. Mini DisplayPort. FaceTime, voor videobellen.
    Apple wordt in Nederland en België onder andere vertegenwoordigd door de Apple Premium Resellers, voorheen Apple Centers. Dit zijn zelfstandige winkels die gespecialiseerd zijn in Apple-producten. Per december 2006 kende België 15 Apple Premium Resellers en Nederland 24. De reden voor de naamswijziging is dat het duidelijker is dat de Apple Premium Resellers geen deel uitmaken van Apple zelf. Er werd gespeculeerd dat de naamswijziging te maken had met de oprichting van Apple Stores (het retailconcept van Apple, waarbij de winkels eigendom van Apple zijn) op het vasteland van Europa. De eerste werd in maart 2007 in Rome geïntroduceerd. Buiten de Apple Premium Resellers zijn er ook andere dealers die Apple-producten verkopen. Sinds 2007 heeft Apple ook Apple Shops in Nederland, die volgens een shop-in-shopconcept in 49 winkels van de Media Markt in Nederland zijn gevestigd. Elk van deze winkels heeft een gedeelte
    afgestaan aan Apple, waarin Apple volgens een bekend concept (Apple Store) de inrichting verzorgt. Daarnaast staan in elke Apple Shop medewerkers van Apple zelf. Deze medewerkers zijn echter werkzaam voor Apple Corporate in tegenstelling tot de medewerkers van de Apple Store die werkzaam zijn voor Apple Retail. Op 3 maart 2012 opende de eerste Nederlandse Apple Store in het Hirsch-gebouw aan het Leidseplein in Amsterdam. Hier is ook het hoofdkantoor van Apple Benelux gevestigd. Later zijn er nog Apple Stores geopend in Haarlem en in Den Haag. Apple heeft kritiek te verduren gekregen vanwege onder andere het volgende: het verspreiden van software-updates waarmee ook additionele software werd geïnstalleerd;[ het vragen naar wachtwoorden van de klant voor reparaties;[] het doorsturen naar derden / verkopen van persoonlijke gegevens van iPhone- en iPad-gebruikers, [] en ook van locatiegegevens;[] het onversleuteld opslaan van locatiegegevens van iOS gebruikers;[ ] concurrentiebeperking met betrekking tot iTunes;[] arbeidsomstandigheden in Chinese fabrieken.[ In 2011 erkende Apple voor het eerst dat er misstanden zijn in fabrieken in China.[ Het ging hierbij onder andere om zelfmoorden bij het Chinese productiebedrijf Foxconn en blootstelling van medewerkers aan n-hexaan bij het Chinese Wintek, waar onder andere aanraakschermen worden geproduceerd; opleggen van zeer stringente voorwaarden en hoge kosten voor iPad-abonnementen. Hierover zijn in Nederland Kamervragen gesteld;[] afhandeling van klachten over producten;[] het gecentraliseerde en afgeschermde karakter van iTunes.[ ] werken met leveranciers waarvan bekend is dat zij gebruikmaken van kinderarbeid.[ ] het niet nakomen van consumentenrechten in onder andere Nederland en Italië.[] In 1991 maakten het bedrijf en Ierland belastingafspraken die zeer gunstig voor Apple waren. [36] De Europese Commissie (EC) deed hier onderzoek naar en kwam in 2016 tot de conclusie dat het belastingvoordeel vergelijkbaar is met illegale staatssteun. Volgens de commissie betaalde Apple in 2003 effectief 1% belasting en in 2014 slechts 0,005%.[] Apple liet zijn internationale winst via Ierland lopen, om de belastingbetalingen te minimaliseren. De EC eiste dat Ierland ruim 13 miljard euro aan achterstallige belasting bij Apple zou innen.[] Beide gingen beide in beroep tegen het besluit van de EC. Zolang het Europees Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan, staat het miljarden bedrag op een neutrale tussenrekening.[] iPhones bewust trager maken.[ Sinds 2004 hield Greenpeace een campagne met de naam Green My Apple tegen het gebruik van giftige stoffen die in Apple producten zoals de iPod zouden zijn verwerkt.[] In december 2006 plaatste Greenpeace het bedrijf op de laatste plaats van tien beproefde elektronicabedrijven, vooral door het gebrek aan relevante documentatie en tijdslijnen. Op 2 mei 2007 plaatste Apple CEO Steve Jobs een open brief genaamd "A Greener Apple" op de website van het bedrijf, waarin hij reageerde op de aantijgingen:[] In one environmental group’s recent scorecard, Dell, HP and Lenovo all scored higher than Apple because of their plans (or “plans for releasing plans” in the case of HP). In reality, Apple is ahead of all of these companies in eliminating toxic chemicals from its products. In een studie gehouden door het Amerikaanse 'Environmental Protection Agency' in januari 2006, werd bevonden dat, qua milieu-vriendelijkheid, Apple-hardware gunstig uitvalt wanneer vergeleken met zijn grootste concurrenten.[] Sinds september 2009 plaatst Apple rapportages over de impact op het milieu van elk product op de website van het bedrijf.[] Oud-vicepresident van de Verenigde Staten en milieuactivist Al Gore maakt deel uit van Apples raad van bestuur.







    21-06-2018 om 09:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni computer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Computer – geschiedenis Hieronder volgt een kleine geschiedenis van de digitale computer zo als wij die in het dagelijks leven gebruiken. De geschiedenis van de computer begint met de geschiedenis van het rekenen. Vanouds hebben mensen hulpmiddelen ontwikkeld voor berekeningen die niet gemakkelijk uit het hoofd gemaakt konden worden. De eenvoudigste manier is het noteren van een aantal getallen en te proberen deze correct op te tellen. Ook werd wel een kerfstok gebruikt, om de schulden van een persoon vast te leggen. Daarna werd het telraam (abacus) uitgevonden. Toen de behoefte aan berekeningen steeds complexer werd, ontwikkelde men tabellen met hulpgegevens (bijvoorbeeld logaritmetabellen als hulp bij het vermenigvuldigen). Ook de rekenliniaal was een uitvinding om vermenigvuldigen en delen met een beperkte nauwkeurigheid makkelijk te maken. De rekenliniaal is in de loop van de jaren zeventig echter verdwenen met de uitvinding van de zakrekenmachine. In het Verenigd Koninkrijk waren in verband met de koloniale scheepvaart veel centra met menselijke computers ontstaan. Deze maakten tabellen voor navigatiedoeleinden (plaatsbepalingen op zee). Ook in andere gebieden vonden deze tabellen gretig aftrek, zoals de astronomie. Charles Babbage, een wiskundige, was erg geïnteresseerd in de astronomie. Een grote kwelling voor een astronoom was echter het feit dat in iedere tabel onvermijdelijk fouten zaten. Babbage vroeg zich af of de tabellen niet machinaal gegenereerd konden worden. Hiervoor bedacht hij in 1822 de differentiemachine: een concept voor een machine die tabellen van veeltermen kon uitschrijven. Babbage begon aan de bouw van de machine, maar het bouwen ervan viel niet mee. De machine werkte mechanisch en de tandwieltechniek was nog niet geavanceerd genoeg om tot een goed resultaat te komen. Verder veranderde Babbage steeds het ontwerp van de machine. Aldus kwam hij in 1833 met de "analytische machine". Deze machine zou met invoer vanaf ponskaarten wiskundige bewerkingen kunnen uitvoeren. Deze machine wordt algemeen gezien als het concept van de computer. Tot dan toe bestond de machine alleen nog maar op papier en Babbage ging op zoek naar iemand om zijn ideeën te verwezenlijken. Daarvoor vond hij Ada Augusta (Lady Lovelace), een enthousiast amateurwiskundige. Ada schreef hele reeksen instructies voor de analytische machine, ze ontwikkelde onder andere de subroutine, herkende de waarde van lussen en dacht al na over de voorwaardelijke sprongroutine; zij was dus eigenlijk de eerste programmeur. Helaas heeft Babbage ook deze machine nooit kunnen voltooien. Eind 19e eeuw construeerde Herman Hollerith telmachines die werkten op basis van invoer met ponskaarten. Aan de telmachines werden sorteermachines verbonden, eenvoudige bewerkingen op bestanden met grote hoeveelheden gegevens werden zo mogelijk gemaakt. Pas in 1938 werd de eerste computer gebouwd door Konrad Zuse. Ook Zuses machine werkte nog mechanisch, maar Zuse had het zichzelf een stuk eenvoudiger gemaakt door van het binaire stelsel gebruik te maken. Een jaar later bouwde Zuse de eerste elektromechanische computer. Door de Tweede Wereldoorlog kreeg de ontwikkeling van computers een snelle vlucht. In het Verenigd Koninkrijk werd in Bletchley Park van de Colossus gebruikgemaakt om berichten te kraken die met de Duitse Lorenz-codeermachine vercijferd waren. De Colossus werd ontwikkeld door Tommy Flowers [1] en was de eerste elektronische computer, gebruik makend van elektronenbuizen. De eerste computer in de VS, de ENIAC (Electronic Numerical Integrator And Calculator), die enkele klaslokalen in beslag nam, bevatte 18.000 buizen, 70.000 weerstanden, 10.000 condensatoren, en 6000 verschillende schakelaars. Deze computer gebruikte evenveel energie als een zware locomotief. Op 7 augustus 1944 wordt op de universiteit van Harvard door IBM-onderzoeker Howard Aiken de eerste programmeerbare rekenmachine, de Harvard Mark I, gepresenteerd. De eerste computer in Nederland was de ARRA I bij het Mathematisch Centrum. In 1954 kwam de tweede computer in Nederland[] en de eerste computer in een commerciële/industriële omgeving omgeving: de door de Britse firma Ferranti gebouwde Ferranti Mark 1, voor 1,7 miljoen gulden gekocht door het Shell-laboratorium in Amsterdam[].
    In de periode dat het permanente geheugen (de harde schijf) nog niet algemeen bestond, was het invoeren van gegevens of programma's in een computer vrij moeizaam. Dit gebeurde oorspronkelijk met schakelaartjes en ponsband, nog iets later met ponskaarten, en in een nog later stadium met magneetbanden. Deze computer zou erg groot, zwaar en duur worden omdat de onderdelen nog niet erg klein konden worden gemaakt. Daarom waren de eerste computers ook alleen in het bezit van overheden en grote bedrijven. De computers werden al een stuk kleiner toen in 1947 de transistor werd uitgevonden, maar IBM beweerde dat er wereldwijd niet meer dan een stuk of 7 computers nodig zouden zijn. Het tijdschrift "Popular Mechanics" voorspelde wel dat er ooit een computer zou komen die 'maar' 1500 kilo zou wegen. Met de enorme ontwikkeling van de elektronica en de halfgeleiders, toegepast in transistoren, kon de computer veel kleiner en sneller worden. Later werden de transistors geïntegreerd in een geïntegreerde schakeling (integrated circuit, IC). De complexiteit van de chips werd in de jaren 70 verbeterd zodat het mogelijk werd om een complete processor (CPU) op een chip te integreren. Het werd daardoor veel goedkoper om een computer te bouwen. De eerste homecomputers waren toen klein en goedkoop genoeg om door consumenten te kunnen worden aangeschaft, maar van enige standaardisering was niet of nauwelijks sprake. Computers uit de periode 1975-1985 waren o.a. de Apple I, de Apple II, de TRS-80, de Commodore PET (Personal Electronic Transactor), de ZX-81, de Nascom, en later de Commodore VIC-20, de BBC Micro, de MSX 1 en opvolgers, de Commodore 64, Acorn-Atom gebaseerd op 8-bits-processoren, zoals de 8080, de Z-80, de 6502, 6800 en nog enige andere. Eind jaren zeventig werkte er bij IBM onder leiding van Don Estridge een groep van 12 technici en ontwerpers onder de naam Entry Systems Division. Ze hadden de opdracht een echte personal computer te ontwikkelen. IBM vond de al bestaande machine, de 5100-serie, daar niet geschikt voor. Het team integreerde de eigenschappen van bestaande ontwerpen op de markt en slaagde erin binnen een jaar met een eigen ontwerp te komen. Ze deden zo min mogelijk zelf en kochten de componenten bij andere bedrijven. Dat betekende een open uitnodiging om op de trein te springen en mee te doen. IBM kocht bijvoorbeeld van het toen volstrekt onbekende en kleine bedrijfje Microsoft een nog te ontwikkelen besturingssysteem voor de personal Computer. Microsoft kocht toen eerst zelf QDOS (Quick and Dirty Operating System) van een ander bedrijfje op en verkocht rechten op het gebruik aan IBM, dat het op de computers installeerde onder de naam PC-DOS. Op 12 augustus 1981 presenteerde IBM hun personal computer; de 5150 IBM Personal Computer op basis van de 8088 CPU, een 16-bits-microprocessor (extern 8-bit) van Intel en een Industry Standard Architecture (ISA) bus. De eenvoudigste uitvoering bestond destijds uit een toetsenbord en systeemkast, voorzien van 40K Rom en 16K Ram. Diskdrives had de machine niet; programma's moesten worden opgeslagen op een cassetterecorder. Met een 5¼-inch, 160K floppydrive en 64K Ram. Er moest $1565 (destijds 4445 gulden of 80000 BEF) voor worden betaald. De eerste reacties waren overweldigend; tegen het einde van 1982 werd op werkdagen al een computer per seconde verkocht. Door het gewicht van de industriereus IBM werd de pc langzamerhand ook in het zakenleven serieus genomen en de eerste praktische en nuttige toepassingen begonnen het licht te zien. Omdat het merendeel van de componenten op de vrije markt te krijgen was en IBM de specificaties voor $49 per boek verkocht, kon elke fabrikant een vergelijkbare computer bouwen. Het Basic Input/Output System, BIOS, dat de afzonderlijke componenten aanstuurde, hield IBM voor zichzelf. Om de patenten te omzeilen werd door een tweetal bedrijven een team gevormd, dat elk in afzondering een BIOS ontwikkelde. Op die manier konden ze de IBM PC klonen, zonder de patenten te schenden. En omdat Microsoft bij de onderhandelingen met IBM bedongen had, dat het zijn besturingssysteem onder eigen naam MS-DOS mocht blijven verkopen, was er ook een besturingssysteem voor beschikbaar. De personal computers van andere merken dan IBM werden om die reden klonen genoemd. Een andere
    aanduiding was IBM Compatible. DOS werd op die manier een de-facto standaard besturingssysteem voor personal computers. Tegenwoordig wordt MS-DOS bijna niet meer gebruikt, alleen wordt het nog geëmuleerd in enkele Windows-versies, waaronder Windows Me en 2000. Na een periode van aanvankelijke wildgroei waarin een groot aantal onderling onverenigbare soorten computers op de markt werden gebracht, trad een genadeloze concurrentieslag op waaruit uiteindelijk het door IBM gepresenteerde model als de grootste overwinnaar tevoorschijn kwam, niet omdat het het beste computermodel had maar wel omdat het de grootste markt vormde. De Commodore Amiga, de Atari ST, de TRS-80 en een groot aantal concurrerende modellen zijn inmiddels al haast vergeten. De enige fabrikant uit die tijd die zich tot op heden heeft weten staande te houden is Apple met de Apple Macintosh-architectuur; en dit vooral door zich op enkele niche-markten (desktop publishing) te concentreren. Met de ontwikkeling van gebruiksvriendelijker systemen met een grafische gebruikersinterface (GUI) ontstond ook de behoefte aan (veel) krachtiger pc's. Met de 32-bits-processoren als de Intel 80386, Intel 80486 en de Motorola 68000 werd een en ander mogelijk. Hiervoor kwamen ook nieuwe besturingssystemen als MS-Windows en Linux op de markt. De pc werd ook steeds goedkoper en gemakkelijker te gebruiken waardoor steeds meer bedrijven en huisgezinnen er een kochten. De ontwikkelingen gaan voort, zakenmensen gebruiken veelal een laptop om met hun computer op stap te gaan. De steeds verdere miniaturisering leidde ertoe dat de kleine Personal Digital Assistant (PDA) met steeds meer mogelijkheden in beeld kwam. Ook veel apparaten zoals wasmachines, videorecorders, digitale camera's en dergelijke bevatten tegenwoordig een computer om allerlei zaken te regelen, deze worden dan meestal een ingebed systeem of - in het Engels - embedded system genoemd. Onafhankelijk van de ontwikkelingen op pc-gebied ontwikkelden zich ook de mainframe en minicomputers, met als grote spelers respectievelijk IBM, Control Data Corporation, en DEC. De allersnelste researchcomputers bleven een speciale niche vormen, lange tijd aangevoerd door Seymour Cray met zijn supercomputerontwerpen. Nadat vanaf 2006 de PDA opkwam, zijn sinds 2010 de smartphone en de tablet doorgebroken. Hierdoor is er een enorme nieuwe markt ontstaan voor mobiele apps, die soms alleen maar zinvol zijn op mobiele apparatuur, zoals geografische positiebepaling en navigatie. Hedendaagse smartphones hebben niet alleen een camera voor stilstaande beelden en films, maar ook een microfoon, waarop commando´s kunnen worden ingesproken, zodat het kleine toetsenbord minder nodig is. Communicatie is mogelijk via internet, e-mail en SMS. Bellen is slechts een van de functies van een smartphone geworden

    21-06-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni 1952 computer arra

    De ARRA I (Automatische Relais Rekenmachine Amsterdam) - de eerste in Nederland gebouwde computer - wordt officieel in bedrijf gesteld.

    Arra computerbedrijf De ARRA (voor "Automatische Relais Rekenmachine Amsterdam", de Automatic Relay Calculator Amsterdam) was de eerste Nederlandse computer en werd gebouwd op basis van relais voor het Nederlands Mathematisch Centrum, dat later het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI) werd. . Het werd ontworpen en gebouwd door Carel Scholten en Bram Loopstra en werd voltooid in 1952. Vanwege betrouwbaarheidsproblemen werd het al snel uit de vaart gehaald en "bijgewerkt" naar de ARRA II, die eigenlijk een compleet nieuw ontwerp was. In december 1953 voerde elektronische [ ARRA II zijn eerste programma's uit en werd voltooid in 1954









    21-06-2018 om 09:11 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni 1988 bea egli

     

    21-06-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 juni 1988 bea egli

    21 juni 1988 beatrice egli Beatrice Margerite Egli ( 21 juni 1988 in Lachen , Canton Schwyz ) is een Zwitserse popzanger en actrice . Ze is de winnaar van hettiende seizoen van de RTL Castingshow Deutschland sucht den Superstar . Beatrice Egli komt uit een muzikaal gezin en zingt al sinds haar negende. Op haar 14e begon ze zanglessen te nemen en te zingen op volksfeesten. Ze voltooide een opleiding tot kapper en werkte een jaar in dit beroep. In 2011 voltooide ze acteeropleiding aan de School of Drama Hamburg . Met haar twee oudere en haar jongere broer woonde ze tot haar 28e in het huis van haar ouders in Pfäffikon. In 2016 verhuisde ze naar een nabijgelegen appartement. [ In 2007 trad Egli op samen met Lys Assia ; Samen brachten ze de single Tell me uit waar de engelen wonen en een album met dezelfde naam. Het duo won in april 2007 met deze titel, de Zwitserse voorlopige beslissing voor de Grand Prix van volksmuziek . Tijdens de finale in Wenen in augustus bereikten ze de 12e plaats op 16. Voor deze voorstelling kreeg Egli de schuld van Assia. In het najaar van 2007 trad Egli op tijdens het najaarsfestival van volksmuziek van Florian Silbereisen . In 2009 presenteerde ze de titel Lipstick op Musikantenstadl . Tot die tijd gebruikte ze haar voornaam als artiestennaam, van haar derde album in 2011 onder haar volledige naam. Op 11 mei 2013 won Egli in de finale van het tiende seizoen van Duitsland op zoek naar de superster met 70,25 procent van de stemmen van het publiek. Op één uitzondering na ontving Egli de meeste publieksoproepen bij alle themashows. Door de DSDS te winnen, won ze 500'000 Euro en kreeg ze een platencontract bij Universal Music . Haar eerste single na DSDS-deelname heette Mein Herz , geschreven en geproduceerd door Dieter Bohlen . Het nummer steeg in de eerste week van de verkoop op nummer één van de officiële Duitse , Oostenrijkse en Zwitserse hitlijsten . In mei bracht ze haar studioalbum Glücksgefühle uit , dat de tweede plaats in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland veroverde op de albumcharts. In de tweede week van de verkoop stond het album op de eerste plaats in de Zwitserse hitlijsten; In augustus werd het platina toegekend in Zwitserland. In Duitsland, slechts vier weken na de DSDS-overwinning, kregen haar album en haar single goud. [ ] Haar tweede single Now and here forever werduitgebracht op 31 augustus 2013. [
    Na de overwinning bij DSDS ook eerdere publicaties beter verkocht. Dus Egli slaagde met hun 2011 uitgebrachte album Fire and Flame 2013, de sprong naar de 12e plaats in de Zwitserse hitlijsten. In 2011 bereikte het album nummer 81 in de Zwitserse hitparade.In 2013 bereikte het album voor het eerst een plaatsing in de Duitse en Oostenrijkse hitlijsten. Op 22 november 2013 werd het volgende studioalbum Pure Joie de vivre uitgebracht . In Zwitserland stond ze wederom op de eerste plaats en in Oostenrijk en Duitsland de top tien. De eerste single-release Crazy voor jou stond ook in de hitlijsten in alle drie de landen. Op 7 december 2013 trad Beatrice Egli op bij Das Supertalent ; Daar kreeg ze platina voor geluk . In maart 2014 ontving ze de Duitse Echo in de categorie "Nieuwkomer van het jaar (internationaal)". In dezelfde maand, de tweede single Op een gegeven moment uit hun tweede album Pure Joie de vivre en ook in de hitlijsten geplaatst. In april 2014 kondigde Dieter Bohlen aan dat hij niet langer voor Egli zou produceren. In mei 2014 won ze de Swiss Music Prize Prix Walo in de categoriehit. Op 24 oktober 2014, het studioalbum Bis hierher en nog veel meer . Het album werd opgenomen in Berlijn, zonder de medewerking van Dieter Bohlen. [] De eerste single is Op de pleinen, klaar voor geluk! en werd uitgebracht op 10 oktober 2014. De videoclip is opgenomen in New York. Van begin november 2014 tot januari 2015 was Beatrice Egli op Pure Joy Joys Tour. Het album bereikte nummer één in Zwitserland. Op 9 januari 2015, de tweede single We live hardop en de bijbehorende videoclip. Op 3 juli 2015, een gouden editie van Bis hierher en nog veel meer . Dit bevat zes nieuwe nummers, waaronder de nieuwe single Without Words . [ Op 8 april 2016 is haar nieuwe studio-album Kick net uitgebracht met de gelijknamige single.





    21-06-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juni 1949 lionel richie

     

    20-06-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juni 1949 lionel richie

    20 juni 1949 lionel richie Lionel Brockman Richie Jr. (Tuskegee (Alabama), 20 juni 1949) Richie werd geboren op de universiteitscampus van Tuskegee en ging daar ook studeren. Hij wilde dominee worden, maar koos uiteindelijk voor de muziek. Richie begon in 1968 met medestudenten de band Commodores en schreef de meeste van hun hits die ze in de jaren 70 scoorden. Richie specialiseerde zich in ballads en zei daarover in het VH1 programma Behind the Music "Iedereen in de band wilde het hardst funkende nummer schrijven, ik probeerde daartussen op te vallen". En het werkte, want Easy, Three times a lady, Sail on en Still bereikten stuk voor stuk de hoogste regionen in de hitlijsten. Gevolg was wel dat Richie het centrale middelpunt van de band werd en dat er langzaam maar zeker een artistieke tweedeling ontstond. Nadat Endless Love werd afgewezen voor het volgende Commodores-album nam Richie het op als duet met Diana Ross; voor Kenny Rogers schreef hij de single Lady (in 1983 gecoverd door de Jamaicaanse zanger Wayne Wade) en produceerde hij het album Share Your Love. In 1982 bracht Richie een titelloos solo-album uit met nummers die hij niet kwijt kon bij de Commodores; het werd een van de bestverkopende albums van dat jaar en de single Truly leverde Richie zijn eerste Grammy Award op. Het album was opgedragen aan de inmiddels overleden manager Benny Ashburn en aan de Commodores met wie Richie datzelfde jaar weer op tournee ging. Het concert in Texas zou echter zijn laatste zijn, want de volgende dag koos hij - na lang twijfelen - definitief voor een solocarrière. In 1983 verscheen zijn tweede album; Can't Slow Down, werd mede dankzij de singles All Night Long en Hello nog succesvoller dan de voorganger en zorgde ervoor dat Lionel Richie de status van superster verwierf. In 1985 werkte hij samen met Michael Jackson aan We Are The World, dat voor het goede doel, USA for Africa, werd opgenomen. De Harvard University onderscheidde hem op 5 december 2011 onder meer hiervoor met de Peter J. Gomes Humanitarian Award.[] Ook het album Dancing on the Ceiling uit 1986 was een succes. In 1987 trok Lionel Richie zich terug uit de muziekwereld; hij scheidde van zijn vrouw Brenda, zorgde voor zijn zieke vader (die in 1990 kwam te overlijden) en liep zelf bij de kno-arts vanwege een keelaandoening. In 1992 maakte Richie een succesvolle comeback met het verzamelalbum Back To Front. In Nederland stond dit album elf weken op nummer 1; van de drie nieuwe singles werd My Destiny de grootste hit. Richie zou dit succes in de daaropvolgende jaren niet meer overtreffen en ging weg bij Motown waar hij twintig jaar onder contract stond. Richie tekende een nieuw contract bij Island en bracht in 1996 - na een periode van introspectie - het redelijk succesvolle album Louder Than Words uit dat bij vlagen teruggreep naar de oude vertrouwde Commodores-sound. In navolging van de andere Commodores kreeg ook Richie in 1997 een plek in de Alabama Music Hall of Fame. Ook met de in Londen opgenomen opvolger Renaissance (2000) stond Richie nog volop in de schijnwerpers. Het album bereikte een 10de plaats in de Album Top 100 en daarvan verschenen op single: Don't Stop The Music en de hit Angel die de 8ste plaats haalde in de Nederlandse Top 40. Daarna vanaf 2001, ging het bergafwaarts met Richies succes. Hij bracht drie albums en een verzamelalbum uit, maar die verdwenen allemaal al snel weer in de uitverkoopbakken. Zijn platen waren dan wel geen hits meer, zijn optredens waren dat nog wel. In september 2008 gaf hij in het kader van de concertreeks Symphonica in Rosso vier uitverkochte concerten in het GelreDome in Arnhem. Bij de concerten waren er gastoptredens van onder meer Candy Dulfer, Alain Clark, Trijntje Oosterhuis, Leona Philippo en Jeroen van der Boom te zien. Naar aanleiding van deze concerten bracht hij in twee maanden eerder (juli 2008) de single Face In The Crowd, een duet met Trijntje Oosterhuis. Het werd zijn eerste top 10-hit in acht jaar tijd.
    De concertregistratie van Symphonica in Rosso kwam in december 2008 binnen op de eerste plaats van de albumlijsten. Het werd Richie's eerste nummer 1-succes in zestien jaar tijd. Richie liet weten open te staan voor een reünie van de Commodores; dit resulteerde in 2009 in enkele optredens van 45 minuten met oud-leden William King en Walter Orange die nog altijd deel uitmaken van de huidige bezetting. In 2012 verscheen het album Tuskegee waarop Richie zijn hits zong als duetten met countrysterren als Shania Twain (Endless Love) en Kenny Rogers (Lady). Speciaal voor de Benelux maakte Lionel Richie nieuwe versies van Angel en You Are met - respectievelijk - de Belgische zangeres Natalia en de Nederlandse zanger Waylon. In de zomer van 2015 gaf Richie concerten op Glastonbury en North Sea Jazz waarbij hij ook veel hits van de Commodores speelde. Eind 2017 werd bekendgemaakt dat Richie plaats zal nemen in de jury van American Idol. is een Amerikaans muzikant en popzanger.





    20-06-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 juni 1967 nicole kidman

    20 juni 1967 nicole kidman Nicole Mary Kidman (Honolulu (Hawaï), 20 juni 1967) is een Australische actrice. Ze woonde tot haar vierde op Hawaï waar haar ouders op dat moment verbleven. Daarna verhuisde ze met haar ouders naar Australië. Toen ze drie was, begon ze met balletles. Op veertienjarige leeftijd begon haar carrière met een rol in de kerstfilm Bush Christmas. Op de set van Days of Thunder, haar eerste Amerikaanse film, begon ze een relatie met Tom Cruise. De twee trouwden op 25 december 1990. Op 8 augustus 2001 werd bekend dat het paar ging scheiden. Hierna kreeg Kidman een relatie met Lenny Kravitz. Vandaag de dag is haar liefde countryzanger Keith Urban. In juni 2006 trouwden ze. Gedurende haar huwelijk met Cruise adopteerde het paar twee kinderen: een dochter en een zoon. In 2001 kwam echter de scheiding, naar algemeen wordt aangenomen, omdat zij haar kinderen katholiek wenste op te voeden en niet onder de invloed van de door Tom Cruise aangehangen Scientologykerk. Kidman en haar echtgenoot Keith Urban kregen op 7 juli 2008 hun eerste kind, een dochter. Het meisje kwam ter wereld in Nashville in de staat Tennessee. Op 28 december 2010 werd hun tweede dochter geboren via een draagmoeder. Kidman won een Oscar voor beste vrouwelijke hoofdrol voor de verfilming van Michael Cunninghams roman The Hours in 2003. Haar vermogen wordt geschat op bijna 100 miljoen euro. In 2006 was ze de best betaalde actrice ter wereld





    20-06-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juni 1978 garfield

     

    19-06-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juni 1978 garfield

    19 juni 1978 Garfield Garfield is een gagstrip gecreëerd door Jim Davis. De hoofdrolspelers zijn de gelijknamige kat, zijn baasje Jon Arbuckle en de hond Odie. In Nederland verschijnt de strip dagelijks in De Telegraaf en in Vlaanderen in De Standaard en Het Nieuwsblad. De strip bestaat uit 3 plaatjes en de zondagstrip is meestal 6 – 7 plaatjes. Garfield is een wereldwijd bekende strip en staat in het Guinness Book of Records als meest verspreide strip ter wereld. Het succes leidde tot de creatie van een televisieserie, verschillende animatiespecials, een reeks videospellen, twee live-action films en een hoop merchandising. Toen striptekenaar Jim Davis graag een strip wilde verkopen aan een landelijke stripmagnaat probeerde hij eerst uit te zoeken wat voor soort strips aansloegen bij het grote publiek. Dit omdat zijn vorige strip, Gnorm Gnat, niet goed genoeg was voor landelijke verspreiding. Het viel Jim Davis op dat er geen strips waren met katten in de hoofdrol. Jim begon hierop met het maken van schetsen van katten gebaseerd op herinneringen aan zijn jeugd op de boerderij. De schets die hem het meest aansprak was die van een enorm dikke kat die hij bij het tekenen de naam Garfield had gegeven (vernoemd naar zijn opa James Garfield Davis die op zijn beurt weer is vernoemd naar James Garfield, de 20e president van de V.S). De strip verscheen voor het eerst op 19 juni 1978 []. Om deze reden wordt 19 juni ook beschouwd als Garfields verjaardag. De strips op 19 juni gaan altijd over Garfield die zijn verjaardag viert. Destijds verscheen de strip in 41 Amerikaanse kranten in onder andere Boston, Dallas en Chicago. Garfields populariteit steeg snel, zelfs voorbij de grenzen van de Verenigde Staten. Tegenwoordig is Garfield wereldwijd bekend en verschijnt de strip in meer dan 2000 kranten. Garfields uiterlijk en gedrag zijn flink veranderd sinds de eerste strip. Oorspronkelijk was hij zeer dik met blubberige wangen en smalle ronde ogen. Later werd hij magerder in omvang en zijn ogen vergroot. In 1981 begon Garfield rechtop te lopen, maar zijn achterpoten waren toen nog niet buitengewoon groot zoals nu. In 1983 verscheen Garfield voor het eerst zoals we hem nu nog kennen: met grote ovale ogen en rechtop lopend op relatief grote achterpoten. De strip maakt vooral grappen over huisdieren, hun eigenaren en hoe huisdieren eigenlijk de baas zijn in huis. Garfield worstelt verder ook met menselijke problemen zoals diëten, een hekel aan maandagen en verveling. Toen Garfield begon te veranderen qua uiterlijk veranderde ook de humor in de strips. Garfield begon nu bijvoorbeeld grappen te maken over Jons stompzinnigheid en het feit dat hij nooit een afspraakje kan krijgen. Hierdoor kreeg de strip meer een sitcomachtig uiterlijk. Sommige fans vonden dat de kwaliteit van de grappen hierdoor wat achteruit ging. Jim Davis nam zich sinds de mislukking van zijn vorige strip, Gnorm Gnat, voor om alle lezers te betrekken bij Garfield door de grappen wijd en de humor algemeen en voor iedereen begrijpelijk te houden. Als gevolg hiervan vermijdt de strip sociale of politieke grappen. In de beginjaren van de strip kwamen nog wel een paar grappen voor over onderwerpen als inflatie en vakbonden. Ook rookte Jon in deze eerste strips nog regelmatig pijp en las een vrijgezellenblad. De karakters en situaties in Garfieldstrips zijn onveranderd gebleven gedurende de laatste paar jaar. Hoewel Garfield elk jaar zijn verjaardag viert, worden de personages lichamelijk niet ouder. Garfield begrijpt alles wat mensen zoals zijn baasje Jon zeggen, maar kan zelf niet praten. Zijn tekst, en die van andere dieren, staat altijd in denkballonnetjes. Hoewel Jon Garfield niet kan verstaan heeft hij (naar zijn gezichtsuitdrukkingen te oordelen) wel in de gaten wanneer Garfield kritiek op hem heeft. Odie begrijpt ook wat Jon zegt en kan ook Garfield verstaan, maar hij kan niet terugpraten behalve dan door te blaffen. Met andere dieren (zoals Nermal, Arlene, spinnen en muizen) kan Garfield wel een gesprek voeren.
    Garfield is blijkbaar ook in staat te schrijven aangezien hij al een aantal maal brieven heeft getypt en geschreven die Jon ook kon lezen en begreep. Dit gebeurt echter maar zelden. Zoals vele strips wordt Garfield niet specifiek getekend en geschreven door zijn bedenker Jim Davis. Jim Davis' bedrijf, Paws Inc., heeft een aantal striptekenaars en schrijvers in dienst die het meeste werk doen wat betreft het maken van de strip, terwijl Jim Davis zelf de eindversie keurt en ondertekent. Op 7 juni 1999 begonnen kranten de Garfieldstrips in kleur af te drukken. Voor zijn werk in de strips kreeg Jim Davis in 1981 en 1985 de "National Cartoonist Society Humor Strip Award". In 1989 kreeg hij de "Reuben Award
    Een dikke oranje kat met zwarte strepen op zijn rug. Hij doet eigenlijk niets liever dan eten en slapen en tussendoor Odie pesten. Hij beschouwt zichzelf als superieur aan mensen en honden. Zijn lievelingseten is lasagne, maar hij eet ook graag vogels, goudvissen en de varens van zijn baas Jon. Garfield is ook enorm verslaafd aan koffie, vooral 's ochtends is hij erg humeurig vóór zijn eerste kopje. Hij heeft een hekel aan maandagen, diëten, rozijnen, spinnen en opstaan (al dan niet met behulp van wekkers). In tegenstelling tot andere katten haat Garfield het jagen op muizen. Sterker nog, hij is zelfs vrienden met sommige. Hij valt wel altijd pizzabezorgers aan, die hij vanaf een paar huizen verderop kan horen aankomen. Hij heeft ook een onweerstaanbare drang om in bomen te klimmen, ondanks dat hij weet dat hij er niet zelf meer uit kan komen. In latere Garfield strips wordt Garfields verleden onthuld. Hij is geboren in de keuken van Mamma Leoni's Italiaanse restaurant. Dat is ook de reden dat Italiaans eten tot zijn favoriete voedsel behoort. Hij at zoveel dat de restaurant eigenaar twee keuzes had: Garfield wegdoen, of zijn restaurant failliet zien gaan. Hij verkocht Garfield aan een dierenwinkel waar hij gekocht werd door Jon. De eigenaar van Garfield en Odie. Naast de vele problemen met Garfield heeft hij ook pech met de vrouwen. In veel strips probeert hij een afspraakje te regelen, maar zonder succes. Zijn hobby's zijn onder andere accordeon spelen en proberen een afspraakje te regelen. Net als Jim Davis is Jon geboren en opgegroeid op een boerderij. In de oudere Garfieldstrips was Jon een striptekenaar (dit werd nogmaals bevestigd in de strip op 2 mei 2010). Zijn volledige naam is Jonathan Q. Arbuckle (dit werd bekendgemaakt in de strip van 6 december 2001). Zijn verjaardag is op 28 juli (dit werd bekendgemaakt in de strip uit 2001 van die datum). Oorspronkelijk zou de strip geheel om Jon draaien met Garfield slechts in een bijrol. Jim Davis besefte al snel dat Garfield telkens de grappige opmerkingen maakte en veel meer geschikt was als ster van de strip. Een beagle en Jons tweede huisdier. Odie is vooral bekend om zijn grote oren, zijn enorme tong en zijn domheid. Hij kwijlt bijna altijd en is altijd vrolijk. Hij is constant het slachtoffer van Garfields grappen (zoals van de tafel geschopt worden). Odie is het enige personage dat bijna nooit wat zegt of denkt. Volgens de officiële website van Garfield kostte het Odie 3 jaar om te leren ademen. Zijn IQ is zo laag dat je het moet opgraven. Odie verscheen voor het eerst in de strip op 8 augustus 1978. Hij was toen de hond van Lyman. Toen Lyman in 1983 uit de strip verdween werd Odie Jons hond. In het boek Garfield & His Nine Lives werd Odies oorsprong veranderd naar dat Jon hem samen met Garfield kocht in dezelfde dierenwinkel. Odies naam is afkomstig uit een reclame die Jim Davis maakte voor een autogarage. In deze reclame kwam een zekere "Odie, de dorpsgek" voor. Jim Davis vond de naam wel passend voor Lymans hond, dus kreeg die ook de naam Odie. In het begin had Odie zwarte oren, maar nadat Jim Davis te horen kreeg dat Odie op deze manier erg leek op “Snoopy” werd de kleur veranderd in bruin. In de films van Garfield werd Odie echter gespeeld door een teckel. Veruit de meeste Garfield strips spelen zich af op de grond of op de tafel in Jons huis. Wanneer Garfield een keer een andere locatie opzoekt doet hij dat meestal op maandag, en spelen alle strips van die week zich op die locatie af. Veel gebruikte locaties zijn:
    De stoel voor de tv: Garfields favoriete locatie, op zijn bed na. De schutting: op deze schutting in een steegje vlak bij Jons huis geeft Garfield vaak optredens die bestaan uit zingen of tapdansen, soms geholpen door Odie of poppen. Hoewel zijn publiek nooit tevreden is (ze gooien altijd met fruit, groenten en andere spullen naar Garfield) blijft Garfield doorgaan. De tuin: hier heeft Garfield confrontaties met andere karakters zoals honden (veel valser dan Odie, maar gelukkig voor Garfield bijna altijd aan de ketting), vogels, wormen en zelfs bloemen. De Arbuckle-boerderij: de boerderij van Jons ouders en de plek waar hij is opgegroeid. Alles op deze boerderij is hopeloos ouderwets (zelfs een simpele wasmachine bezorgt de bewoners nog uren kijkplezier). Garfield haat de bezoekjes aan de boerderij. Zijn favoriete activiteiten op de boerderij zijn eten en vertrekken. De dierenartskliniek: de werkplek van Dr. Liz. De vensterbank: Garfield vindt het heerlijk om op de vensterbank te zitten of liggen. Alleen raakte hij vroeger vaak bekneld in het rolgordijn voor het raam. Een keer, in een verhaal verspreid over de strips van twee weken (inclusief de extra lange zondagstrip), kwamen Garfield, Jon, Odie, twee vreemdelingen en zelfs een straatlantaarn (Odie moest nodig) allemaal vast te zitten in het rolgordijn totdat de brandweer ze vrij knipte. Sindsdien heeft Jon de rolgordijnen vervangen door luxaflex waar Garfield ook in bekneld weet te raken. De boom: om een of andere reden kan Garfield het niet laten om in bomen te klimmen (een oud instinct). Gevolg is dat hij vaak vast komt te zitten boven in een boom totdat de brandweer of Jon hem eruit haalt, of hij op een andere manier weer beneden belandt. Een keer kwam Jon ook vast te zitten in de boom tijdens een poging Garfield te redden. In het begin lag Garfield gewoon op een tak maar tegenwoordig hangt hij eraan. In de nieuwste Garfield strips praat de boom zelfs tegen Garfield en probeert hem ertoe te verleiden weer omhoog te klimmen. Irma's eetcafé: Garfield en Jons vaste eetcafé. Het eten is er alleen lang niet altijd even goed (zeg maar gerust slecht) en het management van de eigenaresse laat ook vaak te wensen over. Vakanties: worden ook vaak door Jon en Garfield genomen. In het begin probeerde Jon vaak alleen op vakantie te gaan, maar Garfield wist altijd als verstekeling mee te reizen. Daarom heeft Jon het maar opgegeven en mag Garfield nu gewoon mee. De telefoon op de tafel: dit is waar Jon altijd wanhopig probeert een afspraakje te regelen, met commentaar van Garfield. Winkels en supermarkten: staan centraal als Jon en Garfield boodschappen doen. De tweedehands autogarage: de strips op deze locatie zijn vaak een parodie op de autoverkoopbusiness. Jon wordt altijd opgelicht door de gladde verkoper, terwijl Garfield al lang doorheeft dat er iets niet klopt. Soortgelijke locaties zijn de tweedehands koelkastwinkel en de tweedehands kerstbomenwinkel. Het park: Jon en Garfield komen vaak in het park. Zogenaamd voor een wandeling, maar in werkelijkheid omdat Jon hoopt hier het meisje van zijn dromen te ontmoeten. De badkamer: Hier vangt Garfield meestal de spinnen door die vaak met een krant plat te slaan In de strips komen regelmatig langere verhaallijnen voor die worden opgebouwd uit de losse strips van een aantal weken. De zondagstrips staan over het algemeen los van deze verhaallijnen, maar er zijn uitzonderingen op deze regel. In deze verhaallijnen bezoekt Garfield vaak een andere locatie dan Jons huis, of staat een bijpersonage centraal zoals Nermal, Arlene, de postbode, de wekker en de pratende weegschaal. De grappen in de strips zijn seizoensgebonden. In de maanden januari en februari ligt de nadruk vaak op grappen over sneeuw en winter, en in de zomermaanden om hitte, vakanties en het strand. In december draaien de strips bijna altijd om de voorbereidingen voor Kerstmis en vooral de bijbehorende cadeaus onder de kerstboom. In de week voorafgaand aan 19 juni focust de strip zich op Garfield die zich voorbereid op zijn verjaardag en worstelt met zijn angst om ouder te worden. Voor Garfields 25e verjaardag tekende Jim Davis een aantal strips waarin de oude Garfield en de nieuwe elkaar tegenkomen. Af en toe wordt in de strip ook Halloween gevierd.
    Meer unieke thema's zijn “Garfield's Believe It or Don't”, “Garfield's Law”, “Garfield's History of Cats” waarin de geschiedenis van de wereld en de wetenschap worden bekeken door de ogen van Garfield. Een andere verhaallijn die zeker in oudere Garfield strips veel werd gebruikt is een waarin Garfield verdwaalt en de weg naar huis probeert terug te vinden. Een van deze verhaallijnen liep zelfs meer dan een maand. In deze verhaallijn loopt Garfield weg nadat Jon hem vraagt de krant te gaan halen. Jon stuurt Odie achter Garfield aan, maar beseft al snel zijn fout (Odie is niet erg slim en verdwaalt ook). Jon vereenzaamt en plaatst advertenties in de krant, maar zonder succes. Na een reeks gebeurtenissen waarbij Odie tijdelijk wordt gevonden door een meisje en hij samen met Garfield in een circus belandt, vindt Jon ze terug in een dierenwinkel. Een wat controversiële verhaallijn van een week begon op 23 oktober 1989. Deze reeks was in tegenstelling tot andere Garfield strips niet bedoeld als humor. Het focust op Garfield die wakker wordt in een toekomst waar zijn huis is verlaten en hijzelf niet langer bestaat. Uiteindelijk lijkt dit alles een droom te zijn, maar zeker is dit niet daar aangegeven wordt dat Garfield enkel door ontkenning aan deze situatie kan ontkomen. Deze verhaallijn heeft nadien bij veel fans tot de theorie geleid dat Garfield dood aan het gaan was in een verlaten huis of mogelijk zelfs al gestorven is, en dat alle strips van na deze datum zich slechts afspelen in Garfields fantasie daar hij zo zich af probeert te zonderen van de duistere wending die zijn leven heeft genomen. Jim Davis ontkende deze geruchten en gaf de volgende reden voor de verhaallijn: "During a writing session for week, I got the idea for this decidedly different series of strips. I wanted to scare people. And what do people fear? Why, being alone of course. We carried out the concept to its logical conclusion and got a lot of responses from readers."
    Deze verhaallijn vertoont gelijkenissen aan het filmpje Valse Triste uit Allegro non troppo, waarin een spookkat de ruïnes bezoekt van het huis waar hij ooit woonde. In 2002 kreeg Garfield als strip een plaats in het Guinness Book of Records als "meest verspreide strip ter wereld" (Engels: most syndicated comic strip). Daarvoor was Peanuts houder van dit record. Volgens het Guinness Book of Records: verschijnt de Garfield strip vandaag de dag in 2570 kranten wereldwijd. wordt de strip gepubliceerd in 111 landen. wordt de strip dagelijks door ongeveer 263 miljoen mensen gelezen. Ondanks de grote populariteit van de strip is Garfield ook geregeld het onderwerp van negatieve kritiek. Zoals veel strips wordt Garfield niet langer uitsluitend getekend en geschreven door zijn bedenker. Jim Davis maakt nog wel ruwe schetsen voor de strip, maar assistenten maken het af. Ook heeft de strip de afgelopen paar jaar bijna geen karakterontwikkeling ondergaan, en vrijwel steeds dezelfde verhaallijnen gebruikt. Jim Davis kreeg dit blijkbaar zelf in de gaten, en veranderde onder andere de relatie tussen Liz en Jon om zo een andere weg in te slaan.







    19-06-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 juni 1990 schengen

    19 juni 1990 schengen België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland tekenen in Brussel het akkoord van Schengen dat een vrij verkeer van personen tussen de landen regelt. De Verdragen van Schengen (gezamenlijk ook wel bekend als het Verdrag van Schengen) zijn overeenkomsten tussen een aantal Europese landen om het vrije verkeer van personen mogelijk te maken. Het grondgebied van deze landen vormt de Schengenzone. De verdragen zijn genoemd naar de plaats van ondertekening, het Luxemburgse dorp Schengen. Op 14 juni 1985 ondertekenden de regeringsleiders van België, Nederland, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk het eerste Verdrag van Schengen. Ze kwamen overeen de personencontrole aan hun gemeenschappelijke grenzen af te schaffen. Zo ontstond een gebied zonder binnengrenzen dat bekendstaat als Schengenruimte. Schengen is het dorp op het Luxemburgse drielandenpunt met Duitsland en Frankrijk, waar het verdrag werd ondertekend. In 1986 is de Europese Akte gesloten door de twaalf toenmalige leden van de Europese Gemeenschap. Deze Europese akte houdt in dat er vanaf 1993 een interne Europese markt is met vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen. Deze akte draagt sommige bevoegdheden van lidstaten over aan instellingen van de Europese Unie. De Schengenlanden voerden een gemeenschappelijk visumbeleid in en spraken af dat zij doeltreffende controles aan de buitengrenzen zouden invoeren. Controles aan de binnengrenzen kunnen gedurende een beperkte periode worden verricht indien de openbare orde of de nationale veiligheid dit vereisen. De praktische implementatie van de afspraken is geregeld in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. De Schengenruimte is geleidelijk uitgebreid en omvat nu 22 EU-lidstaten plus IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein. De overeenkomst maakt sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam integraal deel uit van de EU-verdragen. Ierland en het Verenigd Koninkrijk hebben in de EU-verdragen een uitzonderingspositie bedongen ten aanzien van Schengen en nemen daarom geen deel aan de afspraken over grenscontroles en visa. Tussen deze twee landen onderling zijn overigens geen controles. Nadat de EU en Zwitserland op 26 oktober 2004 een overeenkomst tekenden betreffende de toetreding van Zwitserland tot de Schengenzone, volgde op 5 juni 2005 nog een referendum in Zwitserland. De Zwitserse bevolking stemde in met toetreding (54,6% voor, 45,4% tegen). Het verdrag trad voor Zwitserland echter pas op 15 december 2008 in werking als gevolg van een aantal noodzakelijke wetswijzigingen en aanpassingen die doorgevoerd moesten worden op de vliegvelden. Omdat Zwitserland geen deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte blijft douanecontrole op goederen echter bestaan. In september 2011 is tijdens de Raad van de Europese Unie de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone door Finland en Nederland geblokkeerd. Een compromisvoorstel van de Voorzitter van de Raad waarbij de werking van de Verdragen alleen van toepassing zou zijn voor grensoverschrijdingen op vliegvelden bleek niet haalbaar. In de landen die hun goedkeuring onthielden zouden interne politieke overwegingen tot deze keuze geleid hebben.[ Op 5 december 2013 maakte ook Duitsland bekend de toetreding van Roemenië en Bulgarije te blokkeren. Dit vanwege de grote corruptie en omdat de Roemeense rechtsstaat onder druk staat. Het is op dit moment niet duidelijk wanneer Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone zullen toetreden. Overigens staat deze kwestie los van het opengaan van de arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren vanaf 1 januari 2014 Burgers van de lidstaten die het verdrag hebben ondertekend hebben geen visum nodig om binnen de Schengenruimte te reizen. Met een visum voor eender welk Schengenland kan men vrij in de Schengenruimte reizen. Het standaard toeristenvisum (C-visum) is drie maanden geldig en dient te worden aangevraagd bij het land dat het hoofddoel van verblijf is (of, indien dat onbekend is, het land van eerste aankomst). De politie van Schengenlanden mag tien kilometer over de grens van een ander Schengenland rijden. De politie van een Schengenland mag ook hoogstens 45 minuten zonder toestemming wapens dragen in een ander Schengenland.
    Volgens de Schengengrenscode van 2006 hebben de Schengenlanden recht op tijdelijke ontheffing van het verdrag als er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid.[] In dat geval mogen er gedurende 30 dagen of zolang de bedreiging duurt, opnieuw grenscontroles worden ingevoerd. Zo is voor Duitsland tijdens het wereldkampioenschap voetbal 2006 het verdrag opgeschort om voetbalhooligans en relschoppers aan de grens te kunnen weren. Frankrijk paste deze uitzondering toe in 2011 om de stroom van Tunesische migranten vanuit Italië te beperken. Op zondag 13 september 2015 voerde Duitsland naar aanleiding van de Europese migrantencrisis opnieuw grenscontroles in om de immense toestroom van vluchtelingen te weren aan de grens tussen Duitsland en Oostenrijk. Hieronder in chronologische volgorde de data van lidmaatschap van en toetreding tot het Verdrag van Schengen. Voor elk land geldt dat de datum van lidmaatschap anders is dan de datum van toetreding. Land Datum van lidmaatschap Datum van inwerkingtreding België 14 juni 1985 26 maart 1995 Duitsland 14 juni 1985 26 maart 1995 Frankrijk 14 juni 1985 26 maart 1995 Luxemburg 14 juni 1985 26 maart 1995 Nederland 14 juni 1985 26 maart 1995 Italië 27 november 1990 26 oktober 1997 Portugal 25 juni 1992 26 maart 1995 Spanje 25 juni 1992 26 maart 1995 Griekenland 6 november 1992 26 maart 2000 Oostenrijk 28 april 1995 1 december 1997 Denemarken 19 december 1996 25 maart 2001 Finland 19 december 1996 25 maart 2001 IJsland 19 december 1996 25 maart 2001 Noorwegen 19 december 1996 25 maart 2001 Zweden 19 december 1996 25 maart 2001 Cyprus 1 mei 2004 vooralsnog niet [3] Estland 1 mei 2004 21 december 2007 Hongarije 1 mei 2004 21 december 2007 Letland 1 mei 2004 21 december 2007 Litouwen 1 mei 2004 21 december 2007 Malta 1 mei 2004 21 december 2007 Polen 1 mei 2004 21 december 2007 Slovenië 1 mei 2004 21 december 2007 Slowakije 1 mei 2004 21 december 2007 Tsjechië 1 mei 2004 21 december 2007 Zwitserland 26 oktober 2004 15 december 2008 Liechtenstein 14 januari 2009 (ratificatie) 19 december 2011[4] Sinds de toetreding van Liechtenstein tot de Schengenzone omvat dit gebied 27 landen; 23 lidstaten van de Europese Unie en vier niet-lidstaten (Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein). Het gebied omvat zo'n 400 miljoen inwoners en heeft een oppervlakte van 4 312 099 vierkante kilometer. De volgende territoria van de lidstaten worden niet gedekt door het verdrag: Bonaire, Sint Eustatius en Saba van Nederland
    Franse overzeese gebieden van Frankrijk Spitsbergen van Noorwegen (vrije toegang is geregeld via het Spitsbergenverdrag waaraan ook nietSchengenlanden deelnemen) Groenland en de Faeröereilanden van Denemarken San Marino noch Vaticaanstad hebben overeenkomsten gesloten met de EU over het vrije verkeer van personen, en beide maken geen deel uit van de Schengenzone. Echter, dankzij bilaterale overeenkomsten met Italië (dat wel deel uitmaakt van de Schengenzone) worden er geen grenscontroles gehouden tussen de Schengenzone en hun grenzen. Monaco heeft soortgelijke afspraken met Frankrijk. Grenscontroles blijven bestaan bij de grens van Schengen met Andorra. Het Verdrag van Schengen is wel door mensenrechtenorganisaties bekritiseerd omdat het een van de bouwstenen is van wat de organisaties het Fort Europa noemen, waarbij bepaalde groepen mensen worden uitgesloten. Niet alleen wordt de basis onder uitsluiting van mensen om zich in de Schengenzone te begeven betwist, ook wordt gesteld dat als gevolg van de verscherpte bewaking van de buitengrenzen van de Schengenzone, migranten risico's gaan nemen om Europa binnen te komen en daarbij het leven kunnen laten. Er wordt ook gewezen op de asymmetrie van Schengen: burgers uit Schengenlanden kunnen probleemloos naar sommige landen (eind 2008 bv. Oekraïne) reizen, terwijl burgers uit dat land door een langdurig screeningproces moeten om voor een Schengenvisum in aanmerking te komen.





    19-06-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juni 1942 curd jurgens

     

    18-06-2018 om 08:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juni 1942 curd jurgens

    18 juni 1982 curd jurgens Curd Gustav Andreas Gottlieb Franz Jürgens (München, 13 december 1915 – Wenen, 18 juni 1982), ook bekend als Curt Jurgens, was een in Duitsland geboren Oostenrijks toneel- en filmacteur. Jürgens werd geboren in München, in de wijk Solln. Zijn vader was een handelaar uit Hamburg en zijn moeder een lerares Frans. Jürgens begon zijn werkcarrière als journalist, maar op aandringen van zijn vrouw Louise Basler, die zelf actrice was, ging hij zich bezighouden met het acteervak. In het begin van zijn acteercarrière speelde hij vooral mee in toneelstukken in Wenen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Jürgens door de nazi’s als “politiek onbetrouwbaar” bestempeld, en in 1944 afgevoerd naar een concentratiekamp. Hij overleefde de oorlog en werd nadien genationaliseerd tot Oostenrijker. Net als veel meertalige Duitse acteurs, speelde Jürgens na de oorlog mee als soldaat in talloze oorlogsfilms, waaronder The Longest Day. Zijn doorbraak kwam met de film Des Teufels General (1955). In 1956, na zijn rol in de Franse film Et Dieu... créa la femme, kwam hij naar Hollywood. Daar maakte hij in 1957 zijn eerste Hollywoodfilm, The Enemy Below. Jürgens werd nadien een internationale filmster. Hij kreeg zelfs een rol als de schurk in Roger Moores favoriete James Bondfilm; The Spy Who Loved Me. Zijn laatste film was de Sovjetse spionagethriller Teheran 43 in 1981. Wel was hij in 1982 nog te zien in de Britse televisieserie Smiley's People. Hoewel hij in meer dan 100 films meespeelde, zag Jürgens zichelf toch meer als een toneelacteur. Zijn laatste toneeloptreden was in 1980 in Mozarts opera Die Entführung aus dem Serail. Hij toerde met deze opera door Japan, samen met de Weense Staatsopera. Jürgens regisseerde ook een paar keer een film en schreef enkele scenario’s, maar dit ging hem minder goed af dan het acteerwerk. Jürgens had een huis in Frankrijk, maar keerde geregeld terug naar Wenen om daar op te treden. Hij stierf ook in Wenen aan de gevolgen van een hartaanval. Jaren eerder had hij al eens een hartaanval gehad, met een bijna-doodervaring tot gevolg. Hij is begraven aan de Zentralfriedhof in Wenen. Jürgens viel op door zijn lengte; 1,92 meter.[





    18-06-2018 om 08:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juni 1942 paul mccarney

     

    18-06-2018 om 08:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 juni 1942 paul mccarney
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    18 juni 1942 paul mccartney James Paul McCartney MBE (Liverpool, 18 juni 1942) is een Brits popzanger en componist. Hij werd bekend als basgitarist, pianist, gitarist, zanger en songwriter van The Beatles. Sinds 1997 mag hij zichzelf Sir noemen. Paul McCartney werd geboren in het Walton-ziekenhuis, waar zijn moeder Mary Mohin McCartney werkte als verpleegkundige. Zij stierf in 1956 aan borstkanker.
    In 1957 leerde McCartney via een gemeenschappelijke vriend John Lennon kennen, werd lid van diens band The Quarrymen en schreef samen met hem, George Harrison en Ringo Starr geschiedenis als lid van The Beatles. McCartney schreef veel van het materiaal van de Beatles samen met John Lennon, alhoewel ze maar af en toe echt samen een lied schreven - meestal schreef de een het grootste stuk en maakte de ander het af. Hun werkrelatie was meer een wedstrijd dan een samenwerking, maar door een afspraak die ze al vroeg maakten kregen alle songs voor de Beatles, waaraan een van hen of allebei meewerkten, Lennon-McCartney als auteursvermelding. McCartney werd over het algemeen gezien als de knapste van de vier Beatles en had de grootste vrouwelijke aanhang. Hij had een langdurige relatie met de actrice Jane Ashervoordat hij Linda Eastman, een fotografe, ontmoette. Hij trouwde met Linda in 1969. Samen kregen ze drie kinderen: Mary, Stella en James. Linda had al een dochter, Heather, uit een eerder huwelijk. Een van McCartneys bekendste composities, Yesterday, is gecoverd door een recordaantal artiesten en staat hiervoor genoteerd in het Guinness Book of Records. Andere ballades die ook een universele aantrekkingskracht hebben zijn onder andere Hey Jude, Let It Be en Eleanor Rigby Nadat de Beatles in 1970 uit elkaar gingen begon McCartney onmiddellijk aan een solocarrière. Hij bracht het album McCartney uit met daarop het bekende Maybe I'm Amazed. Daarna volgde het album Ram dat slecht werd ontvangen. Feitelijk was dit album door zijn low-fi aanpak zijn tijd ver vooruit en tegenwoordig wordt Ram beschouwd als een van zijn beste albums. In 1971 richtte Paul McCartney een nieuwe band op: Wings. Ondanks de vele personeelswisselingen was Wings erg succesvol in de jaren 70. De enige drie constante leden van Wings waren Paul McCartney, Linda McCartney en Denny Laine. Wings maakte een aantal succesvolle albums zoals Band on the Run en Venus and Mars. Ook werd een aantal grote hits gescoord met onder andere My Love, Live and Let Die, Band on the Run, Listen To What The Man Said, Silly Love Songs en With a Little Luck. Het nummer Mull of Kintyre, opgenomen als ode aan het gelijknamige schiereiland in Argyll (Schotland) waar Paul McCartney een huis heeft, werd de grootste hit. Deze single was de meest verkochte single ooit tot hij in 1984 voorbij werd gestreefd door Do They Know It's Christmas van Band Aid. Plannen voor een nieuwe wereldtournee van Wings in 1980 werden afgelast in januari 1980 toen McCartney op het vliegveld van Tokio werd gearresteerd voor het bezit van softdrugs. Hij werd na tien dagen vrijgelaten, maar de tournee werd toch afgezegd. In 1980 werkte Wings door aan nieuwe nummers, maar die werden niet uitgebracht. Laurence Juber en Steve Holly verlieten daarom Wings. Uiteindelijk werd op 27 april 1981 bekendgemaakt dat ook Denny Laine Wings zou verlaten en dat daarmee Wings ophield te bestaan. Wegens zijn arrestatie in Tokio en de moord op John Lennon besloot McCartney voorlopig niet meer op tournee te gaan. Lennon werd op 8 december 1980 voor zijn huis in New York doodgeschoten. McCartney reageerde aanvankelijk door thuis de telefoon van de haak te leggen en zich zodoende onbereikbaar te houden. Later verklaarde hij: 'Ik kan het nu nog niet verwerken. John was een geweldige kerel. Hij zal door de hele wereld worden gemist, maar in de herinnering blijven voortleven wegens zijn kunst, muziek en bijdragen tot de wereldvrede.'[
    Begin jaren 80 schreef McCartney nummers met Stevie Wonder. Uit deze samenwerking ontstond de hit Ebony & Ivory, dat op McCartneys album Tug Of War terechtkwam (1982). Op dat album staat ook het nummer Here Today, dat McCartney schreef als eerbetoon aan John Lennon. Een andere artiest waar McCartney in de jaren 80 mee samenwerkte, is Carl Perkins, de bekende rockabilly-zanger uit de jaren 50, bekend van het nummer Blue Suede Shoes, die samen met McCartney het nummer Get It zong op het Tug of War-album. McCartney raakte bevriend met Perkins in 1964, toen Perkins aanwezig was in de studio waar The Beatles een paar van zijn nummers coverden (Honey Don't en Everybody's Trying To Be My Baby voor hun album Beatles for Sale en Matchbox voor de ep Long Tall Sally). Ook werkten Perkins en McCartney samen aan het nummer My Old Friend, dat op Perkins' album Go Cat Go belandde. Verder werkte McCartney samen met Michael Jackson. Uit deze samenwerking ontstond het nummer The Girl Is Mine. Het nummer belandde op Jacksons album Thriller en het werd als single meteen een nummer 1-hit. Later maakten de twee nog de nummers The man en Say Say Say. Van de laatste zijn verschillende remixes gemaakt. Toen Michael Jackson in 1984 de rechten van de songs van The Beatles opkocht, eindigde de vriendschap tussen McCartney en Jackson. In 1984 maakte hij de geflopte film Give My Regards to Broad Street. De bijbehorende soundtrack bevatte naast de hit No More Lonely Nights nieuwe bewerkingen van oude Beatles- en Wings- nummers. Dat jaar scoorde McCartney wel een grote hit met de single We All Stand Together en de bijbehorende animatiefilm Rupert and the Frog Song, gebaseerd op de Britse stripfiguur Bruintje Beer en geschreven en geproduceerd door McCartney zelf. Op 13 juli 1985 was McCartney een van de artiesten die mocht optreden op Live Aid, waar hij afsloot met Let It Be. In 1986 verscheen het album Press To Play. Dit album werd een matig succes en de recensies varieerden van uitgesproken negatief tot laaiend enthousiast. Wat in ieder geval vóór het album pleit is dat McCartney met producer Hugh Padgham van onder andere Genesis en The Police getracht heeft aansluiting te vinden bij nieuwe interessante stromingen die in de jaren 80 in zwang raakten. Het is een experimenteel album zoals je dat van de drijvende kracht achter Sgt Pepper, Ram en Wings Over America mag verwachten. Het album Flowers In The Dirt, dat in 1989 verscheen, werd door critici beter ontvangen. Het bevat de hit My Brave Face, dat McCartney samen met Elvis Costelloschreef. Op diens instigatie gebruikt McCartney op dit album voor het eerst sinds de jaren 60 weer zijn Hofner-basgitaar. Stilistisch gezien lijkt McCartney enigszins terug te keren naar de periode '64-'66, mede dankzij het Rickenbacker 12-string-gitaarwerk van Robbie McIntosh van The Pretenders en door de productie van Beatle-fan Mitchell Froom (onder andere Crowded House, Suzanne Vega). Ter promotie van Flowers In The Dirt ging McCartney in 1989-90 voor het eerst sinds het uiteenvallen van Wings weer op wereldtournee. McCartney en zijn vrouw Linda waren uitgesproken vegetariërs en dierenrechtenactivisten. In 1991 introduceerde Linda McCartney haar eigen serie vleesvervangers op de Britse markt. In 2009 richtte Paul de campagne Meat Free Monday op. Op 11 maart 1997 werd Paul door koningin Elizabeth II opgenomen in de Orde van het Britse Rijk. Sindsdien mag hij de persoonlijke titel Sir (ridder) voeren. In hetzelfde jaar verscheen het door Jeff Lynne geproduceerde album Flaming Pie. Nadat Linda in 1998 overleed aan borstkanker, trouwde McCartney in juni 2002 met Heather Mills, een ex-model en anti-landmijnactivist. Samen kregen ze op 28 oktober 2003 een dochter, Beatrice Milly. In mei 2006 werd bekend dat de twee besloten te gaan scheiden. In 2002 ging Paul McCartney weer voor het eerst in negen jaar op wereldtournee. Op 25 april 2003 stond hij met de Back In The World tournee in het GelreDome in Arnhem. Ook gaf hij voor het eerst in zijn carrière een concert in Rusland, op het Rode Plein in Moskou. Op 2 juli 2005 opende McCartney samen met U2 het Live 8-concert in Hyde Park in Londen met de Beatlesong Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band. Een dag later werd deze live-uitvoering als
    download beschikbaar gesteld en kwam deze vanuit het niets op nummer 1 terecht in de downloadcharts. Overigens sloot Paul McCartney die dag ook Live 8 af. In 2008 wilde McCartney weer op wereldtournee. Deze tournee werd eigenlijk voor 2007 gepland maar eerst wilde hij zijn echtscheiding van Heather Mills afronden. Op 17 maart 2008 besloot de rechtbank dat McCartney 24,3 miljoen pond (30,9 miljoen euro) aan Heather Mills moest betalen. Ook moest hij ten behoeve van de opvoeding van hun kind 35.000 pond per jaar betalen. Op 22 oktober 2009 werd bekend dat Paul McCartney in december van dat jaar een korte tournee zou doen door Europa. De tournee kreeg de titel The Good Evening Europe Tour. Op 9 december werd het GelreDome in Arnhem aangedaan. Dat is de eerste keer in zes jaar dat Paul McCartney weer naar Nederland kwam. Hij heeft hierbij een paar nummers voor het eerst in Nederland gespeeld, waaronder Mrs Vandebilt van het album Band on the Run, waarvan hij overigens bijna de helft speelde. Het concert kreeg zeer goede recensies van verschillende kranten. Vanaf maart 2010 ging McCartney in de Verenigde Staten verder met de Up and Coming Tour. De samenstelling van de McCartney-band is Paul Wickens (keyboards), Abe Laboriel Jr. (drums), Rusty Anderson en Brian Ray (gitaren). McCartney onthulde begin 2011 dat hij een nieuw album zou gaan uitbrengen. Op 9 oktober van datzelfde jaar trouwde hij met Nancy Shevell. Op 4 juni 2012, een paar weken voor zijn 70e verjaardag, trad McCartney op bij het Diamond Jubilee Concert ter ere van het 60-jarige ambtsjubileum van de Britse koningin Elizabeth II, naast onder andere Tom Jones, Elton John en Stevie Wonder. Enkele weken later trad hij ook op op de openingsceremonie van de Olympische Zomerspelen 2012in Londen. Verder kreeg McCartney dat jaar een ster op de Hollywood Walk of Fame, vlak naast de reeds aanwezige sterren van de overige Beatles en ontving hij de Legion d'honneur van de Franse president François Hollande voor zijn verdiensten op cultureel vlak. Op 12 december 2012 werd bekend dat McCartney wijlen Kurt Cobain zal vervangen als voorman van Nirvana, voor het eerst in 20 jaar weer samen, tijdens het benefietconcert voor de slachtoffers van orkaan Sandy. Samen namen ze Cut Me Some Slack op, dat is geschreven voor de documentaire Sound City van Foo Fighters-frontman en voormalig Nirvana-drummer Dave Grohl. Op 24 januari 2015 verscheen van McCartney een samenwerkingsproject met zangeres Rihanna en rapper Kanye West. De single FourFiveSeconds werd meteen uitgeroepen tot alarmschijf en op NPO 3FM gebombardeerd tot 3FM Megahit.[] Daarnaast hebben West en McCartney Only one opgenomen. Op FourFiveSeconds zingt Rihanna, rapt Kanye en speelt McCartney op de akoestische gitaar en het orgel. Het is de voorloper van het achtste album van Rihanna, waar ze in de zomer van 2014 mee begon.[] Op 4 februari onthulde Lady Gaga dat ze samen met McCartney een nummer heeft opgenomen nadat ze vorig jaar hiertoe het verzoek kreeg van hem. Op 7 juni 2015 nam McCartney in de Ziggo Dome een tulp in ontvangst, die op initiatief van een fan Tulipa Paul McCartney is genoemd. Aan de tulp is 20 jaar gewerkt. De tulp heeft een rode bloem met witte rand. Deze kleuren verwijzen naar McCartneys geboortestad Liverpool. Het zijn ook de kleuren van actie, passie en liefde en, op aangeven van McCartney zelf, van 'vrede'.[5] Op 12 juni 2016 sloot McCartney de 47e editie van het Limburgse festival Pinkpop af. Door de jaren heen heeft McCartney ook werk onder pseudoniemen uitgegeven. In de meeste gevallen ging het om experimenteel of minder commercieel werk. In 1968 produceerde hij I'm the Urban Spaceman van de Bonzo Dog Doo-Dah Band. Op het album staat McCartney echter vermeld als Apollo C. Vermouth. In 1977 bracht McCartney een orkestuitvoering uit van het album Ram onder de naam Percy "Thrills" Thrillington. Als Bernard Webb schreef hij in 1966 het nummer Woman voor Peter & Gordon, omdat hij benieuwd was of het publiek een liedje van hem ook zou waarderen als niet bekend was dat het een McCartneynummer betrof. Het nummer werd een kleine hit.
    Onder de naam Paul Ramon (een naam die hij ook af en toe gebruikte voordat hij met The Beatles doorbrak en die de inspiratie vormde voor de naam van de groep Ramones) speelde hij in 1969 mee in het nummer My Dark Hour van de Steve Miller Band. In de jaren 90 bracht hij twee experimentele albums uit als The Fireman, in samenwerking met Youth van (o.a.) Killing Joke. Dat The Fireman Paul McCartney is, was aanvankelijk vrij obscuur: bandnaam en plaattitel verwijzen in combinatie met elkander naar het Beatlenummer Penny Lane ('...the fireman rushes in...'). Het label, Juggler Records, verwijst naar het vignet van McCartney Productions Ltd (mpl), waarop een jongleur staat afgebeeld. Verder staan er enkele vervormde geluiden op die aan McCartneys stem doen denken en een foto op de binnenhoes van een naakte dame die erg lijkt op McCartneys dochter Mary. Tijdens de wereldtournee van 2002-2003 werd muziek van The Fireman gebruikt als voorprogramma. Tot dat moment was zelfs bij de fans nauwelijks bekend dat het hier om werk van Paul McCartney ging. Bij latere tournees stond de DJ Freelance Hellraiser in het voorprogramma, die diverse nummers uit de solocarrière van McCartney mixte. McCartney en hij brachten in 2005 een dubbel-LP uit vol met dit soort mixen. Zowel de LP als de artiesten kreeg de naam "Twin Freaks" mee.

    18-06-2018 om 08:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juni 1980 venus wlliams

     

    17-06-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juni 1980 venus wlliams

    17 juni 1980 venus wlliams Venus Ebony Starr Williams (Lynwood, 17 juni 1980) is een professioneel tennisspeelster uit de Verenigde Staten. Zij is de oudere zus van Serena Williams. Venus heeft in het enkelspel tot nu toe vijf keer Wimbledon en twee keer het US Opengewonnen, en is bovendien viervoudig olympisch kampioene (in 2000 won zij er zowel het enkel- als het dubbelspel, en zowel in 2008 als in 2012 het dubbelspel). In het dubbelspel (telkens samen met haar zus) heeft zij alle grandslamtoernooiengewonnen, te weten: vier keer het Australian Open, twee keer Roland Garros, zes keer Wimbledon en tweemaal het US Open. In het gemengd dubbelspel won zij in 1998 met Justin Gimelstob het Australian Open en Roland Garros. In de periode 1999–2016 maakte Williams deel uit van het Amerikaanse Fed Cup-team – zij behaalde daar een winst/verlies-balans van 23–4. In 1999 ging zij met de beker naar huis. Ondanks een loopbaan met veel blessureleed en andere medische misère wordt zij beschouwd als een van de beste tennisspeelsters ooit. Venus Williams debuteerde op 1 november 1994 bij het WTA-toernooi van Oakland. Zij won in de eerste ronde in twee sets (6-3 en 6-4) van haar 26-jarige landgenote Shaun Stafford. Williams stond in 1997 voor het eerst in een finale: op het US Open, waarin zij verloor van de Zwitserse Martina Hingis. In 1998 veroverde Williams haar eerste WTA-titel, op het toernooi van Oklahoma, door de ZuidAfrikaanse Joannette Kruger te verslaan. In 2000 behaalde Venus goud tijdens de Olympische Zomerspelen van Sydney: in de finale won zij van de Russin Jelena Dementjeva met 6-2 en 6-4. Daar in Sydney won Venus samen met haar zus Serena eveneens goud bij het dubbelspel: zij wonnen in een eenzijdige finale (6-1, 6-1) van het Nederlandse duo Miriam Oremans en Kristie Boogert. Op het US Open 2007sloeg Venus Williams een record bij de opslag van de vrouwen: zij sloeg een opslag met 207,6 kilometer per uur. De zussen behaalden ook in 2008 de gouden medaille tijdens de Olympische Zomerspelen van Peking: zij wonnen in een al even eenzijdige finale (6-2, 6-0) van het Spaanse duo Anabel Medina Garrigues en Virginia Ruano Pascual. Bij de afsluiting van 2008 won Venus de WTA Championships in Doha, waardoor zij zich een jaar lang officieus wereldkampioene van het vrouwentennis mocht noemen. In het najaar van 2011 werd bij haar de auto-immuunziekte Syndroom van Sjögren geconstateerd. Zij lag hierdoor maanden uit de roulatie. Het was zelfs onzeker of zij ooit nog op haar oude niveau zou kunnen terugkeren, maar na maanden van revalidatie lukte het haar toch weer om bij de top terug te keren. Tijdens de Olympische Zomerspelen van 2012 in Londen wonnen Venus en Serena Williams voor de derde keer goud: in de finale versloegen zij het Tsjechische koppel Andrea Hlaváčková en Lucie Hradecká met tweemaal 6-4. In het enkelspel won Venus eenmaal olympisch goud, zeven titels op de grandslamtoernooien, eenmaal het eindejaarskampioenschap, plus 40 overige WTA-titels. Haar hoogste positie op de WTAranglijst is de eerste plaats, die zij bereikte in februari 2002 en die zij elf weken wist vast te houden, waarna zij werd onttroond door haar zuster Serena. In het dubbelspel won Venus drie maal olympisch goud, veertien grandslamtoernooien, plus vijf overige WTA-titels, zonder uitzondering alle met haar zus Serena. Haar hoogste positie op de WTA-ranglijst is ook hier de eerste plaats, die zij bereikte in juni 2010 en die zij acht weken wist vast te houden, waarna zij werd onttroond door haar landgenote Liezel Huber. In het gemengd dubbelspel won Venus twee grandslamtitels, plus een zilveren medaille op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro.









    17-06-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juni 1898 escher

    17 juni 1898 escher Maurits Cornelis Escher (Leeuwarden, 17 juni 1898 – Hilversum, 27 maart 1972) was een Nederlandse kunstenaar, die bekend is om zijn houtsneden, houtgravures en lithografieën, waarin hij vaak speelde met wiskundige principes. Zijn gravures verbeelden vaak onmogelijke constructies, studies van oneindigheid en in elkaar passende meetkundige patronen (vlakverdelingen) die geleidelijk in volstrekt verschillende vormen veranderen. Enkele zeer bekende voorstellingen die hij tekende zijn ontworpen rond onmogelijke objecten zoals de Penrose-trap. Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw kreeg hij in bredere kring erkenning als kunstenaar, vooral in de VS. Kristallografen en wiskundigen ontdekten in zijn werk symmetrieën en thema's uit hun vakgebieden. Eschers grafische werk wordt vanaf 1960 in wetenschappelijke (leer)boeken gebruikt.[ Hij signeerde zijn werk met MCE. In de jaren zestig werd zijn werk – tot Eschers verbazing – vanwege de fantastische parallelle werelden door hippies en popsterren omarmd Tekenen, waarin twee handen elkaar tekenen Lucht en water I en Lucht en water II, waarin een samenspel van licht en schaduw ervoor zorgen dat vissen in het water overgaan in vogels in de lucht Dag en nacht, waarin zwarte vogels voor een daglandschap overgaan in witte vogels die 's nachts vliegen Klimmen en dalen, waarin rijen mensen in een oneindige lus trappen op- en aflopen, op een constructie die onmogelijk gebouwd kan worden en die alleen getekend kan worden door gebruik te maken van gezichtsbedrog en perspectief Escher werd geboren als de jongste zoon van waterbouwkundig ingenieur George Arnold Escher en diens tweede vrouw, Sara Gleichman.[De familie bewoonde een pand in de Grote Kerkstraat te Leeuwarden, een deel van het voormalige paleis van prinses Maria Louise van Hessen-Kassel, waarin nu het museum Princessehof gevestigd is. Een van zijn kunstwerken is op de buitenzijde van dit pand aangebracht. De uit Duitsland stammende familie telde intellectuelen en andere kunstenaars zoals Eschers jongere neef de componist Rudolf Escher. Binnen het gezin werd hij Mauk genoemd. In 1903 verhuisde de familie naar Arnhem, waar Escher de HBS volgde. Hij was goed in tekenen, maar verder was hij geen goede leerling: hij moest tweemaal overzitten en zijn resultaten waren pover.[3] Zijn vader vond dat Escher een degelijke opleiding moest krijgen, zodat hij enkele maanden bouwkunde studeerde aan de TH Delft. Maar in 1919 ging Escher naar de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten in Haarlem. Al gauw schakelde hij over naar de richting van de sierende kunsten, waar hij les kreeg van Samuel Jessurun de Mesquita, een schilder en graficus uit een Portugees-Joodse familie. Escher zou met zijn door hem zeer gewaardeerde leermeester contact blijven houden tot 1944, toen De Mesquita - die op grond van zijn bijna adellijke Portugese stamboom meende van deportatie verschoond te zullen blijven - in het concentratiekamp Auschwitz werd vermoord. Na het verlaten van de school in 1922 reisde Escher regelmatig en graag naar Spanje en vooral Italië, waar hij de Zwitsers-Russische Jetta Umiker ontmoette, met wie hij in 1924 trouwde en drie zoons kreeg: George, Arthur en Jan. In deze zuidelijke landen tekende Escher landschappen (die hij zou gebruiken in latere werken) en planten, en in Spanje bestudeerde hij de Moorse decoraties. Escher en zijn vrouw vestigden zich in Rome tot in 1935, toen het regime van Mussolini voor Escher onaanvaardbaar werd, en de familie verhuisde naar Château-d'Œx in Zwitserland. Escher voelde zich niet thuis in Zwitserland en in 1937 verhuisde de familie naar Ukkel, nabij Brussel. Op 20 februari 1941 ging het gezin Escher terug naar Nederland en verhuisde het naar de Nicolaas Beetslaan 20 in Baarn. In 1943 werd de woning door de Duitsers gevorderd en op oudejaarsdag 1943 verhuisde het gezin naar villa Ekeby, Van Heemstralaan 56. Midden jaren vijftig werd de grond van de villa verkaveld en Escher kocht een kavel en liet een huis bouwen. Na de verkaveling werden de huisnummers gewijzigd en woonde hij, vanaf 1955 op Van Heemstralaan 28, waar hij tot 1970 bleef.[4] [5] Deze periode is Eschers productiefste, maar twee operaties weerhielden hem ervan prenten te maken. Tijdens zijn wandelingen door de bossen bij Baarn ontstonden de ideeën voor zijn werken Drie Werelden, Modderplas en Rimpeling.[5]Eschers vrouw verhuisde in 1968 terug naar Zwitserland, waar ze de rest van haar leven zou doorbrengen.
    In Baarn wordt op meerdere plekken aandacht geschonken aan de graficus Escher. Sinds 1994 bevindt zich boven de ingang van het gemeentehuis een kunstwerk in glas en in de hal is een muurplastiek in zwart-wit. In Baarn werd in het herinneringsjaar 1998 bij Sociëteit 'de Vereniging' aan het Stationsplein het stenen beeld Hommage aan Escher geplaatst. Ook kreeg Baarn in dat jaar de Escherlaan, waarbij de huizen aan deze straat aan de voorgevel een tegel met Eschermotief dragen. Op de rotonde in de Amsterdamsestraatweg staat het beeld Concentrische Schillen. In het Baarnsch Lyceum zijn voorbeelden te zien van toegepaste werk van hem. Escher verhuisde in 1970 naar het Rosa Spier Huis in Laren (NH), een rusthuis voor kunstenaars waar hij een eigen atelier had. Hij overleed in 1972 op 73-jarige leeftijd te Hilversum en werd begraven op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Wijkamplaan te Baarn. Escher had een sterke voorkeur voor technieken waarmee men met een zwart vlak begint en het zwart later weghaalt. Escher gebruikte dan ook houtsnede, houtgravure, lithografie en (in mindere mate) mezzotint. Tijdens zijn HBS-opleiding maakte hij ook enkele lino's. Van Jessurun de Mesquita erfde Escher een voorliefde voor houtsnede op langshout, maar later (vanaf 1931) gebruikt Escher ook houtgravure (op kopshout), omdat men hiermee gedetailleerder kan werken. Houtsnede zou echter voor Escher een veelgebruikte techniek blijven. In 1929 maakte Escher zijn eerste lithografie. Met lithografie kan men ook grijstinten gebruiken, maar het contrast is beperkt. In 1946 waagt Escher zich dan ook aan mezzotint, ook wel 'zwarte kunst' genoemd, omdat hiermee sterker contrast mogelijk is. Mezzotint vergde echter te veel geduld en Escher zou in totaal slechts zeven mezzotinten maken. Escher bezat een grote technische vaardigheid. Een voorbeeld hiervan is de prent Draaikolken, waarin afbeeldingen van rode en groene vissen het vlak vullen. Beide kleuren werden afgedrukt met hetzelfde blok hout, maar bij het afdrukken van de ene kleur was het blok 180 graden gedraaid ten opzichte van de afdruk van de andere kleur. In het begin was techniek belangrijk voor Escher (en dat zou ook zo blijven), maar op een gegeven ogenblik was technische vaardigheid niet meer het hoofddoel. Escher wil dan de wonderlijke ideeën in zijn hoofd uitdrukken in prenten, en techniek was hiervoor slechts een middel In Eschers vroegste werk vinden we vooral landschappen, waarvoor hij inspiratie vond in Italië, en ook wat stillevens en portretten. Pas vanaf zijn veertigste maakte Escher "Escheriaanse" prenten. Hieronder volgt een opdeling van de onderwerpen die typisch zijn voor Escher. De opdeling is artificieel, dekt niet alle prenten, heeft overlappingen en er zijn ook andere opdelingen gepubliceerd.
    Met regelmatige vlakvulling bedoelt men een prent die volledig gevuld is met gelijkvormige figuurtjes die elkaar nergens overlappen. Escher inspireerde zich hiervoor op de Moorse kunstwerken zoals hij die zag in het Alhambra in Spanje. In de Moorse kunstwerken waren de figuurtjes abstract, maar bij Escher stellen ze herkenbare dingen voor (meestal diertjes zoals reptielen, vissen en vogels). Soms transformeren de figuurtjes (bijvoorbeeld van vissen in vogels) zoals in de prenten Metamorfose I (1937) enMetamorfose II (1939-1940, 4 meter lang), welke uiteindelijk samen werden verwerkt en uitgebreid tot de verlengde versie Metamorfose III (ontwerp 1968, voltooiing en onthulling 1969) die in het toenmalige hoofdpostkantoor van Den Haag met behulp van een diaprojector en met de hulp van schoolkinderen en huisschilders op doek geschilderd werd. Dit doek heeft in totaal een spanwijdte die achtenveertig meter bedraagt. Door ingrijpende verbouwingen van het pand was er geen plaats meer voor. Het heeft sinds 7 januari 2008 een nieuwe bestemming gekregen in Lounge 4 van Schiphol [6] .
    Andere voorbeelden van prenten waarin regelmatige vlakvulling wordt gebruikt zijn Lucht en water I, Lucht en water II en Dag en nacht. Escher maakte veel prenten met regelmatige vlakvulling en het bleef lange tijd een vruchtbare bron van inspiratie.
    Een voorbeeld hiervan is de prent Tekenen. Enerzijds lijkt het alsof Escher een afbeelding heeft gemaakt van een eerste driedimensionale hand, die een tweede, tweedimensionale hand tekent, anderzijds lijkt het alsof de eerste hand juist tweedimensionaal is, en getekend wordt door de tweede hand, die driedimensionaal is. Een ander voorbeeld is Prentententoonstelling, waarop een man naar een prent kijkt waarop hij zelf afgebeeld is. Reptielen is een combinatie van regelmatige vlakvulling en de relatie twee dimensies - drie dimensies: Escher beeldt een openliggend schrift af, waarin een regelmatige vlakvulling getekend is, maar een van de reptieltjes in de regelmatige vlakvulling stapt uit het schrift en maakte een toertje op de tafel.
    Een voorbeeld hiervan is Klimmen en dalen. Op deze prent lopen mensen op een soort wenteltrap met maar één wenteling, maar waarvan begin en einde aan elkaar zijn vastgemaakt, zodat de mensen steeds kunnen klimmen zonder ooit hoger te geraken. Andere voorbeeldjes zijn Belvedere, waarop een onmogelijke kubus wordt afgebeeld, en Waterval, waarop een onmogelijke driehoek wordt afgebeeld.
    Escher had een voorkeur voor eigenaardige gezichtspunten. Een voorbeeld is Boven en onder, waarop eenzelfde tafereel vanuit twee verschillende gezichtspunten wordt bekeken.
    Voorbeelden hiervan zijn Cirkellimiet I, II en III, en Vierkantlimiet. Deze voorbeelden zijn allemaal regelmatige vlakvullingen, maar aan de randen worden de afgebeelde figuurtjes steeds kleiner, zodat er uiteindelijk schijnbaar oneindig veel figuurtjes afgebeeld zijn. Ringslangen is een ander voorbeeld hiervan.
    Een voorbeeld hiervan is de prent Drie werelden; de drie werelden zijn: de bomen die weerspiegeld worden in de vijver, de bladeren die op de vijver drijven, en de vis die erin zwemt. Escher was ook gefascineerd door spiegelingen. In het werk van Escher vinden we dus veel kleurcontrast, structuur, symmetrie en spiegelingen terug. Isometrische illusies Het is bijvoorbeeld in Hol en bol niet duidelijk of iets juist dichtbij of ver weg is. Het is het effect van een isometrische illusie.
    Zijn gravures verbeelden vaak onmogelijke constructies, studies van oneindigheid en in elkaar passende geometrische patronen die geleidelijk in volstrekt verschillende vormen veranderen. Vele van de werelden die hij tekende zijn ontworpen rond onmogelijke objecten zoals de Necker-kubus en de Penrose-driehoek. Escher ging vaak uit van regelmatige betegelingen van veelhoeken die door uit- en instulpingen mensen, dieren en andere figuren voorstelden. De kristallografe Caroline MacGillavry bracht Escher in contact met de wetenschappelijke wereld en organiseerde tentoonstellingen van zijn werk op wetenschappelijke congressen. Haar publicaties over Escher maakten hem bekend in de VS. De meetkundige Donald Coxeter maakte een studie van Eschers werk. ] Hij signeerde zijn werk met MCE. In de jaren zestig werd zijn werk – tot Eschers verbazing – vanwege de fantastische parallelle werelden door hippies en popsterren omarmd.





    17-06-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 juni 1945 eddy merckx

    17 juni 1945 eddy merckx Op 17 juni 1945 wordt Edouard Louis Joseph baron Merckx geboren in het Vlaamse dorpje Kiezelgem. Eddy Merckx zal uitgroeien tot een van de succesvolste wielrenners aller tijden met 525 gewonnen wedstrijden op zijn erelijst, waaronder Milaan-San Remo (7x), Parijs-Roubaix (3x), de Giro d'Italia (5x) en de Ronde van Vlaanderen (2x). In 1972 verpulvert hij het werelduurrecord. Zijn bijnaam was de "kannibaal," vanwege zijn drang om altijd maar te winnen. De wedstrijd waar hij het meest in schittert, is de Ronde van Frankrijk die hij wint in 1969, 1970, 1971, 1972 en 1974. In 1975, tijdens de tour krijgt Merckx een stomp in de lever van een toeschouwer. Hij verliest de Tour en zijn onoverwinnelijkheid. Edouard Louis Joseph (Eddy) baron Merckx (Meensel-Kiezegem, 17 juni 1945) is een voormalig Belgisch wielrenner. Hij was actief van 1961 tot 1978. Na die tijd richtte hij een fietsenbedrijf op genaamd Eddy Merckx. Hij staat met 525 gewonnen wedstrijden in de wielersportjournalistiek als de beste wielrenner aller tijden te boek. Het Franse tijdschrift Vélo betitelde hem in 2000 als "de grootste ooit in het wielrennen". Hij won de Tour de France en de Giro d'Italia vijf keer, won alle klassiekers behalve Parijs-Tours, hij won de Vuelta a España en als professional én als amateur het wereldkampioenschap, en brak het werelduurrecord. In 2011 kreeg hij een eredoctoraat aan de Vrije Universiteit Brussel Eddy Merckx is de oudste zoon van Jules Merckx en Jenny Pittomvils. Hij groeide op in Sint-PietersWoluwe waar zijn ouders een kruidenierswinkel uitbaatten. Als kind keek Merckx erg op naar Stan Ockers. Toen deze wielrenner in 1956 verongelukte was hij net als veel van zijn landgenoten diep geschokt en verdrietig. In 1961 begon Merckx zijn wielercarrière. Drie jaar later werd hij wereldkampioen te Sallanches (Frankrijk) bij de liefhebbers. In 1966 won hij de eerste van zeven Milaan-San Remo's, een record dat nog steeds niet is geëvenaard. Een jaar later werd hij in Heerlen, Nederland, wereldkampioen wielrennen op de weg, een onderscheiding die hij nog twee keer zou winnen. Datzelfde jaar huwde hij ook Claudine Acou. Het huwelijk verliep tweetalig, maar toch waren veel Vlamingen boos omdat het jawoord in het Frans uitgesproken werd. Op 14 februari 1970 kregen ze een dochter, Sabrina Merckx en twee jaar later, op 12 augustus 1972 werd hun zoon Axel Merckx geboren, die later ook profwielrenner zou worden. In 1968 won Merckx als eerste Belg de Ronde van Italië (de Giro). Toen hij een jaar later weer aan de wedstrijd meedeed werd hij uit de wedstrijd gehaald wegens dopinggebruik. Merckx huilde toen voor het oog van de pers (tijdens het geruchtmakende interview met radiopresentator Jan Wauters) en blijft tot op de dag van vandaag beweren dat men geknoeid had met de test. Hij zou de Giro daarna nog vier keer winnen. Eddy Merckx reed voor Italiaanse ploegen Faema, Faemino en Molteni, waarvoor de Giro belangrijker was dan de Ronde van Frankrijk. In 1969 won hij voor de eerste maal de Tour: hij won zes ritten, het eindklassement (gele trui), het puntenklassement (groene trui) én het bergklassement. Hij werd een nationale held omdat het 30 jaar geleden was dat een Belg nog eens de Ronde van Frankrijk gewonnen had (dat was namelijk Sylvère Maes). Tijdens de beklimming van de Tourmalet kan niemand hem meer volgen, waarop hij dan maar de overige 140 kilometer, op de Soulor, op de Aubisque en in de kilometers lange vlakke finale, alleen rijdt. Hij wint met acht minuten voorsprong op de achtervolgers. Merckx zou de Ronde van Frankrijk nog vier keer winnen: in 1970, 1971, 1972 en 1974. In 1973 reed hij niet mee, velen denken uit angst voor een nederlaag tegen Luis Ocaña, die dat jaar ook won. Merckx reed toen in plaats van de Tour mee in de Vuelta(Ronde van Spanje), een wedstrijd die hij ook won. Merckx won de Ronde Van Frankrijk in totaal vijf keer, een record dat voorheen enkel door Jacques Anquetil was behaald en na Merckx ook nog door Bernard Hinault en Miguel Indurain geëvenaard zou worden. In 2004 brak Lance Armstrong het record en won de Tour voor een zesde en in 2005 zelfs een zevende maal. In 2012 werden de Tourzeges van Armstrong echter geschrapt na een dopingrapport en uiteindelijk bekentenis. Hierdoor blijft het recordaantal Tourzeges op vijf staan.
    Eind 1969 kwam Merckx zwaar ten val tijdens een wielerwedstrijd in Blois. Het fietsen, dat tot dan toe voor hem als vanzelf ging, werd vanaf dat moment moeizamer en uitputtender. Om de haverklap begon hij toen de positie van zijn zadel bij te stellen. Des te opmerkelijker is wel dat hij toch nog een zeer groot aantal van de wedstrijden die hij meereed gewonnen heeft, ondanks deze vervelende kwetsuur. In het jaar 1971 won hij zelfs 54 van de 120 wedstrijden die hij reed. Daar waar het in het wielerpeloton gangbaar is de winst in kleinere koersen aan de knechten toe te bedelen, gunde Eddy Merckx niemand anders dan zijn daadwerkelijke meerdere de overwinning. Omdat hij de beste was en in zijn honger naar overwinningen de concurrentie zowat verslond, kreeg hij de bijnaam De Kannibaal. In 1972 brak hij in Mexico-Stad het werelduurrecord dat pas 12 jaar later door Francesco Moser op een speciaal ontworpen fiets opnieuw gebroken zou worden. In 2000 besloot de UCI dit record niet langer te erkennen. Het record van Merckx werd in ere hersteld en verbeteringen worden alleen erkend wanneer ze op een fiets gereden worden gelijk aan die van Merckx in 1972 Eddy Merckx werd gedurende zijn ganse wielercarrière drie keer betrapt op het gebruik van doping. Een eerste maal was tijdens de Ronde van Italië van 1969. Op 1 juni 1969 werd Merckx, als drager van de roze leiderstrui, na de aankomst van de zestiende etappe in Savona positief getest op het gebruik van fencamfamine. Zowel in het A-staal als in het B-staal van de tegenexpertise was de concentratie fencamfamine volgens Professor Genovese onbetwistbaar uitzonderlijk hoog. Deze dopamine agonist was afkomstig van het stimulerende middel Réactivan, een product dat in die tijd erg populair was in het wielermilieu en het jaar voordien ook in Giro nog werd teruggevonden bij Felice Gimondi. Bij een nieuwe controle, daags na zijn positieve plas, ditmaal op verzoek van Merckx en in aanwezigheid van drie getuigen, werden door de Universiteit van Milaan geen sporen van fencamfamine aangetroffen. Niettemin werd Merckx door de Italiaanse Wielerfederatie geschorst voor één maand. Intussen leidde de hele dopingaffaire tot een heuse politieke en diplomatieke rel tussen België en Italië. Frans Van Mechelen, toenmalig minister van Nederlandse Cultuur en Sport, oefende druk uit op de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken om een grondig onderzoek uit te voeren. Zelfs Pierre Harmel, Belgisch minister van Buitenlandse Zaken, vond het nodig een telegram te sturen naar zijn Italiaanse collega Pietro Nenni met het dringende verzoek 'het mysterie van Savona op te lossen'.[3] En in de Italiaanse Senaat werd de bevoegde minister tweemaal geïnterpelleerd over de wettelijkheid van het Italiaanse dopingreglement. Op 5 juni besliste de BWB op grond van procedurefouten om de schorsingsperiode terug te brengen tot één week. Dit leidde tot grote consternatie bij heel wat andere renners zoals Jean Stablinski en Jan Janssen die spraken over een ongeoorloofde voorkeursbehandeling en zelfs dreigden met een staking. Uiteindelijk, na heel wat juridisch getouwtrek, besliste het FICP (de afdeling beroepsrenners van de Internationale Wielerunie) onder leiding van voorzitter en Tourbaas Félix Lévitan op 14 juni om Merckx "het voordeel van de twijfel te gunnen" en de eerder uitgesproken schorsing van één maand op te heffen. Zo kon Merckx toch nog op tijd verschijnen aan de start van de Tour op 28 juni. De tweede keer dat Eddy Merckx positief werd bevonden was na zijn overwinning in de Ronde van Lombardije van 13 oktober 1973, toen sporen van norefedrine in zijn urine werden aangetroffen. Pas drie weken na afloop van de Ronde, op 8 november, werden de feiten openbaar gemaakt. Merckx bekende dat zijn ploegdokter Angelo Cavalli hem de hoestsiroop Mucantil had voorgeschreven ter behandeling van een bronchitis maar beweerde ook niet te weten dat er verboden producten in zaten. Cavalli was ironisch genoeg de arts van de Italiaanse Wielerfederatie die hem vier jaar eerder in Savona positief had bevonden op fencamfamine. Ook nu werd Merckx gediskwalificeerd ten voordele van Gimondi maar ditmaal kon hij zijn straf van één maand schorsing en een boete van 150.000 lire niet ontlopen. De derde en laatste keer dat Eddy Merckx positief testte was na de Waalse Pijl van 1977, toen hij werd betrapt op het gebruik van pemoline, in het wielermilieu beter bekend onder de merknaam Stimul, [6] een amfetamine dat nog niet lang op de dopinglijst stond. Niet minder dan vierentwintig Belgische wielrenners liepen tegen de dopinglamp waaronder enkele grote namen zoals Walter Godefroot en Freddy Maertens. Volgens professor en notoir dopingjager Michiel Debackere was Merckx' positieve controle helemaal geen verrassing vermits zijn broer apotheker was geworden met een thesis over pemoline. In 2007 heeft Merckx het gebruik van dit middel toegegeven. In 2007 werd Merckx, samen met onder andere Dietrich Thurau, Rudi Altig en Gianni Bugno niet uitgenodigd om het wereldkampioenschap wielrennen in Stuttgart bij te wonen. Gemotiveerd om het wielrennen voortaan 'zuiver' te houden, wilden de organisatoren komaf maken met iedereen die in het
    verleden op dopinggebruik werden betrapt. De afwijzing lokte bij Merckx heel wat verontwaardiging uit. [8] Dat Merckx ook trouw blijft aan zijn vriend en dopingzondaar Lance Armstrong wordt hem door sommige critici nog steeds kwalijk genomen.[ Veel buitenlandse wielersupporters konden het niet verkroppen dat Merckx zo vaak won. Zelfs Jacques Goddet, de organisator van de Tour de France vroeg Merckx om in 1973 niet aan zijn wedstrijd mee te doen. De wielrenner ontving dreigbrieven en andere haatuitingen, maar vaak zonder echt negatieve gevolgen. Het ernstigste voorval vond plaats in 1975, toen Merckx trachtte voor de zesde maal de Tour te winnen en de 55-jarige Franse toeschouwer Nello Breton een harde slag in Merckx' lever gaf tijdens de beklimming van de Puy de Dôme. Breton beweerde de slag niet met opzet te hebben gegeven en zei dat hij geduwd werd en zijn evenwicht wou behouden. Hij werd later veroordeeld tot het betalen van een symbolische schadevergoeding van 1 frank. Merckx werd ernstig gehinderd door de blessure die hij eraan overhield. Bovendien brak hij de volgende dag zijn kaak. Bernard Thévenet won dat jaar de Tour, Merckx eindigde op de tweede plaats. Midden jaren zeventig kreeg Merckx ook felle kritiek omdat hij als sportman reclame had gemaakt voor een sigarettenmerk Naar aanleiding van een gerechtelijk onderzoek naar een grootschalige fraudezaak bij de politiezone Brussel-Zuid werd Eddy Merckx in maart 2012 door de Brusselse onderzoeksrechter Van Espen in verdenking gesteld van actieve corruptie (omkoping van een ambtenaar) bij de openbare aanbesteding van 46 fietsen. Op vraag van Merckx zou Anderlechts politiecommissaris Philippe Boucar in de offertes van de concurrenten hebben geneusd en hem hun prijzen hebben doorgespeeld. Zo kon Merckx kort daarna een beter, lees goedkoper, geantedateerd bod uitbrengen en alsnog het contract binnenhalen. In ruil zou Merckx Boucar en zijn vrouw gratis of tegen een flinke korting een dure MXMfiets hebben gegeven. Op 8 augustus 2016 maakte het Brussels parket bekend dat Merckx samen met Boucar, Gerald Noon, de gewezen korpschef van Brussel-Zuid en nog een tiental anderen in staat van beschuldiging worden gesteld en op 27 september voor de raadkamer dienen te verschijnen. De verdediging beklemtoont dat de aanbestedingen steeds van hogerhand werden goedgekeurd en kondigt aan extra onderzoeksdaden te zullen vragen,[ ] allicht met de bedoeling om een verjaring van de feiten te bekomen. Zijn laatste officiële wielerwedstrijd reed Eddy Merckx in Kemzeke: de Omloop van het Waasland van 1978. Vervolgens trok hij zich op 18 mei dat jaar terug uit de wielerwereld en richtte een fietsbedrijf op. Hij treedt nog regelmatig op als commentator bij wielerwedstrijden. Merckx woont al lang in Meise, Vlaams-Brabant. In 1996 werd hij door de koning tot baron verheven. Begin 2008 lanceerde de gewezen wielrenner als ambassadeur de nieuwe campagne van Damiaanactie. Hij kon het werk van de organisatie in de strijd tegen lepra en tuberculose op het terrein in de Democratische Republiek Congo zelf vaststellen. Op 22 maart 2012 verscheen de Britse biografie Eddy Merckx, The Cannibal, waarin de Italiaanse cardioloog Giancarlo Lavezzaro zegt dat Merckx een bijzondere hartafwijking heeft, zonder symptomen, maar wel met het gevaar van acuut hartfalen. Na de derde rit in de Giro van 1968, nam Lavezzaro een cardiogram af bij de renner. Daaruit bleek de hartafwijking. "
    Zoals bij vergelijking van de onderstaande lijst met de erelijsten van andere wielrenners blijkt, is Merckx tot nu (2015) toe, onbetwist de succesvolste. Er moet opgemerkt worden dat hij van de 6 klassiekers buiten categorie (Luik-Bastenaken-Luik, Milaan-San Remo, Parijs-Roubaix, Parijs-Tours, Ronde van Lombardije en Ronde van Vlaanderen) nooit Parijs-Tours heeft gewonnen[] en dan ook moet onderdoen voor Rik van Looy die ze wel alle gewonnen heeft. Van de 1800 wedstrijden die hij reed, won hij er 525, waaronder 445 van de 1582 als beroepsrenner. Hij won drie keer in één seizoen zowel
    de Ronde van Italië als de Ronde van Frankrijk. Er zijn slechts 2 renners die zowel het algemene klassement, het puntenklassement en het bergklassement van een grote ronde in hetzelfde jaar wonnen: Eddy Merckx in de Ronde van Italië 1968 en de Ronde van Frankrijk 1969 en Laurent Jalabert in de Ronde van Spanje 1995. Ook in de deeldisciplines zoals het tijdrijden, de baan, weg; sprint en het gebergte behoorde hij tot de top:





    17-06-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juni 1829 geronimo

     

    16-06-2018 om 08:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juni 1829 geronimo

    16 juni 1829 Geronimo Geronimo (Gila Wilderness, Arizona, 16 juni 1829 – Fort Sill, Oklahoma, 17 februari 1909) was een Noord-Amerikaanse indianenleider, behorende tot de stam van de Apaches, meer bepaald de Chiricahua-Apaches. Zijn Apachenaam luidde 'Goyaałé' (hij die geeuwt). De naam Geronimo is hiervan een verbastering. Hij ontsnapte diverse keren uit het reservaat van San Carlos, dat door de Amerikaanse regering aan de Chiricahua-Apaches was toegewezen. Telkens werd hij door het Amerikaanse leger opgespoord, eerst onder de leiding van generaal George Crook (1883–1884), daarna onder de leiding van kolonel Nelson A. Miles (1884–1886). Geronimo gaf zich uiteindelijk definitief over in september 1886; er was een troepenmacht van ongeveer 5000 man nodig om 36 indianen te vangen. Alle Chiricahua-Apaches werden naar Florida gedeporteerd. In 1894 werden ze 'vrijgelaten' en naar Oklahoma gebracht waar Geronimo zijn laatste jaren doorbracht als boer en verkoper van souvenirs aan toeristen. Ook werd hij er lid van de gereformeerde kerk. Geronimo's angst dat zijn volk zou uitsterven, was terecht. Destijds waren er meer dan 1.200 Chiricahua. Tegen de tijd dat ze werden vrijgelaten waren er nog 265 over. Volgens zijn naasten speet het Geronimo dat hij zich aan Miles had overgegeven en dat hij niet tot aan de laatste man het had uitgevochten in de Sierra Madre. Op een winternacht in 1909 viel Geronimo, toen 79 jaar oud, van zijn paard. Hij lag tot de volgende ochtend in een greppel en stierf een paar dagen later aan een longontsteking. Op zijn sterfbed somde Geronimo de namen op van zijn krijgers. Hij werd begraven op het Apache-kerkhof van Fort Sill, te midden van 300 Chiricahua. Achterkleinzoon Harlyn Geronimo voert een juridische strijd om het lichaam van zijn overgrootvader te kunnen herbegraven op diens geboortegrond in Arizona. Maar volgens een hardnekkig gerucht zijn de schedel en enkele botten van de Apacheleider in 1918 geroofd door een dispuut van Yale-studenten genaamd Skull and Bones. Een van de grafschenners zou Prescott Bush zijn geweest, vader en grootvader van twee Amerikaanse presidenten.[ Geronimo was tevens de codenaam voor de militaire missie die de Verenigde Staten op 1 mei 2011 uitvoerden om Osama bin Ladengevangen te nemen of te doden in zijn vermoedelijke schuilplaats in Abbottabad (Pakistan).[









    16-06-2018 om 08:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juni 1890 stan laurel

     

    16-06-2018 om 08:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juni 1890 stan laurel

    16 juni 1890 Stan Laurel Stan Laurel, echte naam Arthur Stanley Jefferson (Ulverston, 16 juni 1890 – Laurel was de zoon van Arthur en Madge (Margaret) Jefferson, beiden actief in de Britse theaterwereld. Hij werd geboren in het huis van zijn grootouders in 3 Argyle Street, Ulverston [1] Laurels ouders hadden het vaak druk met hun werk, waardoor Laurel de eerste jaren van zijn leven vooral bij zijn grootmoeder, Sarah Metcalfe, doorbracht. Hij studeerde aan de King James I Grammar School in Bishop Auckland [] en The King's School in Tynemouth. Tevens studeerde hij een tijdje aan de Rutherglen Academy.[ In 1910 kwam Laurel voor het eerst naar de Verenigde Staten, als lid van het Fred Karno-gezelschap waar ook Charlie Chaplindeel van uitmaakte.] Laurel bleef in de VS als vaudeville-artiest achter en speelde incidenteel in een film. Tussen 1916 en 1918 trad Laurel een paar keer op met Alice en Baldwin Cooke, met wie hij de rest van zijn leven goede vrienden bleef. In 1921 werkte hij al incidenteel een keer samen met zijn toekomstige partner Oliver Hardy in de stomme film The Lucky Dog. De twee waren toen echter nog geen duo en speelden afzonderlijke rollen. Rond dezelfde tijd ontmoette Laurel Mae Dahlberg, die een grote invloed had op zijn leven. Hij nam op haar aandringen officieel de artiestennaam Stan Laurel aan. Tevens kreeg hij via haar een contract bij Universal Studios om korte komische films te gaan maken. De eerste was Nuts in May in 1917. Dit contract hield echter niet lang stand vanwege een reorganisatie binnen Universal. In 1924 deed Laurel afstand van het theater om zich geheel op een carrière als filmacteur te richten. Hij kreeg een contract bij Joe Rock voor twaalf korte films. Het contract stelde echter dat Dahlberg niet in deze films mee mocht spelen. Rock vond namelijk dat zij Laurel te veel hinderde in zijn werk. In 1926 trouwde Stan met zijn eerste vrouw, Lois Neilson. Hij trouwde later in zijn leven nog drie keer, waaronder twee keer met Virginia Ruth Rogers. Zijn laatste solo film was Should Tall Men Marry? in 1928. In 2017 werd in het Fries Film Archief in Leeuwarden een 35mm nitraatfilm ontdekt, die een verloren gewaand fragment[] bevatte uit het tweede deel van de film Detained uit 1924.[ Van dit fragment was wel een beschrijving bekend, de Hanging Scene, maar dat was uit de originele film geknipt, waardoor in de kopieën dit fragment ook ontbreekt. De complete film is gedigitaliseerd en werd in 2018 gepresenteerd.[ . In 1926 (zij het pas officieel in 1927) begon zijn samenwerking met Oliver Hardy bij de Hal Roachstudio. Al snel werden zij bekend als komisch duo en speelden ze samen in veel stomme films. Later speelden zij ook, aanvankelijk met tegenzin, in gesproken films. Gedurende hun samenwerking was Laurel het creatieve brein van het tweetal. Hardy, gemakzuchtig van nature, wimpelde vragen over zaken als productie en scenario's meestal af met "Ask Stan." De twee traden tot 1957 op in 106 korte en lange films. Ook maakten ze theatershows in zowel Amerika als Europa. Na de dood van Hardy in 1957, stopte Laurel definitief met acteren. Hij woonde Hardy’s begrafenis niet bij wegens ziekte, en volgens eigen zeggen zou Hardy het wel begrijpen. Laurel werkte nadien enkel nog als producer en scriptschrijver voor andere komieken. Mensen die hem kenden beweerden dat Laurel zwaar aangeslagen was door de dood van Hardy, en deze nooit geheel heeft kunnen verwerken. Komiek Jerry Lewis, vriend van Laurel, beweerde dat Laurel zo verlamd was dat hij weigerde uit te gaan. In 1961 kreeg Laurel een Academy Award vanwege al zijn prestaties op het gebied van komedie. Hij woonde de laatste jaren van zijn leven in een klein appartement in het Oceana Hotel in Santa Monica. Hij bleef trouw aan zijn fans; zo sleet hij zijn dagen met het beantwoorden van brieven en telefoongesprekken. Laurel was gedurende zijn leven een kettingroker, tot hij op zijn zeventigste plotseling besloot te stoppen. Stan Laurel overleed op 74-jarige leeftijd, enkele dagen nadat hij een hartaanval had gehad.
    Op Laurels begrafenis hield Dick Van Dyke een toespraak. Laurel had voor zijn overlijden echter zelf zijn grafschrift laten opstellen: "If anyone at my funeral has a long face, I'll never speak to him again" (als iemand op mijn begrafenis een verdrietig gezicht heeft, praat ik nooit meer met hem). Hij ligt begraven op het Forest Lawn Memorial Park in de Hollywood Hills Santa Monica, 23 februari 1965) was een Brits filmacteur die het bekendst werd als de 'dunne' helft van het komische duo Laurel en Hardy.







    16-06-2018 om 07:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1903 ford

     

    16-06-2018 om 07:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juni 1903 ford

    Op 16 juni 1903 richt Henry Ford in Detroit de Ford Motor Company op. Hij wil door massaproductie de auto betaalbaar maken voor de gewone burger. Voor de lopendeband-productie werkt hij met Frederick Taylor. Deze ziet als één van de oorzaken van het inefficiënt werken van ondernemingen de natuurlijke luiheid van de werknemer. Een ondernemer maakt meer winst bij een grotere (sociale) controle van arbeidsproces en arbeider. Er wordt o.a. voor elke werknemer een schema van opeenvolgende (simpel te leren) handelingen gemaakt. Henry Ford (Wayne County (Michigan), 30 juli 1863 – Dearborn (Michigan), 7 april 1947) was een Amerikaanse industrieel. Zijn moeder was naar alle waarschijnlijkheid van Nederlandse of Belgische afkomst. Ford begon in 1903 zijn autofabriek. Zijn eerste auto produceerde hij reeds in 1896. Henry Ford had een bijzondere aanleg voor techniek. Hoewel zijn vader vond dat hij beter boer kon worden, koos Henry voor de techniek. Na de dood van zijn moeder Mary Ford, in 1876, zag Henry iets dat zijn leven zou veranderen. Hij zag een wagen die voortbewoog zonder paarden. Een stoommachine zorgde voor de aandrijving. Twee jaar later, in 1878, verliet hij het huis van zijn ouders en nam als 15-jarige jongen een baantje. Hij werkte als leerling in een smidse in Detroit waar stoommachines werden gerepareerd. Met zijn loon van $ 2,50 per week kon hij niet rondkomen en hij nam er nog een baantje bij. Als tweede baan repareerde hij bij een juwelier horloges. Hiermee verdiende hij 50 cent per week extra. 50 jaar later had hij als autofabrikant 658 miljoen dollar verdiend aan netto winst. Toch keerde Ford terug naar het boerenland. Vader Ford bood hem 18 hectare grond aan indien hij de techniek af zou zweren. Dat moest namelijk een hobby blijven. Toch zou hij niet lang landbouwer blijven. In 1891 ging de toen 28-jarige Henry Ford aan het werk bij Edison Illuminating Company, een bedrijf dat Detroit van elektriciteit voorzag. In 1893 wist Ford een eigen cilindermotor te bouwen, die hij op kerstavond aan zijn vrouw Clara demonstreerde op het keukenaanrecht. In 1896 bouwde hij zijn eerste auto: de Quadricycle. De bouw nam een aantal jaren in beslag omdat Ford veel onderdelen zelf moest maken. Fords eerste auto was voorzien van vier fietswielen, vandaar de naam Quadricycle (= vierwieler; in tegenstelling tot bicycle = tweewieler, oftewel 'fiets'). Het wagentje woog slechts 225 kilo en had een tweecilindermotor. De eerste Quadricycle verkocht hij voor $ 200. Hij bouwde een tweede en later nog een derde. Intussen was Ford bij de Edison Illuminating Co. bevorderd tot chef-ingenieur. De directie probeerde hem over te halen zich alleen op elektriciteit te concentreren maar Ford wilde met auto's doorgaan. Ford richtte in 1899 de Detroit Automobile Company op, die al snel failliet ging. Ook met de Henry Ford Company die hij daarna oprichtte (1901), wist hij de markt niet te veroveren en de aandeelhouders dwongen hem het bedrijf te verlaten. Pas met zijn derde bedrijf, de Ford Motor Company (1903) had hij succes. Dit bedrijf richtte Ford op met de gebroeders John en Horage Dodge, steenkolenhandelaar Alexander Y. Malcomson, en nog tien anderen. De eerste auto was een Model A die toen $ 750 moest kosten. Daarmee was de auto $ 100 duurder dan de Oldsmobile (het eerste serieproduct in de Amerikaanse auto-industrie). Dat bedrijf (Olds Motor Works) verkocht in 1903 rond de 4000 auto's, 1500 méér dan in 1902. Vanaf dat moment begon de vraag naar auto's te groeien en Ford profiteerde daar mee van. Er werden bijna 1700 A-Fords gemaakt. De totale autoproductie in Amerika verdubbelde dat jaar naar 22.400 auto's. In dat jaar begon Ford echt mee te tellen omdat de tweecilinders van Ford maar weinig duurder waren dan Olds' eencilinders. In 1904 reed Henry zijn eigen ontworpen racewagen (de 999) op het bevroren meer van St. Clair bij Detroit en zette toen het wereldsnelheidsrecord op 147 kilometer per uur. Dat kwam uitgebreid in de kranten. Het jaar 1906 bracht een tegenslag. George Selden, een slimme advocaat, had in 1878 een patent aangevraagd op de automotor en eiste daarom patentrechten van alle autofabrikanten, ook
    van Ford. Maar Ford bouwde zijn eigen motoren en wilde niet betalen. Dat had in 1903 al tot een proces geleid. Selden had zelf echter helemaal geen rijdende auto en moest er dus een gaan bouwen. Op 19 mei 1906 kwam hij met een eigen model op de proppen en in 1909 werd hij door de rechtbank in het gelijk gesteld. Maar Ford ging in hoger beroep en won uiteindelijk in 1911, een jaar voor het patent zou aflopen. De concurrenten hadden Selden al die jaren gewoon betaald. Het gewonnen hoger beroep werd door Henry Ford zelf als een van de grootste overwinningen in zijn loopbaan beschouwd. Maar er zouden meer overwinningen komen: de snelle groei van zijn fabriek, de goede verkopen van de T-Ford, en de strijd tegen de gebroeders Dodge om alle aandelen in eigen handen te krijgen. Omstreeks 1908 brak er een nieuw tijdperk aan. Tot dat moment was een auto alleen iets voor de rijkelui. Auto's werden luxueuzer en de fabrikanten van toen waren er al achter gekomen dat ze meer winst konden maken op duurdere auto's dan op goedkopere. Daarom eisten de aandeelhouders van Ford dat Henry ook een zescilinder zou bieden. Maar Henry had een beter plan. In 1908 kwam de T-Ford op de markt, een praktisch ingesteld vervoermiddel met ruimte achterin "zodat men er een paar melkbussen kan neerzetten", zei Ford. Technisch was het model goed bij de tijd met een 2,9 liter viercilindermotor waarvan de cilinderkop uit één geheel bestond, met één centraal oliecarter voor de smering en met een dynamo. De wagen werd aangezwengeld met een slinger want een startmotor had hij nog niet. De eerste modellen hadden zelfs geen voorruiten. Pas later kwamen er auto's met voorruiten maar zonder ruitenwissers. Pas tegen het einde van de productietijd (rond 1923) kwam er een T-Ford met een gesloten carrosserie. In het begin (1908) kostte de T-Ford $ 850, en die prijs ging naar $ 950 in 1910. Maar eind 1910 kwam een geweldige prijsverlaging. De T-Ford werd leverbaar vanaf $ 680. Dit kwam doordat Ford de fabriek verhuisde naar een nieuw terrein op Highland Park. Hier introduceerde Ford 'De lopende band'. Op die manier werd de efficiëntie verhoogd. Waar vroeger één werknemer een motor in elkaar zette, werd dit werk nu verdeeld. Dit was tevens de basis voor een aantal theorieën (het Fordisme genaamd) over productie en werkorganisatie. In zijn boek "Mijn leven en werk" legde Henry Ford uit: "Het in elkaar zetten van de motor, vroeger door één man gedaan, is nu verdeeld in 84 afzonderlijke bewerkingen. Deze 84 bewerkingen doen het werk dat vroeger 250 mannen deden."
    Ook introduceerde Henry de 5 dollar-dag. Deze verving de werkdag van 9 uur (met een dagloon van $ 2,34, dat algemeen was) door een achturige werkdag met een loon van vijf dollar. Hierdoor liep het storm van sollicitanten op Highland Park, maar ouderen zagen het niet zo zitten want jongeren verdienden nu evenveel als zij. Ford gaf hierop heel simpel antwoord door te zeggen dat goede betaling goede werknemers oplevert en dat goed betaalde werknemers kunnen kopen wat zij willen, uiteindelijk ook een eigen Ford. En die Ford werd steeds goedkoper. In de zomer van 1914 ging de prijs omlaag naar $ 490 en beloofde Henry dat hij elke klant vijftig dollar terug zou geven als de fabriek een jaarproductie van 300.000 stuks zou bereiken. In 1915 verhuisde Henry Ford de fabriek voor de tweede keer en wel naar een stuk grond aan de River Rouge in Dearborn. De grond alleen kostte Henry $ 700.000. Ford zorgde ook dat de fabriek alles zelf maakte, tot metaal en glas toe. Voor de fabriek werd 25 km aan wegen en 170 km spoorweg aangelegd. Tegen het einde van zijn productie (1924) kon je al een T-Ford kopen voor $ 290. Toen de T-Ford in juni 1927 uit productie ging, waren er in totaal 15.007.033 stuks in Amerika gebouwd. Een record dat tot 1972 zou blijven staan, tot het gebroken werd door de Volkswagen Kever. De productie liep in andere landen nog enige tijd door en daarom werden later de productieaantallen opnieuw berekend. In totaal zijn er 15.458.781 T-Fords gebouwd.[ De T-Ford was 19 jaar in productie geweest. Voordat Ford de T-Ford produceerde had hij al meerdere modellen gemaakt: van A tot en met S gingen ongeveer tien modellen de T voor. In zijn autobiografie zei Ford over de T-Ford dat deze auto in alle kleuren te verkrijgen was, zolang het maar zwart was (Any customer can have a car painted any colour that he wants so long as it is black.). Deze beperkte kleurenkeuze was overigens een direct gevolg van de vergroting van de efficiency door de introductie van de lopende band: daarvoor was de T-Ford ook in andere kleuren leverbaar geweest.
    In 1946 werd Henry Ford op grootse wijze gehuldigd vanwege het feit dat hij 50 jaar eerder zijn eerste auto bouwde. Nog geen jaar later stierf hij op 83-jarige leeftijd op zijn landgoed Fair Lane. Meer dan honderdduizend mensen kwamen in een defilé langs zijn baar. Het leek alsof een groot staatshoofd was heengegaan. Henry Ford trouwde Clara Bryant in 1888. Uit het huwelijk ontsproot één kind, zoon Edsel Bryant Ford (1893-1943). Deze had vier kinderen waarvan de oudste, Henry Ford II, in 1947 president werd van de Ford Motor Company. Toen Henry Ford I eens gevraagd werd of hij zijn leven nog eens wilde overdoen zei hij: "Geen enkel bezwaar, als het maar zou mogen met dezelfde vrouw." Directe nakomelingen en zijdelingse verwanten (bijvoorbeeld president Gerald Ford) speelden later nog belangrijke rollen in de verdere geschiedenis van de VS. Henry Ford gaf vanaf 1919 de krant The Dearborn Independent uit. Deze krant publiceerde de, onder meer antisemitische, visie van Ford en publiceerde de Amerikaanse uitgave van de Protocollen van de wijzen van Sion (een door de geheime dienst van het Russische Rijk vervalst document waaruit zou moeten blijken dat 'de Joden' uit zijn op wereldoverheersing). De American Jewish Historical Society beschrijft de ideeën van Ford in de krant als "anti-immigrant, anti-arbeider, anti-drank, en antisemitisch". Zijn opvattingen zoals geuit in columns bundelde hij in het boek The International Jew, the World's Foremost Problem. Articles from The Dearborn Independent (1920). De autobiografie van Ford bevat ook veel antisemitische elementen. Hitler gebruikte veel van Fords ideeën in het boek Mein Kampf, en was met name onder de indruk van de Amerikaanse methoden voor massaproductie.[Bijgevolg was Ford op 30 juli 1938 de eerste ontvanger van het Grosskreuz des Deutschen Adlerordens, de hoogste nazi-onderscheiding voor buitenlanders, voor zijn inspanningen om auto's voor iedereen betaalbaar te maken. De ambivalente houding van Ford ten opzichte van antisemitisme komt naar voren als hij in 1927 publiekelijk zijn excuses aanbiedt, beweert dat het om een vervalsing gaat, en opdracht geeft om verdere uitgave stop te zetten.] In 1938 heeft Ford een ontmoeting met een Detroitse rabbijn en ontkende sympathie voor het nazisme. Op 7 januari 1942 schreef hij een open brief aan de AntiDefamation League, waarin hij Jodenhaat verwerpt en zijn hoop uitdrukt dat antisemitisme voor altijd zou eindigen. Volgens een bekend verhaal liet Henry Ford het productieproces in zijn fabriek door een deskundige analyseren. Wekenlang liep de onderzoeker door het bedrijf om het productieproces tegen het licht te houden. Bij zijn terugkeer rapporteerde hij dat iedereen in het bedrijf optimaal presteerde, "behalve in één kamer in de hoek, daar zit een man de hele dag sigaren te roken en niets te doen." "Dat klopt," zei Ford, "die man ben ik." In de roman Brave New World uit 1932 van de Britse schrijver Aldous Huxley wordt een (toekomstige) samenleving beschreven waarin mensen aan de lopende band worden geproduceerd. In de religie van die samenleving wordt Ford als God vereerd







    16-06-2018 om 07:48 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.15 juni ella fitzgerald

     

    15-06-2018 om 08:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juni ella fitzgerald

    15 juni 1996 ella fitzgerald Ella Fitzgerald (Newport News (Virginia), 25 april 1917 – Beverly Hills (Californië), 15 juni 1996) was een Amerikaanse jazz zangeres die als één van de grootste jazzvocalisten ooit wordt beschouwd.[1] Ze werd dan ook roemend 'The First Lady of Song' genoemd en won dertien Grammy Awards. Fitzgerald had een groot bereik van vier octaven en een duidelijke uitspraak. Haar stem leende zich tevens prima voor scatzang. Kritiek was er ook: zo zou haar stem zich niet lenen voor liedjes met veel diepgang aangezien ze alles vrolijk deed klinken.Ella Fitzgerald had een moeilijke en arme jeugd. Ze was het jaar voor haar grote doorbraak zelfs dakloos.[bron?] Ze werd in het najaar van 1934 ontdekt bij een amateurwedstrijd in het Apollo Theater in Harlem, New York. Vervolgens nam Chick Webb haar op in zijn Savoy Ballroom-orkest (waar ook Louis Jordan deel van uitmaakte) en begon Fitzgerald naam te maken. Met Webb nam ze vanaf 1935 voor Decca Records platen op, waarvan haar bewerking van het kinderliedje A-Tisket, A-Tasket een hitopleverde. Toen Webb in 1939 overleed, werd het orkest omgedoopt tot Ella Fitzgerald and her Famous Orchestra, met matig succes. In 1941 besloot Fitzgerald solo verder te gaan, omdat ze te jong en te onervaren was voor het leiden van de ouderwetse bigband, die langzaam uit de mode begon te raken. Ze koos haar repertoire sindsdien steeds minder uit swing en meer uit bebop, het laatste vooral doordat ze toerde met meesterbebopper Dizzy Gillespie en de bekende bandleider Duke Ellington. Tijdens deze periode bleef ze platen opnemen voor Decca, dat haar een slecht en beperkt repertoire aanbood.[bron?] Daardoor kon ze als zangeres nauwelijks groeien. Impresario Norman Granz, tevens oprichter van de labels Clef en Norgran, wilde haar in 1949 uit het verstikkende regime van Decca krijgen en haar voor zijn eigen labels laten opnemen. Fitzgeralds contract liep echter tot 1956, maar vanaf 1949 trad ze al wel op in de rondreizende concertserie van Norman Granz, Jazz at the Philharmonic. In 1955 speelde ze in een film met Peggy Lee, Pete Kelly's Blues, en vervolgens tekende ze bij Granz' Verve Records, waar ze haar bekende songbooks met muziek van onder meer Cole Porter, George Gershwin, Ira Gershwin, Harold Arlen en Duke Ellington opnam. Haar carrière nam vanaf 1956 een vlucht. Fitzgerald werkte met een keur aan artiesten, zoals Oscar Peterson, Roy Eldridge, Count Basie, Dave Brubeck, Nelson Riddle, Duke Ellington, Joe Williams, Louis Armstrong en vele anderen. In 1960 verkocht Norman Granz het label Verve, maar hij bleef wel Fitzgeralds persoonlijke manager. Fitzgerald bleef succesvolle opnames maken, hoewel ze inmiddels genoeg verdiende om met pensioen te gaan. Zij trad wederom op in een film: Let No Man Write My Epitaph, maar die werd geen succes. In 1963, 1964 en 1965 werkte Fitzgerald met Roy Eldridge en het Tommy Flanagan Trio, daarna met het Duke Ellington Orkest, meer bepaald in 1965, 1966 en 1967. Ondertussen nam ze veel singles op, waarvan Can't Buy Me Love een hit werd. Andere singles, zoals I'm A Poached Egg en We Three, waarvan de laatste eigenlijk een duetmet zichzelf is, waren niet zo'n groot succes. In 1966 liep het contract met Verve af en ging Fitzgerald freelance werken. Dit resulteerde in een aantal opnames van country-and-westernmuziek en spirituals om het jongere publiek te trekken, iets waar veel jazzliefhebbers zich over verbaasden. Ze maakte enkele - door de critici minder gewaardeerde - uitstapjes naar de popmuziek (Sunny en I Heard It Through the Grapevine). In 1972 werd aan Fitzgeralds comeback in de jazzscene gewerkt. Dit werd de plaat Jazz at the Santa Monica Civic, met Count Basie en Tommy Flanagan. Hierna tekende ze bij Norman Granz' nieuwe label Pablo. Ze bracht daar van 1973 tot 1989 platen uit. De beste hiervan zijn de vier albums met Joe Pass, twee met Basie en een aantal liveoptredens op het Montreux Jazz Festival. Fitzgerald kreeg vanaf 1970 te kampen met de gevolgen van diabetes, die eerst resulteerden in blindheid. Haar stem bleef tot begin jaren tachtig vitaal, maar ging vanaf 1984 sterk achteruit. Haar laatste plaat, met saxofonist Benny Carter, die haar in 1934 had ontdekt, geeft hier blijk van. In 1987 maakte France Gall nog een lied over haar: Ella, elle l'a, waar Kate Ryan in 2008 een vernieuwde versie van uitbracht. In 1989 of 1990 zou Fitzgerald nog een plaat opnemen, die niet werd uitgebracht.
    Haar allerlaatste opname stamt uit 1991, toen ze voor de Japanse film Setting Sun de soundtrack inzong. Eind 1992 had ze haar laatste publieke optredens. Hoewel ze in 1993 gevraagd werd voor een duet op een album van Frank Sinatra, bleef ze hierna thuis wonen in Beverly Hills. Als gevolg van diabetes moesten in 1993 haar beide onderbenen worden geamputeerd. Gedurende de jaren 90 ondervond ze meer gevolgen van diabetes, waaraan ze uiteindelijk in 1996 op 79-jarige leeftijd ook overleed. Fitzgerald was twee keer gehuwd. Het tweede huwelijk was met bassist Ray Brown (1948-1952).







    15-06-2018 om 08:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.demis roussos

     

    15-06-2018 om 08:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juni demis roussos

    15 juni 1946 demis roussos Artemios Ventouris (Demis) Roussos (Grieks: Αρτέμιος Βεντούρης Ρούσος) (Alexandrië, 15 juni 1946 – Athene, 25 januari 2015 ) was een Grieks zanger en basgitarist. Demis Roussos werd geboren in Egypte als zoon van Griekse ouders die alles verloren na de Suezcrisis in 1956 en daarop in 1961 naar Griekenland terugkeerden. In Griekenland was Roussos lid van een aantal groepen als The Idols, We Five, The Mini'sen The Papathanassiou Set, na hun aankomst in Parijs op 23 maart 1968 omgedoopt door producer Lou Reizner in Aphrodite's Child. Na het ontbinden van deze groep begon Roussos in 1971 een solocarrière. Hij is als gast te horen op een aantal albums van Vangelis, een van de bandleden van Aphrodite's Child, waaronder Blade Runner. Zijn solocarrière vertoonde een piek in de jaren zeventig met een aantal hits, waarvan de singles My Friend the Wind en Forever And Ever (1973) hoog genoteerd stonden in verschillende landen. In december 1973 had hij in Nederland een nummer 1-hit met Schönes Mädchen aus Arcadia. In de jaren 80 begon zijn come-back in Nederland met 'Island Of Love', waarna nog grote hits volgden in Frankrijk Quand Je T'aime en On Écrit Sur Les Murs. Roussos overleed op 25 januari 2015 in het Ygeia Hospitaal in Athene aan de gevolgen van uitgezaaide alvleesklierkanker.[Op 15 juni 2016 hebben zijn twee kinderen Cyril en Emily het Demis Roussos Museum in Nijkerk (Nederland) geopend. Roussos maakt zijn platen vanaf 1986 voor het Nederlandse platenlabel BR Music.





    15-06-2018 om 08:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni auschwitz


















    14-06-2018 om 08:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni auschwitz






    14-06-2018 om 08:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni auschwitz

    14 juni 1940 auschwitz Auschwitz was een verzameling van concentratie- en vernietigingskampen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland nabij de Poolse stad Auschwitz (Pools: Oświęcim) werden opgezet. Het was het grootste van alle Duitse concentratiekampen en bestond uit Auschwitz I (Stammlager of basiskamp), Auschwitz II-Birkenau (Vernichtungslager of vernietigingskamp), Auschwitz III-Monowitz (een werkkamp) en een aantal subkampen. Naar Auschwitz werden ongeveer 1,3 miljoen mensen gedeporteerd.[ Hiervan zijn er ongeveer 1,1 miljoen om het leven gekomen, waarvan het grootste deel werd vergast.[ De naam Auschwitz is symbolisch geworden voor de vernietigings- en concentratiekampen van de nazi's die op vele plaatsen in Europa verschenen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen mensen, merendeels Joden maar ook personen die tot andere etnische minderheden behoorden, evenals politieke gevangenen, zijn in dergelijke kampen om het leven gekomen. Na de Duitse aanval op Polen in september 1939 kregen de Duitsers in toenemende mate te maken met weerstand en verzet. Veel Poolse politieke tegenstanders werden opgepakt, en net als in Duitsland was het de bedoeling dat deze in zogenaamde concentratiekampen zouden worden geplaatst. In april 1940 had Reichsführer-SS Heinrich Himmler na diverse terreininspecties opdracht gegeven nabij Auschwitz, in het zuiden van Polen, tot de bouw van een concentratiekamp over te gaan. Reden om het concentratiekamp te bouwen was dat de cellen in Polen al overvol waren. Men had dus nieuwe plaatsen nodig om het groeiend aantal Poolse gevangenen die uit ingelijfde Poolse provincies kwamen te kunnen opsluiten. Aanvankelijk zou het kamp plaats moeten bieden aan 10 000 personen. Het terrein dat voor de vestiging was uitgekozen lag aan de oostelijke zijde van de Moravische Poort, in een vlakte tussen de rivieren Sola en Wisła. Dit was een vochtig, drassig en ongezond gebied. Verkeerstechnisch bood deze plaats de nazi's veel voordelen, want Auschwitz lag aan de spoorwegverbinding van Katowice met Krakau. De oude Poolse legerkazernes in het dorpje Zasolevormden de eerste behuizing van het kampcomplex. In de plannen was ook het voorstel van IG Farben voor de bouw van een zogenaamde Bunafabriek (productie van synthetisch rubber) inbegrepen. Het bedrijf zocht namelijk nog een plaats voor de fabriek. Aangezien Auschwitz over voldoende ruimte beschikte en in de omgeving voldoende water, kalk, zout, kolen en andere grondstoffen aanwezig waren, leek het concentratiekamp de nazi's hiervoor een plaats bij uitstek. Bovendien konden ze zo gebruikmaken van werkkrachten uit het concentratiekamp. Op 1 maart 1941 hadden een delegatie van IG Farben en Himmler een bespreking en bezichtiging in Auschwitz. Op 7 april datzelfde jaar nam in Katowice de bouw van de Bunafabriek een aanvang. Deze fabriek vormde samen met andere fabrieken van IG Farben het latere Auschwitz IIIMonowitz. Auschwitz I, ook wel het Stammlager genoemd, was een van de drie grote kampen van Auschwitz en tevens het eerste. Het werd in 1940 officieel als gevangenenkamp opgeleverd, en deed later dienst als het administratieve centrum van het gehele complex. In dit kamp werden ongeveer 70 000 mensen omgebracht, voornamelijk Poolse intellectuelen en Russische krijgsgevangenen. Auschwitz I werd – in tegenstelling tot wat eerder was gepland – niet als doorvoerkamp ingericht, maar als concentratie- en werkkamp. Op 5 mei 1940 werd Rudolf Höss aangesteld als kampcommandant. [] Het eerste gevangenentransport met dertig Duitse criminelen arriveerde op 20 mei 1940.[] Zij moesten samen met driehonderd Joden uit de stad het kamp opknappen. Vijftien SS'ers werden meegestuurd als bewakers. De dertig criminelen kregen later extra privileges door hun functie als kampoudsten of kapo's.[ Vrijwel de gehele oorlog lang waren de kapo's Duitse beroepscriminelen, die opvielen door hun wreedheid. De oude, deels ommuurde Poolse legerkazerne werd in gebruik genomen als concentratie- en werkkamp. Aanvankelijk werden achttien gebouwen als barakken gebruikt, waaronder een kampziekenhuis en een kampgevangenis. Dit is later bekend geworden als "Block 11". Er werden
    wachttorens gebouwd en er werd prikkeldraad geplaatst. Buiten het kamp lagen twee gebouwen voor de kampstaf en een crematorium dat in een van de buitenwereld afgeschermde oude munitiebunker was ingericht. Op 14 juni 1940, toen het kamp was opgeknapt, kwam het eerste officiële gevangenentransport met ongeveer 720 Poolse politieke gevangenen uit Tarnów aan in Auschwitz. Onder deze gevangenen bevond zich Wiesław Kielar, die vijf jaar Auschwitz zou overleven.[ Het aantal gevangenen zou op 15 augustus door een transport politieke gevangenen uit Warschau oplopen tot 3200.[ Ook in de maanden daarna kwamen nog enkele transporten aan. Op 31 december 1940 bedroeg het aantal gevangenen 7829.[ De eerste executies in het kamp volgden. Op 22 november 1940 werden veertig politieke gevangenen neergeschoten als represailles voor een aanslag op een SS-officier in een nabijgelegen stad.[] In het eerste jaar werd het kamp gestaag uitgebreid. Vrijwel alle gevangenen waren zes dagen per week, elf uur per dag in de weer met de bouw van het kamp. Binnen een straal van vijf kilometer werden alle bewoners verdreven. De bouwmaterialen uit de verlaten woningen werden gebruikt voor bouw van barakken in het kamp.[ In het tweede jaar bracht Himmler een inspectiebezoek aan het kamp. Hij gaf Höss de opdracht om de capaciteit van Auschwitz I uit te breiden tot 30 000. Tevens kreeg Höss de opdracht om bij het drie kilometer verderop gelegen Birkenau een nieuw en groter kamp te bouwen met de aanvankelijke bedoeling om daar nog eens 100.000 Russische krijgsgevangenen onder te brengen maar dit veranderde toe men besloot deze over Duitsland te verdelen en als arbeidsslaven voor de bewapeningsindustrie in te zetten en in plaats daarvan het kamp Birkenau te gebruiken voor de uitroeiing van de Joden. bron; Frits Bauer Instituut ,,Geschichte und wirkung des Holocaust,, / >[ Auschwitz I was aanvankelijk bedoeld om Poolse politieke tegenstanders, verzetsmensen en intellectuelen in onder te brengen. Later werden er Russische krijgsgevangenen en Duitse criminelen ondergebracht in dit kamp, en nog later ook Jehova's getuigen, "asociale elementen" zoals landlopers en prostituees, homoseksuelen en Joden. Ondanks de gestage uitbreiding naar een capaciteit van 30 000, lag het aantal gevangenen in de eerste jaren dat het kamp bestond voortdurend tussen de dertien- en zestienduizend mensen. In 1942 nam de aanvoer van gevangenen flink toe en bereikte dit aantal de twintigduizend. Er werd zes dagen per week en elf uur per dag gewerkt (in de wapenfabrieken van Auschwitz III vaak zeven dagen). De zondagen waren voor wassen en douchen gereserveerd. Door de harde arbeidsomstandigheden, het weinige eten, de wreedheid van de SS en de slechte hygiëne was het sterftecijfer onder de gevangenen zeer hoog.
    Na de oorlog werd het gebouw waar het crematorium en de gaskamer in gevestigd waren, herbouwd met originele onderdelen, naar het oorspronkelijke ontwerp. Hier de herbouwde gaskamer van Auschwitz I
    De eerste vergassingen van gevangenen uit Auschwitz vonden niet in het kamp zelf plaats; deze gevangenen werden vervoerd naar gaskamers in Duitsland. Eind juli 1941 werden in het kader van Aktion 14f13 ongeveer 570 gevangenen uit Auschwitz naar Schloss Sonnenstein in Pirna gebracht, waar ze door middel van koolstofmonoxide (CO) werden vergast.[Tot aan de zomer van 1941 werd deze methode alleen op gehandicapten toegepast. Ongeveer 70 000 gehandicapten waren al op deze manier gedood.[] Himmler wilde deze methode ook gaan gebruiken in concentratiekampen. Een speciale eenheid kwam Auschwitz om deze reden bezoeken. Al snel werd het systeem ingevoerd in Auschwitz. Zieken werd verteld dat ze zich, na inschrijving, konden laten behandelen. Ongeveer 575 personen schreven zich uiteindelijk in voor de "behandeling".[] Men werd echter niet behandeld, maar naar de gaskamers gebracht. Tot 1941 werden de meeste slachtoffers niet vergast, maar doodgeschoten. Himmler woonde enkele executies in het oosten bij, en na een van deze executies vertelde SS-General Erich von dem BachZelewski aan Himmler dat de SS'ers die de executies uitvoerden het mentaal flink te verduren kregen. Dit zette Himmler aan het denken en hij realiseerde zich dat hij een betere, snellere en mentaal minder uitputtende methode moest vinden. SS-Leutnant dr. Albert Witmann, die betrokken was bij de ontwikkeling van de koolstofmonoxidevergassingen, werd naar het oosten gestuurd om een nieuwe methode uit te vinden. Hij kwam tot de conclusie dat het te duur en te veel werk was om flessen met koolstofmonoxide over grote afstand te vervoeren, en besloot daarop een vrachtwagen met explosieven mee te nemen. De Duitsers dreven gevangenen bij elkaar in een bunker en besloten deze
    op te blazen.[ Na deze methode werden er nog diverse andere massamoordmethodes uitgeprobeerd, waaronder het gebruik van uitlaatgassen.[] Ze dreven mensen bij elkaar in een kamer die verbonden was met de uitlaten van twee voertuigen. Deze methode van vergassing door middel van koolstofmonoxide was een stuk goedkoper dan het vervoeren van flessen met de stof. Ook in Auschwitz I ging intussen het onderzoek naar verbetering van de moordmethodes door. Bij afwezigheid van kampcommandant Höss kreeg waarnemer Karl Fritzsch een doorslaggevend idee. Waar de SS nog steeds arbeidsongeschikte gevangenen doodschoot, dacht Fritzsch dat het middel waar men de kleren mee desinfecteerde, Zyklon B, tevens als gas kon worden gebruikt.[ Zodra Zyklon B aan lucht wordt blootgesteld, lossen de Zyklon B-kristallen op en komt een dodelijk gas vrij: waterstofcyanide (blauwzuur). Eind augustus of begin september koos Fritzsch blok 11 uit om een proef te doen met Zyklon B.[] Een kelder werd voorbereid voor het experiment en vanaf dat moment mocht niemand meer uit zijn cel. Russische krijgsgevangenen werden in blok 11 bijeen gedreven en naar de kelder verplaatst. De eerste test met Zyklon B was een feit. De dag erna werd de effectiviteit gecontroleerd, waarbij bleek dat een groot deel van de gevangenen nog in leven was. De nazi's verhoogden daarop de dosis – met het door hen gewenste resultaat. De SS liet gevangenen de lijken opruimen en verbranden in het crematorium. Na dit eerste experiment werd een tweede vergassing met Zyklon B uitgevoerd op een transport met Russische krijgsgevangenen.[ Toen Höss terugkwam in het kamp, kreeg hij het verhaal over het experiment te horen. Höss was tevreden en gerustgesteld. Voordeel was dat het op grote schaal kon plaatsvinden. Bovendien zouden de Duitsers nu bloedbaden bespaard blijven. Na de vergassingen werd een oude munitiebunker omgebouwd tot een gaskamer met crematorium. De Duitse firma J. A. Topf und Söhne leverde de verbrandingsovens. In december 1941 vond de eerste grote vergassing hier plaats. Ongeveer negenhonderd Russische krijgsgevangenen werden met Zyklon B omgebracht, waarna in februari 1942 hetzelfde gebeurde met ongeveer vierhonderd Joodse arbeidsongeschikten. De eerste en enige gaskamer van Auschwitz I bleef tot mei 1942 in gebruik waarbij er naar schatting 10.000 voornamelijk Joden zijn omgebracht. Bron;J.C. Pressac; Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers 1994 Het crematorium bleef tot eind juli 1943 in gebruik. Na een verbouwing bleek de capaciteit nog steeds niet voldoende. De uitbreiding van Auschwitz I werd gecombineerd met de bouw van een nieuw en groter crematorium. Echter, de ovens bleken later niet naar het crematorium in Auschwitz I (Crematorium I) te gaan omdat ze nodig waren in het nieuwe kamp, Auschwitz II-Birkenau. Crematorium I werd vervolgens omgebouwd tot een luchtafweerbunker voor de SS. Men vermoedt dat in de gaskamer van Auschwitz I in totaal 60 000 personen zijn omgekomen. Dit is slechts een klein deel van het totaal aantal mensen dat in dit kamp werd vergast.[ Volgens J.C. Pressac, die in opdracht van de Beate Klarsfeld Foundation uitgebreid onderzoek heeft gedaan zijn in de gaskamer van Auschwitz 1 naar schatting 10.000 mensen omgebracht. BronJ.C. Pressac Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers Naarmate de tijd vorderde en de uitbreiding van Auschwitz I en het ontstaan van Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz een feit was, werd het belang van Auschwitz I kleiner. Het administratief hoofdkwartier bevond zich echter wel in het Stammlager, maar de nazi's legden steeds meer de nadruk op Auschwitz II-Birkenau. Auschwitz I werd vooral gebruikt om gevangenen die dienstdeden in fabrieken in Auschwitz III-Monowitz of op andere plaatsen arbeid moesten verrichten in onder te brengen. Ook werd er vanaf juni 1943 op verzoek van Himmler in blok 24a een bordeel gevestigd, het Lagerbordell. Eerder had de SS een plan om een bordeel in blok 11 te plaatsen verworpen. Het bordeel werd in oktober 1943 geopend en moest als beloning dienen voor gevangenen met extra privileges, zoals kapo's. De bewakers van de SS mochten geen gebruik maken van dit bordeel, maar wel van het bordeel in de stad Auschwitz. Meer dan zestig Duitse, Poolse en Oekraïense vrouwen werden uit het vrouwenkamp van Auschwitz II-Birkenau gehaald om in de bordelen van Auschwitz I en Auschwitz III-Monowitz te werken. Het bordeel bleef tot enkele dagen voor de evacuatie bestaan.[
    Net als in andere kampen werden ook in Auschwitz experimenten op gevangenen uitgevoerd. De artsen in Auschwitz werden berucht vanwege hun medische experimenten. Josef Mengele was de beruchtste SS-arts. Hij voerde experimenten uit met tweelingen, omdat hij inzicht wilde krijgen in de rol van de genetische aanleg in de ontwikkeling en het gedrag van de mensen. De gekozen tweelingen werden altijd tot in details met elkaar vergeleken. Zo werd er dagelijks bloed afgenomen voor onderzoek. Nadat het bloed was onderzocht en bewerkt, werd dit vanuit het laboratorium in Berlijn teruggestuurd naar Auschwitz, waar het bloed van de ene bij de andere tweeling werd ingespoten.[] Dit leidde vaak tot koorts en andere ziekteverschijnselen. Tevens werden de tweelingen gebruikt om te onderzoeken of de kleur van de ogen kon worden veranderd. Mengele injecteerde een kleurstof rechtstreeks in de ogen, waarna vaak blindheid optrad.[ Bij jonge tweelingen werden vaak zonder verdoving ledematen en/of organen verwijderd.[] Andere, vaak iets oudere, tweelingen kregen een injectie met diverse bacteriën die uiteenlopende ziekten veroorzaakten. Mengele kon hierna vaststellen hoelang het duurde voordat de proefpersonen overleden.[ Dat de tweelingen de experimenten niet overleefden was voor de experimentatoren geen probleem, aangezien er voldoende andere tweelingen in het kamp waren. Bovendien kon Mengele autopsie uitvoeren op tegelijkertijd overleden tweelingen. Daarnaast testte hij via elektrocutie hoe hoog de stroomsterkte kon zijn zonder dat een mens eraan stierf (en zijn aldus verkregen bevindingen vormen nog steeds de basis voor de fabricage van aardlekschakelaars).[ Naast de experimenten van Josef Mengele werd er ook door andere artsen geëxperimenteerd. De artsapotheker Victor Capesius bijvoorbeeld onderwierp vanaf februari 1944 gevangenen aan experimenten met geneesmiddelen. SS-arts Eduard Wirths deed onderzoek naar het functioneren van de baarmoederhals. De gynaecologen Carl Clauberg [] en Horst Schumann deden onderzoek naar de sterilisatie van vrouwen, omdat het werd gezien als een mogelijke oplossing voor het "Jodenvraagstuk". [14] Er werd onder andere getest met diverse chemicaliën die werden geïnjecteerd. Ook werden de vrouwen blootgesteld aan een grote hoeveelheid röntgenstraling. De vrouwen zouden hierdoor onvruchtbaar worden, terwijl ze geen werkkracht verloren. Patiënten in het kampziekenhuis die niet snel genoeg gezond werden verklaard, werden door de nazi's vermoord met een fenolinjectie direct in het hart. Van alle concentratiekampen heeft Auschwitz I de bekendste toegangspoort. Boven de ingang hangt heden ten dage nog steeds de spreuk Arbeit macht frei ("Arbeid maakt vrij"), die aan de buitenkant de indruk van een werkkamp moest wekken. Opvallend is de letter de "B" uit Arbeit, die op zijn kop lijkt te staan. Een veelgehoorde verklaring hiervoor is dat dit mogelijk uit protest door de gevangenen zelf gedaan zou zijn.[ Het is echter onwaarschijnlijk dat dit de nazi's niet zou zijn opgevallen, of dat, als het ze wel was opgevallen, ze het vijf jaar lang zouden hebben laten zitten. Een andere verklaring luidt als volgt: in het Duitsland van die tijd werd volop geëxperimenteerd met schreefloze lettertypes. In sommige varianten werd de onderste boog van de 'B' kleiner weergegeven dan de bovenste. De bovenste boog van de 'B' is (vrijwel) even groot als de boog van de 'R'. Op 18 december 2009 werd de spreuk boven de toegangspoort gestolen.[] Drie dagen later vond de Poolse politie het ijzeren bord in drie stukken terug. Vijf mannen tussen van 20 en 39 jaar werden opgepakt. Vermoedelijk wilden de daders losgeld eisen
    Hoewel het werken en leven in een concentratiekamp van zichzelf al zwaar en vermoeiend was, deelden de SS'ers regelmatig extra straffen uit. Deze waren zeer divers en bij vrijwel alle kampbewoners bekend. In de kampgevangenis (beter bekend als blok 11) werden, zoals de naam al doet vermoeden, gevangenen vastgehouden. Het leeuwendeel van dit blok bestaat dan ook uit cellen. Om mensen extra streng te straffen bevatte dit blok in de kelder ook stacellen met een vloeroppervlak van ongeveer een vierkante meter. Deze cellen zonder lichtinval waren tot aan het plafond dichtgemetseld, met alleen onderin een luik waardoor de gevangenen naar binnen moesten kruipen. In een dergelijke cel werden gevangenen met vier personen opgesloten. Overdag moesten zij zo'n 11 uur werken om de rest van de tijd weer opgesloten te worden, soms wel 12 dagen achter elkaar. Veel gevangenen overleefden dit
    niet, zij stierven als gevolg van oververmoeidheid of verstikking. Ook waren er zogenaamde "verhongercellen", waar men de gevangenen liet doodhongeren. Als represailles voor de vlucht van een gevangene uit Auschwitz I werden op 23 april 1941 willekeurig tien gevangenen uit blok 2 veroordeeld tot een hongerdood in blok 11. Tussen het kampziekenhuis (blok 10) en de kampgevangenis (blok 11) was een gesloten binnenplaats ingericht voor martelingen en executies. Hier werden gevangenen tegen de muur gezet. Vooraf moesten zij zich uitkleden in een omkleedruimte met wasbak in blok 11, waarna ze via een zijdeur de binnenplaats op werden gebracht. Als marteling werden de armen van de gevangenen op de rug gebonden, waarna ze aan hun handen werden opgehangen. De palen waaraan dit gebeurde zijn nog steeds op deze binnenplaats te zien. Om te voorkomen dat de zieken konden zien wat zich op deze binnenplaats afspeelde, zijn de ramen van blok 10 aan deze kant dichtgetimmerd Als "toegangsprijs" moesten de gevangenen in blok 26 (vanaf 1944 in een nieuw gebouwencomplex) hun persoonlijke bezittingen inleveren. De gevangenen werden gedoucht, geschoren, gefotografeerd en geregistreerd. Vanaf 1942 werd bij de meeste gevangenen op de linker onderarm hun registratienummer getatoeëerd. Ze kregen klompen en een gestreepte outfit, waarop men door een merkteken kon zien tot welke groep gevangenen ze behoorden. In de laatste oorlogsjaren ontbrak het weleens aan specifieke kleren van het concentratiekamp, waardoor het kon voorkomen dat er ook mensen in burgerkleding rondliepen. Net als in andere concentratie- en vernietigingskampen werd ook in Auschwitz muziek gemaakt door gevangenen. In december 1940 werd door de SS een orkest dat uit gevangenen bestond samengesteld. Auschwitz was hiermee het eerste kamp dat over een orkest beschikte. Auschwitz I en Auschwitz II hadden samen al zes verschillende orkesten, waarvan één zelfs 100 tot 120 leden telde.[ De gevangenen die dagelijks het kamp verlieten om dwangarbeid te verrichten marcheerden op orkestmuziek door de poort. Terwijl het orkest aan hun linkerkant vrolijke muziek stond te spelen, [ werden aan de rechterkant de lichamen van vermoorde gevangenen opgestapeld als afschrikwekkend voorbeeld. In tegenstelling tot de indruk die de meeste films over Auschwitz geven, werden de meeste Joden in Auschwitz II-Birkenau gevangen gehouden. Zij gingen dus niet door deze poort. Er was ook sprake van zogenaamde begeleidingsmuziek; muziek tijdens de tocht naar de galg, bij het uitdelen van lijfstraffen of bij de weg naar de gaskamers.[ Op zondagen werd vaak opgetreden op de appelplaats of in de kampblokken. Er werd hier gespeeld voor zowel de kampleiding als voor de medegevangenen. De leden van het orkest hadden het voordeel dat ze vrijwel altijd vrijgesteld waren van zwaar werk. Ze werden bovendien beter gehuisvest en kregen beter te eten dan de overige gevangenen. Men had door het maken van muziek dus aanzienlijk meer kans om te overleven. Echt goed hadden de leden van het orkest het echter niet: violiste Jetty Cantor was er na de bevrijding zo slecht aan toe dat zij maanden op krukken moest lopen. Auschwitz II, ook wel Auschwitz-Birkenau genoemd, was het tweede van de drie grote kampen van Auschwitz. Auschwitz II was het vernietigingskamp, en het is dit kamp waaraan de meeste mensen denken bij het horen van de naam 'Auschwitz'. Het werd in 1942 officieel geopend. Het kamp bevindt zich in Birkenau, de Duitse naam voor het Poolse dorpje Brzezinka (dit dorp werd gesloopt om Auschwitz-Birkenau te kunnen bouwen, al is het na de oorlog herbouwd naast het voormalige vernietigingskamp), ongeveer drie kilometer van Auschwitz I en besloeg een grote oppervlakte van 175 hectare. Behalve Joden, Sinti en Roma werden ook veel gewone burgers uit de toen bezette gebieden, waaronder zo'n 40 000 Vlaamse arbeiders en bedienden die als werkweigeraars waren opgepakt, in Auschwitz II gevangen gehouden. De bouw van het kamp begon in 1941 als onderdeel van de Endlösung der Judenfrage. De nazi's evacueerden de plaatselijke bevolking, waarna de huizen werden gesloopt om in de bouwmaterialen voor de eerste gebouwen te voorzien. Het kamp was ongeveer 2,5 bij 2 kilometer groot en bood ruimte aan 100 000 gevangenen. Er werden meerdere sectoren gemaakt, die weer werden verdeeld in velden. Deze velden waren, net als het gehele kamp, afgezet met prikkeldraad dat onder stroom stond. Veel gevangenen maakten van dit prikkeldraad gebruik om zelfmoord te plegen. In het kamp bestond
    de uitdrukking er ging zu den Drähten ("hij ging naar de draad"). Hoofddoel van Auschwitz II was de massavernietiging. Hiervoor waren vier gaskamers met bijbehorende crematoria aangelegd. De grootschalige vernietiging begon in het voorjaar van 1942. De vernietigingscapaciteit van de eerste gaskamers en grotere verbrandingsovens was in de ogen van de nazi's niet voldoende. Auschwitz moest worden uitgebreid, zeker nadat het een belangrijke rol in de Endlösung kreeg toegewezen. In oktober 1941 kwam men met een radicaal initiatief. Hoofd Bouwwerken Karl Bischoff en de aan het Bauhaus afgestudeerde SS-architect Fritz Ertl werkten aan plannen voor een heel nieuw kamp. Het moest ten noordwesten van het bestaande kamp komen, op de plaats waar het dorp Birkenau lag. Het kamp moest de grootte krijgen van een kleine stad en ongeveer 100 000 mensen kunnen herbergen.[] Opgevat in de Bauhaustraditie lijkt het algemeen plan met zijn strokenbouw ironisch genoeg op een of andere modernistische buitenwijk. Uit onderzoek in de jaren 90 naar de oorspronkelijke bouwplannen blijkt dat het kamp van meet af aan werd ontworpen om gevangenen onder zeer slechte omstandigheden te kunnen huisvesten.[ ] Er was geen stromend water en geen schone, goede vloer. De kans op epidemieën nam hierdoor flink toe. In concentratiekampen in Duitsland werd normaliter voor elke gevangene één kooi gereserveerd; in Auschwitz werd het aantal gevangenen per kooi verhoogd naar drie.[ Dit betekende dat elke barak 558 personen kon huisvesten. Maar uit de slotberekeningen bleek dat zelfs deze manier van samenpersen niet toereikend was. Met 174 slaapbarakken kwam het totaal aantal gevangenen dat kon worden gehuisvest op 97 000. Bischoff was de mening toegedaan dat dit niet voldoende was en hij nam het besluit om vier in plaats van drie gevangenen in één kooi te plaatsen.[] Hiermee kwam het aantal personen per barak op 744, hetgeen in totaal 129 456 plaatsen betekende. Het nieuwe kamp bij Auschwitz was aanvankelijk niet voor Joden, maar voor Russische krijgsgevangenen bedoeld. Van hen stierven er tijdens de hele oorlog drie miljoen in gevangenschap. In de herfst van 1941 arriveerden 10 000 Russische krijgsgevangenen om te beginnen met de bouw van het nieuwe kamp, Auschwitz-Birkenau.[ Birkenau was in juli al ontruimd en deels afgebroken. De Russische krijgsgevangenen moesten de hele winter lang doorwerken en velen stierven door honger, kou en mishandeling; slechts een paar honderd haalden de lente.[] De SS-leiding maakte zich zorgen over de trage voortgang van de bouw. Auschwitz was in de herfst van 1941 nog nauwelijks betrokken bij de Jodenvervolging. Op andere plekken namen nazi's initiatieven om de Joden te doden. In oktober 1941 stond Hitler toe de Joden te deporteren. De Duitse Joden werden samengevoegd in zogenaamde getto's. Met de komst van de westerse Joden raakten de getto's overvol. De nazileiders waren ondertussen bezig met het bouwen van kampen om de populatie in de getto's te reduceren. In Chełmno werd een vernietigingskamp in gebruik genomen om Joden uit het getto van Łódź te vermoorden. Bełżec werd gebouwd om de Joden uit het getto van Lublin te vermoorden. In januari werden de eerste Joden uit Łódź op transport gezet om te worden vergast in het vernietigingskamp Chełmno. De vergassingen verliepen echter niet effectief genoeg, ze gingen langzaam en steeds maar met een kleine hoeveelheid: de Joden werden in een vrachtwagen bij elkaar gestopt en door middel van koolstofmonoxide vergast. Tijdens de bouw van het nieuwe kamp in Auschwitz werd hier rekening mee gehouden. De Duitsers hadden sinds september 1941 al diverse keren in Auschwitz I geëxperimenteerd met Zyklon B. Toen werd al duidelijk dat Auschwitz I geen geschikte plaats was om een massamoord uit te voeren. Zyklon B was daarentegen, mits in de juiste hoeveelheid gebruikt, wel effectief. De plannen voor het nieuwe kamp waren ondertussen veranderd. De Russische krijgsgevangenen zouden ergens anders dwangarbeid moeten verrichten, en de nadruk lag vanaf dat moment op de Joden. De capaciteit van de gaskamer in Auschwitz I was onvoldoende. De Duitsers kwamen bij Birkenau tot een oplossing: twee leegstaande boerderijen werden omgebouwd tot gaskamers.
    Bunker 1, ook wel het "rode huis" genoemd, was gelegen ten noorden van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 15×6 meter en oorspronkelijk vier ruimtes, die werden omgebouwd tot twee gaskamers.[] De oorspronkelijke ramen en deur werden dichtgemetseld. Elke ruimte kreeg één nieuwe
    deur. Het gas werd naar binnen gebracht via twee openingen van 30×40 centimeter, die via kleppen konden worden afgesloten. De deuren werden luchtdicht gemaakt en konden met schroeven worden aangedraaid. Op de deuren werden tekens aangebracht die duidden op een desinfectieplaats. De muren waren binnen wit geschilderd en na elke vergassing werd de vloer bedekt met zaagsel, omdat er geen ventilatiesysteem aanwezig was en het ventileren dus veel tijd in beslag nam. Elke gaskamer kon per keer ongeveer vierhonderd personen verwerken.[] In het begin werden de vergassingen alleen 's nachts uitgevoerd, maar later ook overdag vanwege de excessieve en op onregelmatige tijdstippen plaatsvindende transporten. De lichamen werden begraven in grote kuilen nabij de gaskamers. Bunker 1 werd naar alle waarschijnlijkheid in maart 1942 in gebruik genomen, toen de massadeportaties vanuit Opper-Silezië begonnen.[ Bunker 2, ook wel het "witte huis" genoemd, was gelegen ten westen van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 17×8 meter en werd omgebouwd tot een complex van vier gaskamers met elk een andere grootte.[] Het verschil met bunker 1 was dat alle gaskamers twee deuren hadden, hetgeen het ventilatieproces na de vergassingen aanzienlijk versnelde. Verder zagen de ruimtes er hetzelfde uit als in bunker 1: van elke ruimte waren alle ramen dichtgemetseld en er kon door twee openingen gas worden binnengebracht. De betere ventilatie en de grotere ruimtes maakten dat men in bunker 2 meer mensen per dag kon vermoorden dan in bunker 1. De lichamen werden, net als bij bunker 1, in grote kuilen nabij de gaskamers begraven. Bunker 2 werd naar alle waarschijnlijkheid in juni 1942 in gebruik genomen.[ In 1942, na de voltooiing van de twee gaskamers, speelde Auschwitz een steeds belangrijkere rol bij de vernietiging van de Joden. Auschwitz bleef in dat jaar echter nog ver achter bij de andere vernietigingskampen, zoals Treblinka en Bełżec. De eerste slachtoffers waren Slowaakse Joden uit de stad Bratislava. De Slowaken waren trouwe bondgenoten van de Duitsers. In 1942 besloot het stadsbestuur van Bratislava om samen met de Duitse overheersers het 'Jodenprobleem' in de stad op te lossen. Op dat moment woonden in de stad zo'n 70 000 Joden. De Slowaken boden de Duitsers 20 000 Joodse arbeiders, op voorwaarde dat de Duitsers ook hun gezinnen op zouden nemen.[] Duitsland had op dat moment onvoldoende vernietigingscapaciteit en weigerde de Joden die niet konden werken. Uiteindelijk werd overeengekomen dat de 20 000 dwangarbeiders met hun gezinnen naar Polen zouden worden afgevoerd, in totaal waren dat er 60 000. Voor elke afgevoerde Jood moesten de Slowaken 500 Reichsmark betalen.[] De Slowaken gingen ervan uit dat de Joden opnieuw gehuisvest zouden worden, maar dat was niet het geval. De 60 000 Slowaakse Joden werden afgevoerd naar Auschwitz, waar ze vrijwel allemaal om het leven kwamen.[ In 1942 werden er in heel Polen vernietigingskampen gebouwd. De Duitsers merkten dat een massamoord plannen veel eenvoudiger was dan deze daadwerkelijk uit te voeren. Het was een enorm project dat een goede leiding vereiste. Begin 1942 werden de eerste West-Europese Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen.[] De Duitsers deporteerden alle niet-Franse Joden uit Frankrijk naar het oosten. De Duitsers wilden aanvankelijk de kinderen sparen en zetten alleen de volwassenen op transport. De kinderen werden overgeplaatst naar Drancy, een voorstad van Parijs. Ze leden vaak aan dysenterie en zaten onder de parasieten. De kinderen werden gehuisvest in half afgebouwde kazernes. In augustus 1942 besloten de nazi's echter ook kinderen te gaan vermoorden.[Ze konden op termijn immers het Joodse 'ras' weer nieuw leven inblazen. De 4100 kinderen in Drancy werden allemaal op transport naar Auschwitz gezet en daar aangekomen werden ze vergast.[] In april 1942 had Himmler Auschwitz bezocht en hij was erg tevreden over het werk. Op dat moment zaten ongeveer 30 000 man gevangen in het kamp, voornamelijk Joden en Poolse politieke gevangenen. De Reichsführer-SS inspecteerde het Stammlager, de uitbreiding nabij Birkenau en de synthetische rubberfabriek bij Monowitz. Rudolf Höss werd door Himmler bevorderd tot Obersturmbannführer.[] Eind juni kreeg Höss echter van een SS-inspecteur te horen dat de beveiliging van het kamp zwaar ondermaats was. Deze moest onmiddellijk worden verbeterd, omdat er een grote operatie op komst was en nog onduidelijk was welke rol Auschwitz daarin ging spelen. De uitroeiing van de West-Europese Joden gebeurde op steeds grotere schaal, maar in de zomer van 1942 lag het zwaartepunt vooral in het oosten. Himmler gaf op 19 juli het bevel om zo veel mogelijk Joden opnieuw te huisvesten, ofwel te vernietigen.[] Deze operatie ging door het leven als Aktion
    Reinhard. Het betrof hier ongeveer twee miljoen mensen, waarvan enkele honderdduizenden uit het getto van Warschau. Himmler koos echter niet voor Auschwitz, maar gaf de voorkeur aan oorden die uitsluitend bedoeld waren voor de dood: Treblinka, Chełmno, Bełżec en Sobibór. In 1942 werden in deze oorden 1 274 166 mensen om het leven gebracht.[] De commandant van Treblinka, Irmfried Eberl, werd in augustus uit zijn functie ontheven omdat de massamoord niet efficiënt en discreet genoeg verliep.[ Franz Stangl, voormalig commandant van Sobibór, was zijn vervanger in het tot dan toe grootste vernietigingskamp. In Auschwitz had Höss echter met hetzelfde probleem te maken als in Treblinka: waar liet hij de duizenden lijken? Ze waren aanvankelijk in grote kuilen bij elkaar gegooid, maar in de zomer begonnen de lijken te ontbinden, wat voor een ondragelijke stank zorgde. Daarop werden gevangenen uitgekozen die deze lijken moesten opgraven en verbranden.[ Om Auschwitz efficiënter te maken, ging Höss in september 1942 naar Chełmno om daar de nieuwe crematie-installaties te bezichtigen. Höss was onder de indruk, maar meende dat het allemaal nog efficiënter kon.[ In oktober 1941 overlegden Karl Bischoff, leider van de SS-Zentralbauleitung, en Kurt Prüfer van Topf & Söhne over de bouw en installatie van een nieuw, groter crematorium. Topf & Söhne had eerder al de ovens geleverd voor het crematorium in Auschwitz I. Het nieuwe crematorium zou aanvankelijk ook in Auschwitz I komen, maar in de lente van 1942 werd besloten het in Auschwitz II te plaatsen.[] Vanaf de zomer van 1942 ging Auschwitz II een sleutelrol spelen in de vernietiging van de Europese Joden. Aanvankelijk werd Crematorium II ontworpen met twee ondergrondse mortuaria. De SS besloot echter de plannen te wijzigen. Het crematorium kreeg vijftien verbrandingsovens en had een belendende gaskamer.[ Aanvankelijk zou er vanuit het crematorium een glijbaan komen om de lijken op te dumpen, die dan terecht zouden komen in het mortuarium. Nu de plannen waren gewijzigd en het mortuarium was veranderd in een gaskamer, werd er in plaats van een glijbaan een trap aangelegd. De deur, die eerst naar binnen openging, opende vanaf dat moment naar buiten. Om voldoende capaciteit te krijgen besloot de SS in augustus 1942 om een identiek crematorium te bouwen. Er werden tevens twee andere crematoria gepland, met de gaskamers boven de grond en minder verbrandingsovens. Een zesde crematorium, dat groter had moeten worden dan alle voorgaande, stond in de planning, maar dit werd nooit gerealiseerd. In augustus 1942 werd er een begin gemaakt met de bouw van Crematorium II. Hoewel de gevangenen iedere dag hard werkten, werd de bouw niet zoals gepland midden februari afgerond, maar een maand later. De gaskamer had een oppervlakte van 210 m² en een hoogte van 2,41 meter. [] Het plafond bestond uit 22 centimeter dik gewapend beton, met daarbovenop een laag van 45 centimeter aarde. Eind 1943 werd de gaskamer in tweeën gesplitst. Kleinere transporten werden dan in kleinere ruimtes vergast, hetgeen een flinke besparing opleverde. In de gaskamers waren douchekoppen aanwezig, om de slachtoffers tot op het laatste moment in de waan te laten dat ze werden gedoucht en gedesinfecteerd. De gaskamers konden mechanisch worden geventileerd, zodat men niet zo lang hoefde te wachten totdat de ruimte weer beschikbaar was. De gasdichte deur was nog geen twee meter hoog en slechts één meter breed. Als de slachtoffers eenmaal wisten welk lot hen wachtte, begonnen ze vaak tegen de deur te duwen. De Duitsers konden de deuren van buitenaf echter met schroeven stevig vastdraaien als dat nodig was. Het plafond werd ondersteund door zeven pilaren. De openingen waardoor het gas naar binnen kwam werden geplaatst in de buurt van de pilaren 1, 3, 5 en 7. Er was een systeem ontwikkeld waardoor het gas zich sneller verspreidde, waardoor ook de slachtoffers eerder dood waren. De gaskamers konden maximaal 2500 personen tegelijk verwerken.[ De crematoria IV en V waren zowel qua bouw als qua functie veel eenvoudiger, mede doordat ze vanaf het begin puur als vernietigingsplaats waren ontworpen. Crematorium IV werd gebouwd aan de linkerzijde van de hoofdweg tussen de bouwplaatsen BII en BIII, nabij Kanada III (de plaats waar gestolen goederen werden uitgezocht). Crematorium V werd gebouwd in het aangrenzende berkenbos. De bouw van beide crematoria begon in november 1942. Crematorium IV was op 22 maart 1943 klaar voor gebruik en werd onmiddellijk in bedrijf genomen.[ Crematorium V werd in april van datzelfde jaar in gebruik genomen.[ Aan de linkerzijde van de hoofdingang was een grote omkleedruimte. Aan de rechterkant was de eerste van de vier gaskamers gevestigd. De totale grootte van deze gaskamers was 236 m².[ Twee
    gaskamers hadden een grootte van bijna 100 m², hetgeen betekende dat de andere twee aanzienlijk kleiner waren. De twee grote gaskamers hadden verschillende deuren, waardoor het ventilatieproces werd versneld en de Sonderkommandos sneller te werk konden gaan. De gaskamers hadden geen ramen, alleen openingen waardoor het gas naar binnen werd gebracht. Deze openingen waren 30×40 centimeter groot en bevonden zich hoog in de muur. De persoon die het gas naar binnen bracht moest op een ladder staan om zijn taak te volbrengen. Deze manier van vergassing zorgde voor een langzamere en pijnlijkere dood van de slachtoffers.[ Net als bij bunker I en II waren de openingen met een gasdichte klep afsluitbaar. Er waren enkele ovens in de gaskamers geïnstalleerd, zodat de Duitsers zeker wisten dat de temperatuur de 27 graden zou bereiken, de optimale temperatuur voor het gebruik van Zyklon B.[ Met de bouw van de crematoria en gaskamers groeide Auschwitz in 1943 uit tot het centrum van de Holocaust. Naast de grote vernietigingscapaciteit ontstond er in Auschwitz ook een steeds groter "woongedeelte". De vrouwen uit het Stammlager waren in augustus 1942 al overgebracht naar het nieuwe Frauenlager in Auschwitz II. Dit Frauenlager bevatte ongeveer 40 000 vrouwen. In de loop van 1943 werd Bauabschnitt II (BII) afgerond en daarmee waren de eerste twee van de geplande vier delen (Bauabschnitte) voltooid. Met de voltooiing van BII had Auschwitz een nominale capaciteit van 80 000 bewoners, maar dit aantal liep in 1943 op tot 140 000. In datzelfde jaar werd dan ook begonnen met de bouw van BIII, waarmee in 1944 werd gestopt vanwege de naderende frontlinie. Aan het vierde deel werd nooit begonnen. Auschwitz II was vooral bedoeld ter vernietiging van Joden. In 1942 vonden er verhoudingsgewijs weinig vergassingen plaats. Van de 200 000 gedeporteerde Joden werden er 140 000 direct na aankomst vergast.[23] Met de nieuwe crematoria, waarvan de eerste in de lente van 1943 klaar waren, was het kamp klaar voor de grote toestroom van Joden. De totale capaciteit van de gaskamers annex crematoria lag op ongeveer 4756 mensen per dag.[] In de loop van 1943 nam het aantal transporten toe. Bij vrijwel elk transport werden selecties toegepast: ongeveer tien tot dertig procent kon door dwangarbeid de gaskamers ontlopen.[ De transporten waren afkomstig uit alle door de nazi's bezette landen. In 1943 brachten de nazi's ongeveer 300 000 mensen om het leven in Auschwitz II.[] De meesten werden direct na aankomst vergast, maar velen bezweken ook door de slechte omstandigheden waarin de gevangenen moesten leven. De meeste mensen kwamen in Auschwitz-Birkenau aan per trein, vaak na een afschuwelijke, dagenlange reis in goederenwagons zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen, en veelal zonder voedsel of water. Tijdens deze treinreis bezweken dan ook velen aan de barre omstandigheden. De trein werd dan gestopt en de lichamen werden vervolgens naast het spoor gedumpt. Bij aankomst liepen de gevangenen vanaf station Auschwitz naar het kamp. Pas in 1944 werden de rails tot in het kamp gelegd om de grote aantallen Hongaarse Joden op te vangen. De daarbij aangelegde perrons dateren uit het voorjaar van 1944. De plek waar de meeste slachtoffers tot die tijd aankwamen ligt dicht tegen het verderop gelegen hoofdspoor, en staat bekend als de 'Judenrampe'. Pas in 2006 is de plaats als herdenkingsplaats gemarkeerd, waarbij enkele verroeste rails zijn vervangen en enkele wagons zijn geplaatst. De rails naar en van de perrons in Birkenau hebben dus 'slechts' twee maanden gefunctioneerd. Het beeld dat de film Sophie's choice schetst is derhalve onjuist: in de film laat men Sophie in 1942 uitstappen op de perrons in Birkenau, die in werkelijkheid toen nog niet gebouwd waren.[ In 1944 werd het vernietigingsproces nog grootschaliger uitgevoerd. Hoewel het gebied dat de nazi's bestreken steeds kleiner werd, bleven de nazi's de untermenschen, zoals de nazi's ze noemden, naar Auschwitz deporteren. Het aantal doden bedroeg in 1944 bijna 660 000, waarvan 438 000 tijdens Aktion Höss.[
    Hongarije was tot 1944 een trouwe bondgenoot van nazi-Duitsland. Toen de Duitsers aan het oostfront flink terrein begonnen te verliezen zocht het staatshoofd van Hongarije, Miklós Horthy, contact met de geallieerden. Hitler werd hiervan op de hoogte gesteld en was er niet van gediend. Hij liet de Wehrmacht op 19 maart 1944 het land binnenvallen en zette er zijn eigen regering op. Horthy bleef wel staatshoofd.[] In Hongarije waren de Joden wel vervolgd, maar nooit uitgeleverd aan de Duitsers. Met de nieuwe regering kwam hier verandering in. Zij dreven de Joden samen in getto's en
    doorvoerkampen. Met de aanwezigheid van 760 000 Joden in het land was er nog veel 'werk' te verzetten voor de Duitsers.[ Deze grootschalige operatie vergde wel een goede leiding, dus werd Rudolf Höss op 8 mei 1944 weer aangesteld als kampcommandant.[] De operatie werd eveneens naar hem genoemd, Aktion Höss. Höss begon direct met een voorbereiding van het kamp. De crematoria werden opgeknapt en verbeterd, zodat ze de grote vraag aankonden. Achter de crematoria werden diepe putten gegraven. Ook het Sonderkommando werd flink uitgebreid. Auschwitz was het aangewezen kamp voor deze operatie. Op 29 en 30 april vertrokken de eerste twee transporten richting Auschwitz. Ongeveer 3800 mensen werden in deze twee treinen vervoerd. Vanaf 15 mei begonnen de grootschalige deportaties. Twee weken lang waren er geen Joden vanuit Hongarije aangekomen, maar vanaf dat moment vertrokken elke dag ongeveer 12 000 Hongaarse Joden naar Auschwitz. Ze werden bij aankomst direct naar de gaskamers gestuurd. Tot 9 juli 1944 werden er 437 402 in 151 treinen naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.[ De Joden moesten een treinreis van vier dagen afleggen voordat ze in Auschwitz aankwamen. De veewagons waren overvol en velen kwamen al tijdens de reis om het leven door gebrek aan eten, drinken of voldoende zuurstof. Het aantal gedeporteerden bleek zo hoog te liggen dat de crematoria het grote aantal lijken niet konden verwerken. De lijken werden in de eerder gegraven putten achter de crematoria opgestapeld en verbrand. Horthy, onder druk staand van neutrale landen en de geallieerden, liet de deportaties van de Joden verbieden. Men had gedreigd Horthy persoonlijk verantwoordelijk te houden voor alle deportaties uit Hongarije. De deportaties werden stilgelegd, mede omdat de Duitsers hun energie nu volledig op de oorlogsvoering moesten richten. Op 14 juli probeerde Adolf Eichmann een transport met 1500 Joden naar Auschwitz te krijgen, maar Horthy gaf het bevel te stoppen voordat de trein de grens passeerde. Op 19 juli deed Eichmann opnieuw een poging en ditmaal slaagde hij in zijn opzet.[ De Joden werden naar Auschwitz gebracht en daar vergast. Op 13 augustus arriveerde een klein transport van 131 Joden in Auschwitz, en op 18 augustus arriveerde eveneens een klein transport.[ Dit laatste transport omvatte 152 Joden en was tevens het allerlaatste transport vanuit Hongarije. Hiermee kwam een einde aan Aktion Höss. Meer dan de helft van alle Hongaarse Joden was gedeporteerd; het grootste deel hiervan was vermoord in Auschwitz Op 16 december 1942 gaf Heinrich Himmler het bevel om alle Roma en Sinti (zigeuners) naar een concentratiekamp te deporteren. Op 29 januari 1943 maakte het Reichssicherheitshauptamt bekend dat Auschwitz de eindbestemming moest zijn voor deze bevolkingsgroep. Na het geven van dit bevel werd er een zogenaamd Zigeunerlager gebouwd dat zich bevond in Auschwitz II, sector BIIe.[] De deportaties van zowel de Sinti als de Roma begon in februari 1943 en ging door tot juli 1944. De zigeuners kwamen aanvankelijk uit Duitsland, Oostenrijk, Polen en delen van Tsjechië (voornamelijk Moravië). Kleinere groepen waren afkomstig uit Nederland, België, Frankrijk, Joegoslavië, Litouwen, Hongarije en de Sovjet-Unie. Er werden in totaal ongeveer 23 000 zigeuners naar Auschwitz gedeporteerd. Ongeveer 21 000 van hen waren geregistreerd in het kamp, terwijl 1700 Poolse zigeuners direct na aankomst werden vergast.[] Van de 23 000 gedeporteerde Sinti en Roma stierven er in totaal 20 000.[ Aangezien ze werden behandeld als asociale gevangenen, moesten ze een zwarte driehoek dragen als merkteken. Ook kregen ze een serie kampnummers toegewezen. Deze kampnummers begonnen met een Z, waarna er een cijfercombinatie volgde. Het kampnummer werd op de linker onderarm getatoeëerd.[ De zigeuners werden niet onderworpen aan selectieprocessen en de gezinnen bleven dus intact. Iedereen, op de 1700 Poolse zigeuners na, werd direct na aankomst in barakken gehuisvest. Aangezien sector BIIe nog altijd in aanbouw was, werden sommige mannen gedwongen mee te helpen met de bouw van deze sector. Anderen kregen diverse klusjes in het kamp toegewezen. Een aanzienlijk deel van de gevangenen had echter geen regelmatige werktijden. Zij waren dus vaak vrijgesteld van arbeid.[
    Onvoldoende voedsel en een overbevolking van het Zigeunerlager zorgden voor een dramatische hygiëne in het kamp. Dit leidde regelmatig tot epidemieën, voornamelijk tyfusen diarree, wat op zijn beurt leidde tot een hoge sterfte onder de zigeuners. De groep van 1700 Poolse zigeuners arriveerde op 23 maart 1943 vanuit Białystok. Bij de groep werden symptomen van tyfus geconstateerd, en omdat men bang was voor een uitbraak in het kamp besloot men deze groep te vergassen.[Een groep Sinti en Roma die op 12 mei 1943 eveneens uit Białystok kwam werd na aankomst wél gehuisvest in de barakken. Toen de dreiging van een tyfusuitbraak steeds groter werd, werden ongeveer duizend zigeuners die afkomstig waren uit Oostenrijk of van het eerder genoemde transport uit Białystok op 25 mei vergast. Tijdens het bestaan van het Zigeunerlager werden sommige gevangenen overgeplaatst naar andere kampen in het Derde Rijk, om daar dwangarbeid te verrichten. Sommige zigeuners werden vrijgelaten, op voorwaarde dat ze zouden worden gesteriliseerd. Er was nog een andere manier waarop men aan Auschwitz kon ontsnappen: sommige zigeuners werden vrijgelaten omdat ze in het Duitse leger hadden gediend of een militaire onderscheiding hadden gekregen. Dit moest dan wel samengaan met een zogenaamd gemengd huwelijk. De meest voorkomende aanleiding tot vrijlating was echter de tussenkomst van niet-zigeuners.[ Het Zigeunerlager in Auschwitz II bestond tot 2 augustus 1944. Op die dag werden de ongeveer drieduizend nog levende zigeuners in vrachtauto's gestopt en naar de gaskamers gereden, waar ze werden vergast.[ De gevangenen kwamen nog wel in opstand, maar de SS hield met harde hand controle over de groep. Met de vergassing van de laatste groep zigeuners kwam er een einde aan het bestaan van de Sinti en Roma in Auschwitz. Van de 23 000 gedeporteerden stierven er ruim 20 000. De overlevenden waren overgeplaatst naar andere kampen of vrijgelaten.[ De meeste slachtoffers kwamen in Auschwitz-Birkenau aan met de trein, en vaak hadden ze dan een dagenlange treinreis in goederenwagons achter de rug. Eenmaal in het kamp aangekomen moesten de Joden de treinen verlaten en alles wat ze bij zich hadden achterlaten. Hierna volgde direct een selectie. Zogenaamd ging het er om wie kon lopen naar het kamp, en wie met bussen en vrachtwagens zouden worden vervoerd. De selectie werd uitgevoerd door SS'ers samen met de kampartsen. De "zwakken" (kinderen, bejaarden, zwangere vrouwen, gehandicapten), die met de auto's vervoerd werden, werden naar de gaskamers gestuurd, terwijl de "sterken", die moesten lopen, naar het nabijgelegen concentratiekamp gestuurd werden om er te werken. Er werd geselecteerd op basis van fysieke criteria, vakmanschap en het aantal werkkrachten dat men in Auschwitz kon gebruiken.[ Indien de Duitsers geen werkkrachten nodig hadden, kwam het voor dat van sommige transporten alle mensen werden vergast. De gevangenen die de selectie overleefden, brachten enige tijd door in een quarantaineafdeling, en werkten daarna in het kamp zelf of op de aan het kamp grenzende industrieterreinen. In Auschwitz zelf werd de term "selectie" nooit door de Duitsers gebruikt. Auschwitz III, ook wel Auschwitz-Monowitz genoemd, was het laatste van de drie grote kampen van Auschwitz. Officieel was Auschwitz III een subkamp, maar vanwege de grootte werd het ook wel als hoofdkamp gezien. Auschwitz III was het werkkamp, waar bedrijven als IG Farben en Krupp Stahl vestigingen hadden. De bouw van Auschwitz III is onlosmakelijk verbonden met de plannen die IG Farben had. IG Farben wilde namelijk een derde grote fabriek voor synthetisch rubber (Buna) bouwen. Daarnaast zouden er nog diverse andere fabrieken moeten herrijzen. De fabrieken zouden in Silezië moeten komen, omdat dat gebied buiten het bereik van de geallieerde bommenwerpers lag. Na diverse plaatsen te hebben bekeken, viel in december 1940 de keuze op het gebied tussen de stad Auschwitz en de dorpen Dwory en Monowitz.[34] Dit gebied was vlak en er waren goede spoorwegverbindingen en een rivier in de buurt. Bovendien kon men in de buurt ruwe grondstoffen winnen, zoals kolen, zout en kalk. Daarnaast speelde het nieuw opgezette kamp Auschwitz I eveneens een rol: men zou op termijn arbeiders van daar kunnen overplaatsen naar de fabrieken. IG Farben maakte de plannen tussen februari en april 1941 gereed en kocht het stuk land.[] De Polen die in het gebied woonden werden uit hun huis gezet en niet gecompenseerd. Tegelijkertijd werden de Joden (en enkele lokale Polen) uit de stad Auschwitz verdreven en werden hun huizen in beslag genomen. Deze huizen werden doorverkocht aan IG Farben, dat de woningen gebruikte om arbeiders
    in te huisvesten. Uiteindelijk kwam IG Farben met de SS overeen dat het gevangenen uit het Stammlager zou huren voor de prijs van drie à vier Reichsmark per dag.[ De belangrijkste fabriek van IG Farben, die voor het maken van synthetisch rubber, was operationeel vanaf 1942. In de resterende oorlogsjaren werd in deze fabriek echter helemaal geen synthetisch rubber geproduceerd. Dit had te maken met bombardementen van de geallieerden, waardoor de aanvangsdatum steeds weer werd uitgesteld. In het voorjaar van 1942 moesten de arbeiders dagelijks vanuit het Stammlager naar Monowitz gaan om daar te werken in de fabrieken. Toen op 21 juli 1942 in het Stammlager en in Birkenau een tyfusepidemie uitbrak, mochten de dwangarbeiders tijdelijk niet werken.[] De Duitsers waren echter bezorgd over het verlies van de arbeidscapaciteit en daarop besloot men om in Monowitz barakken neer te zetten.[] De vertraging bij de aanlevering van voldoende prikkeldraad zorgde ervoor dat de opening van het kamp diverse malen werd uitgesteld. Op 26 oktober 1942 arriveerden de eerste gevangenen in Monowitz en begin november was de populatie van het kamp al opgelopen tot tweeduizend personen.[ Vanaf dat moment was Auschwitz III-Monowitz naast een werkkamp ook een concentratiekamp.
    In de zomer van 1943 was de uitbreiding van het kamp vrijwel geheel voltooid. Slechts vier van de zestig barakken waren toen nog niet klaar, maar ook deze werden binnen een jaar afgemaakt. Het kamp groeide geleidelijk en in december 1942 was het aantal gevangenen gestegen tot 3500.[ In de zomer van 1943 was dit aantal bijna verdubbeld ruim zesduizend. Het hoogtepunt werd bereikt in juli 1944, toen het kamp meer dan elfduizend gevangenen van voornamelijk Joodse herkomst telde.[ Het aantal gevangenen bleef maar groeien, ondanks het hoge sterftecijfer in het kamp. Verzwakte gevangenen werden teruggestuurd naar het Stammlager of naar Birkenau. De directeuren van de bedrijven die waren gevestigd in Monowitz waren van mening dat de barakken niet dienden om zieken en zwakken in te huisvesten. Auschwitz III bleef in werking tot een week voor de bevrijding door het Rode Leger. De gevangenen die nog sterk genoeg waren om te lopen werden in dodenmarsen afgevoerd naar kampen elders in het Derde Rijk. De zieken en zwakken bleven achter in het kamp. In totaal werden er in de omgeving van Auschwitz III veertig kampen gevestigd waar gevangenen dwangarbeid moesten verrichten in de wapenindustrie, landbouw en constructie. Vanaf de administratieve herindeling van Auschwitz in november 1942 viel het bestuur van al deze subkampen onder Auschwitz III.[ Hoewel Monowitz geen vernietigingskamp was, had het een opvallend hoog sterftecijfer. Van de bijna vierduizend gevangenen die eind 1942 in het kamp waren, leefden er in februari nog maar tweeduizend.[] De leiding van het kamp drong aan op een betere medische verzorging van de gevangenen, maar weigerde om te investeren in een betere uitrusting van het gevangenenziekenhuis. Men was de mening toegedaan dat men voor de zieken niet door hoefde te betalen.[ Tot oktober 1944 werd ook in Auschwitz III-Monowitz aan selecties gedaan. Er werden 7295 dwangarbeiders wegens ziekte of verzwakking teruggestuurd naar het Stammlager, waar de meeste van hen omkwamen in de gaskamers.[ Er wordt aangenomen dat er 20 000 tot 25 000 gevangenen van Auschwitz III om het leven zijn gekomen.[] Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit gaat om personen die in Auschwitz III zelf om het leven zijn gekomen en niet om personen die na terugzending in het Stammlager omkwamen. In maart 1943 werden de nieuwe gaskamers en crematoria geopend, waardoor de capaciteit van het kamp toenam. Hierdoor groeide ook de van de gevangenen gestolen hoeveelheid geld en kostbaarheden. Deze rijkdommen circuleerden in het hele kamp, en tegen alle bevelen in profiteerden de SS'ers daar flink Enkele honderden meters van de gaskamers en crematoria in Birkenau lag een kamp dat de gevangenen Kanada noemden, in de veronderstelling dat Canada het land van grote rijkdom was.[ Bij aankomst werden de gevangenen hun bezittingen afgenomen. Die werden naar Kanada gebracht. De
    SS'ers moesten alle kostbaarheden in een kist stoppen, die vervolgens naar Duitsland werd gestuurd. [] Echter, veel SS'ers stalen kostbaarheden als goud en geld. In Kanada werkten voornamelijk vrouwelijke gevangenen. Het werd gezien als een van de betere werkplaatsen in Auschwitz. De arbeidsters mochten hun haar laten groeien en konden voedsel stelen dat tussen de bezittingen zat.[ In Kanada kwam het zelfs tot relaties tussen SS'ers en vrouwen, hoewel dit volgens de regels van de SS verboden was. Deze relaties waren vaak van korte duur, en verkrachtingen kwamen meer dan eens voor.[ De SS'ers werkten over het algemeen liever in Auschwitz dan dat ze aan het oostfront tegen het Rode Leger vochten. Alcoholische dranken waren er in overvloed en de discipline was slecht.[] Mede door deze slechte discipline ontstond er een kleine zwarte markt waar vrijwel alles te koop was, van eten tot aan pistolen.[ De leiders van het Duitse rijk maakten zich geen zorgen over het feit dat het moordproces tegen de Joden niet voorspoedig verliep, maar hadden wel hun bedenkingen bij het verlies van goederen en geld aan corrupte bewakers. In de herfst van 1943 werd SS'er Konrad Morgen naar Auschwitz gezonden om de diefstal te onderzoeken.[] Hij moest zorgen dat gestolen spullen bij de staat terechtkwamen en niet, zoals gebruikelijk was op dat moment, in de kluisjes van SS'ers.[ Veel bewakers wisten aan zijn onderzoek te ontkomen, maar er werden toch duidelijke bewijzen gevonden van corruptie. De bewakers die wel gepakt werden, kregen flinke straffen.[ Als gevolg van het onderzoek werd de commandant van Auschwitz, Rudolf Höss, op 1 december 1943 weggepromoveerd naar een administratieve functie in Berlijn.[] Twee maanden na het vertrek van Höss vloog de loods waarin de bewijzen van corruptie lagen met onbekende oorzaak in brand.[] Al het bewijsmateriaal werd hierbij vernietigd en de corruptie in Auschwitz ging door tot aan de bevrijding van het kamp.[ In de loop der jaren werd het SS-garnizoen in Auschwitz gestaag uitgebreid. In 1941 waren er zevenhonderd SS'ers in Auschwitz, in juni 1942 was dat aantal opgelopen tot tweeduizend.[ In april 1944 beschikte de SS over ruim drieduizend SS'ers en in augustus van dat jaar was het aantal opgelopen tot 3300 mannen en vrouwen.] De piek werd midden januari 1945 bereikt. Terwijl de evacuatie van het kamp in volle gang was, waren er 4480 mannelijke en 71 vrouwelijke SS'ers in het kamp.[ Gedurende het bestaan van het kamp deden er in totaal 7000 tot 7200 verschillende SS'ers dienst Gegevens over 1209 SS'ers wijzen uit dat deze mensen nauwelijks een opleiding hadden genoten. [ Zeventig procent van hen had slechts basisonderwijs genoten, 21,5 procent middelbaar onderwijs en slechts 5,5 procent had hoger onderwijs gevolgd. Van deze laatste groep was het merendeel arts of architect. De meerderheid van het SS-garnizoen bestond uit Duitsers met een Duitse nationaliteit (Reichsdeutscher). Er was eveneens een grote groep Duitsers zonder Duitse nationaliteit (Volksdeutscher). Deze waren meestal afkomstig uit de landen als Tsjechië, Roemenië, Slowakije en Hongarije. Deze groep werd met de jaren relatief gezien steeds groter, maar nam in 1944 af toen oude Wehrmacht- en Luftwaffesoldaten werden gestationeerd in Auschwitz.[ . Vanaf 1942 werden ook vrouwen gestationeerd in Auschwitz. Het pas geopende vrouwenkamp lag hieraan ten grondslag, maar ook een tekort aan personeel was een belangrijke reden. De vrouwen behoorden officieel niet tot de SS, die een volledig mannelijke organisatie was. De vrouwen moesten een contract tekenen, waardoor ze werden gerekend tot de leden van de SS-Gefolge.[ Ze stonden echter net als de mannelijke SS'ers onder leiding van de kampcommandant. Ze deden vooral dienst als opzichters (Aufseherinnen) in het vrouwenkamp. Later werden de vrouwen ook ingezet tussen de mannen.[ Naast het fungeren als opzichter, waren er ook vrouwen die dienstdeden bij de communicatieafdeling van het kamp.[Zij werden gezien als SS-Helferinnen. Deze groep was relatief gezien vrij klein. Daarnaast werkten er nog vrouwen bij het Duitse Rode Kruis dat dienstdeed in Auschwitz.[ Net als de andere kampen beschikte ook Auschwitz over een kampcommandant. De eerste commandant was SS-Obersturmbannführer Rudolf Höss (mei 1940-november 1943).[ Hij werd opgevolgd door SS-Obersturmbannführer Arthur Liebehenschel (november 1943-mei 1944), die op zijn beurt weer werd opgevolgd door SS-Sturmbannführer Richard Baer (mei 1944-januari 1945).[] Höss
    kreeg tijdens Aktion Höss (mei 1944-juli 1944) tijdelijk opnieuw zeggenschap over een groot deel van het kamp. Na de eerste reorganisatie kregen Auschwitz II en Auschwitz III een eigen kampcommandant. [] Auschwitz II werd vanaf november 1943 geleid door SS-Sturmbannführer Friedrich Hartjenstein, die in november 1944 werd opgevolgd door SS-Hauptsturmführer Josef Kramer.[] Auschwitz III kwam vanaf 1943 onder leiding te staan van SS-Hauptsturmführer Heinrich Schwarz,[ die deze functie behield tot het einde van het kamp. De kampcommandant had de complete leiding over het kamp en het daarbij behorende SS garnizoen. Hij moest op zijn beurt verantwoording afleggen aan de Inspectiedienst van de Concentratiekampen. [] Nadat deze instantie op 3 maart 1942 onderdeel werd van de Wirtschaftsverwaltungshauptamat (SSWVHA), kwam Auschwitz onder het bevel van Amtsgruppe D van het SS-WVHA.[ De organisatie van Auschwitz bestond uit zeven afdelingen (kampcommandant, politieke afdeling, kampadministratie, dwangarbeid, economische administratie, medische afdeling en de SS-eenheid welzijn en opleiding).[] Daarnaast waren er nog enkele administratieve eenheden die verantwoordelijk waren voor zaken zoals de bouw, hygiëne, voedsel en uitrusting.[] Al deze afdelingen hadden eigen verantwoordelijkheden, maar de politieke afdeling was bij uitstek de belangrijkste. De kampcommandant was de hoogste bevelhebber van het kamp. De SSSchutzhaftlagerführer (kampdirecteur) was de tweede man in de hiërarchie.[ Hij was verantwoordelijk voor de aansturing van de Rapportführer (verantwoordelijk voor de geschreven rapporten), de Blockführer (verantwoordelijk voor de zaken per gevangenenblok) en de Kommandoführer (verantwoordelijk voor de dwangarbeid).[ Met de uitbreiding van Auschwitz werd ook het aantal posten van directeur uitgebreid. Alle sectoren in Auschwitz II werden bestuurd door een directeur.[] In Auschwitz III en al haar subkampen werden ook directeuren neergezet die verantwoordelijk waren voor de dagelijkse gang van zaken in het kamp. De politieke afdeling (Afdeling II) was de leidende afdeling in het vernietigingsproces. De ambtenaren in de politieke afdeling waren afkomstig van de Gestapo en de Kriminalpolizei. De politieke afdeling moest haar bevindingen rapporteren aan zowel de kampcommandant als het Reichssicherheitshauptamt. De politieke afdeling werd aanvankelijk geleid door SS-Untersturmführer Maximilian Grabner en later door SS-Untersturmführer Hans Schurz. De politieke afdeling had veel inspraak bij het vrijlaten van gevangenen, het bijhouden van persoonlijke dossiers en het beheer van de crematoria.[] Bovendien was ze verantwoordelijk voor de omgang van de SS'ers met de gevangenen en het verzet in het kamp.[Daarnaast was de afdeling belast met de aansturing van het vernietigingsproces.[] Al deze aspecten zorgden ervoor dat de politieke afdeling de belangrijkste afdeling in Auschwitz was. Op 1 oktober 1933 gaf Theodor Eicke instructies over de omgang van de SS'ers met de gevangenen. Eicke liet weten dat de gevangenen als vijanden van het Rijk moesten worden gezien en daarom ruw aangepakt moesten worden.[] De SS'ers mochten niet op een menselijke manier met de gevangenen omgaan, want dit werd gezien als een zacht karakter of zelfs een gebrek daaraan.[ Deze manier van omgang met gevangenen gold in ieder concentratiekamp, dus ook Auschwitz. Vele jaren van indoctrinatie zorgden er uiteindelijk voor dat de SS'ers in staat waren om op onmenselijke en respectloze manier om te gaan met de gevangenen.[
    Door het verzet binnen het Sonderkommando in het geheim gemaakte opnamen van lijkverbrandingen. Foto's zijn uit het kamp gesmokkeld in de hoop dat actie zou worden ondernomen
    Ondanks het gevaar dat het met zich meebracht, waren er verzetsgroepen in de kampen van Auschwitz. Het verzet had te kampen met extra grote moeilijkheden. Zo was er steeds verraad van nietJoodse medegevangenen. Velen van hen hoopten op deze manier de dood te ontspringen en wilden niets riskeren. Vaak traden deze verraders op als handlangers van de SS en namen ze de voor het verzet belangrijke functies waar.[] Nieuwe leden werden meestal niet toegelaten tot het verzet. Hoe kleiner de groep, des te minder kans op verraad. Bovendien waren de meeste nieuwelingen te 'traag' vanwege de nieuwe situatie waarin ze terechtgekomen waren. De Russische krijgsgevangenen waren gedecimeerd tot een kleine groep, waarvan dus ook al weinig steun uit kon gaan. De groep politieke
    gevangenen in het kamp had te kampen met politieke tegenstellingen en nationaliteit, hetgeen achterdocht ten opzichte van elkaar in de hand werkte.[] Naast deze factoren was het voor het verzet lastig om te communiceren met de andere kampen, doordat de kampen enkele kilometers van elkaar verwijderd lagen. Hierdoor was in wezen elk kamp op zichzelf aangewezen. In Auschwitz II kwam het op 7 oktober 1944 wel tot een georganiseerde opstand. De opstand zou worden

    14-06-2018 om 08:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni 1864 alzheimer

    14 juni 1864 alzheimer De ziekte van Alzheimer[(vaak kortweg alzheimer genoemd) is een degeneratieve aandoening die geleidelijk begint en steeds erger wordt.[Het is de oorzaak van 60 tot 70 procent van alle gevallen van dementie.[ Het meest herkenbare kenmerk van de ziekte is de moeite met het herinneren van recente gebeurtenissen.] Naarmate de ziekte langer duurt, kunnen andere symptomen ontstaan: spraak- en taalproblemen, desoriëntatie (oa. gemakkelijk verdwalen), stemmingswisselingen, een verlies van motivatie en initiatief, verminderde zelfzorg en gedragsproblemen.[ Uiteindelijk zonderen de patiënten zich af van hun naasten en trekken ze zich terug uit het dagelijks leven.[ Hoe snel iemand achteruitgaat, verschilt van patiënt tot patiënt. De gemiddelde levensverwachting na diagnose is drie tot negen jaar.[ De oorzaak van alzheimer is onduidelijk.] Men denkt dat ongeveer 70% van het risico genetisch is bepaald; er zijn meerdere genen bij betrokken. Andere risicofactoren zijn onder andere veelvuldig hoofdletsel, depressie en hoge bloeddruk. Het onderliggende ziekteproces wordt in verband gebracht met plaques en tangles in de hersenen. Een waarschijnlijke diagnose kan worden gesteld op basis van neurologisch onderzoek, cognitieve testen, beeldvormend medisch onderzoek en bloedtesten om andere diagnoses uit te sluiten. Bestudering van het hersenweefsel is nodig om de definitieve diagnose te kunnen stellen.[ Er bestaan geen medicijnen om de ziekte te genezen of de voortgang te stoppen, maar sommige symptomen kunnen wel worden bestreden. In 2015 waren er wereldwijd naar schatting 29,8 miljoen mensen met de ziekte van Alzheimer.[] De ziekte wordt meestal vastgesteld bij personen die ouder zijn dan 65 jaar,[] maar in 4 tot 5% van de gevallen is er sprake van een vroeg begin (jonger dan 65) van de ziekte van Alzheimer.[] Ongeveer 6 op de 100 mensen boven de 65 worden door de ziekte getroffen.[] De aandoening is vernoemd naar Alois Alzheimer, een Duitse psychiater en neuropatholoog.[] In 1901 beschreef de Duitse psychiater neuropatholoog Alois Alzheimer voor de eerste keer de ziekte, die later bekend werd als de ziekte van Alzheimer.[] De patiënt was een 50-jarige vrouw met de naam Auguste Deter, die in dat jaar opgenomen was in de psychiatrische inrichting van Frankfurt am Main. Alois Alzheimer begeleidde de vrouw tijdens haar ziekenhuisopname. Zij verbleef in deze inrichting tot aan haar dood in 1906. In die tijd was Alois Alzheimer laboratoriummanager bij Emil Kraepelin in München. Hij was geïnteresseerd in de zaak en na haar dood deed Alois Alzheimer een autopsie op haar hersenen en beschreef eiwitophopingen -amyloïde plaques- aan de buitenkant en rondom de hersencellen.[] Binnenin de hersencellen bemerkte hij de aanwezigheid van kluwen vezels, de neurofibrillaire kluwen.] De daarop volgende vijf jaren werden elf vergelijkbare gevallen in de medische literatuur beschreven. In enkele van deze publicaties werd al gebruikgemaakt van de term ziekte van Alzheimer.[ De officiële naam gaat terug naar de psychiater Emil Kraepelin. Hij noemde de ziekte in de achtste editie van zijn leerboek van de psychiatrie gepubliceerd in 1910 de ziekte van Alois Alzheimer.[
    Progressie van de ziekte van Alzheimer. Zenuwdood en de vorming van neurofibrillaire tangles en beta-amyloïde plaques. De voortgang van de ziekte van Alzheimer kan worden opgedeeld in vier stadia, waarbij geestelijke en functionele beperkingen steeds groter worden De eerste kenmerken worden vaak ten onrechte toegeschreven aan het ouder worden of aan stress. [ Uitgebreid neuropsychologisch testonderzoek kan milde geestelijke problemen aantonen tot wel zes jaar voordat iemand voldoet aan de criteria voor de diagnose.[ Deze eerste kenmerken kunnen de meest ingewikkelde algemene dagelijkse levensverrichtingenbemoeilijken.[ Het meest in het oog springende kenmerk is het geheugenverlies: patiënten hebben vaak moeite met het herinneren van recente gebeurtenissen of kunnen niet goed meer nieuwe informatie leren.[ Patiënten vragen bijvoorbeeld meerdere malen per dag hetzelfde, of vergeten afspraken. Subtiele problemen met executieve functies zoals aandacht, planning, flexibiliteit en abstract denken of beperkingen in het semantisch geheugen kunnen ook kenmerkend zijn voor het begin van de ziekte. [] Apathie kan soms ook al voorkomen in dit stadium. Depressieve kenmerken, prikkelbaarheid en lichte
    beperkingen in ziekte-inzicht komen ook voor.[ De preklinische fase wordt soms ook lichte cognitieve stoornis (vaak afgekort tot MCI, naar Engelse term) genoemd.[ De steeds erger wordende geheugen- en andere problemen leiden uiteindelijk tot de diagnose alzheimer. In een klein percentage patiënten zijn problemen met de taal, executieve functies, waarneming (agnosie), of de uitvoering van bewegingen (apraxie) duidelijker waarneembaar dan de geheugenproblemen.[ Alzheimer treft niet alle herinneringen of soorten geheugen: herinneringen van langer geleden over het leven van de patiënt (episodisch geheugen), geleerde feiten (semantisch geheugen) en kennis over hoe handelingen moeten worden uitgevoerd (niet-declaratief geheugen) blijven grotendeels bespaard.[ Taalproblemen uiten zich vooral in een beperkte woordenschat en een verminderde woordvloeiendheid, waardoor iemand zich minder goed kan uitdrukken in zowel gesproken als geschreven taal.] In dit stadium kan een patiënt zich doorgaans nog adequaat uitdrukken.[ De progressieve verslechtering leidt er uiteindelijk toe dat een patiënt niet meer zelfstandig kan functioneren.[ Spraakproblemen worden duidelijker omdat patiënten niet meer op woorden kunnen komen. De lees- en schrijfvaardigheid gaan geleidelijk verloren.[ Complexe bewegingen worden minder gecoördineerd, waardoor de kans op vallen groter wordt.[ Ongeveer éénderde van de alzheimerpatiënten krijgt te maken met illusionaire vervalsingen en andere waanbeelden. Ziekte-inzicht neemt verder af (anosognosie).[] Urine-incontinentie kan ontstaan.[] Deze kenmerken zijn vaak belastend voor het zorgsysteem van de patiënt (zijn/haar naasten). Om het zorgsysteem te ontlasten, worden patiënten vaak overgeplaatst naar verzorgingstehuizen. In de laatste stadia van de ziekte, is de patiënt volledig afhankelijk van de zorg van anderen.[] De taal is beperkt tot korte zinnen of losse woorden en kan uiteindelijk compleet verloren gaan.[ Ondanks het feit dat patiënten niet meer kunnen praten, kunnen ze emotionele tekenen nog wel herkennen en beantwoorden. Agressiviteit kan nog voorkomen, maar ernstige apathie en vermoeidheid komen veel vaker voor. In zeer vergevorderde stadia is de spiermassa dusdanig afgenomen dat patiënten niet meer uit bed kunnen komen en niet meer zelfstandig kunnen eten. De doodsoorzaak is vaak een factor van buitenaf, zoals longontsteking of decubitus; niet de ziekte zelf.[ De ziekte van Alzheimer wordt door een arts, bijvoorbeeld een neuroloog of klinisch geriater, (neuro)psychiater of huisarts vastgesteld door middel van anamnese en onderzoek. Een veel gebruikt screeningsinstrument is de Mini-mental state examination. Verder wordt een uitgebreide medische anamnese afgenomen en worden gesprekken met de familie gevoerd (heteroanamnese). Enkele eenvoudige tekenen van cognitieve achteruitgang waaraan de ziekte in vroege stadia te herkennen is, zijn:[noot][ het steeds stellen van dezelfde vragen; hetzelfde verhaal woord voor woord herhalen; eenvoudige taken, die men vroeger makkelijk aankon, niet meer kunnen uitvoeren, zoals koken, kaartspelen, dingen repareren, etc.; problemen met betalen van rekeningen of bijhouden van de administratie (terwijl men dat vroeger wel kon); in een bekende omgeving de weg kwijtraken, of gedesoriënteerd raken; de persoonlijke hygiëne verwaarlozen, zoals aantrekken van schone kleren, douchen; beslissingen die men vroeger zelf nam aan anderen overlaten, bijvoorbeeld wat er in de supermarkt gekocht moet worden, of waarheen men nu moet gaan. Merk op: Geen van de tekenen op zich, of zelfs in combinatie met andere tekenen, geeft een zekere indicatie van de ziekte. Wel is het verstandig bij het optreden van meerdere tekenen van abnormaal gedrag een arts of specialist te raadplegen Rol van eiwitten De ziekte wordt volgens de meest geaccepteerde hypothese veroorzaakt door een te grote hoeveelheid van een bepaald eiwit (bèta-amyloïd) dat plaques (klonten) vormen buiten de hersencellen. Die te hoge hoeveelheid kan komen door te hoge aanmaak, bijvoorbeeld door erfelijke afwijkingen in het amyloïdprecursorproteïne: APP. Ook is er een intracellulair kenmerk van de ziekte, namelijk kluwens (verstrengelingen) van het eiwit Tau. Verstrengeling van het Tau-eiwit, een eiwit dat een rol speelt bij het vervoer van voedingsstoffen door de cel, leidt ertoe dat hersencellen afsterven. Bij post
    mortemonderzoek wordt een sterk gekrompen hersenschors (atrofie) gevonden, met buiten de zenuwcel gelegen amyloïdneerslagen (seniele plaques), welke ook rond de bloedvaten in de hersenen voorkomen. Daarnaast zijn er in de cel gelegen verstrengelingen van het eiwit Tau (neurofibrillaire kluwens) te vinden. Deze neerslagen zijn niet gelijkmatig over de hersenschors verdeeld. Met name gedeelten van de hersenschors waar geheugenfuncties gelokaliseerd zijn, zijn in het begin aangedaan. Vooralsnog is de ziekte van Alzheimer een ziekte aan de grijze stof van het cerebrum. HSV-1 virus In tal van onderzoeken tracht men het verband te bewijzen tussen het HSV-1 virus en de Ziekte van Alzheimer, waarbij men van de veronderstelling uitgaat dat het HSV-1 virus de veroorzaker van de ziekte is.[] Tot op heden is het exacte bewijs hiervoor nog niet geleverd. Erfelijke factoren Er blijkt een genetische predispositie te bestaan voor alzheimer. De erfelijkheid bedraagt naar schatting 76%. De laat beginnende alzheimer is vermoedelijk een gevolg van een samengaan van zowel genetische als omgevingsinvloeden. De vroege variant lijkt daarentegen vooral door genetische factoren bepaald. Het ApoE4-gen bij mensen geeft een verhoogde kans op de ziekte, met name voor de vroeg beginnende versie. Mensen die over het ApoE3 en ApoE4 beschikken hebben een driemaal verhoogde kans op de ziekte van Alzheimer, en mensen die over twéé ApoE4 allelen beschikken hebben een 14 maal verhoogde kans op de ziekte. 50% van de mensen met ApoE4 krijgen echter géén alzheimer en veel alzheimerpatiënten hebben geen ApoE4-allel(en). Recentelijk hebben onderzoekers nieuwe risicogenen voor alzheimer gevonden in een onderzoek van een zeer grote populatie.[] Deze genen coderen eiwitten die een rol spelen bij de cholesterolhuishouding en ontstekingsmechanismen in de hersenen. De rol van aluminium en kwik (in amalgaam-vullingen) als veroorzakers van alzheimer is nog niet opgehelderd. Een belangrijke rol lijkt zeer onwaarschijnlijk. De hoeveelheid onderzoek is beperkt en spreekt elkaar deels tegen. Andere co-factoren die misschien(!) een rol spelen, zijn andere metalen (bijvoorbeeld koper), ontstekingsreacties in de hersenen, een tekort aan vitamines, oxidatieve stress en metabole verstoringen.
    Een andere nog weinig onderzochte theorie is de rol van diabetes. Sommigen zien alzheimer als type 3 diabetes. Hierbij zorgt insulineresistentie ervoor dat de hersencellen geen glucose kunnen opnemen. Zonder deze voor de hersencellen primaire brandstof sterven ze langzaam af.[] Benzodiazepines worden in verband gebracht met een hogere kans op de ziekte. [] Ontstekingsremmers zouden de ontwikkelingskans juist verlagen.[] Vroege detectie of vaststelling van de ziekte van Alzheimer vormt momenteel een belangrijk onderwerp van studie. Een nieuwe techniek is het in beeld brengen van het amyloïd in de hersenen door middel van een PET-scan. Daarbij wordt door een arts een radioactieve stof in de bloedbaan van de arm gespoten. De stof (Pittsburg compound B of PiB genaamd[]) gaat vervolgens een chemische verbinding aan met het in de hersenen aanwezige amyloïd.[ De plaques of afbraakproducten worden dan zichtbaar in het beeld van de scanner. Deze test is echter niet erg gevoelig en bovendien niet specifiek voor de ziekte van Alzheimer aangezien plaques soms ook in de hersenen van normale ouderen voorkomen. Een andere, meer specifieke, techniek is de lumbale punctie, waarbij de ruggenmergvloeistof wordt onderzocht op afbraakproducten van amyloïd. Beide technieken zijn relatief duur en vereisen gespecialiseerd personeel. Er is zodoende behoefte aan een eenvoudige en goedkope diagnostische test, die de ziekte in een zo vroeg mogelijk stadium kan detecteren. Een van de mogelijke kandidaten hiervoor is een reuktest met pindakaas, die gebruikmaakt van een geconstateerd verschil in reukvermogen tussen het linkerneusgat en rechterneusgat bij Alzheimerpatiënten.[36] Een van de eerste hersenstructuren die bij deze ziekte wordt aangetast is de reukzenuw. Voordat deze pindakaastest daadwerkelijk gebruikt kan worden bij de diagnose van vroege Alzheimer dient hij echter nog verder onderzocht te worden. De mitochondriën functioneren slechter aan het begin van de ziekte van Alzheimer. Een PET-scanbeeld van de hersenen van een alzheimerpatiënt (AD) en een gezonde proefpersoon (Control) Een simpele test is de zogenaamde kloktekentest. Epidemiologische studies tonen aan dat ouderen met een hoger opleidingsniveau minder kans hebben op het ontwikkelen van de ziekte van Alzheimer.[ ] Een hoger opleidingsniveau beschermt ouderen echter niet zozeer tegen neurodegeneratieve en vasculaire pathologie (afwijkingen in het weefsel van
    de hersenen) die vaak optreedt bij de ziekte van Alzheimer. Wél lijkt het de klinische expressie van de ziekte te dempen in de jaren voor het overlijden. Mogelijk heeft dit te maken met een grotere 'cognitieve reserve' of een groter hersengewicht bij mensen met een hoger opleidingsniveau.[] Hierdoor zouden de negatieve gevolgen van hersenafwijkingen voor het gedrag kunnen worden gecompenseerd of pas op zeer hoge leeftijd zichtbaar worden. Wereldwijd zijn er naar schatting 24 miljoen mensen met de ziekte van Alzheimer (gegevens 2005). In België zijn er 85.000 patiënten en jaarlijks komen er tot 20.000 bij. In Nederland zijn er 250.000 patiënten. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende variant van dementie. Twee derde van alle patiënten die dement zijn, lijdt aan alzheimer. Het hebben van sociale contacten en oplossen van puzzels of schaken wordt in studies van veroudering soms genoemd als middel tegen cognitieve achteruitgang op latere leeftijd. Voorlopig is echter een causale relatie nog niet duidelijk aangetoond. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is het aantal mensen in Nederland dat aan de ziekte van Alzheimer overlijdt vanaf 1996 met ruim 600% gestegen. In Vlaanderen is er een soortgelijke ontwikkeling te constateren.





    14-06-2018 om 08:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni 1928 che guevara

    14 juni 1928 Che Guevara Ernesto Guevara (Rosario (Argentinië), 14 juni 1928 – La Higuera (Bolivia), 9 oktober 1967), beter bekend onder de naam Che Guevara, was een Argentijns marxistisch revolutionair en Cubaans guerrillaleider. De bijnaam Che kreeg hij gedurende zijn verblijf in Guatemala. In LatijnsAmerika wordt de kreet “Che” gebruikt om iemands aandacht te trekken; het kan vrij vertaald worden als vriend of maat. “Che” wordt ook gebruikt als bijnaam voor iemand uit Argentinië. Che Guevara was een lid van Fidel Castro's revolutionaire Beweging van de 26ste juli, die in 1959 via een revolutie in Cuba aan de macht kwam. Na verscheidene posten in de nieuwe Cubaanse regering te hebben bekleed, verliet Guevara Cuba in 1966 om de revolutie in andere landen te verspreiden, eerst in de Democratische Republiek Congo en later in Bolivia. Op 8 oktober 1967 werd Guevara opgepakt tijdens een door de CIA georganiseerde militaire operatie van het Boliviaanse leger. Hoewel de CIA hem voor ondervraging in leven wilde houden, werd Guevara de dag na zijn gevangenname geëxecuteerd. In juli 1997 zijn de overblijfselen van Guevara en zes van zijn kameraden naar Cuba overgebracht en in oktober 1997 met militaire eer bijgezet in een mausoleum in Santa Clara. Ernesto “Che” Guevara groeit op als oudste van vijf kinderen van Ernesto Rafael Guevara Lynch en Celia de La Serna. De geboortedatum op zijn geboortebewijs is 14 juni 1928. Er wordt echter aangenomen, dat met deze datum is gemanipuleerd om het feit te verbergen dat de moeder van Guevara al drie maanden voor het huwelijk zwanger was. Zijn werkelijke geboortedatum was waarschijnlijk 14 mei 1928. Als kind heeft Guevara het goed. Zijn vader is architect en heeft een goed inkomen. Ernesto heeft gedurende zijn hele leven veel problemen met zijn gezondheid. Tijdens zijn derde levensjaar krijgt hij last van een zware vorm van astma. Hij leest veel, zowel werken van schrijvers als Sigmund Freud, Charles Baudelaire, Karl Marx en Giovanni Boccaccio, als ook "lichtere" boeken zoals Robinson Crusoë en De drie musketiers. Als tiener is Guevara ook actief in verschillende sportverenigingen en speelt rugby. In 1948 besluit Guevara geneeskunde te gaan studeren aan de universiteit van Buenos Aires. In 1951 maakt Guevara samen met zijn vriend Alberto Granado (1923-2011), een biochemicus en politiek radicaal, een rondreis op de motor (een Norton 500 cc bijgenaamd La Poderosa II ofwel De Machtige) door Latijns-Amerika. Het doel is om een paar weken als vrijwilliger te werken in de leprakolonie aan de Amazone in Peru. De reis, die meer dan een jaar duurt en meer dan 8000 km lang is, loopt van hun woonplaats Córdoba via Chili, Peru en Colombia naar Venezuela. Gedurende deze tocht schrijft Guevara het dagboek Diarios de motocicleta, dat later in het Nederlands is uitgegeven onder de titel Op de motor door Latijns-Amerika en in 2004 verfilmd door Walter Salles, met Gael García Bernal in de hoofdrol. Na zijn afstuderen vertrekt hij in 1953 voor zijn tweede grote reis door Latijns-Amerika, waarbij hij door Bolivia, Peru, Ecuador, Panama, Costa Rica, Nicaragua en Hondurasreist. Tijdens deze reis hoort Guevara dat de president van Guatemala, Jacobo Árbenz Guzmán, landhervormingen doorvoert. Aangetrokken door dit nieuws vertrekt hij naar Guatemala. Aangekomen in Guatemala stad zoekt hij, op aanraden van een wederzijdse kennis, Hilda Gadea Acosta, op, een Peruaanse econome die woont in Guatemala. Hilda, met wie hij later zou trouwen, heeft dankzij haar lidmaatschap van een socialistische beweging (APRA) de nodige politieke connecties en introduceert Guevara bij een aantal belangrijke overheidsdienaren van de regering-Árbenz. Ook herstelt Guevara het contact met een groep Cubaanse bannelingen, die hij eerder in Costa Rica had ontmoet, onder wie Antonio “Nico” López, een deelnemer aan de mislukte aanval van Fidel Castro op de Moncada-kazerne in Santiago de Cuba op 26 juli 1953. In deze periode krijgt Ernesto Guevara zijn beroemde bijnaam Che. In Mexico worden Argentijnen “El Che” genoemd. Ernesto wordt dan ook El Che Guevara genoemd, maar dit wordt op den duur afgekort tot Che.
    Van zeer dichtbij is Guevara getuige van een door de CIA opgezette, geslaagde staatsgreep tegen de regering van de gematigde Jacobo Árbenz Guzmán. Dit geeft Guevara het idee dat de Verenigde Staten altijd linkse regeringen zou tegenwerken. Na een tijdje in de Argentijnse ambassade in Guatemala te hebben verbleven, vertrekt Guevara naar Mexico waar hij zich aansluit bij de Cubaanse ballingen. Deze introduceren hem vervolgens bij Raúl Castro, de jongere broer van Fidel Castro, die hij enkele weken later ontmoet. Vrijwel meteen na de ontmoeting met Fidel wordt hij lid van Castro's Beweging van de 26ste juli. Op 25 november 1956 varen 82 Cubaanse strijders, onder wie Che, Raúl, en Fidel aan boord van het jacht Granma naar Cuba om een revolutie in gang te zetten. De landing van de guerrillero's op Cuba loopt uit op een grote mislukking. Een groot deel van de voorraad moet worden achtergelaten en vervolgens loopt de groep na een aantal dagen door een moeras gedwaald te hebben in een hinderlaag van het leger. Slechts 12 man hergroeperen zich later in de bergen van de Sierra Maestra. In de Sierra Maestra bewapenen de rebellen zich en werven zij rekruten, vooral onder de boerenbevolking en de intellectuelen. Guevara wordt al snel benoemd tot de hoogste rang, Comandante, en is als zodanig ook een van de vertrouwelingen van Castro. Hij wordt zowel gerespecteerd als gevreesd door andere rebellen. Gedurende de revolutie was Guevara onder meer verantwoordelijk voor de executie van informanten, deserteurs en spionnen in het revolutionaire leger. Vijf jaar eerder had Guevara, als marxistische zwerver in Guatemala, gezien hoe het Guatemalteekse officierenkorps in opstand kwam tegen het democratische bestel van Jacobo Árbenz Guzmán. Guevara was beducht voor een herhaling in Cuba. Even belangrijk was de afschrikking die zijn bloedbad teweegbracht. Dit waren allemaal publieke terechtstellingen. En de executies van deze verklikkers en folteraars, tot en met de uiteindelijke verbrijzeling van de schedel met een genadeschot van een massieve 0.45, afgevuurd vanaf vijf passen, waren eveneens publiek. Guevara stond erop dat zijn manschappen de familie en vrienden van de terechtgestelden lieten passeren voor deze met bloed, beenderen en hersenen bespatte muur. Aan het einde van 1958 leidt Guevara de tweede colonne in de opmars naar Havana. Terwijl de derde colonne onder leiding van Camilo Cienfuegos door Camagüey en Las Villas optrekt voert de tweede colonne onder leiding van Guevara de aanval op een militaire troepentransporttrein in Santa Clara uit. Deze aanval leidt tot de verovering van Santa Clara en is een directe aanleiding tot de vlucht van dictator Batista uit Cuba en de machtsovername door Castro op 1 januari 1959. Na de machtsovername werd Guevara een prominent lid van de nieuwe socialistische regering. Op 9 februari 1959 werd hem de Cubaanse nationaliteit toegekend. Kort hierna scheidde Guevara van zijn Peruaanse vrouw Hilda Gadea, met wie hij een dochter had. Later trouwde hij met Aleida March, een lid van Castro's beweging, met wie hij vier kinderen zou krijgen. In 1959 werd Guevara aangesteld als commandant van het militaire gevangenisfort La Cabana. Gedurende zijn tijd hier gaf hij leiding aan de berechting en executie van talrijke leden van het regime van Batista, onder anderen de leden van geheime dienst BRAC. Volgens sommige bronnen werden minstens 156 mensen hiervan het slachtoffer, andere bronnen beweren meer dan 500. Na dienstgedaan te hebben als commandant van het militaire gevangenisfort La Cabana, gaf hij leiding aan het Nationale Instituut voor Agrarische Hervormingen en bekleedde daarna de functies van president van de Nationale Bank en minister van Industrie. Hier probeerde Guevara Cuba's kapitalistische agrarische economie om te vormen tot een planeconomie. Na in 1960 leiding te hebben gegeven aan de onderhandelingen over een handelsovereenkomst met de Sovjet-Unie, vertegenwoordigde Guevara Cuba op economische missies naar bondgenoten van de Sovjet-Unie in Afrika en Azië. Guevara gaf mede richting aan het linkse, later ook pro-communistische pad van het Castro-regime. Als voorstander van de economische en sociale hervormingen die Castro's regering had doorgevoerd,
    werd hij in het westen vooral bekend vanwege zijn felle aanvallen op de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
    Braziliaanse president Jânio Quadros, in een controversiële actie, toekenning van Ernesto Guevara met de Orde van het Zuiderkruis, 1961. Nationaal Archief van Brazilië. Gedurende deze periode bepaalde hij mede Cuba's beleid en ontvouwde hij zijn eigen inzichten in toespraken, artikelen, brieven, essays en boeken. De belangrijkste daarvan zijn twee boeken over guerrilla warfare en socialistische ideologie. Het boek El socialismo y el hombre en Cuba is een analyse van Cuba's nieuwe vorm van socialisme en communistische ideologie. Het boek Guerrilla Warfare is lange tijd gezien als het standaardwerk voor asymmetrische oorlogsvoering in ontwikkelingslanden. Guevara geloofde dat een kleine groep opstandelingen, door gewelddadige acties tegen de overheid, “revolutionaire gevoelens” bij de boerenburgerbevolking kon opwekken. Hierdoor zou het niet nodig zijn om eerst een brede revolutionaire organisatie op te bouwen, in kleine stappen toewerkend naar een revolutie, alvorens een gewapende opstand te beginnen. Het falen van de op Cubaanse stijl gebaseerde revolutie in Bolivia, over het algemeen toegeschreven aan het gebrek aan draagvlak bij de bevolking, heeft er echter toe geleid dat deze strategie tegenwoordig als ineffectief wordt beschouwd. Wanneer Guevara op 14 maart 1965 na een rondreis van drie maanden door China, Egypte, Algerije, Ghana en Congo in Havana terugkeert, is dat zijn laatste publieke optreden van dat jaar. Na april is Guevara spoorloos verdwenen. Aangezien Guevara wordt gezien als de plaatsvervanger van Castro in Cuba leidt deze verdwijning tot talrijke nationale en internationale speculaties. Gedwongen door de speculaties over de verdwijning van Guevara verkondigt Castro op 16 juni van dat jaar dat het volk geïnformeerd zal worden over zijn locatie zodra Guevara dat wenselijk acht. Op 3 oktober van dat jaar openbaart Castro een ongedateerde afscheidsbrief, die hij enkele maanden daarvoor van Guevara zou hebben ontvangen. In deze brief verklaart Guevara zijn onvoorwaardelijke steun aan de Cubaanse Revolutie en kondigt tevens aan Cuba te verlaten om te gaan vechten in dienst van de revolutie. Hij schrijft dat “andere landen een beroep doen op zijn bescheiden kwaliteiten” en dat hij, zich “altijd identificerend met de wereldwijde revolutie”, heeft besloten om te vertrekken en te gaan vechten als guerrillero in verschillende delen van de wereld. In de brief dient Guevara zijn ontslag in voor alle posities die hij in de regering, de partij en het leger bekleedt, en doet hij afstand van de Cubaanse nationaliteit, die hem in 1959 als beloning voor zijn deelname aan de revolutie was verleend. Tijdens een interview met vier buitenlandse correspondenten op 1 november merkt Castro op dat hij weet waar Guevara zich bevindt, maar dat hij deze locatie niet zal onthullen. Hij voegt eraan toe dat Guevara in uitstekende gezondheid verkeert en ontkent hiermee berichten dat hij zou zijn omgekomen. In april 1965 vertrekt Guevara op aandringen van Castro naar Congo om daar leiding te geven aan de heimelijke Cubaanse operaties in Afrika. Cuba steunde de proLumumba Marxistische Simba-beweging in de Democratische Republiek Congo (het voormalige Belgisch-Congo). Guevara ondersteunt in Congo het guerrillaleger van Laurent-Désiré Kabila. Dit rebellenleger wordt echter nooit een macht van enige betekenis. Wanneer legergeneraal Mobutu Sese Seko aankondigt het buitenlandse huurlingenleger te ontmantelen, brokkelt de steun voor de revolutie in de omringende Afrikaanse landen af. Met name de houding van Tanzania maakt een succesvolle revolutie onmogelijk. In november van dat jaar trekt Guevara zich terug met slechts een handvol overlevenden van de Cubaanse troepen.
    Guevara verblijft drie maanden in de Cubaanse ambassade in Dar es Salaam, Tanzania. Castro verzoekt Guevara om terug te keren naar Cuba, maar omdat Castro net de afscheidsbrief van Guevara geopenbaard heeft, is dit voor Guevara niet langer een optie. Gedurende zijn verblijf in Dar es Salaam werkt Guevara aan zijn Congolese memoires. In deze memoires, Pasajes de la Guerra Revolucionaria (Congo), beschrijft Che zijn eigen tekortkomingen als revolutionair leider en concludeert dat werken onder de leiding van een getalenteerde revolutionair niet betekent dat je zelf een getalenteerd revolutionair leider bent. Na een aantal maanden in de Tsjechoslowaakse hoofdstad Praag te hebben verbleven, besluit Guevara om zijn strijd voort te zetten in Bolivia. Guevara keert in het geheim terug naar Cuba om daar de laatste voorbereidingen te treffen. Met een select gezelschap van Cubaanse guerrillastrijders (waaronder Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara “Tania” Bunke), vertrekt Guevara via Moskou, Praag en Wenen naar Bolivia waar hij op 3 november aankomt. Een stuk door de Boliviaanse communistische partij verworven jungle in de buurt van Nancahazu wordt ingericht als basis en trainingskamp. De ongeveer 50 guerrillero's boeken in maart 1967 enige successen in schermutselingen met het Boliviaanse leger in de bergachtige omgeving van Cameri. Ze proberen hun ervaringen uit het begin van de Cubaanse Revolutie over te brengen op de Bolivianen. Guevara's verwachting dat er een revolutie zou komen berust op een aantal misvattingen van zijn kant. De verwachte steun van de Boliviaanse boerenbevolking blijft grotendeels achterwege, de Boliviaanse Communistische Partij weigert Guevara's troepen te ondersteunen en de militaire tegenstand is groter dan gedacht. De Verenigde Staten besluiten om het Boliviaanse leger te ondersteunen in de strijd tegen Guevara's troepen in de vorm van instructeurs van de Special Forces en inlichtingenpersoneel van de CIA. Daarnaast helpt de CIA Cubaanse vluchtelingen met het opzetten van ondervragingslocaties voor die Bolivianen die ervan verdacht worden Guevara en zijn rebellen te ondersteunen. Sommige van deze Bolivianen worden door middel van marteling gedwongen tot het geven van informatie. In het midden van 1967 worden de guerrillero's verder teruggedrongen. Tegen het einde van augustus wordt de rebellen een vernietigende slag toegebracht: de leiders van de tweede guerrillagroep, Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara Bunke, lopen in een hinderlaag van het Boliviaanse leger bij Vado de Puerto Mauricio en komen daarbij om het leven. Guevara blijft over met een groep van 14 man. Na door een deserteur te zijn verraden wordt Guevara op 8 oktober in de buurt van La Higuera tijdens een patrouille overvallen door het Boliviaanse leger. Na een korte strijd raakt Guevara gewond aan zijn been en wordt overmeesterd. De Boliviaanse president Barrientos geeft, na op de hoogte te zijn gebracht van Guevara's arrestatie, het bevel om Guevara onmiddellijk te executeren. De executie wordt uitgevoerd door de Boliviaanse onderofficier Mario Terán. In 1997 worden de resten van Guevara's lichaam opgegraven en naar Cuba getransporteerd waar Guevara op 13 juli 1997 met een staatsbegrafenis wordt bijgezet in het mausoleum in Santa Clara. Volgens regisseur Steven Soderbergh was Che zijn tijd 40 jaar vooruit in zijn denken over Bolivia. Immers, begin 2006 werd Evo Morales, een Boliviaans boerenleider, de eerste inheemse president van Bolivia. Rond de persoon van Che Guevara is een persoonlijkheidscultus ontstaan die zijn grondslagen heeft op drie factoren, die logisch uit elkaar voortvloeiden. Ten eerste de foto van Alberto Korda, misschien wel de bekendste portretfoto. Deze foto, genomen op een begrafenis in Cuba in 1960, is pas in 1967, het jaar van Guevara's executie, uitgebracht. De verspreiding van deze foto heeft door de jaren heen voor een enorme bekendheid gezorgd. Er is ook een kleurendruk van de hand van de Ierse graficus Jim Fitzpatrick. Met zijn lange haren en baard alsmede zijn aansprekende profiel was Guevara een voor die tijd knappe en fotogenieke man. Zijn beeltenis sierde de muren van menig puber- en studentenkamer, soms zonder dat zijn achtergrond, zijn politieke visies en zijn daden bij de bewoner van de kamer bekend waren.
    De tweede reden voor de persoonlijkheidscultus is zijn voortijdige dood, als gevolg van een executie. Hierdoor werd Guevara een icoon van de communistische revolutie en een symbool voor de strijder tegen onrecht, waarbij velen zijn daden als militair en voltrekker van executies afdeden als noodzakelijk. Zowel de communisten als de armen van Zuid-Amerika zagen in hem een soort Messias. Tot slot speelde de hippiebeweging een belangrijke rol. De groeiende weerstand tegen de Vietnamoorlog en de roep om sociale veranderingen maakten de mensen gevoelig voor charisma en bovendien op zoek naar propagandamateriaal, of op z'n minst een icoon. Een vijand van de VS, geliquideerd door een door de CIA georganiseerde legereenheid was met het toenemende antiamerikanisme een geliefd symbool. In de beeldvorming is Che Guevara's politieke betekenis ondergeschikt geraakt aan zijn sociale: men ziet hem als een cultfiguur. Zijn beeltenis is te vinden op allerlei voorwerpen, zoals ansichtkaarten, baseballpetjes, mokken, sokken, T-shirts en vlaggen.













    14-06-2018 om 08:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.13 juni benny goodman

     

    13-06-2018 om 09:33 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juni benny goodman

    13 juni 1986 Benny Goodman Benjamin David (Benny) Goodman, bijnaam The King of Swing (Chicago, 30 mei 1909 - New York, 13 juni 1986) was een beroemd Amerikaans jazzmusicus. Als zoon van arme Joodse immigranten leerde hij klarinet spelen in een jeugdorkest dat door een goed doel werd gefinancierd. Op school leerde hij drummer Dave Tough kennen. Hij bleek al op jonge leeftijd een getalenteerd muzikant en speelde mee met The Austin High School Gang. Op twaalfjarige leeftijd imiteerde hij al de bekende bandleider en klarinettist Ted Lewis. Het was tijdens zo'n concert dat Ben Pollack hem ontdekte. Benny Goodman zou in 1926 met Pollacks orkest zijn eerste plaatopnames maken.[ Zijn invloeden waren die van de jazzklarinettisten in Chicago, met name Johnny Dodds, Leon Roppolo en Jimmy Noone. Hij begon op zijn 16e te spelen bij het orkest van Ben Pollack, een van de toporkesten in Chicago en maakte met hen in 1926 zijn eerste opnames. De eerste opnames op zijn eigen naam kwamen twee jaar later Aan het eind van de jaren twintig werd hij sessiemuzikant in New York. Zijn reputatie was die van een goed voorbereide en betrouwbare speler. Hij speelde met de beroemde Amerikaanse bands van Red Nichols, Isham Jones en Ted Lewis. Hij vormde zijn eigen band in 1932. In 1934 begon hij met optredens voor het radioprogramma Let's Dance. Voor de show had hij iedere week nieuwe muziek nodig en John Hammond, met wie hij bevriend was, raadde hem aan wat jazzmuziek van Fletcher Henderson te kopen. Henderson was de bandleider van de populairste Afrikaans-Amerikaanse band aan het eind van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig. De combinatie van zijn klarinetspel, de muziek van Henderson en een goed geoefende band zorgden ervoor dat hij in het midden van de jaren dertig snel bekendheid kreeg. Na zijn fabelachtige optreden op 21 augustus 1935 in de Palomar Ballroom in Los Angeles kreeg hij ook nationale bekendheid. Zijn radio-optredens zorgden voor een schare fans in Californië, waar hij met open armen ontvangen werd. Daardoor trok hij de aandacht van de nationale media en werd op slag beroemd. Sommige schrijvers hebben deze datum aangemerkt als de start van de swing. Op 16 januari 1938 speelde hij het beroemde concert in Carnegie Hall in New York. Hij was de eerste die jazz speelde in deze beroemde concertzaal, en er was in eerste instantie veel tegenstand tegen een jazzconcert in deze tempel van de klassieke muziek. Het concert was echter een groot succes en versterkte de reputatie van jazz als een kunstvorm. In het midden van de jaren veertig verloren de bigbands veel van hun populariteit. De oorzaak hiervoor was dat veel getalenteerde muzikanten het leger in gingen of beter betaald (fabrieks)werk gingen doen. Rubber en benzine werden tijdens de Tweede Wereldoorlog gerantsoeneerd, de opname-industrie had met twee lange stakingen te kampen, en sterren als Frank Sinatra wonnen aan populariteit. Goodman bleef opnames maken en speelde in kleine ensembles. Hij vormde af en toe een nieuwe band en speelde op jazzfestivals of op internationale tournees. Velen suggereren dat Goodman hetzelfde succes met jazz en swing had als Elvis Presley met rock-'nroll. Beide artiesten maakten de zwarte muziek populair bij een jong blank publiek. Veel van Goodmans arrangementen werden jaren ervoor al gespeeld door het orkest van Fletcher Henderson, en Goodman gaf dit ook zelf aan, maar zijn jonge fans hadden nog nooit van Henderson gehoord. Goodman drukte echter met zijn virtuoze en creatieve klarinetspel wel degelijk zijn eigen stempel op de stukken, en was daarmee een van de meest vernieuwende jazzmuzikanten van voor de bebop. Goodman is ook verantwoordelijk voor een grote stap voorwaarts in de rassenintegratie in Amerika. Aan het begin van de jaren dertig konden zwarte en blanke muzikanten niet samen spelen in veel clubs en concerten. In de zuidelijke staten was het bij wet verboden. Benny Goodman ging hier tegenin en begon met Teddy Wilson en Gene Krupa het Goodman Trio. In 1936 voegde hij Lionel Hampton toe op de vibrafoon en vormde het Benny Goodman Quartette. Van 1940 tot zijn vroegtijdige dood in 1942 speelde de vernieuwende jazzgitarist Charlie Christian bij de band. Door zijn bekendheid hoefde Goodman niet om
    financiële redenen door de zuidelijke staten te toeren, waar de samenstelling van de band zeker tot arrestaties zou hebben geleid. Wat velen niet weten over Benny Goodman, is dat hij ook een begaafd klassiek speler was. Hij nam daartoe les bij Reginald Clifford Kell en moest zijn hele techniek wijzigen. Eind jaren dertig had hij al een opname gemaakt van Mozartsklarinetkwintet en in de late jaren veertig speelde hij werken van voornamelijk 20e-eeuwse componisten, onder wie Igor Stravinsky, Leonard Bernstein en Morton Gould. De Hongaarse componist Béla Bartók (1881-1945) schreef voor hem zijn 'Contrasts', een virtuoos driedelig werk voor viool, klarinet en piano. In 1950 gaf hij de wereldpremière van het aan hem opgedragen klarinetconcert van de Duitse componist Paul Hindemith (1895-1963).[] Goodman speelde ook de wereldpremière van het tweede klarinetconcert van Malcolm Arnold met een fantastische 'ragtime' finale. Hij bleef ook gedurende de jaren dertig en veertig optreden met de belangrijkste Amerikaanse orkesten, waarbij hij vooral gewaardeerd werd vanwege de combinatie van expressiviteit aan de jazz ontleend - met een perfecte klassieke techniek. Zo trad hij in de jaren zestig op als solist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Fanz Paul Decker in Mozarts beroemde klarinetconcert. Benny trouwde in 1942 met Alice Hammond, de zus van zijn vriend John Hammond. Zij hadden twee dochters, Benjie en Rachel. Hij bleef tot aan zijn dood de klarinet spelen. Hij overleed op 77-jarige leeftijd en ligt begraven op de Long Ridge Cemetary in Stamford, Connecticut.





    13-06-2018 om 09:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.13 juni henk wijngaard

     

    13-06-2018 om 09:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juni henk wijngaard

    13 juni 1946 Henk Wijngaard Henk Wijngaard (Stadskanaal, 13 juni 1946) is een Nederlandse zanger. Henk Wijngaard werd geboren als zoon van een uit Frankrijk gevluchte moeder en een Canadese geallieerde soldaat. Al op jonge leeftijd was hij met muziek bezig. Op zijn 14e verjaardag kreeg hij een gitaar van zijn moeder. Hij was aanvankelijk werkzaam als vrachtwagenchauffeur.] Zijn bijrijder vroeg waarom hij geen liedjes over vrachtwagenchauffeurs schreef. Door mee te doen aan talentenjachten kreeg Wijngaard een contract bij platenmaatschappij Telstar. In 1978 beleefde Wijngaard zijn doorbraak als soloartiest met de door hemzelf geschreven hit Met de vlam in de pijp. Voordat Wijngaard als soloartiest doorbrak, speelde hij in een bandje genaamd William W. dat in 1977 een klein hitje had met Kunnen we elkaar niet vergeven, dat onder de piratenzenders van toen heel bekend was.] Hetzelfde nummer heeft hij onder zijn eigen naam op zijn eerste soloalbum opnieuw uitgebracht. Nadien volgden nog vele nummers, die vaak handelden over de truckerswereld. 'n Sneeuwwitte bruidsjurk (1988) stond tien weken in de hitparade. In 1990 haalde Wijngaard met Hé Suzie opnieuw de top tien. Wijngaard bracht in juni 2009 een nieuw album uit: Van de wereld. Het was, inclusief diverse verzamelalbums, zijn 41e album. De single Wat zegt je hart ervan is zijn 70e. In de loop der jaren haalde hij twintig nummer 1-hits in de Nederlandstalige Top 20. In 2013 kwam Wijngaard met een parodistische cover van zijn eigen hit Met de vlam in de pijp over de abdicatie van paus Benedictus XVI: Komt er rook uit de pijp.





    13-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juni de legte

    13 juni 2004 de slegte De Slegte is een winkelketen die nieuwe boeken (vaak restpartijen), tweedehandsboeken en studieboeken aan- en verkoopt. Tussen 1 juli 2013 en 19 maart 2014 verrichtte De Slegte haar winkelactiviteiten, samen met boekenwinkelketen Selexyz, onder de naam Polare. Na het faillissement van Polare Nederland in 2014 werden de Belgische filialen opgekocht en opnieuw tot De Slegte omgedoopt.[] Ook zijn er inmiddels weer twee filialen in Nederland. Het aanbod van De Slegte bestaat uit enerzijds restanten, onder de huisbenaming 'Fonds': boeken die niet meer in de moderne boekhandel verkrijgbaar zijn, gewoonlijk omdat ze niet zo goed meer verkochten voor de nieuwprijs. Ook worden er wel kleinere partijen van nog nieuw verkrijgbare boeken gekocht, vaak van buitenlandse uitgevers, die al naargelang de grootte van de winkels in een of meer exemplaren te koop werden aangeboden. De tweede pijler van De Slegte is de tweedehandsafdeling, waarin studieboeken voor middelbare en hogere opleidingen een apart assortiment vormen. In het antiquariaat van De Slegte is het aanbod divers, van pockets tot kostbare eeuwenoude folianten en antieke topografische kaarten en prenten. Door het grote aantal filialen (waarbij respectievelijk Amsterdam, Den Haag en Utrecht het uitgebreidste en meest gevarieerde aanbod hadden) was De Slegte zowel in Nederland als in België tientallen jaren met gemak qua omzet en werkgelegenheid de grootste speler op de markt voor antiquarische boeken. De laatste jaren worden er tegen de normale prijs ook kranten en een beperkt aanbod nieuw uitgebrachte boeken (vooral bestsellers) verkocht. Ook worden er veel boeken via het internet verkocht, deels via gespecialiseerde zoekwebsites als Boekwinkeltjes en Antiqbook, deels met behulp van een gedetailleerd zoeksysteem via de eigen website. Het samenwerkingsverband met Selexyz heeft de formule niet wezenlijk veranderd, al is het volume van de tweedehandsboekenverkoop sterk teruggelopen ten gunste van de verkoop van nieuwe (in de zin van ongebruikte) boeken "Boekhandel De Slegte" werd begin 20e eeuw opgericht in Rotterdam door Johannes (Jan) de Slegte (1871-1945). De Slegte was oorspronkelijk lantaarnopsteker in de stad en hoefde dus enkel bij dageraad en schemering te werken, zodat hij veel tijd overhield om een uitleenbibliotheek en boekenwinkel uit te baten. Toen de Rotterdamse gasverlichting werd vervangen door elektrisch licht, raakte hij zijn werk als lantaarnopsteker kwijt en werd de boekhandel zijn primaire inkomstenbron. Zijn zoon Johan Cornelis Gerard (Jan junior, 1899-1961) kwam bij zijn vader in de zaak en stond met een boekenkraam op de markt. "De Slegte" breidde vanaf de jaren dertig uit. Er ontstonden filialen in de Kalverstraat in Amsterdam, in de Vlamingstraat in Den Haag en later ook in Utrecht en Haarlem. De oorspronkelijke winkels in Rotterdam, Utrecht en Haarlem overleefden de Tweede Wereldoorlog niet en het Amsterdamse pand brandde in 1977 uit als gevolg van de brand in het naastgelegen Hotel Polen. In 2011 had De Slegte in Nederland winkels in Amsterdam, Apeldoorn (2005), Arnhem, Den Haag, Eindhoven(1966), Enschede, Groningen, Haarlem, 's-Hertogenbosch (2003), Hilversum (2004), Leeuwarden (2005), Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Zwolle (1981). In 1959 opende het bedrijf zijn eerste filiaal in België. Herman Kras opende toen in Antwerpen op de Meir (aanvankelijk op nummer 18, later op nummer 40) een winkel en in 1986 kwam er nog een tweede winkel bij, op de Wapper. In 1975 opende er ook een "Slegte" in de Volderstraat in Gent. In 1984 volgde Leuven, in 1989 Brussel, in 1992 Brugge, in 1994 Hasselt, in 1998 Mechelen en in 2004 Aalst. Na de dood van Jan de Slegte sr. in 1961 volgde zijn zoon John hem als bedrijfsleider op. Het was diens streven om filialen te vestigen in panden op A-locaties in winkelsteden die hij zelf kocht om ze aan zijn groeiende winkelketen te verhuren. John de Slegte ontving in 1978 de Laurens Janszoon Costerprijs voor zijn bijzondere inspanningen ten behoeve van het Nederlandse boek. Sinds 1995 is
    zijn zoon Jan Bernard de Slegte mededirecteur van de onderneming; nadat zijn vader in 2004 overleed werd hij enig eigenaar van Boekhandel De Slegte. Zijn moeder (†2017) en zusters zijn gezamenlijke eigenaars van de winkelpanden in België en Nederland. Mede vanwege de toenemende concurrentie van boekverkoop via internet tijdens de eerste jaren van de 21e eeuw werd De Slegte in het najaar van 2006 gedwongen om vier filialen te sluiten, te weten in Alkmaar, Amersfoort, Breda en Dordrecht.[ Terwijl de handel in tweedehandsboeken zich naar het internet verplaatste, bleef de tweedehandsafdeling van De Slegte op het web in de steigers staan. Daardoor kon Bol.com in april 2007 in het gat in de markt springen en zelf een platform aanbieden dat bedrijven en particulieren toelaat om tweedehandsboeken uit het ISBN-tijdperk (vanaf ca. 1970) te kopen en te verkopen.[Ook de sterke opkomst van Boekwinkeltjes, waar grote aantallen particulieren en handelaars hun oudere en nieuwere tweedehandsboeken aanbieden, was mogelijk doordat De Slegte aanvankelijk stil bleef staan wat het internet betreft. Pas in 2010 is er een omvangrijke en gemakkelijk toegankelijke website tot stand gekomen. Medio 2007 sloot de keten opnieuw vestigingen, in het Belgische Turnhout (waar het filiaal pas sinds 2005 bestond[]) en Kortrijk (waar het filiaal acht jaar bestaan had).[ Ook de filialen in Veenendaal en Roeselare werden gesloten. In 2007 trok de familie De Slegte interim-manager Ron Mulders aan om orde op zaken te stellen.] Onder Mulders als algemeen directeur begon De Slegte eind 2008 aan een restyling om de boekenketen een frisser imago te geven.[ Hoewel het frisse imago veel klanten aansprak, viel het resultaat 'onder de streep' tegen. Mulders concludeerde dat de ontwikkeling van offline naar online kopen zich nog sneller voltrok dan menigeen verwachtte en investeerde fors in de ontwikkeling van een innovatieve online winkel. Met succes: de online-omzet van De Slegte steeg explosief. In juni 2009 dook het gerucht op dat het bedrijf te koop zou staan. De keten had enkele moeilijke jaren achter de rug, maar de directeur wilde het gerucht bevestigen noch ontkennen.[ In augustus 2010 werd bekendgemaakt dat De Slegte in de Belgische filialen ook nieuwe boeken zou gaan verkopen. In de Nederlandse filialen liep reeds een proefproject.[In 2011 werd Mulders opgevolgd door Jan Kooiker, maar de onder Mulders begonnen veranderingen bleken niet genoeg om de keten te kunnen redden. Op 4 april 2012 werd De Slegte overgenomen door investeringsmaatschappij Procures. Sterke huurverhogingen voor de winkelpanden (die eigendom zijn van de moeder en zusters van Jan Bernard de Slegte) drukten de bedrijfsresultaten van de filialen. Om hieraan het hoofd te bieden werden de winkelactiviteiten gecombineerd met die van de eveneens door Procures overgenomen Selexyz-keten, overigens zonder dat daarbij sprake is van een juridische fusie. Wel werden veel personeelsleden ontslagen of gedwongen werkuren en anciënniteitsverdiensten op te geven. De meeste vestigingen van De Slegte werden gesloten of trokken in bij een voormalige Selexyzvestiging. Op 1 juli 2013 verdween de naam De Slegte en werden de winkels onder de vlag Polare gebracht. Polare ging echter op 24 februari 2014 failliet. De acht Belgische vestigingen bleven buiten het faillissement. Op 7 maart 2014 werd door boekveilinghuis Amsterdam Book Auctions een groot deel van de winkelvoorraad van de vestiging in Amsterdam geveild alsmede een substantieel deel van de inventaris. In maart 2014 kocht de oorspronkelijke eigenaar van de keten De Slegte-winkels, Jan Bernard de Slegte, de Belgische winkels van De Slegte opnieuw aan. Twee ervan, Brugge en Antwerpen-Meir, werden in de loop van het jaar gesloten. Ook kocht hij de voorraad van de Polare in Haarlem. De resterende zes winkels in België kregen in 2015 weer de naam De Slegte en concentreren zich opnieuw op hun oorspronkelijke verkoopproducten.[Eind 2015 sloot de winkel in Hasselt als gevolg van het aflopen van de huurovereenkomst. In april 2016 volgde de winkel van Aalst hetzelfde scenario. Daardoor telt de keten in België nog slechts vier winkels: Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen. Ook in Nederland werd een voormalig De Slegte-filiaal heropend onder de oude naam, de vestiging in Leiden, op 6 juni 2015. Op 8 oktober 2016 werd een nieuwe vestiging van De Slegte geopend in Rotterdam.[





    13-06-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juni anne frank

    12 juni 1929 Anne Frank Annelies Marie (Anne) Frank (Frankfurt am Main, 12 juni 1929 – Bergen-Belsen, (waarschijnlijk) februari 1945]) was een uit Duitsland afkomstig Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam. Zij stierf aan uitputting en/of vlektyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Haar dagboek is postuum gepubliceerd en een van de meest gelezen boeken ter wereld. Anne Frank is opgenomen in de Canon van Nederland als een van de vijftig thema's van de Nederlandse geschiedenis. Annes vader Otto verhuisde in juli 1933 van het Duitse Frankfurt am Main, waar Anne was geboren, naar Amsterdam om aan vervolging door de nazi's te ontkomen. Annes moeder Edith Frank, haar oudere zus Margot en Anne zelf volgden begin 1934. Het gezin ging wonen aan het Merwedeplein, in een Amsterdamse nieuwbouwwijk. Margot en Anne gingen naar het Joods Lyceum toen het voor Joden verboden was om naar niet-Joodse scholen te gaan. Anne was net dertien jaar oud toen ze in juli 1942 onderdook in een achterhuis achter het bedrijf Opekta van haar vader Otto Frank aan de Prinsengracht 263. De deur tussen voorhuis en achterhuis zat verstopt achter een boekenkast. In het voorhuis en in het magazijn werkte personeel, waarvan enkelen op de hoogte waren van de onderduikers. Anne Frank en haar familie verloren in 1941 hun Duitse nationaliteit vanwege een Duitse wet. De familie werd op dat moment staatloos. Door haar overlijden kon ze de Duitse nationaliteit na de oorlog niet meer terugkrijgen. De Nederlandse nationaliteit heeft ze nooit gekregen daar die alleen aan levende personen wordt toegekend. Haar vader weigerde na de oorlog de Duitse nationaliteit en werd in 1949 Nederlander. Anne Frank woonde met haar ouders en zus in het achterhuis van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944. Daar zaten in totaal acht mensen ondergedoken: de familie Frank, Hermann, Auguste en hun zoon Peter van Pels (die model stonden voor de familie Van Daan in het dagboek) en naderhand ook Fritz Pfeffer, een Joodse tandarts (die model stond voor het dagboekpersonage Dussel). In deze jaren hield Anne een dagboek bij, waarin ze onder andere schreef over de angst van het hoofdpersonage 'Anne' tijdens het onderduiken, haar ontluikende gevoelens voor Peter, de ruzies met haar ouders en haar ambities om schrijver te worden. Het enige stukje natuur dat het hoofdpersonage in het boek kon zien vanaf de zolderkamer was de top van een kastanjeboom. Decennia later zou deze boom de Anne Frankboom genoemd worden. Anne schreef een aantal schriften vol. Na een oproep op Radio Oranje in Londen om dagboeken te verzamelen die na de oorlog konden worden gepubliceerd, herschreef ze een groot gedeelte. In tien weken schreef ze 324 vellen vol, maar ze kon het boek niet meer voltooien. Het Achterhuis hoort tot de Nederlandse literatuur en is een bewerking van de werkelijkheid. Zo komen in het boek gebeurtenissen voor die de schrijfster niet zelf kan hebben meegemaakt, zoals razzia's op de Prinsengracht.
    Na meer dan twee jaar werden de onderduikers ontdekt. Ze werden op 4 augustus 1944 door de Grüne Polizei en Nederlandse politieagenten gearresteerd. Lange tijd werd gedacht dat de onderduikers verraden waren, al was niet bekend door wie. In 2016 publiceerde de Anne Frank Stichting de resultaten van een nieuw onderzoek, waaruit blijkt dat de onderduikers misschien bij toeval werden ontdekt. Het dagboek werd later gevonden door twee personeelsleden in het voorhuis die tot de helpers van de onderduikers behoorden: Miep Gies en Bep Voskuijl (die model stond voor Elly Vossen in het dagboek). Nadat zij waren gearresteerd werden de onderduikers en twee andere helpers, Victor Kugler en Johannes Kleiman, naar het hoofdkwartier van de Gestapo in Amsterdam-Zuid gereden. Na enige tijd in een kamer met andere gevangenen te hebben gezeten, werden Kugler en Kleiman naar een andere cel gebracht. Het was de laatste keer dat de onderduikers hun vrienden zagen.
    De volgende dag werden de onderduikers naar de gevangenis aan het KleineGartmanplantsoen gebracht, waar zij twee dagen verbleven. Op 8 augustus 1944 werden ze naar het Centraal Station van Amsterdam gebracht en in een trein opgesloten. 's Middags kwam de trein op zijn bestemming aan in kamp Westerbork. Omdat ze zich niet vrijwillig voor 'tewerkstelling in Duitsland' (in werkelijkheid: voor massavernietiging) hadden gemeld maar waren ondergedoken werden ze in de strafbarak gezet. Gevangenen in de strafbarak kregen minder eten en moesten harder werken dan andere gevangenen. Hun werk bestond uit de demontage van afgedankte batterijen in de werkbarakken. Zondagochtend 3 september 1944 werden ongeveer duizend mensen per trein naar het oosten gebracht. Een selectieleider kwam de avond tevoren naar de strafbarak, waar hij de namen op zijn lijst voorlas. Ook de onderduikers uit het achterhuis hoorden daarbij. Het was de laatste trein die vanuit Westerbork naar Auschwitz zou vertrekken. Op 5 september arriveerde de trein in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. De acht onderduikers doorstonden de beruchte selectie voor de gaskamers. Vervolgens werden de mannen van de vrouwen gescheiden. Otto Frank, Hermann van Pels, Peter van Pels en Fritz Pfeffer werden naar het nabijgelegen kamp Auschwitz I weggevoerd. Anne, Margot, moeder Edith en Auguste van Pels bleven achter in het vrouwenkamp van Birkenau. Na enige tijd kreeg Anne schurft. Ze werd in het zogenaamde Krätzeblock (schurftblok) ondergebracht dat door een hoge muur gescheiden was van de rest van het kamp. Margot ging met haar mee. Op 28 oktober 1944 vertrok een transport met 1308 vrouwen uit Birkenau naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Waarschijnlijk maakten ook Anne en Margot daar onderdeel van uit. Edith bleef achter en stierf op 6 januari 1945. In februari of maart 1945 overleed Margot. Enkele dagen later overleed ook Anne, waarschijnlijk aan de gevolgen van vlektyfus. In die periode lieten naar schatting 17.000 gevangenen het leven in Bergen-Belsen. Van een kamp-administratie was toen geen sprake meer, zodat de exacte overlijdensdata van Anne en Margot niet meer te achterhalen zijn. Het Rode Kruis nam destijds aan dat het 'ergens tussen 1 en 31 maart' geweest moest zijn. De officiële overlijdensakte vermeldt 31 maart 1945 als overlijdensdatum. Later onderzoek wees uit dat een sterfdatum in februari waarschijnlijker is.
    Anne Frank schreef haar dagboek in de vorm van brieven aan een fictieve vriendin Kitty. Ze schreef: 'Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.' Nadat de schrijfster en haar familie verraden waren en gedeporteerd, heeft helpster Miep Gies de dagboekpapieren bewaard. Alleen Annes vader Otto overleefde het vernietigingskamp. Gies gaf het dagboek na de oorlog aan de vader van de schrijfster. Otto Frank redigeerde de tekst en/of liet dat door anderen doen, en publiceerde het boek in 1947 onder de titel Het Achterhuis. Het is sindsdien een van de meest gelezen boeken ter wereld geworden.] Anne Frank schreef naast Het Achterhuis ook een aantal andere werken. In 2004 verscheen het Mooie-zinnenboek. Op aanraden van haar vader had Anne (in een kasboek) fragmenten overgeschreven uit de vele boeken die zij op haar onderduikadres las. Het gaat om fragmenten en versjes die haar bijzonder troffen. In de meeste gevallen betreft het volwassenenliteratuur in het Nederlands, Duits en Engels. Het boek bevat facsimilia van Annes originele handschrift met daarnaast de gedrukte tekst. Het manuscript werd al tentoongesteld in het Anne Frank Huis en in het buitenland, maar verscheen niet eerder in druk. Verspreid zijn enkele gedichten van Anne verschenen die niet zijn gebundeld. Verder staat op haar naam het boek Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het achterhuis. De herinnering aan Anne Frank wordt levend gehouden door verschillende stichtingen en musea. In Nederland beheert de Anne Frank Stichting het Anne Frank Huis. Sinds enige tijd werkt deze stichting samen met het Anne Frank Zentrum in Berlijn. In 1963 richtte Otto Frank het Anne Frank Fonds op,
    gevestigd in Bazel. Het fonds ondersteunt wereldwijd projecten om onder meer jongeren voor te lichten over racisme en is betrokken bij de Bildungsstätte Anne Frank in Frankfurt am Main. In de Verenigde Staten richtte Otto Frank het Anne Frank Center for Mutual Respect op, dat zijn hoofdkantoor in New York heeft. In 1960 werd een beeld van Anne Frank op het Janskerkhof in Utrecht onthuld. In 1977 is een beeld van haar op de Westermarkt geplaatst, vlak bij het onderduikadres. Op 9 juli 2005 werd op het Merwedeplein, waar de familie Frank van 1934 tot 1942 woonde, een beeld onthuld ter nagedachtenis aan haar noodgedwongen vertrek. In mei 2009 werd besloten voor Anne Frank, haar zuster Margot en haar moeder Edith elk een monumentje op te richten in Aken in Duitsland, de laatste woonplaats voor hun komst naar Nederland. De Keulse kunstenaar Gunter Demnig zou drie messing herinneringsplaatjes wijden in het trottoir voor de woning waar de drie in 1933 bij Ediths moeder woonden, voor hun vlucht naar Nederland. Eerder liet Demnig her en der in de Bondsrepubliek, en in Nederland, al zo'n 17.000 plaatjes, zogenoemde Stolpersteine (struikelstenen), plaatsen als kleine monumenten voor de slachtoffers van de nazi's. In de vroegere Jodenbuurt is een straat naar Anne Frank genoemd. Ook de Montessorischool, waar Anne Frank in 1941 moest vertrekken omdat ze Joods was, draagt haar naam. In 2004 werd Anne Frank genomineerd voor het televisieprogramma De grootste Nederlander. Voor de organiserende omroep KRO was dit aanleiding om voor te stellen Anne Frank postuum te naturaliseren. Dit voorstel werd door een aantal Tweede Kamerleden gesteund. Volgens de Nederlandse wet komen echter alleen levende personen in aanmerking voor naturalisatie. Naar de mening van de Anne Frank Stichting, die onder meer het huis beheert waar Anne Frank ondergedoken heeft gezeten, wordt Anne Frank allang als Nederlands staatsburger beschouwd omdat ze in Nederland opgroeide en in Nederland haar literaire werk schreef. De KRO besloot daarop de nominatie van de formeel staatloze Anne Frank in stand te houden, te meer omdat het bezit van de Nederlandse nationaliteit bij de verkiezing van De grootste Nederlander er niet echt toe zou doen. Ze eindigde op de 8ste plaats in de slotverkiezing. Bij een soortgelijk televisieprogramma in Duitsland (Unsere Besten voor de verkiezing van de grootste Duitser) werd Anne Frank eveneens genomineerd. Zij eindigde hier op de 134ste plaats. Er zijn diverse films en toneelstukken op Anne en haar dagboek gebaseerd. Het eerste toneelstuk kwam uit in 1955, onder de titel The Diary of Anne Frank. Dit toneelstuk won een Pulitzerprijs. In 1959 verscheen de gelijknamige verfilming, die op haar beurt drie Oscars won. Een Nederlandse versie van het toneelstuk ging in november 1956 in première in het bijzijn van koningin Juliana als Het Dagboek van Anne Frank. Een nieuwe versie van het toneelstuk kwam in 1984 uit in Nederland, onder regie van Jeroen Krabbé. In 1997 verscheen een nieuwe versie op Broadway met Natalie Portman in de hoofdrol. In 1995 kwam de documentaire Anne Frank Remembered uit en in 2001 de film Anne Frank: The Whole Story. Van november 2010 tot februari 2011 was een muzikale bewerking van het dagboek in de Nederlandse en Belgische theaters te zien. Het muziektheaterstuk Je Anne, met in de hoofdrollen Thom Hoffman en Abke Bruins, werd geproduceerd door Mark Vijn. In het Theater Amsterdam werd van 8 mei 2014 tot januari 2016 het toneelstuk Anne opgevoerd dat geschreven werd door Leon de Winter en Jessica Durlacher. In 2016 ging de Duitse film Das Tagebuch der Anne Frank in première.





    12-06-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juni le mans

    11 juni 1955 Le Mans De ramp van de 24 uur van Le Mans 1955 voltrok zich tijdens de 23ste editie van dit evenement toen een van de racewagens door een botsing in het publiek vloog. Hierbij kwamen de coureur (Pierre Levegh) en 82 toeschouwers om het leven. Dit is het hoogste aantal slachtoffers ooit in de racegeschiedenis. Pierre Levegh was door Mercedes-Benz in 1955 ingehuurd als fabrieksrijder. Zijn gedrevenheid als coureur was voor Mercedes duidelijk geworden na zijn optreden in 1952. Bij deze race reed Levegh 23 uren non-stop achter elkaar en leidde hierdoor de wedstrijd door het sparen van tijd (benodigd voor het wisselen van coureurs), terwijl er wel een coureur beschikbaar was om hem te vervangen. Hij verloor deze wedstrijd doordat hij een misschakeling maakte en hierdoor de motor beschadigde in het laatste uur van de race. In 1955 debuteerde tevens Mercedes' nieuwe Mercedes-Benz 300 SLR-racewagen in het World Sportscar Championship-seizoen, met enkele noemenswaardige successen, waaronder de winst in de Mille Miglia. De 300 SLR beschikte over een ultralichte carrosserie van een magnesiumlegering, genaamd Elektron, met een soortelijke massa van slechts 1,8 kg/dm3 (ter vergelijking: aluminium heeft een soortelijke massa van 2,7 en ijzer 7,8). Deze carrosserie zorgde voor een aanzienlijke gewichtsverlaging van de auto, hetgeen zorgde voor betere prestaties. De auto had niet de moderne schijfremmen waarover de Jaguar D-Type beschikte, wat de ingenieurs van Mercedes dwong een grote luchtrem achter de cockpit te plaatsen welke omhoog kwam, om op deze manier meer weerstand te ontwikkelen wat zorgde voor een grote vertraging. De 24 uur van Le Mans begon op 11 juni 1955, met Pierre Levegh achter het stuur van de #20 Mercedes Benz 300 SLR. De Amerikaan John Fitch was de tweede coureur van het team en zou na een aantal uren het stuur overnemen van Levegh. De concurrentie tussen Mercedes, Jaguar, Ferrari, Aston Martin en Maserati was groot, er werd gevochten voor kopposities door al deze merken. Twee uur na de start van de wedstrijd (om 18:26 lokale tijd) reed Levegh aan het einde van de 35e ronde vlak achter de Jaguar D-Type van Mike Hawthorn die op de eerste positie reed. Hawthorn had zojuist de langzamere Austin-Healey 100 van Lance Macklin ingehaald toen hij begon af te remmen voor zijn pitstop. Hawthorns Jaguar, voorzien van schijfremmen, remde beduidend sneller af dan de concurrerende Mercedes van Levegh. De plotselinge rem-actie van Hawthorn zorgde ervoor dat de zojuist ingehaalde Austin-Healey moest uitwijken naar het midden van de baan, zodat deze de Jaguar in kon halen. Helaas zag Lance Macklin de snel naderende Pierre Levegh en Juan Manuel Fangio over het hoofd. Fangio reed op dat moment op een tweede positie en stond op het punt Levegh op een ronde te zetten. Levegh had op dat moment geen tijd om te reageren en raakte de linkerachterkant van de auto van Macklin. Het aerodynamische ontwerp van de Austin-Healey leek op een lange schansachtige carrosserie. Toen Levegh de Austin-Healey raakte, werd zijn auto gelanceerd naar de linkerkant van de baan, waar hij een dam van aarde in boorde, welke bedoeld was om de toeschouwers te beschermen. De impact zorgde ervoor dat vele onderdelen van de auto losgeslingerd werden. Onder andere de motorkap en vooras kwamen los van het frame en belandden in het publiek. Aan de voorkant van het chassis werden cruciale verbindingen voor het motorblok beschadigd, waardoor het zware motorblok loskwam en ook in het publiek belandde. Levegh werd uit de auto geslingerd en brak bij de fatale val zijn schedel. Toen de overblijfselen van de 300 SLR tot stilstand waren gekomen, scheurde de brandstoftank die achter de cockpit geplaatst was. De vlamvattende brandstof verhoogde de temperatuur van de overgebleven Elektron-carrosserie en raakte snel voorbij het brandpunt, dat door de magnesiumlegering zeer laag was. De eigenschappen van het magnesium betekenen dat een verbranding in zuurstof bij vrij lage temperaturen mogelijk is, die de legering toestaat om in witte hete vlammen los te barsten. Veiligheidswerkers die probeerden het brandende wrak te blussen faalden, doordat zij niet wisten dat water op een magnesium-vuur resulteert in een nog grotere vuurzee, met tot
    gevolg dat de auto meerdere uren bleef branden. In totaal kwamen 82 toeschouwers om het leven doordat zij geraakt waren door losvliegende brokstukken of verbrandden in het vuur. Fangio, die vlak achter Levegh reed, ontsnapte ternauwernood aan de zwaar beschadigde AustinHealey, die op dat moment op de rechterkant van de baan in zijn lijn terechtgekomen was. Macklin raakte hierop de pitsmuur en sloeg terug naar de linkerkant van de baan. Hierna boorde de auto zich in de dam vlak bij de plek waar de brandende 300 SLR zich bevond. Dit leidde tot het verongelukken van nóg een toeschouwer. Macklin overleefde het ongeluk echter wel. De race werd niet afgebroken, officieel om op die manier geen toeschouwers op de uitvalswegen te krijgen die zouden zorgen voor wegblokkades en vertraging van ambulances. Mike Hawthorn, die zojuist de pitstraat ingereden was, reed door ondanks dat hij geschokt was van wat hij zag gebeuren aan de andere kant van de baan. Tijdens de nacht, nadat het aantal overleden toeschouwers was vastgesteld en doorgegeven was aan het Mercedes-Benz-hoofdkantoor in Stuttgart, kwam de officiële order binnen voor de twee overgebleven Mercedes racewagens, bestuurd door Juan Manuel Fangio/Stirling Moss en Karl Kling/André Simon, om zich met directe ingang terug te trekken uit de race uit respect voor de slachtoffers. Op dat moment reed Mercedes aan kop met een ronde voorsprong op Jaguar. Mike Hawthorn en het Jaguar-team, geleid door motorsportmanager Lofty England, bleef in de wedstrijd omdat zij vonden dat ze niet verantwoordelijk waren voor de crash. Hawthorn won de race samen met zijn teamgenoot Ivor Bueb, maar zij vierden de overwinning niet uit respect voor de overledenen. De begrafenisdiensten voor de overledenen werden de volgende dag gehouden in de Kathedraal van Le Mans. Na de race werd na officieel onderzoek vastgesteld dat het ongeluk niet door Jaguar veroorzaakt was, maar dat het ging om een raceongeluk. De dood van de toeschouwers werd geweten aan de ontoereikende veiligheidsmaatregelen van het circuit, wat leidde tot het verbannen van autosport in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en nog andere landen totdat de circuits aan een hogere veiligheidsmaatstaf waren aangepast. Het verbod in Zwitserland betrof auto- en motorsportevenementen waarbij meerdere deelnemers zich gelijktijdig op hetzelfde parcours bevinden. Wedstrijden 'tegen-de-klok', zoals Heuvelklimwedstrijden zijn wel toegestaan. In juni 2007 begon de Zwitserse overheid maatregelen te treffen dit verbod op te heffen. De wetgeving werd echter door het Zwitserse parlement niet aanvaard. Het World Sportscar Championship-seizoen van 1955 werd voltooid met twee resterende races (de Britse RAC Tourist Trophy en de Italiaanse Targa Florio). Mercedes-Benz won beide evenementen, en verzekerde zichzelf op deze manier van het constructeurskampioenschap van dat seizoen. Na het winnen van de laatste belangrijke race in het seizoen van 1955, de Targa Florio, kondigde MercedesBenz aan dat zij niet langer zou deelnemen aan de autosport zodat zij zich meer konden gaan concentreren op de ontwikkeling van normale auto's. Het aan zichzelf opgelegde verbod op autoracen duurde tot in de 80'er jaren.







    11-06-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juni fabiola

    11 juni 1928 Fabiola Doña Fabiola Fernanda María-de-las-Victorias Antonia Adelaida Mora y Aragón (Madrid, Fabiola werd geboren in het Paleis van Zurbano in de Spaanse hoofdstad Madrid. Ze was de derde van de zeven kinderen van Don Gonzalo Mora y Fernández, markies van Casa Riera en graaf (van) Mora (1887-1957) en van zijn vrouw doña Blanca Aragón y Carrillo de Albornóz (1892-1981). Via haar moeder stamt ze af van de graven van Elio, Johan II van Aragón en Beatrice van Portugal. Haar doopmeter was Victoria Eugenia, koningin van Spanje. Haar broer Jaime Mora y Aragón was bekend als Spaans acteur en playboy. Fabiola werd opgeleid als verpleegster en stond bekend om haar sociale betrokkenheid. Ze dacht eraan in het klooster te treden, maar veranderde van mening na haar ontmoeting met Boudewijn, die haar meenam naar België. Fabiola bezat samen met haar echtgenoot de villa Astrida (genoemd naar koningin Astrid) in Motril (Spanje), waar ze jaarlijks vakanties doorbrachten. Tijdens hun vakantie in 1993 overleed koning Boudewijn daar op 31 juli. Ze leerde Boudewijn kennen door bemiddeling van hulpbisschop Leo Suenens, de latere kardinaalaartsbisschop van het aartsbisdom Mechelen-Brussel. Beiden waren diepgelovig katholiek en hun eerste ontmoeting vond plaats in Lourdes. Het hof kondigde op 16 september 1960 officieel de verloving aan van doña Fabiola met koning Boudewijn. Fabiola en Boudewijn trouwden in Brussel, burgerlijk in de Troonzaal van het koninklijk paleis, kerkelijk in de Sint-Michielskathedraal op 15 december 1960. Haar getuigen waren: de Markies van Casa Riera (broer), graaf Alejandro Mora en de graaf van Barcelona. Johannes XXIII stuurde Kardinaal Siri als pontificaal gezant die de persoonlijke gelukwensen en een bijzondere apostolische zegen overmaakte aan het vorstenpaar, de nuntius Mgr. Forni las een boodschap voor. Kardinaal Van Roey zegende het huwelijk in. Tijdens de huwelijksplechtigheid droeg Fabiola het diadeem der Negen Provinciën dat haar schoonmoeder koningin Astrid na haar huwelijk met de toekomstige koning Leopold III op 25 februari 1927 ontvangen had als geschenk van het Belgische volk (door nationale intekening). Haar witte huwelijksjapon werd ontworpen door Cristobal Balenciaga. Fabiola de Mora y Aragón kreeg door haar huwelijk de titel Koningin der Belgen. Fabiola en Boudewijn bleven kinderloos. Fabiola raakte enkele keren zwanger, maar het bleken steeds buitenbaarmoederlijke zwangerschappen te zijn. Nadat duidelijk werd dat het leven van Fabiola zelf op haar leeftijd in gevaar zou komen bij een volgende zwangerschap, berustten beiden in hun lot en beschouwden dit als een kans om "meer van alle kinderen te kunnen houden". De voornaamste officiële activiteiten van Fabiola bestonden uit het vergezellen van de koning tijdens staatsbezoeken en bij het ontvangen van buitenlandse personaliteiten in Brussel. In 1990 vertegenwoordigde ze België samen met de koning op de eerste wereldtop van de VN over het kind. Daarnaast had ze een sociaal secretariaat dat talrijke verzoeken om hulpverlening behandelde, in afspraak met de bevoegde ministeries en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW).
    erevoorzitster van de Koning Boudewijnstichting (1993-2014); erevoorzitster van de Koningin Elisabethwedstrijd (1965-2013); erevoorzitster van de Damiaanactie (1965-2010); beschermvrouw van Unicef België; oprichtster van de Nationale Stichting Koningin Fabiola voor de Geestelijke Gezondheid; beschermvrouw van de Werelddag Poëzie en Kind; beschermvrouw aan de Unie van schouwspelkunstenaars; beschermvrouw van het Salon van aquarellisten;
    meter van de Internationale Wedstrijd voor beiaardiers; beschermvrouw van het Muziekfestival Musica Antiqua, Festival van Vlaanderen, Brugge; beschermvrouw van de Europese Prijs voor het Museum van het Jaar. Koningin Fabiola werd in de uitvoering van haar taken geholpen door haar uitgebreide talenkennis. Ze sprak, naast Spaans, vlot Nederlands, Frans, Duits, Engels en Italiaans. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1993 trok ze zich terug uit het publieke leven. Ze woonde sindsdien op het Kasteel van Stuyvenberg. Ze bleef wel erevoorzitster van de Koning Boudewijnstichting. Ze bleef tot 2013 erevoorzitster van de Koningin Elisabethwedstrijd waarvan de jaarlijks uitgereikte eerste prijs haar naam droeg. Ook haar fonds is nog steeds actief, en ze was bij officiële plechtigheden aanwezig in binnen- en buitenland, zoals op het Festival Internacional de Música Sacra Rey Balduino en het EMF. De familie Mora onderhield, zoals de meeste families in de Spaanse aristocratie, goede banden met het Spaanse staatshoofd, de nationaalkatholieke en fascistische dictator Franco, die de Spaanse kroon had toegezegd aan de troonopvolger Don Juan de Bourbon. Carmen Polo, de echtgenote van Franco, was aanwezig bij het overhandigen aan Fabiola door Fernando María Castiella van het diadeem, huwelijksgeschenk vanwege de Spaanse regering. De goede verhouding bleef bestaan tot de dood van Franco.[Fabiola correspondeerde met de caudillo (o.m. verjaardagswensen, bedankjes voor etentjes en gastverblijven). Ze bracht als koningin samen met Boudewijn privébezoeken aan het echtpaar Franco, die in sommige milieus bekritiseerd werden. Op 16 mei 2009 kreeg de Belgische krant La Dernière Heure een brief afgeleverd waarin een onbekende groep dreigde met een aanslag met een kruisboog op Fabiola tijdens het defilé op de Belgische nationale feestdag.[ ] Er werden maatregelen genomen die haar veiligheid moesten garanderen.[] Aan het einde van het defilé haalde de vorstin een appel uit haar handtas en hield die in de hand, waarmee ze naar Willem Tell verwees en haar onverschrokkenheid bevestigde. Begin 2010 kwam er een soortgelijke dreigbrief.
    Medio januari 2009 werd Fabiola enige tijd in een ziekenhuis opgenomen voor een infectie van de luchtwegen nadat zij enkele dagen eerder een schildklieroperatie had ondergaan. Haar gezondheidstoestand was ernstig,[] en daarbij leed ze zichtbaar aan artrose en reuma. Ze kon na enige tijd het ziekenhuis weer verlaten. Nadien verscheen ze in het openbaar in een rolstoel en voor het laatst tijdens de herdenkingsplechtigheid van de 20ste verjaardag van het overlijden van haar man, koning Boudewijn, op 31 juli 2013. Nadien leefde ze teruggetrokken in het Kasteel van Stuyvenberg te Laken, waar ze op 5 december 2014 overleed.[ Op vrijdag 12 december 2014 werd Fabiola, na een requiemmis in de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele en de absoute in de Onze-LieveVrouwekerk van Laken, bijgezet bij haar echtgenoot Boudewijn in de Koninklijke Crypte. Op 10 januari 2013 kwam Fabiola in het nieuws omdat ze geld zou hebben ondergebracht in een private stichting waardoor de erfgenamen minder erfrechten zouden moeten betalen.[ De stichting, "Fons Pereos", had als doel het ondersteunen van haar neven en nichten, en hun afstammelingen, op voorwaarde dat ze geboren zouden zijn uit een eerste, rooms-katholiek gesloten huwelijk. Op 12 januari 2013 werd bekend dat de eerste minister Di Rupo voor de begroting van 2013 voorstelde de dotatie van Fabiola met bijna een half miljoen te verlagen vanaf 2013 tot € 923.000.[18] Op 6 juni 2013 besloot de regering vervolgens haar dotatie te verlagen tot 423.000 euro. Hiervan bedroeg het inkomensdeel 90.000 euro per jaar ofwel 7.500 euro per maand. Over dit inkomensdeel moest Fabiola belasting betalen. Op 25 januari 2013 werd bekend dat Fabiola het Fons Pereos zou opheffen.[ Volgens artikel 17 van de statuten zouden de gelden verdeeld worden over de stichting die door haar man was opgericht bij testament van 1992 en een in 1999 door haar zelf in Spanje opgerichte stichting.[] In september 2013 werd bekend dat het Fons Pereos op 11 juli 2013 daadwerkelijk was opgeheven. De gelden werden getransfereerd naar een andere stichting, Astrida.]
    Op 28 mei 2013 kwam Fabiola opnieuw in het nieuws omdat Villa Astrida, het vakantieverblijf van Boudewijn en Fabiola in het Spaanse Motril, in een Spaanse stichting werd ondergebracht “zodat de neven van de koningin ervan kunnen genieten zonder successierechten te betalen”. De dag na het overlijden van Fabiola op 5 december 2014 deelden de diensten van het Paleis mee dat haar erfenis gaat naar het Hulpfonds van de Koningin dat zich inzet voor "hulp aan behoeftige en in dringende nood verkerende personen". Fabiola heeft twaalf sprookjes geschreven die in 1955 in Spanje gebundeld verschenen onder de titel Los doce Cuentos maravillosos. Toen het boek geen succes werd, kocht ze zelf het grootste deel van de oplage op om vervolgens de boeken weg te geven. Na haar huwelijk verscheen de bundel ook in België, waar het wel een succes werd. De vertaling De twaalf wonderlijke sprookjes van Koningin Fabiola (van Lia Timmermans) werd in 1961 uitgegeven bij Desclée de Brouwer. Ter gelegenheid van de vijftiende verjaardag van attractiepark De Efteling werd de attractie De Indische Waterlelies gebouwd, een uitbeelding van een van de twaalf sprookjes. 11 juni 1928 – Laken, 5 december 2014 ) werd door haar huwelijk in 1960 met koning Boudewijn van België de vijfde Koningin der Belgen.









    11-06-2018 om 09:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juni mandela

    11 juni 1963 Nelson Mandela Nelson Rolihlahla Mandela (IPA xoˈliɬaɬa manˈdeːla; uitspraak in het Xhosa) (Mvezo, 18 juli 1918 – Johannesburg, 5 december 2013 ) was een Zuid-Afrikaans antiapartheidsstrijder en politicus. Vanaf 1944 was Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Als leider van de militaire tak van het ANC werd hij in 1963 opgepakt en kreeg hij een levenslange gevangenisstraf opgelegd. In 1990 kwam hij vrij en werd het ANC gelegaliseerd. Samen met president F.W. de Klerk kreeg Mandela in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede voor "hun inspanningen voor het vreedzaam einde van het apartheidsregime en het leggen van de funderingen voor een nieuw democratisch Zuid-Afrika". Bij de eerste vrije, niet-raciale verkiezingen in 1994 werd de op dat moment 75-jarige Mandela gekozen tot president van de Republiek Zuid-Afrika. In 1999 trad hij af. In Zuid-Afrika wordt hij beschouwd als de "vader des vaderlands".] Zijn bijnaam was Madiba, de naam in zijn clan voor Thembu-koningen. Mandela werd geboren in Mvezo, in de toenmalige Unie van Zuid-Afrika, en groeide op in Qunu, een klein dorp vlak bij Mthatha in de Oost-Kaap. Als voornaam kreeg hij de naam Rolihlahla, dat in de taal van de Xhosu letterlijk 'de tak van een boom trekken' betekent en als figuurlijke betekenis 'lastpost' heeft. Hij was een lid van de Ixhiba-clan, een zijtak van de koninklijke familie Thembu, die toentertijd heerste over de regio Transkei. Zijn vader was stamhoofd Gadla Henry Mphakanyiswa. Zijn moeder Nosekeni Fanny was de derde echtgenote van zijn vader. In totaal had zijn vader vier echtgenotes, bij wie hij vier zonen en negen dochters kreeg. Mandela's familie leverde vroeger adviseurs aan het hof van de koning. Zijn vader was een van hen.[ Mandela was het eerste lid uit de geschiedenis van zijn familie dat naar school ging. In 1927 stierf de vader van Mandela en kwam hij onder de voogdij van de regent van de Thembu. Hij kon zich inschrijven aan het College van de Universiteit van Fort Hare, wat de enige plaats was waar zwarten hoger onderwijs mochten volgen. Vanaf 1943 volgde Mandela de opleiding rechten aan de Universiteit van de Witwatersrand te Johannesburg. In 1944 raakte Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen de dominantie van de blanke etnische minderheid en de segregatiepolitiek. Als advocaat volgde hij het voorbeeld van satyagraha van Mohandas Gandhi. In augustus 1953 opende Mandela samen met zijn vriend Oliver Tambo een eigen advocatenkantoor, Mandela en Tambo, in het centrum van Johannesburg. Het was indertijd het enige door zwarten geleide advocatenkantoor in Zuid-Afrika. Het was populair bij zwarte cliënten die zich beklaagden over politiegeweld. De overheid trok de vergunning in en dwong hen te verhuizen, waardoor de clientèle afnam. Door tijdgebrek werd het kantoor uiteindelijk opgeheven.[ Aangezien de resultaten van de geweldloze acties achterbleven en het ANC in 1960 verboden werd, stichtte en leidde Mandela de militaire tak van het ANC, Umkhonto we Sizwe (Speer van de Natie). Die voerde sabotageacties uit tegen militaire en publieke installaties. Mandela en andere ANC-leden hadden deze vleugel opgericht, omdat ze dachten dat geweldloos verzet zinloos was aangezien het keer op keer met geweld werd neergeslagen. De aanslagen waren op overheidseigendommen gericht en werden 's nachts uitgevoerd. Ze hadden als doel de zwarte bevolking van Zuid-Afrika ertoe te bewegen in opstand te komen om een revolutie te bewerkstelligen. Mandela zag iedereen die zich tegen de apartheid verzette als een vriend, waarbij de huidskleur, religie of politieke achtergrond er niet toe deed Mandela's ANC kreeg steun (politiek en militair) van bevrijdingsbewegingen in andere landen, met leiders als Robert Mugabe (Zimbabwe) , Fidel Castro (Cuba), Yasser Arafat(Palestina) en Moammar alQadhafi (Libië). Mandela vergat zijn bondgenoten nooit en bleef hen vanwege hun steun steeds trouw, al kon hij hun latere gedrag soms ook wel kritiseren (Mugabe). In 1961 werd Mandela verdacht van hoogverraad, maar vrijgesproken. Op 5 augustus 1962 werd hij, na een tip van de CIA, echter opnieuw gearresteerd wegens zijn gewapende strijd tegen de apartheid.
    [4] Met andere ANC-leiders werd hij in 1964 veroordeeld voor het voorbereiden van een guerrillaoorlog, met de bedoeling het apartheidsregime met geweld omver te werpen. In het zogeheten Rivoniaproces kreeg hij een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Voordat Mandela gevangengezet werd, was hij een voorstander van een samenwerking van het ANC met de South African Communist Party (SACP), die sterk onder invloed van de toenmalige Sovjet-Unie stond. Zijn gevangenisnummer 46664 werd jaren later het symbool voor zijn aidsbestrijdingsproject. Nelson Mandela verbleef van 1964 tot 1982 in de gevangenis op Robbeneiland. Tijdens zijn gevangenschap werd de problematiek van de apartheid op internationaal niveau besproken. Mandela raakte daarbij internationaal bekend en werd het symbool van de wereldwijde anti-apartheidsbeweging. De gevangenen op het eiland werden gedwongen tot arbeid in een plaatselijke kalkgroeve. Velen kregen last van hoornvliesontsteking als gevolg van stof en het felle zonlicht dat weerkaatst werd door de witte kalk. In het begin mocht Mandela geen zonnebril dragen. Hij liep daardoor schade aan zijn ogen op en moest aan een traanbuis geopereerd worden. Tijdens het verblijf in de gevangenis en het werk in de groeve, ontstonden hechte vriendschapsbanden tussen de gevangenen. Deze spelen nog altijd een grote rol in de Zuid-Afrikaanse politiek. De gevangenen werden gescheiden op basis van huidskleur en zwarte gevangenen ontvingen kleinere rantsoenen dan kleurlingen en Indische personen. De categorie van politieke gevangenen, waartoe Nelson Mandela behoorde, werd afgescheiden en had minder rechten. De gevangenen moesten zich met koud zeewater wassen en Mandela sliep in een cel van 2,4 bij 2,1 meter op een slaapmat.[ Mandela was officieel een gevangene van 'klasse D'. Gevangenen uit deze laagste klasse hadden slechts recht op één bezoek of brief per half jaar. Althans in theorie. In praktijk werden de spaarzame brieven lang vertraagd of gecensureerd. Robbeneiland volstond niet om de wil van Mandela te breken. Integendeel, die bleek alleen maar toe te nemen. Volgens de getuigenis van medegevangene Ahmed Kathrada aanvaardde Mandela geen enkele voorkeursbehandeling en leidde hij alle protestacties in de gevangenis . Mandela weigerde stelselmatig om zijn (Afrikaanstalige) bewakers met "baas" aan te spreken. Terwijl veel gevangenen weigerden met hun bewakers te praten, probeerde Mandela hun situatie te analyseren. Hij besefte dat het gedrag van de Afrikaners geleid werd door een rabiate angst. Als de zwarte bevolking aan de macht zou komen, zou dit volgens hem tot een genocide kunnen leiden. Mandela gebruikte zijn jarenlange opsluiting om de geschiedenis van de Afrikaners en hun taal, het Afrikaans, te leren. Dit stelde hem in staat hun mentaliteit te begrijpen en in dialoog te gaan. In tegenstelling tot het ANC, dat de bezetting van zuidelijk Afrika door blanken beschouwde als een moderne versie van het Europese kolonialisme, zag Mandela de Afrikaners óók als rechtmatige inwoners van (Zuid-)Afrika. Hij realiseerde zich dat hij in dezelfde situatie mogelijk dezelfde drastische beslissingen had genomen In 1976 ontving hij voor het eerst een delegatie van de Zuid-Afrikaanse regering. De minister van gevangenissen Jimmy Kruger stelde voor hem vrij te laten onder voorwaarde dat Mandela verhuisde naar het toenmalige thuisland Transkei. Mandela weigerde, stelde zijn eigen voorwaarden en eiste zijn vrijlating. Op 16 juni 1976 braken in de krottenwijk Soweto van Johannesburg rellen uit, een nieuwe stap in het protest en de repressie. In 1982 werd Mandela met andere ANC-leiders overgeplaatst naar de Pollsmoor Maximum Security Prison in Tokai. Zes jaar later verhuisde hij naar de Victor Verster Prison, in de buurt van Paarl, waar hij een vrijstaande woning van een cipier kreeg toegewezen, evenals een privékok. Hij mocht veel bezoekers van buiten de gevangenis ontvangen. In 1985 speelde ook Margaret Thatcher een rol bij het vrij krijgen van Mandela.[Vanuit haar economisch liberalisme was zij eigenlijk niet zo voor apartheid, maar ze wilde het ook niet doen opheffen door internationale boycots of andere sancties. Daarom stuurde zij uiteindelijk een brief aan president Botha waarin ze schreef dat in haar opinie het vrijlaten van Mandela meer impact zou hebben dan vrijwel iedere andere handeling die Botha zou kunnen uitvoeren.
    Mandela voerde vanaf 1987 in het geheim besprekingen met de minister van justitie Kobie Coetsee. In drie jaar werden elf ontmoetingen gehouden. Coetsee organiseerde vanaf mei 1988 onderhandelingen tussen Mandela en een overheidsdelegatie van vier personen. Uiteindelijk stemde de Zuid-Afrikaanse overheid ermee in dat Mandela en alle politieke gevangenen werden vrijgelaten en het ANC gelegaliseerd zou worden, op voorwaarde dat Mandela en het ANC voor altijd het geweld zouden afzweren, zouden breken met de communistische partij en zich niet zouden inzetten voor het omverwerpen van de blanke regering. Mandela weigerde dat en gaf aan dat het ANC alleen met de gewapende strijd zou stoppen, als de regering dat ook zou doen
    Mandela's vrijlating op 11 februari 1990 geschiedde op verzoek van president Frederik de Klerk. Het zorgde wereldwijd voor opgetogenheid. Na zijn vrijlating ging Mandela meteen naar het ANChoofdkwartier in Kaapstad. Het verbod van het ANC werd opgeheven en Mandela werd in juli 1991 unaniem gekozen tot de nieuwe voorzitter van deze partij. Met de toenmalige regering voerde hij onderhandelingen over een zwart-blanke toekomst voor Zuid-Afrika. In september 1992 resulteerde dat in de haastige samenstelling van een tijdelijke regering die als taak had hervormingen door te voeren. Direct na zijn vrijlating bezocht Mandela Fidel Castro. Diens Cubaanse Revolutie van 1959 was een bron van inspiratie voor hem geweest. Volgens hem had de Cubaanse steun aan Angola in de jaren zeventig en tachtig het Zuid-Afrikaanse regime verzwakt. “Wie trainde onze mensen”, vroeg Mandela retorisch aan Castro. “Wie gaf ons middelen, wie trainde onze soldaten, onze dokters? U was nog nooit in ons land. Wanneer komt u?” Ook bezocht hij na zijn vrijlating, ondanks een verbod van de VS, kolonel Khadaffi in Libië.[] Khadaffi liet hem niet alleen toen anderen in het Westen dat wel deden, was zijn argument. In februari 1994 werd besloten tot het houden van vrije, niet-raciale verkiezingen in de daaropvolgende winter, om te komen tot een nationale eenheidsregering. Alle partijen die meer dan twintig zetels zouden behalen, zouden worden uitgenodigd zitting te nemen in de nieuwe regering. Mandela nodigde uiteindelijk ook partijen uit die er minder hadden gekregen. Mandela werd op 27 april 1994, op 75-jarige leeftijd, president van Zuid-Afrika, als opvolger van De Klerk, die al een aarzelend begin had gemaakt met afschaffing van apartheidsregels. Mandela stelde met hulp van onder meer de zwarte anglicaanse aartsbisschop Desmond Tutu de Waarheids- en Verzoeningscommissie in. In december 1997 trad hij af als leider ('president') van het ANC ten gunste van Thabo Mbeki In 1999 besloot Mandela om zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen als president. Mbeki volgde hem op. Mandela sprak zich herhaaldelijk kritisch uit over westerse landen. Zo verzette hij zich in 1999 heftig tegen de NAVO-interventie die leidde tot de Kosovo-oorlog. Hij noemde het een poging van machtige staten om de hele wereld te beheersen. In 2003 sprak hij zich uit tegen de plannen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk om Irak binnen te vallen. Mandela omschreef het als een "tragedie" en zei dat de Verenigde Staten meer verschrikkelijke misdaden begaan hadden dan welk ander land ook, daarmee refererend aan de atoombommen op Japan die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog door de VS waren afgeworpen op Japan. Mandela had in principe niets tegen het bestaan van Israël, dat het Apartheidsregime gesteund had, maar hij was tegen het bezet houden van Arabisch land na de Zesdaagse Oorlog van 1967.[ Ook was hij tegen de onvrijheid van het Palestijnse volk. Zelfbeschikkingsrecht, daar ging het hem om. Yasser Arafat noemde hij zijn “wapenbroeder” en ook zei hij: “Wij identificeren ons met de PLO”.] Verder zei hij: “Wij kunnen ons niet vrij voelen zolang het Palestijnse volk niet vrij is.” Sinds zijn aftreden als president was Mandela's publieke rol symbolisch en informeel. Zo was hij onder andere medeoprichter en lid van The Elders, een raad van voormalige wereldleiders en andere prominente personen. Hij was een groot voorstander van het naar Zuid-Afrika halen van
    het wereldkampioenschap voetbal 2010. Voorafgaand aan de finale reed hij met zijn echtgenote een ererondje over het veld, maar wegens zijn slechte gezondheid bekeek hij de wedstrijd thuis voor de televisie. Mandela is drie keer getrouwd. In 1944 trouwde hij met Evelyn Ntoko Mase. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: zoon Madiba Thembekile, die in juli 1969 omkwam bij een verkeersongeval (Mandela bevond zich toen nog in gevangenschap en kreeg geen toestemming aanwezig te zijn op de begrafenis), zoon Makgatho en twee dochters die beiden Makaziwe heetten. Hun eerste dochter overleed toen zij negen maanden oud was. Naar haar is de tweede dochter vernoemd. Het huwelijk met Evelyn eindigde in 1957 in een echtscheiding. Mandela huwde in 1958 voor de tweede keer met Nomzamo Winifred Madikizela (Winnie Mandela), een strijdbare mensenrechtenactiviste. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren: Zenani en Zindziswa. Na Mandela's vrijlating in 1990 volgde al snel een reeks onthullingen over Winnies rol en die van haar privéknokploeg met de naam 'Mandela United Football Club', bij het martelen en doden van opponenten, alsook bij het ontvoeren en vermoorden in Soweto van de 14-jarige tiener James Seipei, bekend geworden onder zijn schuilnaam Stompie Moeketsi. Sommige ANC-leiders drongen er bij Mandela op aan van haar te scheiden, maar hij besloot haar trouw te blijven totdat ze door een rechtbank schuldig zou worden verklaard. Na andere onthullingen over een vermeende buitenechtelijke relatie verliet Nelson Mandela haar in 1992. De echtscheiding werd in 1996 wettelijk bekrachtigd. Met zijn derde echtgenote, Graça Machel, trouwde Mandela op zijn tachtigste verjaardag. Zij was tevens de achtentwintig jaar jongere weduwe van de voormalige president van Mozambique, Samora Machel (1933-1986). Op 6 januari 2005 maakte Mandela bekend dat zijn zoon Makgatho overleden was aan aids. Enkele uren na Makgatho's overlijden belegde Mandela een persconferentie om het nieuws wereldkundig te maken en aan te dringen op meer openheid over aids. Mandela liep door een tbc-besmetting longschade op tijdens zijn gevangenschap op Robbeneiland. Zijn gezondheid bleef broos. In 2012 werd hij tweeënhalve week opgenomen in een ziekenhuis. Hij vertrok hierna uit Johannesburg naar zijn geboortedorp Qunu, waar hij in rust en vrede zijn laatste jaren wilde doorbrengen. Eind maart 2013 werd hij tien dagen opgenomen in het ziekenhuis. Een maand lang kreeg hij bezoek van bekende politici, waaronder de Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma. Een zichtbaar verzwakte Mandela leek niet te beseffen wat hem overkwam. Dit leidde tot een storm van protest van de ZuidAfrikaanse bevolking, die vond dat misbruik gemaakt werd van de politieke status van Mandela.[16] Begin juni 2013 werd hij opnieuw opgenomen met 'ernstige' longproblemen.Op 23 juni 2013 liet president Zuma weten dat Mandela's toestand kritiek was. Mandela verliet het ziekenhuis desondanks op 1 september 2013.[ Op 5 december 2013 maakte president Zuma tijdens een persconferentie bekend dat Mandela op 95jarige leeftijd was overleden in zijn woning in Johannesburg.[19] In Zuid-Afrika werd een periode van nationale rouw afgekondigd. Zondag 8 december werd uitgeroepen tot een landelijke 'dag van gebed en bezinning' en op 10 december was er een massale herdenkingsbijeenkomst in Soccer City bij Soweto. Mandela werd op 15 december in Qunu begraven.









    11-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.max van praag

     

    10-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 juni max van praag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    10 juni 1991 Max van Praag Max van Praag (Amsterdam, 24 juni 1913 – Hilversum, 10 juni 1991) Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest van Praag onderduiken als gevolg van zijn Joodse afkomst. Hij scoorde veel hits in de jaren vijftig, waaronder Als ik tweemaal met mijn fietsbel bel en Daar zijn de appeltjes van Oranje weer. Van Praag vormde in die tijd samen met Willy Alberti het duo De Straatzangers. Onder die naam hadden de heren diverse hits, waaronder Aan het strand stil en verlaten (1955) en Als de klok van Arnemuiden (1959). Sinds 1958 organiseerde hij jaarlijks het Loosdrecht Jazz Concours. Ook opende hij zijn eerste grammofoonplaten-winkel in Utrecht op de Amsterdamsestraatweg. Hij breidde het bedrijf, samen met zijn vrouw Sari en zoon Chiel, uit tot een van de grootste platenwinkelketens van Nederland. In 1974 openden zij in winkelcentrum Hoog Catharijne hun succesvolste winkel. Echter in de jaren tachtig kwam de cd in opmars. De vernieuwing werd niet gevolgd door de financiële adviseurs. Max en Sari moesten noodgedwongen hun winkels sluiten. In 1991 overleed hij aan de gevolgen van de ziekte van Parkinson. De broer van Max is Jaap van Praag, oud-voorzitter van Ajax. Bekende kinderen zijn Chiel van Praag, televisie- en radiopresentator, en Marga van Praag, voormalig verslaggeefster bij en presentatrice van het NOS Journaal. was een Nederlandse zanger, die vooral in de jaren vijftigvan de twintigste eeuw een aantal successen boekte.

    10-06-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ray Charles

     

    10-06-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 juni Ray Charles

    10 juni 2004 Ray Charles Ray Charles Robinson (Albany (Georgia), 23 september 1930 – Beverly Hills (Californië), 10 juni 2004) was een blinde Amerikaanse zanger en pianist. Hij was een groot vertolker van de moderne blues en de rhythm-and-blues, maar ook soul, jazzen popmuziek stonden op zijn muzikale menukaart. In de jaren 50 ontwikkelde hij de blues en rhythm-and-blues verder door de introductie van elementen uit de kerkelijke gospelmuziek, waarin zowel een krachtige pianobegeleiding als het vrouwenkoor een prominente rol speelt. Zo was Ray Charles, meestal begeleid door een groep zangeressen (The Raelettes), een vroege soulartiest met nummers als I got a woman, The night time is the right time en What'd I Say. Ook de jazz had een plaats in zijn repertoire. Tijdens concerten werd Ray Charles vaak begeleid door een big band. In 1960 volgde een verandering van stijl: violen en popsongs deden hun intrede. De blues en rhythmand-blues hadden afgedaan. Ray Charles scoorde enkele grote hits met Hit the road Jack en I can't stop loving you. Notoir is zijn nummer Busteddat hij schreef nadat hij een jaar in de gevangenis gezeten had voor het bezit van heroïne. In 1980 speelde Ray Charles een kleine rol in de film The Blues Brothers. Zijn muziek was ook in veel andere films te horen. Ray Charles stierf op 10 juni 2004 op 73-jarige leeftijd, ten gevolge van leverkanker, in zijn huis te Beverly Hills, Californië, in bijzijn van familie en vrienden. Hij is begraven in een mausoleum of the Golden West op Inglewood Park Cemetery in Los Angeles. Over het leven van Charles is een film gemaakt met in de hoofdrol Jamie Foxx: Ray (2004). In 1979 werd Charles opgenomen in de Georgia Music Hall of Fame.





    10-06-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.benny neyman

     

    09-06-2018 om 10:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juni Benny Neyman

    9 juni 1951 Benny Neyman Wilhelmus Albertus (Benny) Neyman (Maastricht, 9 juni 1951 – Soesterberg, 7 februari 2008) was een Nederlandse zanger. Neyman werd geboren in Maastricht. Op zijn zesde kreeg hij een gitaar met Sinterklaas en nam les. Hij luisterde graag naar de radio en kocht af en toe een plaatje. Eind jaren 60 maakte hij kennis met de muziek van Engelse popbands. Na zijn MULO-diploma volgde hij begin jaren zeventig een opleiding aan de Kleinkunst Academie in Amsterdam. Neyman brak in de tweede helft van de jaren zeventig door, zijn eerste succes kwam in 1980 met het nummer Ik weet niet hoe, een cover van Agapimu van Mia Martini. In 1985 scoorde Neyman zijn grootste hit met Waarom fluister ik je naam nog (nummer 1-positie in de Nederlandse hitparades). In de Radio 2's Top 2000 editie 2007 nam het de 384e positie in, wat tot dan toe zijn hoogste klassering is in het bestaan van de oudejaarslijst.] Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig had Neyman geen grote hits meer. Wel bracht hij nog een groot aantal goed verkopende albums uit en had hij een aantal theatertournees. In 1995 bracht hij onder meer enkele Franstalige en Griekse klassiekers op de bühne. Neyman ontving in 1996 een Gouden Harp. Hij brak in de zomer van 2006 met zijn management en begon met zijn gezondheid te sukkelen. Zijn echtgenoot Hans van Barneveld werd in 2006 zijn nieuwe manager. In oktober 2007 verscheen Neymans laatste album Onverwacht. Zijn laatste optreden, een hommage aan de overleden Conny Vandenbos, vond plaats op 2 december 2007. Neyman maakte op 21 december 2007 bekend dat hij leed aan kanker, in een vergevorderd stadium [ en dat de aard van de ziekte niet duidelijk was Op 7 februari 2008 overleed Benny Neyman op 56-jarige leeftijd. Neyman zong ook liedjes over zijn geboortestreek, die buiten Limburg weinig bekendheid kregen. Een uitzondering is de ballade M'n land. De coupletten beschrijven Limburg, dat door de tijd en uitbuiting verandert, maar in het refrein toch mooi is en blijft: Maar mooi is mijn land, en mooi zal het blijven Waar de Maas stroomt van Mook tot aan Maastricht Dat glooiende land van mergel en mijnen Daar zal ik ooit sterven, wellicht.









    09-06-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 juni Donald Duck

    9 juni 1934 Donald DuckDonald Duck is een fictieve eend die voorkomt in veel van de strips en tekenfilms gemaakt door The Walt Disney Company. Zijn volledige naam is Donald Fauntleroy Duck.De naam Donald Duck duikt voor het eerst op in The Adventures of Mickey Mouse, een boekje uit 1931. Hier wordt een zekere Donald Duck genoemd als vriend van Mickey Mouse. Deze Donald Duck speelt verder geen rol in het boekje. Wel is op een van de afbeeldingen een eend te zien, die echter weinig weg heeft van de latere Donald Duck. Donald Duck zoals hij nu algemeen bekend is debuteerde in de cartoon The Wise Little Hen uit 1934, een van de filmpjes uit de serie Silly Symphonies. Donald werd voor deze film ontworpen door Art Babbitt en Dick Huemer, twee animators die aan het filmpje werkten. Hij zag er in dit filmpje nog sterk uit als een eend, met een lange snavel en vleugels. Na dit debuut speelde hij mee in een aantal Mickey Mouse-filmpjes en kreeg al snel zijn eigen tekenfilmserie. Ook had Donald een bijrol in de krantenstrips van Mickey Mouse. Vanaf 1936 kreeg hij een eigen krantenstrip, getekend door Al Taliaferro en geschreven door Ted Osborne. De wereld rond Donald Duck werd hierna met name verder uitgewerkt door Carl Barks, die nieuwe vaste personages als Dagobert Duck, Willie Wortel en Guus Geluk in de strips introduceerde. Ook ontwierp Barks de stad waar al deze personages wonen, Duckstad. Donalds snavel en nek waren in het begin veel langer, en zijn handen waren meer vleugelachtig dan nu. Donald lijkt daardoor tegenwoordig minder op een echte eend dan in zijn eerste jaren als tekenfilm-/ stripheld. Zijn kwakende stem is in de filmpjes wel altijd gebleven. De strips van Donald Duck zijn ook niet hetzelfde gebleven. Vroeger waren er vaak meer plaatjes en minder tekst. De grappen zaten verstopt in de tekeningen. Later kwamen er meer grappen in de tekst, in de "tekstwolkjes" bij de plaatjes. Donald en de andere figuren gingen meer praten. Woordspelingen werden belangrijker. Donald Duck is over de hele wereld beroemd geworden. Naast de vele stripverhalen zijn er honderden films van hem gemaakt. Donald was voor het eerst in Nederland te zien in 1938. Men kreeg toen in Nederland slechts twee filmpjes te zien. Daarnaast was hij af en toe te zien in krantenstrips van Mickey Mouse, als bijfiguur. In 1950 bracht uitgeverij Mulder & Zoon in Nederland de eerste boekjes op de markt met Donald Duck in de hoofdrol. In oktober 1952 volgde De Geïllustreerde Pers met het eerste nummer van het weekblad Donald Duck, dat tot op heden bestaat. Donald speelt in totaal in meer dan honderd korte filmpjes mee (dat zijn filmpjes die acht tot tien minuten duren) en, samen met andere stripfiguren als Mickey Mouse, in meer dan vijftig lange films. In ongeveer veertig landen zijn Donald Duck-strips te koop. Sinds 1984 is zijn voetafdruk te vinden in de Walk of Fame. Op 9 augustus 2004 kreeg hij, ter ere van zijn zeventigste verjaardag, eveneens een ster in deze beroemde straat. Donald Duck is mede beroemd geworden door zijn opmerkingen en zijn gedrag in de filmpjes. De bekende eend spreekt als een mens, maar is zo koppig als een ezel. Hij wil alles goed doen, maar bijna altijd gaat het juist andersom, zeker wanneer zijn neefjes Kwik, Kwek en Kwak zich ermee bemoeien. Die hebben vaak ondeugende plannetjes, waarvan Oom Donald dan het slachtoffer is. Donald is een eend van 12 ambachten en 13 ongelukken. Hij houdt het zelden ergens langer dan een week uit, omdat hij zo onhandig is of omdat hij in de problemen komt door zijn opvliegende karakter. Soms doet hij zijn werk echt goed, maar vrijwel altijd komt er een moment dat hij, meestal bij een extreem belangrijke klus voor een burgemeester, minister of staatshoofd, een blunder begaat waardoor de zaak in de soep loopt en Donald snel naar een ver oord (bijvoorbeeld Timboektoe) moet vluchten omdat iedereen boos op hem is. Zo'n blunder ontstaat ook vaak als hij een probleem veroorzaakt, bang is om ontslagen te worden en Willie Wortel inschakelt om hem te helpen door iets voor hem uit te vinden waarmee hij het probleem voortijdig denkt te kunnen oplossen, zodat hij in dienst kan blijven. Deze uitvinding veroorzaakt dan juist een veel groter probleem door een verkeerde werking of een vervelend bijeffect, waardoor Donald dan alsnog ontslagen wordt.
    Vaak heeft hij ook een slecht betaald baantje als muntenpoetser in het geldpakhuis van zijn schatrijke oom Dagobert Duck, die Donald in dienst neemt omdat hij familie is en omdat Donald bovendien een fikse schuld bij zijn oom heeft. Munten poetsen is feitelijk ook het enige werk dat Donald echt goed kan. Oom Dagobert neemt hem dan ook vaak weer aan als hij elders ontslagen wordt. Het geldpakhuis is voor Donald ook een schuilplaats waar hij zich kan verstoppen als hij bang is om door anderen ontdekt te worden. Door de manier waarop Donald Duck is getekend, is goed te zien hoe hij zich voelt, wat hij wil en in welke gemoedstoestand hij verkeert. Donald heeft zeer veel verschillende gezichtsuitdrukkingen: boos, heel erg boos, verbaasd, droevig, blij en slim, maar ook chagrijnig of juist tevreden. Als Donald tevreden is krullen de uiteinden van zijn snavel omhoog, als hij verdrietig is wijzen zijn "mondhoeken" omlaag. Aan de achterkant van zijn kop heeft hij altijd een paar veertjes overeind staan. Als Donald erg nijdig is, staan bijna alle veren overeind. Vaak is dan ook aan zijn pet te zien hoe het met hem gaat: als hij kalm is, staat zijn pet recht op zijn kop. Als hij boos is, hangt zijn pet over zijn ogen. Als hij verbaasd is, vliegt het petje soms helemaal van zijn hoofd af. Naar verluidt is Donald Duck een combinatie van alle mensen waaraan Walt Disney − de grondlegger van het megabedrijf The Walt Disney Company − zelf een grote hekel had.[5] Waar de meeste andere Disneyfiguren zoetsappig, vriendelijk en goedaardig zijn, is Donald Duck driftig en opvliegend. In de Amerikaanse strips, met name de oudere afleveringen, valt Donald dan ook vaak op door zijn asociale gedrag. Ook de personages met wie hij in deze strip in aanraking komt vallen vaak op door onbeleefd en asociaal gedrag, In Hoe lees ik Donald Duck wordt Donalds reactionaire karakter besproken. Donald behoort volgens de schrijvers van deze kritische studie tot de geprivilegieerdewitte middenklasse. Wanneer hij op avontuur is in het buitenland, kiest hij steeds de zijde van Midden-Amerikaanse dictators en andere potentaten.[
    Donald Duck zou – net als zijn tweelingzus Dumbella – op 9 juni 1934 zijn geboren. Verschillende stripauteurs, zoals Keno Don Rosa, dateren zijn geboorte echter eerder, namelijk rond 1920. In deel XI van De jonge jaren van Oom Dagobert komt hij al voor (als kind) in 1930. Uit de film Donald Duck gets drafted (1942) blijkt dat zijn volledige naam Donald Fauntleroy Duck is. Zijn tweede naam staat in een kort fragment vermeld op een oproepformulier voor het leger. De vader van Donald is Woerd Snater Duck. Donald is in oudere verhalen zelf ook weleens Woerd Snater genoemd. Zijn moeder is Hortensia Duck. Zijn temperament heeft Donald waarschijnlijk van zijn beide ouders, die werden ook heel vaak boos om kleine dingen. Donald woont samen met zijn drie neefjes Kwik, Kwek en Kwak, die de zoontjes zijn van Dumbella. De drie neefjes zijn een keer bij hem op bezoek gekomen en sinds die tijd nooit meer vertrokken. Vaak zijn de neefjes slimmer dan Donald zelf. Een ander bekend familielid van Donald is zijn neef Guus Geluk, die bijna altijd geluk heeft en mede daardoor behoorlijk arrogant is. Guus voelt zich een stuk beter dan Donald en denkt dat hij veel slimmer en leuker is. De twee zijn dan ook grote rivalen en hebben vaak ruzie, hoewel ze soms ook goed met elkaar overweg kunnen. Katrien Duck en Donald hebben in veel verhalen een knipperlichtrelatie. Donald doet voortdurend zijn best om Katrien in te palmen maar verpest het bijna altijd, met name voor zichzelf. Guus Geluk heeft eveneens een oogje op Katrien, een van de redenen dat de twee elkaar voortdurend dwarsliggen. Door zijn constante geluk krijgt Guus vaak wel dingen voor elkaar die Donald niet lukken. Er is nooit een officiële stamboom van de hele Duck-familie geweest. Allerlei tekenaars hebben door de jaren heen steeds hun eigen personages toegevoegd, waarvan sommige (zoals Dagobert Duck) zeer belangrijk zijn geworden, terwijl veel andere familieleden slechts eenmalig ooit in een verhaal zijn voorgekomen Donald is een antropomorfe eend met oranje-gele benen, voeten en snavel. Hij draagt altijd een matrozenpak, bestaand uit een shirt (in de stripverhalen is dit meestal zwart en op (voor)platen blauw) een rode strik en een blauwe pet. Hij draagt geen broek en hij heeft wel tanden, maar dit is
    alleen te zien als hij ze poetst of als hij razend is. Donald staat bekend om zijn temperament en onhandigheid. Donald woont in Duckstad en daar woont ook het merendeel van zijn familie, waaronder de schatrijke Oom Dagobert. Laatstgenoemde maakt vaak misbruik van de situatie waarin Donald verkeert door hem slecht betaald werk te laten verrichten of door hem op gevaarlijke klussen te sturen, al dan niet met een toegevoegd dreigement hem te onterven. Dagobert neemt de neefjes en Donald wel vaak mee op de gekste avonturen. Ze gaan samen de hele wereld rond op zoek naar schatten en nog meer geld. Donald moet zijn oom dan vaak weer te hulp schieten. Donald heeft ook een aantal verschillende huisdieren, die echter lang niet in alle verhalen voorkomen. De Sint-Bernard Loebas is het vaakst te zien en speelt ook mee in veel oude krantenstripjes. In sommige lange verhalen jaren uit de zestig heeft Donald ook een kat, Tobber. Ook heeft hij in sommige verhalen een of meer goudvissen. Donald heeft een Duckatti. Deze auto is voornamelijk gebaseerd op de American Bantam uit 1939.





    09-06-2018 om 09:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.boerenkrijg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Boerenkrijg, ook Beloken of Besloten tijd geheten, was een opstand van de Vlaamse landelijke bevolking (Brigands) in 1798, gericht tegen de Franse bezetters van de Zuidelijke Nederlanden. Zij vond haar oorzaak in de algemene misnoegdheid over de antigodsdienstige politiek en de plundering van het land door de Fransen. De wet van 5 september 1798 op de algemene dienstplicht was de druppel die de emmer deed overlopen. De opstand werd al na twee maanden met geweld de kop ingedrukt en was, alhoewel het verzet op sommige plaatsen nog tot 1799 werd verdergezet, eind 1798 al over zijn hoogtepunt heen. Vergeleken met de vele honderdduizenden doden bij de opstand in de Vendée enkele jaren voordien was de Boerenkrijg slechts een schermutseling, maar ook in Zuid-Nederland was de repressie door het Franse regime bijzonder hard. Later werd de opstand geromantiseerd als een belangrijke gebeurtenis in Belgische natievorming en vervolgens de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in de Belgische staat. Op 12 oktober 1798 kwam de Vlaamse en Brabantse boerenbevolking in opstand tegen de Franse bezetters, die de opstandelingen brigands (struikrovers) noemden. Het verzet had als leuze Voor Outer en Heerd ("voor altaar en haard", dit betekent: "voor Kerk en gezin"). De Fransen hadden de Zuidelijke Nederlanden drie jaar voordien (1795) in handen gekregen, na een overwinning op het ZuidNederlandse leger van de Habsburgse keizer Frans II. Het strenge regime van de militaire bezetting door de Franse revolutionairen (vanaf de Slag bij Fleurus op 26 juni 1794, tot het uitvaardigen van het decreet van 1 oktober 1795), de vele confiscaties, extra heffingen en de oorlogsleningen, zonder de minste inspraak van de plaatselijke bevolking, hadden het regime weinig geliefd gemaakt. De bewoners van de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik waren door dit decreet van 1 oktober 1795 Franse staatsburgers geworden. Alle eeuwenoude privaatrechtelijke en publieke gebruiken waren afgeschaft. In de Vlaamse, Duitse en zelfs Waalse streken werd het Frans als officiële taal slechts door een minderheid verstaan en werden de officiële publicaties zo goed als niet begrepen. De redenen tot dit gewapend verzet waren dan ook de hoge belastingen, de antigodsdienstige politiek van sluiting van de kerken gepaard gaande met de vervolging van de niet-beëdigde priesters (die de door de paus afgekeurde eed van trouw aan de Franse grondwet en "haat aan het koningschap" niet wilden afleggen). Door de Wet op de algemene dienstplicht (ook gekend als de wet Jourdan-Delbrel) van 5 september 1798 (19 fructidor VI) werden alle jongemannen tussen 20 en 25 jaar opgenomen in het Franse "bevrijdings"leger. Een algemene dienstplicht was voorheen onbekend, omdat legers bestonden uit vrijwilligers aangevuld met huurlingen. Verloop[bewerken] Er verschenen plakkaten (aanplakbrieven) in de grote steden op kerken en openbare gebouwen met o.a. de tekst: "Nederlanders ! blyft nu bijeen, wy moeten standvastich wezen". De begindatum van de opstand was gepland op donderdag 25 oktober 1798 door de "Brabantse patriotten". Zij hadden steun gevraagd aan buitenlandse mogendheden, Engeland en Pruisen. Het verzet kreeg beperkte steun onder de vorm van Engelse wapens. Willem V van Oranje hoopte op een herstel van de Verenigde Nederlanden en ook Pruisen beloofde hulp. Maar op 12 oktober 1798 vond een eerste incident plaats bij Overmere (tussen Gent en Dendermonde) naar aanleiding van een inbeslagname bij een boer-belastingweigeraar. Dienstweigeraars bij de gedwongen rekrutering waren ondergedoken en hadden zich verenigd tot een verzetslegertje. In de gemeenten die de beweging onder controle kreeg, velden zij de "vrijheidsbomen", vernielden zij de registers van de burgerlijke stand en de conscriptielijsten, werden niet-beëdigde
    priesters opnieuw aangesteld en werden vrijwilligers gerekruteerd in afwachting van de komst van de geallieerde troepen. De steden bleven afzijdig, ook omdat ze beter gecontroleerd werden. Sommige groepen trokken naar de kust, de Engelsen tegemoet. Twee landingen van de Engelse schepen mislukten, eerst te Vlissingen (op 21 oktober 1798) en dan te Blankenberge (op 23 en 24 oktober 1798). De opstandelingen leden een nederlaag te Ingelmunster. Er vielen 200 doden. Ook in Zuid-Oost-Vlaanderen werd de opstand reeds op 20 oktober 1798 de kop ingedrukt. De stad Mechelen werd kortstondig bevrijd op 22 oktober 1798 (zie Boerenkrijg in Mechelen). Franse symbolen werden vernietigd en documenten werden verscheurd. Dezelfde dag nog heroverden de Fransen de stad. De dag erna werden 41 verzetslieden voor de SintRomboutskathedraal geëxecuteerd. Ook de dagen erna bleef het in en om Mechelen onrustig. Twee eeuwen later, op 5 september 2011 werd in de pers bekendgemaakt dat hun stoffelijke resten teruggevonden waren in een massagraf, tijdens de aanleg van een ondergrondse parking.[1] In Vlaams-Brabant konden de opstandelingen, onder leiding van Emmanuel Rollier, ongeveer twee weken standhouden, maar de opstand werd gebroken op 5 november 1798. Anderen sloten zich aan bij het groeiende Kempense leger onder aanvoering van Emmanuel Jozef van Gansen. Hier begon de opstand in Geel op 15 oktober 1798. Ze hadden hun basis in de abdij van Tongerlo en beheersten kortstondig, en met wisselend succes, de wijde omgeving. Zij werden echter in de rug bestookt door Franse afdelingen uit de Bataafse Republiek. De ruggengraat van de opstand brak op 5 december 1798 toen het Brabantse katholieke leger na een achtervolging over Herentals, Geel en Diest [2] bij Hasselt na verraad werd verslagen. Men schat het aantal doden tussen 5.000 en 10.000. Repressie[bewerken] Er volgde een strenge repressie door het Franse regime waarbij de meeste leiders werden terechtgesteld (190 gefusilleerden, waaronder de leiders Constant, Corbeels en Meulemans), maar ook de verdachten onder de bevolking, jong en oud, het met de dood moesten bekopen. Er volgden 3000 aanhoudingen, honderden deportaties en een strenge toepassing van de militaire conscriptie. In totaal vielen er in deze opstand rond de 15.000 doden. Deze opstand, gevoed door een vaag federalisme, onder Robespierre een halsmisdrijf, vond minder aanhang in de grotere steden en geen weerklank in de Waalse dorpen, tenzij in het noorden van Henegouwen en Waals-Brabant. De benaming Boerenkrijg werd voor het eerst gebruikt in 1798 door een Mechelse kroniekschrijver.
    Boerenkrijgstandbeeld te Herentals Leiders[bewerken] Leiders van de opstand waren onder meer Pieter Corbeels uit Turnhout (geboren in Leuven) (17551799), Emmanuel Benedict Rollieruit Sint-Amands (1769-1851), Michiel van Rompay uit Bonheiden en Emmanuel Jozef van Gansen uit Westerlo (1766-1842). In het zuiden van het land was de legendarische brigand Charles-François Jacqmin actief, die al in 1795 in Loupoigne (Waals-Brabant) een verzetsgroep vormde om tegen de Franse revolutionairen te strijden en het land terug onder Oostenrijks gezag te brengen. Daarbij gebruikte hij de naam Charles de Loupoigne; die naam is later in de volksmond verbasterd tot "Charlepoeng". Hij werd in juli 1799 eveneens verraden en door de sansculotten gedood tijdens een gevecht in Margijsbos te Loonbeek, bij Huldenberg. Luxemburg
    Hardstenen Kruis in Haasdonk met de gouden tekst: IHS D.O.M. Ter gedachtenis van J.B. Tassijns – Alhier laffelijk vermoord – Den 5 oegst 1799 – Gedenkt, gij die voorbijgaat, En diep dit kruise groet, Gedenkt o volk van Vlaanderen, Hier vloeide onschuldig bloet, Hier viel Tassijns voor land en Kerk, Hier draagt de grond het heilig merk, Van enen martelaar – 18 september 1898 – R.I.P. In Duitstalige delen van Luxemburg (het Woudendepartement) kwam er wel een opstand, de Klöppelkrieg, maar ook deze werd snel de kop ingedrukt. Op 29 oktober 1798 trok een legertje van 2000 man op naar de stad Luxemburg, maar ze hebben zich wijselijk teruggetrokken. Bij Arzfeld is er een schermutseling geweest met enkele tientallen doden.  Er waren nog kleinere heropflakkeringen in de periode 1799-1800, toen de kansen van de Fransen op de internationale slagvelden even leken te keren. De dokterszoon Jan Cornelis Elen uit Scherpenheuvel, Van Gansen en zijn boezemvriend, Geert Helsenvoerden nog maandenlang enige guerrillagevechten. Maar toen de landing van de Engelsen in augustus 1799 in Den Helder opnieuw uitdraaide op een mislukking hielden zij zich verder schuil. Na 1800 waren er geen vermeldenswaardige feiten meer. Na de bevrijding door de geallieerde legers voerde het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden geen repressie tegen de Fransgezinden en de verzetsstrijders van de Boerenkrijg werden niet in ere hersteld. De traditionele Belgische geschiedschrijving plaatst dit verzet helemaal in het antirevolutionaire kamp. Moderne historici zien in deze strijd een laatste stuiptrekking van het ancien régime in een poging de vernieuwing van de maatschappij af te wenden. Hendrik Conscience schreef een geromantiseerd epos over deze opstand en heeft deze strijd wat geïdealiseerd. Hij schreef het volgende: "Vandaag durft niemand van de nog levende patriotten beweren dat hij aan deze heroïsche strijd heeft meegedaan" (De Boerenkrijg, 1853). Ook August Snieders schreef meerdere romans en novelles over de Boerenkrijg.
    In Hasselt (Oude Truierbaan, aan de Kapel van Hilst waar de slag plaatshad) wordt deze gebeurtenis jaarlijks door het Boerenkrijgcomité herdacht met een optocht en een mis. Aan het Leopoldplein staat ook een gedenkteken van de Boerenkrijg, ontworpen door François De Vriendt en Albert Baggen. In 1853 schreef Hendrik Conscience een roman over de Boerenkrijg. Archeologen vonden in 2011 op het Sint-Romboutskerkhof in Mechelen een massagraf met daarin 41 skeletten, lichaamsresten van gefusilleerde boerenkrijgers. In Herentals staat op de Grote Markt voor de Lakenhal een monument dat doet herinneren aan de bloedige slag om Herentals op 28 oktober 1798. Willy Vandersteen tekende in 1948 een eenmalig stripverhaal rond de Boerenkrijg genaamd "De Jonge Brigand". De Boerenkrijg vormt ook de achtergrond voor het Suske en Wiskealbum De gladde glipper Op het kerkplein van Overmere (Oost-Vlaanderen), waar de opstand uitbrak, bevindt zich het Boerenkrijgmonument. In Haasdonk (Oost-Vlaanderen) wordt deze gebeurtenis jaarlijks herdacht op 13 oktober door het branden van kaarsjes op de vensterbanken en boven de deuren. Het eerste lied over deze gebeurtenis heet "Voor Outer en Heerd". Het tweede lied "O Kruise den Vlaming" verhaalt in de laatste strofe over het kruis van Haasdonk: O Kruise den Vlaming door moeders hand, Op ’t voorhoofd gedrukt en in ’t harte geplant! O Kruis voor de nachtrust! O Kruis voor het werk! O Kruis op de haardstêe! O Kruis op de Kerk! Geen hand zal u schenden. Geen storremgeweld
    Dat ’t Kruisbeeld in Vlaanderen ooit nedervelt. (bis)
    Eens velde de vijand het Kruisbeeld ter neer: Toen grepen ons jongens naar vaders geweer, En moeder verborg hun haar vliemende smart, En spelde hun bevend het Kruis op het hart. O gaat nu, mijn kindren, en strijdt voor Gods Kruis. Het voer’ u ten zege, en ’t breng’ u weer thuis. (bis)
    Niet één heeft het hoofd voor den kogel gebukt; Zij vielen, het Kruis aan hun lippen gedrukt; Het Kruis op hun borst was wel rood van hun bloed, Doch sterven voor ’t Kruis dat is Vlamingenmoed. O Moeder, en ween niet in ’t eenzame huis. Uw kind is gestorven in d’armen van ’t Kruis. (bis)
    O Kruise dat rijst aan de rand van het woud, O Kruise van hardsteen met letters van goud, Gij zijt met de Vlaming in 't graf neergedaald, Gij rijst uit zijn graf nu, en zegepraalt. O Kruis in het bloed onze helden geplant, Bewaar steeds, en zegen ons Vlaanderland". (bis)

    09-06-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gratiebossen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Gratiebossen zijn bossen nabij de wijk Kamershoek van de gemeente Berlare, in de provincie Oost-Vlaanderen. Het huidige bos is een stuk kleiner dan het bos dat er vroeger was gelegen. Tot in 18e eeuw was het een groot en uitgestrekt bos, vanop de Kouter in Zele tot diep in Overmere. Naast het bos is er ook de gelijknamige straat, een zijstraat van Kamershoek, die voor het bos ligt. Befaamde bewoners van het Gratiebossen waren de bende van Jan Praet, overdag huis aan huis verkopers en 's nachts pleegden ze overvallen op een huis waar ze overdag waren geweest. Men overviel ook voorbijgangers in het bos. De naam van het bos dateert uit deze periode, de rovers beroofden de voorbijgangers namelijk zonder gratie.

    09-06-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.uitbergen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitbergen is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Berlare. De oppervlakte bedraagt 6,48 km². Bij de fusie met Berlare in 1977 waren er 1.605 inwoners. Het Donkmeer ligt gedeeltelijk in Uitbergen. Uitbergen is een van de oudste dorpen in het land van Dendermonde. Het is nog niet te vinden op een kaart van het jaar 879 gemaakt onder het bestuur van Boudewijn met de ijzeren arm en zijn vrouw Judith. Maar een oorkonde van Keizer Lotharius, dagtekenend van 966 en voorkomende in het Cartularium van de St-Baafsabdij (Gent) vermeldt het onder de naam Villa Bergina, als deeluitmakende van de bezittingen van de abdij. Een villa was een groot boerenhof bewoond door een Heer of zijn plaatsvervanger. Rondom stonden de hutten van de dienstknechten. De bevolking van een villa beliep soms tot 500 op 1000 personen. Van dit latijnse woord is het Franse woord village (dorp) afgeleid. Dorp zou komen van terp, torp, hoogte, heuvel op de welke de inwoners vluchtten of zich gingen vestigen om aan de overstromingen te ontsnappen. In latere documenten van de 13e eeuw schrijft men Huitberghine. In een Franse oorkonde van 1306 schrijft men Utbergues en Utberges. In 1312 vinden wij Uytberghe en Hutenbergina. In 1578 Uutberghen. Wat de betekenis mag zijn van die naam blijft een raadsel. Verschillende schrijvers hebben hem op verschillende wijzen verklaard. Het waarschijnlijkste is dat Uitbergen een interessante woonplaats was omwille van zijn zandheuvels. Hier konden de eerste bewoners zich beveiligen tegen de overstromingen van de Schelde. Deze heuvels zijn in de 20ste eeuw afgegraven omwille van de zavel. Er was de Molenberg (aan de Moleneindestraat), de Kouterberg ( nu Fonteinstraat) en de Rijsberg (achteraan de Grote Kouterstraat).
    De Sint-Pieterskerk: de achtzijdige bakstenen vieringtoren in vroeg-gotiek is het oudste gedeelte van de kerk en klimt vermoedelijk in de kern op tot de 12de eeuw. Het koor met twee traveeën werd opgetrokken in zandsteen. Het wordt doorbroken door tweelichtvensters met drielobtracering. Het kerkschip en de zijbeuken dateren van 1906 en werden gebouwd onder leiding van architect Jules Goethals uit Aalst. Het interieur heeft een overwegend neogotische aankleding. Het voormalig gemeentehuis (1927) is van de hand van Valentin Vaerwyck en sluit stilistisch aan bij dat van Zomergem, van dezelfde architect. Toen was Albert Visart de Bocarmé burgemeester van Uitbergen.

    09-06-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.berlare
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Berlare is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Berlare is een landbouw- en woongemeente, met 's zomers een grote toeristische activiteit dankzij het Donkmeer. Het is gelegen aan een brede bocht in de Zeeschelde. De gemeente telt ruim 14.500 inwoners, die Berlarenaars[ worden genoemd. De inwoners van Berlare worden ook wel puitenkloppers genoemd.  Berlare heeft geen spoorwegstation, maar de naburige gemeente Schoonaarde wel. Via het station in Schoonaarde is er verbinding met Gent-Wetteren-Dendermonde-Mechelen. Op 12 oktober 1798 begon in de deelgemeente Overmere de Boerenkrijg, een mislukte katholieke landbouwersopstand tegen de Franse bezetting die over heel Vlaanderen, Brabant en het land van Loon navolging kreeg. In de 19de en 20e eeuw was er een stoomspinnerij en touwslagerij van de gebroeders Janssens. Deze fabriek stopte zijn activiteiten in 1988. In de dorpskern van Berlare staat een 17de-eeuwse schandpaal Aan de weg naar Overmere staat de beschermde kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën (Bareldonkkapel), gebouwd in 1300, herbouwd in de 15e eeuw en vergroot in 1774 in eigentijdse rococo. Naast de kapel ligt een calvarieberg met kruisweg Het Donkmeer (60 ha), ontstaan uit turfwinningsputten, ligt in het gehucht Donk in de deelgemeente Overmere, en is als landschap beschermd. Het is een toeristische trekpleister. Nabij het meer ligt het dierenpark Eendenkooi Recreatiedomein Nieuwdonk Boerenkrijgstandbeeld en het interactief Museum Donkmeer, geopend in 2006 Het museum Huize Bareldonk met volkskundige voorwerpen Het Madonnamuseum (Uitbergen) met een verzameling Mariabeelden en voorwerpen over de Mariaverering in Vlaanderen De pastorie met rococogevel. De Sint-Martinuskerk Het Kasteel van Berlare met het bijhorende parkdomein De natuurgebieden Berlare Broek en Gratiebossen Riekend Rustpunt, een klein museum aan Het Sluis over het mesttransport over water van de stad naar het platteland met een permanente tentoonstelling Van stadsstront naar zandgrond De Sint-Annakapel werd gebouwd in 1910 ter vervanging van de oudere Vennekapel. De Vennekapel of vroegere Sint-Annakapel bevond zich meer zuidwaarts op de hoek van de toenmalige dreef ter hoogte van de Alfons De Grauwelaan. De bouw van de huidige kapel iets verderop gebeurde gelijktijdig met de uitbreiding en vernieuwing van de Sint-Martinuskerk van Berlare volgens de plannen van architect Henri Valcke uit Ledeberg. Of architect Valcke ook het ontwerp maakte voor de SintAnnakapel is niet bekend. Bij de bouw van de Sint-Annakapel zou onder meer recuperatiemateriaal van de oude kerk gebruikt zijn.

    09-06-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.donkmeer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het Donkmeer (ook bekend als Overmere-Donk) is een meer in de Belgische gemeente Berlare, gelegen tussen de dorpen Overmere, Uitbergen en Berlare-centrum. Aan de noordoostelijke kant van het meer ligt het gelijknamige gehucht Donk. Het Donkmeer heeft een wateroppervlakte van circa 86 hectare en is daarmee één van de grootste meren in Vlaanderen na enkele Maasplassen, het Rauwse Meer (Kempense Meren) en het Schulensmeer. De diepte is gering en bedraagt maximaal 3,20 meter. Van het gebied is 30 hectare beschermd natuurreservaat, dat sinds 1993 wordt beheerd door de vzw Durme. Het is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Schelde en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent' (BE2300006). Bij het meer bevindt zich de Eendenkooi, een dierenpark met een historische eendenkooi. Er zijn veel drink- en eetgelegenheden rondom het meer.
    Op de plaats waar nu het Donkmeer en het Berlaars Broek liggen, lag er verschillende duizenden jaren geleden een meander van de Schelderond een alluviale zandheuvel. Door een verandering van de loop van de rivier, ontstond er een hoefijzervormig meer. Het gebied is uiteindelijk verland, maar niet zonder een laag veen achter te laten. In de late 17e eeuw is men vermoedelijk begonnen met het opgraven van die turf, een gegeerde brandstof, in het Berlaars Broek, dat ten oosten van de Donk ligt. Aan het begin van de 18e eeuw was turfsteken een prominente nijverheid in Berlare. Op het einde van de 17e eeuw kwamen er bijna uitsluitend drassige weiden voor op de plaats waar nu het Donkmeer ligt. Een sloot deelde het gebied in twee. Het deel ten westen ervan heette "'t Vaerebroeck op Overmeere" terwijl het deel ten oosten ervan "'t Vaerebroeck op Uytberghen" heette. Volgens een kaart uit 1676 was er ook een kleine waterplas in het gebied, genaamd "de Coye", met enkele grachten errond. Ook op de Ferrariskaarten uit de jaren 1770 is het Donkmeer nog niet te zien. Het Donkmeer is namelijk pas in de late 18e en vroege 19e ontstaan als gevolg van turfwinning, in tegenstelling tot het Broek, waar de turfwinning al eerder begonnen was. In de jaren 1850 was het resultaat van meer dan honderd jaar turfwinning een groot, nat gebied met zo'n 225 hectare wateroppervlak, 400 hectare moeras en natte weiden en 200 hectare minderwaardige landbouwgrond. Er werd besloten de moerassen rond de Donk en in het Broek droog te leggen om zo vruchtbare landbouwgrond te bekomen. In 1862 slaagde men erin het water in het Broek weg te pompen, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog lag de kolenpomp stil en liep het gebied terug onder. In 1926 werd het Broek definitief drooggelegd, met uitzondering van een aantal vijvers langs Kamershoek en Berlare, en werd de vrijgekomen grond bebost met wilgen voor de mandenvlechterij. Na de Tweede Wereldoorlog werden er populieren aangeplant voor de fabricage van lucifers. Toen er in 1891 een stoomtram in gebruik werd genomen tussen Gent en Hamme, bracht de eerste toeristen naar het Donkmeer. Voor 1918 waren er al verschillende cafés en restaurants rond het meer en werden er zeil- en roeibootjes verhuurd. In de daaropvolgende jaren groeide het toerisme sterk. De Donk werd een bekend recreatieoord in Oost-Vlaanderen en trok veel toeristen, onder andere door de palingrestaurants. In de tweede helft van de 20e eeuw nam de bebouwing rond het meer sterk toe. Er kwamen ook verschillende kampeerterreinen. Zo waren er in 1978 vijftien kampeerterreinen met in totaal zo'n duizend staanplaatsen.

    09-06-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.overmere
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Overmere is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Berlare, gelegen in de driehoek Gent-Aalst-Lokeren. In 1331 vormde Overmere één heerlijkheid met Uitbergen. Aanvankelijk was het in het bezit van de heren van Dendermonde en later van de graven van Vlaanderen. Die laatste gaven het achtereenvolgens in leen aan het huis van Massemen in de 14e à 15e eeuw, aan de familie du Bois (van den Houte) in de 16e eeuw, aan de familie van Coudenhove in de 17e eeuw en de aan families de Lannoy de Hautpont, de Croy de Beaurainville, van Roosendael en de Heuvel in de 17e à 18e eeuw. Overmere vormde samen met Uitbergen ook één parochie, met de moederkerk in Uitbergen en een kapel in Overmere. Deze kapel werd in 1350 vervangen door een kerk. Op 24 mei 1452 had te Overmere een bloedige veldslag plaats tussen de Gentenaars en de troepen van Filips de Goede, hertog van Bourgondië. Vandaar komt de naam “strijddam” die vroeger gegeven werd aan de oevers van het Donkmeer. Bij vorstelijk octrooi van 18 april 1673 wordt, op vraag van Antoon van Coudenhove, het leen van Uitbergen opgesplitst in twee lenen: Uitbergen en Overmere. Er bleef echter één schepenbank. Op 12 oktober 1798 begon in Overmere de Boerenkrijg, een historische gebeurtenis die in Overmere levendig wordt gehouden door het Boerenkrijgstandbeeld, een werk van Aloïs de Beule, de Boerenkrijglaan en de 12 Oktoberlaan in een woonwijk ten zuidoosten van het centrum van Overmere. Op 2 november 1862 brandde de 14e-eeuwse kerk af. Deze werd vervangen door de neogotische Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk in 1864-1866 die door Mgr. Hendrik-Frans Bracq werd ingewijd op 10 september 1866. Het doksaal en het orgel werden ongeveer samen uitgevoerd, het eerste in 1889 door beeldhouwer Lippens uit Gentbrugge; het tweede in 1890 door de gebroeders Vereecken uit Gijzegem. De orgelkast komt voor als een drieluik waarvan de middenpartij als een torenbouw uitsteekt. Samen vormen doksaal en orgel een neogotisch ensemble in een ruime kerk die zowel naar architectuur als naar meubilair een eenheid vormt. Het orgel is tevens opgenomen als beschermd monument.

    09-06-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zele
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zele is een Belgische gemeente in de provincie Oost-Vlaanderen. Het is de hoofdplaats van het gelijknamige kanton, dat ook de gemeente Berlare omvat. Zele ligt tussen de waterlopen Schelde en Durme, en de twee steden Lokerenen Dendermonde. De gemeente telt 20.916 inwoners (2017). De inwoners van Zele worden Zelenaars genoemd.
    Zele werd circa 800 voor het eerst vermeld toen Karel de Grote het grondgebied schonk aan de abdij van Werden in Duitsland, gesticht door Sint Ludgerus. De monniken bouwden vóór 1141 een proosdij in Zele die volgens de legende in 1452 afgebrand werd samen met het kasteel, de molen en de helft van Zele. In 1699-1704 werd de huidige, barokke Sint-Ludgeruskerk gebouwd. Zele was in de vorige eeuwen een textielcentrum voor vlas (tot het begin van de 20e eeuw) en voor jute (20e eeuw). Zele was dan een gemeente zoals vele andere in Oost-Vlaanderen met vele cafés, brouwerijen, een distilleerderij, ongeveer 12 molens, en veel landbouwgrond. Op het einde van de 19e eeuw behoorde Zele, samen met buurgemeente Hamme, tot de meest verpauperde van Vlaanderen. Dit hield verband met de misstanden in de plaatselijke nijverheid, die werden toegedekt door de burgerlijke en religieuze overheden. In het bekende A travers la Flandre (Door Arm Vlaanderen) (1901) van de socialist August De Winne wordt over deze uitbuiting gerapporteerd. Verschillende aangrijpende foto's uit het boek werden in Zele genomen. In de jaren 1960 werd een bedrijvencentrum opgericht voor onder meer glasvezelweven, metaalnijverheid en drukkerijen De gemeente Zele heeft geen deelgemeenten. Binnen de gemeentegrenzen liggen, naast het centrum, wel nog een aantal kleinere kernen, gehuchten en wijken. De gemeente telt vier grote buitenwijken[, namelijk Avermaat in het zuiden, Durmen in het noordoosten, Heikant in het westen en Huivelde-Hansevelde in het oosten. De laatste drie hebben elk hun eigenlijk parochie, meer bepaald Heilig Hart voor Durmen, Sint-Jozef en Sint-Antonius voor Heikant en Sint-Jozef voor Huivelde. In het dorpscentrum, de Sint-Ludgerusparochie, heeft ook de wijk Kouter zijn eigen parochie, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van 7 Weeën. Andere kleine wijken of gehuchten in de gemeenten zijn Bookhamer, Burgemeester Van Ackerwijk, Dijk, Dries, Elst, Hoek, Kamershoek, Langevelde, Meerskant, Mespelaar, Rinkhout, de Schrijverswijk, Stokstraat, de Tuinwijk, Veldeken, Wezepoel en de Zandberg.

    09-06-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZELE-OVERMERE-DONKMEER-BERLARE-UITBERGEN

     

    08-06-2018 om 13:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZELE-OVERMERE-DONKMEER-BERLARE-UITBERGEN

     

    08-06-2018 om 13:11 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZELE-OVERMERE-DONKMEER-BERLARE-UITBERGEN

     

    08-06-2018 om 13:09 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZELE-OVERMERE-DONKMEER-BERLARE-UITBERGEN

     

    08-06-2018 om 13:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juni 1972 napalm

    8 juni 1972 napalm Napalm is benzine waaraan als verdikkingsmiddel een mengsel van naftenaat en palmitaat is toegevoegd, zodat het beter blijft kleven als de (brandende) spetters ergens tegenaan vliegen. Op die manier vat de onderlaag eerder vlam. Het verlaagt tegelijk de neiging van de benzine tot ontbranden en maakt de verbranding trager. Nafteenzuur is een algemene naam voor een verzameling van organische zuren die in ruwe olie aanwezig zijn en werd oorspronkelijk gebruikt bij de bereiding van napalm. Tegenwoordig worden meestal andere middelen gebruikt voor de bereiding van napalm, maar de naam is blijven hangen. Napalm werd in 1942 ontwikkeld. Het wordt voornamelijk gebruikt in brandbommen en is gevreesd door de ernstige brandwondendie het bij mensen en dieren veroorzaakt. Napalmbommen maken vaak gebruik van fosfor om de napalm te ontsteken. Napalm werd voor het eerst op grote schaal ingezet door het Amerikaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1945 werden vele Japanse steden waaronder Tokio met napalm gebombardeerd. Tijdens de laatste (loopgraafoorlog) fase van de Koreaoorlog bestookten de Amerikanen het hele grondgebied van Noord-Korea met napalmbommen, met vermoedelijk enkele honderdduizenden doden als resultaat. Ook in de Vietnamoorlog werd door de Amerikanen veelvuldig gebruikgemaakt van napalm. Dit leidde tot verzet onder delen van de Amerikaanse bevolking. Tijdens de Eerste Golfoorlog werd geen gebruik gemaakt van napalm, maar van Mark 77brandbommen, die een met napalm vergelijkbaar effect hebben. Naast Amerika maakten ook landen zoals Frankrijk (in Algerije), Israël (in de Zesdaagse oorlog) en het Verenigd Koninkrijk (in Kenia) gebruik van napalm. In 1980 verklaarde de VN het gebruik van brandbommen tegen burgers tot een oorlogsmisdaad. Phan Thị Kim Phúc (2 april 1963) ook bekend als Kim Phuc of ook wel als het "napalmmeisje", werd bekend doordat zij als 9-jarige naakt met napalm op haar lichaam te zien was op de bekendste foto uit de Vietnamoorlog. De foto haalde wereldwijd de voorpagina's van kranten en droeg hierdoor bij aan het groeiende verzet tegen de oorlog die hiermee een gezicht had gekregen. Degene die de foto nam, Nick Ut, heeft er de Pulitzer-prijs en World Press Photo mee gewonnen. De foto werd gemaakt op 8 juni 1972, nadat er een napalmaanval was geweest in haar woonplaats Trang Bang. Het dorp was gebombardeerd door een Zuid-Vietnamese bommenwerper om vermeende strijders van de Vietcong te verjagen. Ze vatte zelf vlam door de napalm, waardoor haar kleren verbrandden. Zonder kleren rende Kim de hoofdweg bij Trang Bang op, waar zij werd vastgelegd op de foto. De fotograaf, Nick Ut, bracht haar vervolgens met de auto naar een ziekenhuis. Als gevolg van de napalmliep zij derdegraadsverbrandingen op aan haar rug en haar armen. Ruim een maand verkeerde ze in kritieke toestand. Ze kreeg bloedtransfusies en huidtransplantaties. Ze heeft een jaar in een Vietnamees ziekenhuis gelegen, is in 1984 in Duitslandgeopereerd en ondervindt nog steeds gezondheidsproblemen. Op de terugreis van haar huwelijksreis van Cuba naar Moskou verliet Kim met haar man het vliegtuig tijdens een tussenlanding in Canada. Kim en haar man vroegen politiek asiel aan en wonen sindsdien in Canada, waar Kim haar eigen stichting heeft opgericht: Kim Foundation. Een organisatie die kinderen helpt, die slachtoffer geworden zijn van oorlogen. Op 10 november 1994 werd Kim Phuc uitgeroepen tot Goodwill Ambassadeur voor UNESCO. In 2015 kreeg ze een nieuwe reeks laserbehandelingen in het Dermatology and Laser Institute van Miami.









    08-06-2018 om 09:45 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juni 632 mohammed
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    8 juni 632 mohammed Mohammed (Arabisch: بد اَن عِد بَم َحُ م (volledige Arabische naam: Moehammad ibn 'Abd Allah ibn 'Abd al-Moettalib ibn Hasjim ibn 'Abd Manaf al-Koeraisji) (Mekka, ca. 570 - Medina, 8 juni 632), wordt door moslims en bahá'ís beschouwd als profeet en boodschapper van God. Volgens moslims is hij de voltooier van het monotheïstische geloof dat volgens de islam is begonnen met Adam en daarna werd geherintroduceerd door Nuh (Noach), Ibrahim (Abraham), Musa (Mozes), Isa (Jezus) en de overige profeten. Hij was ook actief als staatsman, sociaal hervormer, koopman, filosoof, redenaar, leraar, wetgever, militair leider en filantroop. In de islam wordt hij als de laatste profeet en boodschapper gezien die de uiteindelijke openbaring van God (Arabisch: ,ا Allah), de Koran, heeft ontvangen. Door moslims wordt hij daarom aangeduid als het Zegel der Profeten. Veel moslims zeggen op basis van Ahadith vaak na het horen van de naam Mohammed sallallahu alaihi wa sallam ("zegeningen en vrede met hem" of "vrede zij met hem"), in geschreven tekst vaak afgekort als 's(a)ws' of '(z)v(z)mh'. Er zijn geen bronnen uit de tijd van Mohammed waarop een biografie gebaseerd kan worden. Het oudst bekende geschrift is de Sira van Ibn Ishaq (plusminus 750), latere biografieën zijn (deels) daarop gebaseerd.
    Verschillende gedichten uit de klassieke Arabische literatuur ondersteunen de traditionele visie, dat de afstamming van Mohammed van de stam van Haashim, een verarmde substam van de Qoeraisj is. De stam Qoeraisj komt voort uit het volk van Adnaan dat af zou stammen van Kedar,[bron?] de tweede zoon van de profeet Ismaël (Genesis 25:13-15).[ ] Mekkaanse tegenstanders van Mohammed bekritiseerden hem met het argument, dat ze hem en zijn boodschap geloofd zouden hebben als hij een van de vooraanstaande mannen van de twee steden (Mekka en at-Thakif) zou zijn geweest. Over zijn vader Abdallah ("dienaar van God"), die vlak voor de geboorte van Mohammed gestorven zou zijn, is weinig bekend. Zijn grootvader van vaders zijde wordt Abd al-Moettalib genoemd. Over hem is eveneens weinig bekend. Zijn moeder Aminah bint Wahab was afkomstig uit Medina en overleed toen hij zes jaar was. Tot zijn achtste was hij bij zijn grootvader in huis maar toen die stierf werd zijn opvoeding voortgezet door zijn oom, Aboe Talib. Uit historische bronnen zijn Mohammeds ooms Aboe Talib, Hamza en Abd al-Oezza bekend. Uit de islamitische traditie is ook bekend dat Mohammed in zijn jonge jaren als schaapherderheeft gewerkt voordat hij een koopman werd. Polytheïsme en geestenverering kenmerkten de Arabische wereld toen Mohammed opgroeide, hoewel er ook Joodse stammen (met name in Medina) waren en groepen bedoeïenen die een vorm van monotheïsme kenden. Mekka was in die tijd een handelsstad waar enkele karavaanroutes samenkwamen. Handelaars en andere reizigers namen hun religies en (af)godsbeeldenmee en velen daarvan werden in Mekka neergezet, vooral rond de Ka'aba. De Ka'aba was in de tijd van Mohammed een universeel religieus heiligdom waar 360 goden werden aanbeden. De stam Qoeraisj had vanouds het beheer over de Ka'aba. Mohammed groeide op in de stad en ontmoette daar voldoende rondreizende bedoeïenen en kooplieden uit allerlei windstreken om iets meer te weten te komen over deze religies. Ook nam zijn oom hem ten minste één keer mee naar Syrië. Een van de bijnamen die zijn stadgenoten hem volgens de overlevering gaven was al-Amin, de betrouwbare. Toen Mohammed 25 jaar oud was trouwde hij met de vijftien jaar oudere weduwe Chadidja, die handelskaravanen bezat. Zij had hem kort daarvoor in dienst genomen als leider van een van haar karavanen. Reizend als Chadidja's handelsvertegenwoordiger kwam Mohammed in contact met joden en christenen. Hij kwam daarbij in aanraking met hun godsdienst. Volgens de tradities zou Mohammed zich in de maand ramadan in het jaar 610 teruggetrokken hebben in de grot van Hira toen hem de engel Djibriel (Gabriël) verscheen en hem aanwees als profeet van
    God. Hij zou toen 40 jaar oud geweest zijn. De eerste vijf regels van Soera De Bloedklomp vormen volgens een meerderheid van de Koranexegeten het begin van de openbaringen die Mohammed gedurende de volgende 22 of 23 jaar via Gabriël van God zou hebben ontvangen. Deze openbaringen werden later samengevoegd in de Koran. Na ongeveer twee jaar begon Mohammed in Mekka als profeet op te treden en riep hij zijn plaatsgenoten op geen afgoden meer te aanbidden. Zijn boodschap van monotheïsme, politieke eenheid en sociale bewogenheid stuitte op verzet van de heersende klasse die zijn rijkdom en aanzien mede aan de veelgodencultus rond het heiligdom in Mekka te danken had. De Koran beschrijft niet openlijk dat Mohammed wonderen heeft verricht en algemeen wordt de Koran als het grootste wonder van Mohammed gezien. De Koran vermeldt dat God Mohammed een hemelse bescherming tegen de mensen gaf. De islamitische traditie schrijft echter wel vele bovennatuurlijke gebeurtenissen toe aan Mohammed. Zo liet hij op verzoek voor een wonder van de heidense Mekkanen de maan splijten (Bukhari, Volume 4, Boek 56, Nummer 831) en liet hij water uit zijn vingers stromen (Bukhari 3576 en Muslim 1856) waarmee hij aan het gebrek aan water bij zijn metgezellen een einde maakte terwijl ze met vijftienhonderd man waren. Veel moslims interpreteren de soera 54:1-2 als een verwijzing naar het splijten van de maan. De Isra en Mi'raj zijn de twee delen van een "Nachtelijke Reis" volgens de islamitische traditie de reis van Mohammed tijdens een nacht rond het jaar 621. Het is een gebeurtenis die zowel als een fysieke en spirituele reis wordt beschreven. Een korte schets van het verhaal is in Soera 17 te vinden en andere gegevens komen uit de Hadith. Hier zou Mohammed met Buraq naar "de verste moskee" reizen waar hij leiding geeft aan andere profeten in het gebed. Hij stijgt dan naar de allerbovenste hemel, waar hij tot God spreekt en de instructies van God ontvangt die voor de gelovigen de details van het gebed inhouden. Volgens de tradities is deze reis een van de belangrijkste gebeurtenissen in de islamitische kalender. Tot Mohammeds eerste volgelingen behoorden zijn vrouw Chadidja, zijn vriend en koopman Aboe Bakr, zijn minderjarige neef Ali, zijn geadopteerde zoon Zayd en de rijke koopman Oethman ibn Affan. Vanwege zijn sociale boodschap trok hij in het begin met name armere Mekkanen en slaven aan. In de dertien jaar dat Mohammed in Mekka predikte verzamelden zich ongeveer 70 families om hem heen.[3] De heersende klasse voelde zich door het optreden van Mohammed dermate bedreigd dat ze hem het leiderschap over Mekka aanboden op voorwaarde dat hij met zijn prediking ophield. Toen Mohammed dat weigerde, riep een aantal leidende figuren op tot een boycot van de clan van Mohammed, die twee jaar duurde. Zij raakten gedurende die tijd economisch en sociaal volledig geïsoleerd. In die tijd overleed Chadidja en niet lang na het opheffen van de boycot ook zijn oom en beschermer Aboe Talib ibn Abdul Muttalib, wat zijn tegenstanders in de gelegenheid stelde om openlijk te speculeren over mogelijkheden om Mohammed uit de weg te ruimen. In 620 en 621 ontving Mohammed delegaties uit Yathrib (later Medina genoemd), waarvan de leden tot de islam overgingen en die de moslims uit Mekka hulp en bescherming aanboden. Dit stelde de moslims in de gelegenheid om naar Yathrib uit te wijken. Op het moment dat zijn vijanden hadden besloten om Mohammed gezamenlijk te vermoorden, vertrok hij in 622 naar Yathrib. Samen met Aboe Bakr wist Mohammed aan zijn belagers te ontkomen en vertrok hij 's nachts in zuidelijke richting, om zijn achtervolgers op een dwaalspoor te zetten. In een grot voorkwamen een spin en een rotsduif de ontdekking van deze schuilplaats door een web en een nest aan de ingang van de grot te maken. Zijn achtervolgers kregen zo de indruk dat de grot reeds lang niet meer betreden was. Deze migratie staat bekend als de hidjra en is later als begin van de islamitische jaartelling gaan gelden Mohammed vestigde zich in Yathrib. Zijn dromedaris werd bij aankomst losgelaten en wees zo de plaats aan van Mohammeds huis. De plaatsnaam werd omgedoopt in Medinat-un-Nabawi ('stad van de profeet'), later afgekort tot Medina. In Medina zou Mohammed naast zijn religieuze functie op een later tijdstip ook een politiek-militaire rol op zich nemen als opperbevelhebber van het moslimleger. Volgens de tradities sloot Mohammed een verdrag met de Arabische en Joodse stammen dat bepaalde dat ieder zijn eigen religievrij kon belijden, vijandigheden tussen moslims verbood en voorschreef dat
    geschilpunten ter beoordeling aan Mohammed werden voorgelegd. Tevens zouden de partijen elkaar steun verlenen in het geval een van hen door een vijand zou worden aangevallen. Het Verdrag maakte weliswaar een einde aan de onderlinge vijandigheden tussen partijen in Yathrib, maar met de komst van Mohammed en zijn getrouwen ontstond een nieuw conflict, namelijk tussen moslims en niet-moslims. Het is onzeker of het overgeleverde verdrag hetzelfde is als het verdrag dat de strijdende partijen in Yathrib ondertekenden. Om in de landbouwenclave aan inkomsten te komen waren de moslims aangewezen op de steun van de inwoners van Medina, die mede daarom 'helpers' (ansaar) werden genoemd. De moslims waren geëmigreerd uit Mekka maar hadden al hun bezittingen achtergelaten. De Qoeraisj waren van plan om deze bezittingen van de moslims te gaan verhandelen. Zo vertrok er dus een karavaan met de bezittingen van de geëmigreerde moslims. Mekka stuurde in 624 een leger om deze belangrijke karavaan te beschermen. Mohammed besloot om deze bezittingen niet zomaar in handen van de Qoeraisj te laten. Bij Badr, een oase op de karavaanroute tussen Mekka en Medina, kwam het tot een treffen. De karavaan bleef in handen van de Mekkanen, maar het leger van de Mekkanen werd door het aanzienlijk kleinere leger van de moslims onder leiding van Mohammed verslagen. Volgens de overlevering was dat te danken aan de tussenkomst van engelen, die het aantal van de moslims schijnbaar deed toenemen. In 626 versloeg een leger van circa 3000 Mekkanen het duizendkoppige leger van moslims bij Oehoed. De moslims moesten zich in Medina terugtrekken. In 627 stuurde Mekka een leger van 10.000 soldaten naar Medina om de moslimgemeenschap definitief te vernietigen. De moslims hadden echter een gracht gegraven, een techniek die nieuw was voor de Arabieren die gewend waren om man tegen man te vechten. Na twee weken beleg moest het leger zich terugtrekken, niet in staat de vesting van Medina binnen te komen. Deze gebeurtenis staat bekend als de loopgravenoorlog of 'Slag van de gracht'. Belangrijk voor wat volgde zijn de onderhandelingen van de Qoeraisj met de joden van Banoe Koraiza om via het zuiden van de oase van Medina waar deze joden woonden, de stad binnen te trekken,[ onderhandelingen die weliswaar niet tot concrete hulp aan de Mekkanen leidden maar wel aanleiding gaven tot wantrouwen. Vrijwel meteen hierna keerde Mohammed zich tegen de joodse stam Banoe Koraiza, daartoe volgens de tradities aangezet door de engel Djibril. Na een beleg van 25 dagen gaf de stam zich over. De stam onderwierp zich aan het oordeel van Mohammed, maar deze wees de strijder Sa'd ibn Mua'dh aan als rechter. Deze veroordeelde de volwassen mannen van de stam collectief tot de dood en de vrouwen en kinderen tot slavernij.] Mohammed koos een van de weduwen, Raihana, als zijn persoonlijke slavin. Al voor de Slag van de Gracht wilde Mohammed het bloedgeld verhogen, maar volgens de overlevering zou tijdens de onderhandelingen met de joden aan Mohammed zijn geopenbaard dat de joden hem wilden vermoorden. De joodse vesting werd twee weken belegerd, waarna de palmbomen werden omgehakt, iets wat de joden zo'n angst inboezemde, dat zij vroegen te mogen vertrekken. Met alles wat zij mee konden nemen, vertrokken zij naar Khaybar.[ Na het Verdrag van Hoedaibiya echter, waarbij een wapenstilstand tussen de moslims met de Qoeraisj werd gesloten, besloot Mohammed zijn aandacht te richten op het gevaar in het noorden, Khaybar. Met 600 man werd gepoogd in de Slag bij Khaybar de plaats in te nemen die als onneembaar gold. Met het kleine leger leek Mohammed gedoemd te zijn deze Slag te verliezen, maar de onderlinge verdeeldheid in het stammensysteem aan de joodse zijde leek Mohammed in de kaart te spelen. Hoewel de overleveringen spreken van een snelle overwinning, moet de strijd een maand in beslag hebben genomen. Een vredesvoorstel van de joden aan Mohammed werd geaccepteerd met Koranistisch voorschrift. Het was precies het soort overeenkomst dat de Arabieren in de sedentaire gebieden regelmatig sloten met de bedoeïen; in ruil voor de helft van de dadeloogst zou Mohammed voor militaire bescherming zorgen. Het nabijgelegen Fadak hoorde van deze overeenkomst en anticipeerde op een mogelijke aanval. Ook de Fadakse joden besloten zich over te geven onder dezelfde voorwaarde. Om dit alles te bezegelen trouwde Mohammed de dochter van zijn voormalige vijand.[ Omringende Arabische stammen begonnen nu de kracht van Mohammed te erkennen en waren bereid om verdragen met hem te sluite
    In 628 trok Mohammed met 1500 ongewapende volgelingen in ihram (pelgrimskledij) en voorzien van een groot aantal offerdierennaar Mekka met het doel de hadj te verrichten, maar de toegang tot de stad werd hem ontzegd. De Qoeraisj en de moslims kwamen wel een tienjarig bestand overeen, het Verdrag van al-Hoedaibiyyah, dat de moslims in staat stelde om het jaar daarop de kleine bedevaart, de oemra, te verrichten. Voor de zekerheid trokken de Mekkanen zich terug op de omringende heuvels. Na vijf dagen verblijf in Mekka keerden de moslims weer terug naar Medina. In januari 630 schonden de Mekkanen het verdrag van al-Hoedaibiyya, doordat enkele Qoeraisjieten de clan Bakr hielp bij het doden van een aantal leden van de met Mohammed verbonden clan Choezaa'a. Daarop overvielen de moslims met een leger van 10.000 soldaten Mekka. Mohammed kondigde algehele amnestie voor de Qoeraisj af, op voorwaarde dat zij zich niet tegen Mohammeds heerschappij zouden verzetten. Na de terugkeer in Mekka werd de Ka'aba door Mohammed gezuiverd van de in totaal 360 afgoden in en rondom de Ka'aba. Elf Qoeraisjieten werden uiteindelijk ter dood gebracht. In zijn laatste levensjaren zou Mohammed een aantal brieven naar naburige heersers hebben gestuurd, met daarin een uitnodiging de islam te accepteren. Hij zou brieven hebben geschreven aan de volgende wereldleiders: De Romeinse keizer Herakleios. Hoogstwaarschijnlijk heeft de brief de keizer niet eens bereikt. Ook zou Abu Sufyan ibn Harb, toen nog geen moslim maar een mede-ondertekenaar van het Verdrag van al-Hoedaibiyyah, een onderhoud met Heraclius hebben gehad. Heraclius zou onder de indruk zijn geweest maar zich om politieke redenen niet tot de islam hebben willen bekeren. De negus van Abessinië, die reeds eerder een deel van de moslims onderdak had gegeven toen zij in Mekka werden vervolgd. De negus zou een positief antwoord hebben teruggestuurd waarin hij zou verklaren de islam te willen accepteren. Vrij snel daarop overleed de negus echter. Muqawqis, door sommige bronnen patriarch Cyrus van Alexandrië genoemd, die namens de Romeinen Egypte bestuurde. Hoewel moslims de brief aan Muqawqis als authentiek zien, wordt deze authenticiteit door sommigen betwist. Muqawqis zou Mohammed twee concubines hebben teruggestuurd, maar zijn antwoord was ontwijkend en hij bekeerde zich niet. Sjah Khusro II van Iran. Deze zou de brief direct hebben verscheurd en nam overigens niet de moeite te reageren. Hij zou zelfs soldaten naar Mekka hebben gestuurd om de persoon die zulke 'brutaliteiten' verkondigde gevangen te nemen. Naar verluidt bekeerden deze soldaten zich in plaats van dat ze Mohammed arresteerden. Wellicht was de reden voor deze reactie dat Mohammed zijn naam voor die van Khusro had geschreven, wat Khusro als een belediging ervoer. Munzir ibn Sawa Al Tamimi, die voor de Iraniërs in Bahrein als gouverneur optrad. Hijzelf en een groot deel van zijn onderdanen bekeerden zich. Hauda bin Ali, de heerser van Al-Yamama, een woestijngebied in westelijk centraal-Arabië. Deze wilde zich alleen bekeren indien hij een hoge post zou krijgen binnen de oemma, wat Mohammed weigerde. Harith ibn Abi Shamir al-Ghassani, Ghassanidische gouverneur van Damascus, toentertijd deel van het Oost-Romeinse Rijk. Hij zou de brief als beledigend hebben ervaren. Jaifer en `Abd al-Jalani, twee broers die de Azd stam in het huidige Oman bestuurden, ontvingen de brief en bekeerden zich tot de islam. In maart 632 volbracht Mohammed zijn enige hadj. Tijdens de reis hield hij een preek waarin hij een aantal richtlijnen op religieus en sociaal gebied nogmaals uiteenzette en afscheid nam van zijn volgelingen. Na een kort ziekbed overleed Mohammed rond de middag op maandag 8 juni 632 in Medina. Hij was toen 62 of 63 jaar oud. Zijn vriend en schoonvader Aboe Bakr volgde hem op als leider (kalief) van de moslims. Mohammed werd begraven in de kamer waar hij stierf en die later tot de Moskee van de Profeet werd omgebouwd. Dit omdat volgens de islam de lichamen van profeten niet verplaatst mogen worden.
    In de Hadith van Bukhari (1:282) staat dat Mohammed op enig moment negen vrouwen heeft gehad. Als profeet had hij deze bevoegdheid in een openbaring van God gekregen; voor de andere moslims gold en geldt de beperking zoals geopenbaard in Soera De Vrouwen, waar in aya 3 een beperking van vier vrouwen wordt opgelegd die allen gelijkwaardig behandeld behoren te worden. Achter elke naam van een vrouw staat de huwelijksdatum (voor zover bekend), of ze maagd, weduwe of gescheiden was, of er een politieke reden voor het huwelijk was en of ze Mohammed overleefde. Khadijah bint Khuwaylid trouwde in 595 na Chr.; weduwe; stierf in 619 Sawada bint Zama trouwde snel na 619; weduwe; stierf na Mohammed Aïsja trouwde op zevenjarige leeftijd circa 622; huwelijk werd pas twee à drie jaar later geconsummeerd; stierf na Mohammed circa 678 Hafsa bint Umar trouwde tussen circa 624-625; weduwe, politiek huwelijk; stierf na Mohammed Zaynab bint Khuzayma trouwde circa tussen 626-627; weduwe; stierf kort daarna Oemm Salama Hind bint Abi Oemmayya trouwde in 626; weduwe; stierf na Mohammed Zaynab bint Jahsh trouwde circa tussen 625-627; weduwe en gescheiden; stierf na Mohammed Juwayriya bint al-Harith trouwde circa tussen 627-628; weduwe, waarschijnlijk politiek huwelijk; stierf na Mohammed Umm Habibah trouwde in 629; weduwe, politiek huwelijk; stierf na Mohammed Safiyya bint Huyayy trouwde in 629; weduwe, gevangengenomen tijdens een veldslag; stierf na Mohammed Maymuna bint al-Harith trouwde in 629; weduwe; stierf na Mohammed Maria al-Qibtiyya; Egyptische (naam verwijst naar "Maria de Koptische"); ze was als slavin gegeven aan Mohammed door de heerser van Egypte. Velen beweerden dat ze slavin bleef; anderen beweerden dat ze toch deels vrijheid verkreeg; getrouwd circa tussen 628-629; ze was de moeder van Mohammeds enige zoon Ibrahim, die maar kort geleefd heeft (hij stierf enkele maanden vóór de dood van Mohammed) Diverse Koranverzen benadrukken dat Mohammed geen stichter van een nieuwe religie was. Zijn taak bestond alleen uit het oproepen van de schepping en de mensheid[ om terug te keren tot de oorspronkelijke religie, die in de Koran wel de religie van Ibrahim wordt genoemd, en om te waarschuwen voor de Dag des oordeels. De Koran leert dat God zich al eerder tot andere volken had gericht, maar zich nu voor het eerst rechtstreeks tot de Arabieren richtte. "Hen, die de boodschapper, de reine profeet volgen, die zij in de Torah en het Evangelie beschreven vinden, legt hij het goede op en verbiedt het kwade, veroorlooft hun de goede dingen en verbiedt de slechte en ontheft hen van de last en de kluisters die hen bonden. Zij, die in hem geloven en hem eren en ondersteunen en het licht dat met hem is neergezonden volgen, zullen gewis slagen. Zeg: "O mensdom, ik ben u allen tot een boodschapper van God, aan Wie het koninkrijk der hemelen en der aarde behoort. Er is geen God naast Hem. Hij geeft het leven en doet sterven. Gelooft daarom in God en Zijn boodschapper, de reine Profeet, die in God en Zijn woorden gelooft en volgt hem opdat gij recht geleid moogt worden."
    Omdat Mohammed met joden en christenen in aanraking kwam, wordt door islamologen verondersteld dat hij de joodse en christelijke leer 'bewerkte' of er elementen uit overnam. In die visie is Mohammed dan ook de auteur, of ten minste de redacteur van de Koran. Moslims gaan er daarentegen van uit dat de Koran in opdracht van God door de engel Gabriël(Jibriel) aan Mohammed geopenbaard werd. De voor de Arabieren revolutionaire religieuze ideeën worden in de Koran nadrukkelijk in verband gebracht met de Mensen van het Boek (ahl al-kitab), een uitdrukking die verwijst naar de joodse en christelijke gemeenschappen op het Arabisch schiereiland. Soera Jonas 94 daagt de tegenstanders van Mohammed zelfs uit om de Mensen van het Boek te consulteren voor onweerlegbaar bewijs voor de waarheid van zijn boodschap: "En als u over hetgeen Wij tot u hebben nedergezonden twijfelt, vraagt dan degenen die het Boek vóór u hebben gelezen." Toch konden joden en christenen het met die boodschap niet zomaar eens zijn. Het voornaamste twistpunt vormt de status van Jezus: volgens de joden géén profeet, volgens christenen méér dan een
    profeet en zelfs Gods zoon. Ook konden joden en christenen in Mohammed niet zomaar een profeet zien; deden zij dat wel, dan bekeerden zij zich tot de islam. Volgens de islam is Mohammed de langverwachte laatste profeet en boodschapper van God die, na een reeks profeten uit Israël, voor de gehele mensheid zou komen met een universele wet. Zijn komst zou dan ook plaatsvinden in een periode tussen ná de eerste en vóór de tweede komst van de Messias. Hiermee ontbindt volgens de islam Mohammed zowel de Thora als het Evangelie, die niet zuiver overgeleverd zouden zijn. Moslims zien het Evangelie als een aanvulling op de Thora, terwijl de Koran de vervanger van de Thora is. De komst van de messias zal daarom onder de wetten van de Koran vallen en niet onder die van de Thora. De komst van Mohammed manifesteert volgens de islam het verbond van God met de mensheid. De Koran (Soera De Profeten 107) zegt namelijk het volgende: "En Wij hebben u slechts als genade voor de werelden gezonden." Moslims geloven dat Mohammed in het Oude Testament door Mozes (Deuteronomium 18:18-19) [9] en Jesaja (Jesaja 42) [] en in het Evangelie door Jezus (Johannes 14:15-16 [, Mattheüs 21:43 [] ) is voorspeld. Mohammed is een profeet en zal niet terugkeren als messias. Er is ook een Hadith overgeleverd waarin Mohammed het volgende zegt: "Waarlijk, ik en de profeten voor mij zijn te vergelijken met een bouwwerk dat door een man gebouwd wordt, dat een mooi aanzien wordt gegeven, behalve de plaats van één hoeksteen die leeg is blijven staan. De mensen die dit gebouw kwamen bezichtigen, vonden het ontzettend mooi, maar zeiden steeds: “Was die laatste hoeksteen maar ook geplaatst?” Toen zei de Profeet: “Ik ben die laatste steen en ik ben de laatste der profeten”". (Overgeleverd door al-Boecharie) Belangrijk is dat Mohammed zijn hele leven eraan gewijd heeft de eenheid van God te prediken; de Koran waarschuwt onophoudelijk dat geen enkel schepsel de eer gegeven mag worden die alleen aan God verschuldigd is. Mohammed zelf waarschuwt ook om hem niet te vereren zoals de christenen Jezus vereren. Aboe Bakr zou bij het overlijden van Mohammed hebben gesproken: Mensen, als iemand Mohammed aanbidt, Mohammed is dood, maar als iemand God aanbidt, God leeft en zal niet sterven. Daarop reciteerde Aboe Bakr soera Het Geslacht van Imraan: "En Mohammed is slechts een boodschapper. Waarlijk, alle boodschappers vóór hem zijn heengegaan. Zult gij u dan op de hielen omkeren als hij sterft of gedood wordt?..."] Mohammed neemt wel een prominente plaats in in de "islamitische geloofsbelijdenis". In de Koran wordt nergens gesproken over het uiterlijk van Mohammed. De paar bekende afbeeldingen van Mohammed staan in geschriften uit Perzië, het huidige Iran, die voor de culturele elite waren bedoeld. Nu nog nemen sjiieten een wat lossere houding aan tegenover afbeeldingen dan soennieten. In de Hadith is echter wel informatie te vinden van zijn metgezellen die de profeet beschrijven. Volgens de meest gezaghebbende overleveringen van Al-Bukhari en Muslim was Mohammed van gemiddelde lengte, niet dik, had een wit rond gezicht met volle zwarte baard waarin maar weinig grijze haren zaten. Zijn gezicht zou schijnen als de maan als hij vol was. Hij had brede schouders, halflang haar, donkere ogen en lange oogleden. Als hij liep, was het of hij een heuvel afdaalde. Hij had ook een moedervlek zo groot als een duivenei tussen zijn schouderbladen, die in de traditie bekend werd als het ‘zegel der profeten’. Een andere beschrijving vinden we van Oemm Ma'bad al-Khoezaa'iyyah, die door Mohammed en zijn metgezellen werd bezocht:
    Ik zag een man die grote schoonheid bezat en een stralend gezicht en een mooi uiterlijk had. Hij was niet ontsierd door magerheid, noch was hij mismaakt door een klein hoofd. Hij was bijzonder aantrekkelijk. Zijn pupillen waren pikzwart en zijn wimpers waren lang en gebogen. Zijn stem was scherp en lichtelijk hees. Hij had een lange nek en een volle, maar niet al te lange baard. Zijn wenkbrauwen waren lang, dun en doorlopend. Wanneer hij zweeg, straalde hij waardigheid uit en wanneer hij sprak, werd hij omvat door heerlijkheid. De schoonste en prachtigste mens van veraf, de meest bekoorlijke en bevallige mens van dichtbij. Zijn woorden waren zoet en beslissend. Hij sprak niet te weinig en niet te veel. Zijn woorden waren als parels die van een koord rolden. Hij was van gemiddelde
    lengte: hij was niet te lang, noch was hij te kort waardoor men op hem neer zou kijken. Hij was als een twijg tussen zijn twee metgezellen. De meest glansrijke en achtenswaardige van de drie. Zijn metgezellen omringden hem: wanneer hij sprak, luisterden zij naar hem en wanneer hij beval, haastten zij zich naar zijn bevel. Hij werd geëerd en gevolgd. Hij was geen geprikkelde man, noch was hij iemand die onzinnigheid sprak .
    'Ik vroeg mijn oom, Hind ibn Abie Haalah at-Tamiemie, naar de eigenschappen van de Profeet, aangezien hij hem goed kon beschrijven. Hij zei: 'De Boodschapper van Allah was groots en geëerd. Zijn gezicht straalde zoals de volle maan tijdens een heldere nacht. Hij was langer dan de gemiddelde persoon en korter dan een slungel. Hij had een groot hoofd en golvend haar. Hij scheidde zijn haar niet, tenzij dit uit zichzelf gebeurde. Wanneer zijn haar niet gescheiden was, kwam dit niet verder dan zijn oorlellen. Hij had een witte, lichtende huid. Hij had brede slapen en dunne, lange wenkbrauwen die naar elkaar reikten, maar elkaar net niet raakten. Tussen zijn wenkbrauwen was er een ader die klopte wanneer hij boos was. Hij had een dunne, aan het eind omhoog gebogen neus die in het licht omvangen werd. Wie hem niet goed bestudeerde, zou denken dat hij een wipneus had. Hij had een volle, maar niet al te lange baard en geen volle wangen. Hij had een wijde mond en zijn tanden waren smal en van elkaar verwijderd. Van zijn borst tot aan zijn navel was hij licht behaard. Zijn nek was als van een portret en blonk als zilver. Zijn lichaamsdelen waren in harmonie met elkaar. Hij had een stevig lichaam, maar was niet zwaarlijvig. Zijn buik en borst liepen in een rechte lijn. Hij had een brede borst en zijn schouders waren ver uit elkaar. Hij had grote gewrichten en zijn lichaam was lichtgekleurd. Haren liepen in een dunne lijn van zijn bovenborst tot aan zijn navel, daarbuiten waren zijn borst en buik onbehaard. Hij had behaarde onderarmen, schouders en bovenborst. Hij had lange handbenen, grote handen en gladde ledematen. Hij had dikke, maar gladde vingers en tenen en diepe voetholten. De bovenkant van zijn voeten was glad; als er water over werd gegoten, vloeide het snel van zijn voeten. Wanneer hij liep, tilde hij zijn voeten hoog van de grond. Hij liep voorovergebogen, op een nederige wijze, en nam grote stappen. Wanneer hij liep, was het alsof hij van een helling neerdaalde. Wanneer hij wilde omkijken, draaide hij met zijn hele lichaam om. Zijn blik was vaak neergeslagen en hij keek meer naar de grond dan naar de hemel. Meestal keek hij vanuit zijn ooghoeken. Hij liet zijn Metgezellen voor zich lopen en liep zelf achter hen. Wanneer hij iemand tegenkwam, was hij de eerste die groette. De Boodschapper van Allah was doorgaans bedroefd en altijd in gedachten verzonken. Hij kende geen rust. Hij zweeg lange pozen en sprak enkel wanneer dit nodig was. Hij begon en eindigde zijn woorden vanuit zijn mondhoeken. Hij sprak met weinig woorden die vele betekenissen bevatten; duidelijke en beslissende woorden die buitensporig noch nalatig waren. Hij was vriendelijk, niet hardvochtig en vernederde niemand. Hij minachtte geen enkele gunst, hoe klein deze ook was. Maar hij prees geen voedsel, noch bekritiseerde hij dit. Hij werd nooit boos omwille van deze wereld, noch omwille van iets wat hiermee te maken heeft. Maar wanneer de waarheid werd aangetast, herkende niemand hem en niets kon zijn woede bedwingen, totdat hij de waarheid had gevestigd. Hij werd nooit boos omwille van zichzelf, noch zocht hij ooit vergelding voor zichzelf. Wanneer hij wees, wees hij met zijn hele hand en wanneer hij verbaasd was, draaide hij deze om. Wanneer hij sprak, gebaarde hij met zijn hand en sloeg met zijn
    rechterhandpalm tegen de binnenkant van zijn linkerduim. Wanneer hij boos werd, draaide hij zich volledig om en wanneer hij verheugd was, sloeg hij zijn blik neer. Zijn lachen was meestal niet meer dan een glimlach, waarbij hij zijn tanden ontblootte die als hagel uit de wolken waren.'
    Sommige humanisten zien Mohammed, net als Jezus en Boeddha, als een belangrijk ethisch leider. In de Middeleeuwen stond Mohammed onder de joden bekend als 'ha-meshuggah' ("de kwade" of "de bezetene", vergelijk het Nederlandse woord 'mesjogge'). De titel wordt onder andere in de Hebreeuwse Bijbel gebruikt voor degenen die zichzelf als profeten beschouwden, maar vals waren. Voor veel joden is de ernstig afwijkende hervertelling door Mohammed van oude verhalen onverteerbaar. Mohammeds ontkenning van de goddelijke status van Jezus gaat in tegen de christelijke dogmatiek. Christenen beschouwen Mohammed als een valse leraar. Anderen gaan nog een stap verder en beweren dat Mohammed werd geïnspireerd door Satan. Veel middeleeuwse christenen meenden dat de stichting van de islam een schisma binnen het christendom was, en dat Mohammed oorspronkelijk een christelijke priester was. In De Goddelijke Komedie van Dante Alighieri wordt Mohammed samen met Ali in de negende kloof van de achtste kring van de Hel geplaatst als zijnde schismaticus. Volgens het Bahá'í-geloof is Mohammed niet de laatste profeet (maar wel de laatste van de profetische cyclus, die met Adam was begonnen), maar Bahá'u'lláh, die wordt beschouwd als de, tot nu toe, laatste in de reeks Boodschappers van God. Ook een deel van de Ahmadiyya-moslims gelooft dat Mohammed niet de laatste profeet was. Buiten de islamitische overlevering is er over het optreden van Mohammed in de periode in Mekka weinig informatie te vinden. Wat we over hem weten, weten we uit de Koran, Korancommentaren en mondeling overgeleverde uitspraken van volgelingen. Moderne historici kunnen niet anders dan zeer omzichtig omgaan met deze informatie. De profeet staat niet vermeld in enig bekend historisch document van buurvolkeren. In de Koran komt het woord Mohammed slechts viermaal voor, maar onduidelijk is of het om een eigennaam of een bijvoeglijk naamwoord gaat, dat met 'de prijzenswaardige' vertaald kan worden en of daar inderdaad de historische Mohammed mee wordt bedoeld. In de Korantekst komt wel een naamloze jij-figuur voor, die soms gezant of profeet wordt genoemd. De oudste biografie van Mohammed is die van Ibn Ishaaq en dateert van rond 750, meer dan een eeuw na de dood van de profeet. Dit is een verzameling mondeling overgeleverde uitspraken van tijdgenoten die niet beschouwd kan worden als objectieve en verifieerbare geschiedschrijving in de moderne zin van het woord. Volgens sommige islamologen lijken biografieën van de profeet vooral bedoeld om passages in de Koran achteraf van een context te voorzien en zijn het alleen al daarom geen betrouwbare historische bronnen. Wim Raven wijst erop dat er verschil van mening tussen moslimgeleerden en westerse islamologen en oriëntalisten bestaat over de vraag of de talloze overleveringen over Mohammed inderdaad als historisch betrouwbaar materiaal mogen worden beschouwd. Moslimgeleerden geloven dat dit materiaal in grote lijnen met de werkelijkheid overeenkomt, westerse geleerden hebben daarentegen hun ernstige twijfels, met name omdat nauwelijks enige brontekst met zekerheid in de eerste eeuw van de islam te dateren zou zijn en van vele teksten elkaar tegensprekende varianten bestaan. Niet-islamitische bronnen, die soms heel oud zijn, zouden een heel ander beeld opleveren dan islamitische bronnen. De pogingen om feit en fictie in de beschikbare bronnen van elkaar te onderscheiden hebben tot nu toe weinig bruikbare resultaten opgeleverd voor een kritische beschrijving van de historische persoon Mohammed en de rol die hij speelde in de islam. Harald Motzski stelt dat het onderzoek op dit moment
    gevangen is in een dilemma. Aan de ene kant is het volgens Motzki niet mogelijk een historische biografie te schrijven zonder ervan beschuldigd te worden de bronnen kritiekloos over te nemen, terwijl het aan de andere kant onmogelijk is om op basis van een kritische beschouwing van die bronnen een bruikbare biografie te schrijven.[ Arthur Jeffrey veronderstelde in 1926 dat er misschien gewacht moet worden op verder onderzoek naar de vroege bronnen voordat er uitspraken kunnen worden gedaan over de historische Mohammed. "Als de berg niet naar Mohammed komt, zal Mohammed naar de berg moeten gaan" is een Nederlandse uitdrukking. Het betekent dat als het geluk niet naar je toe komt, moet je naar het geluk toe gaan. De vroegste verschijning van de uitdrukking is in het Engels in het werk "Essays", hoofdstuk 12, van Francis Bacon, dat in 1625 werd gepubliceerd, If the mountain won't come to Muhammad, Muhammad will go to the mountain.[

    08-06-2018 om 09:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juni 1972 napalm

    8 juni 1972 napalm Napalm is benzine waaraan als verdikkingsmiddel een mengsel van naftenaat en palmitaat is toegevoegd, zodat het beter blijft kleven als de (brandende) spetters ergens tegenaan vliegen. Op die manier vat de onderlaag eerder vlam. Het verlaagt tegelijk de neiging van de benzine tot ontbranden en maakt de verbranding trager. Nafteenzuur is een algemene naam voor een verzameling van organische zuren die in ruwe olie aanwezig zijn en werd oorspronkelijk gebruikt bij de bereiding van napalm. Tegenwoordig worden meestal andere middelen gebruikt voor de bereiding van napalm, maar de naam is blijven hangen. Napalm werd in 1942 ontwikkeld. Het wordt voornamelijk gebruikt in brandbommen en is gevreesd door de ernstige brandwondendie het bij mensen en dieren veroorzaakt. Napalmbommen maken vaak gebruik van fosfor om de napalm te ontsteken. Napalm werd voor het eerst op grote schaal ingezet door het Amerikaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1945 werden vele Japanse steden waaronder Tokio met napalm gebombardeerd. Tijdens de laatste (loopgraafoorlog) fase van de Koreaoorlog bestookten de Amerikanen het hele grondgebied van Noord-Korea met napalmbommen, met vermoedelijk enkele honderdduizenden doden als resultaat. Ook in de Vietnamoorlog werd door de Amerikanen veelvuldig gebruikgemaakt van napalm. Dit leidde tot verzet onder delen van de Amerikaanse bevolking. Tijdens de Eerste Golfoorlog werd geen gebruik gemaakt van napalm, maar van Mark 77brandbommen, die een met napalm vergelijkbaar effect hebben. Naast Amerika maakten ook landen zoals Frankrijk (in Algerije), Israël (in de Zesdaagse oorlog) en het Verenigd Koninkrijk (in Kenia) gebruik van napalm. In 1980 verklaarde de VN het gebruik van brandbommen tegen burgers tot een oorlogsmisdaad. Phan Thị Kim Phúc (2 april 1963) ook bekend als Kim Phuc of ook wel als het "napalmmeisje", werd bekend doordat zij als 9-jarige naakt met napalm op haar lichaam te zien was op de bekendste foto uit de Vietnamoorlog. De foto haalde wereldwijd de voorpagina's van kranten en droeg hierdoor bij aan het groeiende verzet tegen de oorlog die hiermee een gezicht had gekregen. Degene die de foto nam, Nick Ut, heeft er de Pulitzer-prijs en World Press Photo mee gewonnen. De foto werd gemaakt op 8 juni 1972, nadat er een napalmaanval was geweest in haar woonplaats Trang Bang. Het dorp was gebombardeerd door een Zuid-Vietnamese bommenwerper om vermeende strijders van de Vietcong te verjagen. Ze vatte zelf vlam door de napalm, waardoor haar kleren verbrandden. Zonder kleren rende Kim de hoofdweg bij Trang Bang op, waar zij werd vastgelegd op de foto. De fotograaf, Nick Ut, bracht haar vervolgens met de auto naar een ziekenhuis. Als gevolg van de napalmliep zij derdegraadsverbrandingen op aan haar rug en haar armen. Ruim een maand verkeerde ze in kritieke toestand. Ze kreeg bloedtransfusies en huidtransplantaties. Ze heeft een jaar in een Vietnamees ziekenhuis gelegen, is in 1984 in Duitslandgeopereerd en ondervindt nog steeds gezondheidsproblemen. Op de terugreis van haar huwelijksreis van Cuba naar Moskou verliet Kim met haar man het vliegtuig tijdens een tussenlanding in Canada. Kim en haar man vroegen politiek asiel aan en wonen sindsdien in Canada, waar Kim haar eigen stichting heeft opgericht: Kim Foundation. Een organisatie die kinderen helpt, die slachtoffer geworden zijn van oorlogen. Op 10 november 1994 werd Kim Phuc uitgeroepen tot Goodwill Ambassadeur voor UNESCO. In 2015 kreeg ze een nieuwe reeks laserbehandelingen in het Dermatology and Laser Institute van Miami.









    08-06-2018 om 09:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 juni bonnie tyler

    8 juni 1953 Bonnie Tyler Bonnie Tyler, artiestennaam van Gaynor Hopkins (Skewen, Wales, 8 juni 1951) is een Welshe zangeres. Ze komt uit een gezin van zes kinderen. Haar vader was een mijnwerker; haar moeder, een operafan, deelde haar passie voor muziek met haar kinderen. Janis Joplin en Tina Turner waren haar grote voorbeelden. Na in verschillende bands gezeten te hebben en na verschillende artiestennamen kwam ze uiteindelijk uit bij Bonnie Tyler. In 1975 nam ze haar eerste liedje op bij een platenmaatschappij: My my honeycomb; de single werd geen succes. Haar tweede single Lost in France toonde meteen haar vocale kwaliteiten en ze haalde er de top 10 mee. Later werd het zelfs een Europese hit. Haar eerste album, in 1977, had een bescheiden succes, maar toch genoeg om door Europa te toeren. Net voor het album werd uitgebracht moest ze een knobbeltje op haar stembanden laten wegnemen. Tegen doktersadvies in sprak ze voor ze genezen was, hierdoor kreeg ze een schor geluid in haar keel, ze dacht dat haar zangcarrière over was maar niets was minder waar. Haar volgende single It's a Heartache waar ze met schorre stem zong haalde de top 5 in Engeland, Europa en de Verenigde Staten, waardoor ze daar voor het eerst kon gaan toeren. In 1979 won ze het World Popular Song Festival in Tokio met het lied Sitting on the Edge of the Ocean. Toch bleef groot succes uit na deze overwinning. In 1982 tekende ze een platencontract bij CBS Records en bracht ze het album Faster Than the Speed of Night uit, met daarop het lied Total Eclipse of the Heart. Producer van dit album was Jim Steinman, die eerder succes had met Bat Out of Hell van Meat Loaf. Zijn combinatie van rock en theatrale arrangementen zorgde voor internationaal succes. In veel landen kwam de single op 1; ook het album schoot in Engeland meteen naar de eerste plaats. Ze was de eerste vrouwelijke artiest die dat overkwam. Ze won ook twee Grammy's. Twee jaar later had ze opnieuw een groot succes, dit keer met Holding Out for a Hero. In 1991 nam ze het album Bitterblue op, dat viervoudig platina werd in Noorwegen, platina in Oostenrijk en goud in o.a. Duitsland, Zweden en Zwitserland. Van 1991 tot en met 1994 produceerden zanger Rolf Köhler en producent Dieter Bohlen de muziek van Bonnie Tyler. Samen met de Franse zangeres Kareen Antonn nam ze Si Demain... (Turn Around) op (de Franse versie van Total Eclipse of the Heart). Hiermee had ze een nummer 1-hit in België, Frankrijk en Polen. In 2013 vertegenwoordigde Tyler het Verenigd Koninkrijk op het Eurovisiesongfestival in Malmö met het lied "Believe in me".[ Ze eindigde met 23 punten op de 19e plaats.





    08-06-2018 om 09:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juni Alan Tuning

    Alan Mathison Turing (Maida Vale, 23 juni 1912 – Wilmslow, 7 juni 1954) was een Britse wiskundige, computerpionier en informaticus, mathematisch bioloog en logicus. Alan Turing was het tweede kind van Julius Mathison en Ethel Sara Turing. Hij had één oudere broer: John Turing. Julius werkte voor de Indian Civil Service, die hem in BritsIndië plaatste. Daar ontmoette hij Ethel, met wie hij later in het huwelijk stapte. Door de overzeese tewerkstelling van hun vader groeiden Alan en John op in verschillende pleeghuizen. In die pleeghuizen werden originaliteit, wetenschap en expressie ontmoedigd. Desondanks las Turing in zijn jeugd het boek Natural Wonders Every Child Should Know, waarover hij later zei dat het een grote invloed op hem had gehad. Turing studeerde vanaf 1931 wiskunde aan de Universiteit van Cambridge. Hij kwam terecht in een wereld van deïsme en intellectuele uitdagingen. In 1935 maakte hij kennis met het zogeheten Entscheidungsproblem en publiceerde hij zijn artikel On Computable Numbers, with an Application to the Entscheidungsproblem. Dit beslissingsprobleem laat zich als volgt omschrijven: "bestaat er een algoritme waarmee kan bewezen worden of een wiskundige bewering waar is of niet?" (is het antwoord op een logische vraag berekenbaar?). In 1936 kwamen Turing en, onafhankelijk van hem, ook Alonzo Church, tot de conclusie dat het algemene antwoord 'nee' luidt onder bepaalde voorwaarden: de Church-Turing-hypothese. Op basis van dit artikel bedacht Turing de Logical Computing Machine. Dit gedachteexperiment werd later de turingmachinegenoemd. Na Cambridge werkte Turing van 1936 tot 1938 bij Church aan de Princeton-universiteit in de Verenigde Staten. Daarna keerde hij terug naar Cambridge. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werkte Turing in het geheim bij de Government Code and Cipher School, gehuisvest op het landgoed Bletchley Park. Dit was de Britse crypto-analytische dienst, die als doel had onderschepte gecodeerde berichten van de Duitsers te ontcijferen, zodat de geallieerden de vijand een stap voor konden zijn. Turing maakte deel uit van een team dat succesvol voortbouwde op het werk van de Poolse wiskundigen Marian Rejewski, Henryk Zygalski en Jerzy Różycki, die een decoderingsapparaat hadden uitgevonden dat de codes kon ontcijferen die door het Enigma-apparaat, een Duits coderingssysteem, waren gegenereerd. De ontcijfering van de Enigma wordt vaak aangehaald als een van de grootste prestaties in de Tweede Wereldoorlog die de alliantie de uiteindelijke overwinning zou hebben gebracht. Na de oorlog werkte Turing aan de universiteit van Manchester, waar hij de Deputy Director of the Computing Laboratory werd. Hij bouwde de Automatic Computing Engine (ACE). In 1950 publiceerde Turing in het tijdschrift Mind een artikel getiteld Computing Machinery and Intelligence. Hierin beschreef hij zijn turingtest. Hij bleef ook in het geheim werken voor GCHQ, tot hij daar in 1948 wegens zijn homoseksualiteit geweerd werd, omdat hij daardoor door de geheime dienst als een veiligheidsrisico werd beschouwd. Turing werd voor zijn vitale bijdragen aan de oorlogsinspanning in 1945 geëerd met de benoeming tot Officier in de Orde van het Britse Rijk, en in 1951 werd hij voor zijn belangrijke bijdragen aan de wiskunde gekozen tot lid (fellow) van de Royal Society. De A.M. Turing Award wordt algemeen gezien als de hoogste onderscheiding in de informatica. Na de oorlog werkte Turing tevens aan wiskundige modellen voor de ontwikkelingsbiologie, onder meer hoe kleurpatronen op de huid ontstaan.
    In 1952 werd Turing gearresteerd wegens homoseksuele handelingen (die tot 1967 in Engeland voor mannen strafbaar waren) en veroordeeld, waarbij hij kon kiezen tussen een experimentele chemische castratie gedurende een jaar, of een gevangenisstraf. Turing koos het eerste. De hormonen die hij verplicht werd te laten injecteren, leidden onder meer tot borstvorming. Op 7 juni 1954 werd hij dood aangetroffen met een appel, die - naar beweerd werd - met cyanide vergiftigd was. Er wordt over zijn dood veel gespeculeerd. De officiële doodsoorzaak is zelfmoord, maar er wordt beweerd dat hij door de Engelse geheime dienst is vermoord, omdat hij te veel zou weten over geheime codes en daardoor een te groot veiligheidsrisico werd. In juni 2012 liet de Turingexpert Jack Copeland op een congres weten dat Turings dood een ongeluk kan zijn geweest. De appel zou, volgens deze bron, nooit op cyanide zijn onderzocht. Bovendien waren er in Turings gedrag kort voor zijn dood geen aanwijzingen dat het niet goed met hem ging. Ook is bekend dat Turing thuisexperimenten met cyanide uitvoerde, waarbij hij slordig met dit materiaal zou zijn omgegaan. In ieder geval bleek een blootstelling aan cyanide bij de autopsie de doodsoorzaak. In zijn (niet getrouw verfilmde) Turing-biografie brengt wiskundige en schrijver Andrew Hodges de mogelijkheid naar voren dat Turing inderdaad zelfmoord heeft gepleegd, maar zijn 'experimenten' gebruikte om voor zijn moeder de gedachte open te laten dat zijn dood een ongeval was. Anno 2009 gingen er stemmen op in het Verenigd Koninkrijk die pleitten voor een postuum eerherstel.[5] In september dat jaar heeft premier Gordon Brown namens de regering postuum excuses aangeboden aan Alan Turing. In het plaatsje Ipswich is door een vriend van Alan (Chrispin Rope) een fors herdenkingsmonument opgericht, waarin door de vormgeving de wiskunde tot uiting komt. De Zweedse schrijver David Lagerkrantz heeft recent (jan. 2016) een biografische thriller geschreven met als titel De val van Turing. Op 24 december 2013 verleende koningin Elizabeth II Alan Turing gratie en werd zijn veroordeling wegens homoseksualiteit uit de boeken geschrapt. Alan Turing heeft tijdens zijn leven veel belangrijk werk verricht. Het belangrijkst zijn zonder twijfel zijn theoretische vorderingen op het gebied van de berekenbaarheidgeweest, en de turingmachine, een mechanisch model van berekening en berekenbaarheid en daarmee een model voor een computer. Het bekendst bij het grote publiek is de turingtest, en zijn betrokkenheid bij het kraken van de Enigma-code (waardoor de Britten tijdens de Tweede Wereldoorlog op de hoogte zijn geweest van de locaties van de onderzeeërs van de Duitsers). In de jaren 80 schreef Hugh Whitemore Breaking the Code, een toneelstuk over het leven van Alan Turing. In 1989 werd de Nederlandse versie (De verbroken Code) in de regie van Jo Dua op de planken gebracht. De hoofdrol werd gespeeld door Willem Nijholt. In de Londense versie werd de hoofdrol vertolkt door Derek Jacobi. In 2001 werd het kraken van de code verfilmd onder de titel Enigma, gebaseerd op de roman Enigma uit 1995 van Robert Harris. In deze film speelde Dougray Scott de rol van
    de briljante wiskundige Thomas Jericho, maar die rol was gebaseerd op de figuur van Alan Turing. In 2014 kwam de Brits-Amerikaanse film The Imitation Game uit over het leven van Turing. Hij wordt hierin gespeeld door Benedict Cumberbatch











    07-06-2018 om 09:44 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juni Gaudi

    7 juni 1926 Gaudi Antoni Gaudí i Cornet (Reus of Riudoms, 25 juni 1852 – Barcelona, 10 juni 1926) was een Catalaanse architect. Hij ontwierp rond 1900 markante gebouwen en objecten, vooral in Barcelona, waarvan de Sagrada Família het bekendste is. Hij wordt beschouwd als een grondlegger van de organische architectuur. Zijn werk valt onder de art nouveau/jugendstil. In Catalonië is deze stijl het Catalaans modernisme. Momenteel wordt Gaudí door de Rooms-Katholieke Kerk als eerbiedwaardig beschouwd. Verwacht wordt dat hij door de Paus zal worden zaligverklaard. Gaudí werd in 1852 vermoedelijk in de Catalaanse stad Reus geboren, in een huis aan de Carrer de Sant Joan 4. Andere bronnen beweren dat hij in het nabijgelegen Riudoms is geboren. Zijn vader, Francesc Gaudí i Serra, was een onbemiddelde kopersmid. Sinds zijn kindertijd leed Gaudí aan reuma. Op zijn zeventiende trok hij naar Barcelona om er architectuur te studeren aan de Escola Superior d ´Arquitectura (Hogeschool voor de Architectuur). Om in zijn levensonderhoud te voorzien had hij bijbaantjes bij architecten in de stad. Gaudí was geen goede student maar viel op door zijn eigenzinnigheid. Zo tekende hij bij zijn afstudeerproject "voor de sfeer" een volstrekt irrelevante lijkwagen op een bouwtekening van een poortgebouw van een begraafplaats. Tussen zijn twintigste en dertigste was Gaudí lid van de vrijmetselarij, maar na herontdekking van zijn katholieke geloof, distantieerde hij zich formeel van dit lidmaatschap, vanwege zowel het kerkelijk verbod op vrijmetselaarslidmaatschap als het sterk "antichristelijke karakter" van de Spaanse irreguliere tak van de vrijmetselarij. De internationale vrijmetselarij gebruikt Gaudí Bij zijn diploma-uitreiking in 1878 zei de directeur Elie Rogent: "He aprobado a un loco o a un genio", Ik heb een dwaas of een genie laten slagen.[ Opvallend is dat Gaudí, die zich later altijd tamelijk sjofel kleedde, in deze tijd buitengewoon veel tijd aan zijn uiterlijk besteedde en aldus een dandy was. Niettemin leefde hij alleen voor zijn werk. Hij huwde nooit, hoewel hij volgens een gerucht rond 1884 verloofd was. In de tijd dat Gaudí afstudeerde, was er in de Europese architectuur sprake van openheid. Het strakke en sobere neoclassicisme van de Parijse Arc de Triomphe maakte plaats voor de Romantiek, met gevoel en waardering voor alle bouwstijlen uit het verleden, niet alleen de Romeinse en Griekse. Spanje was enigszins geïsoleerd van Europa, maar ook hier las men het werk van John Ruskin, die in 1853 schreef: "Het ornament is de oorsprong van de architectuur". Het werk van Gaudí is uitzonderlijk rijk aan ornamenten. In Gaudí's jonge jaren ging het de stad Barcelona voor de wind. De rijke intellectuele burgers omringden zich graag met kunstenaars en Gaudí begaf zich in deze kringen. Hij ontwikkelde een antikerkelijke houding en was begaan met de arbeiders. Een van de bouwstijlen die in de belangstelling stonden, was de gotiek. Gaudí bezocht het door Eugène Viollet-le-Duc herschapen Carcassonne en de kathedraal in Tarragona. De interesse voor de gotiek had een politieke achtergrond. Catalonië bloeide economisch, maar werd politiek overheerst door Castilië (Madrid). Onderwijs in het Catalaans was verboden. Gaudí, die fervent Catalaans was, was lid van de Centre Excursionista, een groep jongeren die plaatsen uit het verleden van Catalonië bezocht. Gaudí sprak zo veel mogelijk Catalaans, ook als dat dan voor anderstalige bouwvakkers vertaald moest worden. Net als Viollet-le-Duc nam Gaudí de architectuur uit het verleden niet klakkeloos over, maar gebruikte hij die ter inspiratie. Het gevolg was dat Gaudí in zijn leven slechts één keer een prijs kreeg - voor het relatief conventionele Casa Calvet. Hij schijnt onder deze miskenning geleden te hebben.[bron?] Vreemd genoeg kreeg Gaudí al voordat hij naam maakte een grote opdracht. In 1881 kocht een vereniging in Barcelona grond, waarop zij een kerk en bijbehorend complex wilde bouwen ter ere van de Sagrada Família (de Heilige Familie: Jozef, Maria en Jezus). De opdracht ging eerst naar Francisco de Paula del Villar, voor wie Gaudí in zijn studententijd werkte. Deze trok zich na het begin van de werkzaamheden terug. Joan Martorell, een bekende van Gaudí en qua neogotiek dé Catalaanse
    architect, zou de leiding overnemen, maar weigerde. Waarom de onbekende Gaudí in 1883 de opdracht kreeg, is niet duidelijk.
    Het exterieur van de Sagrada Família. De hand van Gaudí is waarneembaar in de Façade van de Geboorte en haar torens, rechts, terwijl de bouwdelen, waar eerst na zijn dood aan werd begonnen, steeds vrijer wordende interpretaties van zijn ideeën laten zien. In dat jaar begon de bouw van Casa Vicens. Het is een combinatie van baksteen en natuursteen, maar opvallend zijn de tegels die de buitenkant van het huis bedekken. De geometrische patronen die ze vormen, doen denken aan Arabische bouwwerken en Gaudí liet zich hiervoor inspireren door de Moorse architectuur in Spanje. Het huis, waarvan hij ook het interieur ontwierp, combineert vele stijlen. Zo zitten er op het balkon van een hoektoren Rafaël-achtige engeltjes en is de eetkamer jugendstil. Zoals vermeld kon de overheid Gaudí's werk zelden waarderen, maar er waren genoeg anderen die dat wel deden, zoals textielmagnaat Eusebi Güell i Bacigalupi en bisschop Joan Bautista Grau i Vallespionós. Güell was een typische mecenas, iemand die kunstenaars in zijn huis ontving en ondersteunde. Op het moment dat de zakenman Gaudí leerde kennen, had laatstgenoemde nog maar weinig gepresteerd. Güell baseerde zijn waardering vooral op de ontwerpen die hij tijdens de wereldtentoonstelling van 1888 had gezien. Voor Güell realiseerde Gaudí diverse objecten, waaronder het Palau Güell. Ook dit huis is een combinatie van vele stijlen. Gaudí gebruikte hier voor het eerst, onder meer in de gietijzeren poorten, de parabool en kettinglijn als vorm; elementen die in zijn latere werk steeds terugkomen. Ook de bizarre torentjes op het dak vallen op. De jonge architect trok met dit gebouw voor het eerst de aandacht van de pers. Aan het begin van de 20e eeuw creëerde Gaudí het Park Güell. Behalve de gebouwen ontwierp hij veel van de mozaïeken. Hiermee toonde hij zich aanhanger van de stelling van Ruskin dat een architect ook de schilderkunst en de beeldhouwkunst moest beheersen. Het park was oorspronkelijk overigens bedoeld als woonwijk,] maar van die sociale bedoeling kwam weinig terecht. Gaudí's belangrijkste werk is de Sagrada Família, een basiliek gebouwd in opdracht van een roomskatholieke vrome broederschap ter ere van de heilige Jozef. In 1914 besloot Gaudí, die op latere leeftijd niet meer sterk tegen de kerk gekant was, alleen nog maar aan de Sagrada Família te werken. Soms ging hij zelf langs de deuren om geld op te halen voor de bouw ervan en in zijn laatste jaren woonde hij zelfs op het bouwterrein. Aan de kerk wordt tot op de dag van vandaag gebouwd Op 7 juni 1926 wandelde Gaudí over de Gran Via de les Corts Catalanes in Barcelona. Hij stak de Carrer de Bailén over, dicht bij de Plaça de Tetuan. Het was een route die hij vaak volgde om van de kerk aan de Plaça Sant Philip Neri naar de Sagrada Família te wandelen waar hij toen werkte. Een tram reed hem aan maar stopte niet en Gaudí bleef bewusteloos achter. Het was duidelijk dat hij zwaargewond was en men bracht hem naar een eerstehulppost aan de Ronda de Sant Pere. Taxichauffeurs weigerden Gaudí naar een kliniek te brengen wegens zijn sjofel voorkomen. Uiteindelijk belandde hij in het Hospital de la Santa Creu de Barcelona, toen het armenhospitaal. Omdat hij niet kwam opdagen op zijn werkplaats begonnen zijn medewerkers aan een zoektocht. Monseigneur Gil Parés en de architect Domènec Sugrañes i Gras vonden hem in het hospitaal. Hij weigerde naar een kliniek te worden overgebracht, zeggende: "Mijn plaats is hier, tussen de armen". Gaudí stierf in het hospitaal op 10 juni, om vijf uur in de namiddag. Hij was 73 jaar oud geworden. Op zijn grafsteen staat volgende inscriptie: Antonius Gaudí Cornet. Reusensis. Annos natus LXXIV, vitae exemplaris vir, eximius que artifex, mirabilis operis hujus, templi auctor, pie obiit Barcinone die X Junii MCMXXVI, hinc cineres tanti hominis, resurrectionem mortuorum expectant. R.I.P.
    (Antoni Gaudí Cornet. Van Reus. Een man die een voorbeeldig leven leidde, een buitengewone vakman, de auteur van dit prachtige werk, de kerk, stierf op 74-jarige leeftijd vroom in Barcelona op 10 juni 1926, vanaf dit moment wacht de as van zo een groot man op de opstanding van de doden. Moge hij rusten in vrede.) Zijn begrafenis op 12 juni was een belangrijke gebeurtenis: de rouwstoet was wel een kilometer lang. Hij ligt begraven in de crypte van de Sagrada Família. Een rogatoriale commissie van het Aartsbisdom Barcelona, onderzoekt sinds 2003 de mogelijkheid om Gaudí zalig te laten verklaren, mede omdat hij zijn architectenwerk ter meerdere eer en glorie van God gebruikte en zo in zijn dagelijks leven de heiligheid van de leek uitgedragen heeft. Het voorstel tot zaligverklaring werd in 2003 gepresenteerd bij de H.Stoel en sindsdien wordt er al gewerkt aan de uitgebreide studie. Het gaat om een document van honderden pagina’s met de biografie van de bouwmeester, zijn werk en de getuigenissen van personen die hem gekend hebben. Wanneer de Congregatie voor de Heilig- en Zaligsprekingsprocessen en de Paus hun akkoord hebben gegeven, en het vereiste mirakel op voorspraak van de kandidaat-zalige een feit is, zal de zaligverklaring van Gaudí officieel zijn Vergeleken met de architecten van zijn tijd was Gaudí opvallend praktisch ingesteld. In plaats van veel tijd achter de tekentafel door te brengen, was hij vaak in de weer met maquettes om bijvoorbeeld de sterkte van een constructie te testen. Zijn werkwijze daarbij was om maquettes ondersteboven uit te voeren als constructies van hangende touwtjes. Het idee was dat de touwtjes de kettinglijnaannemen, en vrij zijn van zijdelingse krachten. Als de maquette dan nauwgezet als staande constructie wordt gerealiseerd, zal deze constructie vrij zijn van spatkrachten en met minimaal gebruik van materiaal kunnen worden gerealiseerd. Een geniale benadering die door Gaudí veel werd toegepast, zoals voor de zuilen, de torens en het gewelf van de Sagrada Família en het dakpaviljoen op Casa Milà. Zijn bouwtekeningen waren vaak schetsen, dus weinig exact. Pas tijdens de bouw ontwikkelde hij veel van zijn ideeën, vaak na overleg met de arbeiders. Omdat hij over zijn theorieën en principes vrijwel niets op papier zette, werd hij na zijn dood relatief weinig nagevolgd. Onder meer de langdurige bestudering na zijn dood van de maquettes leverde inzicht waarop Gaudí's compositieregels, vooral die bij de Sagrada Família, zijn gebaseerd. De architect gebruikte bij dat kerkgebouw een klein aantal meetkundige principes, die hij combineerde. Qua talstelsel gebruikte Gaudí het decimale getallensysteem; echter verhoudingen tussen de bouwdelen bleken tevens gebaseerd op het twaalftallig stelsel. Basisvormen die hij toepaste zijn onder meer de hyperboloïde en paraboloïde. De zuilen van het schip van de Sagrada Família zijn een uniek ontwerp en bestaan uit dubbelgetordeerde Salomonische zuilen met gelijke helices die tegen elkaar indraaien. Om na zijn dood tot een goed inzicht te komen hoe het kerkgebouw verder af te bouwen, is de hulp ingeroepen van CAD-software. Vanwege de bijzondere vormgeving die Gaudí toepaste, bleek de CAD-software voor architectuur ongeschikt en er diende overgestapt te worden op software die in de luchtvaarttechniek gebruikt wordt. Het was ook niet makkelijk om Gaudí's werk voort te zetten. Gaudí werkte veelal proefondervindelijk zijn constructies uit zonder veiligheidsmarge, te klein zelfs. Gaudí's gebouwen maken een extravagante indruk, maar hij gebruikte vooral relatief goedkoop en lokaal beschikbaar materiaal, zoals baksteen. Voor zijn mozaïeken werden vaak scherven gebruikt die afval waren van firma's in keramiek









    07-06-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juni Paul Gauguin

    7 juni 1848 Paul Gauguin Eugène Henri Paul Gauguin (Parijs, 7 juni 1848 – Atuona op de Marquesaseilanden, 8 mei 1903) was een Franse kunstschilder. Zijn werk wordt meestal gekenschetst als postimpressionistisch, dat van na 1891 als symbolistisch. Na zijn opleiding in Orléans bracht Gauguin zes jaar door in de koopvaardij. Later diende hij in de Franse marine. Bij terugkomst in Frankrijk in 1870 werd hij assistent bij een beursmakelaar. Gustave Arosa, die Gauguins voogd werd toen hij op 19-jarige leeftijd zijn moeder verloor, bracht hem in contact met de schilderkunst. Dezelfde Arosa had hem ook aan zijn baan geholpen bij de Marine en later bij de bank. Arosa is dus een sleutelfiguur in het leven van Gauguin, omdat hij indirect ook een grote invloed zou gaan hebben op de kunst van Gauguin. Dit had ook te maken met het feit dat Arosa een grote liefde had voor amateurfotografie en goed bevriend was met Nadar, die foto's maakte als reproductie van belangrijke monumenten in de wereld, als de zuil van Trajanus en het Parthenon. Gauguin huwde in november 1873 met de Deense Mette Sophie Gad, bij wie hij vijf kinderen kreeg. Hij werd een succesvolle beursmakelaar, en werd tevens kunstverzamelaar en, zoals nu te zien is, zeer verdienstelijk amateurschilder, die in impressionistische stijl werkte. In 1882 stortte de beurs in en raakte Gauguin zijn baan kwijt. Tegen 1884 verhuisde Gauguin met zijn familie naar Kopenhagen, waar hij minder succes had in een loopbaan als vertegenwoordiger van een Franse textielfabrikant. Hij wilde echter liever fulltime gaan schilderen en keerde daarom in 1885 terug naar Parijs, na het mislukken van een tentoonstelling van zijn werk in Denemarken. Hij kon zijn vrouw en kinderen niet behoorlijk onderhouden, met als gevolg dat zijn vrouw terugging naar haar familie. Gauguin woonde, op initiatief van Theo van Gogh, de broer van Vincent, twee maanden samen met Vincent van Gogh, in Arlesom te schilderen en van elkaar te leren. Het was geen gelukkige periode. Gauguin kreeg depressieve buien en deed een zelfmoordpoging. Uit de brieven van Van Gogh – die Gauguin financieel steunde[bron?] – blijkt dat ze voortdurend ruzie hadden. Op een moment was Gauguin zo geschrokken van het gedrag van zijn huisgenoot, die hem tijdens een avondwandeling achtervolgde, dat hij een nacht in een hotel doorbracht. De volgende ochtend had Van Gogh een deel van zijn oor afgesneden. Daarop werd Van Gogh in een gesticht opgenomen en vertrok Gauguin uit Arles. Duitse wetenschappers beweren echter, na een langdurig onderzoek, dat Gauguin het oor van Van Gogh met een zwaard afhakte, na een ruzie. Ze zouden er zelf voor gekozen hebben om de toedracht geheim te houden. Gauguin deed dit om vervolging te voorkomen. Er zijn schilderijen van Gauguin en Van Gogh die eruitzien alsof ze met dezelfde verf geschilderd zijn. Ze maakten ook portretten van elkaar. In 1886 kwamen Gauguin, Émile Bernard en Paul Sérusier naar Pont-Aven. Zij richtten er de School van Pont-Aven op. Tot die groep behoorde ook de Nederlandse schilder Meijer de Haan, met wie hij bevriend raakte en die hij diverse malen geportretteerd heeft. In 1891 vertrok Gauguin naar Frans-Polynesië om te ontsnappen uit de Europese beschaving, en aan "alles wat kunstmatig en conventioneel was". Hij had hierbij het beeld van de "nobele wilden" voor ogen (zoals beschreven door Jean-Jacques Rousseau) en wilde zich afzetten tegen de burgerlijke maatschappij. Wellicht heeft echter ook een rol gespeeld dat hij in Frankrijk als kunstenaar weinig erkenning kreeg. Hij verbleef eerst op Tahiti, dat hem zo tegenviel dat hij al snel verder trok naar de Marquesaseilanden. Daarvandaan heeft hij nog slechts eenmaal Frankrijk bezocht. Hij leefde hier samen met Paou'óura, bij wie hij een zoon Émile kreeg, geboren in 1899. Paul Gauguin stierf op 54-jarige leeftijd in 1903, ziek van syfilis en hartaanvallen. Hij ligt begraven op het kerkhof in Atuona, Hiva Oa, Marquesaseilanden. De werken van Gauguin behoren tot het postimpressionisme. Zijn werk loopt vooruit op het ongebruikelijke kleurgebruik van de fauvisten en de expressionisten. Na 1888 beschouwt Gauguin zichzelf als symbolist. De kunst van de impressionisten bevredigde Gauguin niet, omdat hij vooral het onzichtbare wilde weergeven, de stemming en gevoelens achter het beeld. Naast olieverfschilderijen maakte Gauguin ook veel grafisch werk, zoals houtsneden, waarvan de wildheid, de directheid hem aansprak.
    Na zich eerst aangesloten te hebben bij de impressionisten, begon Gauguin tijdens zijn periode in Bretagne een eigen stijl te ontwikkelen. Hij schilderde daar de vrouwen in klederdracht in een zeer verstilde en geconcentreerde stijl, die vooral de rust en de eenvoud van het boerenleven weer schijnt te geven. Zijn eigen stijl in die periode duidt Gauguin aan met de term cloisonnisme, een woord dat is afgeleid van de middeleeuwse techniek van het emailleren, het cloissoné, waarbij de vlakjes emaille van elkaar gescheiden worden door metalen randjes. Rond vrijwel alle figuren uit deze tijd, en ook meestal in de latere schilderijen, tot het eind van zijn leven, staan donkere randen geschilderd. In de periode in Bretagne schildert Gauguin ook religieuze taferelen, onder andere het doek Het visioen na de preek (ook wel genoemd: Jacob met de engel) uit 1888. Dit schilderij laat een combinatie zien van biddende Bretonse vrouwen met hun witte mutsen en Jacob die stevig door de engel wordt vastgegrepen, dit alles op een uitermate gedurfde knalrode achtergrond, met tussen de vrouwen en de engel een stevige boom, schuin over het doek. Na zijn vertrek naar de tropen bereikt Gauguin de toppen van zijn kunstenaarschap, al blijkt hij ook een vechtersbaas en een amokmaker. Het prachtige kleurgebruik, de indringende blikken van de Polynesische vrouwen, die gewillig voor hem poseerden, en de geheimzinnige titels van de schilderijen zijn voor de liefhebber van het werk van Gauguin een waar genoegen. Een voorbeeld is het grote schilderij (375 × 139 cm) met daarop de tekst: D'où venons-nous, Que sommes-nous? Où allonsnous? (Waar komen we vandaan? Wie zijn wij? Waar gaan we heen?). Op dit schilderij zijn een tiental bijna levensgrote personen afgebeeld, omringd door sprookjesachtige planten, dieren en symbolen uit de Polynesische godsdienst.







    07-06-2018 om 09:39 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 juni Tom Jones

    7 juni 1940 Tom Jones Tom Jones (Pontypridd (Wales), 7 juni 1940) is een pop zanger , die ter wereld kwam met de naam Thomas John Woodward als zoon van een mijnwerker in Zuid-Wales. Vooral in de jaren zestig en zeventig was Tom Jones een wereldster en een sekssymbool. Hij scoorde vanaf 1965 verschillende hits zoals: It's not unusual, Delilah, The Green Green Grass of Home en She's a Lady. Vanaf 1970 was hij een graag geziene gast in Las Vegas. Daar trad hij op naast andere wereldvedetten als Elvis Presley (was tevens een goede vriend van Jones) en Frank Sinatra. Eind jaren 90 kende hij een revival met het album Reload. Daarop staat onder andere de hit Sex Bomb. Op 29 maart 2006 werd Jones geridderd door de Britse koningin Elizabeth II. Van maart 2012 tot 1 oktober 2015 is Tom Jones coach geweest bij The Voice UK op de zender BBC 1.[] Begin 2017 werd hij opnieuw coach. Op 11 april 2016 overleed zijn echtgenote Melinda op 75-jarige leeftijd thuis in Los Angeles. Ze waren 59 jaar getrouwd





    07-06-2018 om 09:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juni 1944 the longest day

     

    06-06-2018 om 09:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juni 1944 landing normandie

    6 juni 1944 landing Normandie Operatie Overlord was tijdens de Tweede Wereldoorlog de codenaam voor de invasie door de westerse geallieerdenin het door Duitsland bezette West-Europa. Operatie Overlord begon op 6 juni 1944 en eindigde op 25 augustus1944, toen Parijs werd bevrijd. De operatie startte met luchtlandingen en een massale amfibische aanval in de vroege morgen van 6 juni. Na de landing werd allereerst gepoogd het Normandische bruggenhoofd te behouden en uit te breiden. Diverse operaties werden hiervoor ondernomen en tijdens Operatie Cobra braken de geallieerden definitief door de Duitse linies. Toen de Duitsers in de val kwamen bij Falaise, was de strijd in geallieerd voordeel beslist. De weg naar Parijs lag open en de Franse hoofdstad aan de Seine werd ingenomen. Men beschouwt de bevrijding van Parijs over het algemeen als het einde van Operatie Overlord. De eerste dag van Overlord werd aangeduid met D-day, een term die vaak wordt geassocieerd met de hele operatie.] Sinds de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941 (Operatie Barbarossa), hadden de Sovjets de last van de strijd tegen nazi-Duitsland vrijwel alleen gedragen. De Amerikaanse president Franklin Roosevelt en de Britse premier Winston Churchill hadden namens de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk beloofd op het Europese vasteland een tweede front te openen om de wanhopige situatie van de Sovjet-Unie te verlichten. Deze belofte uit 1942[] stuitte echter op grote praktische bezwaren omdat de Britten onvoldoende waren uitgerust voor een dergelijke operatie en de V.S. geen kans zagen op korte termijn genoeg materieel aan te voeren, hoewel men de noodzaak voor een tweede front inzag.[
    Om deze reden werd tijdens een topconferentie in Washington D.C. (kerst 1941) besloten tot Operatie Bolero (naar de Bolero van Ravel), die erop gericht was alle noodzakelijke materialen aan te voeren voor een aanval op West-Europa.[10] In de Noord-Atlantische Oceaan woedde echter de strijd tegen de U-boot-vloot van Duitsland en er heerste een groot gebrek aan vrachtruimte. Bovendien moesten de VS hun aandacht tussen de strijd in Europa en die in Japan verdelen. Dit had tot gevolg dat het grootste deel van het door de Verenigde Staten geproduceerde materieel werkeloos in opslag stond. Zonder een nieuw groot strijdtoneel kon het geallieerde productieoverwicht niet tot gelding komen. Hierover bestonden eind 1941 twee meningen. De Amerikanen, onder leiding van Dwight D. Eisenhower kwamen met een plan voor een directe aanval op de stranden van Calais en Dieppe (Operatie Roundup) en een kleinere landing in de omgeving van Cherbourg onder de naam Operatie Sledgehammer, terwijl de Britten een sterke voorkeur hadden voor een aanval op Noord-Afrika om Rommel de pas af te snijden, het Vichy-regime onder druk te zetten en vandaar door het minder sterk verdedigde zuiden van Europa te kunnen oprukken.[ De drie grootmachten waren allesbehalve eensgezind. Aan Britse zijde heerste het gevoel dat Amerikanen en Russen de moeilijkheden onderschatten die een amfibische operatie opleveren. Admiraal Ramsay schreef in de zomer van 1942:
    "De zaak zit op hoog niveau lelijk in de knoop doordat de Amerikanen vlug iets willen doen, zonder te weten wat de mogelijkheden zijn. Daardoor hebben ze geen enkel inzicht en dat is duidelijk gebleken. Toch geloof ik dat ze, na een heleboel heen en weer gepraat, het nu wel in beginnen te zien." Aan de andere kant waren de Amerikanen geenszins van de Britse bedoelingen overtuigd, maar waren de mening toegedaan dat de Britten voor alles hun Empire wensten te behouden. Hun gevoelens werden vertolkt door Generaal Albert C. Wedemeyer, lid van de sectie Operaties:
    "De Britten zijn meesters in het onderhandelen en bijzonder kundig in het gebruik van uitdrukkingen die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. (...) Als het om staatszaken gaat hebben ze gewetens van rubber. Voor Koning en Vaderland de
    waarheid omzeilen is gerechtvaardigd voor het geweten van deze heren (...) wat ik waarnam was de Britse geslepenheid op zijn best, een kunst, ontwikkeld door de eeuwen van internationale intriges, vleierij en zachte dwang."
    De Sovjets ten slotte waren ervan overtuigd dat de westerse geallieerden het openen van een tweede front zo lang mogelijk wilden uitstellen, opdat het Rode Leger het vuile werk alleen zou opknappen. Ze waren ongevoelig voor het Britse argument dat een amfibische aanval uit zou lopen op een bloederige nederlaag. De wanhopige pogingen van Vjatsjeslav Molotov om in mei 1942 de VS en het Verenigd Koninkrijk de noodzaak van het tweede front te laten inzien hadden enig succes, mede door de druk van de publieke opinie in het Verenigd Koninkrijk.
    Het Britse opperbevel besloot, onder druk van de Amerikanen, de Sovjets en de publieke opinie in het Verenigd Koninkrijk, zelf een groots opgezette aanval uit te voeren, deels als verkenning, deels om te zien in hoeverre de geallieerde tactieken opgewassen waren tegen de Atlantikwall. De aanval op Dieppe op 19 augustus 1942 liep uit op een ramp. Van de 6100 manschappen werden er 3500 gedood, gewond of gevangengenomen en 108 geallieerde toestellen werden neergehaald tegenover 48 van de Luftwaffe. Deze nederlaag bleek leerzaam: de geallieerden kregen praktische ervaring in dit soort grootschalige amfibische operaties en het werd duidelijk dat een rechtstreekse aanval op een versterkte haven grote verliezen met zich meebracht. In Noord-Afrika was het fortuin de geallieerden echter gunstiger gezind. Op 8 november 1942 vonden de eerste grootscheepse landingen in de Tweede Wereldoorlog plaats bij Casablanca, Oran en Algiers. De laatste twee werden vanuit Engeland ondernomen, de eerste rechtstreeks vanuit de VS. De troepen van Vichy-Frankrijk boden slechts symbolisch weerstand en de springplank over de Middellandse zee lag gereed. Hoewel de Amerikanen op dit punt nog geenszins overtuigd waren van de soft underbellytactiek van Churchill, zagen de Duitsers de implicaties onmiddellijk en bezetten inderhaast het zuidoosten van Frankrijk, waar tot dan toe het marionettenregime in Vichy de scepter zwaaide. De asmogendheden werden bovendien, terwijl aan het oostfront de Russische weerstand toenam bij de opmars naar Stalingrad, meteen gedwongen versterkingen te sturen naar Noord-Afrika. Deze moesten zich in het westen verdedigen tegen de Amerikanen en de Britten en in het oosten tegen de Britten, die in de Tweede slag om El Alamein zojuist het tij in hun voordeel gekeerd hadden
    In januari 1943 vond de Conferentie van Casablanca plaats, bijgewoond door Roosevelt, Churchill en de verzamelde chef-stafs. Tijdens deze conferentie werd duidelijk dat de Britten de Amerikaanse druk voor een tweede front niet langer konden weerstaan. Hoewel de strijd in Noord-Afrika nog in volle gang was en ondanks de Britse ervaringen in Dieppe, hielden de Amerikanen vast aan Roundup. De Amerikanen waren weliswaar bereid de strijd in de Middellandse Zee voort te zetten met landingen op Sicilië of Sardinië, waarvoor Eisenhower zelfs plannen had, maar Churchill zag zich gedwongen te benadrukken dat Roundup het hoofddoel van de geallieerde inspanningen moest zijn. De operatie werd hernoemd naar Overlord en de datum werd vastgesteld op 1 mei 1944.[
    Tussen 17 en 24 augustus 1943 vond er in Quebec (Canada) een conferentie plaats tussen de regeringsleiders van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De hoofdvertegenwoordigers waren Winston Churchill (Verenigd Koninkrijk), Franklin Delano Roosevelt (Verenigde Staten) en William Lyon Mackenzie King(Canada). De belangrijkste besluiten die hier werden genomen gingen voornamelijk over het uitbreiden van de troepensterkte in Italië en het Verenigd Koninkrijk, met het oog op een invasie in Normandië. Daarnaast was het plan van luitenant-generaal Frederick Morgan voor Operatie Overlord zo goed als gereed.[] Een ander belangrijk punt was het verhevigen van de bombardementen op Duitsland.
    De conferentie van Teheran vond plaats tussen 28 november en 1 december 1943. Tijdens deze conferentie, waaraan Stalin, Roosevelt en Churchill deelnamen, werden veel dingen besloten voor na de oorlog, voornamelijk de verdeling van Duitsland en het vastleggen van grenzen van andere landen werd besproken. Wat belangrijk was voor de invasie was voornamelijk dat de invasie in mei 1944 gelanceerd zou worden, tezamen met een offensief tegen Vichy-Frankrijk Door het beperkte vliegbereik van de geallieerde jachtvliegtuigen Spitfire en Hawker Typhoon was de keuze van de landingsplaatsen beperkt. Geografische omstandigheden beperkten de keuze tot het Nauw van Calais en de stranden van Normandië. Calais lag het dichtst bij het Verenigd Koninkrijk, de stranden daar waren het meest geschikt om te landen en de marsroute naar Duitsland was het kortst. Maar omdat een landing op deze kust erg voor de hand lag en Hitler ervan overtuigd was dat de geallieerden hier zouden landen, was dit stuk kust ook het zwaarst verdedigd. Dit gaf de doorslag in de keuze voor Normandië. Als gevolg van de mislukte Canadese aanval op Dieppe in 1942, werd besloten geen directe aanval op een havenstad te ondernemen. Landingen over een breed front in Normandië moesten een bedreiging vormen voor de haven van Cherbourg en havens in Bretagne. Daarna zou een aanval via Parijs naar de grens van Duitsland volgen. Normandië was minder zwaar verdedigd dan het Nauw van Calais en vormde een onverwachte maar strategische springplank die de Duitsers zou verwarren en tot versnippering van hun troepen zou kunnen leiden. Voor een geslaagde operatie was het nodig om gedetailleerde kaarten van de kustlijn te hebben. Maar aangezien de beschikbare Franse stafkaarten (1:80 000) dateerden van rond 1890 en niet voldoende detail bevatten, was het noodzakelijk nieuwe kaarten te maken. Met hulp van het Franse verzet en Britse verkenningsvluchten met Spitfires waarbij luchtfoto's werden genomen werden de geografie en de bewapening in kaart gebracht. De militaire cartografie is van cruciaal belang geweest voor het slagen van de invasie. Reeds in 1942 werd begonnen met het verzamelen van alle informatie en het maken van kaarten. In december 1943 werd generaal Eisenhower tot opperbevelhebber van de geallieerde invasiestrijdkrachten benoemd. In januari 1944 volgde de benoeming van generaal Montgomery als bevelhebber van de grondstrijdkrachten. Aanvankelijk zouden drie divisies vanuit zee landen, ondersteund door twee luchtlandingsbrigades. Montgomery breidde dit snel uit tot vijf divisies over zee en drie via de lucht. In totaal zouden 47 divisies voor de operatie worden ingezet; 26 divisies van Britten, Canadezen, Commonwealth-troepen en vrije Europeanen, en 21 Amerikaanse divisies. Onder bevel van admiraal Bertram Ramsay zouden bij de invasie meer dan 6000 vaartuigen worden ingezet, waaronder 4000 landingsvaartuigen en 130 oorlogsschepen voor de beschieting van de kust. Daarnaast zouden 12 000 vliegtuigen onder bevel van luchtmaarschalk Trafford Leigh-Mallory worden ingezet om de landingen te ondersteunen, inclusief 1000 transportvliegtuigen om de 20 000 parachutisten en luchtlandingstroepen over te brengen. 5000 ton bommen werd tegen de Duitse kustverdediging ingezet. Volgens documenten uit het Generaal Eisenhower Archief hebben (in totaliteit) 7000 schepen aan de invasie meegedaan, zowel de direct als niet-direct betrokken schepen In de eerste veertig dagen moesten de volgende doelen worden bereikt: een bruggenhoofd vestigen, inclusief de steden Caen en Cherbourg, waarbij Cherbourg belangrijk was vanwege de haven;[ uit het bruggenhoofd breken om Bretagne en de havens langs de Atlantische kust te bevrijden en verder op te rukken, met een frontlijn die zou lopen van Le Havre via Le Mans tot Tours. Na drie maanden moest een gebied zijn ingenomen dat werd begrensd door de rivieren de Loire in het zuiden en de Seine in het noordoosten.
    Om de Duitsers te misleiden zetten de geallieerden een massale afleidingscampagne op. De campagne kreeg de naam Operatie Fortitude en werd in twee delen gesplitst: Noord en Zuid. Operatie Fortitude Noord was bedoeld om de indruk te wekken dat de geallieerden Noorwegen wilden binnenvallen in samenwerking met de Russen. De Schotse generaal Andrew Thorne had de leiding over deze operatie. Er werd een Vierde Leger in het leven geroepen dat bestond uit acht divisies. Er werd een hoop nep-radioverkeer geproduceerd, dat de Duitsers af zouden moeten luisteren. Twee divisies moesten de haven van Narvik binnenvallen en de rest zou zich concentreren op Stavanger, verder in het zuiden. Door de Duitse spionnen in Groot-Brittannië, die inmiddels al betrapt waren en nu als dubbelspion werkten, werd gemeld dat er Russische officieren in Edinburgh waren.[12] Enkele eenheden die deel zouden nemen aan de invasie in Normandië doorliepen hun training in Schotland, waardoor het leek alsof er een grote troepenconcentratie was in het noorden van Groot-Brittannië.[ Hitler, die er zelf al van overtuigd was dat de geallieerden Noorwegen zouden binnenvallen en daarin nu werd bevestigd, bracht een aanzienlijk deel van zijn zee- en landstrijdkrachten naar Noorwegen, ver van de uiteindelijke plaats van de invasie.[ Het andere deel van het plan, Operatie Fortitude Zuid, behelsde een veel grotere list en was bedoeld om de Duitsers wijs te maken dat de invasie bij het Nauw van Calais zou plaatsvinden. In de buurt van Dover werd een geheel fictief Eerste Amerikaanse Legergroep gecreëerd, met nepgebouwen, nepuitrusting (waaronder opblaastanks) en misleidend radioverkeer.[ Generaal Patton werd als commandant van de eenheid benoemd.[ De Duitsers deden hun uiterste best om de juiste landingsplek te ontdekken en hadden een uitgebreid netwerk van geheim agenten in Zuid-Engeland. Dezen waren allemaal ontmaskerd door de Britten, en werden ingezet als dubbelspionnen om de Duitsers te misleiden. Ze bevestigden de Duitse vermoedens dat de invasie bij het Nauw van Calais zou plaatsvinden. Om deze illusie in stand te houden werd voorafgaand aan de eigenlijke invasie het gebied rond Calais veel zwaarder gebombardeerd dan de landingszones in Normandië. Op de avond van de landing wierpen geallieerde vliegtuigen namaak-parachutisten af boven Calais om verwarring te zaaien. Ook na 6 juni bleven de geallieerden radarinstallaties en verdedigingswerken rondom Calais intensief bombarderen.[] Lange tijd verkeerden de Duitsers in de veronderstelling dat de aanval in Normandië slechts een afleidingsmanoeuvre was. Op bevel van Hitler werden tankeenheden achter de hand gehouden om tegen de verwachte aanval bij Calais te worden ingezet. Omdat de geallieerden in de weken die voorafgingen aan de invasie vaak voor een vals alarm hadden gezorgd, werd het 'echte' alarm niet meer geloofd door het Duitse Zevende Leger, waardoor dit er te laat achter kwam dat de invasie wel degelijk was begonnen.[ Voor de landing in Normandië en het opruimen van de door de Duitsers aangelegde versperringen, werd onder leiding van Generaal-Majoor Percy Hobart een aantal speciale voertuigen ontwikkeld; onder meer de Duplex Drive Shermantank die bleef drijven en varend het strand kon bereiken; de Sherman Crab, een normale Shermantank met een (dors)vlegel voor de tank die alle mijnen opruimde zonder de tank te beschadigen; bruggenleggende Churchilltanks; en tanks die loopgraven konden opvullen en rijpaden konden aanleggen. Deze voertuigen werden ook wel Hobart's Funnies genoemd. Het plan voorzag ook in de bouw van twee kunstmatige Mulberryhavens om gedurende de eerste paar weken van de campagne, als er nog geen zeehavens veroverd zouden zijn, de noodzakelijke voorraden zo snel en efficiënt mogelijk aan land te kunnen brengen. Operatie PLUTO (Pipe Line Under The Ocean) bestond uit een serie onderzeese pijpleidingen die brandstof uit Engeland naar de invasiestrijdkrachten zou overbrengen.[ Britse 6de luchtlandingsdivisie, waaronder de 8ste en 9de parachutistenbataljons van de 3de parachutistenbrigade en de 1ste Canadese parachutistenbataljon, voert ten oosten van de rivier de Orne een luchtlanding uit per parachute en zweefvliegtuig om de oostelijke flank te beschermen. Britse speciale eenheden landen bij Ouistreham in de Queen Red sector, de meest oostelijke sector. De Britse 3de infanteriedivisie landt samen met de Britse 27ste pantserbrigade op Sword Beach, van Ouistrehamtot Lion-sur-Mer. Britse speciale eenheden landen ver westelijk van Sword Beach.
    De Canadese 3de infanteriedivisie, Britse 2de pantserbrigade en een marinecommando landen op Juno Beach, van St Aubin tot La Riviere. Het Britse 46ste Commando's bij Juno landt op een klif aan de oostelijke zijde van de monding van de rivier Orneom een daar gebouwde geschutsbatterij te vernietigen. (Het vuur van de batterij bleek zo verwaarloosbaar dat deze eenheid op zee werd gehouden als drijvende reserve, ze ging pas op D+1 aan land.) De Britse 50e divisie en de Britse 8ste pantserbrigade landen op Gold Beach, van La Rivière-SaintSauveur tot Arromanches. Commando 47 van de Royal Marines landt aan de westflank van Gold Beach. Het Amerikaanse vijfde legerkorps (US 1e Infanteriedivisie en de US 29e Infanteriedivisie) landen op Omaha Beach, van Sainte-Honorine-des-Pertes tot Vierville-sur-Mer. US 2e Ranger bataljon bij Pointe du Hoc. Het Amerikaanse zevende legerkorps (US 4e Infanteriedivisie met andere eenheden) landt op Utah Beach, rond Pouppeville en La Madeleine. De US 101e Luchtlandingsdivisie landt rond Sainte-Marie-du-Mont. De US 82e Luchtlandingsdivisie landt rond Sainte-Mère-Église, ter bescherming van de westelijke flank.
    Activiteiten van het Franse verzet, de Maquis, hielpen om de Duitse communicatie en aanvoerlijnen te ontregelen. Het Franse verzet had op 1 en 3 juni 1944 en dus enige dagen voor de landing - via de BBC-radio - het volgende codewoord (uit het gedicht Chanson d'automne van Paul Verlaine) ontvangen: "Les sanglots longs des violons de l'automne." Dat betekende dat de invasie binnen 48 uur zou plaatsvinden.[] Op 5 juni 1944 werd het tweede deel van het codewoord uitgezonden door Londen: "Blessent mon coeur d'une langueur monotone." De landing zou nu binnen 24 uur plaatsvinden.[17] De Duitse inlichtingendienst was al achter deze codewoorden gekomen en wist ook dat de landing aanstaande was. De Duitse inlichtingendienst merkte op dat het Franse verzet in opperste staat van paraatheid was gebracht en dat de codes van de geallieerden eerder waren gewijzigd dan voorheen het geval was. Dit alles maakte de invasie alleen maar waarschijnlijker. Maar hoe goed men van Duitse zijde ook was ingelicht, er werd niet goed op de waarschuwing van een naderende invasie gereageerd. Zelfs niet, toen de invasie in volle gang was.[
    Landingsvoertuigen lossen goederen op Omaha Beach, bij laag water tijdens de eerste dagen van de operatie. Het gehele kustgebied was door de Duitsers uitgebreid versterkt, als onderdeel van hun Atlantikwall. Dit gold ook voor de stranden en de zee vlak voor de kust. Hierdoor was het noodzakelijk de aanval bij laag water uit te voeren, om de versperringen te kunnen ontdekken en onschadelijk te kunnen maken. Het gebied werd door vier divisies bewaakt, waarvan er slechts één (de 352e Infanteriedivisie) in goede conditie was. Veel andere divisies bevatten Duitse manschappen die om medische redenen niet geschikt geacht werden voor actieve dienst aan het oostfront, en andere nationaliteiten, vooral Russen, die liever in Duitse dienst getreden waren dan hun leven in een krijgsgevangenkamp door te brengen. De 21e Panzer-Division bewaakte Caen, en de 12e SS-Panzer-Division was in het zuidoosten gestationeerd. De soldaten van deze laatste waren allen in 1943 op 16-jarige leeftijd direct uit de Hitlerjugend gerekruteerd. In de komende gevechten zouden ze een reputatie van felheid en fanatisme verwerven. Een gedeelte van het gebied achter Utah Beach was door de Duitsers onder water gezet (inundatie) als voorzorgsmaatregel tegen parachutistenlandingen. Voorafgaand aan de strijd hadden de geallieerden het gebied zorgvuldig in kaart gebracht, waarbij ook veel zorg besteed was aan de weersgesteldheid rond Het Kanaal. Voor de operatie was eb nodig en goed zicht. D-Day werd oorspronkelijk bepaald op 5 juni 1944, maar slecht weer noopte tot uitstel.
    Op 6 juni waren de weersomstandigheden niet veel beter, maar generaal Eisenhower koos ervoor om niet tot de volgende volle maan te wachten. Deze beslissing hielp bij het verrassen van de Duitsers, omdat hun experts, gelet op de weersomstandigheden, geen aanval verwachtten. Rommel was zelfs op 4 juni naar Duitsland vertrokken om thuis de 50e verjaardag van zijn vrouw te viere In november 1943 besloot Hitler dat de dreiging van een invasie in Frankrijk niet langer kon worden genegeerd. Alles wat Duitsland nog aan pantserreserves kon vrijmaken, werd gereserveerd voor de opbouw van een pantserstrijdmacht in Frankrijk. Zo had alleen al de dreiging van een invasie als gevolg dat Duitsland aan het oostfront geen enkel strategisch initiatief kon ondernemen. Veldmaarschalk Erwin Rommel werd aangesteld als Inspecteur van de kustverdediging en later als commandant van Heeresgruppe B, de grondstrijdkrachten die waren belast met de verdediging van Noord-Frankrijk.[ Rommel was ervan overtuigd dat een invasie alleen kon worden gestopt door een tegenaanval op de stranden. Dit diende zo vroeg mogelijk te geschieden, met pantservoertuigen of met sterke ondersteuning daardoor, als de vijand nog geen gelegenheid had gehad een stevig bruggenhoofd op te bouwen. Rommel wilde dan ook de beschikbare pantsereenheden zo dicht mogelijk bij de kust stationeren.[] Maar Rommels bevoegdheden waren tamelijk beperkt, doordat hij geen opperbevelhebber van de Duitse strijdkrachten in het westen was: die titel was voorbehouden aan veldmaarschalk Gerd von Rundstedt. Von Rundstedt gaf de voorkeur aan een legering van de pantsertroepen dieper in het achterland, zodat eerst de aanvalsrichting van de vijandelijke troepen kon worden bepaald, waarna een krachtige tegenaanval kon worden gelanceerd.[19] Von Rundstedt werd in zijn visie gesteund door de commandant van 'Pantsergroep West', Geyr von Schweppenburg, die op zijn beurt gesteund werd door generaal-kolonel Heinz Guderian, de inspecteur-generaal van de pantsertroepen.[ Dit verschil in opvattingen had te maken met de oorlogservaring van de verschillende bevelhebbers. Von Rundstedt en Guderian hadden hun frontervaring opgedaan in een periode dat de Luftwaffe een overweldigend luchtoverwicht had. Rommel had juist ervaren hoezeer de geallieerden hun overwicht in de lucht wisten uit te buiten. Ten tijde van de invasie bestond de Duitse luchtverdediging van de NoordFranse kust uit slechts 169 vliegtuigen, omdat de vliegvelden in dit gebied reeds lang onderhevig waren aan voortdurende geallieerde bombardementen. De Luftwaffe zou op 6 juni slechts twee acties uitvoeren. Om aan de discussie een eind te maken, splitste Hitler de zes beschikbare pantserdivisies in NoordFrankrijk op. Drie werden onder direct bevel van Rommel geplaatst; de andere drie werden op afstand gelegerd en konden niet zonder de directe toestemming van Hitlers persoonlijke staf worden ingezet.[ Het Duitse opperbevel kampte met een tekort aan manschappen en probeerde dit gebrek te verhelpen met het bouwen van bunkers voor meerdere doeleinden. Deze muur van bunkers werd de Atlantikwall genoemd, omdat het van Noord-Noorwegen tot aan de grens van Frankrijk met Spanje liep. De plannen om een groot aantal versterkte posities, bunkers, artilleriestukken, luchtafweergeschut, versperringen en barrières vlak langs de kust te bouwen, waren al eind 1941 gereed. Noorwegen had toen al een verdedigingslinie aan de kust liggen. Deze was al direct na de Duitse inval opgezet. Zoals eerder bij de bouw van soortgelijke installaties in Noorwegen, werden in de daaropvolgende jaren honderdduizenden buitenlandse en Duitse arbeidskrachten ingezet om de Atlantikwall te bouwen. Deze (dwang)arbeiders stond onder toezicht van Organisation Todt. De hoofddoelen waren: 1.Het versterken van de Frans-Belgische kustlijn 2.Het versterken van alle sectoren langs Het Kanaal Er werd in een zeer hoog tempo gebouwd. Dit zorgde ervoor dat op de dag dat de invasie plaatsvond, er 12.247 van de 15.000 geplande verdedigingswerken klaar waren.[20] Ook waren er 943 fortificaties aan de Middellandse Zeekust gebouwd. Tevens hadden de Duitsers op de verschillende stranden meer dan 500.000 versperringen gebouwd en 6,5 miljoen mijnen gelegd. Dit was allemaal het idee van veldmaarschalk Rommel, die er alles aan deed om de kust te veranderen in één groot verdedigingswerk. Rommel was ervan overtuigd, net als de andere Duitse legerleiders, dat de landing zou plaatsvinden in het Nauw van Calais. Dit had tot gevolg dat hij dit gebied, waar het 15de leger was gestationeerd, het
    zwaarst liet versterken. Daardoor was de verdediging van het 7e leger, waar de geallieerden daadwerkelijk aan land kwamen, verzwakt. Dit waren echter niet de enige problemen. De Duitsers hadden grote problemen met het kustgeschut, dat een groot bereik over zee moest hebben. Dit was niet het geval en daarbij kwam ook nog het feit dat de tweede verdedigingslinie, die 20 tot 30 kilometer landinwaarts was aangebracht, slechts voor een deel klaar was. Verder had het versterken van de grote havens in Cherbourg, Brest, Lorient en Saint-Nazaire erg veel mankracht en materieel opgeslokt, omdat de Duitsers dachten dat de geallieerden dicht bij een grote haven zouden landen. De Duitsers hadden veel hindernissen aan de kust opgesteld. Deze vormden voor de geallieerden op D-Day een groot probleem. De hindernissen waren primitief en vergden veel arbeidskracht, maar de versperringen waren goedkoop, makkelijk te maken en, wellicht het belangrijkste, zeer effectief. De hindernissen waren bij vloed niet te herkennen en alleen bij eb zichtbaar. De Duitsers hadden de verdedigingslinie als volgt opgebouwd: Het dichtst bij de zee stond een rij grote houten palen, gericht op zee en aan de kop zaten mijnen bevestigd.[ Achter deze houten palen zaten hindernissen gemaakt van drie boomstammen.[ Hierna volgde de Tetrapoden; piramidevormige hindernissen gemaakt van ijzeren balken.[ Deze werden gevolgd door Tsjechische egels; hindernissen bestaande uit drie ijzeren balken, die in het midden aan elkaar waren bevestigd. Deze 1,5 meter hoge constructies waren ontworpen om landingsvaartuigen en tanks tegen te houden.[ Als laatste obstakel in zee waren Belgische poorten neergelegd. Dit waren poortvormige ijzeren constructies, gesteund door een onderstel bestaande uit ijzeren balken.[ Op de stranden hadden de Duitsers grote mijnenvelden aangelegd en hier en daar lagen Tsjechische egels.[ Boven op de duinen en kliffen hadden zich Duitse mitrailleursnesten en geschutstellingen gevestigd.[ De mijnen werden door de Duitsers ook gebruikt op verschillende soorten mijnvlotten. Dit waren goed doordachte constructies die bedoeld waren om landingsvaartuigen al ver voor de kust op te blazen. Achter deze verdedigingswerken, verder landinwaarts, stonden de verschillende divisies van het leger al klaar om met de doorgebroken vijand af te rekenen. Maar in Normandië waren deze divisies erg zwak, aangezien de Duitse legerleiding dacht dat de invasie zou plaatsvinden rond de grote havens of in het Nauw van Calais. Daardoor hadden ze de sterkere divisies rondom de havenplaatsen gestationeerd en de zwakkere divisies aan de Normandische kust neergezet. De 716e Infanteriedivisie verdedigde de oostelijke helft van de landingszone, inclusief de meeste Britse en Canadese stranden. Deze divisie bestond voornamelijk uit voor het oostfront afgekeurde Duitse soldaten en uit soldaten van andere nationaliteiten, zoals Polen en Russische gevangenen.
    De 352e Infanteriedivisie verdedigde het gebied tussen Bayeux en Carentan, inclusief Omaha Beach. In tegenstelling tot veel andere divisies in dit gebied, was de 352 Infanteriedivisie een goed getrainde en uitgeruste divisie die veel oostfrontveteranen bevatte. De divisie werd in november 1943 opgericht en moest al gauw anti-invasie trainingen ondergaan. Deze waren er speciaal op gericht om gelande troepen direct terug in zee te drijven. Het 6e Parachutistenregiment verdedigde de belangrijke verbindingsstad Carentan. Zij moesten voorkomen dat de Amerikaanse troepen van Omaha Beach contact zouden maken met de Amerikaanse troepen van Utah Beach. Het regiment stond onder leiding van majoor Friedrich August von der Heydte. De 91e Luchtlandingsdivisie verdedigde het schiereiland Cotentin, waarin zich het gebied van de Amerikaanse luchtlandingen bevond. De divisie was een samenvoeging van het 1057e en 1058e Infanterieregiment en stond onder leiding van generaal-majoor Wilhelm Falley. Het was een normale infanteriedivisie en was getraind en uitgerust om door de lucht te worden vervoerd. De 709e Infanteriedivisie verdedigde het oostelijke en noordelijke deel van Cotentin, waaronder Cherbourg en Utah Beach. De divisie was een samenvoeging van het 729e, 739e en 919e
    Infanterieregiment en stond onder leiding van Generaal-Luitenant Karl-Wilhelm von Schlieben. Evenals de 716e Infanteriedivisie, bestond deze divisie uit afgekeurde Duitse soldaten en troepen uit het oosten. 243e Infanteriedivisie verdedigde de westelijke helft van Cotentin. Hier landden geen geallieerde troepen en de divisie werd later ingezet tegen de Amerikaanse luchtlandingstroepen en de gelande troepen op Utah Beach. De divisie stond onder leiding van Generaal-Luitenant Heinz Hellmich en omvatte het 920e Infanterieregiment (twee bataljons), het 921e Infanterieregiment en het 922e Infanterieregiment 711e Infanteriedivisie verdedigde het westelijk deel van de Pays de Caux en dus ook de belangrijke havenstad Le Havre. De divisie was een samenvoeging van het 731e Infanterieregiment en het 744e Infanterieregiment. 30e Mobiele Brigade bevatte drie fietsbataljons en stond onder leiding van Oberstleutnant Freiherr von und zu Aufses Het succes van de amfibische landing hing voor een groot deel af van de luchtlandingen. De luchtlandingstroepen kregen de taak om achter de kustverdediging enkele belangrijke punten in te nemen, zoals bruggen en wegen. Hiermee kon de vorming en uitbreiding van het bruggenhoofd worden versneld. Bovendien zouden de Duitsers daardoor geen grootschalige tegenaanvallen kunnen lanceren. Zonder stevig bruggenhoofd waren de troepen die op de stranden landden namelijk zeer kwetsbaar bij een tegenaanval. De luchtlandingstroepen werden achter de stranden gedropt, om de druk op de strandlandingstroepen te beperken. In enkele gevallen wisten de troepen ook de Duitse kustverdediging te neutraliseren, zoals uiteindelijk op Omaha Beach, waar de Amerikanen vanuit zee niet door de Duitse verdedigingslinie heen kwamen. De Amerikaanse luchtlandingstroepen, de 82e en 101e Luchtlandingsdivisie, kregen taken toegewezen ten westen van Utah Beach. De Britse 6e Luchtlandingsdivisie kreeg doelen toegewezen aan de oostelijke flank van de landingsplaatsen.
    De Britse 6e Luchtlandingsdivisie was de eerste grote eenheid die in actie kwam, namelijk om 00:10. Hun doelen waren de Pegasusbrug en andere bruggen over de rivieren die de oostflank van het landingsgebied bestreken, en een geschutsbatterij bij Merville.[ De kanonnen van de batterij werden vernield, en de bruggen werden gehouden tot de divisie later op 6 juni werd afgelost. Aan de oostelijke flank was het open, vlakke gebied tussen de Orne en Dives ideaal voor Duitse tegenaanvallen. Tussen het amfibische landingsgebied en deze vlakte liep de Orne, die vanuit Caen in noordoostelijke richting naar de baai van de Seine loopt. De enige manier voor de Duitsers om deze rivier over te steken, was over de bruggen nabij Bénouville en Ranville. Deze lagen zeven kilometer van de kust verwijderd, maar was voor de Duitsers de enige weg om een tegenaanval te lanceren op de oostelijke flank. De bruggen waren voor de geallieerden eveneens van vitaal belang. Ze hadden de bruggen nodig bij een aanval op Caen, indien deze vanuit het oosten zou worden gelanceerd. De geallieerden besloten daarop om luchtlandingstroepen in te zetten. Aangezien dit gebied direct achter de Brits-Canadese sector lag, werd besloten om hier Britse luchtlandingstroepen in te zetten. De Britse 6e Luchtlandingsdivisie kregen de volgende tactische doelen: 1.De bruggen nabij Bénouville en Ranville intact veroveren.[ 2.De weg naar de stranden afsluiten voor een tegenaanval met pantsertroepen.[ 3.De Merville Batterij, die Sword Beach bedreigde, veroveren.[ 4.Vijf bruggen over de Dives vernietigen, om Duitse troepenverplaatsingen in het oosten te vertragen of beperken.[ De luchtlandingstroepen landden kort na middernacht op 6 juni en kwamen direct in aanraking met Duitse troepen van de 716e Infanteriedivisie. Bij het aanbreken van de dag ondernam de Duitse 21e Pantserdivisie een tegenaanval vanuit het zuiden. De tegenaanval vond plaats aan beide zijdes van de Orne. De luchtlandingstroepen hadden inmiddels al een verdedigingsgordel opgezet rond de bruggen.
    Ondanks zware verliezen wisten de Britse troepen stand te houden. Later op de dag werden de troepen versterkt met commando's van de 1st Special Service Brigade. De Duitsers lanceerden nog kleine tegenaanvallen, maar de Britten wisten eenvoudig stand te houden. Aan het einde van D-Day had de 6e Luchtlandingsdivisie al haar doelen bereikt. In de volgende dagen wisten de Britten, ondanks verwoede Duitse tegenaanvallen, stand te houden. De eerste dagen probeerden de Duitsers de Britten nog van hun posities te verdrijven, maar na 12 juni ondernamen de Duitse troepen geen serieuze acties meer om het Britse bruggenhoofd bij Ranville te doorbreken. De luchtlandingstroepen, inmiddels aangevuld met grondtroepen, hielden tot begin september stand, alvorens ze definitief werden ontzet.
    De Amerikaanse 82e en 101e Luchtlandingsdivisie, gezamenlijk ongeveer 14.000 manschappen, hadden het minder makkelijk.[] De troepen landden gedeeltelijk als gevolg van de onervarenheid van de piloten en gedeeltelijk vanwege het moeilijke terrein zeer verspreid en ongeorganiseerd. Sommigen kwamen in de onder water gezette gebieden of zelfs in zee terecht. Het werd al snel duidelijk dat niet alle doelen op tijd gerealiseerd konden worden. Als eerste werden drie regimenten van de 101e Luchtlandingsdivisie gedropt. Dit gebeurde tussen 00:48 en 01:40 uur. Ze werden snel gevolgd door troepen van de 82e Luchtlandingsdivisie, die landden tussen 01:51 en 02:42. Elke operatie omvatte ongeveer 400 C-47's. Vlak voor het aanbreken van de dag landden ook nog troepen per zweefvliegtuigen, die antitankwapens en extra munitie meebrachten. Tijdens de avond landden nog eens twee artilleriebataljons per zweefvliegtuig. Ze namen 24 houwitsers met zich mee, die de komende dagen ingezet zouden worden. Na 24 uur kwamen slechts 2000 man van de 82e en 2500 man van 101e Luchtlandingsdivisie georganiseerd in actie. Vele andere zwierven en vochten nog dagen na de landing ongeorganiseerd achter de Duitse linies.[25] Het feit dat de Amerikanen overal verspreid waren geland had de Duitsers echter ook verward, zodat ze geen grootschalige tegenaanvallen durfden te ondernemen. Ook hielp het dat de Duitsers gebieden onder water hadden gezet. Aanvankelijk hadden ze dit gedaan voor hun eigen verdediging, maar naderhand hielp het de Amerikaanse troepen. Het gebied dat onder water was gezet, dekte de Amerikaanse zuidelijke flank. De luchtlandingstroepen vochten enkele dagen achter de vijandelijke linies. Veelal werd er geopereerd in kleine groepen. Vaak waren het ook nog mannen uit verschillende compagnieën, bataljons, regimenten of zelfs divisies. De 82e Luchtlandingsdivisie bezette de plaats Sainte-Mère-Église op de vroege morgen van 6 juni, wat de stad de titel van eerste bevrijde stad van de invasie opleverde. De vierde commando-eenheid ging aan land, geleid door eenheden van de Vrije Franse strijdkrachten, zoals zij onderling waren overeengekomen.[ De troepen hadden afzonderlijke doelen in Ouistreham; de Fransen een kazemat en het casino, dat als hoofdkwartier van de Duitsers fungeerde, en de Britten twee batterijen die het landingsgebied bestreken. De kazemat bleek te sterk voor de PIAT (Projector Infantry Anti Tank) draagbare granaatwerpers, maar het casino werd genomen met hulp van een Centaur genietank. De Britse commando's bereikten beide batterijen en ontdekten dat de kanonnen waren verwijderd. Het afronden van de operatie aan de infanterie overlatend, trokken de commando's zich uit Ouistreham terug om zich bij de parachutisten van de zesde luchtlandingsdivisie te voegen.[
    Op Sword Beach kwamen de Britten en 177 Fransen met flinke verliezen aan land. De Duitse verdedigingswerken bij la Bréche werden om 10.00 uur veroverd. Door Duitse tegenaanvallen kwamen de troepen een paar minuten te laat op Sword aan, maar nog wel op tijd om te helpen bij de verdediging van de bruggen bij Bénouville. Hierna boekten ze echter slechts langzaam voortgang. Aan het eind van de dag waren ze nog geen acht kilometer landinwaarts opgerukt. Ook Caen, een belangrijk doelwit, was aan het eind van de dag nog in Duitse handen.[
    De Canadese en Britse strijdkrachten die op Juno Beach landden, werden geconfronteerd met 11 zware batterijen van 155mm geschut en negen middelzware batterijen met 75mm kanonnen, evenals
    met machinegeweernesten, geschutsbunkers, en andere betonnen fortificaties, en een zeemuur die twee keer zo hoog was als op Omaha Beach. De eerste aanvalsgolf leed 50% verlies, het hoogste percentage van alle stranden, met uitzondering van Omaha Beach. Ondanks de tegenstand, de Duitse versterkingen en de obstakels, slaagden de Canadezen en Britten er binnen enkele uren in om het strand achter zich te laten en hun opmars landinwaarts te beginnen.[ De 1st Hussars van het zesde Canadese pantserregiment waren de enige Geallieerde eenheid die op 6 juni de gestelde doelen voor de dag haalden, toen ze de weg Caen-Bayeux, 12 km landinwaarts, bereikten.[ Tegen het eind van D-Day waren er 14.000 Canadezen aan land gegaan, en de derde Canadese divisie was verder in Frankrijk doorgedrongen dan welke andere geallieerde eenheid ook. . Op Gold waren de verliezen ook zeer hoog, gedeeltelijk doordat de drijvende Shermantanks vertraging opliepen, gedeeltelijk doordat de Duitsers een direct aan zee liggend dorp zwaar hadden versterkt. De 50e divisie overwon evenwel deze problemen en was aan het eind van de dag bijna tot de buitenwijken van Bayeuxgevorderd.[27] Na de Canadezen kwamen zij het dichtst bij de gestelde doelen. Commando-eenheid No.47 was de laatste Britse commando-eenheid om aan land te gaan op Gold, ten oosten van Le Hamel. Hun taak was om landinwaarts op te rukken, en dan af te slaan naar het westen. Hier dienden zij 10 mijl door vijandelijk gebied op te rukken en de kusthaven van Port en Bessin vanaf de landzijde aan te vallen. Deze kleine haven, aan de uiterste westelijke zijde van de Britten, lag goed verscholen tussen de kalkrotsen.
    Op Omaha Beach had de Amerikaanse 1e infanteriedivisie het zwaar te verduren. De drijvende Shermantanks waren vrijwel allemaal al voor het bereiken van de kust verloren gegaan.[] Het zeer zware bombardement had de Duitse versterkingen gemist. Hun tegenstander, de 352ste infanteriedivisie, was de beste van alle divisies die langs de stranden gelegerd waren, en had posities op steile kliffen die het strand overzagen.[ De divisie verloor meer dan 4000 man. Desondanks hergroepeerden de overlevenden zich, wisten door de strandverdediging te breken en begonnen landinwaarts op te rukken. Een beslissende rol hierbij speelden de geallieerde torpedobootjagers, die, voor zover hun diepgang dat toestond, de Duitse kazematten zo dicht mogelijk naderden en ze dan met direct vuur het zwijgen oplegden. Eisenhower had al op het punt gestaan verdere landingen op deze plek af te gelasten.
    In schrille tegenstelling hiermee stonden de verliezen op Utah Beach. Van de 23.000 man die aan land gingen, kwam slechts 197 man om; de geringste verliezen van alle stranden. Hier had het bombardement door middelzware bommenwerpers zijn doel wél getroffen en waren de landingstroepen per toeval op een betere plaats geland. De beoogde landingsplaats was 1 km naar het noorden waar betere verdedigingswerken en meer bunkers lagen. De aanval op Utah Beach verliep in vier verschillende golven: De eerste aanvalsgolf bestond uit twintig landingsvaartuigen van het type LCVP's (Landing Craft Vehicle Personnel, platbodems met aan de voorkant een brede klep om zover mogelijk het strand op te komen), met elk dertig manschappen.[ De tweede aanvalsgolf bestond uit 32 LCVP's, waaronder ook genietroepen.[ De derde aanvalsgolf, die een kwartier na de eerste landing aankwam, bestond uit acht LCT's met gepantserde voertuigen.[ De vierde aanvalsgolf was voornamelijk samengesteld uit detachementen van het 237e en 299e geniebataljon. Zij kregen de taak om de stranden te zuiveren.[ Ook in de sector Utah rukten de troepen landinwaarts op en maakten verbinding met een deel van de luchtlandingsdivisies aldaar
    Het doel van het Amerikaanse tweede Ranger-bataljon was de massieve betonnen rotsbatterij bij Pointe du Hoc. De taak was om onder vijandelijk vuur de 30 meter hoge kliffen met touwen en ladders te beklimmen, en dan de kanonnen aan te vallen en te vernietigen.] Men nam aan dat deze zowel de Omaha- als Utah-sector bestreken. De versterkte posities werden bereikt, maar de kanonnen waren niet in de bunkers, want ze waren op een eerder moment door de Duitsers ongeveer 1 kilometer naar achter verplaatst en werden uiteindelijk toch vernietigd. De verliezen van de Rangers bedroegen bijna 50 procent. De Nederlandse betrokkenheid bij de invasie was bescheiden en bestond aanvankelijk alleen uit een klein aantal schepen en vliegtuigen. De kanonneerboten Flores en Soemba, die zich eerder de bijnaam Terrible Twins hadden verworven, gaven, dicht onder de Franse kust, vuursteun. De kruiser Sumatra werd voor de kust van Normandië tot zinken gebracht om te dienen als kunstmatige golfbreker om het aanleggen van een tijdelijke haven te vergemakkelijken. In de lucht was het Nederlandse 320e squadron van de Marine Luchtvaartdienst, dat B-25 Mitchellbommenwerpers vloog, onder de eerste eenheden die aan D-Day deelnamen. Het squadron leed (verhoudingsgewijs) forse verliezen bij de invasie: 25 man en acht B-25's. Verder waren dertien Nederlandse motortorpedoboten betrokken om landingsschepen te beschermen en nam een twintigtal schepen van de Nederlandse koopvaardij deel. In augustus kreeg de operatie een Nederlandse impuls. Op 26 augustus bevrijdde de Prinses Irene Brigade Pont-Audemer. De Fransen schrijven deze bevrijding van het plaatsje toe aan de Nederlanders, ook al beweerden de Belgen enkele jaren geleden dat de prestatie op het conto kwam van het tweede peloton van het Belgische Eskadron pantserwagens.[bron?]Volgens generaal Rudi Hemmes, destijds zelf ter plekke, ging het echter om Belgische voertuigen met daarin Nederlandse soldaten. De brigade bestond uit 1200 man. Op 22 augustus 1944 bevrijdden 2500 soldaten van de Belgische 1e Infanteriebrigade (ook Brigade Piron genoemd) de badplaats Deauville. Ook namen het 349ste en het 350ste Belgische luchtmacht eskader deel aan D-Day. Ze gaven luchtdekking aan troepen op de grond.



















    06-06-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 6 juni vrijheidsbeeld

    Het (Amerikaanse) vrijheidsbeeld komt op 6 juni 1885 op het Franse schip 'Isere' aan in New York. Het Vrijheidsbeeld (Engels: Statue of Liberty) is een standbeeld in de New York Bay. Het beeld staat symbool voor de vrijheid, een van de kernwaarden van de Verenigde Staten, en geldt bovendien als een teken van verwelkoming van iedereen: terugkerende Amerikanen, gasten en immigranten. Het 46 meter hoge beeld (93 meter als de sokkel wordt meegerekend) met een gewicht van 225 ton was een geschenk van Frankrijk ter ere van het eeuwfeest van de Onafhankelijkheidsverklaring en ook als teken van vriendschap. Op de plaquette in haar linkerhand staat "JULY IV MDCCLXXVI", de datum (4 juli 1776) van de verklaring in Romeinse cijfers. Op het voetstuk staat het sonnet The new Colossus (1883) van de Joodse dichteres Emma Lazarus, met de bekende regel Give me your tired, your poor, die de Amerikaanse gastvrijheid zou uitdrukken. In de Jardin du Luxembourg in Parijs bevindt zich het originele beeld, dat stamt uit 1870 en door Frédéric Bartholdi, een Frans ontwerper en beeldhouwer, is gebruikt als basis voor de grote zuster in de VS. De moeder van Bartholdi zou model hebben gestaan. De grote variant voor de VS werd voorzien van een staalconstructie, ontworpen door Gustave Eiffel. De volledige naam van het beeld luidt in het Frans La liberté éclairant le monde (de Vrijheid die de wereld verlicht) en in het Engels Liberty Enlightening the World. Oorspronkelijk was het bedoeld als reusachtige vuurtoren aan de noordelijke ingang van het Suezkanaal, maar Egypte had er geen geld voor. Het beeld werd in juli 1884 voltooid in Frankrijk, en ten geschenke gegeven aan de Verenigde Staten. In juni 1885 arriveerde het beeld in de haven van New York, na een reis over de Atlantische Oceaan te hebben gemaakt aan boord van het Franse fregat Isere. Tijdens deze reis bestond het beeld uit 350 stukken, verdeeld over 214 kratten. In april 1886 was het nieuwe voetstuk klaar. In een tijdsbestek van 4 maanden werd het beeld weer in elkaar gezet. Op 28 oktober 1886 werd het Vrijheidsbeeld ingehuldigd.[3] Het bestaat geheel uit koperen platen die bevestigd zijn aan een geraamte. Maurice Koechlin, een naaste medewerker van Eiffel, kreeg de leiding bij het vervaardigen van de constructie. De sokkel werd van graniet gemaakt, naar een ontwerp van de Amerikaanse architect Richard Morris Hunt.[4] De kroon bestaat uit zeven punten, symbool voor de zeven continenten en zeeën. Op 15 oktober 1924 werd het standbeeld samen met Fort Wood tot National Monument bestempeld. Het Vrijheidsbeeld werd Statue of Liberty National Monument. In 1935 werd heel Bedlou's Island hieraan toegevoegd en omgedoopt tot Liberty Island. Op 11 mei 1965 werd ook Ellis Island aan dit National Monument toegevoegd. Van 1984-1986 is het beeld gerestaureerd, waarbij de toorts met de 24-karaats bladgouden vlam is vervangen. Sinds 1984 staat het Vrijheidsbeeld op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Na de aanslagen op 11 september 2001 is het beeld enige jaren gesloten geweest voor het publiek. In 2003 werd het toen 118 jaar oude monument wederom gerestaureerd, vooral om de veiligheid van de bezoekers te vergroten en het behoud van het beeld te waarborgen. Sinds de zomer van 2004 is het Vrijheidsbeeld weer te bezoeken. Er is een veerverbinding van Battery Park op het zuidpuntje van Manhattan naar Liberty Island, het eiland waarop het Vrijheidsbeeld staat, en naar Ellis Island, waar de aankomsthallen voor immigranten te bezichtigen zijn. Op Onafhankelijkheidsdag (4 juli) 2009 is ook de kroon van het Vrijheidsbeeld, voor het eerst sinds 11 september 2001, weer opengesteld voor het publiek Een kopie van 11,5 meter hoog bevindt zich in Parijs, op het Île aux Cygnes in de Seine, vlak bij de Eiffeltoren. Dit beeld werd onthuld in 1885. Omdat toen het bronzen beeld nog niet klaar was, werd een gipsen kopie gebruikt. Het definitieve beeld werd in 1889 geplaatst. Hoewel Bartholdi het in de richting van haar zusterbeeld in het westen wilde laten kijken, werd het beeld aanvankelijk naar de
    Eiffeltoren gericht om te voorkomen dat het met de rug naar het presidentiële paleis, het Élysée, zou komen te staan. Bij de wereldtentoonstelling van 1889 is het beeld uiteindelijk omgedraaid; het is nu gericht op New York. Afgezien van het verschil in grootte, is het verschil met het beeld in New York dat de Parijse kopie een boek in de hand houdt dat zowel de datum van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring toont (4 juli 1776), als de datum van de Franse Revolutie (14 juli 1789). Een 2,50 meter hoge kopie is in 1913 geplaatst in Saint-Cyr-sur-Mer. Daarnaast bevinden zich kopieën, allemaal op minder dan ware grootte, te Barenti, Colmar(de geboorteplaats van Bartholdi), Lunel, Poitiers en Roybon. In het Franse dorp Châteauneuf-la-Forêt (Haute-Vienne 87130) bekroont een kleine kopie sinds 1922 het plaatselijke Monument aux Morts. Een exacte kopie van de vlam van het Vrijheidsbeeld is te zien nabij de Pont de l'Alma in Parijs. Deze Vrijheidsvlam is jarenlang beplakt met gedachtenissen aan prinses Diana die bij de Alma-tunnel verongelukte en later overleed. Hoewel de eerste beplakkingen verwijderd zijn, wordt de Vrijheidsvlam nog steeds als officieus herdenkteken voor prinses Diana beschouwd. Er worden nog regelmatig boodschappen en bloemen bij het monument achtergelaten. Op het Plein van de Hemelse Vrede werd bij het studentenprotest van 1989 ook een Vrijheidsbeeld opgericht, maar dat werd bij het breken van het protest opgeruimd. In de Verenigde Staten zelf staat een kopie voor het New York-New York Hotel & Casino in Las Vegas, Het Deense Billund herbergt een plastic versie van het beeld. Dit beeld bestaat geheel uit de kleine bouwsteentjes van LEGO en staat in Legoland. Ook in Tokio staat een kopie. In het attractiepark Heide-Park in Duitsland staat tevens een kopie. Het beeld staat midden in een vijver en op de plaquette staat de naam van het park geschreven. In Nederland staat in Assen tijdelijk een versie van het beeld, gemaakt door beeldhouwer Natasja Bennink. Haar interpretatie vertoont specifiek Drentse kenmerken, zoals een blik bruine bonen in plaats van de fakkel en zes punten op de kroon, die verwijzen naar de zes middeleeuwse rechtsdistricten van de provincie. Het standbeeld is van 19 november 2017 tot 27 mei 2018 te zien, zolang in het Drents Museum een tentoonstelling loopt over het naoorlogs Amerikaans Realisme.







    06-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juni internetcafe
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    5 juni 2000 opening eerste internetcafe La Bastille opent eerste Internetcafé in Amsterdam EasyEverything en KPN vechten al maanden om de eer, maar het door Sun gesponsorde café La Bastille in Amsterdam gaat er met de eer vandoor. Daar komt het eerste grootschalige Internetcafé van Nederland. De 37 werkplekken worden uitgerust met de Sun Ray enterprise appliance, plug & play apparaten.
    Geheel nieuw is de wijze waarop betalingen door bezoekers kunnen worden verricht. Als eerste in Nederland introduceert het internetcafé La Bastille de zogenaamde Smart card. Bij binnenkomst ontvangt de bezoeker een persoonlijke kaart waarop niet alleen de kosten van het Internet-gebruik worden geregistreerd, maar ook de kosten van consumpties.
    Het internetcafé richt zich op een zeer breed publiek: scholieren en studenten, toeristen, maar ook zakenmensen. Het café wordt gehost door provider WideXS. Wat een uur toegang gaat kosten is nog niet bekend.
    De initiatiefnemers van dit Internetcafé zijn op zoek gegaan naar een combinatie tussen het authentieke Amsterdamse bruincafé en aspecten van het moderne van de 21e eeuw. Het resultaat is een oud Amsterdams grachtenpand nabij het Leidseplein, dat ingericht is in "oude stijl": houten meubelen, vloeren en plafonds, grove bakstenen, een kroonluchter en donkere gewelven. Het geheel is gecombineerd met moderne accenten. Het pand is een ontwerp van Architect Michel Ruigrok van architectenbureau Wim Klaasen uit Amsterdam. Het café is gevestigd aan de Lijnbaansgracht 246.

    05-06-2018 om 10:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 5 juni reagen

    5 juni Ronald Reagen Ronald Wilson Reagan (Tampico (Illinois), 6 februari 1911 – Los Angeles, 5 juni 2004) was de 40e president van de Verenigde Staten van 1981 tot 1989. Reagan ging, na een carrière als filmacteur, in de politiek. Als lid van de Republikeinse Partij was hij van 1967 tot 1975 de 33e gouverneur van Californië, alvorens hij als opvolger van de Democraat Jimmy Carter de 40e president van de Verenigde Staten werd en twee ambtstermijnen – van 1981 tot 1989 – in deze functie de Verenigde Staten regeerde. Reagans eerste termijn als president werd vooral gekenmerkt door een aanbodeconomisch beleid, later Reaganomicsgenoemd, met een nadruk op belastingverlagingen om economische groei te stimuleren, beperkingen op het geldaanbod om de inflatie te verlagen, het dereguleren van de economie, een afname van overheidsuitgaven en een beperking van de macht van vakbonden. Hij werd in 1984 herkozen als president. Zijn tweede termijn werd overheerst door buitenlandse gebeurtenissen, zoals het einde van de Koude Oorlog, de door hem uitgevoerde bombardementen op Libië in 1986 en het aan het licht komen van de Iran-Contra-affaire waardoor zijn regering grote imago-schade opliep: het bleek dat in het geheim wapens aan Iran geleverd waren, met de opbrengst waarvan de opstandelingen in Nicaragua gefinancierd waren. Reagan omschreef de SovjetUnie publiekelijk als "het rijk van het kwaad", en steunde anticommunistische bewegingen wereldwijd. Reagan zocht evenwel tegelijkertijd een diplomatieke uitweg voor de wapenwedloop tussen de VS en de Sovjet-Unie; dit resulteerde in het sluiten van het INF-verdrag waarin beide landen overeenkwamen een groot aantal (nucleaire) raketten te vernietigen. Reagan was de zoon van schoenverkoper en verhalenverteller Jack Reagan (van Iers-katholieke afkomst) en Nelle Clyde Wilson Reagan (van Schots-Engelse komaf). Hij werd geboren in Tampico, maar groeide op in Dixon. Zijn eerste baantje was als strandwacht bij de Rock River in Lowell Park, bij Dixon, in 1927. Hij redde 77 personen in deze functie en elke reddingspoging noteerde hij door een markering aan te brengen op een stuk hout. Hij genoot hierna zijn opleiding aan het Eureka College, waar hij een graad haalde in economie en sociologie. Tijdens zijn studie blonk hij uit in politiek, sport en theater en was hij lid van het voetbalteam en aanvoerder van het zwemteam. Tijdens zijn studie leidde Reagan een studentenopstand tegen de president van het college. Na zijn studie begon Reagan zijn carrière bij een regionaal radiostation als sportverslaggever. De filmmaatschappij Warner Bros bood hem in 1937 een contract aan; hij bracht de daarop volgende eerste jaren in Hollywood door als acteur in B-films, waar, zoals Reagan grapte, de producenten didn't want them good, they wanted them Thursday. Hoewel zijn rollen vaak overschaduwd werden door die van anderen kreeg hij voor zijn acteerprestaties goede kritieken. De eerste belangrijke rol die Reagan kreeg was de leidende rol in de film Love is on the Air (1937) en tegen het einde van 1939 was hij al in 19 films verschenen, waaronder Dark Victory. Vlak voor de film Santa Fe Trail speelde hij de rol van George "The Gipper" Gipp in de rolprent Knute Rockne, all American. Door deze film kreeg hij later de bijnaam "The Gipper". In 1941 werd hij tot de op vier na populairste acteur van de nieuwe generatie in Hollywood gekozen. De favoriete rol van Reagan was die van een man die dubbel geamputeerd was (Kings Row, 1942), waarin hij de tekst Where's the rest of me? uitsprak; deze woorden gebruikte hij later als titel van zijn autobiografie, die uitkwam in 1965. Veel critici zien Kings Row tegenwoordig als een van de beste films van Reagan, hoewel de film werd gekraakt door de criticus van de New York Times, Bosley Crowther, maar desalniettemin genomineerd werd voor drie Oscars. Hoewel Reagan Kings Row de film noemde die van hem een ster maakte was hij niet in staat het succes te kapitaliseren omdat hij in actieve dienst werd geroepen van het Amerikaanse leger te San Francisco; dat was twee maanden nadat de film was uitgebracht. Hij zou in de toekomst ook niet meer een sterrenstatus in films herkrijgen. In de naoorlogse periode, na bijna vier jaar dienst bij de World War II stateside service in de eerste Motion Picture Unit, hervatte hij zijn filmcarrière met The Voice of the Turtle, John loves Mary, The Hasty Heart, Bedtime for Bonzo, Cattle Queen of Montana, Tennessee's Partner en Hellcats of the Navy and the Killers (zijn laatste film, een remake in 1964). Tijdens zijn filmcarrière beantwoordde hij vaak persoonlijk zijn fanmail.
    De loopbaan van Reagan werd, net als die van veel andere acteurs in die jaren, in negatief opzicht beïnvloed door de Tweede Wereldoorlog. Vlak voor het uitbreken daarvan had hij een contract getekend dat hem tot een van de best betaalde acteurs van dat moment maakte. Tijdens de looptijd van dit contract brak de oorlog uit en werd hij opgeroepen voor actieve dienst in het Amerikaanse leger. Hij had in de jaren dertig, in de tijd dat hij reserveofficier was, 14 cursussen van het leger gevolgd en werd op 29 april 1937 als soldaat toegevoegd aan troop B, 322nd cavalry in Des Moines. Op 25 mei 1937 werd hij bevorderd tot tweede luitenant in het reservecorps der officieren van de cavalerie. Doordat Reagan slechte ogen had werd hij niet naar Europa gezonden maar als liaisonofficier ingezet te San Francisco Port bij de Port and Transportation Office. Reagan vroeg op 15 mei 1942 overplaatsing naar de AAF aan en werd toegevoegd aan de AAF Public Relations en uiteindelijk bij de First Motion Pictures Unit geplaatst. Reagan keerde na afloop van zijn dienstplicht weer terug naar deze eenheid en werd op 22 juli 1943 aldaar bevorderd tot kapitein. In deze tijd was hij een aanhanger van de Democratische Partij. Terwijl hij diende bij de First Motion Picture Unit in 1945 was hij direct betrokken bij de ontdekking van actrice Marilyn Monroe. Hij keerde vervolgens terug naar Fort MacArthur, Californië, waar hij de actieve dienst op 9 december 1945 verliet. Tegen het einde van de oorlog had zijn eenheid meer dan 400 trainingsfilms voor de AAF geproduceerd. Reagan werd in 1941 voor het eerst gekozen in de Board of Directors van de Screen Actors Guild. Na de Tweede Wereldoorlog hervatte hij deze werkzaamheden en in 1946 werd hij tot derde vicepresident gekozen. In 1947 leidde de aanname van een aantal wetten ertoe dat de SAG-president en zes leden van het bestuur ontslag namen; Reagan werd in een speciale verkiezing gekozen tot president; hij werd daarnaast gekozen om nog zeven jaren deze functie te bekleden, van 1947-1952 en in 1959. Hij leidde de SAG door moeilijke jaren, die gekenmerkt werden door allerlei ruzies, de Taft-Hartley Act, de House Committee on Un-American Activities (HUAC) hoorzittingen en de tijd van de Zwarte Lijst. Tijdens de periode van het Mccarthyisme zorgde hij ervoor dat de FBI namen van acteurs kreeg, waarvan hij geloofde dat ze volgers van het communisme waren. Reagan getuigde hierover ook voor de House UnAmerican Activities Committee. Hij was een fervent anticommunist en betuigde zijn steun aan democratische principes, waarover hij zei: I never as a citizen want to see our country become urged, by either fear or resentment of this group, that we ever compromise with any of our democratic principles through that fear or resentment. In 1950 ging hij naast zijn acteursbestaan werken voor het bedrijf General Electric (huishoudelijke apparaten). Hij werd het 'reclamegezicht' van GE en trok met een roadshow door het land om de producten aan te prijzen. Ook werkte hij van tijd tot tijd voor de televisie, toen nog een medium in de kinderschoenen. Ronald Reagan trad op als 'host' van een aantal zaterdagavondprogramma's, met GE Theater als bekendste. In deze tijd maakte hij geleidelijk de overgang naar de Republikeinen. Hij verwierf in 1964 landelijke bekendheid met een televisietoespraak ter ondersteuning van de Republikeinse presidentskandidaat Barry Goldwater. Deze toespraak, A time for choosing, bevatte het gedachtegoed dat zijn gehele politieke carrière onveranderd is gebleven: een beperkte rol voor de overheid, bescherming van individuele vrijheden en een krachtig militair apparaat om deze te beschermen in een wereld die, volgens Reagan, steeds sterker werd bedreigd door het communisme. In 1938 speelde Reagan naast actrice Jane Wyman (1917-2007) in de film Brother Rat. Zij verloofden zich in het Chicago Theater en trouwden op 26 januari 1940 in de Wee Kirk o' the Heather kerk in Glendale. Het echtpaar kreeg 2 kinderen, Maureen en Christine en adopteerde een derde kind, Michael. Na een twist over de politieke aspiraties van Reagan vroeg Wyman in 1948 echtscheiding aan en voerde hierbij als reden de activiteiten van Reagan voor de Screen Actors Guild aan, waardoor er een onoverbrugbare afstand was ontstaan. Reagan was later de eerste en tot de verkiezing van Donald Trump in 2016 de enige Amerikaanse president die gescheiden was. Reagan ontmoette actrice Nancy Davis (1921-2016) in 1949, nadat zij hem in zijn functie als president van de Screen Actors Guild benaderde om haar te helpen met zaken betreffende haar verschijning op de zwarte lijst in Hollywood (op de lijst was zij aangezien voor een andere Nancy Davis).
    Reagan begon zijn politieke loopbaan als een progressieve Democraat, was een bewonderaar van Franklin Delano Roosevelt en verleende actieve steun aan diens New Dealpolitiek. In de vroege jaren vijftig begon zijn politieke voorkeur naar rechts te veranderen. Hij bleef wel actief voor de Democraten maar steunde intussen de Republikeinse presidentskandidaten Dwight D. Eisenhower in 1952 en Richard Nixon in 1960. Reagan kwam in 1950 voor het laatst in actie voor een Democratische kandidaat toen hij bij de verkiezingen voor de Senaat Helen Gahagan Douglas hielp in haar campagne tegen Nixon. Nadat hij in 1954 was ingehuurd als gastheer bij het General Electric Theater (een televisieserie) begon Reagan al snel de conservatieve zienswijze te waarderen. De vele toespraken die hij schreef voor General Electric waren niet zo zeer patriottisch als wel conservatief en prozakenleven en probedrijfsactiviteiten. Hij werd hierin beïnvloed door Lemuel Boulware, een van de leidende figuren bij General Electric. Boulware, bekend door zijn antivakbondsstandpunten, stond voor de belangrijkste pijlers van het moderne Amerikaanse conservatisme: vrije markt, anticommunisme, lagere belastingen en een terugtredende overheid. Uiteindelijk werden de kijkcijfers van Reagans televisieshows minder en General Electric ontsloeg hem in 1962. In augustus van dat jaar veranderde hij officieel van partij en werd hij Republikein; hij zei daarover: Ik heb niet de Democratische Partij verlaten. De partij heeft mij verlaten. In de vroege jaren 60 was Reagan gekant tegen de invoering van bepaalde wetten betreffende de rechten van de mens, waarbij hij zei: Als iemand negers of anderen wil discrimineren bij het verkopen of verhuren van zijn huis, is dat zijn goed recht. Zijn verzet tegen overheidsinvloed en actie voor persoonlijke vrijheid stelde hij voor als het tegendeel van racisme; toen er sprake van was dat er gezondheidszorg vanuit de overheid (later "Medicare") zou komen (ingevoerd in 1961) verklaarde Reagan namens de "American Medical Association" dat een dergelijke gezondheidszorg het einde van de vrijheid in Amerika zou betekenen. Hij zei dat als men niet naar hem luisterde: dan zullen we ooit wakker worden en ontdekken dat we socialisme hebben. In deze tijd werd hij ook lid en bleef dat voor de rest van zijn leven van de "American Rifle Association" Reagan steunde de campagne van de conservatieve Republikeinse presidentskandidaat Barry Goldwater in 1964. In zijn toespraak ten gunste van Goldwater sprak hij over het belang van een kleinere overheid. Hij onthulde zijn ideologische motieven in een bekende toespraak op 27 oktober 1964, waarin hij zei: The Founding Fathers knew a government can't control the economy without controlling people. And they knew when a government sets out to do that, it must use force and coercion to achieve its purpose. So we have come to a time for choosing. Hij zei ook: You and I are told we must choose between a left or right, but I suggest there is no such thing as a left or right. There is only an up or down. Up to man's age-old dream – the maximum of individual freedom consistent with order – or down to the ant heap of totalitarianism. Deze "A Time for Choosing" toespraak droeg 1 miljoen dollar bij aan de campagne van Goldwater en wordt tegenwoordig wel gezien als het startpunt van Reagans politieke loopbaan. Republikeinen in Californië waren onder de indruk van de politieke ideeën en standpunten van Reagan na zijn toespraak "Time of Choosing" en stelden hem in 1966 kandidaat voor gouverneur van Californië. In zijn campagne benadrukte Reagan twee thema's: de bijstandsklaplopers weer aan het werk zetten en, als reactie op de antioorlogsstromingen en studentenprotesten tegen het establishment aan de Universiteit van Berkeley, de rommel in Berkeley opruimen. Hij werd gekozen, waarbij hij de gouverneur van twee eerdere termijnen, Edmund G. "Pat" Brown, versloeg. Op 2 januari 1967 kwam hij in functie. Tijdens zijn eerste termijn bevroor hij onder meer de overheidsuitgaven. Kort na het begin van zijn ambtsperiode begon Reagan een inschatting te maken van zijn kansen om in 1968 president te worden; hij steunde de "stop Nixon beweging", in de hoop de steun die Nixon in de zuidelijke staten had te verminderen zodat hij compromiskandidaat kon zijn indien noch Nixon noch Nelson Rockefeller genoeg stemmen zouden halen in de eerste stemming van de Republikeinse conventie. Op die conventie kreeg Nixon echter 692 stemmen, 25 meer dan hij nodig had; tweede werd Rockefeller, en Reagan eindigde op de derde plaats.
    Als gouverneur was Reagan betrokken bij grootschalige conflicten met de protestbewegingen in Californië. Op 15 mei 1969, tijdens de People's Park protests aan de Universiteit van Berkeley, stuurde hij de Californische Highway Patrol en andere officieren erop af om de protesten te onderdrukken, een incident dat bekendheid kreeg als "Bloedige Donderdag": de student James Rector kwam om het leven en de timmerman Alan Blanchard werd blind. Reagan stuurde vervolgens 2.200 man van de Nationale Garde om de stad Berkeley twee weken lang te bezetten om aldus het verzet te breken. Een jaar na deze gebeurtenis antwoordde hij op vragen over deze kwestie: Als er een bloedbad voor nodig is, laten we dat dan snel afhandelen. Geen gesus meer. Toen het Symbionese Liberation Army Patricia Hearst in Berkeley ontvoerde en eiste dat voedsel aan de armen zou worden uitgedeeld grapte Reagan: Wat jammer dat we geen epidemie van botulisme kunnen hebben. Begin 1967 vond er een nationaal debat plaats over abortus; de Democratische Californische senator Anthony Beilenson lanceerde de Therapeutic Abortion Act; dat was een poging om het aantal illegale abortussen in Californië terug te dringen. De State Legislature stuurde het wetsontwerp naar Reagan, die na een aantal dagen van aarzeling het wetsontwerp tekende. Ongeveer 2 miljoen abortussen zouden als een resultaat van deze wet worden gepleegd, de meesten waren het gevolg van de bepaling dat, indien een abortus beter was voor de moeder, deze legaal gepleegd kon worden. Reagan was indertijd nog maar vier maanden in functie. Hij stelde later dat indien hij meer ervaring had gehad in de functie van gouverneur hij niet zou hebben getekend. Nadat hij zich gerealiseerd had, zoals hij zei, wat "de consequenties" van het wetsontwerp waren, stelde hij dat hij "pro-life" was; ook later bleef hij bij dit standpunt en schreef hij uitvoerige stukken over abortus. In 1970 werd Reagan herkozen, waarbij hij de tegenkandidaat Jesse Unruh versloeg. Hij koos ervoor niet voor een derde termijn te opteren. Een van de grootste frustraties van Reagan in deze periode was de doodstraf. Hij was hier een warm voorstander van, maar door een uitspraak van het Opperste Gerechtshof van Californië konden alle doodvonnissen die vóór 1972 in Californië waren uitgesproken, niet uitgevoerd worden. Deze beslissing werd later teruggedraaid door een wijziging van de grondwet. De enige executie die in de tijd van het gouverneurschap van Reagan plaatsvond was op 12 april 1967, toen de doodstraf van Aaron Mitchell werd uitgevoerd in de gaskamer van San Quentin State Prison. In 1969 ondertekende Reagan de "Family Law Act", een van de eerste officiële echtscheidingswetten. Tijdens zijn termijnen als gouverneur van Californië ontwikkelde Reagan de politieke ideeën die hij later als president zou nastreven. Door campagne te voeren met als programmapunt "de bijstandsklaplopers weer aan het werk zetten" sprak hij zich uit tegen de verzorgingsstaat. Hij was tevens een sterk voorstander van het Republikeinse ideaal van minder overheidsbemoeienis in het bedrijfsleven. Hij werd op 6 januari 1975 als gouverneur van Californië opgevolgd door Jerry Brown. In 1976 streefde Reagan naar de Republikeinse kandidatuur voor het presidentschap maar hij werd op de Republikeinse Conventie verslagen door de zittende president Gerald Ford. In 1980 werd hij wel de Republikeinse kandidaat en versloeg hij op 69-jarige leeftijd president Jimmy Carter overtuigend. In 1976 daagde Reagan de zittende president Gerald Ford uit in een poging om de Republikeinse kandidaat te worden voor het presidentschap. Hij profileerde zichzelf als de conservatieve kandidaat en had de steun van conservatieve organisaties als de American Conservative Union. De campagne van Reagan was bedacht door campagnestrateeg John Sears en bestond uit het winnen van een paar staten, die de kwetsbaarheid van Fords nominatuur naar voren had moeten brengen. Reagan won de voorverkiezingen in de staten North Carolina, Texas en Californië maar uiteindelijk lukte zijn strategie niet, omdat hij in de staten New Hampshire, Florida en de staat van zijn geboorte, Illinois, verloor. Zijn campagne in Texas verliep voorspoediger en veel van het succes aldaar behaald was te danken aan het werk van onder meer Ernest Angelo, burgemeester van Midland en Ray Barnhart, burgemeester van Houston, die Reagan in 1981 tot directeur van de Federal Highway Administration zou benoemen. Uiteindelijk wist Ford deze strijd dus te winnen; Reagan kreeg de stemmen van 1.070 gedelegeerden tegen 1.187 stemmen voor Ford. Deze verloor uiteindelijk in 1976 de verkiezingen van de Democraat Jimmy Carter. De toespraak die Reagan op de conventie hield ging over de gevaren van de nucleaire oorlog en de grote dreiging die van de Sovjet-Unie uitging.
    De strijd om het presidentschap in 1980 ging tussen Reagan en de zittende president Jimmy Carter; het was onder meer de tijd van economische onrust en het voortduren van de Iraanse gijzelingscrisis. De campagne van Reagan benadrukte enkele van zijn fundamentele principes zoals lagere belastingen om de economie te stimuleren, minder overheidsbemoeienis in het leven van de burger, de rechten van de staten, een sterke nationale defensie en herstel van de Amerikaanse dollar tot de goudstandaard. Reagan lanceerde zijn campagne in Philadephia, Mississippi, met de verklaring: I believe in states' rights; Philadelphia was indertijd vooral bekend als de plek waar drie man, die hadden geprobeerd om Afrikaans-Amerikaanse burgers over te halen te stemmen tijdens de civilrightsbeweging, waren vermoord. Nadat Reagan door de republikeinse partij was verkozen tot presidentskandidaat koos hij een van zijn voormalige tegenstanders, George H.W. Bush, als zijn kandidaat voor vicepresident. Een verkiezingsdebat, dat in oktober werd uitgezonden op de televisie, leverde veel steun op voor zijn campagne. Adviseurs van Reagan kregen voor het debat gestolen documenten in handen van het kamp van Carter die bedoeld waren als voorbereiding van Carter op het debat.[]Uiteindelijk won Reagan de verkiezing op 4 november 1980 met grote overmacht, waarbij hij van 44 staten 489 electorale stemmen verkreeg tegen slechts 49 electorale stemmen voor Carter (zes staten en Washington D.C.). Reagan verkreeg 50,7% van de stemmen terwijl Carter 41% kreeg; de onafhankelijke kandidaat John B. Anderson (een progressieve Republikein) ontving 6,7% van de stemmen. De Republikeinen veroverden nu, voor het eerst sinds 1952, de meerderheid in de Senaat en wonnen 34 zetels in het Huis van Afgevaardigden, maar daar behielden de Democraten de meerderheid. Reagan was president van de Verenigde Staten van 20 januari 1981 tot 20 januari 1989. Op 4 november 1984 werd hij met een grote meerderheid herverkozen. Hij behaalde maar liefst 525 kiesmannen, tegenover 13 kiesmannen voor de democratische presidentskandidaat Walter Mondale. Zijn overwinning was nog net iets groter dan die van Nixon in 1972, die toen 520 kiesmannen achter zich kreeg. Globaal gezien was zijn regering voor het inperken van de macht van de federale overheid en was ze de initator van een van de grootste belastingverlagingen in de Amerikaanse geschiedenis. De economische politiek die gevoerd werd stond bekend als de "Reaganomics" en was een voorbeeld van een aanbodeconomie. Reagan probeerde het ondernemerschap te stimuleren en de sociale uitgaven, de vele regels en de inflatie te verminderen. De economische groei gaf vanaf 1980 een stevig herstel te zien maar de nationale schuld werd daarentegen belangrijk groter. De regering van Reagan was anticommunistisch; de Sovjet-Unie werd een evil empire genoemd en de legerkrachten werden verder opgebouwd en uitgebreid. Grenada werd bezet, de eerste Amerikaanse legeractie aan de overzijde van de oceaan sinds het einde van de Vietnamoorlog. Amerikaanse militaire en diplomatieke krachten werden aan het werk gezet om communistische regeringen omver te werpen, met name in CentraalAmerika en Afghanistan. Reagan sloot een diplomatiek verbond met de Britse ministerpresident Margaret Thatcher en ontmoette de Russische leider Michail Gorbatsjov vier keer met de intentie om een einde te maken aan de steeds groter wordende nucleaire arsenalen van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De periode van het presidentschap van Reagan wordt wel de "Reagan Revolution" genoemd of "the Age of Reagan" – waarmee erkend werd dat er zowel binnen als buiten de Verenigde Staten door het conservatisme en het geloof in de vrije markt van de regering-Reagan verandering plaatsvond. De regering werkte toe naar een ineenstorting van het Sovjetcommunisme en deze politieke macht implodeerde ook daadwerkelijk op het moment dat Reagan het Witte Huis verliet. Successen tijdens de Koude Oorlog leidden tot een unipolaire wereld, met de Verenigde Staten als de enige supermacht die over was. Terwijl de Iran-Contra-affaire tijdens de tweede termijn van Reagan een aantal leden van zijn regering beschadigde, wist Reagan zelf het Witte Huis te verlaten met in de peilingen een goedkeuringspercentage van 63 %; dat was een van de hoogste percentages van vertrekkende presidenten tot dan toe. Als president van de VS wilde Reagan het defensieve ruimteschild SDI laten ontwikkelen: een systeem waarmee vijandelijke nucleaire raketten zouden kunnen worden uitgeschakeld voor ze de VS zouden
    bereiken. Reagan zette het toen algemeen aanvaarde strategische paradigma van mutual assured destruction overboord. Het idee dat de Verenigde Staten zich niet konden verdedigen tegen een nucleaire aanval beviel hem geenszins, en hij riep wetenschap en industrie op een methode te ontwikkelen die het mogelijk zou maken een aanval af te slaan. Een ruimteschild werd gekozen als het juiste antwoord. Een bekende uitspraak van Reagan in dit kader was: Let's defend the American people, not avenge them. Het plan was een belangrijke factor in zijn onderhandelingen over wederzijdse nucleaire ontwapening met de toenmalige Sovjet-Russische president Michail Gorbatsjov, in Reykjavik (IJsland) (1986). De Russen realiseerden zich dat zij deze uitdaging niet konden beantwoorden. Het ontbrak de Sovjet-Unie zowel aan geld als aan technische mogelijkheden om deze wapenwedloop te beantwoorden. Amerika was gedurende het presidentschap van Reagan niet in oorlog. De invasie van Grenada in 1983 was het belangrijkste gewapende conflict. Ook bombardeerden de VS doelen in Libië als vergelding voor terreuraanslagen waar Libië verantwoordelijk voor werd gehouden. De VS financierde onder Reagans bewind de moedjahedien die in de Afghaanse Oorlog tegen de Sovjet-Unie vochten en die de basis vormden van de groep rond Osama bin Laden, Jonas Savimbi's rebellen in Angola en Saddam Hoessein, wiens Irak in oorlog was met Iran. In 1986 brak een schandaal uit, de Iran-Contra-affaire. Bekend werd dat de Verenigde Staten in het geheim illegaal wapens hadden geleverd aan Iran en dat de opbrengst daarvan heimelijk ging naar de Contra's, rebellen die trachtten de linkse regering van Nicaragua omver te werpen. Het Amerikaanse Congres had dit verboden. Reagan zei geen kennis hiervan te hebben. Hij benoemde zelf een commissie, bestaande uit twee Republikeinen en één Democraat (John Tower, Brent Scowcroft en Edmund Muskie, bekend als de Tower Commission) om de affaire te onderzoeken. De commissie kon geen direct bewijs vinden dat Reagan kennis had van het programma, maar kritiseerde hem voor het gebrek aan leidinggeven aan zijn personeel, waardoor het misbruik van de gelden plaats kon vinden.[4] Een door het Congres ingestelde commissie concludeerde: "Als de president niet wist wat zijn adviseurs voor nationale veiligheid deden, dan had hij dat wel moeten weten." De populariteit van Reagan daalde in nog geen week van 67% tot 46%, de hevigste en snelste daling die enige president meegemaakt had.Als gevolg van dit schandaal werden veertien medewerkers van Reagan strafrechtelijk vervolgd, elf van hen werden veroordeeld. Het Internationaal Gerechtshof veroordeelde de Verenigde Staten wegens schending van het internationaal recht en van de soevereiniteit van Nicaragua, ook doordat de VS mijnen hadden gelegd in de territoriale wateren van Nicaragua. De regering-Reagan weigerde de rechtsmacht van het Hof te erkennen. Reagan probeerde de Amerikaanse economie uit het slop te trekken door een economisch beleid dat wel Reaganomics wordt genoemd, supply side economics of aanbodeconomie. Hierbij wordt de economische groei gestimuleerd door zo veel mogelijk barrières voor mensen om goederen te produceren en diensten aan te bieden, zoals belastingen, weg te nemen en meer flexibiliteit toe te staan door minder regulering. Deze toename in economische activiteiten leidt voorts tot meer inkomen dat door de overheid belast kan worden, waardoor de belastingverlaging zichzelf terugverdient (zie ook Laffer curve). Het toptarief van de federale inkomstenbelasting werd onder Reagan verlaagd van 70% naar 28%. Toen Reagan het Witte Huis verliet, was de inflatie op een laag en stabiel peil gebracht en de werkloosheid, die aan het eind van Jimmy Carters ambtsperiode op 7,5% stond, teruggebracht tot 5,3%. Wel groeide tijdens Reagans' ambtstermijn de kloof tussen arm en rijk; al werden ook de armen onder zijn beleid rijker. Doordat Reagan weinig bezuinigde, en de overheidsuitgaven aan defensie juist liet toenemen, nam de staatsschuld onder zijn termijn toe.







    05-06-2018 om 10:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juni hete luchtballon

    4 juni 1783 hete luchtballon Een luchtballon of ballon is een luchtvaartuig waarbij een mand, die plaats biedt aan de passagiers, opstijgt, hangende aan een ballon ('envelop') die lichter is dan lucht. Het geheel wordt voortbewogen door de wind. De horizontale voortbeweging van de luchtballon hangt af van de windrichting, slechts de verticale (stijgen en dalen) en een draaiende beweging (roteren) kan door de ballonvaarder worden beïnvloed. In 2004 waren er in Nederland ongeveer 9000 ballonvaarten. Voor het gebruik van ballonnen geldt een aantal voorschriften zoals de vaarhoogten, het vermijden van gevoelige gebieden en de manier van landen en bergen van de ballon. Er bestaan drie soorten luchtballons: heteluchtballons, gasballons en rozièreballons. De heteluchtballon is het oudste type en werd in 1783 uitgevonden door de gebroeders Montgolfier. In het Frans wordt de heteluchtballon daarom nog steeds Montgolfière genoemd. De heteluchtballon is het type dat men tegenwoordig het vaakst ziet. De lucht in een heteluchtballon wordt verhit tot een temperatuur van ongeveer 100 graden. De ballon is van boven meestal bolvormig en heeft een trechtervormige opening aan de onderkant. Er bestaan echter ook special-shapes, die een afwijkende vorm kunnen hebben. Het omhulsel wordt voor de start op de grond uitgespreid, met de mand op zijn kant. Met een grote ventilator blaast men koude lucht naar binnen, waardoor het omhulsel bol gaat staan. Daarna ontsteekt men de gasbranders die de lucht in de ballon verhitten, zodat hij omhoog komt, de mand rechtop trekt en met de inmiddels ingestapte passagiers het luchtruim kiest. Aan de mand van een heteluchtballon hangen geen zandzakken. Om te stijgen verhit de ballonvaarder de lucht in de ballon. Doet hij de gasbranders uit, dan zal de lucht langzamerhand afkoelen, zodat de ballon weer daalt. Eventueel kan het dalen versneld worden door een ventiel bovenin open te trekken, zodat de warme lucht ontsnapt. De gasbranders van een moderne heteluchtballon gebruiken propaan of lpg. Een nadeel van het gebruik van lpg is dat de vlam minder heet is en er dus meer gas verbruikt wordt tijdens de vaart dan wanneer men met zuiver propaan werkt. Een ander nadeel van het gebruik van lpg is dat het minder schoon is en geleidelijk aan een roetaanslag aan de binnenkant van de ballon zal veroorzaken, waardoor vooral de lichtere kleuren een grauwe aanblik zullen krijgen. Wanneer de buitentemperatuur erg laag is, kan de ballonvaarder ervoor kiezen om zijn gasflessen na het vullen met propaan af te persen met stikstof. Dit veroorzaakt een hogere druk in de fles waardoor er een grotere vlam ontstaat en de ballon sneller verwarmd wordt. Dit kan in sommige gevallen waarbij snel stijgen nodig is, veel gas en tijd sparen. De gebroeders Montgolfier gebruikten een houtvuur en ze zorgden ervoor dat het vuur flink rookte, omdat ze dachten dat de rook voor de stijgkracht zorgde. Omdat de meeste ballonvaartbedrijven vaarten van ongeveer een uur uitvoeren, nemen de ballonvaarders meestal een gasvoorraad mee voor zo'n anderhalf à twee uur. Hierdoor is de kans om zonder gas te geraken heel klein. Een duurdere methode is een gasballon. De omhulling (envelop) is bolvormig, met een aanhangsel (de 'vulslurf') aan de onderkant. De vulslurf dient in de eerste plaats om de ballon met gas te vullen. Vroeger werd daarvoor vooral lichtgasgebruikt, omdat het gemakkelijk verkrijgbaar was. Lichtgas bevat onder andere waterstof en koolstofmonoxide; het is dus brandbaar en giftig. Tegenwoordig werkt men vaak met helium, dat absoluut veilig is, maar veel duurder. Na de start blijft de vulslurf open. De envelop is namelijk, in tegenstelling tot die van de speelgoedballon, niet van rekbaar materiaal, en het gas zal niet direct door de vulslurf ontsnappen. Stijgt de ballon echter, dan zet het gas uit door de verminderde luchtdruk en moet het kunnen ontsnappen, opdat de ballon niet barst.
    Een gasballon heeft natuurlijk geen gasbranders. Om te stijgen moet de ballonvaarder ballast uitwerpen. Daarvoor hangen er meestal zakken met zand aan de mand. Om te dalen trekt de ballonvaarder aan het ventielkoord dat door de vulslurf naar het ventiel bovenin loopt; daardoor loopt er wat gas weg. Een reis met een gasballon kan een hele dag duren, of zelfs meerdere dagen, maar door de kosten van de gasvulling zijn gasballons zeldzaam geworden. Voor meer informatie over gassen die gebruikt kunnen worden voor het opstijgen van een ballon, zie het artikel hefgas. Een rozièreballon is een gasballon in een heteluchtballon. Het drijfvermogen komt hoofdzakelijk van de gasballon. De hete lucht dient alleen om het drijfgas te verwarmen en zo het drijfvermogen te verhogen. Dit is vooral praktisch bij nachtvaarten, als de zon het drijfgas in een ballon niet kan verwarmen. Heteluchtballons en gasballons hebben gemeen dat er gas voor nodig is, maar voor een heel ander doel. Een gasballon is gevuld met een licht, en liefst onbrandbaar, gas. De heteluchtballon heeft gasbranders, meestal met propaan, om de lucht te verhitten. Propaan is brandbaar en niet bijzonder licht. Het verschil wordt in onderstaande tabel duidelijk gemaakt. Strikt genomen is lucht ook een gas, maar het wordt meestal geen gas genoemd. Gasballon Heteluchtballon Waar is het gas? In de envelop onder atmosferische druk In gasflessen onder hoge druk Is het gas brandbaar? Liever niet (gevaarlijk) Ja Is het gas licht? Ja, lichter dan lucht Hoeft niet Soort gas Vroeger lichtgas of waterstof, thans helium Propaan of lpg
    De heteluchtballon werd op 4 juni 1783 door Joseph en Étienne Montgolfier gedemonstreerd. Hun ballon was van doek gemaakt en gevoerd met wit papier. Het papier was bestreken met aluin als brandwerende laag en het werd bijeengehouden met ongeveer 2000 knopen. De ballon was onbemand en overbrugde een afstand van 2 km. Op 19 september 1783 lieten de broers de eerste ballon met passagiers opstijgen. De vaart van een schaap, een haan en een eend vertrok vanuit Versailles en duurde 8 minuten. De ballon, beplakt met behang, bereikte een maximale hoogte van 500 meter en vloog 3,5 km ver. Het voorstel om een koe op te laten stijgen, zodat er nog vlees zou zijn als de "machine" te pletter viel, haalde het niet. Op 21 november 1783 maakten voor het eerst in de geschiedenis twee mensen een luchtreis, namelijk Jean-François Pilâtre de Rozier en markies François Laurent d'Arlandes. Het vaartuig bereikte een hoogte van 90 meter. Na 25 minuten landde de ballon veilig 8 km verderop. Op 1 december 1783 steeg de eerste waterstofballon op. Jacques Charles was de uitvinder en een van de passagiers. Twee jaar later, op 7 januari 1785 staken de Fransman Jean-Pierre Blanchard en de Amerikaan John Jeffries het Kanaal over. Nicolas-Jacques Conté stelde voor de ballons aan te wenden voor oorlogsdoeleinden en kreeg in 1793 toestemming een instituut op te richten in Meudon; er werd een luchtmachteenheid opgericht de Compagnie d'aérostiers. Bij de Slag bij Fleurus (1794) werd voor het eerst een luchtballon ingezet voor militaire luchtverkenning. Op 11 augustus 1978 werd de Atlantische Oceaan in zes dagen per heteluchtballon overgestoken. Gedurende deze tijd werd een afstand van 5000 km afgelegd.
    Op 19 maart 1784 berichtte de Groninger Courant dat Jan Modderman samen met Gerrit van Olst in Groningen een ballonvaart georganiseerd had. Vanaf een van de scheepswerven van de gebroeders Modderman werd een zelfgemaakte papieren heteluchtballon met daaraan een vogel in een kooi opgelaten om 15 kilometer verderop in het Drentse Bunneweer te landen. Jan Modderman was daarmee de eerste Nederlander die met succes een heteluchtballon liet opstijgen.[1] Daarna volgde een geslaagde ballonvaart in Amsterdam op 25 maart 1784 langs de Amstel. De ballon was rood-wit-blauw gekleurd. De experimenten zijn herhaald in Leiden en op 14 mei in Leeuwarden. De ballon werd door een troep jongens met stokken aangevallen en geheel gesloopt en vernield. Een mislukte ballonvaart op 20 juli 1785 bij de Utrechtse poort leidde tot een rel. De menigte begon met stenen en dakpannen te gooien naar de initiatiefnemer, die in een kroeg een goed heenkomen zocht. De eerste bemande ballonvaart in Den Haag vond plaats op 12 juli 1785, uitgevoerd door Blanchard vanuit de paleistuinvan paleis Noordeinde. Bij de landing nabij Zevenhuizen werd de ballon door woedende boeren kapotgeprikt. De eerste ballonvaart in Nederland door een Nederlander vond plaats op 29 september 1804 door de Haarlemse fabrikant en instrumentmaker Abraham Hopman. Zijn aanvankelijke mislukte poging leverde hem de bijnaam Abraham Fopman op. In 1870 kwam, per ongeluk, de eerste ballonpostvlucht aan in Nederland, nabij het plaatsje Castelré landde de Franse ballon Archimède met post uit het omsingelde Parijs (De FransDuitse oorlog). Dit feit wordt herdacht met een monument in Castelré en een gevelsteen in het stadhuis van Baarle-Nassau. Een ballon kan een veel grotere hoogte bereiken dan enig ander luchtvaartuig en wordt alleen door raketten overtroffen. De officieel als hoogste geregistreerde vlucht met een heteluchtballon vond plaats op 26 november 2005 door de Indiase zakenman Vijaypat Singhania. Met een 48 meter hoge heteluchtballon steeg de 67-jarige man om 06:45 uur (02:15 CET) in Bombay op. Ongeveer drie uur later was hij op een hoogte van 21 291 m. Hiermee slaagde hij er niet in zijn doel, namelijk 21 336 m (70 000 voet) te bereiken, maar toch had hij het vorige record, dat in juni 1988 door Per Lindstrand in Plano (Texas) met 19 811 m gevestigd was, duidelijk verbeterd. Volgens een BBC-verslaggever ter plaatse werd het opstijgen van de heteluchtballon voor de recordpoging begeleid door een band, waren er honderden toeschouwers en deed een nationale televisieomroep er verslag van. De piloot bevond zich in een 560 kg zware aluminium cabine, ongeveer 2,7 bij 1,4 m groot. De cabine stond onder druk en was verwarmd om de piloot tegen de extreem lage druk en temperaturen van 93°C te beschermen. De ballon bevatte ongeveer 45 500 m³ lucht, die verhit werd door 18 branders die vanuit drie brandstoftanks gevoed werden. De piloot beschikte over VHF-radio, GPS en een satelliettelefoon. De ballon was ook voorzien van een mechanisme om in geval van nood met een parachute een noodlanding te kunnen maken. De vaart duurde ongeveer 5 uur: drie uur waren nodig om de maximale hoogte te bereiken, de afdaling duurde ongeveer twee uur. De ballon landde in Panchale in het westen van India. De hoogste bemande vlucht met een gasballon werd op 24 oktober 2014 uitgevoerd door Alan Eustace die een hoogte van 41,42 km bereikte. Op die hoogte sprong hij vanuit de capsule onder de ballon naar beneden en verbeterde daarmee een ander record, namelijk voor de hoogste parachutesprong ooit. De vorige recordhouder was Felix Baumgartner. Een ballon drijft met de wind mee, en het is aan boord dan ook windstil. De passagiers kunnen in de mand de krant lezen of de kaart uitvouwen zonder last te hebben van de wind. Bij een eenvoudige ballonvaart met een heteluchtballon, waarbij geen spectaculaire hoogtes worden bereikt, is het nauwelijks nodig warme kleren aan te trekken. Omdat de landing onvoorspelbaar is, de mand zal door
    de wind vaak omvallen waarbij de passagiers in de modder zouden kunnen belanden, is het niet aan te bevelen in zondagse kleding te varen. Het landen van een luchtballon is complex en kan bemoeilijkt worden als er een harde wind staat. In principe is het landen het omgekeerde proces van het opstijgen. Door de lucht in de ballon minder frequent op te warmen met de brander koelt de lucht in de ballon af en gaat weer krimpen, waardoor de dichtheid (soortelijk gewicht) hoger wordt. Hierdoor zal de ballon minder snel stijgen en op een gegeven moment gaan dalen. Het proces kan versneld worden door een ventiel boven in de ballon te openen om hete lucht of gas te laten ontsnappen. Door de brander af en toe even aan te steken, kan de daalsnelheid van de ballon onder controle worden gehouden. Bij een gasballon wordt de daling ingezet door het ventiel te openen, zodat er gas ontsnapt. Meestal kiest de ballonvaarder voor de landing een weiland, liefst zonder vee, waar ruimte genoeg is om de ballon om te kiepen en de warme lucht of het gas te laten weglopen. Doordat de ballon met de wind meedrijft kan hij pas op het laatste moment beslissen waar hij zal landen, en dat is voor de grondeigenaar dus altijd onaangekondigd. Kort voor de landing moet de daalsnelheid vertraagd worden, door snel nog even wat ballast uit te werpen (bij een gasballon) of de gasbranders aan te steken (heteluchtballon). Dit is een subtiel precisiewerk, omdat bij een teveel aan gewichts- of heteluchtsverlies de ballon weer zal stijgen. Vroeger werd er een anker gebruikt maar daarmee werd soms veel schade aangericht. Staat er veel wind, dan zal de ballon na de landing meteen omvallen, en de mand ook. Een gasballon heeft een scheurbaan, - een strook stof die boven in de omhulling is geplakt en met een ruk wordt losgetrokken zodat de ballon snel leegloopt. Bij zwakke wind valt de ballon niet om. De ballonvaarder zal nu de omhulling niet leeg laten lopen, want dan krijgen de inzittenden het doek en de hete lucht over zich heen. De ballonvaarder houdt het gas warm en de passagiers moeten in de mand blijven om de ballon aan de grond te houden. Er wordt gewacht op de komst van de crew die de ballon omtrekt. Crew is ballonvaardersjargon voor teamleden. Een ballonteam bestaat uit een piloot en een of meer crewleden, meestal vrijwilligers. De crew assisteert bij het gereedmaken van de ballon. Ook de passagiers kunnen helpen. Nadat de ballon is opgestegen rijdt de crew er met auto en aanhangwagen achteraan. Een radioverbinding met de ballon maakt het makkelijker. Na de landing is de crew vaak de eerste die de landeigenaar spreekt. Nadat de ballon is ingepakt, zorgt de crew weer dat iedereen thuis wordt gebracht. Voor onderzoek van hogere luchtlagen kan een onbemande ballon worden gebruikt. Dit geldt onder andere voor de weerballon, die tot zeer grote hoogte kan stijgen - veel hoger dan een vliegtuig. Een weerballon bestaat uit een flexibele latex-envelop, waarin helium of waterstofgas wordt gepompt. De weerballon wordt bij de vulopening zorgvuldig afgesloten, zodat geen gas uit de ballon kan ontsnappen. Door uitzetting tijdens het stijgen zal de ballon op een gegeven moment barsten. Voor langdurige onderzoeksmissies in de bovenlucht wordt de 'zero-pressure-ballon' toegepast, die openingen heeft waaruit overtollig gas kan ontsnappen, zodat de ballon op een bepaalde hoogte blijft zweven. Een dergelijke ballon wordt slechts gedeeltelijk met gas gevuld. In Nederland worden verschillende ballonevenementen gehouden, zoals de Friese Ballonfeesten in Joure, Ballonfiësta Barneveld in Barneveld, Twente Ballooningin Oldenzaal, Breda Ballon Fiësta in Breda, Eindhoven Ballooning in Eindhoven het Ballonnenfestival in Hardenberg in Hof van Twente de Höfteballooning en De Brabantse Ballonfeesten. België kent onder andere de Vredefeesten in Sint-Niklaas en de Ballonhappening in Waregem en Eeklo. Ook in andere landen vindt dit soort evenementen plaats, bijvoorbeeld het Bristol International Balloon Fiesta in Bristol.







    04-06-2018 om 09:13 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 4 juni Ghysen J
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    4 juni 2014 overlijden van John Ghysen os Ghysen (Hasselt, 1 mei 1926 – aldaar, 4 juni 2014) was een Vlaams radio- en tv-presentator, schrijver en blogger. Jos Ghysen werd geboren in Hasselt, waar hij in het Sint-Jozefscollege school liep. Toen Ghysen veertien jaar was, brak de oorlog uit. Deze periode had een grote invloed op hem. Geïnspireerd door een leraar die geregeld stukjes van Johan de Maegt uit Het Laatste Nieuws voorlas,[1] is hij zelf cursiefjes beginnen te schrijven. In een lokaal weekblad, 'het Aankondigingsblad', publiceerde hij op 14 oktober 1944 zijn eerste cursiefje. De uitgever van het blad zei hem: doe dit voortaan maar iedere week, wat Ghysen vijftig jaar lang ononderbroken gedaan heeft. In diezelfde naoorlogse periode heeft hij ook kort als journalist voor Het Belang van Limburggewerkt, tot hij zijn opleiding als onderwijzer voltooide. Aan het college van Mechelen-aan-de-Maas studeerde hij af voor onderwijzer. Hij ging er dadelijk aan de slag als leraar van het zevende leerjaar. In de jaren vijftig van de 20e eeuw debuteerde hij als schrijver onder het pseudoniem "André Roggen". Zijn roman "Requiem voor Christine" (1958) werd bekroond met de Eugeen Leen-prijs. Van 1967 tot 1990 presenteerde hij wekelijks op zaterdag het legendarische radioprogramma Te bed of niet te bed op de gewestelijke radio-omroep BRT2 Limburg. Ook was Ghysen bekend om zijn cursiefjes die hij wekelijks voorlas in Het Schurend Scharniertje (1954-1994) en waarvan er vele zijn gepubliceerd in diverse boekjes. Andere populaire radioprogramma's van Ghysen waren Zondagsparasol (1964-1966) en Het zal je plaat maar wezen, later herdoopt tot Rodenbachstraat 29 (1973-1976), een muzikaal verzoekprogramma waar hij wekelijks een miljoen luisteraars mee bereikte. Sinds november 2005 had Ghysen een blog waarop hij regelmatig korte stukjes plaatste. Op aanvraag van Sven Ornelis schreef en las hij ook one-liners voor in het ochtendprogramma dat Sven Ornelis op Q-music presenteert. In 2009 werd hij door de lezers en de vakjury van het computermagazine Clickx Magazineverkozen tot Blogger van het jaar In de jaren 80 presenteerde hij diverse televisiespelprogramma's op de openbare omroep. Na zijn pensionering bij de BRT ging hij aan de slag als televisiepresentator bij de commerciële omroep VTM. Hier presenteerde hij onder meer Zondag Josdag en was te gast in het moppenprogramma HT&D. In 2012 bracht zijn voormalige collega Kris Smet naar buiten dat Ghysen in de jaren zeventig jarenlang zijn medepresentatrice van Te bed of niet te bed Ireen Houben seksueel geïntimideerd en misbruikt zou hebben. Ghysen ontkende dat. Ghysen stierf in 2014 op 88-jarige leeftijd.

    04-06-2018 om 09:11 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZORBA

     

    03-06-2018 om 10:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juni 2001 ZORBA

    3 juni 2001 overlijden Anthony Quinn Antonio Rudolfo (Anthony) Quinn Oaxaca ( Chihuahua, 21 april 1915 – Boston, 3 juni 2001) was acteur, schilder en beeldhouwer. Quinn was de zoon van een Iers-Mexicaanse vader die in Los Angeles werkte als cameraman. Na het overlijden van zijn vader was hij genoodzaakt voor zijn oma, moeder en zusters te zorgen. Hij werkte in een matrassenfabriek, speelde saxofoon in het evangelisch orkest van Aimee Semple McPherson en studeerde en werkte met architect Frank Lloyd Wright. Wright overtuigde Quinn ervan om de toneelschool te gaan volgen om zijn spraak te verbeteren. Zodoende werd de weg naar het theater geopend. Quinn had al op het toneel gestaan met Mae West in Clean Beds (1936) en al een eerste rol gehad in de film Parole (1936). Hij wees regisseur Cecil B. DeMille terecht ten overstaan van het voltallige filmteam. Quinn speelde een Cheyenne-indiaan in The Plainsman (1937). Na een zoveelste tirade van de regisseur reageerde hij door te vertellen hoe de scène wél gefilmd kon worden en dat DeMille de $75 dagsalaris in zijn gat kon steken. DeMille staarde Quinn hierop enige tijd zwijgend aan en verkondigde toen dat Quinn gelijk had. De setting werd gewijzigd. DeMille zei hier later over: "It was one of the most auspicious beginnings for an actor I've ever seen." Quinn speelde in nog twee films (The Buccaneer 1938, Union Pacific 1939) van de regisseur. Hij verleidde en trouwde DeMilles geadopteerde dochter Katherine en regisseerde in 1958 the remake van The Buccaneer, met DeMille als uitvoerend producent. Dit werd DeMilles laatste project voor diens dood. Quinn ontkwam aan het label 'DeMilles schoonzoon' door een aanzienlijke eigen reputatie te verwerven. Hij hield het meer dan zeventig jaar vol in de filmindustrie. Quinn werd vier keer genomineerd voor een Oscar en verzilverde die nominaties twee keer, beide keren in de categorie 'beste mannelijke bijrol' in 1952 en 1956. (alleen nominatie: Wild Is the Wind in 1957 en Zorba de Griek in 1964). Hij heeft van alle Oscarwinnaars, met de meeste Oscarwinnaars (voor acteerwerk) samengespeeld, namelijk 46: 28 acteurs en achttien actrices. Quinn is drie keer getrouwd geweest: met Katherine deMille, Iolanda Addolori en Kathy Benvin. Hij was de vader van dertien kinderen die voortkwamen uit deze huwelijken en uit buitenechtelijke relaties. Met Addolori kreeg hij onder andere zoon Francesco Quinn, die met rollen in meer dan dertig films en verschillende televisieseries het nadrukkelijkst in zijn vaders voetsporen trad als acteur. Quinn stierf op 86-jarige na een ziekbed van zeventien dagen aan longontsteking en ademhalingsproblemen.







    03-06-2018 om 10:38 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juni curtis mayfield

    Curtis Mayfield (Chicago, 3 juni 1942 – Roswell, Georgia, 26 december 1999) Eind jaren vijftig vormde hij samen met Jerry Butler de zanggroep The Impressions. The Impressions scoorden hits met "For Your Precious Love" en "Gypsy Woman". Nadat Butler zich losmaakte van de groep om een solocarrière te beginnen, werd Mayfield de leadzanger van de zanggroep. Hij was tevens de gitarist van de groep en schreef veel van de liedjes. Veel van deze hits, waaronder "Keep on Pushing", "People Get Ready" en "We're a Winner", waren politieke boodschappen, die het optimisme en de trots in de Afro-Amerikaanse gemeenschap vertolkten. In 1970 verliet Mayfield The Impressions en begon hij een solocarrière. Hij bereikte commercieel en artistiek zijn hoogtepunt met Super Fly, de soundtrack voor de gelijknamige film. Op Super Fly leverde hij commentaar op het zware leven in het getto en uitte hij kritiek op drugsmisbruik. Samen met Stevie Wonder en Marvin Gaye werd Curtis Mayfield beschouwd als een van de belangrijkste exponenten van de funky, geëngageerde soulmuziek die begin jaren zeventig ontstond. Latere albums waren minder succesvol, maar Curtis Mayfield wist nog enkele hits te scoren gedurende de jaren zeventig en tachtig. Op latere nummers uitte hij nog steeds kritiek op onder andere raciale problemen en de Vietnamoorlog. In augustus 1990 raakte hij tot aan zijn nek verlamd toen tijdens een concert in Brooklyn, New York een lichtbak op hem viel. In 1993 werd hij opgenomen in de Georgia Music Hall of Fame. Ondanks zijn verlamming bracht hij in 1996 nog een album uit, New World Order. In 1998 moest een van zijn benen worden geamputeerd als gevolg van diabetes. In december 1999 overleed hij. Curtis Mayfield werd 57 jaar oud. was een Amerikaans soul- en funkzanger, -liedschrijver en -gitarist. Zijn muziek werd gekenmerkt door symfonische soul met een hoge tenorstem, en was van grote invloed op de Chicago soul en hiphop. Hij was een van de eerste artiesten die in zijn muziek aandacht gaf aan de rassenproblematiek en de burgerrechtenbeweging. Mayfield werd vooral bekend met de soundtrack van de blaxploitationfilm Super Fly.





    03-06-2018 om 10:36 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 3 juni 1906 Josephine Baker

    3 juni 1906 Josephine Baker Josephine Baker of Joséphine Baker , artiestennaam van Freda Josephine McDonald ( Saint Louis (Missouri), 3 juni 1906 Parijs, 12 april 1975) was een AmerikaansFranse danseres, zangeres en actrice. Baker groeide op in armoede. Als kind was ze dienstmeid bij verschillende families om vanaf haar twaalfde als dakloze te leven. Ze bedelde door op straat voor voorbijgangers te dansen. Op haar vijftiende trad ze op in het Vaudeville in Saint Louis. Hierna verhuisde ze naar New York en debuteerde begin jaren twintig op Broadway. Hierna trad ze op in Europa en Zuid-Amerika, in Parijs voor het eerst in 1925, onder andere in de Folies Bergère. In deze tijd verscheen ze ook bijna naakt op het podium en werd beroemd vanwege haar bananenrokje en haar erotische dansen. Vaak had ze dan een jachtluipaard bij zich, die zelfs een keer in de orkestbak gesprongen is. In 1937 nam ze de Franse nationaliteit aan door met de Fransman Jean Lion te trouwen en ging ze definitief in Frankrijk wonen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed ze verzetswerk voor de Résistance door haar positie te gebruiken om inlichtingen te verkrijgen. Hiervoor werd zij later onderscheiden met het Croix de Guerre, de Herinneringsmedaille van de Vrijwilligers van het Vrije Frankrijk en de Verzetsmedaille. Zij droeg ook het ridderkruis van het Legioen van Eer. Baker zette zich na de oorlog in voor de rechten van Afro-Amerikanen. Zo weigerde ze zelf in gesegregeerde zalen op te treden. In 1951 werd haar de toegang tot een club in New York geweigerd. Grace Kelly, die wel binnengelaten was, besloot meteen het pand te verlaten met al haar vrienden en nooit meer terug te komen. Hierna werden Baker en Kelly goede vrienden. In 1963 liep ze met Martin Luther King mee in de March on Washington waarbij ze de enige vrouwelijke spreker was. Na de moord op Martin Luther King werd haar gevraagd om zijn plaats in te nemen. Ze bedankte voor de eer, omdat ze haar kinderen te jong vond om hun moeder te verliezen. Op 12 april 1975, vier dagen na de opening van een succesvolle première van een nieuwe revue, werd Baker dood in bed gevonden. Ze had een hersenbloeding gehad. Ze ligt begraven in het Cimetière de Monaco in Monte Carlo. In Château des Milandes is een expositie van wassen beelden, kleding en voorwerpen te zien over het leven van Josephine Baker In 1941 had Baker een miskraam waarna haar baarmoeder verwijderd moest worden. Later adopteerde ze twaalf kinderen uit alle delen van de wereld, haar kinderen werden daarom wel de regenboogkinderen (la tribu arc-en-ciel) genoemd. Een tijd lang woonde ze met haar kinderen in het Château des Milandes in Castelnaud-la-Chapelle in de Dordogne. De Nederlandse schrijver en illustrator Piet Worm schreef hierover in 1957 het kinderboek De Regenboogkinderen. Josephine Baker heeft diverse relaties gehad:









    03-06-2018 om 10:34 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juni van gogh

    2 juni 1973
    Koningin Juliana opent het Van Gogh-museum in Amsterdam.
    Het Van Gogh Museum is een aan de Nederlandse kunstschilder Vincent van Gogh gewijd museum, aan de Paulus Potterstraaten het Museumplein in Amsterdam, in het stadsdeel Zuid. De verzameling van het museum bevat ruim tweehonderd schilderijen, vijfhonderd tekeningen en zevenhonderd brieven van Vincent van Gogh, alsmede diens verzameling Japanse prenten, en de bibliotheek omvat meer dan 23.000 werken. Van Vincent van Gogh werden bij leven slechts twee schilderijen verkocht.Na zijn dood liet Vincent zijn complete werk na aan zijn jongere broer, Theo van Gogh. Bij Theo's dood ging de verzameling over in handen van diens weduwe, Jo van Gogh-Bonger. Zij verkocht een aantal werken, maar hield een collectie bijeen die representatief was voor Van Goghs oeuvre. Na haar overlijden in 1925 kwamen de kunstwerken in bezit van haar zoon Vincent Willem van Gogh (de grootvader van de in 2004 vermoorde filmmaker Theo van Gogh). In 1960 richtte deze de Vincent van Gogh Stichting op. Naast hemzelf en zijn echtgenote hadden ook zijn drie nog levende kinderen zitting in de stichting, evenals een vertegenwoordiger van de Nederlandse regering. Op 21 juli 1962 werd een overeenkomst ondertekend tussen de Staat der Nederlanden en de Vincent van Gogh Stichting. De familie Van Gogh droeg voor 15 miljoen gulden de gehele verzameling, bestaande uit 200 schilderijen van Vincent van Gogh en Paul Gauguin, 400 tekeningen, en alle brieven van Vincent, over aan de staat. De belangrijkste voorwaarde was dat de gehele collectie in een aan Van Gogh gewijd museum zou worden ondergebracht. Hiermee werd de grondslag gelegd voor het Van Gogh Museum. Het museum opende in 1973 haar deuren met Emile Meijer als eerste directeur. Destijds was het een rijksmuseum, tegenwoordig is het museum een zelfstandige stichting en maken de schilderijen deel uit van de rijkscollectie Het hart van de collectie vormen de schilderijen van Van Gogh, de grootste collectie van zijn schilderijen ter wereld. Bekende werken van Van Gogh, zoals De aardappeleters, Het gele huis, Zonnebloemen en De slaapkamer zijn hier te vinden. Vincent van Gogh schreef veel brieven, vooral aan zijn broer Theo. Het grootste deel van deze brieven wordt bewaard in het museum. Van Goghs invloed op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de twintigste-eeuwse kunst. Daarom heeft het museum naast werken van Van Gogh ook werk van andere kunstschilders die door hem zijn beïnvloed of met hem hebben samengewerkt. Het museum heeft werken van onder meer: Paul Gauguin Jozef Israëls Claude Monet Camille Pissarro Georges Seurat Paul Signac Henri de Toulouse-Lautrec Sinds 1991 valt De Mesdag Collectie in Den Haag onder de verantwoordelijkheid van het Van Gogh Museum.
    Op 7 december 2002 werden twee schilderijen van Van Gogh uit het museum gestolen. Het ging om Uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen uit 1884 en Zeegezicht bij Scheveningen uit 1882. De twee dieven gebruikten een ladder om op het dak te klimmen.] In december 2003 werden de daders veroordeeld maar waren de schilderijen nog niet teruggevonden. Pas in 2016, 14 jaar na de diefstal, werden de doeken in Italië teruggevonden. De doeken bleken in het bezit te zijn van de Napolitaanse maffia en waren verstopt in een huis bij Pompeï. Op 19 januari 2017 besloot de rechtbank te Napels de gestolen werken terug naar het Van Gogh Museum te sturen.Vanaf 22 maart 2017 zijn de twee werken weer te zien in het museum. Het Van Gogh Museum bestaat uit twee gebouwen: het hoofdgebouw dat in 1973 werd geopend, en de nieuwe vleugel die in 1999 werd geopend. Het hoofdgebouw werd in 1963-1964 in opdracht van de Staat der Nederlanden (Rijksgebouwendienst) ontworpen door de Nederlandse architect Gerrit Rietveld. Eerder was men in gesprek met architect Duintjer, maar om onbekende redenen werd deze samenwerking beëindigd. Na Rietvelds dood in 1964 werd diens schetsontwerp uitgewerkt door zijn compagnons Joan van Dillen en J. van Tricht. Daarbij werd nadrukkelijk afgeweken van Rietvelds plannen voor de gevels, die afwisselend uit geglazuurde baksteen en uit staalplaten met een holle vorm bekleed hadden moeten worden. Rietvelds opvolgers kozen voor een overal aangebrachte imitatiebreuksteen van beton, die al snel grote technische problemen in het interieur zou gaan opleveren. Met de bouw werd in 1969 begonnen. De opening vond plaats op 2 juni 1973; de bibliotheek was overigens al in 1969 opengegaan. Het gebouw uit betonsteen en glas bestaat uit een aantal ruimtes rond een centrale vide, ontworpen op een grit van vijf meter. Zowel de permanente collectie als de tijdelijke tentoonstellingen werden hier ondergebracht. In de loop der jaren werden in het gebouw tal van wijzigingen aangebracht. Terwijl de nieuwe vleugel werd gebouwd, werd het hoofdgebouw in 1998-1999 verbouwd, naar een ontwerp van Martien van Goor. Hij bracht de indeling van het hoofdgebouw meer in overeenstemming met het oorspronkelijke ontwerp, en verplaatste de kantoren naar een glazen aanbouw. Sinds de opening van de nieuwe vleugel wordt het hoofdgebouw alleen gebruikt voor de permanente tentoonstelling. De nieuwe vleugel is ontworpen door Kisho Kurokawa. Het gebouw is speciaal bedoeld voor tijdelijke tentoonstellingen, en werd gefinancierd door een gift van The Japan Foundation van de Yasuda verzekeringsmaatschappij in Tokio. Het is een met natuursteen en titanium bekleed ellipsvormig gebouw, uitgevoerd in beton, dat half in de grond ligt. Via een ondergrondse doorgang, die sinds 2015 ook als hoofdingang dient, is het met het hoofdgebouw verbonden. De openingstentoonstelling was gewijd aan Vincents broer Theo van Gogh Eind september 2012 sloot het museum voor de duur van een zeven maanden. In verband met nieuwe brandveiligheidseisen vond een verbouwing plaats, waarbij onder andere vluchtroutes voor het publiek werden aangelegd en het gebouw werd gerenoveerd. De 75 belangrijkste werken waren in die periode (tot eind april 2013) te zien in museum De Hermitage in Amsterdam, waar de tentoonstelling van de schilderijen van Van Gogh werd gecombineerd met een tentoonstelling van Franse impressionisten, een collectie uit De Hermitage in Sint-Petersburg. De verbouwing werd aangekondigd op 24 juni 2011, terwijl de andere musea aan het Museumplein, het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum langdurig gesloten waren wegens verbouwing. De heropening was op 1 mei 2013. In 2011 was het Van Gogh Museum het best bezochte museum van Nederland met gedurende dat jaar 1,5 miljoen bezoekers. Op 14 augustus 1975 werd ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het GVB in een van de vleugels de expositie Halte 75 geopend, die tot september doorliep. Tussen 9 februari en 2 juni 2002 was er een tentoonstelling gewijd aan de belangrijke relatie tussen Van Gogh en Paul Gauguin. De tentoonstelling was onder meer bijzonder omdat er voor de eerste keer de drie versies van zijn Vaas met vijftien zonnebloemen naast elkaar waren te zien: de versie uit de National Gallery, die van het Van Gogh zelf, en de versie die in 1987 door het Japanse bedrijf Yasuda voor een recordbedrag van 25 miljoen pond werd aangekocht. Over dit laatste werk is altijd enige commotie blijven bestaan omdat er wellicht sprake zou zijn van een vervalsing, bijvoorbeeld door de Franse schilder Émile Schuffenecker (1851-1934).
    In 2006 was er een grote tentoonstelling gewijd aan de schilderijen van Rembrandt van Rijn en de Italiaanse kunstschilder Caravaggio. Vele topstukken uit het buitenland, waaronder De Emmaüsgangers (National Gallery, Londen), Amor Vincit Omnia (Gemäldegalerie, Berlijn) en Het offer van Isaac (Uffizi, Florence) kwamen hiervoor naar Nederland. De tentoonstelling was een groot succes, ondanks de vrij hoge toegangsprijs (20 euro zonder korting). Deze tentoonstelling werd samen georganiseerd met het Rijksmuseum. Van 24 november 2006 tot en met 4 maart 2007 was er een tentoonstelling getiteld 'Vincent van Gogh en het Expressionisme. Hier werden 20 werken van Van Gogh en 40 expressionistische werken tentoongesteld. Getoond werd de invloed die Van Gogh had op de Duitse en Oostenrijkse expressionisten. Van 21 september 2007 tot en met 20 januari 2008 was er de tentoonstelling Barcelona 1900. Van 14 november 2008 tot en met 13 februari 2009, Stedelijk Museum te gast: Fauvisten en expressionisten. Van 16 mei 2008 tot en met 4 januari 2009 de tentoonstelling Vincent van Gogh en het Franse stilleven. Van 13 februari tot en met 7 juni 2009 de tentoonstelling Van Gogh en de kleuren van de nacht. Van 9 oktober 2009 tot en met 3 januari 2010 de tentoonstelling Van Goghs brieven. De kunstenaar aan het woord. Er zijn 120 originele brieven te zien. Ook is er een nieuwe editie van de brieven van Vincent van Gogh uitgeven in zes boekdelen met 819 brieven die door Vincent van Gogh zijn geschreven en 83 brieven die aan hem zijn gericht. Door het Van Gogh Museum en het Huygens Instituut is 15 jaar onderzoek naar de brieven gedaan. Van 19 februari tot en met 6 juni 2010 de tentoonstelling Paul Gauguin. De doorbraak naar moderniteit. Van 1 mei 2013 tot en met 12 januari 2014 de tentoonstelling Van Gogh aan het werk, jubileumtentoonstelling om het afsluiten van acht jaar onderzoek naar Van Goghs werkwijze te vieren.





    02-06-2018 om 09:44 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juni de pil
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    2 juni 1999 In Japan wordt op 2 juni 1999 door een medische adviesraad voor de regering het gebuik van de anticonceptiepil toegestaan. Japan was tot dan toe het enige geïndustrialiseerde land in de wereld waar de pil verboden was. Condoomfabrikanten zijn er dertig jaar lang in geslaagd de anticonceptiepil buiten de deur te houden. Nu eens beweerden ze dat de pil niet werkte, dan weer was hij levensgevaarlijk en zou losbandigheid en verspreiding van seksueel overdraagbare ziektes bevorderen. Slechts een zeer ouderwetse variant, een soort hormonenbom, mocht op medische gronden worden voorgeschreven. Een gevolg van de ban op de pil was dat Japan een van de hoogste abortuscijfers van de wereld kende. Op verscheidene plaatsen in Japan zijn "begraafplaatsen" voor geaborteerde kinderen. Onafzienbare rijen poppen vormen daar de herinnering aan kinderen die werden verwekt, maar er nooit kwamen.

    02-06-2018 om 09:42 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 2 juni 1904 tarzan

    2 juni 1904 TARZAN Peter Johann Weissmüller (Freidorf (Oostenrijk-Hongarije), 2 juni 1904 – Acapulco (Mexico), 20 januari 1984) was een zwemkampioen in de jaren 20 van de twintigste eeuw en vertolker van Tarzan tussen 1932 en 1948. Hij nam tweemaal deel aan de Olympische Spelen en won hierbij in totaal zes medailles. Hij werd geboren als Peter Johann Weissmüller in Freidorf (een wijk in het huidige Timişoara in Roemenië) in het toenmalige Oostenrijk-Hongaarse rijk en gedoopt als János Weissmüller. Zijn ouders waren de Duitssprekende Oostenrijkers Petrus Weißmüller en Erzsébet Kersch. Toen Johnny zeven maanden oud was verhuisde de familie naar de Verenigde Staten. Met de S.S. Rotterdam vertrokken zij op 14 januari 1905 uit Rotterdam en kwamen twaalf dagen later aan in New York. Bij aankomst werden hun namen veranderd in de meer Engels klinkende namen Peter, Elizabeth en Johann Weissmuller. Na een kort verblijf in Chicago, Illinois, waar ze familie bezochten, verhuisden zij naar de mijnstad Windber in Pennsylvania. Peter Weissmuller werkte hier als mijnwerker. Op 3 september 1905 werd een broertje van Johnny geboren: Peter Weissmuller Jr. Na een aantal jaren in Pennsylvania gewoond te hebben verhuisde de familie naar Chicago. Johnny's vader was de eigenaar van een bar en zijn moeder werd chef-kok in een restaurant. Uit documenten die Elizabeth Weissmuller indiende in Chicago blijkt dat zijn ouders later scheidden. Zijn moeder werd dus geen weduwe van Johnny's vader (die zou zijn overleden aan tuberculose als gevolg van zijn werk in de mijnen) zoals veel bronnen abusievelijk vermelden. Al op jonge leeftijd waren Johnny en zijn broer goede zwemmers. De stranden van het Michiganmeer werden hun favoriete zomerbestemming. Hij werd lid van het Stanton Park-zwembad en won alle jeugdtoernooien. Op zijn twaalfde werd hij opgenomen in het YMCA-zwemteam. Na zijn schooljaren werkte Weissmuller een tijdlang als liftboy in een hotel. In zijn vrije tijd trainde hij zich verder in het zwemmen. Weissmuller was een van de beste zwemmers aller tijden. Hij was wereldrecordhouder op de 100 meter en haalde in totaal vijf gouden Olympische medailles: 1922: De eerste in de geschiedenis die de 100 meter vrije slag onder de minuut zwom (58,6 sec.) 1924: drie gouden en één bronzen medaille op de Olympische Spelen in Parijs: Goud: 100 meter en 400 meter vrije slag, 4 x 200 meter estafette Brons: waterpolo 1928: 2 gouden medailles op de Olympische Spelen in Amsterdam: 100 meter vrije slag en 4 x 200 estafette In 1932 speelde Weissmuller de hoofdrol in Tarzan the Ape Man. De vrouwen vielen in katzwijm voor deze kampioen. Hij zou tot 1948 in twaalf Tarzan films meedoen. Vanaf 1934 werd Maureen O'Sullivan zijn vaste tegenspeelster als Jane. Beiden werden grote filmsterren. Weissmuller had echter minder succes in andere zaken. Vijf huwelijken strandden en hij geraakte financieel aan de grond. Zijn reputatie en sterrenstatus raakte hij kwijt. Op 20 januari 1984 overleed hij aan de gevolgen van longoedeem. Bij het ter aarde laten van zijn doodskist klonk zijn typerende Tarzanroep driemaal. Dit was al vastgelegd voor zijn dood, op zijn eigen verzoek. Weissmuller werd 79 jaar.









    02-06-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.the beatles

     

    01-06-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juni the beatles

    1 juni 1967 The Beatles Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band The Beatles was een popgroep uit de Engelse stad Liverpool. De groep was actief van 1960 tot 1970 en wordt algemeen beschouwd als de meest invloedrijke band uit de geschiedenis van de popmuziek.[1] De bezetting bestond uit John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr; andere vroege leden waren Stuart Sutcliffe en Pete Best. Al vrij snel na hun doorbraak kregen de leden van The Beatles te maken met hysterische reacties van voornamelijk jonge tienermeisjes, die tijdens concerten de muziek met hun gegil overstemden. Voor dit gedrag raakte de term "Beatlemania" in zwang. Tijdens hun carrière verrichtten ze pionierswerk in de geluidsstudio, waarvoor ze in brede kring lof oogstten. Onder hun invloed groeide de popmuziek uit van een op Amerikaanse rhythm-and-bluesgebaseerd genre tot een veel breder georiënteerde muzieksoort. Met de ontwikkeling en de verfijning van hun muziek, geleid door het songwritersduo Lennon-McCartney, werd The Beatles steeds meer beschouwd als belichaming van de gezamenlijke idealen van de sociaal-culturele revoluties tijdens de jaren zestig. The Beatles-leden John Lennon en Paul McCartney waren de belangrijkste liedjesschrijvers van het viertal. De Amerikaanse artiesten die ze bewonderden en die ze als inspiratiebronnen beschouwden waren Chuck Berry, Little Richard, Fats Domino, Elvis Presley, The Everly Brothers, Buddy Holly, de songwriter Smokey Robinson en, na 1964, de folksinger-songwriter Bob Dylan maar ook Harry Nilsson.Tot de bekendste nummers van The Beatles behoren: I Want to Hold Your Hand, She Loves You, Yesterday, Michelle, Yellow Submarine, Lucy in the Sky with Diamonds, All You Need Is Love, Hey Jude, Let It Be, Help!, Penny Lane, In My Life en Strawberry Fields Forever. The Beatles zijn tot nu toe de bestverkopende band in de geschiedenis, met een geschatte omzet van meer dan 600 miljoen platen wereldwijd. De groep staat bovenaan de lijst van de meest succesvolle ‘Hot 100’ kunstenaars aller tijden van het Amerikaanse Billboard Magazine; in 2015 houdt de groep het record voor de meeste nummers-een op de Billboard Hot 100-lijst met twintig. The Beatles kreeg tien Grammy Awards, een Oscar voor beste originele muzieken vijftien Ivor Novello Awards. Collectief is The Beatles opgenomen in de 'Time 100: The Most Important People of the Century', een compilatie van de 100 meest invloedrijke personen van de twintigste eeuw van het tijdschrift Time. The Beatles staat nummer 1 op de lijst van de 100 invloedrijkste artiesten dat door het Amerikaanse muziektijdschrift Rolling Stone werd samengesteld. De groep werd ingewijd in de Rock and Roll Hall of Fame in 1988 en alle vier leden individueel tussen 1994 en 2015. Als echte hoogtepunten in het repertoire gelden de albums A Hard Day's Night (1964, soundtrack van de klassieke film), Rubber Soul (1965), Revolver (1966), Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band (1967), The Beatles (1968) en Abbey Road (1969). Hun album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uit 1967 geldt als een mijlpaal in de popgeschiedenis. De basis voor The Beatles werd op 6 juli 1957 gelegd, toen John Lennon op een festival in Woolton, Liverpool, tussen de optredens van zijn groep The Quarrymendoor Paul McCartney ontmoette.Die bracht op zijn beurt enige maanden later weer schoolvriend George Harrison mee die in eerste instantie door John Lennon te jong werd bevonden om tot de groep toe te treden. Harrison was toen 14, Lennon 17 en McCartney 15 jaar oud.
    In 1960 wijzigden ze op voorstel van Stuart Sutcliffe de groepsnaam eerst in Beatals, waarna nog enkele wijzigingen volgden (een maand heetten ze de Silver Beetles) en ze in augustus op de definitieve groepsnaam stuitten, een woordspelige combinatie van de woorden "beat" en "beetles", dat kevers betekent en een eerbetoon was aan de naar insecten vernoemde begeleidingsband van Buddy Holly, de Crickets (krekels). John Lennon, Stuart Sutcliffe en Paul McCartney waren regelmatig te vinden in club Jacaranda in Slater Street. The Beatles begonnen te spelen in de Jac in de zomer van 1960. De eigenaar van de club, Allan Williams kon tussen mei en augustus 1960 ook een aantal boekingen regelen voor optredens op andere locaties en werd zo de eerste manager van de band. Hij regelde ook optredens in Hamburg, waar hij ze persoonlijk naar toe reed. [7]. Ze leerden in Hamburg de zanger Tony Sheridan kennen, die daar ook in het clubcircuit optrad. In juni 1961 maakten ze als zijn begeleidingsgroep hun eerste platenopnamen. Twee van de liedjes die daarbij werden opgenomen, My Bonnie en The Saints, werden op single uitgebracht. Die werd in Duitsland een klein hitje, maar dat leverde voor The Beatles geen naamsbekendheid op: op de hoes werden ze helemaal niet vermeld en op het etiket heetten ze The Beat Brothers. De overige liedjes van de Hamburgse opnamesessies bleven op de plank liggen tot 1964, toen The Beatles beroemd waren geworden en platenmaatschappij Polydor probeerde mee te liften op het succes door ze op een lp (The Beatles' First) en een paar singles uit te brengen. In november 1961 maakte de groep kennis met Brian Epstein, die aanbood hun manager te worden.[Toen The Beatles daarmee akkoord gingen, begon Epstein verwoede pogingen te doen om voor hen een platencontract in de wacht te slepen. Op 1 januari 1962 deed de groep auditie bij Decca Records. Ze werd afgewezen. Pas op 6 juni 1962 leverde een auditie bij producer George Martin van Parlophone een platencontract op. Tot aan de definitieve samenstelling vonden nog diverse personeelswisselingen plaats; bekende ex-leden zijn bassist Stuart Sutcliffe die kort na het verlaten van de groep op 21jarige leeftijd overleed in het ziekenhuis van Hamburg, en drummer Pete Best, die ook nog eens onder een keur van namen optrad. Best werd bedankt voor zijn diensten op 16 augustus 1962 door Beatles-manager Brian Epstein. Reden hiervoor was dat George Martin bij hun auditie niet tevreden was over Bests drumwerk op de eerste versie van Love Me Do, het liedje dat later de eerste echte single van The Beatles zou worden. Toen de overige Beatles dit hoorden, drongen ze bij manager Epstein aan op het ontslag van Best. Ten slotte werd Ringo Starr gevraagd om bij de band te komen.Starr, wiens echte naam Richard Starkey is, speelde daarvoor bij Rory Storm and the Hurricanes, eveneens afkomstig uit Liverpool. Love Me Do werd bespeeld door Andy White, een sessiedrummer, omdat George Martin ook bij Ringo Starr niet tevreden was bij dit nummer, de tweede versie, waardoor de derde versie uiteindelijk de originele single werd. De muziek van The Beatles, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de Merseybeat, ontwikkelde zich vanaf 1961 explosief. Waren de eerste singles zoals Love Me Do gebaseerd op een drietal akkoorden en inhoudelijk nogal mager, al snel werden nieuwe instrumenten en akkoorden ingebracht en werden de muziek en liedteksten complexer. Op She Loves You sloegen The Beatles een nieuwe weg in door zich niet meer in de eerste persoon direct tot de (vrouwelijke) luisteraar te richten, maar de derde persoon te gebruiken. Muzikaal gezien was het einde van She Loves You, waarbij The Beatles gebruik maakten van een sextinterval, ook een progressie. Later maakten The Beatles onder andere als eerste popgroep gebruik van de sitar in Norwegian Wood (This
    Bird Has Flown)(1965)en gebruikten ze voor het eerst een strijkorkest voor McCartneys Yesterday (1965). De B-kanten van hun singles kregen vaak dezelfde 'hitpotentie' kregen als de A-kant. Ook werden meerdere singles uitgebracht met een dubbele A-kant, zoals We Can Work It Out/ Day Tripper en Penny Lane/Strawberry Fields Forever. De eerste succesjaren kenmerkten zich door een ongekende massahysterie, door de Britse pers in 1963 heel treffend Beatlemania genoemd. Hadden The Beatles in dat jaar alleen nog maar succes in eigen land en vanaf het najaar in Zweden, vanaf januari 1964 veroverde de groep ook de rest van de wereld. In Australië, de Verenigde Staten, Europa en Azië werden The Beatles immens populair. In deze tijd begonnen The Beatles films te maken, zoals de zwart-wit-komedie A Hard Day's Night (1964). Verder verschenen Help! (1965), Magical Mystery Tour (1967), Yellow Submarine (1968) en Let It Be (1970). De Amerikaanse media kregen in 1963 lucht van The Beatles. Hun reactie was in eerste instantie schamper. In februari 1964 traden The Beatles op in de Ed Sullivan Show, waar 73 miljoen mensen naar keken. In april 1964 bezetten The Beatles de eerste vijf plaatsen van de Billboard Top 100. De eerste drie lp's van de groep vertonen een duidelijke progressie. Please Please Me (1963) is een verzameling van covers, maar ook van eigen werk, waaronder klassiekers als I Saw Her Standing There en Do You Want To Know A Secret. Het tweede album, With the Beatles kan opgevat worden als een productioneel beter verzorgde kopie van de debuut-lp, maar was anderzijds ook een grote stap voorwaarts. EMI (de platenmaatschappij) had onderhand al meer vertrouwen in de groep, er hoefden geen geheide hits meer op en de hoesfoto mocht al wat onconventioneler. A Hard Day's Night wordt beschouwd als de beste vroege plaat van de groep. Het geluid erop wordt sterk gedomineerd door de twaalfsnarige gitaar van Rickenbacker, een revolutionair instrument in die dagen. Gedurende 1964 en 1965 hadden The Beatles het zeer druk met reizen en optreden. Tournees in Azië, Europa, Australië en de Verenigde Staten werden afgewisseld met studiowerk in Londen en met filmopnames voor A Hard Day's Night en Help!. Op het gelijknamige album, maar vooral op Beatles for Salevertoonde de groep tekenen van vermoeidheid. Deze tijdelijke artistieke stilstand werd, zoals gezegd, wel gecompenseerd door enorme commerciële successen. Vanaf eind 1965 waren de artistieke krachten helemaal terug, mede onder de invloed van marihuana. En waar A Hard Day's Night een hoogtepunt vormde voor wat de ontwikkeling in de hoogte betrof, begon nu een andere ontwikkeling: die in diepte. Het klassieke album Rubber Soul, eind 1965 afgeraffeld om de deadline voor de kerstmarkt te halen,[21] was hier het resultaat van. Vanwege de tijdsdruk, het feit dat de steeds geraffineerder geworden lp's niet live gereproduceerd konden worden en omdat de fans toch maar door hun muziek heen schreeuwden, stopten The Beatles in 1966 met toeren. Op 29 augustus 1966 was het laatste concert (Candlestick Park, San Francisco). Ook de druk van het reizen viel de leden uiteindelijk te zwaar. Zo waren er problemen in Amerika na de uitspraak van Lennon dat The Beatles populairder waren dan Jezus, werden The Beatles in de Filipijnen vrijwel
    gemolesteerd en afgeperst nadat ze hadden geweigerd om presidentsvrouw Imelda Marcos te ontmoeten en werden ze in Japanbehandeld alsof ze gevangenen waren. Bovendien hadden The Beatles inmiddels muzikale ideeën ontwikkeld die niet op het podium konden worden uitgevoerd. Zo zijn de liedjes van het album Revolver, dat in de zomer van 1966 uitkwam nooit live uitgevoerd, hoewel ze tussen de tournees door wel werden opgenomen. 'Paperback Writer', opgenomen tijdens de Revolver-sessies is overigens wel een aantal keer live gespeeld. De studiojaren braken aan. In een volumineus boekwerk Recording The Beatles verklaren twee geluidstechnici omstandig hoe het kwam dat The Beatles in de studio klonken zoals zij klonken. De studiojaren waren in feite al aangevangen met het album Rubber Soul (1965). Vanaf eind 1965 ging de artistieke ontwikkeling van The Beatles steeds sneller. Vele fans konden de ontwikkeling van de groep niet bijhouden; zo duurde het langer dan normaal voor de single Paperback Writer/Rain de eerste plaats van de hitparade had bereikt. Het intensieve gebruik van studio-effecten (strijkers, tape-loops, gitaren waarvan het geluid achterwaarts weergegeven werd, versnelde of vertraagde nummers enz.) was al begonnen op Revolver, maar deze technieken kregen pas echt hun beslag op het volgende album. Op 1 juni 1967 verscheen het album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band, dat algemeen beschouwd wordt als het hoogtepunt uit hun artistieke loopbaan. De elpee stelt The Beatles voor als een andere groep, Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band. De extravagante hoes met liedteksten op de achterste hoes − een noviteit in de popmuziek − is beroemd om zijn fotocollage van beroemdheden, waaronder The Beatles zelf (in de vorm van wassen beelden in keurig maatpak die hun 'oude' alter ego voorstellen), die de fictieve groep Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band bewonderen. Met dit album werd de rock-'n-roll, een genre dat tot dan toe nog steeds als iets voor de jongere generaties beschouwd was, verheven tot een voor iedereen toegankelijke kunstvorm. Een van de directe gevolgen was dat vanaf dat moment het album dominant werd in de popmuziek, daar waar vroeger het succes en de populariteit van artiesten werden afgemeten aan de singles. In de gerespecteerde Londense Times beschreef muziekcriticus Kennet Tynan de plaat als een "beslissend moment in de geschiedenis van de westerse beschaving"en in de editie van het bekende weekblad Time van 22 september 1967 vergeleken eminente musicologen en 'klassieke componisten' onder wie Leonard Bernstein de composities van de groep met muzikale grootheden uit het verleden als Schumann of Schubert. Kosten noch moeite werden gespaard om van dit album iets speciaals te maken. Dat ging dan van het aanschrijven van tientallen beroemdheden om op de hoes te worden afgebeeld (door middel van sterk vergrote en uitgesneden afbeeldingen) tot het gebruiken van een heel strijkorkest (uiterst ongewoon in die dagen). De plaat begint eenvoudigweg waar Revolver stopte, bij Tomorrow Never knows. Het is een aaneenschakeling van muziek, hallucinerende bellen, sociale kritiek, droomvisioenen, cryptische boodschappen, Indiase invloeden, studio-gepraat en geluidscollages. Hoewel er geen sprake is van een thematisch concept, is de sfeer zo eenduidig dat deze plaat als het eerste conceptalbum uit de geschiedenis kan worden beschouwd. Groot is de invloed van chemische substanties (lsd), groot is ook de invloed van producer George Martin die de complexe geluidscollages maandenlang aaneensmeedde. Hoogtepunt is A Day in the Life,
    volgens sommigen een visie op de dag des oordeels. Hoewel van het album geen singles werden uitgebracht, werd het een doorslaand succes. De opnames van de nummers Strawberry Fields Forever en Penny Lane werden gebruikt om deze vroeg in 1967 op single met dubbele A-kant uit te brengen en kwamen niet op de elpee. George Martin verklaarde in de tv-documentaire The Making of Sgt. Pepper dat het ontbreken van deze nummers op de elpee de grootste blunder uit zijn artistieke loopbaan was. Toen in de zomer van 1967 manager Epstein overleed, luidde dat het begin van het einde voor The Beatles in. Ze wilden voortaan zelf hun zaken regelen. Met Kerstmis 1967 brachten ze Magical Mystery Tour uit, als een televisiefilm en een bijbehorende ep, waar de psychedelische klanken van Sgt. Pepper's een magere nagalm beleefden. De film flopte. Bovendien zond de BBC de film in zwart-wit uit, een blunder in een tijd waarin alles om kleur draaide. Ook gingen The Beatles in zaken. Apple Corps werd opgericht, met onder meer een kleding- en een filmafdeling en een muzieklabel. Apple Corps was matig succesvol. The Beatles verloren al snel de interesse in het zakendoen, ze maakten liever muziek. De kledingafdeling werd wegens enorme verliezen opgeheven door de complete inventaris weg te geven. Op het Apple-label verscheen Hey Jude als eerste single en werden namen als James Taylor, Badfinger, Mary Hopkin en Jacky Lomax binnengehaald. De filmafdeling maakte nog wel enige winst. Yellow Submarine (1968), een film gebaseerd op de gelijknamige hit uit 1966, was een redelijk succes, hoewel The Beatles zich er amper mee bemoeiden. De nummers op de soundtrack van Yellow Submarine brachten weinig enthousiasme teweeg, al wist de groep in deze periode met ander werk — zoals Hello, Goodbye (alleen op de Amerikaanse lp Magical Mystery Tour verschenen, waarbij de ep aangevuld werd met singles, later werd dit de standaard cd-editie), Hey Bulldog, Lady Madonna (alleen op single uitgebracht), The Fool On The Hill, All You Need Is Love en I Am The Walrus — nog genoeg respect af te dwingen. In 1968 gingen The Beatles echter weer de andere kant op en brachten ze het dubbelalbum The Beatles uit, beter bekend als The White Album, vanwege de minimalistische witte hoes. De groep heeft hierop minder overdadig gebruikgemaakt van de mogelijkheden die de studio bood. Op dit voor veel muzikanten belangrijke dubbelalbum (de trendsetter voor alle rock-dubbelalbums tot vandaag aan toe) staan liedjes als Back in the U.S.S.R., Revolution 1, Ob-La-Di, Ob-La-Da, Blackbird en Dear Prudence. Een van de bekendste composities op het dubbelalbum is Harrisons While My Guitar Gently Weeps, met Eric Clapton op gitaar. Dit was de eerste maal dat een popmuzikant die geen deel uitmaakte van The Beatles op een album meespeelde. Er waren tientallen takes nodig om dit nummer op te nemen. Gegeven de omstandigheden zou het heel wat zelfdiscipline van de groep vereist hebben − waarover ze toen niet beschikten − om, zoals George Martin voorgesteld had, de plaat te beperken tot de beste 14 of 16 nummers, om zo een "superelpee" te maken. Verder bevat het album de avantgardistische muzikale collage Revolution 9 van Lennon, een minutenlang durende chaos van geluiden. Het album kenmerkt zich door een breed scala aan verschillende stijlen, van rock, country en ska tot hardrock en musical.
    Terwijl The Beatles bezig waren met de opnames voor het 'witte' dubbelalbum 'The Beatles', viel de groep verder uit elkaar. McCartney had zich sinds het overlijden van Epstein officieus opgeworpen als de leider van de groep. Hij streek daarmee Lennon tegen de haren in, die de groep had opgericht. Lennon op zijn beurt nam zijn nieuwe geliefde Yoko Ono mee de studio in, waar haar aanwezigheid niet werd gewaardeerd door de overige Beatles. Verder werd Lennons muziek door Ono's invloed extravaganter en had hij liedjes en singlevoorstellen die voor de overige Beatles te apart waren (What's The New Mary Jane werd door hen voor release tegengehouden, Give Peace A Chance en Cold Turkey zou Lennon later met zijn eigen Plastic Ono Band buiten The Beatles om uitbrengen). Ringo Starr kon niet tegen de ruzies, stopte ermee en kwam pas na twee weken en op aandringen van de overige leden weer terug. Op initiatief van McCartney werd in januari 1969 begonnen met de opnames van het Get Back-project, bedoeld om weer terug te keren naar de eenvoud van vroeger. Er zou een eenvoudige tournee komen, een film daarvan, een single en een album. Dat project faalde eveneens. Er werd niet getoerd; in plaats daarvan verzorgden ze op 30 januari 1969 een onaangekondigd optreden op het dak van het Apple-kantoor in Londen, waar na een paar nummers door de politie een einde aan werd gemaakt. Ontevreden over het materiaal bleef de release van een lp voorlopig uit; alleen een single (Get Back) werd uitgebracht. De later uitgebrachte film Let It Be laat zien hoe de groep uit elkaar valt, geïllustreerd door de ruzie tussen Harrison en McCartney. Harrison gooide ook tijdelijk het bijltje erbij neer. Met Abbey Road, dat in september 1969 verscheen, brachten The Beatles hun laatste succesvolle elpee uit. Hun ruzies hadden ze hiervoor even opzij gezet. Een deel van kant twee bevat een medley van onvoltooide liedjes die aan elkaar zijn geregen. De plaat eindigt heel veelzeggend met The End (latere uitgaven vermelden Her Majesty als laatste nummer; dat korte liedje kwam door een fout van een geluidstechnicus op de plaat terecht, waarmee de eerste hidden track uit de rockgeschiedenis een feit was. Deze persing werd gehandhaafd en de hoes werd aangepast). John Lennon kondigde vervolgens aan uit de groep te willen stappen, maar het nieuws werd stilgehouden. Na een promotionele fotosessie in september 1969 werden de leden echter niet meer samen gezien. In april 1970 verscheen nog Let It Be, een door producer Phil Spector opgepoetst en opgeleukt album met opnames van de Get Back-sessies waar The Beatles geen interesse meer voor hadden, tegelijk met de film. Het voor dit album op 3 januari 1970 opgenomen I me mine was de laatste opname-sessie van The Beatles. Lennon was echter niet bij deze sessie aanwezig. Geen van The Beatles kwam opdagen bij de première. Op hetzelfde moment bracht McCartney zijn eerste solo-elpee uit, McCartney, met een zelf afgenomen interview in de hoes gestoken waarin hij verklaarde dat The Beatles voorbij waren. "I didn't leave the Beatles. The Beatles have left The Beatles, but no one wants to be the one to say the party's over", zou McCartney later verklaren.[25 Er werd in de jaren zeventig nog meermalen gepoogd om de groep weer bij elkaar te krijgen. McCartney en Lennon waren in 1974 nog bij elkaar om (samen met onder anderen Harry Nilsson en Stevie Wonder) wat te jammen, maar van blijvende samenwerking was geen sprake meer. Toen John Lennon op 8 december 1980 voor zijn huis (Dakota Building aan 72nd street, New York) door Mark David Chapman werd vermoord, was de tijd van The Beatles echt voorbij.
    In 1995 en 1996 brachten George Harrison, Paul McCartney, Ringo Starr en Yoko Ono drie albums uit, Anthology getiteld, die speciale versies en outtakes bevatten van Beatlesnummers. De nieuwe singles Free as a Bird en Real Love, waarvoor audiocassettes van John Lennon als basis dienden, brachten The Beatles opnieuw onder de aandacht van het grote publiek. De Anthology-albums werden in 1996 gevolgd door een documentaire (waarvan een deel als televisiedocumentaire werd uitgebracht) en in 2000 door een boek waarin "het verhaal van The Beatles wordt verteld door The Beatles zelf". In 2003 werd de documentaire op een dvd-box uitgebracht die bestaat uit vijf dvd's. De documentaire is verspreid over vier dvd's. Op de vijfde dvd staan extra's, waaronder een jamsessie van Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr in 1994, en extra interviews in de Abbey Road Studio's. George Harrison overleed aan de gevolgen van kanker op 29 november 2001 in Los Angeles. Zowel McCartney als Starr werkten mee aan een benefietconcert ter nagedachtenis van de gitarist. In november 2003 werd het album Let it Be opnieuw uitgebracht onder de titel Let it Be.... Naked, dit aan de hand van de opnames van het oude album Let it Be, een remix en dus dit keer zonder Phil Spectors inbreng (onder andere diverse orkestraties). Een samenwerking met Cirque du Soleil leidde ertoe dat George Martin samen met zijn zoon Giles Martin het gehele archief aan mastertapes afkomstig van de Abbey Road Studios doorwerkte om een experimentele pro-tools-mix van Beatles-geluiden te creëren. Tegen de bedoelingen in (de geluiden zouden gebruikt worden in de Las Vegas show Love, die wordt gespeeld in The Mirage) werd dit werk november 2006 uitgebracht op cd en dvd-audio onder de naam Love. Het album bevat liedjes met daaronder diverse partijen die in andere liedjes gebruikt werden. In 2008 was er sprake van het verschijnen van een nieuwe single, Now And Then. Uit het archief wordt er materiaal van een oude Lennon-track gebruikt voor een nieuwe Beatlestrack, die Sir Paul McCartney van Lennons weduwe Yoko Ono had gekregen. Hoewel deze release uitbleef, was er op 16 november van dat jaar sprake van een release van een experimentele Beatles-track. McCartney vertelde tijdens een radio-interview met de BBC dat hij het veertien minuten durende Carnival Of Light uit 1967 uit wilde brengen. Op 17 januari 2008 maakte het Amerikaanse label Fuego Records bekend te beschikken over live-opnames uit 1962 die niet eerder zijn uitgebracht. De dj had destijds de gespeelde nummers van de beatgroep opgenomen op tapes en deze verstuurd aan het label, dat ze nu graag wilde uitbrengen op cd. De nummers waar het om ging waren onder meer Twist and Shout, I Saw Her Standing There en Money. Op 13 december 2013 werd bekend dat nooit eerder uitgebrachte 59 opnames uit opnamesessies en radio-uitzendingen zouden verschijnen op het album Bootleg Recordings 1963. Alle albums van The Beatles, inclusief Past Masters, Volume One en Past Masters, Volume Two, werden op 9 september 2009 geremasterd uitgebracht op cd. Op die dag werden de albums ook in twee verschillende cd-boxen uitgebracht; zowel een cd-box met de stereoversies van de albums als een cd-box met de albums in mono. In de monobox ontbreken de albums Yellow Submarine, Abbey Road en Let It Be, omdat er van die albums geen monomix gemaakt is. De geremasterde cd's bevatten videomateriaal met daarin onder andere op elke cd een korte documentaire over het tot stand komen van het
    album. De stereobox bevat ook de extra dvd The Documentaries, waarop door The Beatles zelf wordt uitgelegd hoe hun albums tot stand zijn gekomen. Ook bevat de box replica's van de originele platenhoezen. Begin december 2009 werden de geremasterde albums ook in een beperkte oplage in MP3-formaat uitgebracht op een USB-stick in de vorm van een appel. Mat Snow, journalist bij Mojo Magazine, was voor het verschijnen van de geremasterde albums uitgenodigd om tien geremasterde tracks van The White Album te komen beluisteren en kwam toen tot de conclusie dat het beter klonk dan hij ooit had kunnen hopen. Ook in Nederland waren de recensies van de nieuwe uitgave positief, waarbij werd genoemd dat de muziek "minder dof", "kraakhelder" en "krachtiger en voller" klonk dan op de oude uitgave. In oktober 2008 werd bekend dat er een overeenkomst was gesloten met Viacom, waaraan de licentie van de liedjes van The Beatles zijn verkocht. Hierdoor mochten de nummers van The Beatles gebruikt worden in de videogame The Beatles: Rock Band. Op 9 september 2009, dezelfde dag waarop ook de bovengenoemde remasters uit werden gebracht, verscheen er een speciale editie van Rockband waarin de muziek van The Beatles centraal staat. In het spel kunnen fans zich als lid van de popgroep voordoen. The Beatles behoorden lange tijd tot de weinige artiesten van wie de liedjes niet via iTunes te downloaden waren. Dit kwam mede door het conflict tussen het computerbedrijf Apple Inc. en Apple Records, het label van The Beatles. Sinds dinsdag 16 november 2010 zijn alle albums van de band te downloaden via iTunes. Op 20 november 2010 zijn 7 singles binnengekomen in de Single Top 100. Het eerste museum over The Beatles was Cavern Mecca (1981-1984) in Liverpool dat enkele jaren heeft bestaan. In 1990 verkreeg de stad van herkomst opnieuw een museum, The Beatles Story genaamd. In 1981 werd het Beatles Museum in Krommenie gestart. Later verhuisde deze naar verschillende locaties in Alkmaarwaar het nu nog steeds gevestigd is. In Halle in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt staat sinds 2000 het Beatles Museum. In Hamburg, de stad waar The Beatles in de beginjaren veel hebben gespeeld, was van 2009 tot 2012 Beatlemania Hamburg gevestigd. Andere musea zijn het Egri Road Beatles Múzeum in het Hongaarse Eger en het Museo Beatlein de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. Over de hele wereld zijn monumenten van The Beatles te zien, waaronder meerdere in Liverpool en verder nog op allerlei andere plaatsen, van Jekaterinenburg in Rusland tot Ulan Bator in Mongolië. Daarnaast zijn er monumenten voor individuele leden, in het bijzonder voor John Lennon. Aan hem is bijvoorbeeld het John Lennon Park in Havanna gewijd en Strawberry Fields in Manhattan. In 2007 is in de stad Hamburg in de uitgaanswijk St. Pauli een stalen sculptuur geplaatst, ter herinnering aan de Fab Four. De initiatiefnemer, het radiostation Oldie 95, kreeg de voor het gedenkteken benodigde 460.000 euro door schenkingen bij elkaar en begon in 2007 met de bouw.







    01-06-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juni saint laurent

    1 juni 2008 Saint Laurent Yves Henri Donat Mathieu Saint Laurent (Oran (Algerije), 1 augustus 1936 - Parijs, 1 juni 2008) was een Franse modeontwerper. Yves Saint Laurent was de zoon van Charles Saint Laurent, een Pied-Noir en manager bij een verzekeringsmaatschappij en Lucienne Mathieu. Toen hij zeventien was verliet Saint Laurent het ouderlijk huis om voor de ontwerper Christian Dior te gaan werken. Toen Dior in 1957 stierf, kreeg Saint Laurent op 21-jarige leeftijd de leiding over het toen slecht lopende modehuis Dior. De ontwerpen van Saint Laurent waren zo vernieuwend, dat ze tot grote successen leidden. Zo bijvoorbeeld de trapeziumjurk uit 1958, die ruim viel om de taille in plaats van deze in te snoeren. Saint Laurent gebruikte zowel fel lichte, als donkere kleuren, al ontwierp hij eenmalig ook een collectie waarvan alle kledingstukken zwart waren. Tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog werd Saint Laurent opgeroepen om in het Franse leger te dienen. Na twintig dagen werd hij echter vanwege een zenuwinzinking opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waar hij onder andere met elektroshocktherapie werd behandeld. Vanwege zijn zenuwinzinking werd Saint Laurent de leiding over het modehuis Dior ontnomen. Samen met zijn partner Pierre Bergé begon hij daarop zijn eigen modehuis, met de later bekend geworden merknaam YSL. In de jaren zestig en zeventig zette Yves Saint-Laurent trends zoals het broekpak en de "beatnik look" en de puntlaarzen die tot dijhoogte de benen omsloten. Midden jaren zestig ontwierp Saint Laurent een collectie wollen tricotjurkengeïnspireerd op het werk van Piet Mondriaan. Deze ogen rechttoe rechtaan met zwarte omlijning, primaire kleuren en hebben een bedachte vlakverdeling. Tot Saint Laurents clientèle behoorden onder meer zijn "muze" Loulou de la Falaise en de actrice Catherine Deneuve. In 1993 werd het modehuis van Yves Saint Laurent voor ongeveer 600 miljoen dollar verkocht aan het farmaceutische bedrijf Sanofi. Zes jaar later werd het merk YSL gekocht door Gucci. Tom Ford kreeg de leiding over de ready-to-wear-collectie, terwijl Saint Laurent de haute couture-collectie ontwierp. In 2002 werd, mede als gevolg van Laurents leeftijd, drugsmisbruik, depressie, alcoholisme, kritiek op de YSL-ontwerpen en problemen met Tom Ford, besloten het couturehuis van YSL te sluiten. Hierna trok Saint Laurent zich meer en meer terug in zijn huis in Marrakesh, Marokko. Yves Saint Laurent overleed op 71-jarige leeftijd. Hij werd begraven in Marrakesh.





    01-06-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juni marleen monroe

    1 juni 1926 Marleen Monroe Marilyn Monroe, pseudoniem van Norma Jeane Mortenson (Los Angeles, 1 juni 1926 – aldaar, 5 augustus 1962), was een Amerikaans fotomodel, actrice en zangeres. Ze werd als sekssymbool een icoon in de jaren vijftig. Marilyn Monroe – Norma Jeane – had een moeilijke jeugd. Haar moeder was Gladys Pearl Mortenson, geboren Monroe,en was eerder gehuwd met John Baker. Norma Jeanes moeder liet zich nog naar hem Gladys Sasha Baker noemen en liet Norma Jeane ook met deze achternaam dopen. Gladys Baker was weliswaar in 1924 getrouwd met Martin E. Mortensen, maar ze leefden al gescheiden voordat Gladys zwanger werd. Mogelijk was Norma Jeanes vader Charles Stanley Gifford ]Gifford en Gladys Baker werkten beiden in de snijstudio van RKO Pictures, waar Baker Giffords ondergeschikte was. Gladys Baker was drugsverslaafd en liet de opvoeding van Marilyn over aan haar vrienden Albert en Ida Bolender. Toen Baker na een lange tijd met haar dochter in een oud krot ging wonen, kreeg ze een zenuwinzinking waardoor ze helemaal op hol sloeg (volgens ooggetuigen zou ze op het dak geklommen zijn en zo de hele buurt bij elkaar geschreeuwd hebben). Monroe werd daarna in het gezin van Grace McKee (later Goddard) geplaatst. Monroe zou nooit een goede band met haar moeder opbouwen. In een later interview zei ze over haar moeder: "To me, she was just that red-haired woman." ("Voor mij was ze slechts die roodharige vrouw.") In 1942 moest McKee's man voor zijn werk naar de oostkust van de Verenigde Staten. Het was voor het stel te duur om de 16-jarige Monroe nog te onderhouden. De jonge Monroe had twee keuzes: terug naar het weeshuis of trouwen. Ze koos voor het laatste en trouwde op 19 juni 1942 met haar 21-jarige buurjongen James Dougherty. Terwijl Dougherty in het leger diende, ging Monroe in op het verzoek van een fotograaf om te poseren, onder andere voor naaktfoto's. Toen Dougherty terugkeerde, kon hij haar niet langer thuishouden en op 13 september 1946 scheidde het stel. Dougherty trouwde daarna nog tweemaal. Hij overleed in 2005. In de jaren daarna probeerde Monroe aan de slag te komen in Hollywood. Ze kreeg onder de naam Marilyn Monroe een contract bij een filmmaatschappij, maar buiten één kleine bijrol, die ook nog eens sneuvelde in de montagekamer, bleef dit aanvankelijk zonder succes. Een contract bij een maatschappij was in die tijd vaak een geïnstitutionaliseerde vorm van prostitutie: de 'actrices' mochten met de relaties van de filmbazen uit eten. Ze werkte ondertussen aan haar houding, nam acteer- en zanglessen, blondeerde haar haar en liet haar gebit reviseren. Geleidelijk aan maakte ze naam als dom blondje, een imago dat ze bewust cultiveerde. Haar eerste grote rol was in How to Marry a Millionaire. Ze had groot succes met Gentlemen Prefer Blondes, naast Jane Russell, en met The Seven Year Itch, waarin het befaamde shot zit met de opwaaiende jurk. Haar laatste project was Something's Got To Give, een onvoltooide film waarin ze tegenover Dean Martin speelde. Monroes huwelijk met de honkballer Joe DiMaggio, met wie ze op 14 januari 1954 trouwde, duurde slechts 7 maanden (tot 27 oktober 1954). Ze gingen evenwel als goede vrienden uit elkaar. DiMaggio bracht na Monroes dood in 1962 gedurende 20 jaar driemaal per week verse rozen naar haar graf. Aan het einde van de jaren vijftig richtte Monroe haar eigen productiehuis op en verhuisde ze naar New York. Ze nam lessen bij The Actors Studio van Lee Strasberg en kreeg een relatie met toneelschrijver Arthur Miller, met wie ze op 29 juni 1956 trouwde. Ze wilde zich verdiepen en serieuzere rollen spelen. In Engeland maakte ze The Prince and the Showgirl, met Laurence Olivier. De film was een flop, maar werd achteraf helemaal niet slecht bevonden. Velen vinden dat haar beste film Some Like It Hot was, tegenover Jack Lemmon en Tony Curtis, alhoewel ze ook goede recensies kreeg voor haar optreden in Bus Stop. Arthur Miller schreef voor haar het script van The Misfits, waarin ze speelde tegenover Clark Gable en Montgomery Clift, twee Hollywoodlegenden. De opnames waren een hel, doordat ze plaatsvonden in de woestijn van Nevada, ver van de bewoonde wereld. Monroe repeteerde tot diep in de nacht met haar persoonlijke coach, Paula Strasberg, de tekst voor de volgende dag. Door
    vermoeidheid, maar ook door haar alcohol- en medicijngebruik, verscheen ze vaak te laat op de set, of soms gewoon helemaal niet. Halverwege de opnamen stuurde de regisseur, John Huston, die zelf ook wel een slokje lustte en soms tijdens de opnamen in slaap viel, haar naar een kliniek om van haar verslaving af te komen. De laatste opnamen van Monroe zijn in soft focus gefilmd om de sporen van de verslaving te maskeren. Miller ontmoette tijdens de opnamen de fotografe Inge Morath, met wie hij een relatie begon. Dit leidde tot de scheiding van Monroe op 20 januari 1961.
    Monroe ligt begraven op het Westwood Village Memorial Park Cemetery Na The Misfits werkte Monroe nog mee aan opnames voor Something's Got to Give, een project dat door de studio werd stilgelegd omdat ze bijna nooit op de set kwam. Haar psychische problemen, deels geërfd van haar moeder, verergerden door haar chronische medicijngebruik. Op 5 augustus 1962 werd ze dood aangetroffen door de huishoudster Eunice Murray in haar huis in Brentwood, Californië. Bij de autopsie op het lichaam van Marilyn Monroe werd acht milligram van het middel chloraalhydraat en 4,5 milligram van het middel Nembutal in haar lichaam gevonden, en dr. Theodore J. Curphey van The Los Angeles County Coroner's Office zei in een persconferentie dat de doodsoorzaak een acute "barbituraat-vergiftiging" was, als gevolg van een "waarschijnlijke zelfmoord". Monroe is begraven op het Westwood Village Memorial Park Cemetery Er is in de media veel gespeculeerd over een mogelijke relatie tussen Monroe en de Kennedy's. Met de Amerikaanse president John F. Kennedy zou ze volgens deze geruchten een affaire hebben gehad, maar toen hij haar beu was, zou hij haar hebben overgedragen aan zijn broer, Bobby Kennedy. Toen deze haar zou hebben laten vallen, zou Monroe door het lint zijn gegaan en een poging tot chantage hebben gedaan. Bewijs voor de relatie en een andere doodsoorzaak dan zelfmoord is echter nooit gevonden. Er zijn oorzaken aan te wijzen voor het ontstaan van deze geruchten. Het grote publiek was in de jaren 1960 onwetend van het drugsgebruik van Monroe. Voor buitenstaanders kwam haar dood dan ook onverwacht. Dat gaf dan ook voeding aan speculaties over de doodsoorzaak. Ook het optreden van Monroe op de verjaardag van president Kennedy in mei 1962, toen ze de president op opvallend zwoele manier Happy Birthday toezong, gaf achteraf voeding aan de bovengenoemde speculaties. Ten slotte ging het hier om twee iconen van de vroege jaren 1960 die alle twee op een onverwachte en raadselachtige manier aan hun eind kwamen, voor de populaire pers goed voor veel sappige verhalen.





    01-06-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 31 mei Kennedytunnel

    31 mei 1969 opening Kennedytunnel De Kennedytunnel is een belangrijke tunnel onder de Schelde ten zuiden van Antwerpen. Hij werd door koning Boudewijn op 31 mei 1969 geopend en is genoemd naar John F. Kennedy, de 35e president van de Verenigde Staten. De plannen voor deze tunnel dateren van eind jaren vijftig. Tussen 1945 en 1960 vervijfvoudigde het verkeer door de Waaslandtunnel en eind jaren vijftig reden dagelijks meer dan 38.000 voertuigen door die tunnel. Aan beide zijden leidde dit tot veelvuldige files. Daarom werd een tweede oeververbinding noodzakelijk geacht. In 1958 werd het tracé van de E3 vastgesteld. Hierna werd een aanbestedingswedstrijd uitgeschreven voor een brug of tunnel. Minister Georges Bohy koos in 1963 voor de bouw van een tunnel in plaats van een brug in navolging van adviezen van technici. De werken begonnen op 4 september 1964. De afgezonken tunnel heeft een lengte van 590 meter en bestaat uit vier kokers die op 15 meter onder de zeespiegel liggen: twee tunnelbuizen voor het autoverkeer, met elk een inwendige breedte van 14,25 m (2 x 3 rijstroken), oorspronkelijk berekend voor een verkeerscapaciteit van 4.500 tot 5.000 voertuigen per uur per richting (1969). Het wegdek ervan is in 2005 vernieuwd, samen met dat van de hele Antwerpse ring. een fietstunnel in het midden met een breedte van 4 m, en toegangsliften met een lengte van 2,85 m. een koker voor het treinverkeer (aan de noordzijde van de autokokers) met een breedte van 10,50 m. Het centrale gedeelte van de tunnel onder de Schelde werd uitgevoerd door middel van vijf in een nabijgelegen droogdok gebouwde caissons, die ter plaatse afgezonken werden. De uitvoering werd aanbesteed voor een bedrag van 3,1 miljard frank (ongeveer 80 miljoen euro). Door de Kennedytunnel lopen de autosnelweg R1 (Ring rond Antwerpen) en de spoorlijn 59 Antwerpen - Gent. In 1969 werd de tunnel voor het wegverkeer geopend; op 1 februari 1970 reed de eerste trein door de Kennedytunnel. Na een zwaar, dodelijk verkeersongeval op 3 oktober 2006 werd op 9 oktober 2006 in de tunnel voor wegverkeer een snelheidsbeperking tot 70 km/u van kracht (op werkdagen, tussen 6.00 en 20.00 uur). In de tunnel voor het wegverkeer geldt een doorritverbod voor voertuigen die ontplofbare stoffen of sommige brandbare stoffen in colli of brandbare stoffen in tanks vervoeren. Oorspronkelijk werd het ADR-verkeer zuidwaarts afgeleid via de Scheldebrug in Temse en de Boomse steenweg of de E19. Sinds de voltooiing van de Liefkenshoektunnel wordt dit verkeer noordwaarts naar deze tunnel afgeleid. In 2007 werd de tunnelveiligheid geïnspecteerd door het European Tunnel Assessment Programme (EuroTAP). Omwille van de ondermaatse score inzake het beheer van de communicatie en de noodgevallen daalde de veiligheidswaardering van de tunnel van 'acceptable' naar 'poor'.[2] Als onderdeel van het trans-europees netwerkmoet de tunnel uiterlijk tegen april 2014 voldoen aan de minimale veiligheidsvereisten opgelegd door de Europese Commissie. In antwoord daarop kondigde de Vlaamse overheid in 2007 aan dat een reeks onderzoeken worden opgestart voor het verminderen van het veiligheidsrisico in de tunnel. De nota voorziet dat de hellingsgraad van alle toeritten naar de tunnel maximaal tot 3 % zal beperkt worden en dat de tunnel zal voorzien worden van een evacuatieverlichting en een radiofrequentie voor het leveren van noodinformatie. Verschillende maatregelen om de training en de communicatie van de hulpdiensten te verbeteren werden eveneens in het rapport aangekondigd. Vlaams minister Theo Kelchtermans lanceerde op 17 juli 1992 een denkoefening om vrachtverkeer ook in de Kennedytunnel tol te laten betalen. De toenemende verkeersdruk wil men in de toekomst beheersen door de bouw van de Oosterweelverbinding. Vanaf dan zou volgens die plannen alle vrachtverkeer door de Kennedytunnel verboden worden. In haar beslissing van 28 maart 2009 naar aanleiding van de grondige studie van het onafhankelijk onderzoek betreffende de Oosterweelverbinding bevestigde de Vlaamse regering dat ze het vrachtverkeer wil blijven verbieden zolang het niet mogelijk of toegelaten is afzonderlijk tol te heffen voor vrachtwagens in deze tunnel. Tevens erkende de Vlaamse regering toen ook dat zelfs na de bouw van de Oosterweelverbinding en
    de invoering van een vrachtverbod in de tunnel de bezettingsgraad van de Kennedytunnel zeer hoog zal blijven. De tunnel komt volgens de Vlaamse overheid in aanmerking om er in 2013 de snelheid te handhaven met behulp van trajectcontrole.





    31-05-2018 om 08:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 31 mei Monaco

    31 mei 1923 Prins Rainier III Prins Rainier Louis Henri Maxence Bertrand werd geboren op 31 mei 1923 in Monaco. Hij is de zoon van Charlotte de Grimaldi, die huwde met Pierre de Polignac, lid van een oud Frans adellijk geslacht. Deze Charlotte was de geëchte dochter uit de relatie van Lodewijk II van Grimaldi met Juliette Louvet. Zijn komaf is dus niet geheel langs de gebruikelijke lijnen verlopen; langs lijnen, die toch ook bij koninklijke geslachten doorgaans wel gebruikelijk zijn. In 1918 was deze Lodewijk II al 48 jaar en nog ongehuwd. De Franse regering maakte zich ongerust, dat bij een voortijdig overlijden van de regerende vorst de troon wel eens in handen zou kunnen komen van een Duits geslacht, de hertogen van Urach. Dat wilde de Franse staat voorkomen en daarom drong zij de vader van Lodewijk, de regerende prins Albert I, een verdrag op waarin onder meer werd opgenomen dat, bij gebreke van erfgenamen, Monaco tot Frankrijk zou gaan behoren. Dat was de reden waarom Lodewijk zijn onwettige kind, Charlotte, adopteerde. Haar echtgenoot, de prins de Polignac, stemde er in toe af te zien van de rechten op zijn eigen titel en de naam en titels van zijn schoonvader aan te nemen. En zo werd de troon van Monaco voor de zoveelste keer voor de Grimaldi's gered. Uit het huwelijk van Charlotte en de prins de Polignac kwamen twee kinderen voort, prinses Antoinette en prins Rainier. Charlotte deed, al voordat haar regerende vader overleed, afstand van de troon van Monaco ten gunste van haar zoon en zo kwam prins Rainier, toen zijn grootvader Lodewijk II in 1949 stierf, als prins Rainier III op de troon van Monaco. Rainier III leerde de filmster Grace Patricia Kelly kennen tijdens opnamen in Monaco van de film 'To catch a thief' (Met een dief vangt men dieven). Grace Kelly werd geboren op 12 november 1929 in Philadelphia, Pennsylvania. Ze was de dochter van mensen, die carrière hadden weten te maken. Haar vader, John Brendan Kelly, was van metselaar opgeklommen tot miljonair. Haar moeder, Margaret Maier, was ooit fotomodel geweest en werd later lector op het gebied van de lichaamsbeweging aan de universiteit van Pennsylvania. Haar ouders wilden aanvankelijk niet dat hun dochter naar de toneelschool ging, maar Grace zette haar zin door en werd ten slotte een opvallende filmster: blond, blauwogig, slank, knap. Precies het type waarop Rainier viel. Op Grace Kelly was niet het minste aan te merken, ze was altijd een keurig meisjes gebleven, hoe de roddelpers ook zocht naar mogelijke ontsporingen, maar er bleek niets te vinden. Een ideaal meisje dus als echtgenote voor de prins van Monaco. Eind 1955 ging prins Rainier III naar de Verenigde Staten om aan de vader van Grace Kelly (prinses Gracia) de hand van zijn dochter te vragen. En snel daarna werd het huwelijk gesloten. Op 18 april 1956 werd het burgerlijk huwelijk in Monaco gesloten en een dag later het kerkelijk huwelijk. Het paar kreeg drie kinderen. Prinses Caroline werd in Monaco geboren op 23 januari 1957. Prins Albert, de troonopvolger, werd daar geboren op 14 maart 1958 en het jongste kind, prinses Stephanie, kwam in Monaco ter wereld op 1 februari 1965.
    De eerste jaren was het huwelijk van prins Rainier en prinses Gracia een sprookje. Maar dat bleef niet zo. In 1978 trouwde hun oudste kind tegen hun wil met Philip Junot. Prinses
    Gracia was naar Parijsgekomen om te trachten haar dochter van een huwelijk te doen afzien, maar het paar bleek al getrouwd te zijn. Prinses Gracia was diep ongelukkig, dat haar dochter zich 'vergooid' had aan deze charmeur. Velen vonden dat Gracia de zaken wat overdreef, maar ten slotte kreeg prinses Gracia gelijk: Het huwelijk van haar dochter liep op de klippen. De grootste klap voor prins Rainier kwam in 1982. Op 13 september van dat jaar wilde prinses Gracia haar dochter naar het station brengen, omdat Stephanie weer naar Parijs moest om daar haar studie voort te zetten. De weg van het buitenverblijf van de Grimaldi's naar het station daalt vrij steil. Wat er precies gebeurd is, zal wel altijd een raadsel blijven, maar op dit weggedeelte verongelukte de auto. De auto raakte van de weg en kwam vele meters lager terecht. Prinses Gracia en haar dochter raakten ernstig gewond en werden naar het ziekenhuis overgebracht, waar prinses Gracia de volgende dag overleed. Prinses Stephanie overleefde het ongeluk wel, maar ze heeft nooit willen of kunnen vertellen wat er precies is misgegaan. Sinds de uitvaartdienst van prinses Gracia was prins Rainier III jarenlang een gebroken man. Heel langzaam krabbelde hij geestelijk weer overeind, maar zijn kinderen bleven hem zorgen baren. De dochters hadden steeds weer andere vriendjes of echtgenoten en zijn troonopvolger, prins Albert, wilde maar niet aan de vrouw. In de loop van de jaren, die sinds de dood van prinses Gracia verstreken, droeg prins Rainier III, hierdoor gedwongen door zijn slechte gezondheid, steeds meer taken over aan zijn zoon Albert en dochter Caroline. In november 2004 kreeg Rainier een longinfectie en ging zijn gezondheid snel achteruit. Prins Rainier III van Monaco overleed in een ziekenhuis in Monaco in de vroege ochtend van 6 april 2005. Prins Rainier III werd opgevolgd als monarch van Monaco door zijn zoon Albert.





    31-05-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 31 mei de efteling

    31 mei 1952 De Efteling Sinds het begin van de geschiedenis van de Efteling ( 31 mei 1952 - heden), is een onontgonnen stuk heide, bezaaid met vliegdennen, gegroeid tot het hedendaags themapark. De Efteling groeide door de jaren heen, waarbij attracties hier en daar werden aangepast en bijna jaarlijks nieuwe attracties werden toegevoegd. De oudste attracties, de sprookjes in het Sprookjesbos en de authentieke draaimolens en schommels op het Anton Pieckplein, laten nog duidelijk zien hoe het in de beginjaren van de Efteling was, al zijn ook deze attracties door de jaren heen wel een keer gereviseerd. Vanaf 1981 zijn er in het familiepark ook meer adrenaline-opwekkende attracties verschenen die vooral tot doel hadden de jeugdige bezoekers tussen twaalf en twintig jaar aan te trekken. Een daling in de bezoekersaantallen en de concurrentie van de zogenaamde moderne attractieparken (parken met voornamelijk achtbanen, wildwaterbanen, etc.), die ook in Europa als paddenstoelen uit de grond schoten, waren de voornaamste redenen om het roer om te gooien. De introductie van de Python zette de Efteling meer dan ooit op de kaart. Na een aantal van deze zogenaamde thrillrides werd vanaf 1986 toch ook teruggegrepen naar het oorspronkelijke thema: het sprookje. Attracties van formaat zijn onder meer Fata Morgana (1986) en Droomvlucht (1993). De Efteling kwam vermoedelijk aan zijn naam door een hoeve die gebouwd werd in de 16de eeuw en de naam "Ersteling" had. De hoeve verdween, maar de buurtschap kreeg de merkwaardige naam van de hoeve. "Ersteling" werd verbasterd tot "Essteling". De gotische s'en ging men op den duur uitspreken als een f waarna de buurtschap de naam "Efteling" krijgt. In 1933 kregen pastoor F.J. De Klijn, kapelaan E. Rietra en de voorzitter van voetbalvereniging D.E.S.K., Jac. Smit, het plan om een sportpark aan te leggen op de zandgronden van de gemeente Loon op Zand, nabij het dorpje Kaatsheuvel. Een jaar later ging onder supervisie van de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij de eerste spade de grond in en werd het sportpark aangelegd. Op 19 mei 1935 opende het R.K. Sport- en Wandelpark officieel. Het park bestond toen onder andere uit een voetbalveld, twee oefenvelden en een speelweide. In de jaren daarna werd het park uitgebreid met een speeltuin met draaimolen, een glijbaan (de hoogste van Nederland), een kabelbaan, een ponybaan en een wielerbaan van zand. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef voetbalclub De Parktrappers het balletje doortrappen. Voorzitter van het kerkbestuur, deken A. van den Brekel, ging zich in 1948 met de Efteling bemoeien en er kwamen plannen voor de uitbreiding van de recreatiemogelijkheden in de gemeente Loon op Zand ter tafel. Deze plannen werden uitgewerkt door ir. Heijdelberger en ir. Markvoort van de Dienst Uitvoerende Werken (D.U.W.). R.J.Th. van der Heijden werd in datzelfde jaar burgemeester van Loon op Zand/Kaatsheuvel. Van 23 tot en met 27 juli 1949 werd op het terrein de tentoonstelling De Schoen gehouden. Voor deze expositie werd een ingang gebouwd die in de jaren die volgden de ingang van de Efteling zou zijn. Op 25 mei 1950 werd de oprichtingsakte van Stichting Natuurpark De Efteling ondertekend. Er kwam subsidie van de gemeente voor de vernieuwing van de speeltuin en er werd een begin gemaakt voor grote grondwerkzaamheden, onder andere de aanleg van de Siervijver, de Vonderplas en de roei- en kanovijver. Er kwamen paden, parkeervelden, tennisbanen en sportvelden. Op 11 mei 1951 werd de nieuwe speeltuin met bijbehorend theehuis geopend. Aan de wieg van de Efteling stond: de toenmalige burgemeester van Loon op Zand/Kaatsheuvel Reinier van der Heijden. Op 25 mei 1950 werd de stichtingsakte van Stichting Natuurpark "De Efteling" ondertekend. Als voorzitter van het stichtingsbestuur trad burgemeester R.J.Th van der Heijden op. Het was een publiek geheim, dat het op de eerste plaats diens durf, beleid en werkcapaciteit zijn geweest, die De Efteling hebben ontwikkeld tot een oord waar nog vele miljoenen een gezonde en plezierige ontspanning hebben gevonden. Het idee van een sprookjesbos kwam van
    mevrouw E. van der Heijden - Perquin, echtgenote van de oprichter Mr. R.J.Th. van der Heijden. Later zijn fotograaf Peter Reijnders en illustrator Anton Pieck aangetrokken. Samen zorgden zij ervoor dat op 31 mei 1952 het Sprookjesbos kon worden geopend met tien sprookjes. Op het terrein van 65 ha lagen toen ook waterpartijen, tennis- en voetbalvelden, een theehuis en een speeltuin. De 222.941 bezoekers in het eerste jaar betaalden 80 cent (36 eurocent) voor een toegangskaartje. Door het grote succes namen in de jaren daarna steeds meer sprookjesfiguren hun intrek in het Sprookjesbos. Vanaf 1954 was tuinarchitect Lou Smeetsverantwoordelijk voor de parkaanleg. In 1955 kwam het sprookje van Hans en Grietje, geopend door Marleen van der Heijden, een dochter van de grondlegger van de Efteling, Reinier van der Heijden, in 1958 de Vliegende Fakir en in 1960 vond Roodkapje er het huisje van haar grootmoeder. Een andere attractie die opende in deze jaren was het zwembad, waar de bezoekers van 1953 tot 1989 een frisse duik konden nemen. Het Anton Pieckplein werd een middeleeuws stadsplein met kermismolens en kleine attracties, zoals de eierleggende kip. Paters uit een naburig klooster verdienden in de beginjaren een leuk centje met het vullen van de eitjes. Eén van de laatste vier saloncarrousels ter wereld, waar Anton Pieck zelf nog in zijn jeugd menig rondje op deed, kreeg in 1956 een plaatsje in de Efteling. Holle Bolle Gijs liet vanaf 9 september 1958 zijn stem klinken door het hele park en werd een internationaal succes met de kreet 'Papierrr Hierrr'. De Efteling groeide in een enorme vaart. Anton Pieck en Peter Reijnders bleven trouw het park bezoeken en werkten mee aan de vele creatieve ideeën die er ontsproten. De grootste attractie in deze jaren werd in 1966 geopend: de Indische Waterlelies, naar een sprookje geschreven door Koningin Fabiola van België. Zelf was ze niet aanwezig bij de opening, maar zij bezocht een jaar later alsnog haar geesteskind. Het Kinderspoor (of Traptreintjes) werd al in 1954 in gebruik genomen, maar de eerste stoomtrein reed in 1969 door het park. Locomotief Aagje kreeg in 1974versterking van Moortje, in 1979 van Neefje en in 1992 van Trijntje. Nog meer treinen verschenen achter de Stoomcarrousel in 1971 in de driedimensionale miniatuurwereld Diorama, die lijkt op een prent van Anton Pieck. Alle inspanningen werden beloond in 1972 met de Pomme d'Or, de eerste grote internationale onderscheiding voor de Efteling voor haar opzet, originaliteit en recreatieve functie. Begin jaren 70 werden er nog enkele sprookjes en kleine attracties toegevoegd. Anton Pieck en Peter Reijnders trokken zich uit het park terug en een nieuwe ontwerper nam het potlood van Pieck over: Ton van de Ven. Hij vernieuwde niet alleen oude ontwerpen (zoals Sneeuwwitje, Langnek en Doornroosje), maar zorgde ook voor nieuwe attracties. In 1978 opende het Spookslot, het eerste grote project van creatief directeur Ton van de Ven. Een daling in de bezoekersaantallen en de moordende concurrentie van andere attractieparken waren de voornaamste redenen om het roer om te gooien aan het begin van de jaren 80. Zodoende opende de eerste stalen achtbaan op het vasteland van Europa. Toen de Python in 1981 werd geopend was deze meteen een doorslaand succes. Tegelijk met de Python werd de Gondoletta aangelegd. Deze bootjes op de grote Siervijver waren bedoeld als tijdelijk testtraject voor het later te bouwen Fata Morgana, maar waren - vooral voor de ouderen - zo'n groot succes, dat de Gondoletta als zelfstandige attractie bleef bestaan. Het park bouwde op het succes van de Python voort aan grootse attracties, vooral bedoeld voor adolescenten en (jonge) volwassenen. In 1982 vond de op dat moment grootste schommelschip ter wereld, de Halve Maen, in de Efteling een plaats, gevolgd door de wildwaterbaan Piraña (1983), de bobsleebaan Swiss Bob(1985) en de houten achtbaan Pegasus (1991). Attracties als Carnaval Festival (van Joop Geesink), Polka Marina, De Oude Tuffer (1984) en Monsieur Cannibale(1988) zorgden voor genoeg aanbod voor de andere doelgroepen van het park, waaronder voornamelijk gezinnen met kleine kinderen.
    Daarna keerde de Efteling weer terug naar het sprookjesthema. Na een voorbereiding van meer dan vijf jaar door Ton van de Ven en zijn team werd in 1986 Fata Morgana geopend. Deze attractie is gebaseerd op de 'Sprookjes van 1001 Nacht'. In bijna één kilometer decor bewegen 140 verschillende poppen (animatronics). De Pagode brengt de bezoekers sinds 1987 naar een hoogte van 45 meter. In het Sprookjesbos verscheen na een lange tijd weer een nieuw sprookje: de Trollenkoning. Een geheel eigen Eftelingsprookje, het Volk van Laaf, werd in 1989 geschreven door Ton van de Ven. De attractie opende een jaar later. In 1991 ontving de Efteling haar 50 miljoenste bezoeker sinds de opening in 1952. Door de vele verzoeken van bezoekers om een kijkje achter de schermen van de Efteling te mogen nemen en de even zovele afwijzingen ervan, besloot de Efteling om zelf naar het publiek toe te gaan. Op 17 en 18 oktober 1982 vond een grote manifestatie plaats in De Werft in Kaatsheuvel waarbij het publiek kennis kon nemen met alle afdelingen van het park. Ter gelegenheid hiervan werden ongeveer zestig originele tekeningen van Anton Pieck tentoongesteld. Ook kon men maquettes van diverse attracties bewonderen, werden bouwtechnieken getoond en was het eerste prototype te zien van de bedelende Arabieren uit de vier jaar later te openen attractie Fata Morgana. In 1992 ontving de Efteling de Applause Award. Met deze hoge toeristische onderscheiding van de International Association of Amusement Parks and Attractions (IAAPA) mocht de Efteling zich twee jaar lang het beste park ter wereld noemen. In 1992 opende buiten het park het eerste onderdeel van het 'Wereld van de Efteling'-project (om het park geschikt te maken voor een bezoek van meerdere dagen): het Efteling Hotel. De achttien holes van het Efteling Golfpark en het Clubhuis werden officieel geopend in 1995. In 1996 opende het 'Huis van de Vijf Zintuigen', het entreegebouw met de onofficiële titel het grootste rieten dak ter wereld te hebben. In 2000 werden de Pardoespromenade en de Brink aangelegd. Daardoor ontstonden grote paden van de ingang naar het centrum van het park, die de bezoekers gemakkelijker naar de vier uithoeken van het park brengen. In Droomvlucht, een darkride ontworpen door Ton van de Ven, is gebruikgemaakt van mythologische figuren als trollen, gnomen en elfjes. De attractie wordt al jaren door vele bezoekers beschouwd als de favoriete attractie. Deze attractie werd aanvankelijk bedacht als jubileumattractie bij het veertigjarig bestaan in 1992, maar door technische mankementen aan de gemotoriseerde karretjes, kon de attractie pas een jaar later worden geopend. Gebaseerd op een oude kermisattractie ontwikkelde de Efteling samen met Vekoma in 1996 de attractie Villa Volta. Het park mocht er later in Hollywood de THEA-award voor ophalen. In 1998 opende Vogel Rok. De entree van deze achtbaan kreeg een vermelding in het Guinness Book of Records. Het entertainment groeide jaar op jaar, met producties als 'Showtime met Pardoes' (1994), 'Samson en Gert' (1994-1997), 'Efteling Sprookjesshow' (1996-1997), 'Nieuwe Efteling Sprookjesshow' (1998-2001) en 'Efteling on Ice' (2001). Voor de laatste twee shows ontving de Efteling tweemaal de Big E-award, de internationale prijs van de IAAPA voor de beste parkshow ter wereld. Voor het eerst in tien jaar verschenen in 1998 nieuwe sprookjesfiguren in het Sprookjesbos: Klein Duimpje en de Reus en Repelsteeltje maakten hun opwachting. Een jaar later werden twee sprookjes compleet gemaakt met de herberg van Tafeltje dek je en het kasteel van de Stiefmoeder van Sneeuwwitje waar een nieuwe toverspiegel te zien is. De oude spiegel in het Sprookjesmuseum verdween daarmee. Na twintig jaar keerde tevens de Chinese Nachtegaal terug, ditmaal in het paleis van de keizer. In 2001 kwam Raponsje in haar toren wonen. Voor het eerst in haar bestaan was de Efteling in de winter van 1999/2000 gedurende 21 dagen geopend. Na een proef van drie jaar werd in maart 2002 besloten de Winter Efteling definitief op te nemen in het programma.
    2002 - In het gouden jubileumjaar van de Efteling werd de zaal van het nieuwe Efteling Theater voor het eerst gebruikt. Een jaar later werd ze officieel geopend. Het theater was het eerste object van het nieuwe uitgaanscentrum 'Uitrijk'. In 2002 werd de 'Nieuwe Sprookjesshow' in het nieuwe theater vervangen door 'De Wonderlijke Efteling-show' met Hans Klok. 2003 - De 'Wonderlijke Efteling Show' werd aangepast en Hans Klok werd vervangen door Christian Farla. Op de plek van het oude theater is het Zandsculpturenfestival Sprookjesstrand te zien. Daarnaast worden het nieuwe Anton Pieckplein en de foyer van het Efteling Theater geopend en krijgt het Theater zijn eigen restaurant. Dit restaurant kreeg de naam Theaterrestaurant Applaus. Vanaf november 2003 tot februari 2004 staat de musical Doornroosje op de planken van het Efteling Theater. Ton van de Ven ging in januari 2003 met pensioen. Een nieuw team van Efteling-ontwerpers zorgt sindsdien voor de nieuwe attracties van het park. Zo werd onder andere PandaDroom (2002), de attractie in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds, getekend door ontwerpster Marieke van Doorn. Het nieuwe Anton Pieckplein (2003) en het Meisje met de Zwavelstokjes (2004) waren creaties van de jonge ontwerper Michel den Dulk. 2004 - Dit jaar werd het Efteling Museum geopend en het 25e sprookje werd geopend in het Sprookjesbos: Het meisje met de zwavelstokjes. Vanaf november 2004tot 2 april 2005 staat de musical De kleine zeemeermin van Studio 100 op de planken van het Efteling Theater
    Bordje bij Rode Schoentjes ter ere van 200e geboortedag H.C. Andersen 2005 - De Efteling ontving de THEA Classic Award waarmee het park werd bekroond voor al het werk dat in meer dan vijftig jaar was verricht en waarvan meer dan 90 miljoen bezoekers al hebben genoten. Vanaf 2005 was er een nieuwe Sprookjesshow ter ere van Hans Christian Andersen, vanwege zijn 200e geboortedag. Ook komt bij het Carnaval Festival Loeki de Leeuw er bij en staat er weer een musical op de planken, ditmaal TiTa Tovenaarvan V&V Entertainment. De laatste jaren heeft het park vooral zorg besteed aan infrastructurele zaken als pleinen, paden, hegjes, bloemperken, bordjes, horecapunten, etc. Tevens kregen attracties vernieuwende elementen. In 2005 werden bijvoorbeeld de voertuigen van de Python en de Swiss Bob vervangen door compleet nieuw ontworpen exemplaren. Ook kwam de figuur Loeki de Leeuw in verschillende scènes van de attractie Carnaval Festival te staan. 2006 - Voor het seizoen 2006 stond een nieuwe attractie in de planning: De Vliegende Hollander. Wegens technische problemen en het overlijden van een eftelingmedewerker tijdens de bouw is de attractie pas in april 2007 open gegaan voor het publiek. In het museum van het park kon men de tentoonstelling over 25 jaar snelle attracties bezoeken. En na een succesvolle theatertour staat de musical Annie vanaf november 2006 tot maart 2007 op de planken van het Efteling Theater. 2007 - De Efteling bestaat 55 jaar en dat wordt gevierd met de nieuwe attractie De Vliegende Hollander en een nieuwe Parkshow; namelijk 'TiTa Tovenaar: Tika is Jarig' van V&V Entertainment. Ook wordt in het museum een tentoonstelling gegeven van het entertainment in de Efteling van de afgelopen jaren. De Vliegende Hollander wordt na de zomer weer gesloten vanwege noodzakelijke aanpassingen aan de baan. Vanaf 14 november 2007 tot maart 2008 staat de musical Assepoester (Cinderella) op de planken van het Efteling Theater. 2008 - In 2008 krijgt het park geen nieuwe attracties. Wel opent een nieuw horecapunt met de naam "De Flierefluiter" bij de Traptreintjes. In het Efteling Museum is een tentoonstelling ter ere van de vijftigste verjaardag van de Fakir. Een nieuwe tulp, genaamd Tulipa Efteling, kortweg de Eftelingtulp is gekweekt en te zien in het park. Ook is dit jaar begonnen met de bouw van het vakantiepark Bosrijk.
    2009 - In het Sprookjesbos presenteert de Efteling het 26ste sprookje: Assepoester. In Ruigrijk wordt gebouwd aan een nieuw station voor de Stoomtrein, Station De Oost. Het nieuwe station met horeca opent aan het einde van het jaar voor het publiek, evenals de nieuwe verblijfsaccommodatie Efteling Bosrijk. In mei start de Efteling het SprookjesMysterie, een zoektocht naar zeven 'verdwenen sprookjes-elementen'. De attributen, waaronder de schatkist van de Draak en het mandje van Roodkapje, liggen verspreid door heel Nederland. Verder doet de Efteling in 2009 een bouwaanvraag voor Raveleijn, evenementenlocatie annex kantorencomplex. 2010 - Eind 2009 werd de houten achtbaan Pegasus gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe houten tweelingachtbaan Joris en de Draak. De nieuwe attractie opende op 1 juli 2010. Tevens kreeg het Sprookjesbos een nieuwe bewoner, namelijk de Sprookjesboom, tussen het Meisje met de Zwavelstokjes en de Vliegende Fakir. Sinds 2010 is het park vrijwel dagelijks in het jaar geopend. In het najaar van 2010 stond in Theater de Efteling de musical Kruimeltje op de planken, de eerste coproductie met Rick Engelkes Producties. 2011 - In 2011 werd Raveleijn geopend. De Roeivijver moet plaats ruimen voor Aquanura. 2012 - In 2012 viert de Efteling haar 60-jarige bestaan. In dit jaar werd fonteinenshow Aquanura in samenwerking met WET geopend. Ook verscheen Jokie weer in Carnaval Festival na 7 jaar afwezigheid. Pannenkoekenrestaurant Polles Keuken opende op de Brink, met het oog op de plannen voor Symbolica. Tevens werd een nieuw sprookje voorgesteld: De nieuwe kleren van de keizer. 2013 - In 2013 werd er groot onderhoud gepleegd aan Droomvlucht. Ook Langnek werd helemaal opgeknapt. 2014 - In 2014 kreeg het park een nieuwe directeur, Fons Jurgens. De Piraña en Het Witte Paard werden grondig gerenoveerd en in ere hersteld. 2015 - In 2015 opende de duikachtbaan Baron 1898. De Game Gallery en De Indische Waterlelies werden onder handen genomen. Het is tevens het jaar waarin Ton van de Ven komt te overlijden. 2016 - In 2016 opende het sprookje Pinokkio. Hans & Grietje en Roodkapje werden in ere hersteld. Kapitein Gijs werd verplaatst naar het Ruigrijk. 2017 - In 2017 viert het park haar 65-jarige bestaan. De ambitieuze darkride Symbolica wordt geopend. Het is de duurste en grootste attractie die het park ooit bouwde. Ook opent een tweede vakantiepark naast Bosrijk: Het Loonsche Land.





    31-05-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 mei Benny Goodman

    &nbsp:

    30-05-2018 om 09:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 mei PPRubens

    Peter Paul Rubens (Siegen, Heilige Roomse Rijk (tegenwoordig Duitsland), 28 juni 1577 – Antwerpen , 30 mei 1640 ) was een Zuid-Nederlands schilder van Vlaamse barok, tekenaar en diplomaat, werkzaam in Antwerpen. Hij werd ook wel Pieter Paul, Pieter Pauwel of Petrus Paulus genoemd. Rubens' vader Jan Rubens was advocaat en bekleedde van 1562 tot 1568 in Antwerpen een schepenambt. Zijn moeder was Maria Pypelinckx en kwam uit een vooraanstaande familie. In 1568 week het gezin uit naar Keulen omdat ze als Calvinisten in hun thuisland vervolging vreesden.Nadat Peter Pauls vader werd aangesteld als juridisch adviseur van Anna van Saksen, de tweede vrouw van Willem van Oranje, verhuisde het gezin Rubens in 1570 naar Siegen waar haar hof gevestigd was. Jan Rubens had vervolgens een affaire met Anna van Saksen die tot een zwangerschap leidde. Jan Rubens werd hiervoor opgesloten en liep het risico ter dood veroordeeld te worden. Dankzij de smeekbeden van zijn vrouw kon Jan Rubens na twee jaar de gevangenis verlaten. Na zijn vrijlating werd Jan Rubens een tijd lang verboden het beroep van advocaat uit te oefenen. Dit legde een zware druk op het gezin die pas verlicht werd toen in 1577 het beroepsverbod werd opgegeven na de dood van Anna van Saksen. In deze moeilijke situatie werd in 1574 Philip Rubens geboren, gevolgd in 1577 door zijn broer Peter Paul. In 1578 verhuisde het gezin Rubens naar Keulen waar vader Jan Rubens in 1587 overleed. De weduwe Maria Pypelinckx keerde in 1590 met haar gezin terug naar Antwerpen, waar ze zich opnieuw tot het katholicisme bekeerde. Rubens en zijn oudere broer Philip Rubens kregen een humanistische opvoeding in Keulen, en daarna in Antwerpen. Ze studeerden aan de Latijnse school van Rombout Verdonck in Antwerpen, waar ze de Latijnse klassieken leerden kennen. In 1590 dienden de broers om financiële redenen hun scholing af te breken, meer bepaald om een bruidsschat te voorzien voor hun zuster Baldina. Peter Paul ging dan eerst als page dienen bij de hertogin Margaretha de Ligne-Arenberg, wier schoonvader de gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden was geweest. Hij wilde echter een artistieke opleiding volgen en zijn moeder zorgde er dus voor dat hij in de leer kon bij Tobias Verhaecht, die verre familie van haar was. Na een jaar bij Tobias Verhaecht in de leer te zijn geweest, studeerde hij twee jaar onder Adam van Noort om ten slotte zijn leer te beëindigen bij Otto van Veen (Otto Venius), een van de leidende schilders van Antwerpen. Hij werd in 1598 opgenomen als meester in het Antwerpse Sint-Lucasgilde. [3] Behalve een in 1597 gedateerd classicistisch portret, dat zich te New York bevindt, kent men alleen onzekere toeschrijvingen van jeugdwerk van voor 1600. Op 9 mei 1600 vertrok hij naar Italië, waar hij beïnvloed werd door de kunst van de Oudheid. In Venetië trad hij, op uitnodiging van een Mantuaans edelman, in dienst van de hertog van Mantua, Vincenzo I Gonzaga tot 1608. In deze periode leerde hij veel van de werken van de kunstschilder Caravaggio kennen. In 1601 reisde hij naar Florence en Rome. Hij maakte er kennis met de Griekse en Romeinse kunst en kopieerde er werken van de Italiaanse meesters. In Rome schilderde hij zijn eerste altaarstuk voor het Santa Helena altaar in de kerk van het Heilig Kruis. Van 1603 tot 1604 verbleef hij in Spanje. Hij ging er op diplomatieke missie in opdracht van de hertog van Mantua. Aan het hof van koning Filips III leverde hij verschillende geschenken. Hij beleefde er de confrontatie van de Spaanse kunst met de Venetiaanse werken van Titiaan in Madrid. In opdracht van de Hertog van Lerma schilderde hij de dertiendelige reeks der Apostelen en een Christusfiguur, alsook een schilderij van zijn opdrachtgever gezeten op diens paard. In oktober 1608 keerde hij terug naar de Spaanse Nederlanden en werd daar in 1609 benoemd als hofschilder van de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje. Hij bleef in Antwerpen wonen en trouwde er op 3 oktober van datzelfde jaar met Isabella Brant. In 1611 werd hun eerste dochter geboren, Clara Serena, die jong overleed in 1623. In 1614 werd een zoon Albert geboren en in 1618 kreeg het echtpaar een tweede zoon, Nicolaas. Als gevolg van het Twaalfjarig Bestand in de Nederlanden tijdens de periode 1609-1621 steeg de welvaart in Antwerpen, waardoor Rubens snel verschillende opdrachten kreeg. In 1610 richtte hij het grote pand aan de Wapper, dat nu nog altijd het Rubenshuis heet, in als atelier met een aantal knapen en leerjongens. De meester zelf schilderde vaak bij portretten alleen het gezicht en de handen; de rest
    was na een grove schets voor de knapen, zo kon de meester aan hoog tempo vele opdrachten aanvaarden. Afbeeldingen van dieren liet hij over aan Frans Snyders die in Rubens' atelier werkte, maar ook op zelfstandige basis opdrachten mocht aanvaarden. De productiviteit van de meester was verbazingwekkend. Rubens schilderde tussen 1621 en 1625 24 schilderijen voor het Palais du Luxembourg, zijn grootste opdracht ooit, die historisch-allegorisch de levensloop van koningin Maria de' Medici uitbeelden. In 1626 overleed zijn vrouw Isabella Brant. In een brief aan de geleerde Pierre Dupuy gaf hij datzelfde jaar uiting aan zijn gevoelens: Ik heb werkelijk een uitmuntende gezellin verloren, die men met recht en rede kon, ja moest liefhebben, omdat zij geen enkele vrouwelijke ondeugd bezat; zij was niet grillig of zwak, maar zo goed en zo oprecht. Tijdens haar leven was zij om haar deugden bemind en na haar dood beweend door iedereen. Een dergelijk verlies kost immens veel verdriet. Alleen de tijd kan deze wonde helen.] Rubens genoot het volste vertrouwen van de landvoogdes Isabella en kreeg meerdere diplomatieke opdrachten en missies te verwerken. Aldus kwam hij weer in Spanje en Engeland terecht. De werken van Titiaan en de bewondering van de Hertog van Buckingham stimuleerden de kunstenaar. [bron?] Rubens was 53 jaar toen hij, terug uit Engeland, in 1630 hertrouwde met zijn 16-jarige nicht Hélène Fourment. Naar aanleiding van dit tweede huwelijk schreef hij in 1634 het volgende aan de Franse geleerde Nicolas-Claude Fabri de Peiresc: Ik besloot te trouwen omdat ik vaststelde dat ik nog niet geschikt was voor het celibaat. Ik koos een jonge vrouw uit een fatsoenlijke, maar burgerlijke familie, hoewel iedereen mij aanraadde een vrouw van adel te nemen. Maar ik vreesde de hoogmoed, de algemene kwaal van de adel, zeker bij vrouwen. Daarom koos ik een meisje dat niet zou blozen wanneer zij me mijn penselen zag nemen. Om eerlijk te zijn, leek het me hard om de kostbare schat van de vrijheid te verliezen in ruil voor de omhelzingen van een oude vrouw. In 1632 werd zijn dochter Clara Johanna geboren, in 1633 zijn zoon Frans. In 1635 kreeg hij nog een dochter, Isabella Helena, en in datzelfde jaar kocht hij Kasteel Het Steen in Elewijt. Het gelukkige gezinsleven op het platteland begunstigden zijn kunst als landschapsschilder. In 1636 werd zijn zoon Peter Paul geboren. Lijdend aan jicht stierf Rubens op 30 mei 1640 in het Rubenshuis te Antwerpen. Zes weken voor zijn dood schreef hij het volgende aan de beeldhouwer Frans Duquesnoy: Indien mijn leeftijd en jicht me er niet van weerhielden, zou ik naar Rome reizen om met eigen ogen van dit werk te genieten en de volmaaktheid ervan te bewonderen. Ik hoop niettemin u weer tussen ons te zien, zodat ons geliefde land op een dag zal schitteren door uw prachtige werken. Rubens ligt samen met zijn familie begraven in een grafkapel in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen. Boven zijn graf prijkt een beeld van Maria van de hand van zijn leerling Lucas Faydherbe, beeldhouwer in Mechelen en architect, die gedurende de laatste drie jaren van Rubens' leven woonde en werkte in diens atelier aan de Wapper, waar hij uitgroeide tot Rubens' vertrouweling. Maria's hart is met een zwaard doorboord. Dit verwijst naar de naam van de kapel: kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten. Boven het altaar van zijn grafkapel bevindt zich een werk van zijn hand: Madonna omringd door heiligen, dat uit de private kunstcollectie van Rubens kwam en hij daartoe voorbestemde. De stijl van Rubens behoort tot de Antwerpse School uit de vroege 17e eeuw. Rubens' oeuvre wordt gekenmerkt door de triomfalistische contrareformatorische barok. Rubens is waarschijnlijk de belangrijkste vertegenwoordiger van de Vlaamse barok, alhoewel hij duidelijk een Italiaanse invloed onderging. Sommige van zijn portretten hebben trekjes van het absolutisme, maar veel ex-voto's blijven toch trouw aan hun Vlaamse aard. Rubens genoot een goede opleiding bij zijn leermeester en kende de knepen van het vak. Alles werd tot in detail voorbereid, veel studies en tekeningen getuigen hiervan. Uit de gedetailleerde schetsen die nog bewaard zijn gebleven kan worden geconcludeerd dat schilderijen in fasen werden afgewerkt. Zie ook: Olieschets Het schilderij van de allegorie van De Vereniging van Water en Aarde heeft een driehoekige compositie, die vooral wordt versterkt door de drie gezichten aan de bovenkant van het schilderij (de drie hoofden). De basis van de driehoek is echter breder dan het schilderij zelf. Deze wordt gevonden door vanaf het hoofd van de Aarde over de rug van de tijger naar beneden te gaan, en van de knie van Neptunus aan de andere kant.
    Verder zijn er in het schilderij allerlei richtingen zichtbaar. De kijkrichtingen tussen de verschillende personen, de richting van de drietand, het stromende water naar beneden, en de omhoog klauterende tijger aan de linker kant. Verder is de Aarde afgebeeld als naakte Rubensvrouw, naar waarschijnlijk de mode van die tijd, relatief kleine borsten, maar verder goed gevuld met brede heupen. De mannen zijn gespierd, met daarbij de techniek van de verkorting toegepast om diepte en beweging in het schilderij te suggereren. De meeste schilderijen werden voorafgegaan door een kleine olieschets, zo had de meester een idee van de compositie en de kleuren . De Liefdestuin Medici-cyclus Allegorie op de zegeningen der vrede De drie gratiën (Prado te Madrid) Classicistisch portret, 1597 Medusa, circa 1617 De vereniging van Aarde en Water, circa 1618 De Roof der Sabijnse Maagden Kindermoord van Bethlehem Het Venusfeest Venus Frigida uit 1614, gesigneerd en gedateerd Het Oordeel van Paris Kruisoprichting Kruisafneming Helena Fourment en haar kinderen De Marteling van Sint-Jan De marteling van de Heilige Livinus, circa 1635 Dans van dorpelingen en mythische figuren, circa 1635 Saint George and the Dragon, circa 1606 Tussen 1610 en 1620, tijdens het Twaalfjarig Bestand, ontstaan de meesterstukken, die nog altijd in de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwe kathedraal te bewonderen zijn: de twee drieluiken de Kruisoprichting en de Kruisafneming, met de opmerkelijke stijlwisseling. In 1626 schildert hij De Hemelvaart van Maria voor het hoogaltaar in de O.L.V.-kathedraal, zowel qua compositie als door de technische uitvoering ervan een uitermate gelukkige interpretatie van het thema. In 1612 schildert hij het schilderij de verrijzenis van Christus dat zich ook in de O.L.V.-Kathedraal in Antwerpen bevindt. Uit de samenwerking met Jan Bruegel ontstaan kostbare kabinetstukken. In Spanje laat hij het monumentale Ruiterportret van Hertog Lerma na en te Rome het altaarstuk van S. Maria de Vallicella een monument van de vroeg-barokke kunst. In 1628 maakt hij zijn omvangrijkste altaarstuk De Madonna met Heiligen in de Antwerpse Augustijnenkerk. In 1624 ontstaat het grote altaarstuk De Aanbidding door de Koningen (Sint-Michielsabdij), een voorbeeld van barok pathos. Na 1630 ontstaan nieuwe groepen en dwarrelende massa's in dramatische scènes: De Roof der Sabijnse Maagden, De Kindermoord, Het Venusfeest. Van de Spaanse koning Filips IV kreeg hij de opdracht tot het schilderen van Het Oordeel van Paris. Naast deze eerder allegorische taferelen creëert Rubens grandioze landschappen van een stralende glans en innerlijke bewogenheid.











    30-05-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 mei Benny Goodman

    Benjamin David (Benny) Goodman, bijnaam The King of Swing (Chicago, 30 mei 1909 - New York, 13 juni 1986) was een beroemd Amerikaans jazzmusicus. Als zoon van arme Joodse immigranten leerde hij klarinet spelen in een jeugdorkest dat door een goed doel werd gefinancierd. Op school leerde hij drummer Dave Tough kennen. Hij bleek al op jonge leeftijd een getalenteerd muzikant en speelde mee met The Austin High School Gang. Op twaalfjarige leeftijd imiteerde hij al de bekende bandleider en klarinettist Ted Lewis. Het was tijdens zo'n concert dat Ben Pollack hem ontdekte. Benny Goodman zou in 1926 met Pollacks orkest zijn eerste plaatopnames maken. Zijn invloeden waren die van de jazzklarinettisten in Chicago, met name Johnny Dodds, Leon Roppolo en Jimmy Noone. Hij begon op zijn 16e te spelen bij het orkest van Ben Pollack, een van de toporkesten in Chicago en maakte met hen in 1926 zijn eerste opnames. De eerste opnames op zijn eigen naam kwamen twee jaar later. Aan het eind van de jaren twintig werd hij sessiemuzikant in New York. Zijn reputatie was die van een goed voorbereide en betrouwbare speler. Hij speelde met de beroemde Amerikaanse bands van Red Nichols, Isham Jones en Ted Lewis. Hij vormde zijn eigen band in 1932. In 1934 begon hij met optredens voor het radioprogramma Let's Dance. Voor de show had hij iedere week nieuwe muziek nodig en John Hammond, met wie hij bevriend was, raadde hem aan wat jazzmuziek van Fletcher Henderson te kopen. Henderson was de bandleider van de populairste Afrikaans-Amerikaanse band aan het eind van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig. De combinatie van zijn klarinetspel, de muziek van Henderson en een goed geoefende band zorgden ervoor dat hij in het midden van de jaren dertig snel bekendheid kreeg. Na zijn fabelachtige optreden op 21 augustus 1935 in de Palomar Ballroom in Los Angeles kreeg hij ook nationale bekendheid. Zijn radio-optredens zorgden voor een schare fans in Californië, waar hij met open armen ontvangen werd. Daardoor trok hij de aandacht van de nationale media en werd op slag beroemd. Sommige schrijvers hebben deze datum aangemerkt als de start van de swing. Op 16 januari 1938 speelde hij het beroemde concert in Carnegie Hall in New York. Hij was de eerste die jazz speelde in deze beroemde concertzaal, en er was in eerste instantie veel tegenstand tegen een jazzconcert in deze tempel van de klassieke muziek. Het concert was echter een groot succes en versterkte de reputatie van jazz als een kunstvorm. In het midden van de jaren veertig verloren de bigbands veel van hun populariteit. De oorzaak hiervoor was dat veel getalenteerde muzikanten het leger in gingen of beter betaald (fabrieks)werk gingen doen. Rubber en benzine werden tijdens de Tweede Wereldoorlog gerantsoeneerd, de opname-industrie had met twee lange stakingen te kampen, en sterren als Frank Sinatra wonnen aan populariteit. Goodman bleef opnames maken en speelde in kleine ensembles. Hij vormde af en toe een nieuwe band en speelde op jazzfestivals of op internationale tournees. Velen suggereren dat Goodman hetzelfde succes met jazz en swing had als Elvis Presley met rock-'nroll. Beide artiesten maakten de zwarte muziek populair bij een jong blank publiek. Veel van Goodmans arrangementen werden jaren ervoor al gespeeld door het orkest van Fletcher Henderson, en Goodman gaf dit ook zelf aan, maar zijn jonge fans hadden nog nooit van Henderson gehoord. Goodman drukte echter met zijn virtuoze en creatieve klarinetspel wel degelijk zijn eigen stempel op de stukken, en was daarmee een van de meest vernieuwende jazzmuzikanten van voor de bebop. Goodman is ook verantwoordelijk voor een grote stap voorwaarts in de rassenintegratie in Amerika. Aan het begin van de jaren dertig konden zwarte en blanke muzikanten niet samen spelen in veel clubs en concerten. In de zuidelijke staten was het bij wet verboden. Benny Goodman ging hier tegenin en begon met Teddy Wilson en Gene Krupa het Goodman Trio. In 1936 voegde hij Lionel Hampton toe op de vibrafoon en vormde het Benny Goodman Quartette. Van 1940 tot zijn vroegtijdige dood in 1942 speelde de vernieuwende jazzgitarist Charlie Christian bij de band. Door zijn bekendheid hoefde Goodman niet om financiële redenen door de zuidelijke staten te toeren, waar de samenstelling van de band zeker tot arrestaties zou hebben geleid
    Wat velen niet weten over Benny Goodman, is dat hij ook een begaafd klassiek speler was. Hij nam daartoe les bij Reginald Clifford Kell en moest zijn hele techniek wijzigen. Eind jaren dertig had hij al een opname gemaakt van Mozarts klarinetkwintet en in de late jaren veertig speelde hij werken van voornamelijk 20e-eeuwse componisten, onder wie Igor Stravinsky, Leonard Bernstein en Morton Gould. De Hongaarse componist Béla Bartók (1881-1945) schreef voor hem zijn 'Contrasts', een virtuoos driedelig werk voor viool, klarinet en piano. In 1950 gaf hij de wereldpremière van het aan hem opgedragen klarinetconcert van de Duitse componist Paul Hindemith (1895-1963). Goodman speelde ook de wereldpremière van het tweede klarinetconcert van Malcolm Arnold met een fantastische 'ragtime' finale. Hij bleef ook gedurende de jaren dertig en veertig optreden met de belangrijkste Amerikaanse orkesten, waarbij hij vooral gewaardeerd werd vanwege de combinatie van expressiviteit aan de jazz ontleend - met een perfecte klassieke techniek. Zo trad hij in de jaren zestig op als solist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Fanz Paul Decker in Mozarts beroemde klarinetconcert. Benny trouwde in 1942 met Alice Hammond, de zus van zijn vriend John Hammond. Zij hadden twee dochters, Benjie en Rachel. Hij bleef tot aan zijn dood de klarinet spelen. Hij overleed op 77-jarige leeftijd en ligt begraven op de Long Ridge Cemetary in Stamford, Connecticut.





    30-05-2018 om 09:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 mei 1431 Jeanne d``Arc

    Domrémy , Lotharingen , ca. 1412 – Rouen , Normandië , 30 mei 1431 ) , bijgenaamd de Maagd van Orléans, is een nationale heldin van Frankrijk. Als jong meisje van eenvoudige afkomst speelde ze een beslissende rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Op negentienjarige leeftijd werd ze door een partijdige kerkelijke rechtbank veroordeeld en stierf ze op de brandstapel in Rouen. Vijfentwintig jaar na haar dood liet paus Calixtus III het proces herzien, ze werd onschuldig bevonden en kreeg bij de plechtige uitspraak van het proces op 7 juli 1456 de titel van martelares. In 1909 werd ze uiteindelijk zalig verklaard door de Katholieke Kerk en in 1920 volgde de heiligverklaring. Ondertussen wordt ze gerekend tot de patroonheiligen van Frankrijk samen met Dionysius van Parijs, Martinus van Tours, de heilige Lodewijk en Theresia van Lisieux. Jeanne d'Arc werd geboren tijdens de Franse Burgeroorlog, een bijzonder woelige periode in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk, die samenviel met het Westers Schisma in de kerk met drie tegenpausen van 1378 tot 1417. Aan de basis van de Franse Burgeroorlog lag de moord op Lodewijk I van Orléans, de vierde[ zoon van Karel V en Johanna van Bourbon en broer van Karel VI de koning van Frankrijk van 1380-1422. De hertog van Orléans werd vermoord op 2 november 1407 in opdracht van zijn neef Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië. De aanleiding voor deze moord was de concurrentie tussen de Bourguignons en de Armagnacs in verband met het regentschap over het koninkrijk. De ooms van Karel VI regeerden Frankrijk tussen 1380 en 1388 omdat de koning zelf nog te jong was om te regeren. Vanaf 3 november 1388 zou de koning zelf gaan regeren, maar in augustus 1392 kreeg hij een zware aanval van waanzin en doodde daarbij vier van zijn begeleiders. Na die gebeurtenis had de koning heldere periodes waarin hij zelf trachtte te regeren, afgewisseld met periodes van waanzin waarin de regering werd overgenomen door zijn ooms. Na het Bal des Ardents op 28 januari 1393, waar de koning slechts op het nippertje aan de dood ontsnapte dankzij de tegenwoordigheid van geest van zijn tante Jeanne de Boulogne, sloeg de waanzin compleet toe. Vanaf 1393 werd het land dus wederom bestuurd door een regentenraad voorgezeten door Isabella van Beieren de koningin (echtgenote van Karel VI) en met als leden zijn oom Filips de Stoute, diens zoon Jan zonder Vrees en zijn oom Jean de Berry. Zijn broer Lodewijk van Orléans won meer en meer aan invloed, men beweerde zelfs dat hij de minnaar was van de koningin. Na de dood van Filips de Stoute nam Lodewijk van Orléans de touwtjes in handen, hij profiteerde van de affectie van zijn broer tijdens diens heldere momenten en van zijn invloed op de koningin tijdens de ziekteperiodes van de koning. Op die manier wist hij Jan zonder Vrees opzij te zetten. Met een dreigende inval van de Engelsen als voorwendsel verhoogde hij de belastingen om de opbrengst voor eigen profijt aan te wenden.[5] Negentig procent van zijn inkomen kwam uit de koninklijke schatkist. Jan zonder Vrees kreeg het volk op zijn hand door belastingsverminderingen en hervormingen van het beleid te beloven. De moord op Lodewijk was het begin van de burgeroorlog. Karel van Orléans wilde zijn vader wreken en bij zijn huwelijk met Bonne, de dochter van Bernard VII van Armagnac vormde hij een bondgenootschap tegen de hertog van Bourgondië samen met zijn schoonvader, de hertogen van Berry en Bourbon en Bretagne, Jan van Berry, Lodewijk II van Bourbon en Jan V van Bretagne, en met de graaf van Alençon, Jan I van Alençon. Bernard VII ondernam met huurlingen, die hij rekruteerde in het zuiden, strooptochten tot in de directe omgeving van Parijs maar werd op 9 november 1411 verslagen door Jan zonder Vrees in Saint-Cloud. In 1413 slaagde Jan zonder Vrees erin om de Parijzenaars in opstand te laten komen en de macht te grijpen. Maar door het schrikbewind dat gevoerd werd door zijn medestanders de Cabochiens kwam de bevolking massaal in opstand en konden de Armagnacs weer de macht grijpen. De Engelsen maakten van de gelegenheid gebruik om beide partijen tegen elkaar op te zetten door het afsluiten van verdragen of het afkopen van hun neutraliteit. Zo sloten de Armagnacs in 1412 een verdrag met Hendrik IV van Engeland waarbij ze hem de Guyenne afstonden en hem erkenden als soeverein van Poitou, de Angoulême en de Périgord. Jan zonder Vrees van zijn kant ontzag de Engelsen, omdat hij de wolleveringen in het rijke Vlaanderen niet in gevaar wilde brengen. In 1415 hervatten de Engelsen de vijandelijkheden. Jan zonder Vrees bleef rustig toekijken toen het Franse
    leger, dat voornamelijk bestond uit aanhangers van de Armagnacs, bij Azincourt verpletterend verslagen werd. Door verraad werd op 29 mei 1418 Parijs opnieuw ingenomen door medestanders van Jan zonder Vrees. Vele Armagnacs, waaronder Bernard VII, werden door het gepeupel vermoord. Jan zonder Vrees begon onderhandelingen met de Engelsen en leek bereid de aanspraken van de Engelse koning op de Franse troon te gaan steunen. De dauphin Karel VII zocht toenadering tot Jan zonder Vrees, die op dat moment een groot deel van Frankrijk in zijn macht had, en er werden onderhandelingen tussen beide partijen opgestart. Bij een van die ontmoetingen, op 10 september 1419, werd Jan zonder Vrees vermoord op de brug van Montereau-Fault-Yonne. Elk vergelijk werd daardoor onmogelijk en Frankrijk dreigde ten onder te gaan. Philips de Goede, de zoon van Jan zonder Vrees, verbond zich met de Engelsen. Het gevolg van dit alles was, dat Isabella van Beieren met Hendrik V van Engeland in 1420 het Verdrag van Troyes sloot dat bepaalde dat Karel VI na zijn dood opgevolgd zou worden door de zoon geboren uit het huwelijk van Hendrik V en Catherina van Frankrijk, de dochter van Karel VI en Isabella van Beieren. De dauphin, Karel VII, werd van de opvolging uitgesloten, maar de meerderheid van de Franse adel verzette zich hiertegen. Bij de dood van Karel VI in 1422 had Frankrijk geen koning meer die gezalfd en gekroond was in Reims. Engeland eiste de kroon op voor Hendrik VI, die op dat moment nog geen jaar oud was. De dauphin van zijn kant twijfelde zelf aan zijn afkomst en aan zijn rechten op de troon. Met het verdrag van Troyes had zijn moeder zich trouwens akkoord verklaard met het verlies van zijn rechten. Ook wat betreft het grondgebied was de situatie ongunstig voor hem, het zuidoosten en het grootste deel van het noorden van het land waren onder Engelse controle met uitzondering van het onafhankelijke Bretagne. Bretagne zou niettemin een belangrijke rol spelen op het einde van de Honderdjarige oorlog door de blokkade van Bordeaux. Het was in deze voor de dauphin uitzichtloze situatie dat Jeanne een doorbraak zou forceren.
    Jeanne werd waarschijnlijk geboren in 1412op een boerderij die eigendom was van haar vader, dicht bij de kerk van Domrémy. Domrémy was toen een dorpje in het grensgebied tussen de Champagne, de Barrois en Lotharingen.Tegenwoordig heet het dorp Domrémy-la-Pucelle ter ere van Jeanne. Ze was de dochter van Jacques d’Arc en Isabelle Devouton (of de Vouthon).[Haar vader was een 'laboureur' en dus in de toenmalige situatie geen arme man. De familienaam, in documenten uit die periode, werd geschreven als Darc, Tarc, Dare, Day. Ze werd Jehanne genoemd, waarschijnlijk naar haar moeders zus Jehanne Lassois of naar een van haar meters Jehanne Royer of Jehanne de Viteau. De andere kinderen in het gezin waren Jacquemin, Jean, Pierre en Cathérine. Tijdens haar proces verklaarde ze zelf dat ze Jehanne heette en in Frankrijk, waar ze later naartoe ging, Jeanne genoemd werd; dat ze dacht dat ze negentien was en geboren was in “Domrémy qui est tout un avec Grus”;dat ze van haar moeder het Pater Noster, het Ave Maria en het Credo had geleerd en niemand anders haar had onderwezen sinds haar geboorte. Op de 9e zitting van haar proces verklaarde Jeanne, dat ze kon naaien en weven en dat ze het hierin tegen elke vrouw van Rouen wou opnemen. Volgens de getuigen uit haar dorp die werden opgeroepen tijdens het rehabilitatieproces was ze een goed, eenvoudig, levenslustig en aangenaam kind dat plichtsbewust haar moeder hielp en graag werkte. Ze ging ook graag naar de mis en ging dikwijls bidden en kaarsen offeren in de kapel van Notre Dame de Bermont bij de kluizenarij van Bermont. Jehanne moest een godvruchtig meisje geweest zijn, want er waren verschillende getuigen die verklaarden dat ze ook tijdens het werk op het veld neerknielde om te bidden als de kerkklokken opriepen tot gebed. Niettemin was Jeanne volgens diezelfde getuigen geen pilarenbijtster maar speelde en vierde ze mee met de jeugd van het dorp. De verhalen rond Jeanne d’Arc hebben van haar een herderinnetje willen maken dat in de weiden met de schapen ronddwaalde, maar dit strookt niet met de getuigenverklaringen. Ze was een boerenmeisje dat zich, zoals alle boerenmeisjes in die tijd, vooral bezighield met de werkzaamheden in en om het huis en haar broers en vader hielp op het veld waar nodig was.
    Gedurende de ondervraging van de negende zitting, de tweede keer dat Jeanne zelf ondervraagd werd, verklaarde ze dat ze dertien was toen ze voor de eerste keer de stem van God hoorde. Ze was heel bang de eerste keer en ze verklaarde dat het gebeurde op de middag in de tuin van haar vader. De stem kwam van rechts van de kant van de kerk en ging niet gepaard met een grote ‘klaarte’ zoals het daarna wel dikwijls het geval was. De stem droeg haar op, om zich goed te gedragen en veel naar de kerk te gaan en ze zei ook dat Jeanne naar Frankrijk[ moest gaan. De stem drong aan op dit punt en zei dat Jeanne het beleg van Orléans moest breken. Eerst moest ze Robert de Baudricourt opzoeken om steun te vragen, want zij was maar een eenvoudig meisje dat niet kon paardrijden noch oorlog voeren. Ze ging dan acht dagen bij haar oom[logeren en vroeg, om haar naar Vaucouleurs te brengen, waar ze de kapitein Robert de Baudricourt onmiddellijk herkende dankzij de stem. Na twee vergeefse pogingen kreeg ze de derde keer een onderhoud en gaf Robert de Baudricourt haar de escorte waarom ze vroeg. Na nog een bezoek bij de hertog van Lotharingen te Nancy vertrok ze van Vaucouleurs, gekleed als man met een degen, die ze gekregen had van de kapitein onder begeleiding van een ridder en diens schildknaap en vier mannen. Ze kwam zonder probleem bij het kasteel van Chinon waar de dauphin verbleef. Bij de ondervraging tijdens de 11e zitting van haar proces op 27 februari 1431 identificeerde Jeanne de stemmen als die van de heilige Catharina en van de heilige Margaretha en ze zouden zichzelf bekendgemaakt hebben aan Jeanne. Ook de aartsengel Michaël sprak regelmatig tot haar volgens haar getuigenissen.[Die drie heiligen waren in de middeleeuwen zeer populair en maakten voor Jeanne deel uit van haar dagelijks leven, ze zag ze ongetwijfeld regelmatig in de kerken die ze bezocht. Van Margaretha stond er een beeld in de kerk van Domrémy en van Catharina in de kerk van Maxey-surMeuse Op 2 februari 1429 kwam ze aan in Chinon en twee dagen later werd ze door de dauphin ontvangen in zijn privévertrekken en niet in de grote zaal. Het moet daar geweest zijn, dat ze met Karel haar missie besprak. Het verhaal dat ze tijdens een grote receptie Karel herkende, die gekleed was als een gewoon edelman, werd slechts door één auteur vermeld.[Jeanne kondigt vier evenementen aan: de bevrijding van Orléans, de kroning van Karel in Reims, de bevrijding van Parijs en de vrijlating van de hertog van Orléans die bij Azincourt was gevangengenomen door de Engelsen. Hierop werd Jeanne door de koning naar Poitiers gestuurd om ondervraagd te worden door de geleerden van de universiteit van Parijs die daar hun onderkomen hadden gezocht na de inname van Parijs door de Engelsen. De notulen van deze ondervragingen zijn verloren gegaan, alleen de conclusies die aan de dauphin werden gestuurd zijn bewaard gebleven en zijn zeer lovend over Jeanne.] Naast de ondervraging door de doctors in de theologie werd Jeanne ook nog onderzocht op haar maagdelijkheid omdat een gezondene van God ongetwijfeld maagd moest zijn en om de laster van de tegenpartij te ontkrachten (die noemden haar de hoer van de Armagnacs). Bovendien kon een maagd geen heks zijn. Karel gaf uiteindelijk zijn akkoord dat ze naar het belegerde Orléans zou trekken, hoewel niet aan het hoofd van een leger, maar met een bevoorradingskonvooi. Jeanne werd eerst naar Tours gebracht om haar de nodige wapenrusting te maken. Twee van haar broers sloten zich bij haar leger aan De Engelsen die het noorden van Frankrijk bezetten werden tegengehouden door de natuurlijke grens gevormd door de Loire, om op te trekken tegen het zuiden dat trouw gebleven was aan de dauphin. Om een doorgang te forceren moesten ze Angers of Orléans innemen. Angers werd beschermd door een kasteel en ze besloten daarom Orléans te belegeren. Er werden versterkingen rond de stad gebouwd, maar de Engelsen hadden niet voldoende manschappen om de stad volledig te omsingelen. Na de mislukte aanval op een Engels bevoorradingskonvooi door de Frans-Schotse troepen op 12 februari 1429 (La journée des Harengs) waren de verdedigers volledig gedemoraliseerd. Op 29 april kwam Jeanne met haar leger van 4000 man en de bevoorrading aan in Orléans en werd ze enthousiast ontvangen door de bevolking. Door het vertrouwen dat ze uitstraalde en haar enthousiasme wist ze de Fransen opnieuw te motiveren. Op 4 mei 1429 veroverden de Fransen onder de leiding van Jeanne de bastille van Saint-Loup[ en op 6 mei nam Jeanne de versterking Saint-Jean-le-Blanc in. Op de volgende dag forceerde Jeanne een nieuwe uitval en veroverde ze de vesting Saint-Augustin. Dit was tegen de beslissingen van de legerleiding onder Jean d’Orléans . De legerleiding kwam daarna bijeen zonder Jeanne erbij te betrekken en besloot op versterkingen te wachten, maar zij wilde de hoofdmacht van de Engelsen bij Les Tourelles aanvallen op 7 mei en in de nacht van 7 op 8 mei hieven de Engelsen het beleg op en trokken weg.
    In hoeverre Jeanne zelf betrokken was bij de militaire operaties, vormt nog altijd het onderwerp van discussie. Traditionele historici zien haar als de vaandeldraagster die erin slaagde het moreel van de troepen op te krikken. Anderen zijn van oordeel dat ze wel degelijk betrokken was bij de leiding van de operaties. Iedereen schijnt het er wel over eens te zijn dat dankzij haar optreden het Franse leger een serie van successen kende. Na de overwinning op de Engelsen bij Orléans gingen de Fransen door op hun elan en wilden ze de bruggen in de Loirevallei heroveren om zo de weg naar Reims vrij te maken. Een deel van de Engelse troepen die van Orléans waren weggevlucht had zijn kamp opgeslagen bij Jargeau onder leiding van William de la Pole, de hertog van Suffolk en wachtte op versterking van John van Lancaster, beter bekend als de hertog van Bedford, de Engelse regent. Het Franse leger onder leiding van Jean d’Alençon en Jeanne d’Arc kreeg versterking van Jean d’Orléans en Florent d’Illiers. Onderweg werd het tegemoet getreden door de Engelsen. In het gevecht dat volgde konden de Fransen optrekken tot bij Jargeau. De volgende dag, de 12e juni, werden de gevechten hervat. Suffolk probeerde nog een wapenstilstand te bewerken, maar de Fransen gingen door en Jargeau werd diezelfde dag ingenomen. Suffolk werd gevangengenomen en zijn troepen vluchtten naar Meung-sur-Loire en Beaugency. De Fransen trokken verder naar Meung-sur-Loire en op 15 juni 1429 werd hier de belangrijke brug over de Loire door de Fransen heroverd. Het stadje zelf en het versterkte kasteel werden door de Franse troepen ongemoeid gelaten. Ze trokken onmiddellijk verder naar Beaugency, een klein stadje op de noordelijke oever van de Loire, waar eveneens een strategische brug lag. In Beaugency trokken de Engelsen zich terug in de citadel in het midden van de stad. Toen Jean d’Alençon de informatie kreeg dat er Engelse versterkingen uit Parijs onderweg waren, ging hij onderhandelen met de Engelsen, die de stad opgaven en ongemoeid mochten vertrekken. De campagne van de Loire zou afgesloten worden met de slag bij Patay op 18 juni, de enige echte open veldslag in de campagne. Het Engelse leger stond onder leiding van John Fastolf die met versterkingen uit Parijs was aangekomen. De troepen uit Beaugency hadden zich bij hem gevoegd. De Engelsen vertrouwden op hun gebruikelijke tactiek, die hen sinds de slag bij Crécy de ene overwinning na de andere had bezorgd, namelijk hun uitzonderlijk goed getrainde beroepskorps van longbowschutters. Dit elitekorps stak ter verdediging gepunte palen in de grond, die de vijandelijke cavalerie tegenhield en de infanterie zodanig hinderde dat ze ten onder gingen aan de moordende pijlenregen. Bij Patay verrieden ze hun stelling door in het veld waarin ze zich bevonden een hert neer te schieten. Met het rumoer dat daarbij ontstond, trokken ze de aandacht van Franse verkenners. [25] De voorhoede van het Franse leger viel daarop het longbowkorps aan op de flanken, waar de verdedigingsstellingen vanwege tijdsgebrek nog niet waren uitgevoerd. Het korps werd afgeslacht en de Franse cavalerie dreef de Engelsen op de vlucht. John Talbot werd gevangengenomen. Het Engelse longbowkorps is deze nederlaag nooit te boven gekomen en werd nooit meer heropgericht.Wat Azincourt geweest was voor de Fransen werd Patay voor de Engelsen: de complete nederlaag. Er zouden (afhankelijk van de bron) 2000 à 2500 Engelsen gesneuveld zijn op een leger van 5000 man, tegen 5 tot 100 Fransen. Na de slag bij Patay trok Jeanne naar Loches en overtuigde de dauphin om naar Reims te gaan om zich als koning te laten zalven. De tocht naar Reims ging door Bourgondisch gebied en verliep zonder problemen. Het gezelschap vertrok uit Gien-sur-Loire op 29 juni. Auxerre stelde zich neutraal op, Troyes capituleerde na een belegering van vier dagen waarbij geen slachtoffers vielen en Châlonsen-Champagne opende zijn poorten voor het leger van de dauphin. Op 16 juli kwamen ze aan in Reims, dat ook de poorten opende voor de dauphin. Karel VII werd op 17 juli 1429 in de kathedraal van Reims in de aanwezigheid van Jeanne d’Arc, tot koning gekroond en gezalfd door aartsbisschop Regnault de Chartres. Na de kroning drong de koning er bij Jeanne op aan om rust te nemen, want de koning had onder invloed van zijn raadgevers het besluit genomen om niet aan te vallen. Men had wapenstilstanden gesloten met de Bourgondiërs voor 14 dagen. Onder invloed van zijn raadgevers en in het bijzonder van Georges de la Trémoille en Regnault de Chartres wilde Karel VII in de eerste plaats de alliantie tussen Filips de Goede en Jan van Bedford breken. Jeanne moest dus geneutraliseerd worden, want zij wilde naar Parijs optrekken.
    Filips de Goede brak dit verdrag door van de pauze gebruik te maken om de versterking van Parijs uit te bouwen.[ Op 4 augustus trok de hertog van Bedford op tegen het Franse leger vanuit Parijs met een leger van 10.000 man. Karel VII trok de vijand tegemoet en sloeg zijn kamp op tussen Montépilloy en Mont-l'Évêque. Op 15 augustus stonden de twee legers tegenover elkaar opgesteld, maar Azincourt indachtig riskeerde het Franse leger geen frontale aanval tegen het ingegraven Engelse leger; eigenlijk vond er geen veldslag plaats. Het koninklijke leger trok daarna op naar Parijs. Onderweg waren er nog een aantal steden die Karel VII als hun vorst binnenhaalden, waaronder Beauvais. De tegenstanders van Karel VII mochten ongemoeid de stad verlaten. Onder hen was bisschop Cauchon, een fervent aanhanger van de Engelsen. Met zijn bisdom verloor Cauchon een belangrijk deel van zijn inkomsten en hij zou het Jeanne nooit vergeven, want hij hield haar verantwoordelijk voor zijn verlies. Jeanne d’Arc met Jan II van Alençon, de maarschalken Gilles de Rais en Jean de Brossevoerden op 8 september 1429 een aanval uit op de stadspoort van SaintHonoré. Jeanne raakte bij deze aanval gewond aan een been. ’s Avonds trokken ze zich zonder resultaat terug en Jeanne kreeg bevel van de koning om de vijandelijkheden te staken. De koning trok zich terug naar de Loire en het leger werd ontbonden. In oktober nam Jeanne met haar eigen troep Saint-Pierre-le-Moûtier en sloeg het beleg op voor La Charité-sur-Loire, maar tegen kerstmis hief ze het beleg op en keerde ze terug naar Jargeau. Op 29 december 1429 werden Jeanne en haar familie in de adelstand verheven. De originele akte hiervan is verloren gegaan, maar er zijn diverse kopieën bewaard gebleven. In 1614 zou Lodewijk XIII deze beslissing voor de familie hebben herroepen omdat ze in de praktijk gewoon volk waren gebleven. Na de expeditie bij La-Charité-sur-Loire kreeg Jeanne bevel om in het kasteel van la Trémouille in Sully-sur-Loire te blijven, maar zonder toestemming van de koning trok ze naar Compiègne dat door de Bourgondiërs belegerd werd. Tijdens een uitval uit de belegerde stad en de schermutseling die daar op volgde werd Jeanne d’Arc gevangengenomen door de Bourgondiërs op 23 mei 1430. In een dergelijk geval was het normaal geweest, dat Jeanne vrijgekocht zou zijn voor losgeld, maar Karel VII deed geen enkele poging daartoe. Drie dagen na haar gevangenneming schreef de grootinquisiteur van Frankrijk, waarschijnlijk geïnspireerd door de professoren van de Sorbonne, al een brief aan Philips de Goede met het verzoek, om haar zo snel mogelijk over te brengen naar Parijs, om haar te berechten voor misdaden die aan ketterij deden denken. Jeanne was de gevangene van Jean II de Luxembourg-Ligny. Om te voorkomen dat ze door de Fransen bevrijd zou worden werd ze overgebracht naar het kasteel van Beaulieu in de Vermandois. Ze genoot daar een mild regime en mocht zelfs haar eigen hofmeester Jean d’Aulon bij zich houden. Niettemin waagde ze hier een eerste ontsnappingspoging. Daarop werd het besluit genomen om haar weg te brengen uit de gevechtszone en haar onder te brengen in het kasteel van Beaurevoir waar ze goed werd opgevangen door een tante van Jean de Luxembourg, Jeanne de Luxembourg-Saint-Pol en door Jeanne de Béthune, zijn echtgenote. Ze kon bezoek ontvangen en werd op de hoogte gehouden van de situatie bij Compiègne. Niettemin waagde ze een tweede ontsnappingspoging door uit een venster in de toren te springen van 21 meter hoog. Ze raakte daarbij ernstig gewond. Daarop werd ze door de Bourgondiërs overgebracht naar Arras. Pierre Cauchon had al zeer snel contact opgenomen met Jean de Luxembourg met het aanbod om Jeanne te “kopen” voor een aanzienlijk bedrag om haar uit te leveren aan de Engelsen. Hij handelde daarbij in opdracht van Jan van Bedford. Deze koehandel met een krijgsgevangene was in strijd met de toen geldende gedragscode: een krijgsgevangene werd gewoonlijk vrijgelaten in ruil voor een losgeld. De tante van Jean de Luxembourg, die genegenheid had opgevat voor Jeanne, verzette zich tegen de verkoop en dreigde ermee om haar neef te onterven. Uiteindelijk, na het overlijden van zijn tante op 13 november 1430, werd ze door Jean de Luxembourg voor 10.000 pond verkocht aan de Engelsen] op 21 november 1430. Ze werd overgeleverd aan Pierre Cauchon die het proces tegen Jeanne zou voer Het werd een politiek proces: de hertog van Bedford eiste de troon op voor zijn neef Hendrik VI van Engeland en de Engelsen waren er dus erg op gebrand Jeanne als heksen ketter neer te zetten, om zodoende het koningschap van Karel VII te ondermijnen. Het proces werd gevoerd in Rouen, de zetel van de Engelse bezetting. De procedure was van het begin op verschillende punten omstreden. Zo had bisschop Cauchon geen jurisdictie om deze zaak te voeren. De inquisiteur van Rouen, Jean le Maître, tekende hier dan ook bezwaar tegen aan voor wat betreft zijn eigen deelname tot hij tot de orde geroepen werd door de inquisiteur van Frankrijk op vraag
    van Cauchon. Cauchon dankte zijn aanstelling alleen aan zijn evidente partijdigheid ten gunste van het Engelse regime, zijn broodheren. De Engelsen financierden het proces ook. De griffier Nicolas Bailly die aangesteld werd om getuigenissen ten laste van Jeanne te vinden kon niets aanbrengen, zodat er geen grond was om een proces te beginnen. Hij zou hierover getuigen tijdens het rehabilitatieproces. Ook weigerde het hof aan Jeanne rechtskundige bijstand van geestelijken uit de delen van Frankrijk waar zij afkomstig was,wat eveneens een inbreuk was op het kerkelijke recht. De partijdigheid van Cauchon was vanaf het begin overduidelijk. Hij zorgde er bijvoorbeeld voor dat Jean de Saint-Avit, bisschop van Avranches en deken van de bisschoppen van Normandië, niet als rechter aangesteld zou worden. Deze bisschop had geen verplichtingen ten aanzien van de Engelsen, en had zich gunstig uitgelaten over Jeanne. Jeanne werd door de Engelsen aan de kerkelijke rechtbank overgedragen onder de voorwaarde, dat ze weer aan het wereldlijke gerecht moest worden overgedragen als ze zou worden vrijgesproken. Deze hypocriete voorwaarde liet een eventuele vrijspraak open, hoewel de veroordeling vanaf het begin vaststond. De zorg waarmee alle wereldlijke autoriteiten van het proces wegbleven is tekenend en het schouwspel dat georganiseerd werd met een ongezien aantal doctoren in de theologie, licentiaten in kerkelijk en wereldlijk recht en andere geleerden die van de Engelsgezinde universiteit van Parijs werden gehaald, naast het bijna volledige kapittel van Rouen, abten en prelaten, was ongezien voor een proces over geloofszaken. In gelijkaardige processen die echt over geloofszaken gingen zetelden hooguit drie of vier kanunniken naast de bisschop en de inquisiteur. Het proces begon op 21 februari 1431 en zou duren tot 23 mei 1431. In totaal waren er 56 zittingen. Jeanne werd opgesloten in een toren van het kasteel van Philippe Auguste, waarvan tegenwoordig alleen de donjon nog bestaat. De donjon wordt nu de toren van Jeanne d’Arc genoemd wordt, hoewel Jeanne in een ander deel van het kasteel gevangen werd gehouden. Hoewel het over een kerkelijk proces ging, bleef Jeanne opgesloten in een wereldlijke gevangenis, wat nogmaals een aanfluiting van de rechtsregels was. Cauchon had weliswaar de gevangenis gekwalificeerd als een kerkelijke gevangenis, maar zelfs dan was het in strijd met het canoniek recht dat Jeanne bewaakt werd door mannelijke wachten. Het regime waaronder ze werd opgesloten was weliswaar niet zachtaardig, maar ze werd niet gemarteld om bekentenissen af te dwingen. Ze beklaagde zich wel verscheidene keren bij Cauchon, Jean Lemaître en Nicolas Loyseleur dat een van de wachten had geprobeerd haar te verkrachten.[38] Het werd haar ook verboden om te biechten, de communie te ontvangen en de mis bij te wonen. Dit moet voor de vrome Jeanne een zware beproeving zijn geweest. Het rechtscollege telde ongeveer 120 personen, waarvan er verscheidene achteraf op het rehabilitatieproces zouden getuigen dat ze onder dwang hadden gehandeld, onder meer Jean Lemaître, de vice-inquisiteur. Ondanks de talloze ondervragingen slaagden de rechters er niet in, om een geloofwaardige beschuldiging te formuleren. Jeanne bleek een goed christelijk meisje te zijn, overtuigd van haar goddelijke missie. Men hield het dan maar bij de magere beschuldigingen van het weglopen uit het ouderlijk huis zonder toestemming van de ouders, het dragen van mannenkleren en vooral het ontkennen van de kerkelijke autoriteit, omdat ze de stemmen volgde die ze hoorde, zonder daarvan rekenschap af te leggen aan de kerkelijke autoriteiten. De rechters namen gemakshalve aan dat die stemmen geïnspireerd waren door de duivel. De notities van het proces die zijn overgeleverd tonen een Jeanne d’Arc die helemaal niet geïntimideerd is door het college van geleerden die haar moeten ondervragen en met allerlei spitsvondigheden probeerden om haar foute dingen te laten zeggen zodat ze zichzelf zou beschuldigen. Een beroemd voorbeeld daarvan was de vraag of zij in staat van genade was. Dit was een theologische valstrik van de geleerden, want de leer van de kerk zei dat niemand dat van zichzelf kon weten. Als ze ja antwoordde was dat een ketterij en als ze nee zei, gaf ze zelf haar schuld toe. Tot grote verbazing van de geleerden antwoordde Jeanne: "Si je n’y suis pas, Dieu m’y mette et si j’y suis, Dieu m’y tienne. Je serais la plus dolente de tout le monde si je savais ne pas être en la grâce de Dieu. De ondervragers stonden versteld van dat antwoord. Cauchon lukte het niet om Jeanne iets fout te laten zeggen en zelfs de slinkse bezoeken in de gevangenis door Loyseleur, een van de bijzitters van het hof, die zich valselijk voorstelde als een medestander van Karel VII en als een streekgenoot leverden geen resultaat op. Cauchon had zelfs geprobeerd om valse notulen te laten opnemen door twee geestelijken achter een gordijn geposteerd.
    Manchon, de griffier van het proces, weigerde hieraan mee te werken en wilde met deze notities geen rekening houden. Manchon is waarschijnlijk een van de weinigen die bij het proces betrokken was die altijd geprobeerd heeft de zaak eerlijk te behandelen. Vanaf 10 maart werden er geen algemene zittingen meer gehouden. Omdat Cauchon vaststelde dat Jeanne meer en meer op sympathie kon rekenen binnen het rechtscollege, besloot hij nog een aantal ondervragingen met een klein aantal ondervragers waarvan hij zeker was, te laten doorgaan in Jeannes gevangenis. Jeannes beroep op het Concilie van Basel en op de paus werd door Cauchon verworpen omdat dit zijn positie onmogelijk zou hebben gemaakt, onder meer door zijn negeren van richtlijnen van de inquisitie zoals het gevangen houden van Jeanne in een seculiere gevangenis met mannelijke bewakers. Op 5 april 1431 werd een lijst van twaalf artikels opgesteld die de “misdaden” van Jeanne samenvatten. Op 12 en 13 april werden de deelnemers aan het proces gehoord die in hun conclusie unaniem Jeanne veroordeelden. Op 18 april bezocht de rechtbank Jeanne in haar kerker, omdat ze ziek was, en stelde haar voor om zich te bezinnen en haar fouten toe te geven en zich onder de leiding te plaatsen van een of meerdere van de geleerde doctoren om weer op de goede weg te komen. Jeanne vroeg enkel om te mogen biechten en om begraven te worden in gewijde grond, maar dat werd haar geweigerd: ze moest zich eerst onderwerpen aan de kerk. Op 2 mei 1431 werd een publieke admonitie tegen haar uitgesproken vooraleer over te gaan tot de definitieve veroordeling om haar nog een “kans” te geven zich te bekeren na de mislukte poging op 18 april, maar Jeanne bleef zich toevertrouwen aan God en voor alle zogenaamde misdaden die haar werden toegeschreven verwees ze naar haar goddelijke opdracht. Ook hier bleef Jeanne nog zeer alert en verstandig de opwerpingen en vragen beantwoorden, bijvoorbeeld wanneer men haar vroeg, of ze de paus wilde gehoorzamen, waarop zij antwoordde: “breng me voor hem”. Op 9 mei werd ze in de kerker gebracht waar de marteltuigen stonden en bedreigd met marteling. Ze zei hierop, dat ze geen andere verklaringen zou afleggen onder marteling en als ze dat toch zou doen, ze die zou herroepen voor de rechtbank en zeggen dat ze door marteling waren afgedwongen. Op 12 mei werd besloten om van marteling af te zien. Uiteindelijk werd Jeanne veroordeeld door de geleerde doctoren van de Parijse Sorbonne en door het kapittel van Rouen die geen van beiden hun broodheren wilden teleurstellen. Zij werd schuldig bevonden als schismatieke, afvallige, leugenares, zienster, verdachte van ketterij en godslaster. Haar visioenen worden afgedaan als falsificaties, omdat Jeanne niet was aangekondigd in de heilige schrift en omdat ze geen mirakels had verricht Op 24 mei werd Jeanne naar het kerkhof van Saint-Ouen in Rouen gebracht, waar een brandstapel was opgericht. Na een donderpreek en nieuwe ondervragingen bezweek Jeanne in een zwak moment onder de druk en tekende een abjuratiedocument waarin ze haar fouten toegaf en het gezag van de kerk erkende.Hierop werd ze veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf “avec le pain de douleur et l’eau de l’angoisse” Als eerste stap in haar “bekering” zou Jeanne weer vrouwenkleren aantrekken. De abjuratie vormde een belangrijk element voor Cauchon en zijn Engelse opdrachtgevers omdat op een "hervallen in de dwaling" na een abjuratie automatisch de veroordeling tot de brandstapel zou volgen. Op 28 mei deed Jeanne in de gevangenis weer mannenkleding aan.Ondervraagd hierover zei ze dat ze werd vastgehouden door mannen en dat men de beloften die haar gedaan werden niet gehouden had; men had haar onder meer beloofd dat ze de mis mocht bijwonen en de communie mocht ontvangen. Bovendien was ze nog steeds in de ijzers geslagen in tegenstelling tot de beloften die men haar gedaan had. Ze zei dat ze zich bij alle wensen van haar rechters zou neerleggen als men eerst uitvoerde wat haar beloofd was en dat ze vrouwenkleding zou aantrekken als ze niet meer door mannen werd bewaakt en geen risico meer liep om verkracht te worden. Vervolgens herriep Jeanne haar abjuratie door te verklaren dat ze nog steeds haar stemmen hoorde, dat ze door God gezonden was en alleen aan hem verantwoording verschuldigd was en dat ze een grove fout gemaakt had door, onder bedreiging met de brandstapel en uit angst voor het vuur, op het kerkhof van Saint-Ouen de waarheid te verloochenen. Ze zei ook dat ze liever wilde sterven dan levenslang opgesloten te worden. Hier hadden de rechters op gewacht, met Jeannes ontkenning hoopten ze aan te tonen, dat Karel VII onder valse voorwendsels tot koning was gezalfd en anderzijds konden ze Jeanne liquideren. Er werd
    niet getalmd; op 29 mei werd Jeanne tot ketter verklaard, waarna ze op 30 mei werd overgedragen aan het wereldlijke gerecht en nog dezelfde dag levend verbrand op de Oude Markt (Place du Vieux Marché) van Rouen. In wezen was het enige “gerechtelijke” argument voor haar veroordeling een Bijbels kledingvoorschrift,[50] men had het ver moeten zoeken. Henri Beaufort, de kardinaal van Winchester had erop aangedrongen dat er niets van het lichaam van Jeanne zou overblijven dat zou kunnen gebruikt worden als reliek, omdat hij vreesde voor een postume verering van Jeanne. Jeanne stierf waarschijnlijk eerst door koolmonoxidevergiftiging, maar daarna werd de brandstapel opgestookt om haar organische resten te verbranden en na een derde verbranding bleven alleen nog wat beenresten en as over. Die werden door de beul Geoffroy Thérage vanaf de Pont Mathilde in de Seine geworpen. De zogenoemde Jeanne d’Arcrelieken worden bewaard in het museum van kunst en geschiedenis van Chinon en zouden volgens een opschrift op het perkament dat de bokaal afdekte, afkomstig zijn van onder de brandstapel waarop Jeanne werd verbrand. Deze relieken werden in 1867 ontdekt op de zolder van een apotheek in Parijs. Aanvankelijk werden ze bewaard in een glazen flesje uit het begin van de 19e eeuw met als opschrift: Restes trouvés sous le bûcher de Jeanne d’Arc, Pucelle d’Orléans. Multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek[ wees echter uit dat het om een vervalsing gaat, waarschijnlijk uit de late 18e of de vroege 19e eeuw. Het monster bevat een stuk kattenbeen, menselijke resten (deel van een rib) die waarschijnlijk afkomstig zijn van een Egyptische mummie van tussen de 7e en de 3e eeuw v.Chr., stukjes houtskool en een stuk linnen. De beenderen waren gekleurd met een bitumenmengsel, analoog aan de producten die gebruikt werden bij het balsemen in het oude Egypte, om een verkoold aspect te creëren. De houtskool is van dezelfde materie. Karel VII, die zijn koningschap aan Jeanne d'Arc te danken had, deed toen het nog kon geen enkele moeite om haar te bevrijden en het zou bijna twintig jaar duren voor hij een actie ondernam om Jeanne van elke schuld te zuiveren. Sommigen zien daar dan ook slechts een poging in om zichzelf van de blaam te zuiveren dat hij door een ketterse naar Reims was gebracht om zich tot koning te laten kronen. Er waren natuurlijk ook enkele praktische bezwaren. Karel moest in bezit zijn van Parijs voor hij iets kon ondernemen. Het was immers de universiteit van Parijs die een zeer belangrijke rol had gespeeld in de aanklacht tegen en de veroordeling van Jeanne d’Arc. Hij kon de medeplichtigen van de Engelsen pas ter verantwoording roepen, nadat Parijs in zijn handen zou zijn gevallen. Maar ook Rouen moest in zijn bezit zijn, voor hij echt iets kon ondernemen, omdat het proces daar was gevoerd en de originele documenten in Rouen werden bewaard. Rouen kwam pas in de handen van Karel VII in november 1449.





    30-05-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 mei heizeldrama
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    29 mei 1985 heizeldrama Het is vandaag precies drieendertig jaar geleden dat er bij rellen voor de Europacupfinale tussen Liverpool en Juventus 39 mensen stierven in de Heizel in Brussel. Dat is vanmorgen herdacht met een korte, sobere plechtigheid aan het Koning Boudewijnstadion. De Britse en Italiaanse ambassadeur in ons land waren daarbij aanwezig en legden bloemen neer als eerbetoon aan de slachtoffers. Op 29 mei 1985 braken ongeveer een uur voor de start van de fnale van Europacup I op de Heizel tussen het Italiaanse Juventus Turijn en het Engelse Liverpool zware rellen uit tussen Britse en Italiaanse voetbalsupporters. Door een blunder van de organisatoren bleken de verschillende clans vlak naast mekaar te staan. Dronken Britse fans begonnen meteen met het gooien van stenen en chargeerden daarna richting de Italiaanse supporters in blok Z. Door de druk van de mensenmassa bij de Engelsen stortte een muur in en mensen tuimelden naar beneden. In de paniek die daarop uitbrak, werden tientallen supporters vertrappeld. Politie en rijkswacht konden nauwelijks ingrijpen. Er waren overigens ook veel te weinig manschappen. Na afoop werden 39 doden (32 Italianen, twee Belgen, vier Fransen en een Ier) en tientallen zwaargewonden geteld. De fnalewedstrijd werd een paar uur later alsnog gespeeld, en gewonnen door Juventus na een doelpunt van Michel Platini. Oorzaak van het drama waren onder andere de slechte staat van het stadion, het gebrekkige en ongecoördineerde optreden van politie en rijkswacht. Er waren ook te veel mensen in het stadion doordat er tickets op de zwarte markt verkocht werden.

    29-05-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 mei Kennedy

    29 mei 1917 geboorte John F Kennedy John Fitzgerald („Jack”) Kennedy ( Brookline ( Massachusetts), 29 mei 1917 – Dallas ( Texas), 22 november 1963), ook bekend onder zijn initialen JFK , was een Amerikaans politicus van de Democratische Partij. Vanaf 20 januari 1961 was hij de 35e en jongst gekozen[1] president van de Verenigde Staten, totdat hij op 22 november 1963 op 46-jarige leeftijd, tijdens een rondrit in een open limousine, in Dallas werd vermoord. Bij het grote publiek is Kennedy bekend geworden als de president die de Amerikaanse plannen bekendmaakte om een man op de maan te zetten om zo de ruimtewedloop met de Sovjet-Unie te winnen. Daarnaast werd zijn voortijdig afgebroken termijn gekenmerkt door de Cubacrisis en steeds sterkere Amerikaanse inmenging in de Vietnamoorlogen zijn poging de wapenwedloop te stoppen. Kennedy was evenwel een meer pragmatisch dan ideologisch geïnspireerd leider. Kennedy kwam uit een van oorsprong Ierse rooms-katholieke familie. Zijn moeder heette Rose Kennedy. Zijn vader Joseph (Joe) Kennedy was een politicus en steenrijk zakenman. Het echtpaar had negen kinderen. Het gezin werd na Kennedy's verkiezing tot president ook wel schertsend de onofficiële koninklijke familie van de Verenigde Staten en de Kennedyclan genoemd, omdat er zo veel invloedrijke personen uit voortgekomen zijn. Kennedy bleek zeer intelligent en had goede schoolresultaten, maar hij had al vroeg een slepende ziekte en, later, zware rugproblemen, die hem de rest van zijn leven zouden kwellen. Hij woonde en studeerde enige tijd in Londen en maakte vóór de oorlog een reis door Europa, waarover hij in 1940 als afstudeerscriptie een scherp analyserend verslag schreef met daarin waarschuwingen tegen Hitler, getiteld "Why England Slept" over het Britse aandeel in het Verdrag van München, een scriptie die daarna als boek gepubliceerd een bestseller werd. Hij behaalde aan Harvard cum laude een graad in internationale betrekkingen. In de oorlog was hij luitenant bij de marine, hoewel hij als gevolg van zijn lichamelijke kwalen in eerste instantie niet werd goedgekeurd voor actieve dienst. Dankzij de invloed van zijn familie lukte het hem echter in een gevechtsfunctie te worden geplaatst. Voor veel kiezers zou dat bij presidentsverkiezingen een voorwaarde voor hun stem zijn. Een dag nadat de Japanners Pearl Harbor bombardeerden (op 7 december 1941), werd Kennedy uitgezonden naar de Stille Oceaan. Daar voerde hij het bevel over een motortorpedoboot (de PT-109) die door de Japanse kruiser Amagiri bij de Salomonseilanden overvaren werd en zonk, waarna hij met een moedige actie toch zijn bemanning wist te redden. Na het zinken van de boot zwom Kennedy met de overlevenden vier uur in zee voordat zij een 5,6 km verder gelegen eiland (Kasolo Island of ook wel Kennedy Island) wisten te bereiken. Kennedy, die deel had uitgemaakt van het zwemteam van Harvard, trok hierbij een gewond bemanningslid. Omdat Kasolo Island slechts 100 meter in doorsnede is en er geen voedsel te vinden was, zwommen Kennedy en zijn mannen naar een ander eiland (Olasana Island). Omdat er in dit gebied regelmatig Japanse schepen langsvoeren, was deze tocht niet zonder gevaar. Na 10 dagen van kokosnoten geleefd te hebben, werden Kennedy en zijn mannen ontdekt door inboorlingen en ten slotte gered. Voor zijn betoonde moed en doorzettingsvermogen ontving Kennedy de Navy and Marine Corps Medal.Tegen verslaggevers die aan hem vroegen hoe hij een oorlogsheld was geworden, grapte Kennedy "doordat ze mijn boot tot zinken brachten". Als gevolg van de bij deze actie opgelopen verwondingen en andere kwalen, zoals de ziekte van Addison (waar toen nog geen goede medicatie voor ontwikkeld was), leed Kennedy aan ernstige rugpijnen. Buiten het zicht van de openbaarheid liep hij daarom vaak op krukken. Hoewel Kennedy naar buiten toe de indruk maakte een buitengewoon gezond man te zijn, was dat in werkelijkheid niet zo. Hij stond onder voortdurend medisch toezicht en had een eigen lijfarts. Kennedy had al vroeg een levendige belangstelling voor vrouwen en had een groot aantal minnaressen, zoals lange tijd de Deense journaliste Inga Arvad in Washington in de jaren 40, [bron?] waarvan de verdenking bestond dat zij een nazi-spionne was. Ook wordt beweerd dat Kennedy tijdens zijn huwelijk een relatie zou hebben gehad met Marilyn Monroe, die hem op zijn vijfenveertigste verjaardag zo verleidelijk had toegezongen (Happy Birthday, Mr. President). Bewijs hiervoor ontbreekt echter. Hij was sinds 1953 getrouwd met Jacqueline Bouvier, met wie hij vier kinderen kreeg: Arabella
    (1956, doodgeboren), Caroline (1957), John F. Jr.(1960-1999) en Patrick (1963, stierf twee dagen na zijn geboorte). In 1946 werd Kennedy gekozen tot Afgevaardigde voor het Congres voor Boston en in 1952 tot senator. In 1956 schreef hij "Profiles in Courage" over Amerikaanse senatoren die met gevaar voor hun loopbaan standpunten innamen die afweken van die van hun partij. Dit boek kreeg in 1957 de journalistieke Pulitzerprijs voor biografie. Als Congreslid bezocht Kennedy voor het eerst Frans Indo-China, waar op dat moment de Eerste Indochinese Oorlog aan de gang was. In 1956, na de stichting van Noord- en Zuid-Vietnam, bezocht hij de regio opnieuw. John F. Kennedy werd in 1960 gekozen tot 35e president van de VS na een nipte verkiezingsoverwinning (een half procent verschil)[4] op de Republikein en zittend vicepresident Richard Nixon. Zijn running mate was Lyndon B. Johnson, die dan ook zijn vicepresident werd. Kennedy's presidentschap was sterk pragmatisch georiënteerd; historica Barbara Tuchmankenmerkt Kennedy als "progressief noch conservatief (...) een man met een snel verstand en sterke ambitie die vele verheven principes overtuigend, welsprekend en zelfs barmhartig wist te verwoorden, terwijl zijn daden daar niet altijd mee in overeenstemming waren. (...) In het Kennedykamp werden idealisten gewoonlijk 'zeveraars' genoemd of 'sentimentele doetjes'." Kennedy liet zich niet makkelijk manipuleren en liet al vroeg merken wie de baas was. Na de mislukte invasie in de Varkensbaai ontsloeg Kennedy twee hoge CIA-bazen en dreigde naar verluidt de CIA "in duizend stukjes te versplinteren en uit te strooien in de wind."Kennedy wilde ook J. Edgar Hoover ontslaan, die al sinds mensenheugenis de directeur van de FBI was. Hij veranderde van gedachten toen dit plan, vanwege de politieke gevolgen ervan, niet haalbaar bleek te zijn.Kennedy's presidentschap werd ook gekenmerkt door zijn hang naar vrede en zijn menslievendheid. Dit alles leverde hem medestanders op, maar zorgde ook voor tegenstanders op hoge posities. Kennedy's presidentschap begon in een economischvoorspoedige tijd. Wel waren er in de Verenigde Statenintern veel strijdpunten. Vooral in het zuiden kwam nog veel racisme voor en was er in het openbare leven sprake van een strikte rassenscheiding, vergelijkbaar met apartheid in Zuid-Afrika. Het verzet daartegen nam toe, mede onder invloed van Ds. Martin Luther King. Veel strijders voor burgerrechten waren geïnspireerd door de vooruitgangsboodschap van president Kennedy, maar kregen in de praktijk geen steun van de president. Kennedy vond het opheffen van rassenscheiding een zaak van de individuele staten en niet van de federale overheid. Slechts als federale wetten werden overtreden (zoals de weigering zwarte reizigers te bedienen bij interstate busreizen) greep hij in. De zwarte bevolking van de VS moest wachten op president Johnson, de opvolger van Kennedy, voordat er daadwerkelijk wetgeving tot stand zou komen die discriminatie op basis van huidskleur onwettig verklaarde De Koude Oorlog speelde vanaf het allereerste begin de boventoon in Kennedy's buitenlandbeleid, dat mede werd vormgegeven door de Republikeinse minister van Defensie Robert McNamara. In december 1960 was het Nationaal Bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam opgericht en twee weken voor Kennedy's inauguratie op 20 januari 1961 had Nikita Chroesjtsjov, de Russische president, de 'nationale bevrijdingsoorlogen' in Vietnam, Cuba en elders volledige steun van de Sovjet-Unie beloofd. Kennedy refereerde hieraan in zijn inaugurele rede als het 'uur van het grootste gevaar' voor de vrijheid. Al in de eerste tien dagen van Kennedy's presidentschap werd een plan gelanceerd om met Amerikaans geld en personeel de Zuid-Vietnamese strijdmachten uit te breiden met 20.000 militairen en 32.000 paramilitairen. De inmenging in de Vietnamese burgeroorlog werd steeds intensiever; begin 1963 waren er 17.000 Amerikaanse militairen aanwezig in Zuid-Vietnam. Het Congres werd buiten de besluitvorming omtrent Vietnam gehouden; op beschuldigingen uit Republikeinse hoek dat hij "niet openhartig" was tegenover zijn volk, antwoordde Kennedy in februari 1962 dat er "daarheen geen gevechtstroepen in de gebruikelijke betekenis van het woord gestuurd" waren. De voornaamste activiteiten van de Amerikaanse krijgsmacht in Vietnam waren troepentransport, opleiding van Zuid-Vietnamese manschappen, luchtsteun bij anti-guerrilla-acties en ontbladering van bossen door o.a. Agent Orange (vanaf 1961). Het aantal Amerikaanse doden in het gebied bedroeg tijdens Kennedy's eerste ambtsjaar 14, het jaar daarop 109. Onder Amerikaanse leiding leken de kansen voor Zuid-Vietnam te keren; gewelddadige deportatie van de Zuid-Vietnamese
    plattelandsbevolking door de eigen regering speelde hierin overigens ook een grote rol, omdat zo de "Vietcong"-guerrillero's de toegang tot voedsel kon worden ontzegd. Al snel kreeg Kennedy te maken met een erfenis van zijn voorganger, president Eisenhower: plannen om een invasie te laten plegen op Cuba door anti-Castro-Cubanen onder regie van onder andere de CIA. Kennedy was door zijn staf op de hoogte gebracht van de onder Eisenhower geplande invasie en besloot dit plan door te zetten. Kennedy verzekerde de Amerikaanse bevolking ervan dat de Verenigde Staten hierbij niet zelf betrokken zouden raken. Op het laatste moment wilde de CIA toestemming om Amerikaanse strijdkrachten in te zetten, omdat de invasie met de anti-Castro-Cubanen mislukte. Kennedy weigerde en de invasie liep uit op een groot fiasco. Honderden mannen sneuvelden of werden gevangengenomen. Voor een hoge prijs kon Kennedy ze later "kopen" van Castro. Dit incident werd bekend onder de naam Invasie in de Varkensbaai en het Varkensbaai-Fiasco. Kennedy hield een speech op televisie waarin hij de volledige verantwoordelijkheid van de blunder op zich nam. Kennedy gaf tijdens zijn presidentschap de ruimtevaart een enorme impuls door, nadat de Sovjets een voorsprong hadden genomen in de ruimterace, in 1961 aan het Amerikaans Congres voor te stellen geld beschikbaar te stellen voor een reis naar de maan. Kennedy vroeg zich echter af of deze reis een nationale kwestie zou moeten zijn. In een voordracht voor de Verenigde Naties op 20 september 1963 gaf hij aan dat hij mogelijkheden zag deze reis in samenwerking met de Sovjet-Unie te maken.Kennedy kreeg de kans niet dat voorstel nader uit te werken, twee maanden later werd hij vermoord. In de tweede helft van zijn presidentschap werden de internationale spanningen in de Koude Oorlog groter en mondden uit in de Cubacrisis, die had kunnen uitlopen op een Derde Wereldoorlog. Er waren nucleaire raketten in het spel en Chroetsjov had gedreigd deze af te schieten. Kennedy speelde blufpoker op het hoogste niveau, maar kwam op 28 oktober 1962 als winnaar uit de strijd. Door het diplomatiek oplossen van de crisis, steeg zijn populariteit. Kennedy was een begaafd spreker met een sterk charisma, dat opviel bij mensen uit de gehele westerse wereld. Hij werd een icoon van het westerse kamp in de Koude Oorlog. Bij zijn buitenlandse bezoeken kreeg hij altijd veel enthousiaste belangstelling, zoals in Berlijn, waar hij staande op het balkon van Rathaus Schöneberg de legendarisch geworden woorden "Ich bin ein Berliner" uitsprak. Een andere veelgeciteerde uitspraak van hem is "ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country", die deel uitmaakte van zijn inauguratietoespraak. Enkele andere markante en nog veel geciteerde uitspraken hadden betrekking op het begin jaren 60 geuite voornemen om binnen tien jaar "mensen op de maan"te zetten (en ze weer veilig terug te brengen). Dit zou ook gebeuren met het toen opgestarte Apolloprogramma. Uit zijn toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 1961 komen de uitspraken dat deze organisatie "het enige alternatief voor oorlog" zou zijnen dat "de mensheid een einde aan de oorlog moet maken, omdat de oorlog anders een einde aan de mensheid zal maken". Weer een andere uitspraak, over de conditie van de moderne mens, leidde tot de invoering van de naar hem genoemde Kennedymarsen over 80 km (50 mijl), die in Nederland jaarlijks in veel plaatsen worden georganiseerd.
    Op 22 november 1963 om 12.30 uur CST (18.30 UTC) werd Kennedy dodelijk verwond door twee geweerkogels, één door het hoofd en één door zijn rug, terwijl hij in een open presidentiële limousine over Dealey Plaza in Dallas in de Amerikaanse staat Texas gereden werd. Zijn rijtour was onderdeel van een publieksreis door Texas, mede georganiseerd met het oog op zijn eventuele herverkiezing in 1964. Kennedy was de vierde president van de Verenigde Staten die vermoord werd en de achtste die tijdens de uitoefening van zijn ambt overleed. Twee officiële onderzoeken leidden tot de conclusie dat Lee Harvey Oswald, werkzaam in het schoolboekenmagazijn op Dealey Plaza, de moordenaar was. Volgens het onderzoek van de Commissie-Warren handelde Oswald alleen, volgens het onderzoek van de Enquêtecommissie van het Huis van Afgevaardigden was er ten minste nog één andere schutter. De moord op Kennedy is nog altijd onderwerp van speculatie en heeft stof opgeleverd voor vele samenzweringstheorieën.
    Twee dagen na de moord op Kennedy werd Oswald op het politiebureau van Dallas vermoord door nachtclubeigenaar Jack Ruby, waardoor hij niet meer kon worden voorgeleid en er geen proces tegen hem werd gevoerd. Het graf van John F. Kennedy bevindt zich op de begraafplaats Arlington National Cemetery, Virginia, vlak bij het Pentagon. Met een "eeuwige vlam" getooid, is het voor de vele bezoekers een herdenkingsplaats. Na de moord op Kennedy leidde Jim Garrison, de officier van justitie in New Orleans, een uitgebreid onderzoek naar de omstandigheden rondom deze moord. Dit leidde uiteindelijk tot een proces wegens samenzwering tegen de zakenman Clay Shaw, die evenwel werd vrijgesproken. De naam van Kennedy leeft onder andere voort in het vliegveld John F. Kennedy International Airport (voorheen: Idlewild) in het stadsdeel Queens in New York en na zijn dood bepaalde zijn opvolger dat de lanceerbasis op Cape Canaveral in Florida voortaan het Kennedy Space Center zou heten. Midden jaren 60 werd in de VS het vliegdekschip de USS John F. Kennedy gebouwd, het enige schip in de John F. Kennedyklasse. Welke grote indruk hij had gemaakt bleek onder meer toen binnen een paar maanden na zijn overlijden ook in Europa al grote straten en pleinen naar hem werden vernoemd. Zo werd al op 9 januari 1964 de Rivierenlaan te Amsterdam omgedoopt tot President Kennedylaan. In Antwerpen werd een tunnel onder de Schelde naar hem genoemd. Kennedy's naam leeft ook voort in verschillende films en televisieseries die zijn uitgebracht, waarin hij voorkomt. Deze films en series gaan veelal over zijn presidentschap, of over prominente gebeurtenissen die in zijn presidentschap plaatsvinden. Er kwamen ook films uit waarin vooral zijn biografie op de voorgrond treedt.





    29-05-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 mei Romy Schneider

    29 mei 1982 overlijden Romy Schneider Romy Schneider , pseudoniem van Rosemarie Magdalena Albach , ( Wenen, 23 september 1938 – Parijs, 29 mei 1982 ) was een Duitse actrice, die doorbrak met de vertolking van de rol van Elisabeth van Oostenrijk in Ernst Marischka's filmcyclus Sissi. Ze was de dochter van Magda Schneider en Wolf Albach-Retty , die beiden ook acteur waren. Omdat haar moeder Duitse was en Wenen tijdens haar geboorte bij Duitsland hoorde, kreeg Romy de Duitse nationaliteit. Haar grootmoeder Rosa Albach-Retty was eveneens een actrice. De Sissi-films (1955-1958) maakten Schneider wereldwijd dermate beroemd, dat ze daarna nooit meer van het suikerzoete imago van die rol afkwam. Met beide handen nam ze dan ook het aanbod aan om te acteren in de nogal zwaarmoedige film Christine. Tijdens de opnamen in 1958 kreeg ze een relatie met haar medeacteur, de Fransman Alain Delon en trok met hem naar Parijs. Ze werkte daar o.a. met Luchino Visconti en Orson Welles. Hoewel ze door het publiek nog steeds als Sissi gezien werd, betekende deze carrièrewending wel de ontsnapping aan haar imago. Via Frankrijk kwam ze in 1964 in Hollywood, waar ze samen met Jack Lemmon in Good Neighbor Sam speelde en in 1965 in What's New, Pussycat met Woody Allen. In 1964 eindigde haar relatie met Delon. Later speelde ze nog met hem in de broeierige misdaadfilm La Piscine(1969) en in het historisch drama The Assassination of Trotsky (1971). In 1966 trouwde ze met Harry Mayen. In datzelfde jaar werd hun zoon David geboren. Haar huwelijk met Mayen liep in 1975 op de klippen. Op de dag na de echtscheiding trouwde ze met haar privésecretaris Daniel Biasini. Later dat jaar werd dochter Sarah Magdalena geboren. Niettemin was ze niet erg gelukkig en raakte ze in deze periode aan de drank en nog later aan de drugs. Vanaf La Piscine reeg ze de successen aan elkaar en werd ze een van de topactrices van Frankrijk. In 1976 behaalde ze de allereerste César voor beste actrice voor haar aangrijpende vertolking van een mislukte actrice in het drama L'important c'est d'aimer (1975) van de Poolse cultregisseur Andrzej Żuławski. Ze schitterde onder meer ook in vijf films van Claude Sautet. Haar favoriete tegenspeler in die periode was Michel Piccoli. Met hem speelde ze onder meer in het echtelijk drama La Voleuse (1966), het tragisch drama Les Choses de la vie (1969), de misdaadfilm Max et les ferrailleurs (1971), de zwarte komedie Le trio infernal (1974) en het oorlogsdrama La passante du Sans-Souci (1982), haar laatste speelfilm. In 1981 kwam er nog meer rampspoed in haar leven. Na de scheiding van Biasini volgde het verongelukken van haar zoon David: hij werd op 5 juli gespietst op een hek toen hij naar beneden viel tijdens een klimpartij bij het huis van de ouders van Biasini. Niet lang na de première van La passante du Sans-Souci (op 14 april 1982 in Frankrijk), werd ze dood in haar woning in Parijs aangetroffen: een overdosis slaappillen zou de oorzaak zijn geweest maar later werd dat ontkracht en was de doodsoorzaak een hartaanval. Ze werd begraven op de begraafplaats van Boissy-sans-Avoir. Haar zoon David rust in hetzelfde graf. In het weekend van 30 april 2017 is het graf door nog onbekenden geopend. Omstanders zagen dat de hoofdsteen was verplaatst.[4] Verder onderzoek loopt nog.





    29-05-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 mei 1940 WOII

    28 mei 1940 overgave leopold III Vanaf 25 mei en zelfs al vroeger wisten de koning, en ook de regering, dat ze onder de voet zouden worden gelopen door het Duitse leger. Het enige wat nog telde was nog enkele dagen stand te houden, teneinde de evacuatie van de geallieerde legers mogelijk te maken. Om hierin te helpen liet men grote delen van de Westhoek onder water lopen om zo de opmars van de Duitse troepen te hinderen. De koning spande zich in om de geallieerden duidelijk te maken, als ze dit niet uit zichzelf wisten, dat het uur van de capitulatie van de Belgische troepen snel naderde. Onmiddellijk na die capitulatie werd door de Britse maar vooral door de Franse overheid geprotesteerd dat ze onverwacht was gekomen en ze hierdoor schade hadden geleden. Achteraf bleek dit onjuist te zijn, want de signalen waren talrijk geweest: Op 24 mei schreef Leopold een brief naar de koning van Engeland, waarin hij duidelijk liet weten dat voor het Belgisch leger de strijd ten einde liep. Via admiraal Roger Keyes, de speciale gezant van de eerste minister Winston Churchill, verwittigde hij deze in dezelfde zin. De Franse generaal Champon en de Britse kolonel Davy die bestendig op het Belgische hoofdkwartier aanwezig waren, kenden de hopeloze toestand waarin het leger zich bevond en berichtten hierover aan hun respectieve chefs. Op 26 mei ontving de koning de generaals Champon en Blanchard en gaf hen een boodschap mee voor opperbevelhebber Maxime Weygand, die meldde dat de grenzen van het weerstandsvermogen bereikt waren. Leopold achtte de capitulatie onvermijdelijk om een grote slachting onder de Belgische soldaten en onder de massa in West-Vlaanderen toegestroomde vluchtelingen te vermijden. Een groot deel van de Belgen volgde hem in die gedachtegang en rond zijn persoon ontstond een ware cultus. Nadat tot capituleren besloten was werd nog een aantal uren gewacht, om nog een laatste respijt te geven voor de evacuatie van de Engelse troepen in Duinkerke. De wapens werden neergelegd op 28 mei om 4 uur. In de loop van de voormiddag namen de Duitsers de stad Brugge in en meldden zich aan op de residentie van de gouverneur, waar de koning verbleef. Hij werd in de nacht van 29 mei onder militair escorte naar Laken gevoerd. Nu de koning in handen was gevallen van de vijand en onder huisarrest in het kasteel van Laken verbleef ontnam de ministerraad hem zijn grondwettelijke bevoegdheden, op basis van artikel 82 van de Grondwet: de koning "verkeerde in de onmogelijkheid om te regeren". De grondwet voorzag in dit geval de bijeenroeping van de verenigde kamers, die een regent moesten aanduiden. Aangezien ook dit onmogelijk was besliste de regering dat zij de volheid van de grondwettelijke bevoegdheden op zich nam. Naar de buitenwereld werd de verantwoordelijkheid van de gerezen toestand op de koning gelegd. Pierlot zei in een radioboodschap: "Geen enkele houding van de koning kan enig effect hebben als die niet door de regering wordt gedekt. Door de band met de bevolking te verbreken, plaatst de koning zich onder het gezag van de bezetter. Hij is bijgevolg niet meer in staat te regeren, want de functie van staatshoofd kan niet worden uitgeoefend onder controle van de bezetter. In afwachting zal de grondwettelijke macht van de koning worden uitgeoefend door de regering, verenigd in raad en onder haar verantwoordelijkheid worden uitgeoefend."
    "Op het laatste moment toen de invasie van België al een feit was, riep Koning Leopold ons om hulp en zelfs op dit laatste moment kwamen we. Hij en zijn dapper, efficiënt leger, bijna een half miljoen man sterk, beschermden onze linkerflank en hielden zo onze terugweg naar de zee open. Plotseling, zonder voorafgaand overleg, met zo min mogelijk waarschuwing, zonder advies van zijn ministers en op zijn eigen persoonlijk initiatief, zond hij een bericht naar het Duitse opperbevel, waarin hij de overgave van zijn leger betekende en onze hele flank en onze terugtocht in gevaar bracht."
    De Britse pers noemde hem de "Koning Verrader" en "Koning Rat". De Daily Mirror drukte zijn portret af met onderschrift "Het gezicht dat elke vrouw nu veracht". Belgische vluchtelingen in Parijs plaatsten bij het standbeeld van koning Albert een bericht "uw onwaardige opvolger". De Britse historicus Sir Basil Liddell Hart noemde de beslissing van Leopold nochtans eervol. De Franse premier Paul Reynaud beschuldigde Leopold van verraad. Leopold was de zondebok geworden, omdat Reynaud besefte dat ook de Slag om Frankrijk verloren was. Een koning kon door het republikeinse Frankrijk verantwoordelijk gesteld worden voor het eigen falen. Uiteraard had de breuk tussen de koning en zijn regering het gemakkelijker gemaakt om hem als schuldige aan te wijzen. Dat ook de Belgische regering hem met de vinger wees en dat op 31 mei in Limoges de aanwezige parlementsleden dit onderschreven, deed Leopold beslissen alle contacten met de regering af te breken. Hij zou dit in de volgende oorlogsjaren consequent doorzetten.
    Toen Leopold III van Brugge naar Brussel werd gevoerd en in het paleis van Laken aankwam, waren er al meldingen dat een gesprek met Hitler zeer binnenkort te verwachten was. Op 31 mei meldden twee gezanten van Hitler zich aan in Laken (staatsminister Otto Meissner en dokter Karl Gebhardt) met een uitnodiging voor de koning om de Führer te ontmoeten. Het antwoord van de koning luidde dat hij de uitnodiging aanvaardde, maar op voorwaarde dat de ontmoeting incognito gebeurde. Generaal Van Overstraeten en ook Hendrik De Man schreven dat de koning uitgeput was en erg tegen een confrontatie met Hitler opzag. Op 4 juni antwoordde Hitler dat hij zich over de principiële aanvaarding verheugde, maar dat hij het incognito onmogelijk achtte. Hij zou er later op terugkomen, wanneer de militaire operaties in Frankrijk achter de rug waren. Op 26 juni, na de wapenstilstand in Frankrijk, bevestigde Leopold aan zijn bewaker kolonel Werner Kiewitz dat hij bereid bleef Hitler te ontmoeten (zonder nog aan de voorwaarde van incognito te houden) en verzocht hem dit door te seinen. Nu was het Hitler die weigerde. In zijn instructies van 11 juli 1940 over België werd geen rol meer voorzien voor de koning en werd het toekomstig lot van het land onbeslist gelaten. Als er vanuit de omgeving van de koning nog vragen zouden komen over de toekomst van België, moest daar 'dilatorisch' op geantwoord worden. Begin oktober 1940 verbleef prinses Marie-José gedurende drie weken bij haar moeder en broer in Brussel. Vandaar vertrok ze naar Duitsland en op 17 oktober ontmoette ze er Hitler, tot wie ze relatief gemakkelijk toegang had. Ze vroeg opnieuw een onderhoud Hitler-Leopold aan. Hitler ging op het verzoek in en liet enkele dagen later weten dat hij de koning zou ontmoeten op 27 oktober 1940 in het station van Yvoir, in de trein waarmee hij door België reed, bij terugkeer uit Frankrijk. De afspraak werd echter te elfder ure afgezegd, omdat Hitler dringend naar Florence afreisde voor een ontmoeting met Benito Mussolini. Een nieuwe datum werd voorgesteld, die deze keer werd gehonoreerd: 19 november 1940, met als plaats van het onderhoud Hitlers Berghof bij Berchtesgaden. Zowel de koning als de Führer wisten dat van politieke onderhandelingen geen sprake kon zijn, maar de drie punten die de koning wilde bespreken lagen er toch dichtbij. Hij wilde het met name hebben over: 1.de terugkeer van de Belgische krijgsgevangenen naar België, 2.de verbetering van de voorwaarden voor voedselbedeling (de rantsoenering zat onder het peil van Frankrijk en Nederland), 3.de mogelijkheid tot behoud van de Belgische onafhankelijkheid in een door Duitsland gedomineerd Europa. Het gesprek was georganiseerd door generaal Raoul Van Overstraeten, militair raadgever van Leopold. Aanwezig waren Hitler, Leopold en professor Schmidt, tolk van Hitler.Het gesprek leverde geen resultaat op, want zelfs de vage beloften van Hitler over humanitaire kwesties kregen geen gevolg. Wat
    betreft het politieke gesprek wisten beiden dat het onmogelijk om onderhandelingen kon gaan betreffende het toekomstig lot van België. Zelfs de door Leopold verhoopte verklaring die de toekomstige onafhankelijkheid van België zou hebben gegarandeerd kwam er niet. De door officieren opgerichte eerste verzetsgroepen in België wekten argwaan op bij de regering in Londen. Niet alleen waren ze zeer trouw aan de koning, die ze als hun echte chef beschouwden, maar ze sympathiseerden ook met politieke plannenmakers van uiterst rechtse strekking. Ze waren de regering in ballingschap zeker niet genegen. De Britse SOE zag dat anders en wilde graag samenwerken met de lokale verzetsbewegingen. Vooral het Belgisch Legioen van commandant Claser sprak hen aan. Deze en een paar andere bewegingen zoals Falanx (van majoor De Grunne) en Gereconstrueerd Belgisch Leger (van kolonel Lentz) bestonden hoofdzakelijk uit Belgische officieren, die al dan niet ondergedoken leefden. De Britten zette dan ook de Belgische regering onder druk het verzet in België te erkennen en te ondersteunen. Dit gebeurde niet zonder problemen, vanwege de bestaande argwaan. De eerste contacten met de naar Londen overgevlogen Claser veranderden daar weinig aan. Het is pas nadat Claser door de Duitsers was opgepakt en kolonel Jules Bastin de leiding nam dat het tij keerde. Het Belgisch Legioen werd vanaf midden 1942 als verzetsbeweging aanvaard. Ze wijzigde haar naam in Geheim Leger. Het vertrouwen in Bastin, een vriend van François De Kinder, de schoonbroer van Pierlot, was groot. Voortaan liepen de contacten direct met de Belgische diensten in Londen en niet meer via de Britse SOE zoals voorheen. De Belgische regering gaf voortaan opdrachten en verstrekte financiën en wapens. De koning bleef op de hoogte van de verzetsactiviteiten via generaal Van Overstraeten, die nauwe contacten had met verzetslui. Het belette niet dat de koning terughoudend bleef tegenover militaire verzetsacties, die volgens hem te veel offers zouden eisen, zowel tijdens gevechten als tijdens de represailles die er zouden op volgen.





    28-05-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deja vu Fogerty

     

    28-05-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 mei John Fogerty

    28 mei 1945 geboren John Fogerty John Cameron Fogerty (Berkeley, Californië, 28 mei 1945) is een Amerikaans singer-songwriter. Hij is vooral bekend als voorman van de rockgroep Creedence Clearwater Revival. Karakteristiek is zijn raspende stem en zijn vermogen om pakkende gitaar-riffs te bedenken. Creedence Clearwater Revival Fogerty en zijn broer Tom vormden een bandje in El Cerrito, Californië, aan het eind van de jaren vijftig, als Tommy Fogerty and the Blue Velvets. De naam werd, door toedoen van de platenmaatschappij die hen wilde contracteren (Fantasy), veranderd in The Golliwogs in 1964. In 1968 bracht de band zijn eerste album uit onder de naam Creedence Clearwater Revival. Deze naam had de band in 1967 aangenomen. Op dit album stonden onder andere covers als Susie Q en I Put a Spell on You, die hun eerste hits werden. Nadien volgden vele hitsingles, waaronder Proud Mary, Fortunate Son, Up Around The Bend, Green River, Down On The Corner, Travelin' Band, Lookin' Out My Back Door, Bad Moon Rising en Who'll Stop The Rain. Door onderlinge spanningen vertrok Tom na het zesde album, Pendulum. De andere bandleden wilden meer invloed in de composities en uitvoering, aangezien Fogerty de bepalende factor was. Dit experiment duurde één album, Mardi Gras, en de groep ging in 1973 uit elkaar. Fogerty brengt nadien enkele soloalbums uit. In 1973 brengt hij Blue Ridge Rangers uit met countrycovers, waarbij hij alle instrumenten zelf bespeelt. In 1975 brengt hij John Fogerty uit waar onder andere Rocking All Over The World op staat, dat later een grote hit zal worden voor Status Quo. Ondertussen ruziet Fogerty met Fantasy Records over de royalty's van zijn CCR-songs. In 1985 komt Centerfield uit. Dit wordt een succes in de VS. Op dit album staat het nummer The Old Man Down The Road. Platenmaatschappij Fantasy klaagt Fogerty aan omdat dit nummer te veel zou lijken op Run Through The Jungle van CCR. Fogerty wint het proces door de songs voor te spelen in de rechtszaal. Hierbij weet hij de rechter ervan te overtuigen dat het wel degelijk een andere song is. Maar de mogelijkheid op een eventuele reünie is voor altijd verkeken, zoals Fogerty in interviews benadrukt. In 1986 komt het album 'Eye of the Zombie' uit, dat door critici slecht wordt ontvangen. Hierna trekt Fogerty zich voor lange tijd terug uit de muziekwereld. In 1993 wordt Creedence Clearwater Revival in de Rock and Roll Hall of Fame opgenomen. Fogerty weigert met zijn oud-collega's op te treden tijdens deze huldiging en speelt enkele CCR-nummers samen met Bruce Springsteen. Pas in 1997 komt Fogerty met een nieuw album, Blue Moon Swamp, dat wordt bekroond met een Grammy Award. In 1998 komt het live-album Premonition uit, waarbij hij onder andere weer zijn oude CCR-songs ten gehore brengt. In 2004 wordt het album Deja Vu (All Over Again) uitgebracht. Inmiddels zijn Fogerty en Fantasy Records met elkaar verzoend, wat Fogerty de gelegenheid geeft zijn oude repertoire weer op te pakken. De reden is dat Fantasy is verkocht en het nieuwe management de zaak met Fogerty schikt. In 2006 wordt onder het label van Fantasy een verzamelalbum uitgebracht van CCR-songs en songs van Fogerty zelf, genoemd "The Long Road Home". Fogerty heeft in september 2007 een nieuw studio-album uitgebracht en gaat weer op wereldtournee. Dit nieuwe album heet "Revival". Als onderdeel van de "Revival Tour" treedt Fogerty op 20 juni 2008 op in Ahoy Rotterdam. Op 2 september 2009 komt er een nieuw album uit. Het is een vervolg van de "Blue Ridge Rangers" uit 1973 en heeft als titel 'Blue ridge rangers ride again'. Het betreft hier wederom covers uit de country and western scene, van o.a. John Denver & Ricky Nelson. Ook staat hier een eigen cover op: 'Change in the weather' van het album 'Eye of the zombie' uit 1986. Aan het album verlenen ook Bruce Springsteen en enige leden van The Eagles hun medewerking. In songs als Who'll Stop The Rain, Have You Ever Seen The Rain en Fortunate Son levert Fogerty kritiek op de Vietnamoorlog. Vandaar dat deze muziek prominent aanwezig is in de populaire televisieserie Tour of Duty. Met het album Deja Vu (All Over Again) levert Fogerty kritiek op de Irakoorlog en wijst hij op de vergelijking (Deja Vu) met de Vietnamoorlog.





    28-05-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 mei 1975 Jamie Oliver

    Geboren 27 mei 1975 Jamie Oliver James 'Jamie' Trevor Oliver MBE (Clavering, 27 mei 1975), bijgenaamd The Naked Chef, is een Britse chef-kok. Oliver groeide op in zijn geboorteplaats Clavering waar zijn ouders een pub-restaurant (The Cricketers) bezaten en hij na schooltijd meehielp in de keuken.Toen hij zestien werd, ging Oliver van school af. Hij meldde zich aan bij Westminister Catering College, volgde lessen in Frankrijk en trad in dienst bij kok Antonio Carluccio. Daarna ging hij werken in The River Café in Londen. Oliver kwam in The River Café voor het eerst in aanraking met televisie. Op een dag kwam er een televisieploeg opnames maken voor de documentaire Christmas at the River Café. De redacteuren van het programma merkten Oliver op. De dag dat het programma op televisie verscheen, kreeg hij meerdere aanbiedingen van televisieproducenten. Oliver ging in zee met Optomen Television, de producent van onder meer het kookprogramma Two Fat Ladies. Het idee achter The Naked Chef was om eten terug te brengen naar de essentie (vandaar de naam Naked). Het programma had als insteek dat dure ingrediënten en keukenmachines geen voorwaarde zijn om iets smakelijks klaar te kunnen maken. Oliver maakte sindsdien verschillende programma's, schreef een aantal kookboeken en werd consultant-chef bij Monte's restaurant in Londen. Ook ging hij artikelen schrijven voor het Saturday Times Magazine. Oliver was te zien in een reclamecampagne van een supermarktketen, maar daar was de BBC niet blij mee.Ook begon hij het restaurant Fifteen in Londen, waarin vijftien kansarme jongeren een opleiding tot horecaprof kregen. Oliver wil meer soortgelijke restaurants opzetten in Groot-Brittannië, Sydney en New York. Hij opende ook een Fifteen-restaurant in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam. Oliver begon een actie voor het verbeteren van de kwaliteit van schoolmaaltijden. Op 24 juni 2000 trouwde Oliver met voormalig model Juliette Norton, alias 'Jools'. Het koppel leerde elkaar kennen in 1993 en kreeg drie dochters en twee zoons. De familie woont in Clavering, Essex Oliver heeft een eigen bier: Lady Marmalade. In oktober 2012 werd Oliver als ereridder opgenomen in het Ridderschap van de Roerstok der Brouwers. Dit is een onderscheiding voor personen die hun diensten bewezen hebben voor het brouwersberoep. De onderscheiding wordt toegekend door de vereniging van Belgische brouwers.





    27-05-2018 om 10:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 mei 1968 softenon
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In West-Duitsland begint op 27 mei 1968 het proces tegen het chemische bedrijf Grünenthal, maker van het slaapmiddel Softenon. Softenon werd eind jaren vijftig als slaapmiddel en als middel tegen ochtendmisselijkheid op de markt gebracht. Na een aantal jaren bleek dat het bij baby's ernstige aangeboren afwijkingen veroorzaakte als de moeder het gedurende een bepaalde periode van de zwangerschap had gebruikt. Aangedane baby's hadden ontbrekende of onderontwikkelde ledematen. Deze ontdekking zorgde voor een schok door de medische en farmaceutische wereld en naar aanleiding van dit schandaal zijn de eisen voor nieuwe geneesmiddelen aanzienlijk strenger geworden, en wordt zwangere vrouwen nog steeds aangeraden het gebruik van geneesmiddelen tijdens de zwangerschap tot een minimum te beperken. Ongeveer 15000 baby's hebben wereldwijd door Softenon schade opgelopen. Het proces duurde negen jaar en eindigde met 200 miljoen mark aan schadevergoedingen.
    HISTORISCH SCHANDAAL: DE SOFTENON-BABY’S Soms moeten grootschalige schandalen plaatsvinden om tot inzicht en verandering te komen. Toen eind jaren ’50 plotseling duizenden baby’s werden geboren met de daarvoor uiterst zeldzame afwijking focomelie, waarbij de armen en benen ontbreken, moest men op zoek naar de oorzaak. Dat bleek het middel thalidomide te zijn, in Nederland beter bekend onder de merknaam Softenon. Sindsdien worden geneesmiddelen uitgebreid getest voordat ze goedgekeurd worden voor de markt. Wondermiddel Toen het middel thalidomide, een geneesmiddel van de Duitse frma Chemie Grünenthal, op 1 oktober 1957 op de markt gebracht werd, leek het een wondermiddel te zijn. Thalidomide, dat in Duitsland als Contergan en in Nederland als Softenon verkocht werd, werkte efectief als slaapmiddel, kalmeringsmiddel, pijnstiller en tegen ochtendmisselijkheid bij zwangere vrouwen. Bovendien leek het een buitengewoon veilig medicijn in vergelijking met andere slaap- en kalmeringsmiddelen, omdat de ademhaling van de gebruiker niet onderdrukt werd. Wegens die initiële succesverhalen werd het middel in 1960 al in meer dan veertig landen gebruikt. In WestDuitsland was het middel zonder recept verkrijgbaar en daardoor erg populair. Ongewone baby’s Al voordat thalidomide op de markt gebracht werd, viel het eerste slachtofer. Op 25 december 1956 werd in Duitsland een baby zonder oren geboren. Het was een kind van een medewerker van Grünenthal, die het geneesmiddel aan zijn zwangere vrouw had gegeven, maar nog niemand legde het verband daartussen. Nadat in de jaren daarop in Duitsland en andere landen waar het middel op de markt was gebracht duizenden baby’s geboren werden met focomelie, een aandoening waarbij de ledematen onderontwikkeld zijn of zelfs helemaal ontbreken, ging het balletje rollen. Grootschalig schandaal Focomelie was voor de introductie van thalidomide een zeldzame aandoening. Zo had de pediatrische afdeling van het universiteitskliniek van Hamburg van 1949 tot 1959 geen enkel kind met focomelie gezien. In 1959 deed zich een enkel geval voor, in 1960 waren dat er 30 en in 1961 werden er maar liefst 154 kinderen met de aandoening geboren. Omdat Contergan in Duitsland zonder recept verkrijgbaar was, werden daar uiteindelijk meer dan 5000 baby’s met de afwijking geboren. In Nederland, waar wel een recept nodig was en artsen terughoudend waren met het
    voorschrijven van nieuwe medicijnen, lag dat aantal beduidend lager. Er zijn 25 Nederlandse slachtofers van het Softenon-schandaal bekend, waarvan er negen jong zijn overleden. Op zoek naar de oorzaak De hoge slachtoferaantallen verhoogden de noodzaak om snel op onderzoek uit te gaan, maar vergemakkelijkten de zoektocht tegelijkertijd. In de Verenigde Staten, waar thalidomide niet verkocht werd, waren bijvoorbeeld geen baby’s met afwijkende ledematen geboren. Op 18 november 1961 legde de Hamburgse arts Widukind Lenz als eerste het vermoedelijke verband tussen thalidomide en focomelie vast. Hij vroeg de moeders van de misvormde kinderen in de Vrouwenkliniek in Hamburg naar hun medicijngebruik tijdens de zwangerschap, en die gaven allemaal aan Contergan gebruikt te hebben. Na verder internationaal onderzoek werden zijn vermoedens bevestigd: als een vrouw in het eerste trimester van haar zwangerschap, tussen dag 35 en 49 na de laatste menstruatie thalidomide had gebruikt, dan was focomelie bij haar ongeboren baby onvermijdbaar. Gevolgen Nog voordat onomstotelijk was bewezen dat softenon schadelijk was voor ongeboren kinderen, werd het middel in de meeste landen uit de verkoop gehaald. Het nieuws verspreidde zich snel. Op 5 december 1961, toen nog geen zekerheid over de schadelijke efecten van Softenon bestond, kopte de Nederlandse krant Het Vrije Volk: ‘Misvormingen bij baby’s door Duits slaapmiddel?’ Het hoge woord was eruit. De universiteit van Hamburg en Grünenthal Chemie begonnen ondertussen aan uitvoerige dierproeven om te achterhalen wat er aan de hand kon zijn. Thalidomide bleek in kleine hoeveelheden teratogeen (vruchtbeschadigend) bij bepaalde diersoorten in specifeke perioden van de zwangerschap. Mensen en konijnen ontwikkelden afwijkende foetussen, maar muizen hadden bijvoorbeeld nergens last van. Zo waren de schadelijke efecten van het middel niet ontdekt voordat het op de markt werd gebracht. Pas in 2012 maakte de frma Grünenthal ofcieel excuses. Ook heeft het bedrijf schadevergoedingen uitgekeerd aan een stichting voor Softenonslachtofers. Softenon nog steeds op de markt Het Softenon-schandaal leidde tot aanscherping van de regels rondom medicijntesten. Tegenwoordig moeten medicijnen op meerdere diersoorten en mensen getest worden voordat ze op grote schaal verkocht mogen worden. Verbazingwekkend genoeg is thalidomide nog steeds verkrijgbaar en wordt het gebruikt als middel tegen ontstekingen, lepra en kanker. De eigenschappen van het ‘wondermiddel’ uit de jaren ‘50, dat voor zover bekend alleen schadelijk is voor de ongeboren vrucht van zwangere vrouwen, maken het medicijn nog steeds aantrekkelijk. Vooral in derde wereldlanden is het medicijn in trek, waar vanwege verkeerd gebruik en onvoldoende kennis opnieuw baby’s met afwijkingen geboren worden. Thalidomide (α-N-[phtalimido]glutarimide) is een geneesmiddel dat door Chemie Grünenthal, een in Stolberggevestigd Duits farmaceutisch bedrijf, op 1 oktober 1957 als slaapmiddel, sedativum, pijnstiller en als middel tegen zwangerschapsbraken op de markt kwam. In 1960 werd het in meer dan veertig landen gebruikt. Het was populair als slaapmiddel en als middel tegen ochtendmisselijkheid. Het is bekend onder merknamen zoals Softenon(Nederland en België), Contergan (Duitsland), Distaral, Neurosedyn, Isomin, Kedavon, Telergan en Sedalis. Nadat bleek dat het middel ernstig schadelijk was voor de ongeboren vrucht van moeders die het gebruikten, werd het in 1961 in de meeste landen voor de oorspronkelijk bedoelde indicatie van de markt gehaald.
    Bijna 10.000 kinderen waren inmiddels geboren met een aandoening ten gevolge van de medicatie, de helft daarvan in West-Duitsland, het middel was daar zonder recept verkrijgbaar. Het eerste geval van schade door thalidomide betrof een baby die op 25 december 1956 zonder oren werd geboren. Dit was tien maanden voor de introductie van het middel en kon gebeuren door een medewerker van Grünenthal die het aan zijn zwangere vrouw gaf. Op 18 november 1961 legde de Duitse arts-geneticus Lenz het verband tussen thalidomide en ernstige afwijkingen bij pasgeborenen. In december 1961 volgde de bevestiging van dit verband door de Australische gynaecoloog McBride. De stof thalidomide bleek teratogeen. Aangedane baby's hadden ontbrekende of onderontwikkelde ledematen (focomelie). Deze foetale afwijkingen waren onvermijdbaar als de moeder in het eerste trimester van de zwangerschap tussen dag 35 en 49 na de laatste menstruatie thalidomide gebruikte. Eind 1961 werd thalidomide in de meeste landen uit de handel genomen. Opvallend is dat de Verenigde Staten gespaard bleven; de FDA, de beoordelende instantie, liet thalidomide nooit op de Amerikaanse markt toe. Dat een geneesmiddel zulke schadelijke effecten teweegbracht, schokte de medische en farmaceutische wereld. Het schandaal maakte de testeisen voor kandidaatgeneesmiddelen strenger en sindsdien wordt zwangere vrouwen aangeraden geneesmiddelen tot een minimum te beperken, hoewel de middelen waarvan bekend is dat ze de ongeboren vrucht schaden in de minderheid zijn. Ook staat tegenwoordig in elke registratietekst de invloed van het geneesmiddel op het embryo beschreven. Op 31 augustus 2012 bood de firma Grünenthal voor het eerst excuses aan.Een week later maakte de firma bekend opnieuw schadevergoeding te gaan betalen, vijftig jaar nadat er een bedrag van 100 miljoen Duitse mark in een stichting was gestort. Thalidomide is een racemisch mengsel, dus bestaande uit gelijke delen van de R-enantiomeer en de Senantiomeer (zie Optische isomerie). Men heeft onderzocht of de teratogene werking door een van de twee enantiomeren werd veroorzaakt. Voor veel verbindingen zou dit betekenen dat door een selectieve synthese van de actieve en niet-schadelijke enantiomeer de problemen kunnen worden voorkomen. Bij muizen bleek de S-enantiomeer de veroorzaker, bij konijnen beide enantiomeren. Het lijkt erop dat de onderzoekers een bijzondere eigenschap van thalidomide over het hoofd hebben gezien: in het lichaam gaat de ene enantiomeer heel snel over in de andere en ontstaat het mengsel van de S- en de R-vorm, waardoor het onmogelijk is een definitieve uitspraak te doen over welke enantiomeer de teratogeniciteit veroorzaakt. In 2009 is beschreven dat de teratogeniciteit van thalidomide hoogstwaarschijnlijk afkomstig is van het effect van een geïdentificeerd metaboliet. Dit is onderzocht door experimenten met een variant van het metaboliet, CPS-49 genoemd, dat werkt als angiogeneseremmer en een soortgelijk teratogene werking lijkt te hebben als thalidomide. Kort na de ontdekking van de schadelijke effecten van thalidomide, kwam men op het idee dat het middel weleens tegen kanker gebruikt zou kunnen worden. De eerste onderzoeken leverden echter niets op. Het middel bleef op de markt omdat bij een aantal andere aandoeningen positieve effecten werden gezien. lepra (1964): effectief en werkzaam, echter slechts onder zeer strikte voorwaarden wordt het voorgeschreven; ziekte van Behçet (1979): effectiviteit aangetoond, dat echter alleen duurt zolang het middel genomen wordt; graft-versus-hostreactie (1988); hiv/aids-complicaties zoals zweren en sterke vermagering (1989); angiogeneseremmer (1994), dat wil zeggen dat het de vorming van nieuwe bloedvaatjes (angiogenese) afremt, wat van nut kan zijn bij de behandeling van bepaalde vormen van kanker; erythema nodosum leprosum (1998) multipel myeloom. In 2008 werd het middel voor deze indicatie weer officieel Europees goedgekeurd. Twee onafhankelijk van elkaar werkende onderzoekers beweren, dat thalidomide niet is ontstaan in de laboratoria van Chemie Grünenthal, maar al eerder werd ontwikkeld door onderzoekers in naziDuitsland. Het werd volgens dr. Martin Johnson van Thalidomide Trust onder leiding van nazi
    wetenschapper Otto Ambrosontwikkeld als een mogelijk middel tegen zenuwgassen als sarin. Ambros werkte bij IG Farben en kwam na de oorlog bij Chemie Grünenthal werken. Een auteur van een boek over nazi-wetenschappers, Carlos DeNapoli, zegt dat in een memo van IG Farben aan het hoofd van Hitlers euthanasie-programma, Karl Brandt, wordt gesproken over een stof waarvan de chemische formule lijkt op die van thalidomide. Volgens hem is de stof getest in concentratiekampen. De firma Chemie Grünenthal, in 1946 opgericht door de broers Alfred en Herman Wirtz, heeft altijd volgehouden, dat de stof door het bedrijf is ontwikkeld. Volgens haar was dr. Heinrich Mückter een van de uitvinders. Mückter was een farmacoloog die tijdens de oorlog experimenten deed op Poolse gevangenen om een middel tegen buiktyfus te vinden. In het Louvre in Parijs hangt een sepiatekening van Francisco de Goya uit 1798, waarop een kind is afgebeeld met de afwijking die nu bekend is als focomelie.Dit is een aangeboren afwijking waarbij de bovenarm of het bovenbeen ontbreekt en de hand, de voet of delen daarvan direct aan de schouder of het bekken zitten. Tot 1957 was focomelie een uiterst zeldzame afwijking. Dat veranderde toen Softenon in de handel kwam.

    27-05-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.john lennon

     

    26-05-2018 om 16:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 26 mei

    26 mei 1969 John Lennon en Yoko Ono beginnen aan hun tweede 'bed-in' voor de vrede, ditmaal in het Queen Elizabeth Hotel in Montreal. John Winston Ono Lennon MBE (geboren als John Winston Lennon, Liverpool, 9 oktober 1940 – New York, 8 december 1980) was een Engels popmusicus, vredesactivist en oprichter van de Liverpoolse groep The Quarrymen, die na enkele wijzigingen in de bezetting evolueerde tot The Beatles. Samen met Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr had Lennon met deze groep een belangrijke rol in de popmuziek. Nog voor het einde van The Beatles richtte Lennon samen met zijn vrouw Yoko Ono de Plastic Ono Band op en werd een van de belangrijkste gezichten van de hippiebeweging. Naast zijn muzikale en culturele bijdragen leverde Lennon ook politieke en filosofische inzichten als vredesactivist en vrijdenker, met de nummers Give Peace a Chance en Imagine als bekendste en duidelijkste voorbeelden. De familienaam van Lennon komt van Ó Leannáin of Ó Lionnáin, een veel voorkomende naam in de Ierse graafschappen Fermanagh en Galway. Zijn Ierse grootvader Jack Lennon is in 1858 naar Liverpool verhuisd. John Lennon werd op 9 oktober 1940 in een kraaminrichting aan Oxford Street te Liverpool geboren als enig kind van de stewardAlfred Lennon en Julia Stanley. Zijn vader, vaak maanden op zee, verdween na 1942 uit zijn leven en de vier zusters van Julia hielpen met het verzorgen van de baby. Toen Julia enkele jaren later een andere man leerde kennen, namen zijn kinderloze tante Mimi en haar man George Smith Lennon op in hun boerderij in de voorstad Woolton, een plattelandsdorpje vijf kilometer ten noordoosten van Liverpool. Vanaf vierjarige leeftijd doorliep Lennon de Dovedale Primary School, vlak bij Penny Lane, waar hij een voorliefde ontwikkelde voor sport, lezen en schrijven, alsmede tekenen: als zevenjarige schreef hij een soort boeken met tekeningen en spotprenten.Vanaf zijn twaalfde bezocht hij de Quarry Bank Grammar School. Gedurende zijn jaren daar overleed zijn oom George onverwacht aan een inwendige bloeding. Op 15 juli 1958 werd Johns moeder doodgereden door een dronken politieman. Lennon is een markant figuur in de popmuziek gebleken. Toen de Beatles in het midden van de jaren zestig besloten zich meer uit te spreken over maatschappelijke vraagstukken en de gebeurtenissen in de wereld (bijvoorbeeld de Vietnamoorlog), tegen de wens van manager Brian Epstein in, ontwikkelde Lennon zich tot een spreekbuis van een generatie. John Lennon veroorzaakte een internationale rel en een boycot van de Beatles door een interview met de Evening Standard. “The Beatles zijn populairder dan Jezus Christus”, beweerde hij, wat hem niet alleen kwam te staan op een platenboycot in de VS, maar ook op een etherboycot door de NCRV. In november 2008 werd hem deze bewering officieel vergeven door het Vaticaan. Lennon kwam meer en meer onder invloed van de avant-garde-kunstenares Yoko Ono. Hij verliet zijn toenmalige vrouw Cynthia Powell en trouwde in maart 1969 met Ono. Onder invloed van Ono werd Lennon radicaler. Toen hij aan Paul zijn nieuwe liedjes voor The White Album liet horen, vond McCartney die “rauw, weinig melodieus en opzettelijk uitdagend.” Hij nam bijvoorbeeld in 1968 Revolution met de Beatles op. De harde singleversie (de B-kant van Hey Jude) is al duidelijk uitgesproken, maar in de zachtere elpeeversie op The White Album (die eerder was opgenomen) toonde hij zijn twijfel over de richting waarin hij ging. “We all want to change the world/but when you talk about destruction/don't you know that you can count me out” waarbij in het nummer het laatste woord veranderde in in. In november van dat jaar gaven John en Yoko (ze zagen zich als een eenheid) de elpee Two Virgins uit met een naaktfoto als hoes. De muziek werd steeds obscuurder. The White Album bevat al een ontoegankelijke geluidscollage van Lennons hand (Revolution 9); The Wedding Album (1969) bevat opnames van hun hartslagen met om en om hun voornamen geschreeuwd; Life with the Lions (1969) bevatte opnames van alleen maar stilte. Toen de Beatles langzaam ophielden te bestaan, ging Lennon alleen verder en sprak hij zich nog meer uit. In maart 1969 bleven John en Yoko bij wijze van huwelijksreis een week lang (van 25 maart tot en
    met 31 maart) in bed in kamer 902 in het Amsterdamse Hilton Hotel (de Bed-In), zij wilden hiermee wereldvrede promoten en protesteren tegen de oorlog in Vietnam. De beelden haalden voorpagina's van kranten over de hele wereld. In juli 1969 werd de anti-oorlogsmantra Give Peace a Chance uitgebracht, die opgenomen is tijdens hun tweede Bed-In (volgens sommigen hun derde, na een mislukte Bed-In op de Bahama's) in het Queen Elizabeth Hotel in Montreal (Canada). In oktober bracht John met de Plastic Ono Band de klassieker Cold Turkey uit nadat de overige Beatles lieten weten niet geïnteresseerd te zijn in de song, en in november stuurde hij zijn MBE-medaille (Lid in de Orde van het Britse Rijk) terug uit protest tegen de oorlog in Biafra. In december verscheen Live Peace in Toronto, een in Canada opgenomen livealbum met Eric Clapton op gitaar. De muziek, waarvoor de repetities plaatsvonden in het vliegtuig naar Canada, bestaat uit een mix van oude rock-'n-rollcovers en recente nummers van Lennon. In februari 1970 schoor Lennon zijn lange haren af en bracht Instant Karma! uit. Nadat de Beatles in april 1970 definitief uit elkaar gingen, ging Lennon door op de weg die hij al met de Beatles was ingeslagen. In het klassieke album John Lennon/Album Plastic Ono Band, was Lennon op zoek naar zichzelf in plaats van naar John in de Beatles. In die tijd was hij daarvoor in therapie bij de Amerikaanse psycholoog Arthur Janov, die meende dat opgebouwde frustraties konden worden bevrijd door schreeuwen: de 'oerschreeuw'. In Mother schreeuwt Lennon dan ook om het verlies van zijn moeder. In God verklaart hij uiteindelijk “I don't believe in Beatles/I just believe in me/ Yoko and me/And that's reality/The dream is over.” Later, in 1971, bracht Lennon Imagine uit. Het gelijknamige album bereikte wereldwijd de top van de hitlijsten. Met de dood van Lennon negen jaar later werd dit album opnieuw erg populair. In 1972 verscheen Lennon in de MDA Telethon gepresenteerd door de befaamde acteur/komiek Jerry Lewis. Tijdens deze telethon, die als doel had spierziekten te bestrijden, zong Lennon Imagine en Give Peace A Chance. Lewis introduceerde Lennon door te zeggen: “John and Yoko. let's hear it! let's get 'em out! John Lennon! John, Yoko! John, Yoko! John, Yoko! John.... I tell you what, hold it, cool it, cool it: I would suspect that John Lennon is one of the wisest showmen I've ever met. He knows what he is doing. He has split. Let's thank him very much.” De volgende elpees gingen volgens vele critici in niveau achteruit. Het album Mind Games (1973) verkocht slechts matig en de titeltrack bereikte met moeite de top 20 in de VS en strandde op plaats 26 in het VK. Het daaropvolgende album Walls and Bridges (1974) leverde hem zijn enige nummer 1 hit op tijdens zijn leven: ;;Whatever Gets You Thru the Night;;, een duet met Elton John (een goede vriend van Lennon). John Lennon en Elton John zongen het lied live in Madison Square Garden, samen met Lucy in the Sky with Diamonds en I Saw Her Standing There. Dit optreden, tevens het laatste liveoptreden van Lennon, belandde op Elton's live-album Here and There. In 1975 bracht Lennon nog Rock and Roll uit, een verzameling rock-'n-roll-nummers. Op dit album werden twee nummers opgenomen van Big Seven Music Corp, als genoegdoening dat Come Together uit 1969 wel erg veel leek op het nummer You Can't Catch me van Chuck Berry. In het begin van de jaren zeventig besloten John en Yoko zich te vestigen in New York en ze vroegen een verblijfsvergunning aan. Ze kwamen in aanvaring met de regering-Nixon die Lennon als een politiek gevaar beschouwde en hem liet schaduwen door de geheime dienst. Een jarenlange juridische strijd volgde. Nadat Nixon in 1974 wegens het Watergateschandaal het veld moest ruimen, werd Lennon in 1976 definitief een Green Card toegekend. In 1975 schreef Lennon nog, met David Bowie, het nummer Fame. Hierna trok hij zich terug om zich te richten op de opvoeding van zijn zoon Sean. Hij schreef nog wel wat songs en maakte enkele demo's, maar nam niet actief nieuwe nummers op. Samen met Yoko maakte hij verre reizen en nam hij de tijd om zijn kapitaal verstandig te beleggen. Hij leerde ook zeilen, iets wat hij altijd al had willen doen. In 1979 kondigde Lennon echter aan weer een plaat te willen maken. Die verscheen in het najaar van 1980. Het album, Double Fantasy, deed aanvankelijk weinig. Critici verwachtten een Lennon zoals ze zich die herinnerden en die hoorden ze niet, ook al omdat Lennon had aangekondigd weer de straat te
    willen opgaan om te demonstreren. De plaat toont echter een Lennon die zijn wilde haren is kwijtgeraakt, die liedjes zingt over zijn liefde voor Yoko Ono (Dear Yoko, en Woman) en hun zoontje Sean (Beautiful Boy (Darling Boy)). Hij zong over hoe en waarom hij uit de muziekwereld stapte (Watching the Wheels). De titel van het album (Double Fantasy) had John gehaald bij de naam van een bloem die op de Bahama's groeit. In de middag van 8 december 1980 deden de Lennons thuis in het Dakota-gebouw aan 72nd Street een fotoshoot met fotograaf Annie Leibovitz, de laatste foto's waarop het paar samen te zien is. Later die dag gingen ze naar studio The Hit Factory om aan opnamen te werken. Bij het verlaten van het appartement signeerde Lennon een exemplaar van Double Fantasy voor Mark David Chapman, terwijl een andere fan een foto nam. Bij terugkeer werd Lennon om 22.50 uur voor zijn huis door Chapman neergeschoten met vier van de vijf kogels (één schot miste Lennon en ging door een ruit van het gebouw) uit een .38 Charter Arms Special-revolver. Twee schoten raakten hem in de rug, waardoor hij omdraaide, de andere twee troffen zijn linkerschouder. Omdat Lennon hevig bloedde, wachtten gearriveerde politieagenten niet op een ambulance, maar brachten hem in een politieauto naar het Mt. Sinai West Hospital. Hoewel nog een bloedtransfusie werd geprobeerd, overleed hij enkele minuten na aankomst. Om 23.07 uur werd hij dood verklaard; omstreeks 23.15 uur werd zijn vrouw hiervan in kennis gesteld.John Lennon werd op 10 december gecremeerd in Ferncliff Crematory in Ardsley, New York. Paul McCartney reageerde aanvankelijk door thuis de telefoon van de haak te leggen en zich zodoende onbereikbaar te houden. Later verklaarde hij: “Ik kan het nu nog niet verwerken. John was een geweldige kerel. Hij zal door de hele wereld worden gemist, maar in de herinnering blijven voortleven wegens zijn kunst, muziek en bijdragen tot de wereldvrede.” Yoko Ono heeft Johns as uitgestrooid in Central Park, waar later het Strawberry Fields memorial is gemaakt. Na de moord op Lennon steeg Double Fantasy wereldwijd naar de top van de verkooplijsten. Twee singles van het album, (Just Like) Starting Over en Woman, werden grote hits, evenals het oudere Imagine. Van Johns soloplaten werden, enkel en alleen al in de Verenigde Staten, 14 miljoen exemplaren verkocht. De moord op Lennon bracht geruchten op gang dat deze het werk was van de Amerikaanse overheid die beducht zou zijn voor de invloed die Lennon nog zou hebben op het publiek. Na de moord verscheen Lennon nog incidenteel op de hitparade als er oude opnamen werden uitgebracht. In 1984 onder meer Nobody told me van het album Milk and Honey en in 1992 Instant Karma! ter gelegenheid van een reclamecommercial voor Nike-sportschoenen. In 2007 werd de film Chapter 27, over de moord op Lennon vanuit het oogpunt van de moordenaar, uitgebracht. Lennon-fans protesteerden tegen deze film, omdat ze bang waren dat Chapman de wereld in zou gaan als een held. De film had geen succes. In 2009 verscheen de film Nowhere Boy, die beschrijft hoe Lennon The Quarrymen oprichtte. Ook laat de film zien hoe Lennon werd verscheurd door enerzijds de loyaliteit aan zijn tante, bij wie hij sinds zijn vijfde levensjaar in huis woonde, en anderzijds liefde voor zijn labiele moeder. Julian en Sean Lennon, de zonen van John, hebben met wisselend succes een muzikale carrière, die echter volledig wordt overschaduwd door de artistieke erfenis van hun vader. Zij kregen overigens weinig persoonlijke steun van hem. Toen Julian, een zoon van Lennons eerste vrouw Cynthia Powell, een kleine jongen was, verliet John zijn moeder om niet terug te keren. Sean, een zoon uit Lennons huwelijk met Yoko Ono, was vijf jaar oud toen John werd vermoord.





    26-05-2018 om 16:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 26 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Geboren 26 mei 1871 Jean Joseph Camille Huysmans (ook Kamiel Huysmans of Camiel Huysmans genoemd (Bilzen, 26 mei 1871 - Antwerpen, 25 februari 1968), geboren als Camiel Hansen, was een Belgisch journalist en politicus voor de BWP / BSP. Jean Joseph Camille Huysmans (ook Kamiel Huysmans of Camiel Huysmans genoemd (Bilzen, Camille Hansen werd geboren als de zoon van de ongehuwde Joanna Hansen; hij verkreeg de achternaam Huysmans in 1881 na het huwelijk van zijn moeder met Augustinus Huysmans. Huysmans studeerde Germaanse filologie in Luik. Van 1893 tot 1897 stond hij in het onderwijs. Tussenin keerde hij terug naar de universiteit om er de doctorsgraad in de Germaanse filologie te behalen. Huysmans sloot zich op zeer jonge leeftijd aan bij de Belgische Werkliedenpartij (BWP), de voorloper van de Belgische Socialistische Partij (BSP). Hij was journalist voor een aantal socialistische tijdschriften tot 1904 en was daarna nog even actief in de vakbeweging. Hij werd ook vrijmetselaar. De politieke doorbraak in eigen land kwam er niet zo vlot. Als socialist en flamingantmoest Huysmans zijn grote persoonlijkheid eerst bewijzen in de gemeentepolitiek in Brussel en Antwerpen en in het buitenland. Van 1905 tot 1922 was Huysmans secretaris van de Tweede Internationale. In die functie had hij uitgebreide contacten met Sun Yat-sen, de leider van de eerste Chinese Revolutie, in 1911. De belangrijkste taak was het creëren van een actieve vredesfunctie. Tevens voerde hij tijdens deze eerste periode als secretaris van de Tweede Internationale tussen 1905 en 1914 een drukke correspondentie met Vladimir Lenin. Deze briefwisseling werd in 1963 uitgegeven. In 1914 richtte Huysmans, uit een fusie tussen De Werker en De Volkstribuun, de Volksgazet op, waarvan hij vanaf 1918 de hoofdredacteur was. Ondertussen was hij tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland en Engeland getrokken. In 1917 probeerde hij samen met de neutrale Nederlandse en Scandinavische socialisten een conferentie te organiseren in Stockholm om met socialisten uit de beide strijdende kampen in de Eerste Wereldoorlog een mogelijke vrede te bespreken. De tegenwerking van de geallieerde regeringen deden dit initiatief mislukken. Ook het patriottisme van de socialisten in alle oorlogvoerende landen speelde hem parten. De Russische bolsjewieken waren dit vredesinitiatief evenmin genegen De rol van secretaris van de Socialistische Internationale oefende hij opnieuw uit tussen 1939 en 1944, waarbij hij toen ook de voorzittersrol waarnam, mede door zijn ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog week hij uit naar Londen. Hij was een voorvechter van de Vlaamse Beweging en voerde een onafgebroken strijd voor de vernederlandsing van de Universiteit Gent die uiteindelijk tot stand kwam in 1930. Dit deed hij samen met de katholiek Frans Van Cauwelaert en de liberaal Louis Franck ('de drie kraaiende hanen'). Als Minister van Schone Kunsten en Onderwijs in de regeringen Poullet en Jaspar Imaakte hij de weg vrij voor de vernederlandsing.
    Op 3 september 1945 werd Camille Huysmans benoemd tot minister van Staat. Het jaar nadien, hij was toen al 75, werd hij eerste minister en leidde een regering bestaande uit socialisten, liberalen en communisten. Omdat de meerderheid veel te krap was (1 stem op overschot), hield deze regering niet lang stand. In de daarop volgende regeringen Spaak III en IV werd hij Minister van Openbaar Onderwijs. Tot op hoge leeftijd bleef hij zeer populair. De nationale hulde voor zijn 80e verjaardag groeide uit tot een manifestatie met meer dan 100.000 deelnemers. Op 83-jarige leeftijd werd hij nog voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, tijdens een moeilijke politieke periode. Hij is een van de weinige Belgische politici die meer dan 50 achtereenvolgende jaren lid was van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij werd voor het eerst verkozen op 22 mei 1910. Het 50-jarig jubileum werd gevierd met een academische zitting in het parlement. Het was zijn wens om als eerste eeuweling in het parlement te zetelen, maar hij werd in 1965 van de BSP-kandidatenlijst geweerd wegens zijn hoge leeftijd. Huysmans kwam daarom op met een scheurlijst "De Socialist". Hij behaalde 14.937 stemmen, wat niet voldoende was om verkozen te worden

    26-05-2018 om 16:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 25 mei

    Google LLC is het bedrijf achter de Google-zoekmachine, opgericht door Larry Page en Sergey Brin. Het bedrijf telt 69.953 werknemers (november 2016). Het hoofdkantoor (genaamd het Googleplex) is gevestigd in Mountain View, Californië. Op 19 augustus 2004 werd het bedrijf beursgenoteerd. In oktober 2015 werd het bij een reorganisatie een dochteronderneming van Alphabet Inc. Binnen korte tijd groeide het bedrijf uit tot een van de grootste spelers in de ICT-branche en nam het verschillende andere sites/bedrijven over, zoals YouTube en DoubleClick Volgens een onderzoek van Millward Brown Optimor was het merk Google in 2007 het sterkste ter wereld. Het woord is een variant van het woord "googol", dat werd verzonnen door Milton Sirotta, het neefje van de Amerikaanse wiskundige Edward Kasner. Googol is een synoniemvoor een 1 met honderd nullen. De term weerspiegelt de bedrijfsmissie om alle informatie van de wereld toegankelijk en nuttig te maken. Eigenlijk zou het bedrijf "Googol" heten, maar door een fout van een van de oprichters werd het Google. Google is in 1996 opgericht door Larry Page en Sergey Brin, twee studenten van Stanford University. De studenten hadden een systeem uitgevonden waarbij servers het internet afzoeken en deze sorteren op de zoekopdracht van de gebruiker. Dit systeem hebben ze PageRank genoemd. Ze noemden in eerste instantie hun zoekmachine BackRub, maar later hebben ze dit veranderd naar Google. De domeinnaam Google.com is geregistreerd op 15 september 1997. Daarvoor kon Google bereikt worden via het domein van Stanford, google.stanford.edu en z.stanford.edu. Op 7 september 1998 hebben ze de naam Google Inc. officieel geregistreerd als bedrijf. Ze waren toen gevestigd in de garage van een vriend uit Menlo Park, Californië. In februari 1999 zijn ze verhuisd naar Palo Alto, Californië. Later in 1999 zijn ze verhuisd naar een nieuwe locatie die tegenwoordig het Googleplex is. In september 2001 heeft het systeem van Google dat de beste informatie boven aan de lijst met zoekresultaten plaatst een patent gekregen, met Larry Page als uitvinder. Eind september 2005 ging Google een samenwerkingsverband aan met de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA, met als doel onderzoek te doen naar onder meer grootschalig datamanagement en distributed computing. In oktober 2005 kondigden Google en Sun Microsystems een samenwerking aan. In eerste instantie zullen de Google Toolbar en de Java Runtime Environment worden gekoppeld; later hoopt men ook webgebaseerde en platformonafhankelijke tekstverwerkers en groupware aan te bieden om zo een concurrent voor Microsoft te worden. In 2006 nam Google YouTube over voor $ 1,6 miljard.De overname werd betaald met aandelen en het was de grootste acquisitie van Google sinds de oprichting.Beide Amerikaanse internetbedrijven zullen onafhankelijk van elkaar blijven opereren. Alle 67 medewerkers van YouTube, inclusief de beide oprichters Chad Hurley en Steve Chen, zijn meegegaan naar Google.YouTube maakte een stormachtige groei door sinds de introductie in februari 2005, geholpen door de opkomst van de mobiele telefoon met camera, de webcam en de breedbandverbinding.
    Google heeft - samen met Intel, Apple, Dell, EDS, Environmental Protection Agency (EPA), HP, IBM, Lenovo, Microsoft, Pacific Gas and Electric, WWF en nog tientallen andere organisaties – het Climate Savers Computing Initiative opgericht. Doel is het energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen door nieuwe, strengere richtlijnen op te stellen voor energiezuinige computers en componenten. Verder willen ze het wereldwijde gebruik van energiezuinige computers door consumenten en bedrijven stimuleren. In 2012 is de organisatie opgegaan in The Green Grid. Op 15 augustus 2011 nam Google de mobieletelefoonafdeling van Motorola, Motorola Mobility, over voor $ 12,5 miljard. Dit zou geen gevolgen hebben voor andere telefoonfabrikanten die gebruikmaken van Googles besturingssysteem voor mobiele telefoons, Android. In 2014 verkocht Google onderdelen van Motorola aan Lenovo voor $ 2,9 miljard. Lenovo nam 2000 patenten over en kreeg een licentie op de rest. Met de verkoop verlost Google zich van een onderdeel dat fors verlies leed, zelfs na het ontslag van zesduizend werknemers.Eerder verkocht het al Motorola Home, de settopbox-afdeling van het bedrijf, voor $ 2,5 miljard.Google houdt Motorola’s Advanced Technology-afdeling waar gewerkt wordt aan de modulaire smartphone en ook het merendeel van de 17.000 patenten en 7500 patentaanvragen. Begin 2014 kocht Google Nest Labs, een bedrijf dat onder meer slimme thermostaten en rookmelders maakt voor $ 3,2 miljard.] Het is de grootste deal na de overname van Motorola in 2011. Nest Labs is in 2010 opgericht door ontwerper Tony Fadell, die eerder werkte bij Apple en hielp hij bij het ontwerpen van de iPod en iPhone.] Nest Labs zal onder eigen naam en onafhankelijk van Google blijven opereren. Later in dat jaar nam Google Skybox, de Amerikaanse leverancier van satellietbeelden, over. Begin 2016 werd Google opgesplitst en ontstond Alphabet, een conglomeraat van activiteiten en bedrijven, die voorheen onder de paraplu van Google vielen. Onder Google bleven de basisactiviteiten van de zoekfunctie. Op 10 augustus 2015 maakten Google oprichters Larry Page en Sergey Brin bekend dat ze een nieuw bedrijf hadden opgericht. Het nieuwe beursgenoteerde conglomeraatging Alphabet Inc. heten, met als grootste onderdeel Google LLC (voorheen Google Inc.). Page werd CEO van Alphabet Inc. en Sundar Pichai, het hoofd van onder meer Android en alle Google-apps, nam het stokje van Page over als CEO van Google. De opsplitsing van activiteiten en het onderbrengen daarvan onder één grote paraplu moest het bedrijf overzichtelijker en de verantwoordelijkheden duidelijker maken. De internetactiviteiten bleven bij Google. Onderdelen die binnen Alphabet buiten Google geplaatst werden, waren onder meer Life Sciences (dat werkte aan een glucosemetende contactlens), Calico (gericht op het tegengaan van veroudering van mensen) en het Google X Lab, met onder meer Wing, gericht op bezorging per dro Op 19 augustus 2004 werd Google beursgenoteerd aan de Amerikaanse Nasdaq. De beursintroductie was geen doorslaand succes. Aanvankelijk wilde men de aandelen introduceren binnen de koersrange van $ 108-135 per aandeel. Dit werd vlak voor de daadwerkelijke plaatsing verlaagd naar $ 85-95 en tot slot zijn de aandelen tegen $ 85 verkocht. Er werden maar 19,6 miljoen aandelen verkocht en de opbrengst was $ 1,67 miljard. De totale beurswaarde van Google was op dat moment zo’n $ 24 miljard.De introductie werd bijna geblokkeerd door toezichthouder Securities and Exchange Commission, omdat de oprichters een interview in de Playboy hadden gegeven dat niet was toegestaan. Tot 3 april 2014 was de ticker GOOG maar daarna is het GOOGL. Vanaf die datum kregen de C-aandelen ook een beursnotering met de oude ticker GOOG. In 2013 bereikte het aandeel een voorlopig hoogtepunt iets boven de $ 900.
    Google heeft drie aandelenklassen: A-, B- en C-aandelen. De beursgenoteerde Aaandelen hebben een stem per aandeel, de B-aandelen 10 stemmen per aandeel en de C-aandelen hebben helemaal geen stemrecht. Per jaareinde 2014 hadden Larry Page, Sergey Brin en Eric Schmidt zo'n 92,5% van de B-aandelen in handen en daarmee 60% van alle stemrechten.De B-aandelen zijn niet op een beurs genoteerd. In oktober 2015 werd Alphabet Inc. de nieuwe moedermaatschappij van Google Inc. (hernoemd naar Google LLC) en nam ook de beursnotering van Google Inc over. De historische financiële resultaten van Google Inc. worden nu door Alphabet Inc. voortgezet. De inkomsten worden door Google voornamelijk gegenereerd met de verkoop van advertenties. Daarnaast kunnen websites tegen betaling gebruikmaken van de zoektechniek; vooral portaalsites betalen voor de zoekresultaten van Google op hun eigen site. Google verkoopt op twee manieren advertenties: naast en boven de zoekresultaten op de pagina's van de eigen zoekdiensten, en op pagina's van uitgevers die advertentieruimte beschikbaar hebben gesteld. Een adverteerder kan in het AdWords-programma zelf aangeven waar de advertenties dienen te verschijnen: alleen op de zoekresultatenpagina's of ook op pagina's van uitgevers. Advertenties van adverteerders kunnen verschijnen na zoekopdrachten die overeenkomen met een door de adverteerder gekozen woord. Adverteerders betalen per klik (CPC, cost per click), hoewel Google sinds juni 2005 ook werkt met betaling per vertoning (CPM, costs per mileage, kosten per 1000 vertoningen). Adverteerders kunnen bij populaire zoektermen tegen elkaar opbieden. Eigenlijk is het dus een veiling-systeem. Uitgevers kunnen zich aanmelden bij het AdSense-programma. Ze bepalen zelf op welke plek op de pagina van hun site de advertenties verschijnen, hoe groot de advertenties zijn en of het tekst- of beeldadvertenties zijn. Google probeert met zijn zoektechnologie de pagina's van de uitgevers te koppelen aan relevante advertenties. Op een zoekopdracht of webpagina over wasmachines zouden zodoende advertenties over wasmachines moeten verschijnen. Het koppelen gebeurt volautomatisch en gaat niet altijd helemaal goed: het is voor een computer nu eenmaal soms lastig te bepalen of een pagina over schilders handelt over kunstschilders of huisschilders. Uitgevers worden per klik betaald; zij ontvangen een onbekend deel van de prijs die de adverteerder heeft betaald (ongeveer 70%). Ook hier geldt dat sinds juni 2005 geëxperimenteerd wordt met het CPM-model. Het pay per click-model is gevoelig voor fraude. Google treedt hard op tegen fraudeurs: zodra klikfraude wordt geconstateerd met behulp van automatische algoritmes en/of manuele controle, wordt de uitgever uit het AdSense-programma verbannen en verliest hij al zijn nog niet uitbetaalde inkomsten. Verder communiceert Google niet open over fraude, klachten worden niet in behandeling genomen en geweigerde nieuwe aanmelders krijgen regelmatig de reden van hun afwijzing niet te horen. Google is de zoekmachine van Google LLC Gmail is een gratis webmaildienst waarbij ook van POP3 en IMAP gebruik kan worden gemaakt. Gmail combineert e-mail met Googles zoektechnologie. Gmail is sinds februari 2007 voor iedereen beschikbaar, vroeger kon dat alleen met een uitnodiging. Toen Gmail de Google-maildienst startte bood het een maildienst met een op dat moment revolutionaire één gigabyte opslagruimte aan. De opslagruimte steeg traag maar gestaag.
    In 2013 werd die voortdurende stijging stopgezet en werd de standaard opslagruimte opgetrokken tot 15 gigabyte, gedeeld met Google+ en Google Drive. De gebruiker kan wel meer opslagruimte aankopen. Google+ is een online, gratis sociaalnetwerksite. Google Talk is een instantmessaging-dienst sinds 24 augustus 2005. De dienst gebruikt het XMPP-protocol. Google Talk is een directe concurrent van MSN Messenger en AOL Instant Messenger (AIM). Google Videos is een dienst waarmee men miljoenen video's kan bekijken die geïndexeerd zijn vanuit verschillende uithoeken van het web. In het begin was het mogelijk om zelf video's te uploaden en te delen, nu is dat niet meer mogelijk. Google Maps of Google Local is een webgebaseerde dienst die kaarten en satellietbeelden van de wereld aanlevert. Een rubriek van Google Maps is Google Street View; deze bevat foto's van allerlei straten van onder andere Amerika, Europa, Australië en Japan. Google Earth is een programma waarbij de gebruiker op zeer gedetailleerde satellietfoto's wereldwijd allerlei diensten kan laten projecteren, zoals restaurants, cafés, theaters en bioscopen. Google Street View is een service waarbij de internetgebruiker 360°-panoramafoto's kan bekijken van straten in onder meer Amerika, Europa, Australië en Japan. Google Bedrijfsfoto's is een dienst waarbij de Street View-technologie wordt ingezet voor virtuele rondleidingen door winkels, horecagelegenheden, kantoren etc. De bedrijfsfoto's verschijnen in de zoekresultaten en op Google Maps, maar kunnen ook worden geïntegreerd in een website en/of op sociale media. Google Analytics is een dienst waarmee webmasters hun website in de gaten kunnen houden. Niet alleen de bezoekersaantallen worden bijgehouden, maar ook de bron van de bezoeker. Deze dienst is zeer uitgebreid en kan gebruikt worden in samenwerking met Google Adwords. Google Picasa is een programma van Google waarmee foto's beheerd kunnen worden door ze aan sleutelwoorden te koppelen. Tevens is het mogelijk foto's op te knappen en ze op het internet te zetten. Google Panoramio is een website om afbeeldingen te delen en de afbeeldingenleverancier voor Google Maps, Google Earth en voor advertentievermarkting via Google API. Google Translate is een online vertaaldienst. Google SketchUp is een programma waarmee men 3D-tekeningen kan maken, overgenomen door Trimble. Google Docs is een online tekstverwerkerprogramma. Google Spreadsheets is een online spreadsheetprogramma. Google Presentations is een onlinepresentatieprogramma. Google Books geeft de mogelijkheid om tekst van gedigitaliseerde boeken te doorzoeken. Google Drive is de online opslag- en synchronisatiedienst van Google. Google Product Search is een onderdeel voor het zoeken van onlineproducten. Het zoekt door verschillende winkels naar het product dat gezocht wordt en vergelijkt de resultaten.
    Google Trends is een dienst van Google die via grafieken inzicht geeft wanneer en hoe vaak op een bepaald woord is gezocht met Google. Ook vergelijking tussen steden, landen en talen in zoekgedrag is mogelijk. Google Groups is een archief van Usenet-nieuwsgroepen, dat is overgenomen van Deja. Nieuwsgroepen zijn via Google met een vertraging van een paar uur te lezen. Ook is het mogelijk te posten op Usenet via Google. Google Groups biedt geen binaire groepen aan. Google Images indexeert afbeeldingen. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de bestandsnaam en van tekst op de pagina waar de afbeelding wordt gebruikt. Google News biedt een nieuwsservice aan, waarbij de verschillende nieuwssites op het internet regelmatig (veel vaker dan gewone sites) gescand worden op nieuwtjes. Google Scholar geeft de mogelijkheid in wetenschappelijke publicaties te zoeken. Google Toolbar is een speciale toolbar voor Internet Explorer en Firefox. Bij installatie verschijnt de toolbar bovenaan in de browser. Met deze toolbar kan men volledige URL's typen, maar het biedt de gebruiker ook de optie om enkel een zoekterm in te typen, zodat men meteen via Google kan zoeken. Het biedt ook de mogelijkheid om op bepaalde pagina's pop-ups te blokkeren of toe te laten. YouTube is een website waar gratis filmpjes kunnen worden bekeken. Blogger is een gratis weblogdienst. DoubleClick is een Amerikaans advertentiebedrijf. De grootste overname van een internetbedrijf tot nu toe. Google Alerts is een dienst die e-mail-updates verstuurt van de nieuwste zoekresultaten op Google, gebaseerd op de zoekopdracht of het onderwerp opgegeven onderwerp. FeedBurner biedt diensten voor webpublishers om hun content te promoten en hun bereik te meten. Google Agenda is een online agenda die met iCal en Microsoft Outlook kan samenwerken. Google Chrome is een internetbrowser en maakt gebruik van Blink. Google Chrome OS is een besturingssysteem gebaseerd op Google Chrome en de Linuxkernel. Google Android is een besturingssysteem voor mobiele apparaten. Google Sites is een dienst waarmee gebruikers een website kunnen bouwen. Google Voice is een telefoniedienst, waarbij gratis gebeld kan worden binnen een land tussen mobiele telefoons. Deze dienst is voorlopig alleen beschikbaar in de VS. Go is een opensourceprogrammeertaal gebaseerd op C en C++. Nexus is de merknaam waaronder Google smartphones en tablet-pc's uitbrengt, in samenwerking met hardwarefabrikanten. Google Play is de winkel voor applicaties op Androidsmartphones. Google Person Finder is een webapplicatie om vermiste personen na een ramp op te sporen. Google Hangouts is een berichtendienst die gebruikt kan worden in Chrome, iOS en Android. Hangouts is de vervanger van Google Talk en andere berichtendiensten van Google. Google Glass is een speciale elektronische bril. Chromecast is een apparaat waarmee inhoud van op internet op een televisiescherm kan worden getoond.
    Google Home is een persoonlijke assistent voor thuis (domotica) die volledig door spraaktechnologie zal aangestuurd worden DocVerse was een online opslagplaats voor verschillende documenten, zoals Word-, Excel- en Powerpointbestanden. Gears was een extensie voor een internetbrowser die het mogelijk maakt dat men offline gebruik kan maken van gegevens die anders alleen online beschikbaar zijn. Google Base was een database waar internetters zelf pagina's kunnen toevoegen. Door labels aan hun pagina te hangen, is het met de Google zoekmachine vindbaar. Op dit moment is het echter nog vooral een prikbord voor te koop aangeboden spullen. Google Checkout was een internetbetalingssysteem als alternatief voor PayPal. Google Code Search was een zoekmachine om broncode van software te doorzoeken. Google Desktop was een zoekmachine die alleen zoekt op de computer en net als Google zelf een webgebaseerde applicatie is. Google Helpouts was een dienst die dienstverlening van een helpout provider aan een klant regelde, in de vorm van een videosessie: gratis, of betaald (met 20% commissie voor Google) per sessie of per minuut. Google Sets gaf de mogelijkheid verzamelingen te genereren aan de hand van enkele voorbeelden. Google Reader was een online RSS-reader die het mogelijk maakt om RSS-feeds te lezen in de browser. Google Knol was een nog in bèta verkerende Wikipedia-variant waarbij de schrijver verdient als hij een bericht plaatst. Google Squared was een experiment van Google, dat internetters helpt zoekresultaten gemakkelijk met elkaar te vergelijken. De zoekresultaten worden gepresenteerd in een overzichtelijke tabel. Google Wave was een vernieuwde manier van mailen. Orkut was een virtuele gemeenschap die ontwikkeld is om gebruikers te helpen bij het vinden van nieuwe vrienden en het onderhouden van bestaande relaties. Orkut is ontwikkeld door Google-medewerker Orkut Büyükkökten. Google heeft sinds de oprichting een snelle omzetgroei laten zien. In 1999 had het een omzet van $ 220.000 en leed een verlies van $ 6,1 miljoen. In 2000 leed Google een verlies van $ 14,7 miljoen, maar sindsdien heeft het alleen maar winst gemaakt. De groei was vooral het gevolg van stijgende advertentie-inkomsten. In de laatste drie jaar is het aandeel van andere inkomsten verdubbeld, van 5% in 2012 naar 10% in 2014, maar is nog steeds marginaal. Bijna de helft van de omzet wordt in de Verenigde Staten behaald, in het Verenigd Koninkrijk zo’n 10% en de rest daarbuiten. Aan Onderzoek & Ontwikkeling (R&D) gaf Google in 2014 bijna $ 10 miljard uit.In 2014 werkten bijna 21.000 personen aan R&D projecten. De financiële positie van het bedrijf is zeer gezond, het heeft nauwelijks schulden en bijna uitsluitend eigen vermogen.
    Begin 2006 kwam Google negatief in het nieuws toen het bedrijf bekendmaakte dat het ook in China op het internet ging. Het communistische regime had hiervoor toestemming gegeven onder enkele voorwaarden: er mocht door Chinese burgers niet gezocht worden onder 'gevoelige onderwerpen' zoals Taiwan, mensenrechten in Tibet, de veertiende dalai lama, Falun Gong, etc. Als men hierop zoekt dan krijgt men geen resultaten en volgens sommigen krijgt tegelijkertijd de Chinese geheime dienst het adres door van de computer vanwaaruit deze 'staatsgevaarlijke' zoekopdracht werd gegeven. Door mensenrechtenorganisaties is hiertegen voornamelijk in het 2e deel van het eerste decennium van de 21e eeuw bij Google Inc. geprotesteerd. Begin 2010 dreigde Google met een volledige terugtrekking uit China, toen ontdekt werd dat er zeer geavanceerde hackaanvallen uitgevoerd waren op Gmailaccounts van Chinese mensenrechtenactivisten.Door het grootste deel van de westerse wereld werd vermoed dat de Chinese overheid achter de aanvallen zat. China deed deze beschuldigingen af als 'ongefundeerde beschuldigingen jegens China' ] en verklaarde dat het Chinese internet 'open' is. Negen dagen later verklaarde Google dat men met de Chinese overheid in gesprek is en dat Google voorlopig in China blijft. Begin 2010 werd bekend dat Google bij het maken van foto's ten behoeve van Street View, ook draadloze netwerken heeft afgeluisterd. Daarbij zijn onder andere wachtwoorden, geografische locaties van routers en inhoud van het berichtenverkeer opgeslagen. Diverse landen hebben hierover bij Google geklaagd. In eerste instantie ontkende Google, maar gaf dat later onder druk toe. In diverse landen onderzoeken de autoriteiten de mate waarin Google de privacyregels heeft overtreden. Op 24 januari 2012 kondigde Google aan de gebruikers- en privacyvoorwaarden aan te passen per 1 maart 2012.De voorwaarden van de verschillende producten van Google worden samengevoegd. Ook wordt de gebruikersdata samengevoegd tot één gebruikersprofiel. Wanneer een gebruiker bijvoorbeeld zijn Gmail-account gebruikt voor Google Docs, Picasa en Google+, dan worden al zijn gegevens gecombineerd. Er is veel kritiek geuit op de nieuwe gebruikers- en privacyvoorwaarden van Google. Zo is het is niet mogelijk om gebruik te maken van een opt-outregeling, waardoor de gegevens van gebruikers niet samengevoegd worden in één profiel. De enige manier om niet akkoord te gaan, is door voor 1 maart 2012 Google-accounts op te zeggen. Voor het gebruik van een aantal functies van een Android-telefoon is een Google-account echter noodzakelijk, bijvoorbeeld voor het downloaden en installeren van apps in Google Play. Ook is er onduidelijkheid over welke gegevens Google heeft van gebruikers en waarvoor die gebruikt gaan worden. Informatieverstrekking kan afgestemd worden op de persoon door gebruik te maken van de gegevens in het gebruikersprofiel. Google zegt dat de wijzigingen in het voordeel van de gebruikers zijn, maar Google heeft zelf een groot belang bij het aanbieden van persoonsgerichte reclame en het persoongericht verwijzen naar bepaalde websites van adverteerders. De betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van informatie die aangeboden wordt, kan daardoor ernstig gevaar lopen. Jacob Kohnstamm (de Nederlandse voorzitter van de Europese privacywaakhond Artikel 29) heeft Google verzocht de invoering van de nieuwe voorwaarden uit te stellen. De gezamenlijke privacywaakhonden willen eerst uitzoeken wat de consequenties van het
    nieuwe beleid van Google zijn voor de gebruikers. Google heeft echter gemeld de invoering niet uit te stellen. Anderen, zoals Bits of Freedom en gebruikers van Nu.jij zijn als reactie op het nieuwe beleid van Google een boycot begonnen. Zij zoeken alternatieven voor Googleproducten, zoals de zoekmachines DuckDuckGo, Ixquick en Startpage. Uit onderzoek blijkt dat het nieuwe privacybeleid van Google in strijd is met Europese privacyregels.







    25-05-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 25 mei

    25 mei 2007 Google introduceert Street View. Er zijn op dat moment enkele steden in de VS te bekijken. Google Street View is een mobilemappingdienst van Google Inc., die de internetgebruiker de mogelijkheid biedt 360°-panorama-foto's te bekijken van straten op straatniveau. De dienst is een aanvulling op Google Maps en Google Earth en werd gelanceerd op 25 mei 2007.
    De foto's worden genomen met een, op een auto met Google-logo, gemonteerde zware camera. Later zijn door Google ook fietsen met dezelfde camera's in gebruik genomen. Deze kunnen op plekken komen waar auto's dat niet kunnen, bijvoorbeeld natuurgebieden of toeristische trekpleisters. (Pret)parken, waaronder in Nederland de Efteling, Apenheul, Attractiepark Slagharen, Dolfinarium Harderwijk, Walibi Holland, Duinrell, Nationaal Park De Hoge Veluwe, Avonturenpark Hellendoorn en het Nederlands Openluchtmuseum, worden op de foto gezet door middel van de Street View Trike. Op de computer kan de internetgebruiker navigeren met de pijltjestoetsen of door met de muis te klikken op pijlen die op het scherm te zien zijn. Men kan de foto's in verschillende afmetingen zien, vanuit verschillende richtingen en hoeken. Oorspronkelijk konden enkel de straten in honderden (voor)steden in de Verenigde Staten bekeken worden, maar de dienst werd al snel uitgebreid naar Europa en Japan. Op 2 juli 2008 werd de service beschikbaar in Frankrijk (om foto's te kunnen tonen van plaatsen en streken die de Ronde van Frankrijk aandoet) en Italië. Eerder dat jaar berichtte de Volkskrant, dat Google in maart ook foto's begon te nemen in Amsterdam maar alleen in Amsterdam Arena pas vanaf juni in heel Amsterdam en Rotterdam.De Belgische versie van Street View kwam op dinsdag 22 november 2011 online. De Street View-auto's rijden niet alleen rond om straatbeelden te maken, ze scannen ook draadloze netwerken en verzamelen daarbij MAC-adressen van de draadloze routers. Midden 2010 ontstond controverse toen bleek dat Google hierbij ook het netwerkverkeer tijdens de rondrit had beluisterd en opgeslagen (sniffing). De wagens bleken ook de ingetypte URL's, gebruikte wachtwoorden, de inhoud van websites en e-mails, bekeken afbeeldingen etc. te hebben opgevangen en opgeslagen. Google werd hiervoor in meerdere landen veroordeeld, in Nederland besloot het College Bescherming Persoonsgegevens dat Google de gegevens moest wissen en betrokkenen op de hoogte moest stellen, op straffe van een dwangsom. In de meeste landen van Europa is de dekking van straten en wegen goed. Er ontbreken met name Oostenrijk, voormalig Joegoslavië (behalve Kroatië, Slovenië en Servië), en het grootste deel van Duitsland. Er zijn al enkele gerechtszaken geweest over Street View in Duitsland die Google ook won, maar vanwege het grote aantal inwoners (250.000) die niet wilden dat hun huis gezien werd, werd het al snel opgeheven. Enkel de steden Hamburg, Bremen, Hannover, Berlijn, Leipzig, Dresden, Dortmund, Essen, Düssel dorf, Keulen, Frankfurt am Main, Mannheim, Neurenberg, Stuttgart, München en Bielefeld hebben nog Google Street View, maar deze foto's worden niet meer geüpdatet. Ook in Noord-Amerika, behalve de noordelijkste delen, is de dekking goed. Op andere continenten is de dekking veel beperkter. De dekking omvat onder meer (grote delen
    van) Chili, Brazilië, Zuid-Afrika, Taiwan, Japan, Thailand, Singapore, Australië, NieuwZeeland en Hawaii. Als dekking ontbreekt of beperkt is kan het zijn dat Google er nog niet aan toe gekomen is, of dat er veel bezwaren zijn. Tegen de dienst is van verschillende kanten geprotesteerd, omdat de foto's een inbreuk kunnen betekenen op het recht op privacy. Er zijn foto's op het net te zien van mannen die een stripclub verlaten, zonnebaders, een oudere vrouw die van haar fiets valt, ouders die hun kind slaan of mannen die een prostituee oppikken. Google heeft het inmiddels gemakkelijker gemaakt foto's te laten verwijderen, maar op het net zijn nog steeds foto's te zien met mensen erop die dat liever niet willen. In Engeland heeft de waakhond voor dataverzameling, de Information Commissioner's office Google gevraagd om waarborgen die de privacy beschermen. In Europese landen staat de wetgeving niet altijd toe zomaar foto's van mensen te nemen zonder hun toestemming. De resolutie van de foto's is in juni 2008 verlaagd, waardoor de gezichten van eventuele personen minder goed te zien zijn. Andere tegenstanders wijzen erop, dat de dienst het inbrekers een stuk gemakkelijker maakt een doel uit te kiezen. In Amerika is ook niet iedereen gelukkig met de dienst: het Pentagon verzocht Google foto's van militaire bases te verwijderen, hetgeen inmiddels is gebeurd. In maart 2010 berichtte de Italiaanse krant Corriere della Sera dat de auto van Google Street View enkele beruchte straten in de Napolitaanse maffiawijk Scampia had overgeslagen. Omliggende wijken waren wel volledig op de kaart gezet. Als reden werd aangevoerd dat de betreffende straten te nauw waren. De krant weersprak dat. In 2010 verdwenen beelden van de site die waren gemaakt van de Heelweg in het Nederlandse grensdorp Dinxperlo, omdat de huizen aan één kant van deze weg in Duitsland liggen (Suderwick) en in dat land het privacy-aspect sterker speelt. In september 2008 werden kort vóór een straatroof in Groningen beelden door Google Street View gemaakt van de plaats delict. Het slachtoffer zag een halfjaar later op de site de (onherkenbaar gemaakte) beelden van zichzelf en de verdachten en gaf dit door aan de politie. Deze nam daarop contact op met het hoofdkantoor van Google om de originele beelden boven water te krijgen en kon op basis daarvan in juni 2009 de betrokkenen aanhouden. Google Street View maakt soms opmerkelijke opnamen, een verzameling hiervan is door de Canadese kunstenaar Jon Rafman vastgelegd in een fotoproject: The Nine Eyes of Google Street View. Google Street View was ook beschikbaar op de Wii U onder de naam Wii Street U tot 31 maart 2016.







    25-05-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.24 mei 1941

     

    24-05-2018 om 09:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 24 mei

    Geboren 24 mei 1941 Bob Dylan, geboren als Robert Allen Zimmerman (Duluth, Minnesota, 24 mei 1941) is een Amerikaans singer-songwriter en kunstenaar. Hij wordt beschouwd als een van de grootste songwriters van de Verenigde Staten in de twintigste eeuw. Op 13 oktober 2016 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend omdat hij "de grootse Amerikaanse liedtraditie met nieuwe dichterlijke expressiemogelijkheden heeft uitgebreid". Dylan heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan, dat door sommigen op één lijn wordt gesteld met dat van Stephen Foster, Irving Berlin, Woody Guthrie en Hank Williams, die deel uitmaken van het Amerikaanse culturele erfgoed. Vanwege zijn grote betekenis voor de Noord-Amerikaanse muziekcultuur werd hem in 2012 de Presidential Medal of Freedom toegekend door president Barack Obama. Erkenning als dichter volgde in 2016 door de toekenning van de Nobelprijs voor Literatuur. Omdat hij in 2001 een Academy Award won voor Things have changed, de titelsong van de film Wonder Boys, is Dylan samen met George Bernard Shaw de enige persoon die zowel een Oscar als een Nobelprijs heeft gewonnen. Dylans carrière, die begon tijdens zijn middelbareschooltijd in het midden van de jaren vijftig, raakte vanaf 1961 in een stroomversnelling toen hij zich in de New Yorkse wijk Greenwich Village begon te manifesteren als folksinger. Hij bleek vooral te excelleren in het schrijven van liedteksten, aanvankelijk in het genre van het protestlied. Al snel annexeerde de beweging voor de burgerrechten zijn lied Blowin' in the Wind (1962). Niet veel later omarmden miljoenen jongeren zijn The Times They Are A-Changin' (1964). Beide nummers zijn voorbeelden van Dylans vermogen om de tekst zodanig abstract te houden dat het lied een algemene zeggingskracht krijgt. Dat was nog maar het begin van een carrière die hem wereldroem bracht. Met de toename van zijn muzikale en literaire faam ontwikkelde Dylan echter een krachtige weerzin tegen pogingen hem te bestempelen tot "stem van een generatie", "boegbeeld van de onrust in de Amerikaanse samenleving" en soortgelijke etiketten. Zijn carrière is doortrokken van die aversie: hij is de confrontatie aangegaan met zijn bewonderaars door al hun pogingen om hem op een voetstuk te plaatsen dwars te zitten. In zijn oeuvre heeft dit geleid tot tientallen liedjes waarvan het ontstaan mede uit deze weerzin kan worden verklaard. Dit is als het ware een nieuw genre in de liedkunst, waarop Dylan het patent heeft en dat vóór hem eenvoudig niet bestond. Dylans dubbeltalent van tekstschrijver en muzikant, maar ook zijn persoonlijk leven is in hoge mate beïnvloed door dit zelfverkozen verzet tegen de bewieroking die hem ten deel viel. Het is wel als zijn tragiek beschouwd dat hij de confrontatie verloren heeft. Achteraf gezien kón hij die alleen maar verliezen. Voor een goed begrip van de man en zijn werk lijkt het vermoeden gewettigd dat hijzelf de strijdbijl pas na een forse creatieve impasse omstreeks 1989 begraven heeft. Daarmee heeft hij de verschrikking van de wereldroem definitief aanvaard. Het lijkt geen toeval dat hij sindsdien wereldwijd met méér dan graagte uit zijn omvangrijke oeuvre voordraagt tijdens de circa tachtig tot meer dan honderd optredens per jaar sinds hij in 1988 met zijn ietwat gekscherend genaamde “Never Ending Tour” is gestart. Aan Dylan wordt de verdienste toegekend dat hij de popmuziek hersenen heeft gegeven. In zijn eerste jaren introduceerde hij sociaal en politiek commentaar, vaak gekruid met absurdistische humor, toen iedereen nog over bloemetjes en bijtjes lispelde. Vanaf 1964 opende hij nieuwe wegen in zijn meer persoonlijke teksten voor de weergave van het
    complexe gevoelsleven van de mens, door gebruik te maken van beeldspraak, maar ook van losse gedachten en invallen. Deze literaire techniek wordt wel stream of consciousness genoemd: het noteren van een veelvoud aan indrukken die zich spontaan opdringen aan het bewustzijn. Dylans teksten, waaruit ook nogal eens een somber levensgevoel blijkt, onttrekken zich aldus vaak aan een eenvoudige omschrijving of uitleg. Zij kunnen op meerdere manieren worden geïnterpreteerd. Over sommige regels en zelfs hele liedjes breken kenners zich al jaren het hoofd. Hoewel Dylan over zijn werk eens kernachtig gezegd heeft "I am my words", heeft het er alle schijn van dat ook hijzelf van sommige frasen de oorsprong of feitelijke betekenis niet (meer) weet. Hoe dan ook: dergelijke teksten waren tot begin 1965 volstrekt onbekend in de popmuziek, die door Dylans talent en zeer eigen muziekopvatting dan ook voorgoed is veranderd en sindsdien als waarachtige kunstvorm kan worden beschouwd. Dylans tekstuele vernieuwing stoelt op een geheel eigen combinatie van twee pijlers. De ene is zijn zeer brede belangstelling voor de rijke tradities van het Amerikaanse lied, van folk en countryblues tot rock-'n-roll en rockabilly, tot aan Keltische balladen, zelfs jazz, swing en Broadway. De andere is zijn literaire belezenheid, waardoor zijn teksten vol met allusies zitten naar onder meer de bijbel en Shakespeare, Dante en Melville, en hij zich bedient van middeleeuwse structuren tot modernistische stream-ofconsciousness procédés. Het resultaat is een gevarieerd oeuvre, uiteenlopend van protestsong en teksten die niet meer dan een opsomming van een lijst zijn (Rainy day women nos 12 & 35, Gotta serve somebody), via parabels (All along the Watchtower) en surrealistische teksten (Changing of the Guards) tot volledige short stories in liedvorm (Hurricane, Tangled Up in Blue Dylan werd geboren als Robert Allen Zimmerman in St. Mary's Hospital in Duluth, Minnesota op 24 mei 1941. Acht dagen later werd hij naar joods gebruik besneden en kreeg hij zijn joodse naam Shabtai Zisel ben Avraham. Zijn grootouders van vaderskant waren aan het eind van de 19e eeuw uit Trabzon in het huidige Turkije naar Odessa in Oekraïne verhuisd, maar moesten in 1905 vluchten voor de pogroms van de tsaar. Zij vestigden zich in Duluth. Zijn moeder kwam uit een vooraanstaande Joodse familie uit Hibbing, een mijnstadje gelegen honderd kilometer ten noordwesten van Duluth en 160 kilometer van de Canadese grens. Háár grootouders waren Litouwse Joden, die in 1902 emigreerden. Het gezin Zimmerman verhuisde toen Dylan vijf jaar oud was naar Hibbing, waar hij zijn jeugd doorbracht. Als tiener luisterde hij vaak naar alle mogelijke radiomuziekstations die vanuit de zuidelijke staten hun blues en country, en later in de jaren vijftig rock-'n-roll, naar het noorden uitzonden, en waarvan hij dankzij een fabelachtig geheugen voor tekst en melodie een encyclopedische kennis zou ontwikkelen. Op de middelbare school vormde Dylan zijn eerste bandje, The Golden Chords. Onder het pseudoniem Elston Gunn speelde hij enkele concerten mee als pianist van Bobby Vee. School vond hij vervelend en soms deprimerend. In september 1959 was hij naar Minneapolis verhuisd en schreef zich in aan de universiteit aldaar, maar na een semester staakte hij zijn studie In de aan de campus grenzende wijk Dinkytown maakte hij kennis met plaatselijke folkmuzikanten, kocht een gitaar en begon de kunst af te kijken en sloeg ook ditmaal alle folk-traditionals in zich op.
    Hier introduceerde hij zich als Bob Dylan. Er is vaak verondersteld dat deze naam een eerbetoon was aan de Welshe dichter Dylan Thomas. Dylan heeft dit ontkend ("Ik heb het een en ander van Thomas gelezen, maar dat is toch weer anders dan wat ik doe") en zei dat hij zich genoemd had naar een oom die Dillion heette (die echter nooit bestaan heeft). In zijn autobiografie Chronicles, Vol. One (2004) erkent Dylan het belang van Dylan Thomas voor de keuze van zijn artiestennaam echter wel, maar geeft hij geen bevestiging van een invloed of eerbetoon. Hij zegt alleen dat 'Dylan' klinkt als 'Allen', zijn tweede voornaam, ook de oorspronkelijke keuze voor een klinkende artiestennaam, maar terzijde geschoven omdat er in die tijd een bekende tv-persoonlijkheid was met de naam Robert Allyn. Begin 1960 gaf hij zijn studie op en vertrok naar New York om zijn aan het ziekbed gekluisterde idool Woody Guthrie te bezoeken en voor hem te spelen. Hij trad voor weinig geld op in kleine gelegenheden, altijd met gitaar en een mondharmonica die met behulp van een kleerhanger om zijn nek hing. Weldra kende hij er muzikanten en andere artiesten. Hij trok van het ene naar het andere logeeradres en las daar wat hij van zijn gading kon vinden, en hij luisterde er naar hem onbekende grammofoonplaten. Op vrijdag 29 september 1961 verscheen er in The New York Times een lovende kritiek van criticus Robert Shelton, met een foto van Dylan, waarvan hij het knipsel dol van trots aan iedereen liet zien. Dit artikel leidde er ook toe dat hij een contract bij Columbia Records kon tekenen. Hier kwam Dylan terecht onder de hoede van John Hammond, een zeer bekende jager op muziektalent. In die periode waren zijn stem, zijn beheersing van muziek en het schrijven van liedjes reeds in ruwe vorm ontwikkeld. Zijn bijzondere manier van optreden, zoals zijn eerste Columbia-album, Bob Dylan (1962), bestond uit traditionele folk, blues en gospelmuziek, die hij met een paar eigen composities afwisselde, waaronder een 'Song to Woody'. In dat jaar nam hij voor Broadside – een folkmuziek-magazine dat zo nu en dan ook platen uitbracht – enkele liedjes op onder het pseudoniem Blind Boy Grunt en liet hij ook op de wettelijk juiste wijze zijn naam in Robert (Bob) Dylan veranderen. Tegen de tijd van zijn tweede lp, The Freewheelin' Bob Dylan (1963) begon hij als zanger en liedjesschrijver naam te maken. Op dit album staat het ruim zeven minuten durende A hard rain's a-gonna fall, een apocalyptisch visioen dat in 2016 op plaats 2 stond in de lijst van 100 beste Dylannummers volgens het blad Rolling Stone. Volgens dat blad is dit de eerste keer dat de einde-der-tijden - thematiek die Dylans werk zou gaan domineren, verwoord wordt.[5] De nadruk kwam te liggen op protestliederen, aanvankelijk in de stijl van Guthrie, gaandeweg droeg hij in eigen stijl voor. Een kenmerkend liedje uit die tijd is Blowin' in the Wind(1963), waarvan de melodie deels is overgenomen van het bestaande slavenlied No More Auction Block, met een tekst die vraagtekens zet bij de sociale en politieke status quo. Blowin' in the Wind (1963) werd overigens door vele anderen opgenomen en voor Peter, Paul and Mary was het een internationale hit. Dat schiep een precedent: vele andere artiesten namen voortaan liedjes van Dylan op in hun repertoire. Voor velen bleven te midden van de protestliederen op The Freewheelin' de mix van subtiele bitterzoete liefdesliedjes (Don't Think Twice, It's All Right, Girl From the North
    Country) en koddige, vaak surrealistische rap-blues (Talking World War III Blues, I Shall Be Free) onopgemerkt. Deze eclectiek zou het grootste deel van zijn carrière kenmerken. Ondanks zijn succes werden de slordige presentatie, onvoorspelbaarheid en vermeend linkse instelling van Dylan door de entertainmentwereld niet aantrekkelijk genoeg geacht voor een grote doorbraak naar het kapitaalkrachtig wordende teenybopper-publiek. Veel van zijn materiaal bereikte het publiek dan ook door de vertolking van anderen. Joan Baez, een vriendin en bij tijd en wijle minnares, nam met liefde veel van zijn materiaal op, evenals The Byrds, Sonny & Cher, The Hollies, Manfred Mann en Herman's Hermits. Er verschenen zoveel covers midden jaren zestig, dat CBS hem begon te promoten met de slagzin: "Niemand zingt Dylan als Dylan". Tegen 1963 was Dylan een prominente vertegenwoordiger van de burgerrechtenbeweging. Hij zong op bijeenkomsten zoals de Mars op Washington, waar Martin Luther King jr. zijn historische speech I Have a Dream hield. Op het volgende album The Times They Are A-Changin komt een uitgekiende, gepolitiseerde en cynische Dylan aan het woord. De sober klinkende plaat, die de moord op een voorvechter van de burgerrechtenbeweging Medgar Evers en de wanhoop waarin de boeren- en mijnwerkersstand als gevolg van eerdere crisissen waren gedompeld, tot onderwerp heeft (Ballad of Hollis Brown, North Country Blues), wordt verluchtigd met een bijzonder (anti-)liefdesliedje Boots of Spanish Leather. The Lonesome Death of Hattie Caroll, een hoogtepunt van het album, beschrijft de dood van een vrouwelijke bediende door toedoen van een rijkeluiszoontje. Hoewel dit niet expliciet wordt genoemd, laat de ballade er geen twijfel over bestaan dat de dader blank is en het slachtoffer zwart. Op het einde van dat jaar voelde Dylan zich gemanipuleerd en in zijn vrijheid beperkt door de folk/protestbeweging. Tijdens de uitreiking van de Tom Paine Award die hem – vlak na de moord op John F. Kennedy – door de Emergency Civil Liberties Committee werd toegekend, verscheen een dronken Dylan. In een onsamenhangend dankwoord vroeg hij zich af wat nu eigenlijk de rol was van het comité; om de grappige opmerkingen die Dylan maakte over de ouderdom en de kaalheid van sommige van de aanwezigen kon men nog lachen, maar dat ging later over in tumult toen hij vertelde dat hij wel iets van zichzelf herkende in Lee Harvey Oswald, de vermoedelijke moordenaar van de president. De boodschap was niettemin duidelijk, zowel van de kant van Dylan als van degene die hem uitjouwden: Dylan en de burgerrechtenbeweging waren bezig uit elkaar te gaan. Sommigen vonden dat de scheiding niet ideologisch bepaald was, maar eerder een gevolg van Dylans begrijpelijke weerzin om de titel "Stem van zijn generatie" te dragen. Of, zoals Dylan veel later stelde, de ceremoniemeester van zijn generatie. Het is daarom wellicht onvermijdelijk dat zijn volgende album, accuraat maar prozaïsch getiteld Another Side Of Bob Dylan (1964), lichter van toon is dan zijn voorganger. Het album opent met All I really want to do, een latere hit van The Byrds en Cher. De cabareteske Dylan treedt opnieuw op in I Shall Be Free # 10 en Motorpsycho Nightmare. Spanish Harlem Incident en To Ramona zijn liefdesliedjes. Ballad in Plain D en I Don't Believe You zijn zelfs 'rouwzangen' om kapotgelopen liefdes; wellicht sloegen deze liedjes op de lange vriendschap met Suze Rotolo (Susan Elizabeth Rotolo, 19432011), met wie hij nog gearmd op de fotohoes staat van Freewheelin'. Muzikaal was Dylan
    veranderd. Another Side is het eerste album waarop hij piano speelt (hoewel slechts een nummer, Black Crow Blues). De maatvoering en de bas door zijn linkerhand kondigt al de terugkeer aan naar de rockmuziek het jaar daarop. Misschien van meer belang voor de latere ontwikkeling waren twee andere nummers. Chimes of Freedom was het eerste van een nieuw soort Dylanliedje: voor een poplied van lange duur en zeer impressionistisch van aard. Het lied behoudt weliswaar een element van sociaal commentaar, maar de actualiteit zoals die te herkennen is uit Dylans vroegere werk, is hier verdrongen door een verdicht metaforisch landschap, een stijl die later door Allen Ginsberg werd gekarakteriseerd als een 'keten van aan en uit flitsende beelden'. My Back Pages, in dezelfde stijl maar persoonlijker, bevat een vernietigende aanval op het zwart-witdenken, de eenvoud en de bloedige ernst van zijn eigen eerdere werk. Bij wijze van excuus, of zelfs verdediging, zingt Dylan: "I was so much older then/I'm younger than that now". ("Ik was zoveel ouder toen, ik ben nu jonger dan toen"). Weinigen hebben de overgang in zijn werk van 1963 tot 1965 beter verbeeld. Dylans artistieke ontwikkeling verliep in deze periode zo heftig, dat critici en fans steeds een paar passen achterliepen. Bringing It All Back Home, dat in maart 1965 verscheen, is een volgende stilistische hink-stap-sprong. De eerste kant van de elpee lijkt zeker onder invloed van The Beatles tot stand te zijn gekomen. The Beatles op hun beurt raakten beïnvloed door Dylans muziek en teksten (John Lennon verklaarde dit later met zoveel woorden in interviews) en ook door de rock-'n-roll uit Dylans eigen jeugd. De lp bevat Dylans eerste originele uptempo rockliedjes. De muziek is nu volop elektrisch en voor het eerst met sessiemuzikanten. Dylan had die al lang gewild, maar kon deze nu eindelijk betalen. Er is alles voor te zeggen om in deze lp een nieuwe start te zien. In tekstueel opzicht zijn de liedjes typisch Dylan-materiaal: drooggeestig, een reeks van groteske, beeldsprakerige beschrijvingen. Het rap-achtige eerste nummer Subterranean Homesick Blues, enigszins schatplichtig aan Chuck Berry's Too Much Monkey Business, is te zien in het begin van D.A. Pennebakers Don't Look Back (en veel later op MTV). De clip werd opgenomen in een steegje achter het Savoy Hotel, één van de prestigieuze hotels in Londen. Deze overigens avant-gardistisch documentaire omvat een verslag van Dylans tournee door Europa in 1965. De film werd in de jaren zestig elk jaar opnieuw vertoond in bepaalde Nederlandse bioscopen (Sinterklaasavond 1976 was de eerste keer dat er überhaupt iets van Dylan op de Nederlandse televisie te zien was). Kant 2 is van een andere orde en bestaat uit vier lange akoestische liederen. De onconventionele, politieke, sociale dan wel persoonlijke inhoud is rijk opgetuigd met dichterlijke beeldtaal. Een van deze liedjes, Mr. Tambourine Man, bezorgde The Byrds, in hun eigen karakteristieke samenzang, een grote hit. Het is een van Dylans klassieke composities. In de zomer van dat jaar stookt Dylan het vuur rond zijn muzikale ontwikkeling hoog op, door tijdens het Newport Folk Festival op te treden met een band. Deze bestaat hoofdzakelijk uit leden van de Paul Butterfield Blues Band (Dylan trad al eerder twee keer op in Newport, in 1963 en 1964). Er bestaan twee uiteenlopende verslagen van de reactie
    van het publiek op dat pophistorische vermaarde optreden van Dylan in 1965. Feit is dat Dylan een heksenketel van toejuichingen én gescheld over zich heen kreeg toen hij het podium al na drie liedjes verliet. Het ene verhaal wil dat de scheldpartijen afkomstig waren van buiten zinnen geraakte folkfans die zich volkomen vervreemd voelden van een Dylan met een elektrische gitaar. Het andere verhaal luidt dat de fans gewoon genoeg hadden van de slechte geluidskwaliteit, en het korte optreden niet konden waarderen. Wat het ongenoegen van het publiek ook veroorzaakte, Dylan keerde spoedig terug naar het podium en zong twee veel beter ontvangen akoestische nummers. Maar het belang van deze gebeurtenis in Newport vestigde zich in het bewustzijn van de nieuwe rusteloze generatie. Bedachtzame akoestische muziek leek niet langer te bevredigen, zelfs niet van traditiebewuste zangers als Dylan. De tijden waren veranderd, en in deze ongecontroleerde toestand leek slechts met elektrische power de juiste expressieve snaar geraakt te worden. De single Like A Rolling Stone was een hit in de Verenigde Staten (en een voor Nederland betrekkelijke hoge nummer 7), en bevestigde opnieuw Dylans reputatie als liedjesschrijver. Met een lengte van meer dan zes minuten overschreed het de betamelijke grenzen van de hitparade van die tijd. Het kenmerkende, volle 'bandeloze' geluid en de simpele orgel riff zouden Dylans volgende album Highway 61 Revisited karakteriseren. Deze zesde lp is een verwijzing naar de weg die van Dylans geboortegrond, Minnesota, rechtstreeks voert naar het muziekparadijs New Orleans; ook refereert de titel aan talrijke bluesliederen, onder andere Mississippi Fred McDowells 61 Highway. De liedjes malen door dezelfde muzikale groeven als de hit, het zijn stuk voor stuk surrealistische litanieën à la grotesque, opgesierd door Bloomfields bluesgitaar en een vaste ritmesectie; en Dylans plezier tijdens de opnames is hoorbaar. De elektrische versterking en de beat van de blues-rock beheersen het album en allen die nog hoop hadden Dylan te mogen rekenen onder de "nieuwe folk"-categorie komen bedrogen uit. Het indrukwekkende lied Desolation Row ademt een sombere apocalyptische visie; het bevat tal van verwijzingen naar figuren uit de westerse cultuur. Om het album te promoten werd Dylan geboekt voor twee concerten in de VS, en begon hij een band samen te stellen. Bloomfield wilde de Butterfield Band niet verlaten, Dylan wist echter twee sessiemuzikanten, Al Kooper en Harvey Brooks, te interesseren, evenals Robbie Robertson en Levon Helm, leden van The Hawks, de begeleidingsband van Ronnie Hawkins. In augustus 1965 werd de groep in Forest Hill Auditorium door een behoorlijk deel van het publiek, ondanks Newport, uitgejouwd. De roep om de akoestische troubadour van de voorgaande jaren klonk opnieuw luid. Maar het optreden op 3 september in de Hollywood Bowl kreeg toch weer een goed onthaal. Kooper en Brooks wilden niet vast met Dylan op tournee. Dylan slaagde er ook niet in om een favoriete begeleidingband, die van Johnny Rivers, met gitarist James Burton en drummer Mickey Jones, over te halen zijn gewone verplichtingen voor een poosje in de steek te laten. Dylan huurde toen voor zijn komende tournee The Hawks, naast Robertson en Helm bestaande uit Rick Danko, Garth Hudson en Richard Manuel. Met hen (de latere
    groep The Band) voerde hij een aantal studiosessies uit, ook in een poging om een opvolger van Highway 61 Revisited op te nemen. Op 2 november 1965 huwde Dylan in het geheim Sara Lownds. Hun eerste kind was Jesse Byron Dylan, geboren 6 januari 1966. Dylan en Lownds kregen vier kinderen: Jesse, Anna, Samuel en Jakob (9 december 1969). Dylan adopteerde Sara Lownds' eerste dochter Maria Lownds (21 oktober 1961) uit een eerder huwelijk. In de jaren negentig kreeg de jongste van het paar, Jakob Dylan, bekendheid als leadzanger van de band The Wallflowers. Jesse Dylan is filmregisseur en een erg succesvol zakenman. Dylan en Lownds scheidden in juli 1977, hoewel ze nog vele jaren lang contact zouden blijven houden, volgens sommige berichten nog steeds. Terwijl Dylan en The Hawks op de tournee een steeds welwillender publiek meemaakten, stagneerden de vorderingen in de studio. Op een suggestie van John Hammond bracht Bob Johnston Dylan naar Nashville voor plaatopnamen. Hij zou hier worden begeleid door de beste studiomuzikanten van het land. Alleen Robertson en Kooper kwamen uit New York mee over en speelden een meer bescheiden rol. De Nashville-muzikanten slaagden erin het "ijle kwikzilveren geluid", voort te brengen, zoals Dylan het later zou noemen, en een plaat die als een van de klassiekers uit de Amerikaanse populaire muziek wordt beschouwd, Blonde on Blonde (1966). Dylan begon vervolgens aan een ambitieuze "world tour". Deze leidde hem en The Hawks in het voorjaar van 1966 door Australië en Europa. Het stramien was dat het eerste deel van de avond akoestisch verliep, daarna volgde elektrisch rockgeweld. Er waren 24 shows in totaal. Dylan sliep weinig, gebruikte speed en was prikkelbaar. Rauw was de confrontatie met het publiek in de Manchester Free Trade Hall in Engeland. De opname van dit optreden, abusievelijk steeds het "Royal Albert Hall"-concert genoemd, werd officieel eerst in 1998 uitgebracht. Vlak voordat hij aan het laatste lied wilde beginnen, schold een boze folkfan, die het niet kon accepteren dat Dylan met elektrisch versterkt geluid aan de gang was gegaan, hem uit voor "Judas". Dylan zei dat hij daar niets van geloofde en noemde hem bovendien een leugenaar: "You're a liar!". Tegen de band zei hij "Play fuckin' loud!", en die zette daarop keihard het laatste nummer van die avond in, Like a Rolling Stone. Dylan voelt zich al lange tijd gegijzeld door de vasthoudende folkfans, maar ook door de linkse studenten die hem een politieke leidersrol toedichtten, en, na de burgerrechtenbeweging, hem nu het liefst vooraan zagen lopen in antiVietnamdemonstraties. De immense Amerikaanse Star en Stripes, opgehangen achter op het podium van een Parijse concertzaal, is duidelijk een van Dylans protestacties tegen de voortdurende, politieke aanspraken op zijn persoon. De vlag is de politieke, visuele, tegenhanger van het vocale protest "Play it fuckin' loud", tegen een muziekgezelschap dat hem bij zich wil houden. Maar hoe hard zijn protesten ook klinken of tonen, het dringt niet door; Dylan blijft de ongewilde held van zijn generatie, of, zoals hij later zelf zal opmerken: "de woordvoerder van een generatie". De protesten in zijn liedjes zijn in deze tijd allang niet meer maatschappelijk geïnspireerd, maar een vertolking van verknoeide liefdesrelaties, verraden verwachtingen, of een absurd levensgevoel.
    Dylan keerde na de tournee terug naar New York. De druk op hem blijft groot. Zijn uitgever dringt aan op het manuscript van de novelle/het gedicht Tarantula. Manager Albert Grosman heeft alvast een slopende concerttoer voor de duur van de zomer en de herfst gepland. In dit tempo dreigt Dylans privé-leven en professionele leven geheel uit de bocht te vliegen. Op 29 juli 1966 krijgt hij, na verschillende slapeloze nachten, een ongeluk met zijn motor, een Triumph 500. Wat de feitelijke toedracht was en wat hij precies mankeerde is onduidelijk. Dylan vertelt later in zijn Chronicles, volume 1 (2004), dat hij aan het jachtige bestaan van het sterdom wilde ontkomen: "Truth was that I wanted to get out of the rat race". Toen Dylan zijn creatieve werkzaamheden weer kon hervatten, begon hij aan de redactie van Eat the Document, een slechts weinig vertoonde opvolger van Don't Look Back, de documentaire die D.A. Pennebaker maakte van een vorige Dylan-tournee door Engeland. Belangrijker nog is dat hij weer muziek ging maken met The Hawks, door de buitenwereld inmiddels The Band genoemd, en wel in de kelder van hun nabijgelegen huis "Big Pink". In een zeer ontspannen sfeer in de zomer van 1967 werd een groot aantal liedjes opgenomen, dat eerst op witte platen en pas veel later, in 1975 door Columbia, als The Basement Tapes uitgebracht werd. Het zijn oude en nieuwe liedjes, en ze klinken als een onwaarschijnlijke authentieke dwarsdoorsnede van de Amerikaanse muziekgeschiedenis; folksongs, hillbilly's en blues. De teksten zijn dramatisch geladen, dan wel nemen deze een kolderieke en vrolijke wending. Niets van dit al openbaarde zich op de eerstvolgende officiële, weer in Nashville opgenomen en ouderwets vliegensvlug geproduceerde lp John Wesley Harding (1967). Deze plaat markeert echter een ommekeer in Dylans carrière. De plaat ademt rust uit, de liedjes en ballades hebben een beschouwelijk karakter. Dylan las het laatste jaar, levend binnen de veste van zijn gezin, veel in de Bijbel, en dat had zijn weerslag op de tekst. De structuur van de muziek was eenvoudig en opnieuw met uitsluitend akoestische instrumenten. Sommige critici bespeurden een subtiel indirect protest van Dylans kant: tegen de immer meer psychedelisch wordende popcultuur, die de muzikale vervolmaking zoekt door middel van een escalerend duizelingwekkend orkestratie en instrumentarium. Dylan hield dit voor gezien. Woody Guthrie stierf in oktober 1967. Dylan trad voor het eerst op in 18 maanden, ter gelegenheid van een paar concerten te zijner nagedachtenis, in januari 1968. In 1969 gaf Dylan acte de présence op het Isle of Wight Festival; de artiest leek een metamorfose te hebben ondergaan, in een smetteloos wit pak en met getrimde haren gaf hij een korzelig optreden weg, het leek wel een protest tegen de flodderige wijze waarop de hippies zich uitdosten. Op het beroemde grotere festival dat hier in 1970 plaatsvond was Dylan niet aanwezig. Dan verschijnt Nashville Skyline, april 1969, zeker als plaat even atypisch te noemen, het countrygenre past hoegenaamd niet in dit post-hippietijdperk. Hij zingt een duet met Johnny Cash. De plaat, voor het eerst een minder baanbrekende in zijn carrière, is voor veel popliefhebbers meer een vloek in de kerk. Dylan lijkt met een ander -nasaal- stemgeluid aan te willen geven dat het gedaan is met de mythe Dylan; de magisch
    formulerende leider-met-boodschap voor de nieuwe generatie. Opnieuw verwarring bij weer een nieuwe generatie fans, die nog onder de indruk van een vorige Dylan verkeerde. De vroege jaren 70 waren van de moeilijkste in Dylans carrière. Hij wilde een goede huisvader zijn voor zijn vrouw en kinderen en was het hele gedoe rond zijn persoon meer dan beu, hoezeer hij de roem op zich overigens wel op prijs stelde. Verschillende keren moest hij verhuizen omdat hij telkens weer opgejaagd werd door fans. Bovendien kende hij grote problemen met zijn manager Albert Grossman. Deze streek vijftig procent op van elke plaat die Dylan verkocht. Begin 1970 kwam Dylan het album Self Portrait, dat vol staat met covers en herwerkte versies van zijn eigen nummers. Grossman kreeg enkel geld voor nummers geschreven door Dylan, dus aan deze plaat kon hij zo goed als geen cent verdienen. Hetzelfde jaar kwam Dylan met New Morning; een lp met hoogwaardige nummers. Door deze plaat geloofden zijn fans weer in hem. Het werd één van zijn best verkopende platen ooit, zeker ook doordat het publiek koopkrachtiger was dan ooit tevoren. In 1974 probeerde hij een echte comeback te forceren. Hij nam een plaat op met The Band en hij ging voor de eerste keer in acht jaar weer op een grote tournee. Planet Waves had niet zo veel succes als zijn voorgangers. De tour op zich was soms chaotisch maar toch zeer hoogstaand. Ondertussen ging het bergafwaarts met zijn huwelijk. De spanningen met Sara liepen hoog op en dit kon hij ook voor de buitenwereld niet langer verbergen. Hoogstwaarschijnlijk was Dylan zelf de grootste aanleiding voor alle problemen aangezien hij geregeld een slippertje maakte en naar het schijnt soms onuitstaanbaar was om mee samen te wonen. Toch deed de scheiding hem zeer veel pijn. Voor de fans en zijn muziek was dit eigenlijk net wat nodig was. Januari 1975 kwam hij met een van de sterkste platen uit zijn carrière: Blood On The Tracks. Op deze plaat legt hij bij moment zijn hart en ziel bloot. De hele plaat is een blauwdruk van zijn huwelijk en geeft een mix van emoties weer. In Shelter From The Storm vertelt hij over hun eerste ontmoetingen en in You're A Big Girl Now laat hij de indruk na dat hij zich neerlegt bij de situatie. In 1976 kwam hij uit met de opvolger: Desire. Deze plaat is weer helemaal anders dan zijn voorganger en vooral de nummers Hurricane en Sara springen hier in het oog. Sarais een ode aan zijn vrouw en tegelijkertijd een soort van afscheid. Gedurende The Rolling Thunder Revue speelde hij het nummer enkele keren. Hurricane is een protestlied over de rechtspraak rond Rubin Carter, een Afro-Amerikaanse bokser die ten onrechte was veroordeeld voor drievoudige moord, wat in 1985 werd bekrachtigd door zijn definitieve vrijspraak. Eind 1975 ging hij weer op tournee. Het moet wel de excentriekste tournee zijn uit de hele jaren 70. Dylan had de bedoeling om met een soort karavaan door de Verenigde Staten te trekken en her en der kleine plaatsen aan te doen. Vele muzikanten gingen mee in zijn kielzog. De shows waren dan ook veel meer dan optredens van Dylan. Joan Baez, Roger McGuinn, T-Bone Burnett zijn slechts enkele van de namen die steevast met hem op het podium stonden. De shows duurden dikwijls tegen de vier uur en waren ronduit fantastisch te noemen. Enkele hoogtepunten zijn tegenwoordig verkrijgbaar op The Bootleg Series 5. Gedurende de tournee nam hij ook een nieuwe film op, Renaldo en Clara. Vreemd genoeg speelde hij hier de rol van Renaldo en de rol van Clara wordt gespeeld door... jawel zijn
    (ex-)vrouw Sara. Een centraal nummer in de tournee was Hurricane (1976). Hiermee probeerde hij de bokser Rubin Carter uit de gevangenis te krijgen, die ten onrechte was veroordeeld voor een drievoudige moord. Hij organiseerde hiervoor twee benefietconcerten. Rubin Carter werd uiteindelijk in 1985 vrijgesproken. Een reeks platen, uitgebracht eind de jaren zeventig en begin de jaren tachtig, waren christelijk geïnspireerd; Dylan was voor een korte, maar zeer creatieve periode aanhanger van een pinkstergemeente-achtige kerkgemeenschap in Californië geworden. De eerste van deze platen, was Slow Train Coming met het toen net ontdekte gitaartalent Mark Knopfler. Ook op Saved en Shot Of Love gaf Dylan uitdrukking aan zijn christelijk geloof. Liedjes als Solid Rock en Every Grain Of Sand worden door velen als hoogtepunten uit zijn oeuvre beschouwd. In de jaren tachtig raakte Dylan publicitair wat op de achtergrond en albums als Empire Burlesque (Dark Eyes) en Knocked Out Loaded (Brownsville Girl) blijven kwalitatief onder de maat. Voor het aan deze voorafgaande Infidels werkt Dylan weer samen met Mark Knopfler. In 1985 sluit Dylan, samen met Keith Richards en Ron Wood, het benefietconcert Live Aid af. Hoewel het optreden bemoeilijkt werd door de podiumopbouw achter het gordijn, leverden de drie een goed optreden af waarin vooral de gedreven versie van When The Ship Comes In indruk maakte. Eind 1985 maakte Dylan deel uit van de gelegenheidsband Artists United Against Apartheid, geïnitieerd door Little Steven; deze band bracht het album Sun City en de gelijknamige single uit. Eind jaren 80 was Dylan met veel succes lid van de Traveling Wilburys, een samenwerking met George Harrison, Roy Orbison, Tom Petty en Jeff Lynne. Deze kortstondige opleving wordt afgerond met het door Daniel Lanois geproduceerde album Oh Mercy uit 1989, Dylans eerste album met louter eigen nummers sinds 1985 Dylans ongewone presentatie (hij heeft bijvoorbeeld nog nooit met een "Hello Berlin!" of iets dergelijks zijn publiek verwelkomd en betrekt de mensen ook geen seconde bij de show) en voortdurende bewerking van zijn eigen liedjes, bracht vele critici ertoe te zeggen dat de slechtste vertolker van Dylanliedjes Dylan zelf is, anderen beschouwen hem als een van de beste zangers die de folk-blues heeft voortgebracht. Door zijn stijl en eindeloos repertoire heeft Dylan een grote schare trouwe fans aan zich gebonden. Vooral het album Oh Mercy, uitgebracht samen met Daniel Lanois, deed in 1989 het tij keren en toonde opnieuw een, zowel muzikaal als tekstueel, geïnspireerde Dylan. Rond die tijd ging ook de zogenoemde “Never Ending Tour” van start; een tot op heden niet aflatende reeks optredens, waarbij Dylan jaarlijks zo’n tachtig tot meer dan honderd keren per jaar optreedt. Met zijn verschijning op MTV-unplugged spreekt hij verrassend een jeugdig publiek aan. In 1997 schitterde de ster van Dylan andermaal met de cd Time Out Of Mind, waarvoor hij een Grammy Award ontving, de hoogste onderscheiding in de muziekindustrie. Hij herstelde van een ontsteking aan het hartzakje (pericarditis) en ging onvermoeibaar verder on the road; in Bologna, waar Bob was geboekt voor een Jongerenfestival bleek de Paus in het publiek te zitten; voor de titelsong van Wonder Boys (Things Have Changed) ontving Dylan een Academy Award (Oscar) en ieder jaar was er wel een groep fans die hem voordroeg voor de Nobelprijs voor Literatuur. Met Time Out Of Mind, het daarop volgende Love And Theft (uit 2001) en Modern Times(2006) blijft Dylan zichzelf
    vernieuwen door terug te grijpen op het verleden. De liedjes zijn geworteld in de Amerikaanse blues- en jazztraditie en de arrangementen doen denken aan Big Bandswing. Thema's in zijn werk blijven: schuld, boete en verlossing, liefde en lijden, innerlijkheid en onthechting. Vanaf 2004 vinden enkele projecten plaats waarin Dylan openheid van zaken geeft. Dat jaar schreef hij met Chronicles het eerste deel van zijn autobiografie, schreef en speelde de hoofdrol in de weinig succesvolle film Masked and Anonymous, en laat zich een tijdje horen als succesvol dj op de Amerikaanse internetradio XM. Dylan blijft een eenmansbeweging binnen de hedendaagse kunst wiens invloed, maatschappelijk én artistiek, niet te schatten is en die ruime waardering blijft genieten. Zijn stem is die van een gevorderde zeventiger, hij speelt piano om vanuit die positie al zingend en harmonica spelend zijn tourband muzikaal te leiden en verdoezelt geen moment het feit dat hij qua leeftijd een oude man is. Zijn onbenaderbaarheid als persoon voedt de mythe rond deze levende legende. Eind 2005 bracht Martin Scorsese de hoogtijdagen van zijn verhaal sterk in beeld met de documentaire 'No Direction Home'. In de zomer van 2006 verscheen The Bob Dylan Encyclopedia, van de hand van historicus Michael Gray. Hierin staat vrijwel alles over Dylan. Op 28 augustus 2006 verscheen de cd Modern Times officieel. Eerder al waren enkele geluidsfragmenten op internet 'gelekt'. Op 25 augustus was de cd al te koop bij de grotere muziekzaken. De laatste keer dat Dylan optrad in Nederland was op 31 oktober 2013 in de Heineken Music Hall in Amsterdam.[6] De laatste keer dat Dylan optrad in België was op 1 november 2015 in Vorst Nationaal. In 2007 is de biografische film I'm Not There verschenen, waarin Dylan door maar liefst zes verschillende acteurs en actrices wordt gespeeld: Christian Bale, Heath Ledger, Marcus Carl Franklin, Richard Gere, Ben Whishaw en Cate Blanchett. De film is in Nederland en België verschenen op 13 maart 2008. Op 24 april 2009 verscheen Dylans nieuwe studioalbum Together Through Life. Dat album heeft hij opgenomen toen hij toch in de studio was om enkele liedjes voor de soundtrack van My Own Love Song van de Franse regisseur Olivier Dahan (met o.a. Renée Zellweger) op te nemen. Op 9 oktober 2009 verscheen Christmas in the Heart, het kerstalbum van Dylan. Op deze plaat staan traditionele Amerikaanse kerstliedjes en geen eigen composities. De opbrengst van de cd is bestemd voor de voedselbank in Amerika. Op 7 september 2012 verscheen het nieuwe album Tempest, 50 jaar na zijn debuut. Het langste van de twaalf nummers is een lied over de Titanic en de afsluiter Roll on Johnis een ode aan John Lennon. Sindsdien heeft Dylan bijna 200 concerten gespeeld waarin hij als in een soort recital vrijwel altijd dezelfde liedjes in dezelfde volgorde speelt. Twee liedjes uit de echte jaren zestig, drie liedjes uit de periode tot 1975, acht liedjes uit de periode t/m 2011 en zes liedjes van het album Tempest. In 2015 verscheen het album Shadows in the Night, met nummers die vooral bekend zijn in uitvoeringen van Frank Sinatra. Dit werk vormt een belangrijk onderdeel van het repertoire bij optredens, onder meer tijdens de drie concerten die Dylan in november 2015 in Carré te Amsterdam en het Muziektheater in Eindhoven verzorgde.
    In 2016 kreeg hij voor zijn album The basement tapes complete: The Bootleg Series Vol. 11 de Grammy Best Historical Album. Zijn album Shadows in the Night was genomineerd in de categorie Best Traditional Pop Vocal. Ook verscheen Fallen Angels, een tweede album met aan Sinatra gerelateerde nummers, opgenomen tijdens dezelfde sessies als de voorganger. Op 13 oktober 2016 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend "voor het scheppen van nieuwe poëtische uitdrukkingsvormen in de grote Amerikaanse liedtraditie". Hij is de eerste schrijver van songteksten aan wie deze prijs wordt toegekend. Op twee weekeinden in oktober vindt te Indio in Californië het Desert Trip festival plaats met louter grootheden uit de popmuziek. Behalve Dylan geven The Rolling Stones, Neil Young, Paul McCartney, The Who en Roger Waters acte de présence. Het Sinatra - repertoire is vrijwel geheel van de setlijst verdwenen, ook tijdens de optredens na het festival Naast zijn muzikale loopbaan houdt Dylan zich ook al sinds ongeveer de jaren zestig bezig met beeldende kunst. Begin jaren zeventig bracht hij dit al tot uitdrukking in het lied When I paint my masterpiece en met een geschilderd zelfportret op de hoes van zijn album Self portrait. In 1994 bracht hij een boek Drawn blank series uit met houtskool- en potloodtekeningen die hij tijdens zijn wereldtournees tussen 1989 en 1992 had gemaakt. Hij exposeerde zijn werkt nooit, totdat dit boek onder ogen kwam van de museumdirectrice van Kunstsammlungen aan de Theatherplatz in de Duitse stad Chemnitz. Hier gebeurde het dan ook, dat Dylan in de winter van 2007/2008 zijn eerste expositie hield, met een collectie van 135 gouaches en aquarellen, die hij speciaal voor deze gelegenheid had gemaakt. Van NRC kreeg hij over deze collectie lovende kritiek. In 2011 hield Dylan opnieuw een expositie, met veertig schilderijen in New York, waarvoor hij de inspiratie had opgedaan tijdens reizen door China, Japan, Korea en Vietnam. De aanvankelijk positieve persberichten veranderden, toen bezoekers in deze collectie foto's herkenden waarop Dylan de schilderijen zou hebben gebaseerd. De reactie van de galerie was dat Dylan sommige schilderijen had gebaseerd op materiaal uit historische beelden en archieven. Ook hierna waren er nog exposities van Dylan te zien, zoals in Londen en opnieuw in New York.





    24-05-2018 om 09:09 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 24 mei

    De Duitse wielrenner Erik Zabel en oud-wielrenner Rolf Aldag geven op een persconferentie toe dat ze in de jaren negentig epo hebben gebruikt. Een dag later volgt voormalig Tourwinnaar Bjarne Riis. Op een persconferentie op 24 mei 2007 maakte Zabel bekend eenmalig, vlak voor de Ronde van Frankrijk 1996, een week epo te hebben gebruikt. Omdat het niets voor hem was en bovendien veel te gevaarlijk was, aldus Zabel, is het daar bij gebleven. Ook zijn teamgenoten Bjarne Riis, Rolf Aldag, Udo Bölts en Christian Henn legden dergelijke bekentenissen af. Wielerfans reageerden vooral geschokt op de bekentenis van Zabel omdat juist hij bekendstond als een renner die tegen doping is, getuige ook zijn bijnaam Mr.Clean.[4] In 2013 werden de bloedstalen uit de Ronde van Frankrijk van 1998 getest op epo. Hieruit bleek dat Zabel ook in dat jaar epo gebruikte Op 28 juli 2013 verklaarde Zabel dat hij regelmatig doping gebruikte in de periode van 1996 tot 2003. Rolf Aldag (Beckum, 25 augustus 1968) is een voormalig Duits wielrenner, die actief was van 1991 tot 2005. Tegenwoordig werkt Aldag als ploegleider. In 1991 begon hij zijn profcarrière bij Team Helvetia. In 1993 kwam hij bij Telekom terecht en reed daar alle grote wedstrijden naast grote namen als Erik Zabel en Jan Ullrich. Alleen al aan de Tour de France nam Rolf Aldag tienmaal deel. Bij de Tour van 2005 maakte hij echter geen deel uit van de selectie van T-Mobile. Op 24 mei 2007 maakte Aldag bekend enige tijd doping (epo) te hebben gebruikt. Ook zijn voormalige ploeggenoten Erik Zabel, Udo Bölts en Christian Henn gaven toe doping te hebben gebruikt. Hoewel Riis nooit op doping is betrapt, is hij veelvuldig van dopinggebruik beschuldigd. In 1994 en 1995, het jaar waarin hij zijn eerste podiumplaats in de Tour behaalde, reed Riis bij Gewiss-Ballan, de ploeg die bekendstaat als de eerste wielerploeg waar structureel en georganiseerd epo werd gebruikt. Een van de ploegdokters was Michele Ferrari, die later werd verbannen uit de wielersport. Riis' bijnaam in het peloton zou monsieur 60% zijn geweest, naar zijn (kunstmatig) hoge hematocrietgehalte. "Eigenlijk had zijn bijnaam 'Monsieur 64%' moeten zijn," aldus Telekom-verzorger Jef D'Hont.Volgens de verhalen was zijn bloed zo dik dat hij 's nachts enkele malen moest worden gewekt om te voorkomen dat hij zou komen te overlijden aan een hartstilstand. Riis maakte op vrijdag 25 mei 2007 in een persbijeenkomst te Kongens Lyngby een einde aan de twijfels, en bekende dat hij de Ronde van Frankrijk in 1996 op doping had gewonnen. Hij gebruikte epo tussen 1993 en 1998. Riis, op het moment van de bekentenis ploegleider van CSC, verklaarde dat hij de epo zelf kocht en injecteerde, en dat zijn coach er niet van op de hoogte was. Riis gaf toe dat het een fout was die hij niet meer zou maken als hij de tijd zou kunnen terugdraaien. Overigens blijft Riis wel in de boeken staan als Tourwinnaar van 1996, omdat ten tijde van zijn bekentenis de verjaringsperiode van acht jaar reeds verlopen was, en de UCI hem zijn zege niet meer kon afnemen. De Tourorganisatie schrapte hem echter wel uit de lijst van voormalig Tour-winnaars. Hij deed de uiteenzetting na dopingbekentenissen van enkele van zijn oude ploeggenoten bij Team Telekom in de voorafgaande week (Christian Henn, Udo Bölts, Erik Zabel en Rolf Aldag) . Ook tijdens zijn carrière als ploegleider is Riis geassocieerd met doping. Zo gaf Tyler Hamilton in zijn geauthoriseerde biografie aan dat Riis degene was die hem in contact bracht met dopingarts Eufemiano Fuentes. Ook CSC-renners Ivan Basso en Fränk
    Schleckwaren betrokken bij de zaak-Fuentes, die Operación Puerto wordt genoemd. Basso werd hiervoor in 2007 geschorst. Schleck gaf later toe dat hij bijna 7000 euro overmaakte naar Fuentes, maar is hier niet voor vervolgd. Ook de Deense oudrenner Michael Rasmussen gaf aan dat Riis volledig op de hoogte was van het dopinggebruik van zijn renners[









    24-05-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 24 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jo Röpcke (Gent, 4 oktober 1928 - Cannes, 24 mei 2007) was een Vlaamse filmrecensent. Röpcke werkte bijna dertig jaar als presentator en samensteller van het BRTprogramma Première. Dat programma nam hij in 1962 over van Roland Verhavert en bleef ermee bezig tot aan zijn pensioen in 1991. Hij zag in die periode ongeveer 12.000 films, welke hij doorgaans van ironische kritiek voorzag. Naast zijn carrière als filmrecensent en programmamaker was Röpcke tientallen jaren lang docent aan de Brusselse filmschool Rits, waarvan hij de laatste twee jaar voor zijn pensioen directeur was. Hij kampte sinds het begin van zijn pensioen wel met zijn gezondheid. Zo lag hij in 1992 enkele maanden in het ziekenhuis. Toch bleef hij betrokken bij de filmscene. Hij was onder meer tien jaar voorzitter van het Filmfestival van Brussel. Jo Röpcke overleed op 78-jarige leeftijd, terwijl hij het filmfestival van Cannes volgde, aan de gevolgen van nierproblemen in combinatie met een hartaanval. Zijn archief, waarin hij allerlei materiaal over film verzamelde, schonk hij aan de stad Brugge, waar hij woonde

    24-05-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 mei

    23 mei Sabena NV (Société Anonyme Belge d'Exploitation de la Navigation Aérienne) was van 1923 tot november 2001 de nationale luchtvaartmaatschappij van België. Sabena had haar hoofdkantoor in het Sabena house op Brussels Airport. Het gebouw is ondertussen hernoemd naar b.house en is het hoofdkwartier van Brussels Airlines. Op 31 maart 1919 richtte Georges Nélis met de steun van koning Albert I de SNETA (Syndicat National d'Etude du Transport Aérienne) op. De SNETA diende om de mogelijkheden te onderzoeken om de commerciële luchtvaart in België op te starten. Op 23 mei 1923 werd Sabena door de Belgische Staat opgericht om de SNETA ( Syndicat National pour l'Etude des Transports Aeriens) die in 1919 werd opgericht, over te nemen. SNETA was een organisatie die de commerciële luchtvaart onderzocht in België. Sabena nam de vloot van SNETA over, die bestond uit 4 de Havilland DH-9, 3 Rumpler C.IV, 1 de Havilland DH-4, Blériot-SPAD S.33, 1 Ansaldo A.300C en een Farman F.60 Goliath. De eerste vlucht van Sabena werd al op 23 mei 1923 uitgevoerd, het ging om een vrachtvlucht tussen Brussel en het Britse Lympne met een tussenlanding in Oostende, uitgevoerd met een De Havilland DH-9. De eerste betalende vlucht uitgevoerd door Sabena was van Rotterdam naar Straatsburg via Brussel op 1 april 1924. Frequente vluchten naar Amsterdam en Bazel via Straatsburg werden uitgevoerd vanaf 1923 met verdere routes naar Londen, Bremen en Kopenhagen in 1924. In 1946, na de Tweede Wereldoorlog, bestond de vloot van Sabena uit Douglas DC-3toestellen. Sabena hervatte zijn vluchten onder de naam Sabena- Belgian World Airlines. Op 4 juni 1947 begon Sabena haar eerste trans-Atlantische route tussen Brussel en New York, waarop de Douglas DC-4 werd ingezet. De vluchten waren eerder een jaar als test uitgeprobeerd, waarbij een toestel verongelukte, het vliegtuigongeluk bij Gander Airport op 18 september 1946. Deze vliegtuigen werden al snel door de DC-6B vervangen. Deze twee types hernamen in hetzelfde jaar ook de historische routes naar Belgisch-Congo. De Convair 240 werd in 1949 geïntroduceerd op de Europese lijndiensten, ter vervanging van de oudere DC-3s die alle Europese diensten verzorgden. In 1949 nam Sabena de in 1946 opgerichte concurrent Sobelair (Société Belge des Transports Aériens) over. Onder de vleugels van Sabena ontwikkelde Sobelair zich tot een chartermaatschappij. In 1956 begon de Convair 440 Metropolitan de Convair 240 te vervangen, en werden tot in de jaren zestig gebruikt op Europese regionale routes. In 1957 werd de Douglas DC7CSeven Seas voor het eerst gebruikt op langeafstandsvluchten. Maar dit vliegtuig werd al na drie jaar achterhaald door de komst van de eerste straalvliegtuigen. De maatschappij ontwikkelde zichzelf tot een trendsetter in de luchtvaart. Door haar vernieuwend beleid schafte Sabena zich steeds het modernste materiaal aan, tegen elke prijs. Daarmee trok ze ook de aandacht van de vliegtuigconstructeurs. Zo nam Sabena als eerste Europese maatschappij de Douglas DC-6 in dienst, en later in de gouden jaren 60, was ze opnieuw trendsetter op Europees vlak met bestelling van in totaal 20 Boeing 707320 vliegtuigen in januari 1956, die in 1960 in dienst zouden verschijnen op de vluchten naar New York. Sud-Est SE-210 Caravelle VI-jets werden in gebruik genomen op
    middellange-afstandsvluchten in Europa vanaf februari 1961, samen met de Convair 440s, tot de vroege jaren zeventig. In die periode braken er ook verschillende opstanden uit in de Democratische Republiek van Congo-Kinshasa, het vroegere Belgisch-Congo dat in 1960 onafhankelijk werd. Duizenden Belgen sloegen op de vlucht of werden gedwongen het land te verlaten door rellen gericht tegen de Belgische kolonialen. Het was de taak van Sabena alle Belgische vluchtelingen te evacueren naar België. De onafhankelijkheid van Congo betekende ook het einde van het uitgebreide netwerk van routes en vliegvelden van Sabena in de oude kolonie Sabena kocht twee eerstegeneratie Jumbojets, De Boeing 747-100, en zette deze in 1971 in voor de trans-Atlantische prestigevluchten, naar New York en Chicago, samen met de Boeing 707-320C. In 1973 werden de oudere Boeings 727 vervangen door de Boeing 737-200 op het Europese netwerk. De Douglas DC-10-30 werd in 1974 in gebruik genomen, in totaal zal Sabena 5 van deze toestellen aankopen. Sabena heeft vanaf 1955 sinds de opening van de spoorlijn 36C naar de luchthaven, in samenwerking met de NMBS een eigen treindienst gehad. Eerst met dieseltreinstellen en vanaf 1971 met elektrische treinstellen na de elektrificatie van de luchthavenlijn. De zes treinstellen waren specifiek gebouwd voor de verbinding, hadden brede stoelen, veel bagageruimte en reden met de Sabena-kleuren. NMBS-vervoersbewijzen waren niet geldig op deze treinen. In het station Brussel-Centraal had Sabena zijn eigen kopspoor en terminal met eigen ingang langs het Sabena-kantoor, de Sabena Air Terminus. In de jaren negentig is de treindienst overgenomen door de NMBS. Aan het eind van de jaren tachtig kwam Sabena in financiële moeilijkheden. In mei 1995 werd 49,5% van de aandelen verkocht aan Swissair om het bedrijf er weer financieel boven op te helpen. Na een korte opleving verslechterde de situatie weer. Na de aanslagen van 11 september 2001 stortte de luchtvaartbranche in en als gevolg hiervan werd op 7 november 2001 Sabena failliet verklaard. Sabena is tot op heden het grootste faillissement dat de Belgische geschiedenis ooit gekend heeft. De vlucht SN 690 uit Cotonou en Abidjan met een Airbus A340-300 (OO-SCZ) was de laatste vlucht die Sabena uitvoerde De winstgevende Sabenadochter DAT werd overgenomen door de SN Air Holding en werd omgedoopt in SN Brussels Airlines. Deze maatschappij behield het S-vormige logo van Sabena. In 2005 werd SN Air Holding ook de eigenaar van Virgin Express waarna de twee luchtvaartmaatschappijen in 2006 fuseerden tot het huidige Brussels Airlines. Met de komst van Brussels Airlines verdween het S-vormige logo. Op 19 januari 2004 is Sabenadochter en chartermaatschappij Sobelair failliet verklaard. Haar vluchten voor Jetair werden overgenomen door TUI Airlines Belgium. Op dit moment is een onderzoek bezig naar de oorzaak van het faillissement van Sabena. Swissair wordt verweten dat het Sabena heeft 'leeggezogen'. Zo dwong het Sabena, terwijl het er financieel heel slecht voorstond, een compleet nieuwe vloot Airbustoestellen aan te schaffen. Christian Van Buggenhout, de curator van Sabena, eist 1,9 miljard euro terug van de nog bestaande Swissair-bedrijven.
    Het pilotenopleidingscentrum van Sabena, Sabena Flight Academy is in 2004 weer opgestart. In 2009 werd SFA opgekocht door CAE Inc. Het opleidingscentrum werd onderdeel van de CAE Global Academy. De naam Sabena Flight Acacemy werd echter wel behouden. In 2012 heeft CAE Oxford Aviation Academy overgenomen. De naam Sabena Flight Academy verdween en het opleidingscentrum heet nu CAE Oxford Aviation Academy Brussels. De technische en onderhoudsafdeling van Sabena werd in 2005 overgenomen door TAT Industries. In 2006 wordt Sabena Technics de internationale merknaam van de onderhoudswerkzaamheden van de TAT group.





    23-05-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 23 mei

    23 mei Het Amerikaanse duo Bonnie Parker en Clyde Barrow werd als bankrovers in de jaren dertig wereldberoemd. Hun verhaal, dat eindigde in een dodelijke hinderlaag van de politie, werd in 1967 verfilmd onder de titel Bonnie and Clyde (met hoofdrollen voor Faye Dunaway en Warren Beatty) en zorgde ervoor dat iedereen Bonnie en Clyde kende. Bonnie en Clyde leerden elkaar kennen tijdens een bezoek aan een gezamenlijke vriend in januari van het jaar 1930. Bonnie, 19 jaar oud, was getrouwd met een man die wegens moord in de gevangenis zat. Clyde was vrijgezel. Ze leerden elkaar zo goed kennen dat ze van de criminaliteit een gezamenlijke hobby maakten. Ze waren beiden opgegroeid in het eenvoudige milieu van het Amerikaanse platteland, waar velen een uitzichtloos bestaan leidden. De economische crisis van de jaren twintigvoorspelde niet veel goeds. Om zich aan dat sombere bestaan te onttrekken, realiseerden ze de Amerikaanse droom van vrijheid, avontuur en rijkdom door stelend door de staten te trekken. Om Bonnie te imponeren, sloeg Clyde een plaatselijke kruidenier neer om er vervolgens met de kassa vandoor te gaan. Het was in feite hun eerste slag. Daarna lieten ze een spoor van dood en vernieling achter. Voortdurend waren ze op de vlucht voor de jagende politie. Omdat ze zich voornamelijk richtten op banken – en de kleinere middenstanders ontzagen – verwierven ze een zeker heldendom. Ze droegen zelf aan hun eigen mythe bij door de pers trots over hun daden te berichten. Sterker nog, ze stuurden zelfs foto's en gedichten naar de media. Hun criminele 'zegetocht' duurde niet lang: op 23 mei 1934 vonden ze de dood, nadat ze door de politie in een hinderlaag waren gelokt. Hoewel tot de tanden toe bewapend, werden Bonnie en Clyde zodanig overrompeld dat ze niet de kans kregen naar de wapens te grijpen en werden ze volgens de geschiedschrijvers "door een regen van duizend geweerschoten" geveld. Op dat moment werden ze verdacht van 13 moorden en diverse overvallen en inbraken. Op de plaats van de hinderlaag (westzijde van de Louisiana Highway 154, een paar kilometer ten zuiden van het kleine plaatsje Gibsland) is een gedenkteken geplaatst:





    23-05-2018 om 08:50 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 mei

    22 mei Johan Maurits Verminnen (Wemmel, 22 mei 1951) is een Belgische liedjesschrijver en zanger. Zijn bekendste liedjes zijn waarschijnlijk Ieder met zijn vlag (1970), Laat me nu toch niet alleen (1973), Brussel (1976), Oostende in the rain (1978), In de Rue des Bouchers (1979), 'k Voel me goed (1981), Mooie dagen (1986), Paulien (1990) en De tet van Koekelberg (2007). Verminnen werd geboren als jongste in een gezin van vijf kinderen en groeide op in Wemmel, net ten noorden van Brussel. Hij volgde secundair onderwijs aan het Sint-Pieterscollege in Jette. In 2004 schreef hij een boek over zijn moeder: Prinses van het Pajottenland, in 2006 verscheen van zijn hand het boek De laatste boot, en in 2007 Van Brussel naar de Wereld (in het kader van zijn nieuwe theatertournee). Deze drie boeken werden vergezeld van een speciaal opgenomen cd. Al van jongs af aan wilde Verminnen zanger worden. Eerste ruimere bekendheid verwierf hij dankzij een televisie-optreden in het programma "Ontdek de ster" in 1969, en zijn eerste plaat verscheen in 1971. In zijn beginjaren werkte hij nauw samen met Will Tura en Raymond Van het Groenewoud. Zijn debuutsingle was Ieder met Zijn Vlag ('70). De toeristische rue des Bouchers in Brussel, thema van één van Verminnens bekendste liedjes Vaak is Brussel het thema of de inspiratiebron van Verminnens chansons, een stad waar hij zich nauw mee verbonden voelt. Een van zijn bekendste liedjes en tegelijk een klassieker op feest- en dansgelegenheden, is In de Rue des Bouchers uit 1979 (in het Nederlands Beenhouwersstraat, de bekendste horecastraat in het centrum van Brussel). Nochtans is dit nummer minder representatief voor Verminnens werk (het is in het Brussels dialect gezongen en heeft een volks, feestelijk ritme). Andere bekende liedjes van hem zijn Laat Me Nu Toch Niet Alleen (1973), 'k Voel Me Goed (1981), Mooie Dagen (1989). Het is in Vlaanderen minder bekend dat Verminnen ook heel wat Franstalige liederen opnam en daardoor ook in de Franstalige wereld enige bekendheid geniet. Verminnen heeft zich ingespannen voor een aangepast economisch en juridisch statuut voor kunstenaars en richtte in 1992 mee de belangenvereniging Zamu voor zangers en muzikanten op. Tussen 2007 en 2014 is Verminnen gedelegeerd bestuurder van de Nederlandstalige vleugel van auteursrechtenvereniging Sabam, waar hij sinds 1998 al in de raad van bestuur zat.[1] In 2014 werd hij voorzitter van de raad van bestuur van de vereniging.[2] In 2016 kondigde hij zijn afscheid uit deze functie aan. Verminnen trouwde in 1986 met fotomodel Catherine Mattelaer, en een jaar later werd hun dochter Pauline geboren, waaraan hij een gelijknamig lied wijdde (1987). Tegenwoordig woont Verminnen in Hansbeke, een deelgemeente van Nevele. In 1991 zong hij "Sorry Dat Ik Besta", een lied over homoseksualiteit van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. De opname was onderdeel van het televisieprogramma "Een nieuwe jas", een hommage aan de tachtigjarige Annie M.G. Schmidt





    22-05-2018 om 09:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 mei

    22 mei De brand in de Innovation was een ramp die, in de namiddag van 22 mei 1967, het Brusselse filiaal van de Belgische grootwarenhuisketen Innovation (nu Galeria Inno) trof. Er vielen 251 doden en 62 gewonden (aanvankelijk had de brandweer 323 doden en 150 gewonden geteld). Er waren naar schatting 800 aanwezigen. Het warenhuis was gevestigd in een doolhof van verschillende gebouwen. Vooral in het zelfbedieningsrestaurant, aan de achterzijde, hadden veel mensen pas laat in de gaten dat er brand was. Zij konden geen kant uit toen het vuur hen bereikte. Ook in de andere gebouwen beseften velen niet wat er aan de hand was, doordat het brandalarm op hetzelfde tijdstip afging als de bel die dagelijks het middageten van het personeel aankondigde. De brand werd rond 13u20 opgemerkt door een verkoopster in een kleine opslag voor kinderkledij op de eerste verdieping. Toen de brandweer aankwam, had het vuur de centrale koker al bereikt, waar het extra zuurstof kreeg. Mensen sprongen uit de ramen, terwijl brandweer en omwonenden hen probeerden te redden door dekens te spannen en ladders te plaatsen. Eén man overleefde een sprong van de derde verdieping zonder noemenswaardige verwondingen. Rond 15u15 stortte een gedeelte van de winkel in. Ondanks uitgebreid onderzoek is de oorzaak van de brand onbekend. Eerst werd gedacht aan brandstichting door extreem-linksemilitanten; in de Innovation was net een Amerikaanse week bezig, en door de Vietnamoorlog was er veel anti-Amerikaans protest. Bewijs van kwade opzet is echter nooit gevonden. Volgens recent onderzoek ontstak een tl-lamp ontvlambaar gas dat zich in de valse plafonds opgestapeld had. In elk geval was het warenhuis geenszins brandveilig: de blusinstallatie was ontoereikend, de architectuur (een soort amfitheater rondom een centrale ruimte met trappenhuis) droeg bij tot een snelle vuurontwikkeling, de nooduitgangen waren niet allemaal geopend, sommige nooduitgangen waren aangebracht voor de sier (voor ramen en blinde muren). Vijf jaar na de brand kreeg België een zeer strenge wetgeving voor brandveiligheid in winkels. Innovation opende in 1970 op dezelfde plaats een nieuw warenhuis. Op de begraafplaats van Brussel in Evere staat een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de brand.





    22-05-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 mei

    22 mei
    Hergé, pseudoniem van Georges Prosper Remi Remi (Etterbeek, 22 mei 1907 – Sint-LambrechtsWoluwe, 3 maart 1983), was een Belgisch striptekenaar en scenarist van stripverhalen, die vooral bekend is als schepper van De avonturen van Kuifje. Remi was zeventien jaar toen hij zijn pseudoniem Hergé bedacht. Hij gebruikte er de initialen van zijn achterstevoren geschreven naam Georges Remi voor. Op de lagere school was het voor hem namelijk al normaal om vanaf de eerste klas als Remi Georges te worden aangesproken. Op zijn schoolschriften prijkten eveneens de namen in die volgorde en als hij zelf zijn initialen zette, schreef hij ze neer als R.G. Daaruit ontstond zijn schuilnaam Hergé. Op zijn Frans klinkt dat als erzjee, want de begin-h is in die taal vrijwel niet hoorbaar. In december 1924 publiceerde hij voor het eerst onder dit pseudoniem. Hergé is, naast Vandersteen, Franquin en Goscinny, een van de grote scheppers van de Europese humoristische avonturenstrip van de 20e eeuw. Zijn bekendste creatie is Kuifje, een jonge reporter die over de hele wereld avonturen beleeft. Kenmerkend voor deze wereldberoemde stripreeks is het humanistische karakter en de heldere tekenstijl, de zogenaamde klare lijn. In sommige gevallen worden gebouwen naar de werkelijkheid getekend of bijna naar de werkelijkheid en zijn een aantal verhalen deels ontleend aan in het echt gebeurde voorvallen. Ook wemelt het van de satirische verwijzingen naar de (politieke) geschiedenis van de 20e eeuw. Voor De Blauwe Lotus werd Hergé geïnspireerd door het beruchte Mantsjoerije-incident, dat leidde tot de Tweede Chinees-Japanse Oorlog die in 1934 begon. Het verhaal De scepter van Ottokar heeft de Anschluss van Oostenrijk als overduidelijke inspiratiebron. En De zaak Zonnebloem is een portret over de gevoeligheden van de Koude Oorlog. Georges Remi groeide op in Etterbeek, een toen al verstedelijkte gemeente van de Brusselse agglomeratie. Zijn ouders, de Waal Alexis Remi (1882-1970) - van wie weleens beweerd wordt dat hij mogelijk een buitenechtelijke zoon van koning Leopold II is - en de Vlaamse Élisabeth Dufour (1882-1946), behoorden tot de middenklasse en leefden in een voor die tijd betrekkelijke luxe. In 1912 werd een tweede zoon geboren, Paul Remi. Remi's lagereschooltijd viel goeddeels samen met de Eerste Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Brussel. Van Duitse soldaten die gelegerd waren in de Etterbeekse kazernes maakte hij, in de kantlijnen van zijn schoolschriftjes, onbeholpen tekeningen. Tekenen leek al vroeg in zijn bloed te zitten. Maar het zou nog tot 1925 duren voor hij zijn eerste echte beeldverhaal publiceerde: een tekstloos stripje over een wielrenner met bandenpech. Hergé was toen al actief lid van de katholieke scouting waarvoor hij ook talrijke tekeningen maakte, onder andere in Le boy scout. In dat blad en in andere scoutingbladen publiceerde hij vanaf 1926 het stripfeuilleton Totor, P.L. van de Meikevers. In 1927 ging Hergé werken op de abonnementenafdeling van het dagblad Le Vingtième Siècle, de spreekbuis van het francofone, conservatieve, rooms-katholieke en anti-communistische establishment. Hij vond het er dusdanig saai dat hij vervroegd in militaire dienst ging. Nadat hij afzwaaide begon hij in januari 1929 in de donderdagse jeugdbijlage Le Petit Vingtième van de krant Le Vingtième Siècle aan het allereerste avontuur van Kuifje: Les Aventures de Tintin, reporter du Petit "Vingtième", au pays des Soviets (De avonturen van Kuifje, reporter van de Kleine "Twintigste", in het land van de Sovjets). In 1930 begon Hergé aan de strip De guitenstreken van Kwik en Flupke, eveneens in hetzelfde blad. Tot aan zijn dood in 1983 verschenen 23 albums met de avonturen van Kuifje, zijn hond Bobbie en bijfiguren als kapitein Haddock, professor Zonnebloem en de detectives Jansen en Janssen. Postuum werd het onvoltooide Kuifje en de Alfa-kunst uitgegeven. Hergé tekende de strips in eerste instantie helemaal zelf, maar in 1943 riep hij de hulp in van Edgar P. Jacobs. In 1950 startte hij de fameuze Studios Hergé. Bekende medewerkers als Bob De Moor en Jacques Martin namen hem veel werk uit handen en hielden zich onder andere bezig
    met het tekenen van achtergronden en het hertekenen van de oude albums. Naast Kuifje werkte Hergé aan andere strips, zoals Leo en Lea, Jo, Suus en Jokko en De guitenstreken van Kwik en Flupke, waarvan van de laatste tot 1955 355 verhalen en een tekenfilmserie verschenen. In juni 2009 opende in Louvain-la-Neuve het Hergé-museum rond het leven en werk van de striptekenaar. Dit museum kwam er door de inzet van Hergés tweede vrouw en voormalige medewerkster in zijn studio, Fanny Vlamynck. De Blauwe Lotus is een beslissend album in het leven van Hergé en in de ontwikkeling van Kuifje. Dit was het eerste avontuur waarvoor Hergé nauwgezet onderzoek deed naar de wereld waarin zijn verhalen zich afspeelden. Daarvóór verzon hij auto's, schepen en gebouwen vaak zelf en maakte hij culturen en volken tot stereotypen. Juist door deze stereotypen wordt Hergé nog weleens van racisme beticht.[Zo werd in 2007 het album Kuifje in Afrika door de Britse Raad voor Gelijkheid als 'racistisch' bestempeld. Omstreeks diezelfde tijd eiste een Congolees student in Brussel (vergeefs) een verbod op het album. Hergé, en na zijn overlijden ook de woordvoerders van zijn Studio, hebben altijd volgehouden dat de stereotiepe typeringen in vooral de vroege Kuifje-albums louter een weerspiegeling zijn van de visie in die tijd in heel Europa op de rest van de wereld. Een andere 'gevoelige' titel is De geheimzinnige ster. Amerikanen waren de boeven in dit avontuur dat verscheen in het dagblad Le Soir onder het toeziend oog van de Duitse bezetter. De schurk was een gewetenloze joodse oliemagnaat met de naam Blumenstein. Omdat Hergé tijdens de oorlog publiceerde in deze Duitsgezinde krant werd hem collaboratie met de nazi's in de schoenen geschoven. Na de bevrijding van Brussel op 3 september 1944 werd hij door verschillende verzetsgroepen tot vier keer toe opgepakt en weer vrijgelaten. Vanwege het publiceren in Le Soir wordt hem na de oorlog een tijdelijk beroepsverbod opgelegd. Tijdens de ondervragingen verbleef hij één nacht in een cel. Tot september 1946 mochten De avonturen van Kuifje in geen enkele krant worden gepubliceerd. Dat Hergé tijdens zijn verdere leven bloot bleef staan aan kritiek heeft zeker ook te maken met zijn omgang met de Belgische fascistenleider Léon Degrelle. Feit is echter dat Hergé zich nimmer hardop heeft uitgesproken over dit soort zaken en dat bijvoorbeeld een vooroorlogs album als De scepter van Ottokar toch vooral kan worden gelezen als een anti-fascistische parabel. Voluit luidt de echte naam van Hergé: Georges Prosper Remi Remi. De Nederlandse publicist Huib van Opstal wees er in zijn biografie op dat door het verkeerd lezen van de geboorteakte de identieke naam veelvuldig wordt genegeerd. Hergé huwde in 1932 met Germaine Kieckens (1906-1995), van wie hij op 28 maart 1977 scheidde. Twee maanden later huwde hij op 20 mei met Fanny Vlamynck (geboren in 1934), die hij al kende sinds ze in 1955 als inkleurster bij hem was komen werken. Al vanaf toen hielden ze er een geheime relatie op na. In 1960 ging hij met Fanny samenwonen. Kieckens wilde echter van geen echtscheiding weten en Hergé had zonder haar instemming geen wettelijke mogelijkheid daartoe. Pas toen de wet werd aangepast, kreeg Hergé de mogelijkheid om de echtscheiding aan te vragen. De geestelijke vader van Kuifje had geen kinderen. Volgens zijn biograaf Pierre Assouline niet alleen omdat hij onvruchtbaar was, maar ook "omdat hij niet van kinderen hield". Assouline refereert aan een adoptie van een zeven- of achtjarige wees door de tekenaar en zijn toenmalige vrouw, eind jaren veertig: "Maar omdat hij (Hergé) deze nieuwe aanwezigheid en de beroering die dit in zijn dagelijkse leven met zich meebracht, niet kon verdragen, gaf hij het na twee weken terug …"Tussen 1947 en 1949 leed Hergé wegens de hoge werkdruk aan een depressie.Aan zijn secretaris en vriend Marcel Dehaye schreef hij dat hij Kuifje beu is. Hergé leed aan het eind van zijn leven aan osteomyelofibrose. Dat was ook de doodsoorzaak. Zijn testament bestond slechts uit één enkele zin, namelijk dat zijn tweede vrouw de enige erfgename was. In interviews gaf hij te kennen dat zijn creatie Kuifje niet mocht voortgezet worden na zijn dood. Hij zei dat iemand anders het misschien beter of slechter zou doen, maar dat hij zichzelf als de enige zag die Kuifje op papier tot leven kon wekken. Zijn weduwe besloot die wens te respecteren. Hergé ligt begraven op de Begraafplaats van Dieweg in Uk





    22-05-2018 om 09:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 22 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    22 mei Charles Aznavour, pseudoniem van Chahnour Varinag Aznavourian (Armeens: Շահնուր ), ( ՎաղինակԱզնավուրյան Parijs, 22 mei 1924) is een Franse zanger, liedjesschrijver en acteur van Armeense afkomst. Aznavour werd geboren als zoon van Armeense immigranten. Op negenjarige leeftijd begon hij met acteren en dansen. In de jaren veertig vormde hij samen met Pierre Roche een muzikaal duo en spoedig koos hij de podiumnaam Aznavour. Op jonge leeftijd introduceerden zijn artistieke ouders hem in de wereld van het theater. Zijn grote doorbraak kwam toen de zangeres Édith Piaf hem hoorde zingen en hem op tournee meenam door Frankrijk en de Verenigde Staten. Daarna ging de reis naar Quebec, waar het grote succes hem wachtte: veertig weken lang mocht hij in enkele clubs spelen, met elf shows per week. In 1953 brak Charles, beïnvloed door Piaf, met Roche. Aznavour trouwde drie keer. Zijn huidige echtgenote is de meer dan 20 jaar jongere Zweedse Ulla Thorsell, met wie hij in 1967 trouwde. Zij wonen zes maanden per jaar in Zuid-Frankrijk en de rest van het jaar in Zwitserland, tegenwoordig in Saint-Sulpice, waar ze in 2012 een nieuw huis lieten bouwen. In 2002 speelde Aznavour in de film Ararat, waarin hij Edward Saroyan, een filmregisseur, speelde. In december 2008 werd hem het Armeens staatsburgerschap toegekend en in 2009 werd hij ambassadeur van Armenië in Zwitserland. Hij gaf op 3 maart 2018 op 93-jarige leeftijd een concert in een uitverkocht AFAS Live. Aznavour wordt vaak omschreven als de 'Frank Sinatra van Frankrijk'. Bijna al zijn liederen gaan over de liefde. Hij heeft meer dan duizend liederen en musicals geschreven en hij componeerde veelal zelf de muziek en hij bracht meer dan honderd albums uit en speelde in zestig films. Aznavour zingt in vijf talen en is in het buitenland een van de bekendste Franse zangers. Hij heeft opgetreden in de prestigieuze Carnegie Hall en andere belangrijke zalen in de wereld. In 1955 won Aznavour de Kristallen Ster voor beste Franse mannelijke acteur. In 1993 werd hij benoemd tot Buitengewoon Ambassadeur van de republiek Armenië. Vier jaar later werd hij (vanwege "buitengewone verdiensten") Officier in het Franse Legioen van Eer. In 1996 werd Aznavour toegevoegd aan de Songwriters Hall of Fame. Op 16 november 2015 werd hij benoemd tot commandeur in de Belgische Kroonorde door minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders. In 2017 kreeg hij een ster op de Hollywood Walk of Fame.

    22-05-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.turks fruit renee soutendijk

    &nbsp

    21-05-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 mei

    21 mei
    Renette Pauline (Renée) Soutendijk (Den Haag, 21 mei 1957) is een Nederlands actrice. Soutendijk ambieerde gymnastiek op olympisch niveau te gaan doen, maar op aanraden van een dansleraar ging ze naar de Academie voor Podiumvorming. Hierna speelde zij in theaterproducties, onder andere bij de Theaterunie. Ook speelde ze in het stuk De grote liefde van regisseur Ger Thijs. Soutendijk debuteerde op televisie in de serie Dagboek van een herdershond en speelde sindsdien in een groot aantal Nederlandse, Duitse en Amerikaanse films, televisiefilms en -series. Soutendijk is getrouwd met regisseur Thed Lenssen. Zij hebben twee kinderen, onder meer Caro, die eveneens actrice is en samen met haar moeder in Meiden van De Wit speelde.





    21-05-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 21 mei

    21 mei Arnaud Charles Ernest Hintjens (Oostende, 21 mei 1949), beter bekend onder zijn artiestennaam Arno, is een Belgischerockzanger, die liedjes vertolkt vooral in het Frans, soms in het Engels, Nederlands en sporadisch ook in het Oostends dialect. Arno koos aanvankelijk voor het beroep van kok, maar was in zijn jonge jaren vooral geïnteresseerd in muziek. Vooral uit Engeland geïmporteerde bluesplaten inspireerden hem. Als mondharmonicaspeler werkte hij samen met muzikanten uit de Oostendse rockscene vooraleer hij rond 1970 in zijn eerste "echte" groep belandde, Freckleface, geleid door zanger/bassist Paul Vandecasteele en gitarist Paul Decoutere. Arno zong destijds sporadisch en beperkte zich meestal tot solo's op de mondharmonica. Freckleface maakte een plaat met uitgesponnen bluesrocknummers, maar had op het podium meer succes dan in de platenwinkel. In 1972 gingen Arno en Decoutere verder als duo onder de naam Tjens Couter. De groep wisselde bluesnummers af met uitstapjes richting tango en reggae. Na de debuutplaat "Who Cares" groeide Tjens Couter van een duo naar een kwintet en werd de muzikale koers verlegd naar pubrock. Een tweede album volgde. In 1978 waren Arno en Decoutere te zien in de film Le concert d'un homme seul. Pas in 1980 kwam de grote doorbraak met de groep T.C. Matic, een groep die aanvankelijk voor 80 procent dezelfde samenstelling had als Tjens Couter. De groep maakte vier albums, ging op tournee door Europa en had een paar hits, waaronder Oh la la la. Ook Que pasa en Putain, putain zijn uitgegroeid tot klassiekers, die steevast deel uitmaken van Arno's liveset.[bron?] Zes jaar later hield T.C. Matic het voor bekeken. Arno besloot het solo te wagen. Hij bracht in 1986 zijn solodebuut uit onder de titel Arno. Forget the Cold Sweat is daarvan een bescheiden hit geweest. Op dit nummer zingt onder anderen ook Kaz Lux mee. Arno ging voor dit album dan wel solo, hij kon toch nog een beroep doen op verscheidene ex-TC Matic leden. Serge Feys, die ook vele andere Arno cd's zou produceren, trad op als producent en als toetsenist (keyboards). Ook gitarist Jean-Marie Aerts was van de partij, en zou nog jaren deel blijven uitmaken van Arno's vaste begeleidingsband. In het geheel was Arno een behoorlijke cd, met veel funk en blues invloeden en vooral Engelstalige teksten. Ook op zijn volgende albums zou Arno soms in het Frans zingen, maar het Engels was duidelijk prominenter aanwezig. (Franse nummers zouden pas een overwicht krijgen vanaf het in 1995 verschenen Arno à la Française.) Terwijl Arno op zijn gelijknamige debuutalbum duidelijk nog wat een eigen gezicht aan het zoeken was (twee volledige instrumentals en twee haast instrumentale nummers), trad hij met Charlatan veel zelfverzekerder naar buiten. Nummers als Bathroom Singer, het snoeiharde Black Doll en de Jacques Brel-cover Le Bon Dieu werden live favorieten. Ook in de cinema was Arno een gevraagd typeschrijver. Vóór alle unplugged-trends belichaamde hij samen met Roland in 1990-1991 de pure rock in het zijproject Charles et les Lulus. Ook zijn levensstijl werd er niet minder rock-'n'-roll op. In 1992 coverde hij de Adamo-hit Les filles du bord de mer. Zijn doorbraak bij het bredere
    publiek ging verder met zijn vierde album Idiots Savants, dat goed ontvangen werd door de pers. Het album haalde gemakkelijk goud. In 1995 kwam Arno à la Française uit. Eén cover springt er op dat album uit, namelijk Comme à Ostende van Leo Ferré. Met deze geheel Franstalige plaat brak hij definitief door in Frankrijk. Franse chansons zijn vanaf dat moment een even belangrijk bestanddeel van zijn muziek als rock, tango en blues. Samen met Jan Decleir speelde hij in 1995 de rol van de homoseksuele redder Harry in de film Camping Cosmos (1996) van Jan Bucquoy die zich te Westende afspeelt. In 1997 bracht Arno voor het eerst een album uit in de Verenigde Staten. Het was een compilatie, in combinatie met de registratie van een live-concert. In 1999 werd Arno vijftig jaar. Hij bracht zijn zesde soloalbum uit, dat meteen ook zijn 23ste album is onder diverse namen en formaties. Een 'best of' kwam uit in 2000. In 2002 kwam Arno Charles Ernest uit, een referentie naar zijn grootvader; in 2004 volgde French Bazaar. Eind september 2004 startte Arno zijn nieuwe solotoer met onder andere twee concerten in Vietnam. Zijn voornaamste muzikale partners door de jaren heen zijn de gitaristen Jean-Marie Aerts (ook in T.C. Matic) en Geoffrey Burton, Rudy Cloet (drummer) en de toetsenisten Ad Cominotto en Serge Feys (eveneens ex-T.C. Matic). Op 1 oktober 2006 organiseerde hij samen met Tom Barman en Sioen de 0110-concerten. Zijn volgende album, Jus de Box, verscheen in januari 2007. In de zomer van 2009 was hij de centrale gast muziek op Theater aan Zee. In 2015 vertolkte hij het personage "Alain" in de film Préjudice Op de Pop Poll van het Vlaamse televisieblad Humo werd hij een aantal keer bekroond in de categorieën "Zanger van het Jaar" en "Beste Interview". In 2002 ontving Arno de Franse onderscheiding van Ridder in de Kunsten en Letteren (Ordre des Arts et des Lettres). Eind 2005 werd Arno genomineerd voor de titel De Grootste Belg. Hij eindigde op nr. 34 in de Vlaamse versie en op nr. 83 in de Waalse versie. In 2010 zong hij samen met Ray Davies het lied "Moments". Tijdens een interview zei Davies: "I heard some of Arno's music and thought this would be an ideal song for him to interpret with me. My French is appalling but Arno's English is superb, so I devised a way we could sing it together. I think it works really well." In Bornem kreeg hij een permanent aandenken langs de SIM-route. In 2012 werd hij opgenomen in de Radio 2-eregalerij voor een leven vol muziek.





    21-05-2018 om 08:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 mei

    20 mei Een spijkerbroek, ook wel jeans, is een broek die meestal van een blauwe, sterke, gekeperde katoenen stof (denim oftewel spijkerstof) wordt gemaakt, met een soort klinknagels die de zakken verstevigen. Jacob Davis kreeg op 22 mei 1875 een Chinees octrooi op deze bevestigingswijze.In 1847 emigreerde Levi Strauss naar de Verenigde Staten. Daar maakte hij stevige broeken voor de goudzoekers in Californië, van zeildoek. Deze broeken vielen erg in de smaak bij de goudzoekers, omdat deze steviger waren dan de gebruikelijke broeken. Toen Strauss door zijn voorraad zeildoek heen was, stapte hij over op een sterke katoensoort, genaamd 'Serge de Nîmes' (keper uit Nîmes). Deze naam verbasterde al snel tot denim. De broeken hadden echter een probleem met de plekken waar veel spanning op staat: vooral de broekzakken scheurden nog weleens uit. In 1872 kwam de kleermaker Jacob Davis met een oplossing hiervoor: klinknagels. Strauss liet zich overhalen, en gebruikte de klinknagels om de hoeken van de broekzakken te verstevigen. In 1872 vroeg Davis octrooi aan op deze werkwijze, toe te kennen aan hemzelf en Levi Strauss & Company. Het patent werd op 20 mei 1873 toegekend. De broeken die op deze manier gemaakt werden, de taille overalls, hadden een achterzak met het Arcuate Stitching Design, bretels, en een horlogezakje. De taille overalls werden tot 1920 alleen in San Francisco geproduceerd. In 1920 volgde uitbreiding naar Frankfort (Indiana). In 1965 werden de eerste fabrieken van Levi Strauss & Co. in Europa en Azië gebouwd. De stof van spijkerbroeken wordt geweven met een schering die indigo gekleurd is, terwijl de draden van de inslag wit zijn. De blauwe verfsoort die werd gebruikt, heette in het Frans "bleu de Gênes" (vertaald vanuit het Italiaanse "blu di Genova", dus eigenlijk "Genuees blauw"). Het "bleu de Gênes" werd verbasterd tot het huidige "bluejeans", ofwel jeans. Standaard heeft een spijkerbroek vijf zakken, twee aan de achterzijde, en twee steekzakken aan de voorzijde. Aan de rechtervoorzijde zit een klein zakje, waar men vroeger een zakhorloge in bewaarde. Omdat het zakhorloge te veel te lijden had in een gewone steekzak, werd dit kleine zakje daar speciaal voor op de spijkerbroek aangebracht. Daarnaast zitten er ook riemlussen op een spijkerbroek. Ook zitten er 6 rivets (metalen klinknagels die voor de versteviging op de jeans zitten om scheuren te voorkomen, zoals op de riemlussen en de hoeken van de zakken) op. In de Tweede Wereldoorlog droegen Amerikaanse soldaten een aangepast model van de taille-overall. Hierdoor raakte de broek van denim bekend in Europa. In 1959 werden de eerste exemplaren naar Europa geëxporteerd. In 1960 kwam de term "spijkerbroek" of "jeans" in zwang. De jeansbroek wordt sindsdien zowel door heren als door dames veel gedragen. Jeans werden bekend doordat John Wayne ze in cowboyfilms droeg. Andere bekende jeansdragers waren Elvis Presley, James Dean en Marilyn Monroe. De opbouw van de jeans is al wel enkele malen gewijzigd. Zo heeft men bijvoorbeeld in de Eerste Wereldoorlog de ijzeren knoopjes ter hoogte van de jeanszak verwijderd van de broek wegens besparingen. Tegenwoordig bestaan er zowel jeans mét, als zonder die knoopjes. Jeans hadden een ruig imago. In de jaren zestig werden jeans vooral gedragen door zogenaamde nozems. Die stonden ook wel bekend als 'zondaars in spijkerbroek'.
    Langzaam is de jeans steeds meer ingeburgerd. Tegenwoordig maken ook de grote modemerken zoals Armani en Versace spijkerbroeken. In Nederland werd de spijkerbroek pas populair in de jaren vijftig van de vorige eeuw. In eerste instantie werd de stof alleen gebruikt in werkkleding. De Alkmaarse winkel Vetwas een van de eerste die spijkerbroeken verkocht.[3] De eigenaar werd succesvol door te verkopen vanuit een busje waarmee hij langs bedrijven reed. Ook De Rode Winkelin Utrecht begon al vroeg met het verkopen van spijkerbroeken als werkkleding. De populariteit van de spijkerbroek steeg sterk in de jaren zestig. Het kledingstuk werd een protestsymbool voor hippies en een vast onderdeel van de garderobe van nozems. [3] De spijkerbroek was geen werkkleding meer, wat werd ondersteund door reclamecampagnes die lieten zien dat denim een unieke stof is die naar het lichaam vormt. Sinds de jaren tachtig zijn Nederlandse jeansmerken ontstaan. Scotch & Soda werd in 1985 opgericht, hoewel het merk pas succesvol werd na een overname in 2001.] In 1989 werd G-Star opgericht, in 1992 Chasin’ en in 1993 Gsus. Ook ontstonden winkelketens als Score Jeans en Open32. In 2000 deed de non-profit organisatie Solidaridad onderzoek naar de katoenindustrie in Peru dat slechte werkomstandigheden en vervuiling aan het licht bracht. De daaropvolgende behoefte aan duurzaam geproduceerde spijkerbroeken leidde tot de oprichting van Kuyichi in 2001. In 2003 werd het merk Blue Blood gelanceerd, dat inmiddels failliet is, en in 2008 Denham





    20-05-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 mei

    20 mei John Robert (Joe) Cocker (Sheffield, 20 mei 1944 – Crawford (Colorado), 22 december 2014) was een Engelse blueszanger Cocker zat al in kleine bands in zijn geboortestad Sheffield toen hij vijftien jaar oud was. Hij verscheen voor het eerst op de Amerikaanse televisie in 1969, in de Ed Sullivan Show. I'll Cry Instead, Cockers eerste single, was een cover van The Beatles. Hij had een eerste bescheiden hitje in Engeland in 1964 met Marjorine. Zijn eerste grote hit, zijn tweede Beatlescover, verscheen in het najaar van 1968: With a Little Help from My Friends, een eigen versie van een van de nummers op het conceptalbum Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band. Kort daarna, in de zomer van 1969, deed zijn verschijning op de Woodstock Music & Art Fair zijn populariteit nog verder stijgen. Andere vroege hits, uit het begin van de jaren zeventig, waren Cry me a river, High time we went en Feelin' Alright. In die periode begonnen zijn problemen met drugs en alcohol, maar hij maakte een comeback in de jaren tachtig. Hij had grote hits met You are so beautiful, Up where we belong en Unchain my heart, waardoor hij een nieuw publiek aan zich bond. Cocker coverde meer liedjes, bekend werden onder andere zijn versies van The Letter (van The Box Tops), van Feelin' Alright(van Traffic) en van Summer in the City (van The Lovin' Spoonful). Hij blies ook nieuw leven in het Randy Newman-liedje You Can Leave Your Hat On, dat werd gebruikt in de erotische film 9½ Weeks. Hij was beroemd om zijn opvallende, rauwe stemgeluid en een spastische gestiek. Cocker overleed 22 december 2014 op 70-jarige leeftijd in zijn huis in Colorado aan de gevolgen van longkanker.





    20-05-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 20 mei

    20 mei Frank Boudewijn de Groot (Batavia, 20 mei 1944) is een Nederlands zanger, songwriter, muziekproducent en acteur De Groot werd op 20 mei 1944 geboren in een Japans interneringskamp in Batavia (tegenwoordig Jakarta, Indonesië), voormalig Nederlands-Indië. Zijn moeder, Sophie Elisabeth Saueressig, overleed in juni 1945 in het Japanse interneringskamp Tjideng.Na de oorlog, in 1946, keerde het gezin terug naar Nederland, waar de kinderen, Boudewijn, zijn broer en zijn zus, in verschillende gezinnen werden ondergebracht, zodat zijn vader kon terugkeren naar Indië. Zo kwam De Groot terecht in het gezin van een tante in Haarlem. In 1951 keerde De Groots vader voorgoed terug uit Indië, waarna hij in Nederland hertrouwde. Het gezin werd herenigd in 1952 en vestigde zich in de César Francklaan te Heemstede. Hier maakte hij kennis met Lennaert Nijgh, die in dezelfde straat kwam wonen en vriendschap sloot met De Groots jongere stiefbroer Dirk. Beiden zaten ook op de Crayenesterschool, maar veel contact hadden de twee niet, daar De Groot een klas hoger zat dan Nijgh. Na de lagere school ging De Groot naar de HBS op het Coornhert Lyceum in Haarlem. Hij had ondertussen gitaar leren spelen en maakte op school indruk met liedjes van Jaap Fischer en Jacques Brel. In de vriendengroep, die hij opbouwde op het lyceum, dook ook Nijgh weer op, die weliswaar op een andere school zat, maar voornamelijk optrok met leerlingen van het Coornhert Lyceum. De Groot en Nijgh waren beiden geïnteresseerd in film en samen maakten zij in hun examenjaar, 1962, met enkele andere vrienden, een 8mm-filmpje getiteld Feestje bouwen, waarin Boudewijn onder andere een tweetal liedjes ten gehore bracht. Hierna schreven ze zich in voor de filmacademie, waar zij beiden werden toegelaten. Tijdens een van de huisvertoningen van De Groot en Nijghs filmpje, zag nieuwslezer Ed Lautenslager de opname. Hij was met name onder de indruk van de liedjes van De Groot en spoorde deze aan meer liedjes te schrijven, die hij dan aan een relatie bij Phonogram Records zou aanbieden. De Groot nam Nijgh in de arm als tekstschrijver, waarop het duo enkele nummers schreef. Op 14 mei 1964 toog De Groot, met zijn akoestische gitaar, naar de Phonogram Studio's in Hilversum om een aantal nummers op te nemen. De nummers Strand, Sexuele voorlichting, Élégie Prenatale en Referein voor... werden op single uitgebracht, maar bereikten de hitlijsten niet. De platen werden uitgebracht onder het Decca-label en leverden Boudewijn zijn eerste televisieoptreden in Kaberet Kroniek van Wim Ibo. Hierop schreef De Groot zich in voor het talentenprogramma Nieuwe oogst. Hier kreeg hij een hoge waardering van de vakjury, die het nummer Élégie Prenatale roemde om zijn gedurfdheid, iets wat het publiek minder bleek te kunnen waarderen. Uiteindelijk ging André van Duin er met de hoofdprijs vandoor, voor zijn bandparodienummer. De Groots eerste twee singles werden, samen met De morgen en Delirium opnieuw uitgegeven op een ep, die de titel Boudewijn de Groot meekreeg. Ook deze plaat bereikte de hitlijsten niet.
    Op 9 september 1964 trouwde De Groot met Anneke Versteeg en op 27 december werd zijn eerste zoon geboren, Marcel de Groot. Om bij te verdienen nam De Groot een baantje bij De Bijenkorf in Amsterdam en presenteerde hij, onder het pseudoniem Marcel Oversteege, een jazzprogramma bij Radio Veronica. Om een doorbraak te forceren stelde producer Tony Vos voor enkele covers op te nemen. Eerst werd besloten de folktraditonalNoordzee op te nemen met een strijkersarrangement. Dit leverde niet het verwachte succes op. Hierna kwam Vos op de proppen met A young girl of sixteen van Noel Harrison, dat op zijn beurt weer een beatbewerking was van Une enfant, een chanson door Charles Aznavour geschreven voor Édith Piaf. Het nummer, Een meisje van 16, bereikte begin 1966 nummer 23 van de Top 40. Op de B-kant prijkte De eeuwige soldaat, een vertaling van het protestlied Universal Soldier, van Buffy Sainte-Marie, dat bekend was geworden in de versie van Donovan. Toen Een meisje van 16 aansloeg, werd besloten in allerijl een album uit te brengen. Op het album Boudewijn de Groot, dat eind 1965 verscheen, prijkten vijf nummers van de hand van Nijgh/De Groot. De overige zeven nummers waren covers van andere singersongwriters, die flirtten met beatmuziek als The Kinks, Simon and Garfunkel, Bob Dylan en Donovan, waarvan hij twee nummers opnam. In 1966 werd het nummer Welterusten Meneer de President op single uitgebracht. Het nummer, dat een aanklacht aan het adres van Lyndon B. Johnson was tegen de Vietnamoorlog, bereikte dat jaar de negende positie in de Top 40, waarmee De Groot zijn naam definitief vestigde. In 1966 werd de opvolger van Boudewijn de Groot, Voor de overlevenden, als elpee en fotoboek uitgebracht. Naast De Groot, Nijgh en Vos werd ook arrangeur Bert Paige toegevoegd aan het team. Op de plaat schreef Nijgh zijn jeugdjaren van zich af, met nummers als Voor de overlevenden, Testament en Verdronken vlinder en schreef hij een cyclus liefdesliedjes voor een zekere Joke. De elpee kreeg een gouden en een platina plaat toegewezen en werd bekroond met een Edison. Als eerste single werd Ken je dat land uitgebracht, dat in de lijn lag van de eerdere protestsingles. De single bereikte de hitlijsten echter niet. Als tweede single volgde het carnavaleske Het Land van Maas en Waal, dat in 1967 De Groots eerste, en tot nog toe enige, nummer 1-hit werd. Het nummer werd onder de naam The Land At Rainbow's End ook uitgebracht in Engeland (met Baldwin the Great als artiestennaam), waar er een paar honderd van verkocht werden. Hierna bracht Decca een single uit van het nummer Onder ons, dat niet op het album terechtgekomen was. Onder invloed van Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band van The Beatles wilden Nijgh en De Groot een ultieme hippieplaat maken. Het resultaat werd Picknick, waarop geëxperimenteerd werd met psychedelische teksten en muziek. De plaat werd enthousiast ontvangen en opnieuw bekroond met een Edison, een gouden en een platina plaat. Als eerste single werd het titelnummer Picknick uitgebracht, als tweede single het duet Prikkebeen, dat De Groot opnam met Elly Nieman. Dit nummer bereikte begin 1968 de negende plaats van de Top 40. Hierna volgde de single Waterdrager, een nieuw nummer dat niet op het album stond, aangevuld met B-kant Als de rook om je hoofd is verdwenen.
    De Groot en Nijgh begonnen ondertussen steeds vaker voor andere artiesten te schrijven, waaronder Adèle Bloemendaal en Liesbeth List. Met Picknick had De Groot de grenzen van de nederpop al een eind verlegd. Zijn nieuwe project moest dat nogmaals doen. De Groot onderbrak de samenwerking met Nijgh en zette met Lucien Duzee, een vriend van de filmacademie, een filmisch verhaal op de plaat. Daarbij werd geëxperimenteerd met synthesizers, geluidseffecten en exotische instrumenten. De Groot werkte ervoor samen met gitarist Eelco Gelling van Cuby + Blizzards. Het verhaal, dat de titel Heksensabbath kreeg, ging over een heksenbijeenkomsten greep terug op vele oude mythologische namen en begrippen. Nacht en ontij bevatte twee nummers: Babylon en Heksensabbath. Dat laatste nummer, van ruim 25 minuten, werd in tweeën geknipt en verdeeld over beide kanten. Bij het album werd een fotoboek gevoegd. Bij de eerste persing werd ook nog een bonussingle van de rocknummers Wie kan mij nog vertellen en Aeneas nu meegeleverd, die in dezelfde sessies waren opgenomen. Ondertussen toerde De Groot met zijn gitaar door het land, maar leek steeds meer in conflict te komen met het publiek, dat het geluid van de plaat verwachtte, in plaats van de akoestische versies van De Groot zelf. Ontevreden met het leven dat hij leidde, trok hij zich terug in een oude boerderij in Dwingeloo. De Groot vond dat het tijd was voor een nieuwe stap in zijn carrière. Hij plande een serie afscheidsconcerten, met de beatband Names and Faces als begeleidingsband, en richtte een band op onder de naam The Tower, met de bedoeling daarmee Engelstalig materiaal op te nemen. De band bestond naast De Groot uit Eelco Gelling van Cuby + Blizzards op gitaar, Jan Hollestelle op basgitaar, Jay Baar van Q65 op drums en Herman Deinum op toetsen, die allen als sessiemuzikanten al te horen waren geweest op Nacht en ontij. Hun eerste single, In your life, bereikte begin 1969 de 20e plaats in de Top 40. Op de hoes stonden Hans Jansen (toetsen), Eelco Gelling, Jan Hollestelle, Cees Kranenburg jr. (drums) en De Groot afgebeeld. Samen met Simon Vinkenoog schreef De Groot nog een Engelstalige single, genaamd Captain Decker. Ook die werd uitgebracht onder de naam The Tower. Dit keer bestond de band naast De Groot en Gelling uit John Schuursma en Willem Schoone uit The Rob Hoeke Rhythm & Blues Group op gitaar en basgitaar, Hans Jansen op hammondorgelen piano en Cees Kranenburg van The Jumping Jewels op drums. Deze tweede single bereikte de hitlijsten niet, waarop De Groot en Gelling hun samenwerking beëindigden. De Groot zei het Engelstalige genre echter niet meteen vaarwel. Samen met Rick van der Linden van Ekseption begon hij een nieuw project, dat de naam Session kreeg. De single die het duo uitbracht, heette Moonstruck en had op de B-kant het nummer Ballad of a Minstrel. Het nummer kwam niet in de hitparade terecht, waarna het project weer werd ontbonden en De Groot het, samen met Lennaert Nijgh, weer eens in het Nederlands probeerde met de single Nachtwacht. Ondertussen had Decca het 'afscheid van Boudewijn de Groot' aangegrepen om diens debuutplaat opnieuw uit te brengen onder de titel Apocalyps, plus een verzamelalbum met zijn grootste hits onder de titel Vijf jaar hits, alsook om een aantal
    oude nummers op single uit te geven. Zo kwam het nummer Als de rook om je hoofd is verdwenen, in 1972, na vijf jaar, alsnog op eigen kracht in de Top 40 terecht. Na Vijf jaar hits bracht de platenmaatschappij ook Dubbel, twee uit, waarmee het oeuvre van De Groot gecomplementeerd kon worden. De Groot zelf was ondertussen steeds vaker achter de knoppen in de studio te vinden, waar Phonogram hem, in afwachting van nieuw materiaal, producer had gemaakt van onder anderen Leon de Graaff, Kraaijeveld, Oscar Benton, Breakaway, Diana Vredenberg, Mini & Maxi en Don Rosenbaum. Na een korte periode achter de productietafel, nam De Groot weer contact op met Nijgh en werden er plannen gemaakt voor een nieuwe plaat. Bert Paige en Tony Vos werden weer opgetrommeld en Ruud Engelander werd als extra tekstschrijver toegevoegd aan het team. Het resultaat kreeg de titel Hoe sterk is de eenzame fietser. De eerste single "Jimmy", genoemd naar zijn jongste zoon, bereikte de zesde plaats van de Top 40, zijn opvolger "Tante Julia" kwam niet verder dan de tipparade. De plaat werd bekroond met een Edison, een gouden en een platina plaat. Ondertussen speelde De Groot ook gitaar in de Amsterdamse rockband Tigers On Vaseline, waarmee hij twee singles uitbrengt. Phonogram bracht na het succes van de plaat een nieuw verzamelalbum uit: Boudewijn de Groot - Grootste hits. Na de succesvolle comeback werd De Groot gevraagd om samen met Nijgh ook de carrière van Rob de Nijs uit een dal te trekken. Nijgh schreef teksten, die door De Groot op muziek werden gezet en werden gearrangeerd door Bert Paige. De Groot was vervolgens als producer verantwoordelijk voor het eindresultaat. Zo maakten zij in deze periode de plaat In de uren van de middag, met daarop de hits Jan Klaassen de trompetter en Dag zuster Ursula, maar bijvoorbeeld ook een oude versie van Boudewijns latere succesnummer Avond. Later volgden hits als Malle Babbe, Mireille en Hé, speelman. In 1974 produceerde De Groot de eerste single van Henny Vrienten, die werd uitgebracht onder de naam Ruby Carmichael en deed hij producties voor Conny Vink en CCC Inc.. Ook nam hij een carnavalsversie op van Tante Julia samen met Nico Haak en de single Ik ben ik met een tekst van Ruud Engelander. In 1975 gooide De Groot het weer over een andere boeg, door de productie van zijn nieuwe plaat in eigen hand te houden. Hij schreef zijn teksten met René Daalder. Het resultaat was een zeer persoonlijke plaat met kleine arrangementen, onder de titel Waar ik woon en wie ik ben, waarop De Groot onder meer zingt over zijn moeder in NederlandsIndië en over de tol van de roem. De plaat werd gemixt in de Verenigde Staten en bevat bijdragen van Ernst Jansz en Hans Hollestelle. Na het verschijnen van de plaat reisde De Groot opnieuw naar Amerika, om hier enkele weken in Hollywood door te brengen en te werken aan nieuw, Engelstalig, materiaal. Na productieproblemen kwam hij met twee onklare nummers terug. Na zijn terugkomst ging hij op tour door Nederland en België, met in zijn begeleidingsband onder andere Vrienten en Ernst Jansz, die later verantwoordelijk zouden worden voor de successen van Doe Maar. Hierna stortte hij zich weer op zijn producerscarrière. Eerst kwam de elpee Kijken hoe het morgen wordt van De Nijs, waarop De Groot verantwoordelijk was voor bijna alle nummers
    en de teksten verzorgd werden door onder anderen Lennaert Nijgh en Ruud Engelander. Hierna richtte hij zich op de elpee Accent op Thérèse van Thérèse Steinmetz en Iemand die van je houdt van Willeke Alberti. Ook maakt hij voor het project Zing je moerstaal van de Boekenweek 1976 het nummer Kinderballade op een tekst van Gerrit Komrij. Hierna ging hij weer terug naar Amerika om een cursus arrangeren te volgen en bleef ditmaal ongeveer een jaar weg. In zijn afwezigheid bracht de platenmaatschappij wederom een verzamelalbum uit onder de naam Het beste van Boudewijn de Groot. Toen hij in 1979 terugkeerde naar Nederland ondernam hij een uitgebreide tour door Nederland en België en nam vervolgens het album Van een afstand op. Op het album, dat begin 1980 verscheen, stonden weer enkele klassieke De Groot/Nijgh-nummers, zoals Tip van de sluier, dat op single werd uitgebracht en gebruikt werd in de gelijknamige film van studiegenoot Frans Bromet, maar ook teksten van Ruud Engelander, René Daalder, Herman Pieter de Boer en Ernst Jansz. Op het laatste nummer liet hij zich bijstaan door zonen Marcel en Jim en op de voorkant van de plaat is dochter Caya te zien. In de zomer van 1980 keerde hij opnieuw terug naar Hollywood, om de cursus arrangeren af te ronden en zich verder te bekwamen in het schrijven van filmmuziek. In 1981 kwam hij even terug om een intensieve tournee te doen door Nederland en België. Opnames van deze tournee werden op elpee uitgebracht onder de titel Concert. In 1982 keerde De Groot voorgoed terug uit Amerika. Een nieuwe uitdaging lonkte toen hij door Phonogram Duitsland gevraagd werd een Duitstalige elpee op te nemen. Enkele oude nummers werden, vertaald, opnieuw gearrangeerd en in het Duits opgenomen, onder de titel Bo de Groot. De verwachtingen waren hoog gespannen, maar na slechte promotie van Phonogram in Duitsland stierf het project, na het verschijnen van het album, een stille dood. Ondertussen scoorde Hans de Booij een grote hit met Annabel, een nummer dat was blijven liggen bij de opnames van Van een afstand. De Groot had intussen, in Amerika, gewerkt aan teksten voor zijn nieuwe project, waarvoor hij zich liet inspireren door de futuristische wereld van Blade Runner. In 1984 verscheen de plaat Maalstroom, die een heel ander, killer, geluid liet horen dan men van De Groot gewend was. Alle nummers waren van zijn hand, op Vlucht in de werkelijkheid na, waarvan de tekst van de hand van Nijgh was en Code waarvan de muziek van Vrienten kwam. De Groot had de plaat zelf geproduceerd en gearrangeerd. De plaat maakte weinig indruk en bleef halverwege de hitlijsten hangen. Na het mislukken van het Maalstroom-project liet De Groot de popmuziek achter zich. Hij ging literaire thrillers en detectives vertalen, onder andere een aantal boeken van Stephen King en Scott Turow en stelde voor de IKON een televisieserie samen over verschillende stromingen in de Nederlandse popmuziek. Ook ging hij samenwerken met Pim de la Parra, met wie hij op de filmacademie gezeten had, waarvoor hij enkele filmsoundtracks produceerde en de hoofdrol speelde in diens film Let the music dance. Daarnaast schreef hij de muziek van twee films van Paul Ruven en produceerde hij platen van The Shooting Party, Bram Vermeulen, Stef Bos en Rowwen Hèze. In 1991 ging hij een nieuwe muzikale uitdaging aan, toen hij gevraagd werd om de rol van Anton Tsjechov op zich te nemen in de musical Tsjechov van Robert Long en Dimitri
    Frenkel Frank. In 1992 verscheen een opname van de musical op cd. Tot 1993 stond De Groot in de theaters met Tsjechov. In 1993 had De Groot in het huis van Nijgh een ontmoeting met diens ex-vrouw Anja Bak. De twee kregen een relatie en trouwden in 1995. Datzelfde jaar werd hij gevraagd voor de rol van Otto Frank in een toneelbewerking van het dagboek van Anne Frank. Begin jaren 90 herstelden Nijgh en De Groot hun vriendschap. Ondertussen werd het oude materiaal van De Groot herontdekt door een jongere generatie. Deejay Jan Douwe Kroeske nam hierop het initiatief om in 1995 een tributealbum uit te geven, waarop diverse artiesten nummers van De Groot speelden. Het animo voor de plaat was overweldigend en artiesten en bands als The Scene, Arno, Tröckener Kecks, Bettie Serveert, DaryllAnn, Rowwen Hèze, dEUS, Hallo Venray, De Dijk en de Nits namen een nummer op van De Groot. Aan het eind van het album stond een verborgen nummer, dat van de hand van De Groot zelf was: Een wonderkind van 50. Het nummer was een hernieuwde samenwerking tussen De Groot en Nijgh en bleek een voorproefje te zijn voor een nieuw album. In 1995 produceerde De Groot de cd Manen kweken van zijn zoon Marcel de Groot. In 1996 verscheen De Groots nieuwe plaat onder de titel Een nieuwe herfst. De teksten waren voornamelijk van Nijgh, maar er waren ook teksten van Ruud Engelander, Herman Pieter de Boer en Harm Schepers. Op de plaat staan naast een serie nieuwe nummers ook nummers die hij voor anderen geschreven had; dit mede doordat de tekstschrijvers niet aan de vraag voor nieuwe teksten konden voldoen. Zo staan op dit album Kijken hoe het morgen wordt en Avond, die eerder werden opgenomen door De Nijs en Annabel en Vrolijke violen, die eerder werden opgenomen door De Booy. Ook maakte De Groot gebruik van oude teksten van Nijgh aangezien deze slechts met moeite aan nieuwe teksten toekwam. De plaat werd opgenomen met onder anderen Ernst Jansz, Jan Hendriks en Jan de Hont, en werd gearrangeerd en geproduceerd door Jakob Klaasse. Het orkestrale geluid van de plaat deed weer denken aan het oude werk van De Groot, en de plaat werd bekroond met een gouden plaat. Hetzelfde jaar deed De Groot een serie optredens met het Metropole Orkest onder leiding van Dick Bakker. Hij speelde hier een aantal van zijn hits en liet zich daarbij bijstaan door collega's als Jan Rot, Fay Lovsky, dochter Caya, Elly Nieman en Hans Hollestelle. Ook deed Ernst Jansz mee. Hetzelfde jaar was De Groot de eregast tijdens Nekka-Nacht van de Flanders Expo in Gent, waarbij diverse artiesten een hommage aan hem brachten. Ook verscheen er een oeuvrebox onder de titel Wonderkind aan het Strand, waarvan een dubbel-cdversie, met een verzameling succesnummers, en een 4 cd-boxversie, met daarop divers bonusmateriaal als de Engelstalige singles en een bijgevoegd boek, uitkwamen. Ook besteedde de NCRV in het programma Classic albums aandacht aan het album Voor de overlevenden, waarop de plaat in geremixte versie werd uitgegeven. Later volgde ook Picknick. Hierop ging De Groot op tour met de band waarmee hij het album had opgenomen. De tour duurde al met al zo'n twee jaar en voerde De Groot langs de meeste grote concertzalen in Nederland en België. Aan het eind van de tour werd er een live
    dubbelalbum uitgebracht onder de titel Een hele tour waarop zowel het concert met het Metropole Orkest in de Amsterdamse Paradiso, als een bandconcert in de Gentse Vooruit stonden. In 1997 kwam de single Avond uit. Deze single wordt gezien als de grootste hit van Boudewijn de Groot. In 2005 kwam het lied, na een oproep van Radio 2 diskjockeys om eens op een ander nummer dan het tot dan toe heersende Bohemian Rhapsody van Queen te stemmen, voor het eerst op nummer 1 in de Nederlandse Top 2000. In 1998 werd De Groot beloond met een Edison voor zijn totale oeuvre en in 1999 werd hij, samen met Nijgh, benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 2000 kreeg hij, als eerste artiest, de Radio 2 Zendtijdprijs toegekend. Tijdens het eraan verbonden Gala van het Nederlandse Lied bracht een keur van artiesten, waaronder Acda en De Munnik, Gé Reinders en De Nijs, een ode aan De Groots oeuvre in Schouwburg Orpheus. Tevens verscheen er een dvd met opnames van Hele tour onder de titel Tour. Hierna ging De Groot terug de theaters in, waar hij zijn rol van Tsjechov herhaalde. In 2001 speelde hij de rol van verteller in de musical Rocky over the Rainbow, die mede is geschreven door De Groots zoon Jim. In 2002 ging De Groot opnieuw met eigen werk op tournee. De band bestond voor het grootste gedeelte uit dezelfde muzikanten, met enkele kleine veranderingen. Zo werd Jakob Klaasse vervangen door Åke Danielson en de bassist Peter van Straten door Lené te Voortwis. De tour kreeg de naam Andere tijden mee. Voor het eerst in zes jaar werd er nieuw materiaal uitgeprobeerd, waaronder een aantal nummers die De Groot eerder schreef voor De Nijs en enkele teksten van Freek de Jonge. Een voorproefje werd gegeven met de mini-cd Andere tour, waarop de eerste resultaten te horen waren. Ondertussen werkte De Groot aan een album, dat enkel teksten van Nijgh zou bevatten. Deze bleek grote moeite te hebben om met nieuwe teksten op de proppen te komen. Eind dat jaar, op 28 november 2002, overleed Nijgh op 57-jarige leeftijd na een kort ziekbed. In 2003 hield De Groot een korte tour met het Limburgs Symfonie Orkest. In 2004 verscheen dan toch het nieuwe album, onder de titel Het eiland in de verte. De Groot mocht voor het album gebruikmaken van de archieven van Nijgh en had, kort voor diens dood, een aantal nieuwe teksten van hem gekregen. Andere teksten waren van de hand van Freek de Jonge, Jan Rot en Marcel Verreck. Datzelfde jaar vierde De Groot zijn tiende studioalbum, zijn 40-jarig artiestenjubileum en zijn 60e verjaardag. Dit vierde hij met een concertreeks onder de titel Eeuwige jeugd. De band had dezelfde samenstelling als de Andere Tijden-tour. Op 11 juli 2004 werd De Groot gelauwerd tijdens het slotconcert van de Vlaamse feestdag in Brussel, waarbij diverse Vlaamse artiesten een nummer van De Groot ten gehore brachten. Eind van het jaar trad hij wederom op met het Metropole Orkest (in theater Carré). Dat concert werd live uitgezonden op Radio 2. Ook kreeg hij een rol in de VRT-serie Flikken, waarin hij de Nederlandse rechercheur Robert Nieuwmanspeelde. Dat jaar eindigde hij ook op nr. 82 tijdens de verkiezing van De grootste Nederlander. Op 27 november 2005 bracht De Groot in De Philharmonie in Haarlem een zes uur durende hommage aan Nijgh, door alle 76 liedjes die ze samen gemaakt hadden in
    chronologische volgorde te spelen. Datzelfde jaar werd de dvd van de Eeuwige Jeugd jubileumtouruitgebracht en een cd/dvd van een optreden uit 2003 in de Ancienne Belgique in Brussel onder de titel Een avond in Brussel live. In 2006 ondernam De Groot opnieuw een tour met het Limburgs Symfonie Orkest en was hij een van de zangers op de Soundtrack van de Nacht van Vrienten, waarvoor hij het nummer Het jagen voorbij inbracht. In 2006 werd het idee geboren om weer een kleine plaat te maken, met de band, zonder verdere orkestratie. Deze plaat werd opgenomen in Nederland en afgemixt in Nashville. De teksten op de plaat zijn afkomstig van De Groot zelf, Nijgh, Jack Poels, Freek de Jonge en Willem Wilmink. Op 19 januari 2007 werd de cd uitgebracht onder de titel Lage Landen. De plaat kwam op 3 februari op 1 binnen in de albumlijsten, iets wat niet meer gebeurd was sinds Hoe sterk is de eenzame fietser. Op 26 maart 2007 kreeg hij een gouden plaat bij de latenight-talkshow Pauw & Witteman.[2] Na de plaat volgde een concertreeks waarvan de TROS op 27 oktober een registratie uitzond en de dvd Lage Landen: Tour 2007 verscheen. Op 3 oktober maakte De Groot bekend dat hij een sabbatical zou nemen in 2008, om tot rust te komen van het vele toeren. In september 2009 verscheen een 12 cd-box onder de titel Boudewijn de Groot – Complete studioalbums & curiosa. In datzelfde jaar startte de tour 'Wilde Jaren', die liep tot het begin van 2010. De band kreeg een vernieuwde samenstelling: In het seizoen 2012/2013 kondigde Boudewijn zijn laatste grote tournee aan, getiteld Vaarwel, misschien tot ziens. "Muziek zal er altijd zijn, zingen zal ik blijven doen tot het niet meer kan. Dus vaarwel, maar we zien elkaar hopelijk nog weleens terug, u en ik," schreef Boudewijn in het programmaboekje voor de tour[3]. Een nieuw album werd daarbij niet uitgesloten. Wegens groot succes werd de tour in het seizoen 2013-2014 verlengd, met als allerlaatste datum 14 mei 2014. Op die dag speelde Boudewijn in de Philharmonie in zijn thuisstad Haarlem, op de dag af 50 jaar na zijn eerste plaatopname, op 14 mei 1964 in de Phonogram-studio's in Hilversum. De band bestond uit Boudewijn de Groot, die de zang en akoestische gitaar voor zijn rekening nam, Ernst Jansz of Nick Bult, die elkaar achter de vleugel per tourdeel afwisselden, Jan Hendriks of Marcel de Groot, die elkaar ook per tourdeel als gitarist afwisselden, Monique Lansdorp als violiste, Bert Embrechts als basgitarist en Åke Danielson als toetsenist. In 2015 werd aan hem de Buma Lifetime Achievement Award toegekend. Op 17 april 2015 verscheen het album, Achter glas, dat op 25 april binnenkwam op nummer 1 in de Album Top 100. Daarnaast kwam de zanger met plannen om in 2016 op tournee te gaan met Henny Vrienten en George Kooymans onder de naam Vreemde Kostgangers. Na afloop van de tournee verschijnt in februari 2017 van het trio een album. In juni 2015 kondigde De Groot een korte tournee aan, getiteld Achter Glas, na de positieve reacties van fans op de site van De Groot. Het repertoire van de tournee, die liep van januari tot eind mei 2016, bestond uit de nummers van de nieuwe plaat, aangevuld met onbekendere nummers uit het oude repertoire. De zanger werd bijgestaan door drie muzikanten. Sinds 2016 speelt Boudewijn de Groot niet meer solo, maar treedt hij op met Henny Vrienten en George Kooijmans als de band Vreemde Kostgangers. In die naam zijn de eerste letters van deze 3 muzikanten verwerkt.





    20-05-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 mei

    19 mei De Trans-Siberische spoorlijn (Russisch: Транссибирская магистраль, Transsibirskaja magistral), kortweg Transsib (Russisch: Транссиб), is de langste spoorlijn ter wereld en de belangrijkste lijn van Rusland. Deze transcontinentale spoorlijn is 9289 kilometer lang en strekt zich uit van Moskou dwars door Siberië naar Vladivostok. De Russische naam is Transsibirskaja magistral, ofwel 'Trans-Siberische hoofdroute'. De bekendste trein die via deze route rijdt is de Rossija. De eerste spoorlijn in Rusland was de privéspoorweg van tsaar Nicolaas I tussen Sint-Petersburg en zijn buitenverblijf in Tsarskoje Selo. In 1851 kwam de spoorlijn tussen Sint-Petersburg en Moskou gereed. Hierop stelde gouverneur-generaal Nikolaj Moeravjov van Siberië voor om een spoorlijn door Siberië te bouwen, deels over Chinees gebied. Dit werd vanwege de slechte politieke verhoudingen met China afgewezen. Ook de volgende dertig jaar werden vele voorstellen door de Russische autoriteiten afgewezen. In 1870 was de eerste spoorlijn door de Oeral aangelegd en toen Vladivostok in 1872 een belangrijke marinehaven werd, was er de noodzaak voor de bouw van een spoorlijn. Tsaar Alexander III stuurde op 17 maart 1891 een bevel aan zijn zoon, de latere Nicolaas II, die op dat moment op reis was in het oosten. Hij moest beginnen met een spoorlijn door Siberië. In 1891 werd met de bouw begonnen in de buurt van Vladivostok. Vanaf 3 december 1898 tot aan de Oktoberrevolutie van 1917reed de Transsiberië Express van de Compagnie Internationale des Wagons-Lits op dit traject. In 1901 was de lijn zover gevorderd dat treinen via China Vladivostok konden bereiken. Tot 1905 moesten treinen het Baikalmeer per veerboot oversteken. In 1913 kwam een lijn langs het meer gereed. Het laatste deel van de Transsib-lijn (de Amoerspoorweg) kwam in oktober 1916geheel gereed met de bouw van een brug over de Amoer bij Chabarovsk. Sinds 25 december 2002 is de lijn geheel geëlektrificeerd. De bekendste trein is de Rossija (eigennaam voor 'Rusland'), die om de dag van Moskou naar Vladivostok (treinnummer 2) en terug (treinnummer 1) rijdt. De trein doet zeven dagen over de gehele route. De Rossija wordt vaak abusievelijk Trans-Siberië Expres genoemd. Naast de Rossija zijn er nog diverse andere nachttreinen tussen de steden op de route. Ook de nachttreinen naar Peking via de Trans-Mongolische spoorlijn en de Trans-Mantsjoerische spoorlijn maken op een deel van hun route gebruik van de Transsib. Tussen Omsk en Moskou zijn meerdere routes. De hoofdroute is Moskou, Jaroslavl, Kirov, Jekaterinenburg en Omsk. Rond de grote steden maken ook forensentreinen gebruik van de lijn. Andere treinnamen (dienstregeling 1985[1]) zijn: Baikal: Moskou - Irkutsk Yennsei: Moskou - Krasnoyarsk Altay: Moskou - Omsk (via Kazan) Tomich: Moskou - Tayga - zijlijn naar Tomsk (via Kazan) Vanaf Ulan Ude rijden er treinen verder naar Ulan Bator (Mongolië) en Beijing (China). Vanaf Karimskoya rijden er treinen verder naar Harbin en Shenyang in China. Tevens was er in 1985 een regelmatige verbinding naar Pyongyang in Noord-Korea. In 1985 reden er nog veel treinen exclusief voor buitenlanders gecharterd voor de staatsreisbureau Intourist. De Transsib is vooral belangrijk voor goederentreinen. Een groot deel van het vrachtvervoer in Rusland vindt plaats op de Transsib. Voor Siberië is de lijn een echte levensader; veel plaatsen kwamen pas tot ontwikkeling na aanleg van de spoorlijn.
    Zowel de infrastructuur als de treinen worden door diverse spoorwegen geëxploiteerd, die echter allemaal onderdeel zijn van Russische staatsspoorwegen RZD. De lijn begint in het Jaroslavski-station in Moskou. Vanaf hier loopt de lijn via Nizjni Novgorod naar Kirov. Sinds 2001 nemen de meeste treinen, waaronder de Rossija, echter een noordelijkere route via Jaroslavl. Vanaf Kotelnitsj, ten westen van Kirov, rijden de treinen pas weer op de echte Transsib. Daarnaast is er nog een zuidelijke route vertrekkend vanaf Kazanskaja-station in Moskou tot Jekaterinenburg via Kazan. Ook tussen Jekaterinenburg en Omsk zijn er twee routes. Na 1777 kilometer, in de Oeral ten noorden van Jekaterinenburg staat een obelisk die de grens tussen Europa en Azië aangeeft. Het station van Jekaterinenburg heet overigens Sverdlovsk, zoals de stad heette ten tijde van de Sovjet-Unie. Hierna wordt het landschap gedurende lange tijd vlak. De lijn passeert Omsk en Novosibirsk. Bij Tajsjet takt de Baikal-Amoerspoorweg (Bajkalo-Amoerskaja Magistral, BAM) af. De BAM is de tweede trans-Siberische spoorlijn die ten noorden van de Transsib naar Sovjetskaja Gavan aan de Russische oostkust loopt. De Transsib bereikt vervolgens Irkoetsk. In het communistische tijdperk was dat de enige stad waar buitenlanders de reis mochten onderbreken. De stad ligt vlak bij het Baikalmeer. De Transsib vervolgt zijn weg langs de zuidkant van dit meer. Voorbij het Baikalmeer takt bij Oelan-Oede de Trans-Mongolische lijn af, die via de Mongoolse hoofdstad Ulaanbaatar naar China loopt. Bij Tsjita takt de TransMantsjoerische spoorlijn naar China af, de spoorlijn die de treinen tot 1913 namen om Vladivostok te bereiken. Vanaf hier blijft de Transsib parallel aan de Chinese grens oostwaarts lopen. Op twee plaatsen zijn er nog aftakkingen naar het noorden, die de Transsib met de BAM verbinden. Bij Chabarovsk maakt de lijn een scherpe draai naar het zuiden om de havenstad Vladivostok te bereiken. Vanaf Vladivostok is het mogelijk verder te reizen naar China of Noord-Korea. In 2007 werd bekend dat er vergevorderde plannen waren om de Transsib door te trekken naar Zuid-Korea.









    19-05-2018 om 10:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 19 mei

    19 mei Jacqueline Lee Bouvier (Jackie) Kennedy Onassis, bekend onder vele namen, onder andere Jackie Kennedy, Jackie Onassisen Jackie O., (Southampton (New York), 28 juli 1929 – New York, 19 mei 1994) was de Amerikaanse first lady van 1961 tot aan de dood van haar toenmalige echtgenoot, president John F. Kennedy in 1963. Ze zat naast hem in de auto toen hij werd doodgeschoten. Ze hertrouwde in 1968 met Aristoteles Onassis, een Griekse zakenman. Jacqueline Bouvier werd geboren in het Easthampton Hospital in Easthampton, New York. Ze was de oudste dochter van John Vernou Bouvier III (1891-1957) en Janet Norton Lee (1906-1989). Om hun aanzien te verhogen overdreven beide families over hun afkomst. De Bouviers vertelden dat ze afstamden van de koninklijke Fontaines uit Frankrijk en de Lee's zeiden dat ze van de Virginia Lee's afstamden. Jacqueline was voornamelijk van Ierse, Schotse en Engelse afkomst. Haar laatste Franse voorouder aan vaders kant was Michel Bouvier, haar overgrootvader die naar Philadelphia verhuisde. Ze had één zusje: Caroline Lee, die bekendstond als Lee, geboren in 1933. Haar vader, die de bijnaam "Black Jack" had, was een playboy; het feit dat hij altijd achter de vrouwen aanzat, leidde uiteindelijk tot de scheiding met Janet toen Jackie nog een jong meisje was. Tot ze 12 jaar was, verbleef ze elke zomer op het domein Lasata van haar grootouders in East Hampton waar ze leerde paardrijden op haar favoriete paard Danseuse. Nadat haar ouders officieel gescheiden waren in 1942 en haar moeder hertrouwd was, bleef ze paardrijden op de Hammersmith Farm van de Auchincloss familie. Ze hield van lezen, schilderen, gedichten schrijven en had een goede relatie met haar vader. De relatie met haar moeder was vaak afstandelijk. Opleiding en eerste baan[bewerken] 1935-1942 The Chapin School - New York - kleuterschool en lagere school 1942-1944 Holton Arms School - Bethesda, Maryland - lagere school en eerste jaar middelbaar 1944-1947 Miss Porter's School - Farmington, Connecticut - Middelbaar 1947-1949 Vassar College - Poughkeepsie, New York - College 1949-1950 Universiteit van Grenoble en de Sorbonne - Parijs, Frankrijk - uitwisselingsprogramma 1950-1951 George Washington University - Washington, D.C. – behaalt een graad in de Franse literatuur 1954 Georgetown University- Georgetown, Washington D.C. Amerikaanse geschiedenis Toen Jackie op Vassar College zat, werd ze "Debutante van het jaar" in 1947/48. In 1951 had ze haar eerste baan voor de krant Washington Times-Herald. Haar werk bestond erin vragen te stellen aan mensen die ze ontmoette in Washington. De vragen en amusante antwoorden verschenen dan in de krant. Hierdoor leerde ze senator John F. Kennedy kennen. Jacqueline Kennedy op Hammersmith Farm in Newport, Rhode Island op haar trouwdag in 1953.
    In december 1951 was Jackie verloofd met de jonge effectenmakelaar John Husted. Jackie pendelde tussen New York en Washington om John te ontmoeten. In New York verbleef ze in het appartement van haar vader, Black Jack Bouvier, die erg gesteld was op John. In maart 1952 werd de verloving echter verbroken, op advies van haar moeder. Zij vond dat Husted die $17000 per jaar verdiende niet rijk genoeg was hoewel zijn familie in hoog aanzien stond, ze vond hem ook onvolwassen. Jackie ontmoette John Kennedy (bijnaam Jack) voor het eerst op het huwelijk van een gemeenschappelijke vriend in 1948. Drie jaar later kwamen ze weer met elkaar in contact in mei 1951 op een etentje bij Charles en Martha Bartlett thuis. Kennedy vergezelde haar naar de auto, maar ontdekte dat Husted haar opwachtte. In de winter van dat jaar zagen ze elkaar op een evenement in Palm Beach, Florida. Nadat de verloving van Jackie verbroken werd hielden de Bartletts een nieuw etentje op 8 mei 1952 waarop de romance tussen Jack en Jackie ontlook. Ze trouwden op 12 september 1953 in Newport, Rhode Island. Haar bruidsjurk en die van de bruidsmeisjes werd ontworpen door Ann Lowe, een bekende modeontwerpster. De receptie werd op Hammersmith Farm gehouden met ruim 2000 gasten. Na de bruiloft keerden ze na een korte huwelijksreis terug naar Washington. In het begin van hun huwelijk ondervond senator Kennedy erg veel hinder van zijn rug door een oorlogsblessure; hij werd twee keer geopereerd. Terwijl hij herstelde van de operatie moedigde Jackie hem aan om een boek te schrijven, Profiles in Courage dat gaat over senatoren die hun carrières riskeerden om te vechten voor zaken waarin ze geloofden. Het boek kreeg de Pulitzer-prijs voor biografie in 1957. Het huwelijk verliep niet probleemloos, deels door Johns gezondheidsproblemen maar evenzeer door zogeheten verhoudingen - beide werden voor het publiek verborgen gehouden. De eerste vijf jaar van hun huwelijk woonden ze in een huis op de N Street in Georgetown, Washington. Jacqueline spendeerde in deze eerste huwelijksjaren veel van haar tijd en geld aan het herinrichten van het huis en het kopen van kleren. In 1956 werd ze voor het eerst zwanger; het zou een meisje worden dat ze Arabella noemden maar ze kreeg een miskraam. Een jaar later zou ze een dochter krijgen, Caroline. Jacqueline was erg gesteld op haar schoonvader, Joseph P. Kennedy die op zijn beurt ook op zijn schoondochter gesteld was. Hij zag dat zij veel PR-potentie had als vrouw van een politicus. Haar relatie met Rose Kennedy was meer afstandelijk. Ze kon het ook goed vinden met haar zwager Bobby. Ze kon echter niet zo goed omgaan met de competitieve en sportieve eigenschap van de Kennedy clan; ze was stiller en meer gereserveerd. Liever bracht ze de tijd alleen met John door dan met de hele familie erbij. De Kennedy zusters noemden haar "de deb" (debutante) en Jackie was er nooit happig op om mee te doen aan de familiale touch-football wedstrijden. Eén keer brak ze haar been in een honkbalwedstrijd met de familie





    19-05-2018 om 10:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.citaten




    18-05-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    18 mei De Franse hogesnelheidstrein haalde een snelheid van 553 kilometer per uur.
    Het vorige record voor de TGV dateert van mei 1990. Toen haalde de hogesnelheidstrein een snelheid van 515,3 kilometer per uur. Het nieuwe record werd gevestigd ter hoogte van het dorpje Passavant-en-Agonne, op ongeveer 190 kilometer ten oosten van Parijs. Het bericht stond gisteren in de Franse krant Le Parisien, maar de Franse spoorwegen SNCF hebben het nog niet bevestigd.
    De nieuwe rechtstreekse lijn tussen Parijs en Straatsburg wordt als alles volgens plan loopt op 10 juni geopend. De rit tussen de twee steden zal in totaal 140 minuten beslaan.
    Het nieuwe record werd gehaald met een speciaal uitgeruste trein, die was samengesteld uit twee locomotieven en drie rijstellen.
    De commerciële snelheid van de TGV ligt trouwens een stuk lager dan die recordsnelheden. De TGV spoort momenteel door Frankrijk met topsnelheden van 300 tot 320 kilometer per uur. De Fransen hebben wel plannen om die commerciële snelheid geleidelijk op te trekken naar 360 kilometer per uur om de luchtvaartmaatschappijen nog meer de duvel aan te doen. De snelste gemiddelde snelheid tussen twee stations werd in 2005 opgetekend. De TGV legde toen het traject tussen Lyon en Aix-en-Provence af met een snelheid van 263,3 kilometer per uur.
    De TGV is daarmee de snelste conventionele trein. De Japanse magneetzweeftrein Maglev speelt nog in een andere categorie. Die trein haalde in Japan op 2 december 2003 een snelheid van 581 kilometer per uur. Met zo'n magneetzweeftrein gebeurde in september vorig jaar een zwaar ongeluk in Duitsland.

    18-05-2018 om 09:02 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 18 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    18 mei Jacqueline Cochran (11 mei 1906 - 9 augustus 1980) was een pionier op het gebied van de Amerikaanse luchtvaart en een van de meest prominente racepiloten van haar generatie. Ze leverde een belangrijke bijdrage aan de vorming van hetvrouwenhulpkorps voor oorlog in oorlogstijd (WAAC) en piloten voor vrouwelijke luchtmacht (WASP). Jacqueline Cochran, geboren Bessie Lee Pittman, in Pensacola , (sommige bronnen wijzen erop dat ze in DeFuniak Springs was geboren) ]in de Florida Panhandle , was de jongste van de vijf kinderen van Mary (Grant) en Ira Pittman, een deskundige millwright die van stad naar stad verhuisde zaagmolens aan het opzetten en herwerken. Hoewel haar familie niet rijk was, was de kinderjaren van Cochran in het kleine Florida vergelijkbaar met die in andere families van die tijd en plaats. In tegenstelling tot sommige verhalen, was er altijd eten op tafel en werd ze niet geadopteerd, zoals ze vaak beweerde. Rond 1920 (ze zou 13 of 14 jaar oud zijn geweest) trouwde Bessie met Robert Cochran en kreeg een zoon, Robert, die op 5- jarige leeftijd in 1925 stierf. Na het einde van het huwelijk behield Bessie de naam Cochran en begon Jacqueline of 'Jackie' als haar voornaam te gebruiken.Cochran werd toen een kapper en kreeg een baan in Pensacola, uiteindelijk slingerend in New York City. Daar gebruikte ze haar uiterlijk en persoonlijkheid om een baan te krijgen in een prestigieuze salon aan Saks Fifth Avenue. Hoewel Cochran haar familie en haar verleden ontkende, bleef ze in contact met hen en voorzag ze in de loop der jaren. Sommige van haar familie verhuisden zelfs naar haar ranch in Californië nadat ze hertrouwd was. Ze kregen echter de opdracht om altijd te zeggen dat ze haar geadopteerde familie waren. Cochran wilde blijkbaar de vroege hoofdstukken van haar leven verbergen voor het publiek en was succesvol tot na haar dood. Pas later ontmoette Cochran Floyd Bostwick Odlum , oprichter van Atlas Corp. en CEO van RKO in Hollywood . Veertien jaar ouder dan zij, stond hij bekend als een van de 10 rijkste mannen ter wereld. Odlum raakte gecharmeerd van Cochran en bood aan haar te helpen bij het opzetten van een cosmeticabedrijf. Nadat een vriend haar een rit in een vliegtuig had aangeboden, begon Cochran begin jaren 30 vlieglessen te nemen op het vliegveld Long Island, Long Island en leerde hij in slechts drie weken een vliegtuig te besturen. Ze soleerde vervolgens en binnen twee jaar verkreeg ze haar commerciële vliegbrevet. Odlum, met wie ze in 1936 na zijn scheiding trouwde, was een slimme financier en slimme marketeer die de waarde van publiciteit voor haar bedrijf inzag. Ze noemde haar lijn van cosmetica Wings to Beauty , en vloog met haar eigen vliegtuig door het land om haar producten te promoten. Jaren later gebruikte Odlum zijn Hollywood-verbindingen om Marilyn Monroe haar lijn lippenstift te laten bevestigen. Bekend door haar vrienden als "Jackie", en met behoud van de naam Cochran, was ze een van de drie vrouwen die deelnam aan de MacRobertson Air Race in 1934. In 1937 was ze de enige vrouw die meedeed aan de Bendix-race en werkte met Amelia Earhartom de race naar vrouwen te openen. Dat jaar stelde ze ook een nieuw nationaal snelheidsrecord voor vrouwen. In 1938 werd ze beschouwd als de beste vrouwelijke piloot in de Verenigde Staten. Ze had de Bendix gewonnen en een nieuw transcontinentaal snelheidsrecord en hoogterecords neergezet. Cochran was de eerste vrouw die een bommenwerper over de Atlantische Oceaan vloog. Ze won vijf Harmon-trofeeën . Ook wel de "Speed Queen" genoemd, op het moment van haar dood, heeft geen enkele piloot meer snelheids-, afstands- of hoogtemeldingen in de luchtvaartgeschiedenis bijgehouden dan Cochran. Voordat de Verenigde Staten zich bij de Tweede Wereldoorlog aansloten, maakte Cochran deel uit van "Wings for Britain", een organisatie die Amerikaanse vliegtuigen naar Groot
    Brittannië heeft overgebracht en de eerste vrouw is die een bommenwerper (een Lockheed Hudson V ) over de Atlantische Oceaan vliegt. In Groot-Brittannië bood zij haar diensten aan aan de Royal Air Force .Gedurende een aantal maanden werkte ze voor de British Air Transport Auxiliary (ATA), werven gekwalificeerde vrouwelijke piloten in de Verenigde Staten en bracht hen naar Engeland waar ze zich bij de ATA voegden. Cochran bereikte de rang van Flight Captain in de ATA. In september 1939 schreef Cochran aan Eleanor Roosevelt om het voorstel in te dienen om een divisie voor damesvliegtuigen te starten in de Army Air Forces. Ze was van mening dat gekwalificeerde vrouwelijke piloten al het huishoudelijke, niet-militaire luchtvaartwerk konden doen dat nodig was om meer mannelijke piloten vrij te laten voor gevechten. Ze stelde zich voor dat ze de leiding had over deze vrouwen, met dezelfde status als kolonel Oveta Culp Hobby , die toen de directeur was van het hulpkorps voor vrouwen van het leger (WAAC). (De WAAC kreeg op 1 juli 1943 de volledige militaire status, waardoor ze deel werden van het leger. Tegelijkertijd werd de eenheid omgedoopt tot Women's Army Corps (WAC).) Datzelfde jaar schreef Cochran een brief aan luitenant-kolonel Robert Olds , die op dat moment hielp bij het organiseren van het Air Corps Ferrying Command voor het luchtkorps. (Ferrying Command was oorspronkelijk een koeriers- / vliegtuigdienst, maar evolueerde naar de luchttransportafdeling van de Army Air Forces (VSAF) van de Verenigde Staten als het luchtvervoerscommando ). In de brief suggereerde Cochran dat vrouwelijke piloten worden ingezet om non-combat missies te vliegen voor het nieuwe commando. Begin 1941 vroeg Olds aan Cochran om uit te zoeken hoeveel vrouwelijke piloten er in de Verenigde Staten waren, wat hun vlieguren waren, hun vaardigheden, hun interesse om naar het land te vliegen en persoonlijke informatie over hen. Ze gebruikte gegevens van de Civil Aeronautics Administration om de gegevens te verzamelen. Ondanks piloottekorten was luitenant-generaal Henry H. 'Hap' Arnold de persoon die overtuigd moest worden dat vrouwelijke piloten de oplossing waren voor zijn personeelsproblemen. Arnold, hoofd van het luchtkorps, ging door als commandantgeneraal van de luchtmacht van het leger bij de oprichting in juni 1941. Hij wist dat vrouwen met succes in de ATA in Engeland werden gebruikt, dus stelde Arnold voor dat Cochran een groep gekwalificeerde vrouwelijke piloten zou meenemen naar kijk hoe het met de Britten ging. Hij beloofde haar dat er geen beslissingen zouden worden genomen over vrouwen die naar de USAAF vlogen, totdat ze terugkeerde. Toen Arnold Cochran vroeg om naar Groot-Brittannië te gaan om de ATA te bestuderen, vroeg Cochran 76 van de meest gekwalificeerde vrouwelijke piloten - geïdentificeerd tijdens het onderzoek dat ze eerder had gedaan voor Olds - om mee te gaan naar de ATA. De kwalificaties voor deze vrouwen waren hoog: ten minste 300 uur vliegtijd, maar de meeste vrouwelijke piloten hadden meer dan 1.000 uur. Degenen die in Canada aankwamen, ontdekten dat de uitspoelingsgraad ook hoog was. Een totaal van 25 vrouwen slaagden voor de tests en twee maanden later in maart 1942 gingen ze met Cochran naar Groot-Brittannië om zich bij de ATA aan te sluiten. Terwijl Cochran in september 1942 in Engeland was, keurde generaal Arnold de oprichting van het Women's Auxiliary Ferrying Squadron (WAFS) goed onder leiding van Nancy Harkness Love . De WAFS begon op New Castle Air Base in Wilmington, Delaware, met een groep vrouwelijke piloten wiens doel het was militaire vliegtuigen te vervoeren. Toen hij over de WAFS hoorde, keerde Cochran onmiddellijk terug uit Engeland. Cochran's ervaring in Groot-Brittannië met de ATA overtuigde haar ervan dat vrouwelijke piloten getraind konden worden om veel meer te doen dan veerdiensten. Arnold lobbyde voor
    uitgebreide vliegmogelijkheden voor vrouwelijke piloten en bekrachtigde de oprichting van het Women's Flying Training Detachment (WFTD) onder leiding van Cochran. In augustus 1943 fuseerden de WAFS en de WFTD tot de Women Airforce Service Pilots (WASP) met Cochran als regisseur en Nancy Love als hoofd van de divisie ferrying. Als directeur van de WASP begeleidde Cochran de training van honderden vrouwelijke piloten op het voormalige Avenger Field in Sweetwater, Texas van augustus 1943 tot december 1944. Voor haar dienst in de oorlog ontving zij de Distinguished Service Medal (DSM) in 1945. Haar prijs van de DSM werd aangekondigd in een persbericht van het Ministerie van Oorlog gedateerd op 1 maart 1945, waarin stond dat Cochran de eerste vrouwelijke burger was die de DSM ontving. was toen de hoogste non-combat award die werd uitgereikt door de regering van de Verenigde Staten. (In werkelijkheid ontvingen enkele burgervrouwen de DSM echter voor de dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog, waaronder Hannah J. Patterson en Anna Howard Shaw van de Raad voor Nationale Defensie , Evangeline Booth van het Leger des Heils en Mary V Andress en Jane A. Delano van het Amerikaanse Rode Kruis .) Aan het einde van de oorlog werd Cochran ingehuurd door een tijdschrift om verslag uit te brengen over wereldwijde naoorlogse gebeurtenissen. In deze rol was ze getuige van de overgave van de Japanse generaal Tomoyuki Yamashita op de Filippijnen en was toen de eerste niet-Japanse vrouw die Japan na de oorlog binnenging (nodig citaat ) en deelnam aan de processen in Neurenberg in Duitsland. Op 9 september 1948 voegde Cochran zich bij de US Air Force Reserve als luitenantkolonel . Ze werd gepromoveerd tot kolonel in 1969 en ging met pensioen in 1970. ] Ze was, waarschijnlijk, de eerste vrouwelijke piloot in de luchtmacht van de Verenigde Staten. [ nodig citaat ] Tijdens haar carrière in het Reserve van de Luchtmacht, ontving zij drie toekenning van het Distinguished Flying Cross voor diverse verwezenlijkingen vanaf 1947 tot 1964. Na de oorlog begon Cochran met het vliegen met het nieuwe straalvliegtuig en ging door met het instellen van een groot aantal records; meest opvallende, ze werd de eerste vrouwelijke piloot die " supersonisch " ging. In 1952 besloot Cochran, toen 47 jaar oud, om het wereldrecord snelheid voor vrouwen uit te dagen, dat toen in handen was van Jacqueline Auriol . Ze probeerde een F-86 van de Amerikaanse luchtmacht te lenen, maar werd geweigerd. Ze werd voorgesteld aan een Air Vice-Marshal van de RCAF die, met toestemming van de Canadese minister van Defensie, ervoor zorgde dat ze 19200 leende, de enige Saber 3. Canadair stuurde een 16koppig supportteam naar Californië voor de poging. Op 18 mei 1953 stelde mevr. Cochran een nieuw snelheidsrecord van 100 km op 1.050.15 km / h (652.5 mph). Later op 3 juni plaatste ze een nieuw gesloten circuitrecord van 15 km van 1078 km / h (670 mph). Aangemoedigd door de toenmalige majoor Chuck Yeager , met wie Cochran een levenslange vriendschap had, vloog op 18 mei 1953 in Rogers Dry Lake, Californië, Cochran met de Sabre 3 met een gemiddelde snelheid van 652.337 mph. In de loop van deze run werd de Sabre supersonisch en Cochran werd de eerste vrouw die de geluidsbarrière doorbrak. Tussen haar vele prestaties in de geschiedenis, van augustus tot oktober 1961, stelde Cochran als consultant van Northrop Corporation een reeks snelheids-, afstands- en hoogterecords vast tijdens het vliegen met een Northrop T-38A-30-NO Talon supersonische trainer, serienummer 60-0551 . Op de laatste dag van de recordserie stelde
    ze twee wereldrecords van de Fédération Aéronautique Internationale (FAI) vast, waarbij ze de T-38 nam naar hoogten van 55.252.625 voet (16.841 meter) in horizontale vlucht en een piekhoogte van 56.072.835 voet (17.091 meter) bereikte . Cochran was ook de eerste vrouw die landde en vertrok van een vliegdekschip , de eerste vrouw die een bommenwerper over de Noord-Atlantische Oceaan (in 1941) piloot en later een straalvliegtuig op een transatlantische vlucht vloog, de eerste piloot die een blinde maakte (instrument) landing , de enige vrouw die ooit president werd van de Fédération Aéronautique Internationale (1958-1961), de eerste vrouw die een vliegtuig met vaste vleugels vloog over de Atlantische Oceaan, de eerste piloot die boven 20.000 voet (6,096 meter) vloog ) met een zuurstofmasker en de eerste vrouw die deelneemt aan de Bendix Transcontinental Race. Ze houdt nog steeds meer afstands- en snelheidsrecords bij dan elke piloot die levend of dood is, man of vrouw. Vanwege haar interesse in alle vormen van luchtvaart vloog Cochran in de vroege jaren zestig met de Goodyear Blimp Captain RW Crosier in Akron, Ohio. In de jaren zestig was Cochran een sponsor van het Mercury 13- programma, een vroege poging om het vermogen van vrouwen om astronauten te zijn te testen. Dertien vrouwelijke piloten hebben dezelfde voorlopige tests doorstaan als de mannelijke astronauten van het Mercury-programma voordat het programma werd geannuleerd. Het was nooit een NASA- initiatief, hoewel het werd geleid door twee leden van de NASA Life Sciences Committee, waarvan één, William Randolph Lovelace II , een goede vriend was van Cochran en haar man. Hoewel Cochran aanvankelijk het programma ondersteunde, was zij later verantwoordelijk voor het uitstellen van verdere testfasen, en brieven van haar aan leden van de Marine en de NASA die hun bezorgdheid uitten over de vraag of het programma correct zou worden uitgevoerd en in overeenstemming met NASA-doelen kan aanzienlijk hebben bijgedragen tot de uiteindelijke annulering van het programma. Het is algemeen aanvaard dat Cochran zich tegen het programma keerde uit bezorgdheid dat zij niet langer de meest prominente vrouwelijke vlieger zou zijn. Op 17 en 18 juli 1962 organiseerde afgevaardigde Victor Anfuso ( R - NY ) openbare hoorzittingen voor een speciale subcommissie van de House Committee on Science and Astronautics [39] om te bepalen of de uitsluiting van vrouwen uit het astronautprogramma discriminerend was, tijdens waarop John Glenn en Scott Carpenter hebben getuigd tegen toelating van vrouwen tot het astronautenprogramma. Cochran zelf debatteerde tegen het brengen van vrouwen in het ruimteprogramma, zeggend dat de tijd van de essentie was, en het vooruitgaan zoals gepland was de enige manier om de Sovjets in de Ruimterace te slaan. (Geen van de vrouwen die de tests hadden gehaald, waren militaire straalvliegers en evenmin hadden ze ingenieursdiploma's, wat de twee fundamentele ervaringskwalificaties waren voor potentiële astronauten.Vrouwen mochten op dat moment geen militaire jet-testpiloten zijn. ze hadden echter allemaal meer vliegervaring dan de mannelijke astronauten.) "De NASA vereiste dat alle astronauten afgestudeerden zijn van militaire jagerproefrouteprogramma's en ingenieursdiploma's hadden. In 1962 konden geen enkele vrouw aan deze vereisten voldoen." Dit beëindigde het Mercury 13programma. Veelbetekenend is dat de hoorzittingen twee jaar voordat de Civil Rights Act van 1964 dit illegaal maakte, de mogelijkheid van discriminatie op grond van geslacht hebbenonderzocht, waardoor deze hoorzittingen een signaal vormden van hoe ideeën over vrouwenrechten doordrongen waren van het politieke discours nog voor ze in de wet waren verankerd.
    Cochran en Chuck Yeager worden door president Dwight Eisenhower gepresenteerd met de Harmon International Trophies Een levenslange republikein, Cochran, zou als gevolg van haar betrokkenheid bij de politiek en het leger goede vrienden worden met generaal Dwight Eisenhower . In het begin van 1952 hielpen zij en haar man een grote bijeenkomst bij Madison Square Garden in New York, ter ondersteuning van een presidentiële kandidatuur van Eisenhower. De rally werd gedocumenteerd op film en Cochran vloog hem persoonlijk naar Frankrijk voor een speciale vertoning op het hoofdkantoor van Eisenhower. Haar inspanningen bewezen een belangrijke factor in het overtuigen van Eisenhower om voor President van de Verenigde Staten in 1952 te lopen en zij zou een belangrijke rol spelen in zijn succesvolle campagne. Goede vrienden daarna, Eisenhower bezocht haar en haar man vaak op hun ranch in Californië en schreef zijn memoires daar na zijn vertrek. Politiek ambitieus, Cochran liep voor het Congres in 1956 uit het 29e Congressional District van Californië als de kandidaat van de Republikeinse Partij . Haar naam verscheen gedurende de hele campagne en op de stemming als Jacqueline Cochran-Odlum. Hoewel ze een veld van vijf mannelijke tegenstanders versloeg om de Republikeinse nominatie te winnen, verloor ze bij de algemene verkiezingen een nauwe verkiezing voor de Democratische kandidaat en het eerste Aziatisch-Amerikaanse congreslid Dalip Singh Saund . Saund won met 54.989 stemmen (51.5%) voor Cochran's 51.690 stemmen (48,5%). Haar politieke tegenslag was een van de weinige mislukkingen die ze ooit had meegemaakt en ze heeft nooit een nieuwe poging gedaan. Degenen die Cochran kenden, zeiden dat het verlies haar de rest van haar leven hinderde Cochran staat op de vleugel van haar F-86 en praat met Chuck Yeager en Canadair's hoofdtestpiloot Bill Longhurst Cochran stierf op 9 augustus 1980 in haar huis in Indio, Californië, dat ze met haar man deelde. Ze was een lange tijd resident van de Coachella Valley en ligt begraven op de Coachella Valley Public Cemetery. Ze maakte regelmatig gebruik van Thermal Airport in de loop van haar lange carrière in de luchtvaart. De luchthaven, die de naam Desert Resorts Regional had gekregen, werd ter ere opnieuw benoemd tot Jacqueline Cochran Regional Airport . Cochran's luchtvaartprestaties hebben nooit de aanhoudende aandacht van de media gekregen, die van Amelia Earhart, maar dat kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan de fascinatie van het publiek voor degenen die jong sterven op het hoogtepunt van hun carrière. Ook verminderde Cochran's gebruik van de enorme rijkdom van haar echtgenoot de vodden-tot-rijkdom-aard van haar verhaal. Desalniettemin verdient ze een plaats in de gelederen van beroemde vrouwen in de geschiedenis als een van de beste vliegeniers ooit, en een vrouw die haar invloed vaak heeft gebruikt om de zaak van vrouwen in de luchtvaart te bevorderen. Ondanks haar gebrek aan formele scholing, had Cochran een snelle geest en een affiniteit met het bedrijfsleven en haar investering in de cosmetica was lucratief. Later, in 1951, stemde de Kamer van Koophandel in Boston haar als een van de 25 vooraanstaande zakenvrouwen in Amerika. In 1953 en 1954 noemde de Associated Press haar "Woman of the Year in Business".
    Gezegend door roem en rijkdom schonk Cochran veel tijd en geld aan liefdadigheidswerken, vooral aan mensen met verarmde achtergronden zoals die van haar.

    18-05-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 mei

    17 mei Donna Summer, pseudoniem van LaDonna Adrian Gaines ( Boston, 31 december 1948 – Key West, 17 mei 2012), was een Amerikaans zangeres, songwriter en artieste. Ze was het bekendst van haar discohits uit de jaren 70, die haar de bijnaam "koningin van de disco" opleverden. Als een van de weinige discosterren slaagde ze er ook in om later met andere genres, zoals de r&b, hits te blijven scoren. Summer groeide op in een gezin van zeven kinderen met vrome, christelijke ouders. Ze werd beïnvloed door de Amerikaanse gospelzangeres Mahalia Jackson en zong in haar jeugd in de kerk. Naar eigen zeggen had ze tijdens haar eerste solo een goddelijke openbaring, waarin haar te verstaan werd gegeven haar stem te gebruiken om een ster te worden. Als tiener formeerde ze kleine zanggroepjes, met onder anderen haar zus en een nicht. Gezamenlijk imiteerden ze muziekgroepen als The Supremes en Martha & The Vandellas. Aan het eind van de jaren 60 werd ze beïnvloed door Janis Joplin. Ze staakte haar opleiding en werd leadzanger van een psychedelische-rockgroep, Crow. In 1968 deed ze auditie voor de rol van Sheila in de Broadwaymusical Hair. Ze kreeg de rol niet, maar toen de musical naar Europa ging werd deze haar alsnog aangeboden. Zo vertrok ze naar Duitsland, waar ze tijdens een langdurig verblijf onder meer meezong in de musicals Godspell en Show Boat en zich aansloot bij de Weense Volksopera (de Volksoper Wien). Nadat ze in München was gaan wonen, trouwde Gaines met de Oostenrijkse acteur Helmuth Sommer en nam daarna haar artiestennaam Donna Summer aan, een verengelsing van het Duitse woord Sommer (zomer). In 1971 kwam ze in Nederland met haar eerste solosingle Sally Go Round the Roses, maar haar eerste grote internationale hit scoorde ze in 1974 met The Hostage. Summer tekende daarvoor een albumcontract in Nederland en bleef daarna een graag geziene gast bij AVRO's Toppop. Lady of the Night is de titel van het album uit 1974, met daarop de internationale hit The Hostage en de vooral in Nederland succesvolle single Lady of the Night(eigenlijk een Engelstalige smartlap over een prostituee/escortmeisje). Met deze laatste single brak Donna Summer in Nederland in 1974 door. Het was haar eerste doorbraak als soloartieste, dankzij optredens met de singles Lady of the Night en The Hostage in de in die jaren satirische en vaak controversiële televisieshow Van Oekel's Discohoekvan Dolf Brouwers alias Sjef van Oekel. Bovendien werd Nederland in die tijd als belangrijk trendsettend land gezien voor de popmuziek. Nederland was min of meer de bakermat van haar succes. Haar eerste album werd echter een matig succes. Donna Summer bracht de volgende jaren veel singles uit. In 1975 werd in veel landen Love To Love You Baby uitgebracht. Het nummer sloeg in als een bom. Het orgastische gekreun dat de zangeres in dit nummer ten gehore bracht, was een tijd lang het gesprek van de dag. Het nummer schoot in veel landen naar de eerste plaats in de hitlijsten. In de VS werd het nummer eerst niet uitgebracht, maar wel door enkele radiozenders gedraaid als import uit Europa. Uiteindelijk werd het ook in de Verenigde Staten uitgebracht en ook daar een grote hit. Een aantal radiozenders boycotte de single echter wegens de obscene geluiden. Maar haar naam werd wel gevestigd. Op dezelfde leest als Love to love you baby waren de nummers Could it be magic (1976) en Down deep inside (1977) geschoeid. Het laatste was de titelsong uit de film The Deep met in de
    hoofdrollen onder anderen Nick Nolte, geproduceerd door John Barry (die ook onder andere James Bond produceerde). In de jaren daarna bracht Summer meerdere singles uit, die allemaal grote hits werden. Er werd in die periode gezegd dat "alles wat Donna Summer aanraakt, verandert in goud". Ze kreeg in 1975-1976 de officiële titel The Queen of Disco en de officieuze titel The First Lady of Love, de laatste mede vanwege haar vele min of meer erotisch getinte liefdesliedjes in die periode. Ze was een van de weinige discoartiesten die ook veel aandacht aan elpees besteedt. Een greep uit de vele singles die ze uitbracht: Spring Affair en Winter Melody (1976) I Love You I Feel Love en I Remember Yesterday (1977) Heaven Knows MacArthur Park (een discocover van de hit van Richard Harris) Last Dance (1978, uit de discofilm Thank God It's Friday) Hot Stuff, Bad Girls en No More Tears (Enough is Enough) (1979) No more tears (Enough is enough) was een duet samen met Barbra Streisand. Het werd een wereldhit en de eerste platina maxisingle in de Verenigde Staten. Bekend is dat beide diva's zo onder de indruk van de ander waren, dat ze (ondanks eerdere pogingen) het nummer apart hebben ingezongen. De langzame intro is zelfs door de songwriters voor Streisand geschreven, omdat disco toch meer Summer op het lijf geschreven was. Summer heeft in 1978-1979 vier nummer 1-hits op rij weten te scoren in de Billboard Hot 100. Dat was toen een unicum en voor zover bekend is dat nadien door geen enkele andere artiest geëvenaard. Daarna volgde nog eind 1979 de grote hit On the Radio, waarna Summer compleet instortte. De enorme druk van haar grote successen was ondraaglijk geworden en ze kreeg psychische en gezondheidsklachten. Ze keerde terug tot het geloof (christendom) en krabbelde begin jaren 80 weer uit haar diepe dal omhoog. Summer sloeg na dit herstel begin jaren 80 een geheel andere weg in, zowel persoonlijk als artistiek. Dit wellicht omdat ze meer het eigen heft in handen nam wat haar imago en muzikale richting betrof. Dat is ook duidelijk terug te vinden in haar nummers. Er stonden vanaf toen regelmatig nummers op haar albums met invloeden van de gospel. Regelmatig benadrukte ze dat ze haar inspiratie putte uit haar geloof en God. Er ontstond een gerucht[1] dat Summer zich tegen homoseksuelen had uitgelaten, wat nooit echt is bewezen en zelfs publiekelijk door haar is ontkend. Toch blijft dit gerucht regelmatig de kop opsteken. Vermeld dient hier wel te worden dat zij daarna mee heeft gedaan aan vele benefietoptredens en donaties voor homoseksuelen. Haar carrière leefde vervolgens weer wat op, maar zakte midden jaren 80 weer in. Summer was nog steeds verbonden als The Queen of Disco met haar glorieuze discoperiode en kon zich na het einde van de discohype moeilijk daarvan lostrekken. Of waren het haar bewonderaars die Summer als discokoningin bleven zien? Wel is zij de enige superster die de discoperiode blijvend heeft nagelaten. Het nieuwe album The Wanderer in 1980 was een matig succes, en het volgende album, I'm a Rainbow, werd niet uitgebracht in 1981, maar pas in 1996. De reden is dat David Geffen van Geffen Records de plaat niet goed genoeg vond, en hierna Summer combineerde met Quincy Jones. Het was de bedoeling van de producenten dat dat haar
    hoogtepunt zou gaan worden in haar carrière. Verder eindigde in die tijd de langdurige samenwerking met Giorgio Moroder en Pete Belotte. Het album dat in 1982 uitkwam heet Donna Summer. Met het nummer State of independence (oorspronkelijk van Vangelis en Jon Anderson) scoorde ze in 1982 een nummer 1-hit in de Top 40. In de Nationale Hitparade kwam het tot de derde plaats. Grote namen die in het achtergrondkoor zitten, zijn onder anderen Michael Jackson, Lionel Richie, Dionne Warwick, Quincy Jones, Stevie Wonder, Christopher Cross en Brenda Russell. Het album verkocht uiteindelijk goed, maar zou niet haar bestverkochte album worden; dat is nog steeds het album Bad Girls uit 1979. Verdere hits van het album uit 1982 zijn Love Is In Control (Finger on the Trigger) en The Woman in Me. In 1983 scoorde ze nog een hit met She Works Hard for the Money. De overige singles uit 1982 en 1983 scoorden nog redelijk. Het album uit 1984 (Cats Without Claws), met onder andere de matig scorende hit Supernatural Love en There Goes My Baby, scoorde ook als album redelijk. Wel kreeg ze een Grammy voor het gospelnummer Forgive Me. Het volgende album uit 1987 (All Systems Go) scoorde zelfs matig, evenals de twee singles daarvan (All Systems Go en Dinner with Gershwin). Steeds meer nam het succes af, tot ze eind jaren 80 ging samenwerken met Stock, Aitken & Waterman. Van dit album komen de grote hits I Don't Wanna Get Hurt, Love's About To Change My Heart en This Time (I Know It's For Real). Het was de bedoeling dat Summer nog een tweede album met Stock, Aitken & Waterman zou opnemen, maar doordat de contracten tussen Summer en SAW niet rondkwamen is dit er niet van gekomen. SAW hadden al wel Happenin' All Over Again geschreven wat de eerste single van het nieuwe album had moeten worden. Toen de plannen met Summer niet doorgingen, werd het nummer aan Lonnie Gordon gegeven die er een grote hit mee had. Halverwege de jaren 90 scoorde Summer een grote hit met een remix van I Feel Love, de rest van de in de jaren 90 uitgebrachte singles verkochten aanzienlijk minder. Een aantal titels daarvan zijn Work that Magic (1991), Melody of Love (Wanna be Loved) (1994), clubremixen van The State of Independence (1996), Carry On en I Will Go With You (1999) en voor de film Pokémon het nummer The Power of One (2001). Ook zong ze voor de Disneyfilm De Klokkenluider van de Notre Dame, uit 1996, de soundtrack Someday en een duet met Liza Minnelli, Does He Love You. De meeste van deze nummers scoorden wereldwijd echter wel hoog in de dancehitlijsten. Met de single Carry On(een hernieuwde samenwerking met Giorgio Moroder) won ze de eerste Grammy in de categorie Dance. In 1994 kwam er een compleet kerstalbum uit, getiteld Christmas Spirit. Dit album oogstte veel gunstige recensies, de verkopen echter waren ook hier niet erg hoog. Verder volgden in de jaren 90 onder meer nog optredens bij Oprah Winfrey en op de Divas III-concerten. Rond de eeuwwisseling bracht ze een cd/dvd uit onder de titel Live & More Encore van een concertregistratie in New York, waarop ze ook een paar nieuwe nummers ten gehore bracht. Verder schilderde ze al vanaf de jaren 80. Hiermee trad ze in de 21e eeuw steeds meer naar buiten. Ook schreef ze begin 21e eeuw nog een boek over haar eigen leven en volgde er een daarop gebaseerde musical, getiteld Ordinary Girl. In de jaren daarna toerde zij nog regelmatig door Amerika en was ze in Europa te zien op Night of the Promsconcerten.
    Op 20 mei 2008 verscheen, na een stilte van 17 jaar, weer een compleet nieuw studioalbum, getiteld Crayons. Met drie nummers, I'm A Fire, Fame (The Game) en Stamp Your Feet, haalde ze wederom de nummer 1-positie, ditmaal in Billboards Hot Dance Club Songs. Ze trad op in verschillende programma's. In 2009 maakte ze een grote concerttournee door Amerika met haar nieuwe album en deed ze ook Europa aan (Parijs, Berlijn, Lokeren). Eind 2009 trad ze op bij de uitreikingsceremonie van de Nobelprijs voor de Vrede in Oslo. In augustus 2010 verscheen op iTunes haar nieuwste single, To Paris With Love. Deze single werd eind oktober 2010 nummer 1 in Billboards Hot Dance Club Songs. Hoewel ze bij leven al diverse keren voorgedragen was voor de "Rock and Roll Hall of Fame", zou ze uiteindelijk pas in 2013 (postuum) opgenomen worden. Na een lang gevecht tegen longkanker, die ze beweerde te hebben opgelopen door het inhaleren van giftige deeltjes tijdens de aanslagen op 11 september 2001, overleed Donna Summer op 17 mei 2012 op 63-jarige leeftijd. Ze liet haar man, hun twee dochters, een dochter uit een eerder huwelijk en vier kleinkinderen achter. In Summers carrière kunnen drie fasen worden onderscheiden. In de jaren 70 was zij de sensuele en aantrekkelijke, wat wilde jonge zangeres die veel meisjes tot voorbeeld diende en ook door veel jongens als aantrekkelijke vrouw werd gezien. Het succes werd haar te veel (overigens waardeerde zij het zelf helemaal niet dat ze in die periode min of meer wordt afgeschilderd als seksbom, vooral naar aanleiding van nummers als I Love to Love You Baby, Try Me, I Know We Can Make It, I Feel Love, Deep Down Deep Inside en Hot Stuff). De combinatie van haar sensuele verschijning, haar stem met een hoog en breed bereik en de samenwerking met producenten Pete Bellotte en Giorgio Moroder zorgt voor de rest. Ze werd een ster, een idool. Haar samenwerking met Giorgio Moroder en Pete Bellotte heeft in hoge mate bijgedragen aan de doorbraak van zowel de disco als de latere techno. Met name het nummer I Feel Love (1977) was zijn tijd ver vooruit. Elk nummer op dat betreffende album, I Remember Yesterday, belichaamde de muziekstijl van een decennium uit de 20e eeuw. I Feel Love was het laatste nummer van dit album en moest de jaren 90 belichamen. Achteraf gezien heeft het grote invloed gehad op enkele muziekstijlen uit de jaren 90, met name de techno en house. Het latere album The Wanderer, uit 1980, is samen met het album Bad Girls uit 1979 van invloed geweest op de muziekstijlen van andere grote namen later in de jaren 80, zoals David Bowie, Billy Idol, Whitney Houston, Cyndi Lauper en Madonna. Na de discoperiode, Summers grootste tijd, werden veel van haar liedjes minder onstuimig, deels in de geest van de tijdsperiode van de jaren 80, deels waarschijnlijk vanwege haar eigen rustigere levensfase. Ze bleef wel nog steeds haar eigen liedjes schrijven en verdiende miljoenen aan royalty's van haar oude hits. Haar laatste albums en singles verkopen nog steeds redelijk tot goed. In de jaren 90 scoorde zij echter vrijwel geen grote hits meer. Wel was ze met nieuwe singles in de dancehitlijsten nog steeds succesvol. Grote aantallen worden er echter niet meer verkocht van haar nieuwe album(s) en de verschillende nieuwe singles. Veel van haar nieuwe singles bevatten een groot aantal verschillende remixen van hetzelfde nummer. In 2008, 14 jaar na haar laatste nieuwe album uit 1994, verscheen er weer een
    nieuw album, Crayons, waarmee zij een hitrecord vestigde (drie nummers van dit album krijgen een nummer 1-notering in Billboards dancehitlijst) over een periode van meer dan 40 jaar. Met dit laatste album leek ze door te gaan op haar muzikale weg. Ze schreef haar nummers nog steeds grotendeels zelf, in plaats van te rusten of alleen nog maar klassiekers op te nemen. Ze bleek nog steeds grote waardering te krijgen voor haar zang- en schrijftalenten en mocht zich scharen onder de beste vocalisten van haar tijd. Er zijn ruim 187 miljoen albums van Donna Summer verkocht. Ze won Grammy Awards in 1978 (Last Dance), 1979 (Hot Stuff), 1983 (He's a Rebel), 1984 (Forgive me) en 1997 (Carry On). Last Dance ontving een Oscar voor Best Original Song, maar de prijs staat op naam van Paul Jabara, die tekst en muziek schreef. Ze heeft wel een Golden Globenominatie voor Down Deep Inside (1977), naast nog andere onderscheidingen. Ze heeft een eigen ster op de Hollywood Walk of Fame. Summer stond naar verluidt in de jaren 70 in de Sovjet-Unie op een lijst met ongewenste buitenlandse personen vanwege haar volgens de regering van dat land te erotisch getinte nummers. Haar stem uit haar nummers wordt ook nu nog gebruikt door andere producenten, dj's en remixers voor eigen nummers. Een voorbeeld is het Franse duo Cassius met het nummer 1999 (remix, radio edit); hierin is de stem van Summer uit If it Hurts Just a Little van het album Donna Summer uit 1982 gesampled. Summer steunde beginnende artiesten door middel van een door haar opgericht fonds. Verder was ze regelmatig te zien op grote evenementen, zoals de Night of the Proms (in 2005 in Antwerpen, België, en eind 2007 in Rotterdam, Nederland). Summer is de enige artiest die in Amerika met vier dubbelalbums achter elkaar nummer 1 heeft gestaan: Once Upon A Time, Live & More, On the Radio en Bad Girls. Summer heeft als enige zangeres in elk van de laatste vijf decennia (nummer 1-)hits op haar naam staan.[bron?] Naast zangeres was Summer ook songwriter. Ze heeft het grootste deel van haar repertoire zelf (mee)geschreven en ontving hiervoor grote bedragen aan royalty's. Summer heeft driemaal in Van Oekel's Discohoek opgetreden. 1.Eerst met The Hostage (waarbij zij gebruik moest maken van de telefoon op de set, wat tot misverstanden met Van Oekels assistent leidde). Van Oekel zelf liet duidelijk blijken zeer gecharmeerd van Summer te zijn. 2.Daarna met Love to love you, waarbij zij werd lastiggevallen door een telkens fotograferende paparazzo (gespeeld door acteur Cees Schouwenaar), die door Van Oekel werd weggejaagd. 3.Een derde maal was ze te gast met Lady of the Night, waarbij Van Oekel opnieuw om haar heen draaide en haar letterlijk van boven tot onder bekeek. Donna Summer zag er zelf overigens wel de lol van in, ze vertelde naderhand in interviews door Nederlandse journalisten dat zij met veel genegenheid terugdacht aan deze opvallende gastheer. Giorgio Moroder werkte later samen met The Three Degrees. Dat leidt soms tot het misverstand dat Summer eveneens in die formatie gezongen heeft.





    17-05-2018 om 10:45 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Máxima Zorreguieta (Buenos Aires, Argentinië, 17 mei 1971) is de echtgenote van koning Willem-Alexander der Nederlanden. Máxima draagt sinds haar huwelijk bij Koninklijk Besluit de naam Máxima, Prinses der Nederlanden, Prinses van OranjeNassau, mevrouw van Amsberg. Sinds het koningschap van Willem-Alexander wordt zij aangeduid als 'koningin Máxima der Nederlanden', hetgeen in dit geval een zogenoemde titre de courtoisie is. Máxima is rooms-katholiek, van Argentijnse afkomst en ze bezit de Argentijnse en de Nederlandse nationaliteit. Máxima Zorreguieta werd geboren als het oudste kind van Jorge Zorreguieta en Maria del Carmen Cerruti. De naam 'Máxima' komt van haar overgrootmoeder Máxima Bonorino 1874–1965); een dochter van Máxima González y de Islas en een verwante van generaal Justo José de Urquiza, president van Argentinië (1854–1860). Zij heeft twee broers en een zuster: Martín, Juan en Inés. Daarnaast heeft Máxima drie halfzusters uit een eerder huwelijk van haar vader: Dolores, María en Ángeles. Zij groeide op in een bescheiden appartement in de straat Uriburu, in de wijk Barrio Norte in Buenos Aires. De familie bracht de zomervakanties door in Mar del Plata. Tijdens de wintersportvakanties verbleef het gezin in een eigen vakantiehuisje in Bariloche, een Argentijns vakantieoord. Van haar ouders mocht ze als kind niet televisiekijken. Máxima doorliep de middelbare school het Northlands, een op Britse aristocratische tradities geënt opleidingsinstituut, gelegen in Olivos, een chique buitenwijk van Buenos Aires. Zij ging vervolgens economie studeren aan de Universidad Católica Argentina. Als studente werkte zij in 1989 en 1990 bij Mercado Abierto S.A., waar zij onderzoek verrichtte naar software voor de financiële markten. Van 1992 tot 1995 was zij werkzaam op de verkoopafdeling van Boston Securities S.A. in Buenos Aires. In dezelfde periode gaf zij Engelse les aan kinderen en volwassenen, en wiskundeles aan middelbare scholieren en eerstejaarsstudenten. Na haar studie economie ging zij in New York wonen. Van juli 1996 tot maart 1998 was zij vicepresident Latijns-Amerikaanse Institutionele Verkoop bij de bank HSBC James Capel Inc. Aansluitend was zij tot 1999 bij de bank Dresdner Kleinwort Benson vicepresident afdeling Opkomende Markten. Daarna vervulde zij tot augustus 2000 de functie van vicepresident Institutionele Verkoop bij de Deutsche Bank. In april 1999 ontmoette zij kroonprins Willem-Alexander in de Spaanse stad Sevilla. Met hem bracht zij in augustus dat jaar een vijfdaagse vakantie door in Bariloche. Daar stelde zij hem voor aan haar ouders. In de Nederlandse pers verschenen daarna de eerste speculaties over een liefdesrelatie. Ruim een jaar later verhuisde Máxima naar Brussel, waar zij tot april 2001 bij het EU-kantoor van Deutsche Bank heeft gewerkt. Al snel wisten de Nederlandse media te melden, dat tijdens de militaire junta in Argentinië Máxima's vader staatssecretaris (en minister) van Landbouw (en Veeteelt) was geweest onder president Jorge Videla (1976-1981). De juntaperiode (april 1976 – maart 1983) staat bekend als de Vuile Oorlog, waarbij (vermeende) tegenstanders in gevangenissen geïnterneerd en vaak gemarteld werden. Naar schatting 9.000 tot 30.000 mensen zijn voorgoed verdwenen. In Nederland kwamen protesten tegen een huwelijk met de dochter van een voormalige staatssecretaris van een junta, van wie vermoed werd dat hij ten minste op de hoogte was van de excessen. Een onderzoek, via een geheime opdracht van minister-president Wim Kok aan Michiel Baud, had als conclusie dat Zorreguieta op de hoogte moet zijn geweest van deze gedwongen verdwijningen, maar dat het "praktisch uit te sluiten is" dat
    Zorreguieta in de periode van zijn regeringsdeelname "persoonlijk betrokken is geweest bij de repressie of schending van de mensenrechten". Willem-Alexander vertelde tijdens een interview dat hij wist dat zijn schoonvader van ten minste één gedwongen verdwijning op de hoogte was. Deze persoon was volgens Willem-Alexander teruggevonden. In het Nederlandse parlement leek zich een duidelijke meerderheid te vormen die haar vader wilde verbieden aanwezig te zijn op de in Nederland geplande huwelijksdag. De minister van staat en voormalige diplomaat Max van der Stoel wist Jorge Zorreguieta te overtuigen uit eigen beweging af te zien van het bijwonen van de plechtigheden. Uiteindelijk liet ook haar moeder verstek gaan. Koningin Beatrix maakte op 30 maart 2001 de verloving bekend in een rechtstreekse televisie-uitzending. Direct na de bekendmaking las Máxima een verklaring voor, waarin zij afstand nam van het Videla-regime. Onder meer zei zij: "Ik verwerp sinds lang de Videladictatuur, de verdwijningen, de martelingen, de moorden en alle verschrikkelijke feiten uit die tijd. Dat heeft zeker grote littekens op onze maatschappij achtergelaten." Voor haar vader verontschuldigde zij zich: "Over mijn vaders deelname aan die toenmalige regering wil ik in alle eerlijkheid zeggen dat ik spijt heb dat hij zijn best gedaan heeft voor de landbouw in een verkeerd regime". Tegelijkertijd verdedigde zij hem: "Hij had de beste intenties en ik geloof in hem." In een later gehouden interview noemde Máxima de conclusie van Baud "zijn mening". Op 7 maart 2001 verwees Willem-Alexander tijdens een persontmoeting in New York naar een ingezonden brief in de Argentijnse krant La Nación. Kort daarvoor was de publicatie van een boek over Videla aangekondigd. De schrijvers hadden in de Nederlandse krant NRC Handelsblad aangegeven dat volgens hen de vader van Máxima een coördinerende rol had gespeeld bij het voorbereiden van de staatsgreep die het dictatoriale regime van Videla aan de macht zou brengen. Het boek was gebaseerd op interviews. Willem-Alexander gaf aan dat de interviews nooit hadden plaatsgevonden en verwees naar de brief waarin dat zou staan. Hij suggereerde dat het schrijven afkomstig was uit een betrouwbare bron, hoewel hij tegelijkertijd aangaf niet te weten wie de brief geschreven had. Kort daarna bevestigde hij tegenover de tv-camera's van de NOS dat hij achter zijn woorden stond. Het schrijven bleek afkomstig van Videla, waardoor in Nederland de betrouwbaarheid ontkend werd. Ook bleek Videla niet specifiek te ontkennen dat de vraaggesprekken hadden plaatsgevonden. Hij betwistte slechts dat zijn uitspraken correct waren weergegeven. Dat Videla de brief geschreven had, was duidelijk: zijn naam stond eronder. Tijdens een interview op de dag van de bekendmaking van zijn verloving met opnieuw de Nederlandse pers, vertelde Willem-Alexander dat zijn verwijzing naar de brief “stom” was geweest. Máxima, die naast hem zat en reeds een beetje Nederlands sprak, reageerde tot tweemaal toe met: “Je was een beetje dom”. Met die uitspraak stal ze de harten van het Nederlandse volk. Sindsdien is “een beetje dom” een gevleugelde uitdrukking om aan te geven dat iemand een blunder begaan heeft. Later bleek dat de uitspraak van te voren door Máxima was ingestudeerd op advies van Wim Kuijken, indertijd de hoogste ambtenaar op het ministerie van Algemene Zaken. Op 17 mei 2001 werd Máxima bij Koninklijk Besluit het Nederlanderschap verleend. Met de Nederlandse nationaliteit zou zij door haar huwelijk lid worden van het Koninklijk Huis. Tegelijkertijd behield zij de Argentijnse nationaliteit. De rooms-katholieke Máxima diende om te kunnen trouwen in te stemmen met een protestantse opvoeding van eventuele kinderen.
    De Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal aanvaardde op 3 juli 2001 een door de regering ingediende wet tot het verlenen van toestemming aan de Prins van Oranje om met Máxima Zorreguieta in het huwelijk te treden. De Nederlandse bisschoppen spraken hun vreugde uit over de verloving. Kardinaal Simonis merkte op dat de Rooms-Katholieke Kerkliever niet zag dat Máxima toetrad tot de Nederlandse Hervormde Kerk, waar Willem-Alexander indertijd lid van was. Hij reageerde op een opmerking van Máxima dat zij nadacht over een eventuele overgang naar het protestantisme. Máxima besloot vooralsnog om rooms-katholiek te blijven en bisschop Ad van Luyn verleende haar dispensatie van de verplichting om te trouwen volgens de rooms-katholieke voorschriften. Op 2 februari 2002 voltrok de burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, het burgerlijk huwelijk in de Grote Zaal van de Beurs van Berlage te Amsterdam. Het huwelijk werd aansluitend kerkelijk ingezegend in de plaatselijke Nieuwe Kerk door dominee Carel ter Linden, predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Máxima droeg die dag een trouwjurk van Valentino en een tiara, waarvan de stersieraden van koningin Emma waren geweest en de basis afkomstig was van de tiara die Beatrix droeg bij haar inhuldiging als koningin. Miljoenen televisiekijkers in binnen- en buitenland volgden de trouwplechtigheid. Máxima huilde bij de Argentijnse tangomuziek van Carel Kraayenhof, die het nummer Adiós Nonino (Dag vadertje) speelde.

    17-05-2018 om 10:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 17 mei

    17 mei 1846 Antoine-Joseph (Adolphe) Sax (Dinant, 6 november 1814 – Parijs, 7 februari 1894) was een Belgische bouwer van muziekinstrumenten. Zijn grootste bekendheid heeft hij te danken aan zijn uitvinding van de saxofoon. Sax was de oudste zoon van Charles-Joseph Sax (1791-1865), instrumentenbouwer en eigenaar van een fabriek voor blaasinstrumenten in Brussel. Vader Sax was tevens hofleverancier voor het Huis van Oranje ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Zijn moeder was Marie-Joseph Masson (?-1861 of 1865). Er waren elf kinderen in het gezin, maar slechts vier zouden ouder dan 25 jaar worden. Sax begon zijn muzikale opleiding in 1828 aan de Brusselse Koninklijke Muziekschool. Naast deze algemene opleiding volgde hij ook klarinetlessen; met dat instrument deed hij op 15-jarige leeftijd mee aan een wedstrijd. Zijn eerste experimenten deed hij met de basklarinet: hij ontwikkelde een nieuw 24-kleppensysteem, dat hij demonstreerde op de Brusselse industrietentoonstelling van 1835 en later patenteerde. Daarna werkte Sax aan de plannen voor een reeks nieuwe instrumenten. Op de Brusselse industrietentoonstelling van 1841 gaf Sax een eerste officiële auditie van zijn creatie: de saxofoon. Maar aangezien de saxofoonnog niet gepatenteerd was, speelde Sax achter een gordijn, zodat niemand kon zien welk instrument die klanken voortbracht. In België kreeg Sax echter niet de erkenning die hij verwachtte. De jury weigerde hem een eerste prijs toe te kennen omdat Sax volgens hen nog te jong was en hij dan later geen hogere waardering zou kunnen ontvangen. Hij antwoordde duidelijk: “Als zij denken dat ik te jong ben voor de gouden medaille, dan vind ik mezelf te oud voor de zilveren.” Hij ging dan ook elders zijn geluk zoeken. In 1842 vertrok hij naar Parijs, op verzoek van luitenant-generaal graaf De Rumigny. Deze zag in Sax de geschikte persoon om de Franse militaire muziekkapellen van betere instrumenten te voorzien. In 1843 opende Sax in Parijs, in een oude schuur, zijn eerste instrumentenfabriek: "Adolphe Sax & Cie". Zijn productie was op industriële leest geschoeid en op het hoogtepunt van zijn activiteit had hij 200 arbeiders in dienst. Al een jaar later toonde hij een groot aantal vormgegeven en opzienbarende muziekinstrumenten op een grote Industriële Expositie in Parijs. Een aantal ministeriële decreten bezorgden hem achtereenvolgens een monopolie als leverancier van saxofoons aan de Franse militairen. In 1848, na de Franse omwenteling, werd het decreet, dat zijn saxhoorns van een vaste plaats in de militaire bands verzekerde, ingetrokken. Mede als gevolg van dit alles ging zijn bedrijf in 1852 voor de eerste maal failliet. In 1853, na de dood van zeven van zijn kinderen, en als gevolg van financiële problemen, voegde Sax senior zich bij zijn zoon in Parijs. Ook Sax' jongere broer had zich al wat eerder als medewerker bij hem gevoegd. Gelukkig voor hem werd in 1854 onder Napoleon III het decreet opnieuw ingevoerd en, mede dankzij de steun van de keizer zelf, kon Sax zijn bedrijf weer verder opbouwen. In 1858 werd Adolphe Sax op welhaast miraculeuze wijze genezen van kanker, dankzij een zwarte dokter die Indische planten gebruikte. Tijdens de Frans-Duitse oorlog stortte de productie wederom in, deze keer voorgoed. Hierbij werd Sax' persoonlijke instrumentenverzameling, bestaande uit 467 stukken, zelfs openbaar verkocht. Daardoor kwamen zijn enige inkomsten alleen nog uit zijn functie als muzikaal directeur van de Opera, ook omdat inmiddels veel van zijn patenten waren verlopen. Sax overleed begin 1894 op 80-jarige leeftijd in Parijs Hij was nooit bijzonder rijk
    geworden. Door de aanhoudende processen liet hij zelfs een berg schulden na, maar hij kreeg wel de erkenning die hem toekwam. Hij werd op Cimetière de Montmartre begraven. Een Bruggeling kreeg de rechten op de naam en bracht in september 2012 een nieuwe saxofoonlijn op de markt onder de merknaam "Adolphe Sax & Cie". Er zouden ook plannen zijn om de teloorgegane Belgische saxofoonindustrie nieuw leven in te blazen.





    17-05-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    James Maury (Jim) Henson (Greenville, 24 september 1936 - New York, 16 mei 1990) was een Amerikaanse poppenspeler, producenten regisseur. Hij werd vooral bekend als de bedenker van de Muppets. Een van zijn eerste en bekendste creaties was Kermit de Kikker. In 1936 werd Jim Henson geboren in Greenville, Mississippi. Samen met zijn toekomstige vrouw Jane Nebel verhuisde hij naar Washington D.C. waar hij in de jaren vijftigpoppenshows verzorgde voor de televisie. Daarin ontwikkelde hij de Muppets. Ook experimenteerde hij met technieken voor poppenspelen op televisie. Door slim gebruik te maken van het bereik van de camera kan de speler buiten beeld de pop manipuleren. De poppen zijn uiteindelijk vervolmaakt door de poppenmaker Don Sahlin. In 1963 verhuisden Henson en zijn vrouw naar New York, waar Frank Oz in dienst van het jonge bedrijf Muppets Inc. kwam. Oz en Henson zouden samen blijven werken. Het spelen van de Muppets werd, vooral in de beginjaren, voornamelijk door hen beiden gedaan. Op 16 mei 1990 stierf Jim Henson in een ziekenhuis in New York aan een sepsis veroorzaakt door een longontsteking. Hij werd 53 jaar oud. Tijdens de herdenkingsdienst in de Saint Paul's Cathedral werd door zo'n vijftig Muppets het lied 'One Voice' ten gehore gebracht, ingezet door Kermit, die ditmaal werd gespeeld door Frank Oz. Daarnaast werd het beroemde 'It's Not Easy Being Green' van Kermit ten gehore gebracht. Na zijn dood werd de leiding van de Jim Henson Company overgenomen door zijn zoon Brianen dochter Lisa. Zijn dochter Cheryl is voorzitter van de Jim Henson Foundation. Vanaf 1955 maakte Henson Sam and Friends, een vijf minuten durend poppenprogramma. Hiervoor kreeg hij in 1958 een Emmy. In dit programma was een oerversie te zien van wat later Kermit de Kikker zou worden. Oorspronkelijk was Kermit een onduidelijk reptielachtig wezen. Pas later kreeg hij de kraag om zijn nek die hem zijn huidige uiterlijk gaf. In de jaren zestig volgde een periode van reclamefilmpjes en gastoptredens in verschillende televisieshows. Tussen 1964 en 1968 maakt Henson een aantal experimentele films. In 1965 werd hij genomineerd voor een Oscar voor Beste Korte Film voor Timepiece. In 1969 produceerde Henson nog een experimentele film genaamd The Cube. Deze werd eenmaal op de televisie vertoond en verdween vervolgens ergens op de planken in de vergetelheid. Inmiddels is het stuk wereldwijd herontdekt, en op het internet is niet alleen de oude zwart-wit versie te zien, maar ook een kleurenversie. In 1969 begon Henson bij PBS het educatieve kinderprogramma Sesame Street. Het programma was erg succesvol. Het loopt nog steeds, werd in 120 landen uitgezonden en kreeg meer prijzen dan welk televisieprogramma dan ook. In twintig landen werd een aangepaste versie van het programma uitgezonden, zoals in Nederland waar het sinds 1976 te zien is onder de naam Sesamstraat. In Sesamstraat is het spel van de Amerikaanse acteurs vervangen door filmclips met Nederlandse (en Vlaamse) spelers, maar de meeste Henson-poppen uit Sesame Street zijn behouden en nagesynchroniseerd: onder meer Bert en Ernie, Koekiemonster, Grover, Elmo en Kermit de Kikker.
    In 1976 was The Muppet Show alleen op een commerciële Britse zender te zien. Henson kreeg de show niet aan een Amerikaanse zender verkocht. Uiteindelijk werd, door een mondelinge overeenkomst met de mediamagnaat Lord Grade, de show geproduceerd in Engeland. Al na twee jaar was de show te zien in 106 landen. Iedere week keken wereldwijd 235 miljoen mensen naar de show, die uitgroeide tot één van de succesvolste televisieseries aller tijden. In 1981 kwam er een eind aan de reeks. Daarna volgden er nog wel enkele films. Het programma speelde zich af in een ouderwets variététheater en werd gepresenteerd door Kermit de Kikker. The Muppet Show introduceerde onder andere de personages Miss Piggy, Gonzo, Fozzie Bear en Animal. Het was gericht op een ouder, breder publiek dan Sesamstraat. In 2004 zijn de rechten van de Muppetsverkocht aan The Walt Disney Company. Sindsdien mag Kermit niet meer worden gebruikt in nieuwe Sesamstraat-filmpjes. The Muppet Show liep vijf seizoenen en kende veel spin-offs, waaronder een aantal films: The Muppet Movie (1979), The Great Muppet Caper (1981), The Muppets Take Manhattan (1984), The Muppet Christmas Carol (1992), Muppet Treasure Island (1996) en Muppets From Space (1999). In 1996 werd The Muppet Show nieuw leven ingeblazen en werd een soortgelijke televisieshow geproduceerd onder de titel Muppets Tonight. Jim Henson regisseerde veel voor televisie en waagde zich een enkele keer aan de regie van films. Hij deed The Great Muppet Caper en de fantasyfilms The Dark Crystal(1982) en Labyrinth (1986) met David Bowie in een grote rol. De studio van Henson heeft in de loop der jaren ook veel bijdragen aan filmprojecten van anderen geleverd. Best bekend zijn Yoda uit de Star Wars-cyclus, de poppen in de verfilming van Michael Endes boek The Neverending Story en de dieren in Dr. Dolittle. In 1983 begon Jim Henson een derde succesvolle Muppet-serie: Fraggle Rock. In Nederland is dit kinderprogramma beter bekend als De Freggels. Fraggle Rock is de meest moralistische van Hensons creaties. De wereld van de Freggles is vrolijk en kleurrijk, maar vormt ook een complex systeem van symbiotische relaties tussen verschillende rassen, te weten Freggels, Doeners en Griezels, alsook echte mensen. In deze wereld behandelde Henson op een onderhoudende manier serieuze thema's als vooroordelen, spiritualiteit, identiteit, milieu en sociale conflicten. In 1988 begon Hensons televisieserie The Storyteller, waarin sprookjes en mythen werden herverteld met gebruikmaking van acteurs en poppen. De rol van Storyteller was, wellicht in verband met zijn specifieke stemgeluid, weggelegd voor de Britse acteur John Hurt. In de serie verschenen de bewerkte verhalen van onder andere De ware bruid, Sprookje van iemand die erop uittrok om te leren griezelen en Bontepels. Net als aan film leverde de Henson studio ook bijdragen aan televisieseries van andere producenten, zoals Dinosaurs en Farscape. De studio is eveneens verantwoordelijk voor honderden liedjes die onder meer Sesame Street, The Muppet Show en Fraggle Rock muzikaal omlijstten. Meest bekend zijn de openingsthema's van The Muppet Show en Fraggle Rock en de door Kermit gezongen nummers 'The Rainbow Connection' en 'It's Not Easy Being Green'. Ook erg bekend is 'Mah Na Mah Na', dat overigens niet door de mensen van Henson werd gecomponeerd. Een deel van de liedjes is op verzamelalbums uitgegeven.

    16-05-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Thomas Alva Edison (Milan (Ohio), 11 februari 1847 – West Orange (New Jersey), 18 oktober 1931) was een Amerikaanseuitvinder en oprichter van General Electric Company, die zijn fortuin maakte door uitvindingen op te kopen en de octrooien op zijn eigen naam vast te leggen. Als deze succesvol bleken, perfectioneerde hij ze en nam ze in productie. Edison was lange tijd recordhouder voor het grootste aantal octrooien toegekend aan een persoon (ongeveer 1400). Op 21 oktober 1879 brandde zijn gloeilamp met koolstofvezel voor het eerst. Hij was echter niet de eerste met het idee van een gloeilamp, de gloeilamp werd namelijk bedacht in 1806 door Humphry Davy.] Ten opzichte van de bestaande verlichtingsbronnen in die tijd, zoals olielampen en kaarsen, was het een hele vooruitgang. Hoewel zijn eerste lamp het maar een paar uur uithield, lukte het hem later lampen te maken met een veel langere levensduur. Om zijn uitvinding bekend te maken aan het New Yorkse publiek, bedacht Edison een publiciteitsstunt. Op oudejaarsavond 1879 liet hij rondom Menlo Park tientallen gloeilampen branden als feestversiering. Al snel daarna werd zijn gloeilamp een commercieel succes; in 1881 richtte hij de Edison Lamp Company op en begon de grootschalige serieproductie. Om in ieder huis zijn gloeilamp te laten branden legde Edison tevens de complete elektrotechnische infrastructuur aan. In tegenstelling van wat velen denken was niet Edison de eerste uitvinder van de gloeilamp. Heinrich Göbel – een uit Duitsland afkomstige Amerikaanse immigrant – claimde dat hij in 1854 reeds een gloeilamp had gemaakt. Göbel was echter zijn tijd vooruit en kon door het ontbreken van een economische elektriciteitsbron zijn belangrijke uitvinding niet in de praktijk brengen. Edison pakte het bestaand idee later op, verbeterde het procedé, en maakte er een werkend en bruikbaar product van. Toen hij probeerde zijn uitvinding in het Verenigd Koninkrijk te patenteren bleek dat de Engelsman Joseph Swan – onafhankelijk van Edison – enkele maanden eerder de gloeilamp ook had uitgevonden en gepatenteerd. In eerste instantie probeerde Edison Swan te beschuldigen van plagiaat, maar de Britse justitie verwierp dit.[10] Later legden ze hun juridische geschil bij en richtten ze in 1884 de Edison & Swan United Electric Company op. In 1891 kwam de toen 28-jarige Henry Ford bij Edison Illuminating Company werken. Ford was toen al bezig met het ontwerp van zijn auto, en het was Thomas Edison zelf die Ford, met de vuist op tafel slaande, aanmoedigde om een autofabriek te starten.

    16-05-2018 om 09:13 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 16
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De eerste gloeilampenfabriek van Philips is een gebouw op adres Emmasingel 31 in het centrum van Eindhoven. Het ligt tegenover de Witte Dame en naast de Admirant. Het is eigendom van Philips. Het is een zeldzaam voorbeeld van een kleinschalig fabrieksgebouw en is een rijksmonument. Aan de straatkant bestaat het uit twee blokken, links met twee zadeldaken, rechts met een schilddak. Tussen de twee blokken bevinden zich de ingang en een schoorsteen. Daarachter bevinden zich een kantoor en een fabriekshal met lichtkappen. Op de schoorsteen is een plaquette aangebracht van Gerard Philips van de hand van Louise Beijerman. Het oorspronkelijke gebouw dateert uit 1869. Het is gebouwd als stoomspijkerfabriek in opdracht van Franciscus en Henricus Raijmakers. In 1871 fungeerde het als draadtrekkerij en draadnagelfabriek. De draadtrekkerij stopte in 1872. Franciscus overleed en de fabriek werd verkocht aan Johan Schröder die er vanaf 1876 bukskin en laken fabriceerde. In 1879 en 1880 werd de fabriek uitgebreid. Op 12 april 1888 brak er brand uit; van het pand kon vrijwel niets worden gered. De herbouw werd nog in 1888 gestart. De oudste delen van het huidige gebouw dateren dus, in strijd met vermeldingen uit vele bronnen, uit 1888/1889. Per 7 juni 1890 werd het bedrijf geliquideerd en kwam het pand leeg te staan. In 1891 werd het gekocht door Gerard Philips voor 12150 gulden en in gebruik genomen als fabriek voor de fabricage van gloeilampen, en de kooldraad die daarin zat. Ook werd er onderzoek en ontwikkelingswerk gedaan. In 1907 werd de fabricage en 1909 het ontwikkelingswerk overgebracht naar de nieuwbouw aan de overzijde van de straat. Het pand fungeerde als chemisch magazijn en als pakhuis. Op 26 oktober 1926 brak brand uit in het magazijn; van het pand konden alleen het kantoor, schoorsteen en delen van het voorfront worden gered. Het pand werd in 1926 of wellicht pas in 1930 in oude staat hersteld, waarna het tot 1934 leeg stond. In 1934 nam de afdeling Neon het in gebruik. In 1944 werd de productie van fluorescentiepoeders er ondergebracht (voor tl-buizen). Bij het 60-jarig bestaan van het Philipsconcern in 1951 werd de plaquette op de schoorsteen aangebracht. Ook werd het pand toen in gebruik genomen als het Philips Demonstratielaboratorium ("Demlab"). Dat duurde veertig jaar, tot 1991. Vanaf 1991 was het gebouw tien jaar het onderkomen van het Concernarchief van Philips (Philips Archives). Ook de stichting Lichteffecten in de Schilderkunst en Sculptuur kreeg er een onderkomen. Sinds 27 maart 2002 heeft het nog enkel een museumfunctie, toen eerst het museum Philipsfabriek 1891 werd geopend en een maand later het Centrum Kunstlicht in de Kunst (per 5 december 2010 gesloten). Sinds 2001 is het een rijksmonument. In april 2011 werd het hele gebouw gesloten voor een verbouwing, waarbij het in oude staat werd teruggebracht met een glazen facade aan de voorzijde; zo is de ingang terugverplaatst naar de Nieuwe Emmasingel. Op 5 april 2013 werd op deze locatie het Philips museum door de toenmalige Koningin Beatrix geopend. De bestaande opstelling van oude apparatuur voor fabricage van gloeilampen is blijven bestaan.

    16-05-2018 om 09:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 15
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Rik Van Steenbergen (Arendonk, 9 september 1924 – Antwerpen, 15 mei 2003) was een Belgische wielrenner in de jaren veertig, vijftig en zestig. Als beroepsrenner, tussen 1942 en 1966, won Van Steenbergen onder andere twee keer de Ronde van Vlaanderen, twee keer Parijs-Roubaix, twee keer de Waalse Pijl, een keer Parijs-Brussel en een keer Milaan-San Remo. Hij werd driemaal wereldkampioen op de weg. Hij was de snelste in verscheidene etappes in de Ronde van Frankrijk en de Ronde van Italië en won eenmaal het puntenklassement in de Ronde van Spanje. In 1948 kreeg hij bij de overwinning in Parijs-Roubaix de "Gele wimpel" uitgereikt, de onderscheiding voor het hoogste uurgemiddelde behaald in een internationale klassieker. Hij verbeterde hiermee de prestatie van de Italiaan Jules Rossi uit 1938. Gedurende zijn carrière reed Van Steenbergen ook met grote regelmaat op de piste. In het bijzonder vanaf eind jaren vijftig tot de tweede helft van de jaren zestig, toen hij zijn activiteiten op de weg geleidelijk afbouwde, behoorde Van Steenbergen tot de dominante renners binnen het zesdaagsepeloton en won uiteindelijk 40 zesdaagsen, waarvan 19 met zijn landgenoot Emile Severeyns, een groot aantal meetings, en werd in deze jaren bovendien ook viermaal Europees kampioen koppelkoers (1957/58, 1958/59, 1959/60, 1960/61 (met Severeyns) en 1962/63 (met Palle Lykke) en eenmaal Europees kampioen omnium (1959). Een krant berekende ooit dat hij één miljoen kilometer aflegde. Onderweg behaalde hij 1645 triomfen en draaide tot zijn 43ste mee aan de top. Na zijn actieve wielercarrière raakte Van Steenbergen een tijd lang aan lager wal. In 1968 speelde hij zelfs mee in een erotische film, Pandora, om wat extra geld te kunnen verdienen. Deze film werd op 9 september 2010 uitzonderlijk en eenmalig nog eens in een Antwerpse bioscoop vertoond. Rik Van Steenbergen wordt gezien als een medisch wonder, vanwege het uitzonderlijk grote hart dat hij had. De man overleed in 2003 in Antwerpen. Van 1991 tot 2012 vond in Aartselaar jaarlijks de naar Van Steenbergen vernoemde wielerwedstrijd Memorial Rik van Steenbergen plaats. Deze zou vanaf 2017 opnieuw georganiseerd worden, maar dan in zijn geboortedorp Arendonk. In 2004 werd in Arendonk een monument geplaatst met de torso van de sportman, ontworpen door leerlingen van de Academie voor Schone Kunsten.

    15-05-2018 om 08:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 15
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op zaterdag 15 mei 1971 ontplofte een brandbom aan boord van de Mebo II.] Niet de olieleiding in de machinekamer zoals oorspronkelijk de bedoeling was, werd getroffen, maar de waterleiding van de MEBO II. Het achterschip vatte vlam. Dj Alan West, die op dat moment een live programma in het Engels - 's avonds was er een Engelstalige programmering - presenteerde, werd tijdens het draaien van de plaat Melting pot van Blue Mink opgeschrikt door de explosie en ging poolshoogte nemen. Hij zag nog net een kleine motorboot met buitenboordmotor wegvaren. Hij rende terug naar de studio en riep over de zender (hij was duidelijk in paniek) om hulp: Mayday, mayday, the Mebo II is on fire, SOS, SOS, we had an explosion on board, mayday, mayday, we need help! Deze oproep bleef hij verschillende malen herhalen in het Engels, later deed de Nederlandse kapitein nog een oproep. Er kwam hulp van blusboten die de brand snel wisten te doven. Het station ging uit de lucht. Er vielen geen gewonden. De schade aan de MEBO II bleef beperkt; het bovendeel van de kombuis en het achterdek waren grotendeels afgebrand. De volgende dag was de zender terug in de lucht. Hoewel er aanvankelijk verhalen in de pers verschenen dat de BVD achter de aanslag zat - Meister en Bollier zouden banden hebben met het bewind van de DDR of zelfs Libië, en de korte golfzender gebruiken voor het verzenden van gecodeerde geheime berichten - bleek al spoedig, dat Radio Veronica de schuldige was: er werden drie duikers gepakt, aan wie Veronica 100.000 gulden (= € 45.380,-) had betaald om het schip binnengaats te krijgen, zodat men beslag op het schip kon leggen omdat RNI de onderlinge overeenkomst niet zou hebben nageleefd. Maar de aanslag bewerkte precies het tegendeel van wat Veronica beoogd had: het leverde Radio Noordzee veel sympathie van de luisteraars op en het station won enorm aan populariteit. Het prikkelde echter ook de Nederlandse overheid om de zeezenders nu eens definitief met wetgeving aan te pakken. Bull Verweij, een van de gebroeders Verweij, eigenaren van Veronica, en Veronica-aandeelhouder Norbert Jürgens werden, net als de drie duikers, tot gevangenisstraffen veroordeeld

    15-05-2018 om 08:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Trini Lopez (geboren als Trinidad López III, Dallas (Texas), 15 mei 1937) is een Amerikaans zanger van Mexicaanse afkomst. Hij had groot succes in 1963 met het lied If I had a hammer. Het bereikte de eerste plaats in de hitlijsten in vijfentwintig landen, waaronder de Nederlandse Tijd voor Teenagers Top 10. Het nummer stond op zijn debuutalbum Trini Lopez Live at PJ's, dat verscheen op Reprise Records, het platenlabel van Frank Sinatra. Ook La Bamba van dezelfde lp werd een hit. Latere succesnummers van Lopez waren onder andere This land is your land, Kansas City en Adalita. Met minder succes werkte Lopez ook als acteur. Zijn eerste film was "Marriage On The Rocks" (1965), waarin hij optrad naast Sinatra en Dean Martin. De bekendste film waarin hij speelde was "The Dirty Dozen" (1967). Tegenwoordig treedt Trini Lopez nog steeds op. In 2005 nam hij deel aan een benefietconcert voor de slachtoffers van de Tsunami. In de zomer van 2013 trad hij op in de concertreeks van André Rieu op het Vrijthof in Maastricht.

    15-05-2018 om 08:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 14

    Francis Albert Sinatra (Hoboken (New Jersey), 12 december 1915 – Los Angeles (Californië), 14 mei 1998) was een Amerikaans zanger, acteur, filmproducent en filmregisseur. Frank Sinatra, geboren in Hoboken (New Jersey), besloot zanger te worden nadat hij Bing Crosby op de radio hoorde. Hij begon in kleine clubs in New Jersey en kwam op die manier onder de aandacht van trompettist en bandleider Harry James. Na een korte periode met James sloot hij zich aan bij het Tommy Dorsey Orchestra, en na zijn debuut met hen in 1940 werd hij beroemd als zanger. Hij had een grote aantrekkingskracht op de tieners van die tijd (de zogenoemde bobby soxers), die een heel nieuw publiek waren voor populaire muziek. Deze muziek was tot dan toe voorbehouden aan volwassenen, en Sinatra werd zo het eerste tieneridool. Eind jaren veertig en begin jaren vijftig ging het bergaf met zijn carrière, maar hij maakte een terugkeer op het witte doek in de film From Here to Eternity. Hij verscheen daarna in veel verschillende films, in het bijzonder The Man with the Golden Arm en The Manchurian Candidate. In de jaren vijftig en zestig was Sinatra een populaire attractie in Las Vegas. Hij was bevriend met Dean Martin, Sammy Davis jr., Peter Lawford en Joey Bishop, en samen vormden zij de Rat Pack – een losse groep muzikanten en zangers die vrienden waren en samen feestvierden. Samen met andere Rat Pack-leden speelde hij in een aantal films, waaronder Ocean's 11, Sergeants 3en Robin and the 7 Hoods. Zijn hele carrière werd hij ervan beschuldigd contacten in het maffia- en criminele milieu te hebben. Zijn stem is onmiddellijk herkenbaar en wordt beschreven niet alleen in termen van kracht en charisma, maar ook van nostalgie en tederheid. Sinatra wordt daarom ook wel The Voice genoemd. Er wordt ook vaak naar hem verwezen als Ol' Blue Eyes. Sinatra was getrouwd met Nancy Barbato (1939–1951), Ava Gardner (1951–1957), Mia Farrow (1966–1968) en Barbara Blakeley (1976–1998, zijn dood). Met Barbato kreeg hij dochters Nancy en Tina en zoon Frank jr. (1944–2016). Hij overleed in 1998 op 82-jarige leeftijd aan een hartaanval. Zijn laatste woorden zijn: "I'm losing"verwijzend naar zijn gevecht om in leven te blijven. Sinatra is begraven in het Desert Memorial Park in Cathedral City, Palm Springs, Californië. Op zijn grafsteen staat de tekst "The Best is Yet to Come".







    14-05-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 14

    14-05-1902 Vandaag sneeuwt het in een groot deel van het land. Voor Ukkel is dit de meest laattijdige sneeuw van de eeuw. In de Ardennen blijft de sneeuw liggen en geeft aanleiding tot uitzonderlijke sneeuwdikten voor deze periode van het jaar : 4 cm in Hestreux (Baelen), 6 cm in Libramont, 11 cm in La Roche-en-Ardenne...





    14-05-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Paus Johannes Paulus II, Latijn: Ioannes Paulus PP. II, geboren als Karol Józef Wojtyła (uitspraak) (Wadowice, 18 mei 1920– Vaticaanstad, 2 april 2005), was een Pools priester die aartsbisschop en kardinaal werd en uiteindelijk op 16 oktober 1978 werd verkozen tot 264ste paus van de Rooms-Katholieke Kerk. Hij was de opvolger van de plotseling overleden Johannes Paulus I. In zijn hoedanigheid van paus was hij tevens soeverein van Vaticaanstad, alsook bisschop van Rome. Hij was de eerste Poolse paus en de eerste niet-Italiaan sinds de uit de Nederlanden afkomstige Adrianus VI (1522-1523). Op 1 mei 2011 werd hij door zijn opvolger, paus Benedictus XVI, zalig verklaard.[1] Op 27 april 2014 werd hij door paus Franciscusheilig verklaard. De Kerk gedenkt hem op 22 oktober, de dag waarop hij in 1978 als paus werd geïntroniseerd Johannes Paulus II werd geboren als Karol Józef Wojtyła in Wadowice, nabij Krakau, in het zuiden van Polen als zoon van Karol Wojtyła (1879-1941) en Emilia Kaczorowska (1884-1929). Hij was de jongste van drie kinderen. Zijn enige zuster stierf voordat hij geboren werd. Zijn vader was een zoon van een meester-kleermaker en was eerst administratief officier voor het Oostenrijks-Hongaarse leger op een departement van het ministerie en werd later tot aan zijn pensioen in 1927 luitenant in het Poolse leger. Toen Karol bijna negen jaar oud was, overleed zijn moeder en in 1941 overleden zowel zijn vader als zijn oudere broer. In zijn jeugd in Wadowice had hij veel vriendschappelijk contact met de plaatselijke joodse gemeenschap.Als kind was hij sportief en hij beoefende diverse sporten tot in zijn volwassenheid. Zo voetbalde hij (zijn favoriete positie was die van doelman) en was hij een goed skiër en zwemmer. Wojtyła doorliep het plaatselijk lyceum in Wadowice en begon een studie letterkunde aan de Jagiellonische Universiteit in Krakau. Na de Duitse inval in Polen in 1939 werd de universiteit door de nazi's gesloten. Om deportatie en gevangenschap te voorkomen, was hij verplicht een baan te nemen. Hij werkte in Zakrzowek te Krakau als steenhouwer in een groeve en vanaf de lente van 1942 tot in 1944 bij het chemische concern Solvay ] Op 1 november 1946 werd hij tot priester gewijd. Van de aartsbisschop van Krakau, kardinaal Sapieha, kreeg hij de opdracht om nog dezelfde maand in Rome theologie te gaan studeren. Hij studeerde er aan de Pauselijke Universiteit Sint Thomas van Aquino en overnachtte onder meer in het Belgisch Pauselijk College.[4] In die Romeinse periode bezocht hij in 1947 Frankrijk en België en bracht hij acht dagen door in Nederland. In juni 1948 behaalde hij in Rome zijn doctoraat in de filosofie met het proefschrift over de geloofsdoctrine van Johannes van het Kruis, geschreven onder supervisie van Réginald Garrigou-Lagrange. Op 16 december dat jaar kreeg hij een master in de theologie aan de Jagiellonische Universiteit in Krakau. Tevens behaalde hij die maand aan deze universiteit een doctoraat in de theologie. Hij volgde meerdere taalcursussen, waardoor hij behalve zijn moedertaal ook Slowaaks, Russisch, Italiaans, Frans, Spaans, Portugees, Duits, Engels, Latijn en Oud-Grieks sprak Karol Wojtyła werd op 4 juli 1958 door paus Pius XII tot hulpbisschop van Krakau benoemd. Op 28 september 1958 werd hij tot bisschop gewijd door de apostolisch administrator van het aartsbisdom Krakau, aartsbisschop Eugeniusz Baziak van het aartsbisdom Lviv. Tot aan zijn benoeming tot aartsbisschop van Krakau was hij professor aan de Katholieke Universiteit van Lublin, die sinds 2005 zijn naam draagt. In de periode van 1962 tot 1965 nam hij deel aan het Tweede Vaticaans Concilie, dat door paus Johannes XXIII was bijeengeroepen
    Na het overlijden van aartsbisschop Eugeniusz Baziak werd Karol Wojtyła op 13 januari 1964 door paus Paulus VI tot aartsbisschop van Krakau benoemd. Op 26 juni 1967 werd hij door Paulus VI kardinaal gecreëerd. Hij kreeg de diakonie San Cesareo in Palatio - pro hac vice - als titelkerk
    Op 16 oktober 1978 werd Wojtyła gekozen tot paus. Onder de aanwezigen op het SintPietersplein klonk enige verbazing bij het horen van de niet-Italiaanse naam. Onmiddellijk daarna verscheen de nieuwe paus op de loggia van de Sint-Pietersbasiliek om de zegen Urbi et Orbi te geven aan de verzamelde gelovigen op het plein. In afwijking van wat pausen voor hem hadden gedaan, begon hij met een korte toespraak:
    Geloofd zij Jezus Christus. Dierbare broeders en zusters, wij zijn nog steeds aangedaan vanwege het overlijden van onze geliefde paus Johannes Paulus I. En nu hebben de heren kardinalen een nieuwe bisschop van Rome gekozen. Zij hebben hem geroepen uit een ver land. Ver weg, en toch dichtbij in de gemeenschap van het geloof en in de christelijke tradities. Ik was bang om deze verantwoordelijkheid te aanvaarden, maar ik heb dat toch gedaan, in een geest van gehoorzaamheid aan onze Heer Jezus Christus en in een onwankelbaar vertrouwen in Zijn Moeder, de Allerheiligste Madonna. Ik weet niet zeker of ik mij correct kan uitdrukken in uw, nee, in onze Italiaanse taal. Mocht ik fouten maken, dan wilt u mij wel verbeteren. En zo stel ik me aan u voor: om gezamenlijk ons geloof te belijden, onze hoop en ons vertrouwen in de Moeder van Jezus, de Moeder van de Kerk. En om een nieuw hoofdstuk te beginnen in de geschiedenis van de Kerk, met hulp van God en van de mensen.
    Overigens viel dit praatje niet bij iedereen in de smaak. Een aantal curiekardinalen op het balkon fluisterde een aantal keren basta, ten teken dat de paus beter zou overgaan tot het geven van de zegen. Wojtyła werd de eerste Poolse paus en de eerste niet-Italiaanse paus in 455 jaar. De laatste was de Nederlandse paus Adrianus VI in 1523 geweest. Wojtyła was als Pool ook de eerste Slavische paus en was bovendien afkomstig uit een land dat behoorde tot het communistische Oostblok. De keuze had daarmee niet alleen een religieuze, maar ook een politieke betekenis. Als eerbetoon aan zijn voortijdig overleden voorganger nam hij de naam Johannes Paulus II aan, ook uit respect voor de twee daaraan voorafgaande pausen, Johannes XXIIIen Paulus VI. Hij begon ermee het ambt te vereenvoudigen door af te zien van de pluralis majestatis als aanspreek- en schrijftitel en verkoos een eenvoudige inauguratieceremonie zonder een formele pauselijke kroning. De pauselijke tiara zou hij nimmer dragen. Hij volgde hiermee het voorbeeld van zijn voorganger De verkiezing van Karol Wojtyła tot paus was een verrassing, te meer omdat hij de eerste niet-Italiaanse paus was sinds 1523. Het leidde tot onrust bij Leonid Brezjnev, de leider van de Sovjet-Unie. Hij zag de paus als een gevaar voor de invloed van de Sovjet-Unie in Polen en het Oostblok in het algemeen. Dat de vrees terecht was, bleek een jaar later, toen Johannes Paulus II een bezoek bracht aan zijn geboorteland en een grote menigte op de been wist te krijgen. Johannes Paulus' invloed in Polen en in de wereld heeft op een indirecte manier de macht van de Sovjet-Unie beperkt. Hoewel de Sovjet-Unie en het
    Vaticaan nooit rechtstreeks de confrontatie zijn aangegaan, was er vanwege de pauselijke invloed wel spanning tussen beide. Johannes Paulus II was de eerste paus die veelvuldig de wereld introk. In juni 1979 bracht hij zijn eerste van negen pastorale bezoeken aan zijn geboorteland Polen. Miljoenen landgenoten kwamen voor hem op de been. Tot zijn overlijden heeft de paus meer dan honderd pastorale bezoeken afgelegd, waarbij hij 129 landen bezocht.Legendarisch is dat hij altijd bij aankomst de grond kuste. Toen hij op hoge leeftijd niet meer kon bukken, werd voor hem aarde op een schaal gelegd en naar zijn mond gebracht, zodat hij staande alsnog een kus kon geven. In mei 1985 bezocht hij Nederland, Luxemburg en België. Er was in Nederland relatief weinig belangstelling. Veel Nederlandse rooms-katholieken achtten hem te conservatief. In de stad Utrecht moest bij een betoging de Mobiele Eenheidingrijpen.
    In Luxemburg en België, waar hij zijn 65ste verjaardag vierde, kreeg hij een hartelijk onthaal en brachten zijn bezoeken veel volk op de been. Op 13 mei 1981 schoot de 23-jarige Turk Mehmet Ali Ağca de paus met een pistool neer op het plein voor de Sint-Pietersbasiliek. Hij raakte hem vier keer. De dader werd meteen aangehouden. Johannes Paulus II verloor door de verwondingen driekwart van zijn bloed, maar overleefde de aanslag. Hij schonk de dader, die tot levenslang veroordeeld werd, vergiffenis en bezocht hem in de gevangenis.Op voorspraak van de paus werd Ağca door de Italiaanse president Carlo Azeglio Ciampi amnestie verleend en in juni 2000 uitgeleverd aan Turkije. Op 2 maart 2006 maakte een Italiaanse parlementaire onderzoekscommissie bekend dat naar alle waarschijnlijkheid de Sovjet-Unie opdracht had gegeven voor de aanslag, als vergelding voor de voortdurende steun van de paus aan de Poolse vakbond Solidarność. Op 12 mei 1982 werd in Fátima, Portugal, een tweede aanslag op Johannes Paulus II gepleegd. De 34-jarige uit Spanje afkomstige priester Juan María Fernández y Krohnprobeerde hem met een bajonet neer te steken. Fernández y Krohn verklaarde tijdens zijn proces dat hij gelooft dat Johannes Paulus II een spion van de SB en de KGB is en de opdracht heeft het verzet van het Vaticaan tegen de Sovjet-Unie te stoppen. Deze tweede aanslag werd vijfentwintig jaar voor de openbaarheid verborgen gehouden. Het Vaticaan had geopperd dat de paus door de Spaanse priester slechts bedreigd werd. Maar kardinaal Stanislaw Dziwisz onthulde in de documentaire 'Testimony' in 2008 dat Johannes Paulus II wel degelijk werd neergestoken, maar dat de paus de niet levensbedreigende wond geheim had gehouden. De paus zag het belang in van het betrekken van de jeugd bij de Kerk. Daarom initieerde hij in 1984 de Wereldjongerendagen die om de paar jaar honderdduizenden jongeren vanuit heel de wereld samenbrengen om het geloof te vieren, te delen en uit te dragen. De slotmis van de Wereldjongerendagen in Manilla werd zelfs bezocht door zo'n 4 miljoen mensen. Ook wilde hij duidelijk maken dat mensen die een verschil maken erkenning verdienen. Zo heeft hij in totaal 1338 zaligverklaringen uitgesproken.[noot 6] Hij verklaarde in totaal 482 mensen heilig. Dit waren er meer dan alle andere pausen voor hem ooit hebben gedaan. Het hoge aantal was mede het gevolg van zijn streven naar versimpeling en stroomlijning van de procedure, zodat alles sneller kon verlopen. Hij besloot de promotor fidei (de advocaat van de duivel), af te schaffen, zodat meer mensen de vaak lang gehoopte erkenning konden krijgen.
    Johannes Paulus II sprak zich uit tegen het communisme, het materialisme, het ongebreideld kapitalisme en de politiekeonderdrukking. Heel actief was hij in het bestrijden van het communisme in de jaren tachtig. Toen in het Oostblok de communistische macht was verdwenen, zette hij zich actief in voor de Europese eenwording.[noot 8] De val van het communisme was echter geen doel op zich voor de paus. Hij had gehoopt dat Polen na het verdwijnen ervan terug zou keren naar een maatschappij met conservatieve waarden. Dit gebeurde echter niet en Polen koos meer voor de westerse consumptiemaatschappij. Steeds meer verloor Johannes Paulus II de voeling met de ontwikkeling van de Kerk, meer bepaald in West-Europa. Het feit dat men in Europa steeds minder oor had naar zijn conservatieve agenda, leidde tot ergernis bij de paus. Daarom had hij vaak kritiek op de westerse maatschappij en het kapitalisme. Ook in ethische kwesties voer hij een harde koers en verwierp hij, in lijn met de traditionele opvattingen van de Rooms-Katholieke Kerk, expliciet abortus, euthanasie, anticonceptie, homoseksualiteit, transseksualiteit en de doodstraf. Door dit conservatisme daalde zijn populariteit echter in West-Europa.[8] De paus was ook uitgesproken in zijn afkeer van oorlog voeren. Hij veroordeelde publiekelijk de Tweede Golfoorlog, nadat hij al de Eerste Golfoorlog fel had bekritiseerd. In Europa en Azië was er kritiek op zijn standpunten over voortplanting. Men verweet de paus dat doordat hij het gebruik van condooms veroordeelde, hij het voorkomen van besmetting met hiv ernstig hinderde. De paus was er voorstander van aan de armen medicijnen beschikbaar te stellen, maar voorkoming van hiv-besmetting was volgens hem vooral te bereiken door een monogaam gezinsleven. In 1994 wees paus Johannes Paulus II in zijn apostolische brief Ordinatio Sacerdotalis toelating van lekenpriesters, openstelling van het priesterambt voor vrouwen en opheffing van het celibaat af.] In de apostolische brief De mulieris dignitate gaf de paus aan dat vrouwen recht hadden op waardigheid met betrekking tot mensenrechten en werk, maar dat kon volgens hem niet leiden tot de openstelling voor hen van het priesterambt. Johannes Paulus II was de eerste paus die het concentratiekamp in Auschwitz in Polen bezocht. Zijn bezoek aan de Synagoge van Rome was het eerste synagogebezoek van een paus in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk. In maart 2000 bezocht hij het Holocaustherinneringscentrum Yad Vashem in Israël en raakte het heiligste heiligdom van de joden aan, de westelijke muur in Jeruzalem, ter bevordering van de christelijk-joodse verzoening, en sprak uit dat de joden "onze oudere broeders" zijn. Hoewel sommigen kritiek hadden op bepaalde handelwijzen waar hij medeverantwoordelijk voor was, als de zaligverklaring van paus Pius XII, die volgens critici zich tijdens de Tweede Wereldoorlog onvoldoende voor de Joden had ingezet, en op het zalig verklaren van bekeerde Joden, heeft hij er actief aan bijgedragen om de verhoudingen tussen het joodse geloof en het rooms-katholieke geloof te verbeteren. In mei 1999 bezocht Johannes Paulus II Roemenië. Het was de eerste keer dat een paus een overwegend oosters-orthodox land bezocht sinds het Grote Schisma, de scheiding van de oostelijke orthodoxie en het westelijke rooms-katholicisme in het jaar 1054. Hij werd verwelkomd door de patriarch Teoctist Arăpaşu en de Roemeense president Emil Constantinescu. De patriarch stelde dat het "tweede millennium van christelijke geschiedenis met het pijnlijke verwonden van de eenheid van de Kerk begon; aan het eind van dit millennium is er een herstel van christelijke eenheid geweest". Samen met de
    patriarch woonde de paus massale vereringsdiensten bij in de open lucht en droeg zo bij aan een verbeterde relatie. In Athene ontmoette de paus aartsbisschop Christodoulos, het hoofd van de GrieksOrthodoxe Kerk. Na een bilaterale bijeenkomst spraken de twee in het openbaar. Christodoulos las een lijst van "dertien inbreuken" van de Rooms-Katholieke Kerk tegen de Orthodoxe Kerk sinds het Grote Schisma voor, waaronder het plunderen van Constantinopel door kruisvaarders in 1204 en het gebrek aan verontschuldiging hiervoor. De paus antwoordde met de vraag aan de Heer of Hij daarvoor vergiffenis wou schenken, wat Christodoulos meteen toejuichte. Johannes Paulus II zei dat de plundering van Constantinopel een bron van "diepe spijt" voor de rooms-katholieken was. Daarna bezochten beiden de plek waar Paulus de Apostel aan Atheense christenen had gepredikt. De patriarch en de paus gaven een gemeenschappelijke verklaring uit, waarin stond: "Wij zullen alles doen wat in onze macht ligt, opdat de christelijke wortels van Europa en zijn christelijke ziel kunnen worden bewaard. (...) Wij veroordelen elke toevlucht tot geweld, proselytisme en fanatisme, in naam van de godsdienst. Later bracht de paus bezoeken aan andere oosters-orthodoxe landen, zoals Oekraïne. Johannes Paulus II heeft niet zoveel aandacht besteed aan de Protestantse Kerken als aan de orthodoxe. Volgens sommigen omdat met de protestanten minder raakvlakken zijn. Zo kon de vrijzinnigheid in veel protestantse richtingen zijn goedkeuring niet wegdragen en bleef voor hem het 'weglopen' van Calvijn en Maarten Luther een ketterse daad. Met de meer conservatieve stromingen binnen het protestantisme kon de paus zich vinden in de gedeelde kern van de christelijke leer over zonde en verzoening, God, Jezus en Heilige Geest, maar bleef er verschil in inzicht over de Mariaverering en het primaat van het pauselijk ambt. Met de Anglicaanse Kerk, die in liturgie en organisatie dicht bij de RoomsKatholieke Kerk staat, werd meer contact gezocht Johannes Paulus II was als paus betrekkelijk jong, 58, toen hij verkozen werd. Zijn pontificaat werd het op twee na langste in de geschiedenis (na dat van Petrus en Pius IX). Bij zijn aantreden was hij in een goede lichamelijke conditie en was een actief sporter. Hij wandelde, zwom en skiede. Na de eerste aanslag op zijn leven ging zijn gezondheid achteruit. In 1989 schreef hij een brief waarin hij aangaf dat hij zou aftreden als zich bij hem een ongeneeslijke ziekte of een andere vergaande verslechtering van zijn gezondheid had gemanifesteerd die hem het werken onmogelijk zou maken. In dat voorkomende geval zou hij het overlaten aan de deken van het College van Kardinalen, de Romeinse Curie en aan de vicaris van Rome wanneer zijn ontslag geaccepteerd zou worden. In 1992 werd er bij Johannes Paulus II een tumor verwijderd, in 1993 had hij een schouderoperatie, een jaar later brak hij een dijbeenen op hoge leeftijd, in 1996, kreeg hij een blindedarmontsteking en moest zijn blindedarm verwijderd worden. In 2001 werd door een arts onthuld dat de paus aan de ziekte van Parkinson leed, wat in 2003 door het Vaticaan bevestigd werd. Johannes Paulus II kreeg steeds meer moeite met zijn motoriek en spreken in het openbaar ging hem steeds slechter af. Johannes Paulus II begon door deze toenemende lichamelijke problemen een steeds fragielere indruk te geven bij openbare optredens.
    In 2005 kreeg hij zware ademhalingsproblemen, waardoor hij op 24 februari een tracheotomie moest ondergaan. Op 31 maart 2005 kreeg de paus "zeer hoge koorts die door een urinebuisinfectie werd veroorzaakt", maar de paus werd op zijn uitdrukkelijk verzoek niet naar het ziekenhuis gebracht, waarschijnlijk overeenkomstig zijn wens in het Vaticaan te sterven als zijn tijd gekomen was. Later die dag meldden bronnen in het Vaticaan dat de paus de laatste sacramenten had ontvangen. Op 1 april verslechterde zijn toestand en kreeg hij orgaanuitval. De paus werd gevoed door middel van een neussonde. In een officieel communiqué werd gesproken van een "ernstige, maar stabiele toestand". Rapporten uit het Vaticaan vroeg in de ochtend berichtten dat de paus een hartaanval had gekregen, maar bij kennis was gebleven. Op 2 april om ongeveer half één in de ochtend bevestigde het Vaticaan dat de paus de laatste sacramenten had ontvangen. De daaropvolgende morgen was er om 11.30 uur een persconferentie waarin de woordvoerder van het Vaticaan, Joaquín Navarro-Valls, meldde dat de paus steeds minder bij bewustzijn was. Navarro-Valls vertelde dat de paus de woorden "Ik denk aan jullie" had uitgesproken, volgens hem waarschijnlijk refererend aan de jongeren die op het Sint-Pietersplein verzameld waren. Dezelfde dag schreef de paus een afscheidsbriefje aan zijn naaste Poolse medewerkers (drie nonnen en twee secretarissen) met de tekst: "Ik ben gelukkig, laten jullie ook gelukkig zijn." Uiteindelijk overleed paus Johannes Paulus II in zijn privéappartement op 2 april om 21:37 uur op de leeftijd van 84 jaar aan de gevolgen van een sepsis en bijbehorende infecties, waardoor zijn nieren en andere vitale organen, waaronder uiteindelijk zijn hart, het lieten afweten. In zijn laatste bericht, aan de jongeren op het Sint-Pietersplein, zei hij: "Ik kwam voor u, nu bent u naar mij gekomen. Ik dank u." Volgens de officiële lezing van het Vaticaan waren zijn laatste woorden, uitgesproken in het Pools: "Laat mij gaan naar het huis van de Vader".[18] Zes uur later kwam na 26 jaar, vijf maanden en zestien dagen een eind aan zijn pontificaat. Johannes Paulus II werd wereldwijd herdacht. In Polen verzamelden rooms-katholieken zich bij de kerk in zijn geboorteplaats. In Nederland overheerste de algemene waardering voor zijn vredebevorderende oproepen het eerdere gevoelen van ergernis over zijn conservatieve denkbeelden op andere terreinen. De Australische eerste minister John Howard zei dat paus Johannes Paulus II een vrijheidsvechter was tegen het communisme. In Brazilië werd een rouwperiode van zeven dagen afgekondigd. In Chili was er een officiële rouwperiode van drie dagen. De Cubaanse leider Fidel Castro kondigde drie dagen van nationale rouw af. In Duitsland en Frankrijk hing de vlag - heel uitzonderlijk - halfstok vanaf openbare gebouwen. Desgevraagd werd vermeld, dat het om een bijzonder mens ging. De vlaggen op het Witte Huis en andere openbare gebouwen in de Verenigde Staten werden halfstok gehangen. President George W. Bush betuigde zijn medeleven en noemde de paus "kampioen van de menselijke vrijheid". Dalai lama Tenzin Gyatso eerde de paus voor het bevorderen van "harmonie en spirituele waarden". En zelfs in het overwegend boeddhistische Thailand gingen de vlaggen halfstok. Bij de begrafenis op 8 april vertegenwoordigde kroonprins Charles zijn moeder koningin Elisabeth II van het Verenigd Koninkrijk, waardoor zijn tweede huwelijk moest worden uitgesteld. De Verenigde Staten stuurden drie presidenten: de zittende en diens twee voorgangers. België werd vertegenwoordigd door koning Albert II en koningin Paola. Vanuit Nederland werd geen staatshoofd gestuurd, dit in schril contrast met voorgaande
    pauselijke overlijdens. Volgens de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) was de aanwezigheid van minister-president Jan Peter Balkenende voldoende. Dit regeringsstandpunt leidde in Nederlandse rooms-katholieke kringen tot verontwaardiging en protest. Vooral de roomskatholieke oud-premier Dries van Agt liet zijn afkeuring blijken. Het Vaticaan reageerde na afloop van de eredienst laconiek: "Wij hebben de Nederlandse koningin niet gemist". De begrafenis van Johannes Paulus II wordt een van de grootste rouwplechtigheden van de moderne geschiedenis genoemd, vanwege de honderden aanwezige hoogwaardigheidsbekleders en delegaties, de vele pelgrims in Rome en de wereldwijde aandacht via televisie en radio. Tijdens de begrafenis werd er door sommige pelgrims gevraagd om Johannes Paulus II onmiddellijk heilig te verklaren. Op borden stond "Santo Subito" te lezen. Op 13 mei 2005 werd de procedure gestart zonder de gebruikelijke vijf jaar af te wachten. Als reden daarvoor werden "exceptionele omstandigheden" gegeven, zonder nadere uitleg. Voor een zaligverklaring is een wonder nodig dat toegeschreven kan worden aan de betrokkene, in dit geval dus paus Johannes Paulus II. Voor een heiligverklaring zijn er twee nodig. Op 14 januari 2011 werd bekend dat de Congregatie voor de Heilig- en Zaligsprekingsprocessen door paus Benedictus XVI gemachtigd was om één van de aan Johannes Paulus II toegeschreven wonderen als zodanig te erkennen. Het betrof de wonderbaarlijke genezing van zuster Marie Simon-Pierre Normand, van het 'Institut des Petites Soeurs des Catholiques Maternités', die op voorspraak van de toen net overleden kerkvorst volgens de Kerk genezen is van de ziekte van Parkinson. Vanuit medisch oogpunt is de genezing volgens de Kerk onverklaarbaar en daarmee een wonder. Johannes Paulus II werd mede door dit feit op 1 mei 2011 zalig verklaard. Monseigneur Mauro Parmeggiani liet weten dat nog nooit in de 2000-jarige geschiedenis van het Christendom iemand een snellere procedure had gekregen. Na de zaligverklaring kreeg zijn lichaam een nieuwe plek: het grafmonument werd van een crypteonder de basiliek overgeplaatst naar de Sint-Pietersbasiliek. Op 5 juli 2013 maakte paus Franciscus, de opvolger van Benedictus XVI, bekend dat het tweede wonder van paus Johannes Paulus II door de Kerk erkend is. Op 30 september werd een consistorie gehouden waarop de voorgenomen heiligverklaring besproken werd. Naar aanleiding daarvan werd besloten de heiligverklaring te laten plaatsvinden op 27 april 2014, de Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid.] Die dag werd hij door paus Franciscus heilig verklaard, samen met paus Johannes XXIII.

    13-05-2018 om 09:48 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei

    Stevie Wonder (Saginaw (Michigan), 13 mei 1950), geboren als Steveland Judkins of Steveland Morris, is een Amerikaans zanger , componist en multi-instrumentalist. Op twaalfjarige leeftijd werd deze blinde rhythm-and-blues-, soul-, pop- en funkartiestdoor Motown geïntroduceerd als de nieuwe Ray Charles. In het begin werd zijn carrière vrijwel geheel door de platenbazen bepaald, maar in de jaren zeventig verwierf hij met een nieuw platencontract artistieke vrijheid en nam hij een aantal muziekalbums op die door zowel het publiek als recensenten gunstig werden ontvangen. Hij oogstte succes met onder meer "Higher Ground" en "I Just Called to Say I Love You". Hij heeft meer dan honderd miljoen platen verkocht, won vijfentwintig Grammy Awards en werd in 1989 opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame Wonder werd twee maanden te vroeg geboren en bracht zijn eerste dagen door in een couveuse. Hij kreeg zuurstof omdat hij niet goed ademde door onrijpheid van zijn longen. Dat heeft zijn blindheid veroorzaakt. De ziekte die dit veroorzaakte, wordt prematurenretinopathie genoemd. Een teveel aan zuurstof, die hem in de couveuse werd toegediend, verstoorde de groei van de bloedvaten in zijn ogen. Wonder is het derde kind van Lula Mae Hardaway, die uiteindelijk zes kinderen kreeg. Zijn vader heette Calvin Judkins, maar op Wonders geboorteakte stond de naam Morris vermeld. Door de jaren heen heeft Wonder gebruikgemaakt van verschillende namen: Morris, Judkins en Hardaway. [noot 1] Calvin Judkins was een veteraan van de Tweede Wereldoorlog. Hij had een drankprobleem, sloeg zijn vrouw en zou haar gedwongen hebben tot prostitutie. Hardaway scheidde in het voorjaar van 1953 van Judkins en verhuisde met de kinderen naar Detroit. Op zevenjarige leeftijd speelde Wonder voor het eerst piano. Hij zong in een kerkkoor en leerde zichzelf (chromatische) mondharmonica,drums en basgitaar spelen. Hij maakte vaak muziek met een jeugdvriendje, John Glover. Als "John and Steve" imiteerden ze zangers als Jackie Wilson en Smokey Robinson, die ze op de radio hoorden. Wonder bespeelde daarbij de bongo's en Glover speelde gitaar. Een neef van Glover, Ronnie White, maakte met Robinson deel uit van rhythm-and-bluesgroep The Miracles. Nadat hij Wonders vertolking van het Miracleslied "Lonely Boy" had gehoord, regelde White een auditie bij Hitsville Records (later omgedoopt tot Motown). Brian Holland, destijds werkzaam bij dit platenlabel als scout, was onder de indruk en bracht Wonder in contact met oprichter Berry Gordy. Op elfjarige leeftijd sloot Wonder, geholpen door zijn moeder, met Motown zijn eerste platencontract. Hij volgde lessen aan de Michigan School for the Blind en bracht veel van zijn vrije tijd door in de muziekstudio. In augustus 1962 werd het liedje "I Call It Pretty Music, but the Old People Call It the Blues" als eerste single van Wonder uitgegeven. Enkele maanden later verschenen ook "Little Water Boy" en "Contract on Love" in de winkel. Geen van de singles zorgde voor succes en zijn eerste twee albums, The Jazz Soul of Little Stevie (september 1962) en Tribute to Uncle Ray (oktober 1962), konden evenmin het grote publiek bekoren. In 1963 brak Wonder echter door met het liedje "Fingertips (Part 2)". Deze single, die tijdens een optreden in het Regal-theater in Chicago werd opgenomen, werd op 21 mei 1963 uitgebracht onder de naam Little Stevie Wonder.[noot 2] In "Fingertips" nam Wonder de zangpartijen, bongo's en mondharmonica voor zijn rekening en het drumspel werd verzorgd door Marvin Gaye.De single werd in de Verenigde Staten een nummer één-hit. De mensen achter het Motownlabel vreesden dat het succes van "Fingertips" niet geëvenaard zou worden. Bijna het gehele repertoire van Wonder werd in het begin van de jaren zestig bepaald door de managers en schrijvers van Motown, zoals Holland en Clarence Paul. Tussen september 1963 en augustus 1965 werden zeven singles uitgegeven. De succesvolste hiervan, "Hey Harmonica Man", behaalde de negenentwintigste plek in de Amerikaanse hitlijst.De voor hem geschreven liedjes sloegen niet aan en tot overmaat van ramp kreeg Wonder de baard in de keel. Het probleem met zijn stem werd ondervangen doordat hij zijn nummers in duet ging zingen met Paul.] Sylvia Moy hoorde Wonder een riff spelen en maakte daar in samenwerking met Henry Cosby het liedje "Uptight (Everything's Alright)" van.In november 1965 werd dit lied als single uitgegeven en met een derde plaats in de Amerikaanse hitlijst betekende dit nummer een heropleving van Wonders succes. Met "A Place in the Sun" en een vertolking van het door Bob Dylangeschreven "Blowin' in the Wind" scoorde Stevie Wonder, sinds 1964 zonder de toevoeging "Little nog meer hits.
    In de tweede helft van de jaren zestig schreef Wonder veel van zijn liedjes samen met Cosby en Moy. Hij nam zijn muzikale ideeën met een bandrecorder op, waarna Cosby er verder aan schaafde. Moy hielp met het schrijven van de liedteksten. Wonder vertelde in 1969 in een interview dat het schrijven van hele liedteksten niet aan hem besteed was:
    I usually come up with the idea (...) and the music pattern. And I can't write any lyrics at all. That's just something I can't do. I might come up with a punchline, but as far as the lyrics, I forget that, immediately.
    In 1970 werd het album Signed, Sealed & Delivered uitgegeven. Hierop speelden onder anderen ook Syreeta Wright, met wie hij later dat jaar trouwde, en Lynda Laurence. Tijdens de optredens ter promotie van het album liet hij zich begeleiden door The Third Generation, een achtergrondkoortje bestaande uit Laurence, haar zus Sundray Tuckeren nicht Terri Hendricks. Op de eenentwintigste verjaardag van Wonder liep het door zijn moeder ondertekende contract bij Motown af. Hij hernieuwde het contract aanvankelijk niet en inde een miljoen dollar bij het label. Met dit geld liet hij zijn eigen muziekstudio bouwen en hij schreef zich in bij de University of Southern California.Een maand voor zijn verjaardag verscheen het album Where I'm Coming From. Wonder wilde meer artistieke vrijheid en die bereikte hij in maart 1972 met een nieuw contract bij Motown. Het label mocht zijn platen uitgeven, maar Wonder behield alle rechten op zijn muziek. Where I'm Coming From was al aanmerkelijk beïnvloed door de onderhandelingen tussen Wonder en Motown. Het was het eerste album dat hij volledig zelf produceerde en ook uit de inhoud van de door Wonder gezongen teksten blijkt een grotere onafhankelijkheid. In het nummer "I Wanna Talk to You" zingt hij bijvoorbeeld over racisme, een onderwerp waarover bij Motown niet of nauwelijks werd gezongen. Ook Marvin Gaye, met wie hij in de beginjaren had opgetreden, ontworstelde zich indertijd, met het album What's Going On in 1971, aan het strikte beleid van de platenbazen. Het eerste album dat onder het tweede contract werd uitgegeven was Music of My Mind, in het voorjaar van 1972. De muziek voor deze plaat was al opgenomen tijdens de onderhandelingen. Wonder scheidde van Wright toen het album werd uitgegeven, maar schreef nog wel enkele liedjes van haar debuutalbum. Hij verzorgde in 1972 het voorprogramma van de Rolling Stones en bracht zo zijn muziek nog meer onder de aandacht van het blanke publiek.Wonder werkte voor Music of My Mind voor het eerst samen met het Britse elektronische-muziekduo Malcolm Cecil en Robert Margouleff, ook wel bekend als Tonto's Expanding Head Band ] Deze samenwerking had onder meer tot gevolg dat Wonder veel gebruik ging maken van synthesizers en de talkbox in zijn muziek introduceerde. In het najaar van 1972 bracht Motown het album Talking Book uit. De tournee met de Stones had tot gevolg dat twee van de singles van dit album, het energieke funknummer"Superstition" en het liefdesliedje "You Are the Sunshine of My Life", een succes werden. Beide platen bereikten de hoogste positie in de Amerikaanse hitlijst.Talking Bookis, meer dan de voorgaande albums, een uiting van Wonders persoonlijke gevoelens en opvattingen:
    Here is my music. It is all I have to tell you how I feel. Know that your love keeps my love strong.
    Talking Book werd begin augustus 1973 gevolgd door Innervisions, een conceptalbum waarmee Wonder zijn visies op de maatschappij naar buiten bracht.Met het lied "Too High" waarschuwt hij voor de gevaren van drugs en in "Living for the City" beschrijft hij hoe moeilijk het leven van een
    zwarte man in New York was. Wonder werkte vaak tot diep in de nacht aan het schrijven en opnemen van de muziek. Bij de Grammy Awards in 1974 viel Wonder vier keer in de prijzen. Innervisions werd daarbij geprezen als het beste muziekalbum van 1973. Drie dagen na de uitgave van Innervisions belandde Wonder in een coma ten gevolge van een auto-ongeluk. Op 6 augustus 1973 was hij met zijn neef John Wesley Harris onderweg naar een benefietconcert in North Carolina. Harris, die achter het stuur zat, verloor zijn concentratie en reed in op een semi-dieplader. Wonder raakte bewusteloos en Harris besloot hem met een andere auto naar een ziekenhuis in Winston-Salem te brengen. Toen Wonder na vier dagen bijkwam, kon hij tijdelijk niet meer ruiken en proeven.[26] Op 25 maart 1974 gaf Wonder zijn eerste concert sinds het ongeluk in de Madison Square Garden. Drie dagen later speelde hij met onder anderen John Lennonen Paul McCartney. De opnamen van deze jamsessie werden uitgebracht als bootleg met de titel A Toot and a Snore in '74.[27] Op 25 september 1974 trad Wonder samen met Elton John op in de Boston Garden. John en hij speelden hier een medley van "Superstition" en "Honky Tonk Woman
    In het begin van de jaren zeventig doopte hij zijn achtergrondkoortje om tot Wonderlove, een naam die hij soms ook gebruikte voor zijn solowerk buiten Motown. Het label Epic Records gaf in 1974 het album Perfect Angel van Minnie Riperton uit. Wonder verzorgde hiervoor de arrangementen, speelde mee op enkele liedjes en werd onder de naam El Toro Negro als drummer vermeld. [35] Riperton sloot zich in 1973 bij Wonderlove aan en was op haar beurt te horen op het in juli 1974 uitgegeven album Fulfillingness' First Finale.[29]De liedjes "You Haven't Done Nothin'" en "Boogie on Reggae Woman" werden hiervan als single uitgegeven. In diezelfde periode schreef en produceerde hij grotendeels het album Stevie Wonder Presents: Syreeta van zijn ex-vrouw Syreeta Wright. Op 15 augustus 1975 verlengde Wonder zijn contract met Motown. De nieuwe overeenkomst leverde hem volledige artistieke vrijheid en dertien miljoen dollar op.[36] [37] Wonder werkte in totaal twee jaar lang aan het schrijven en opnemen van het album Songs in the Key of Life, dat vaak gezien wordt als het laatste album uit zijn klassieke periode en als zijn magnum opus.[38] Hij schreef in het najaar van 1975 ongeveer tweehonderd liedjes, waardoor de uitgave van Songs in the Key of Life telkens moest worden uitgesteld.[36]
    There were times when he'd stay in the studio 48 hours straight. You couldn't even get the cat to stop and eat!
    Bij de uitreiking van de Grammy Awards in 1975 bedankte Paul Simon, die dat jaar de prijs voor het beste album won met Still Crazy After All These Years, Wonder voor het feit dat hij dat jaar geen album had gemaakt. Op Songs in the Key of Life staat "Contusion" (Engels voor kneuzing), het enige liedje waarin Wonder verwijst naar het auto-ongeluk. Het stond dertien weken op de nummer één-positie in de Amerikaanse albumlijst en in 1976 werd ook dit album bekroond met een Grammy Awar In de periode van 1976 tot 1979 nam Wonder niets op en werd enkel het verzamelalbum Looking Back uitgegeven. Hij bracht in 1977 een bezoek aan Fela Kuti in Nigeria om met hem te spelen in zijn thuisstudio, de Kalakuta Republic. In 1979 werd Journey Through The Secret Life of Plants uitgebracht, met filmmuziek voor The Secret Life of Plants. Deze door Walon Green geregisseerde natuurdocumentaire toonde met behulp van time-lapse-fotografie de groei en ontwikkeling van planten. Wonder schreef hiervoor grotendeels instrumentele newagemuziek aan de hand van gedetailleerde beschrijvingen door producent Michael Braun en geluidstechnicus Gary Olazabal.
    De muziek op zijn twintigste studioalbum, Hotter than July (1980), kende invloeden uit de reggae en rap. Met een tweede plaats in de Britse hitlijst was dit zijn succesvolste album in het Verenigd Koninkrijk. Verder kwam er in 1982 een medley uit van Stars on 45 met hits uit zijn repertoire, Stars on Stevie, die in allerlei landen in de hitparades terechtkwam. Hoewel hij wel veel bleef optreden, nam hij in deze periode een stuk minder op dan in het vorige decennium. In de eerste helft van de jaren tachtig gaf Tamla/Motown een reeks singles uit van Wonder, waaronder "Master Blaster (Jammin')", "That Girl", "Ebony & Ivory" (met Paul McCartney) en "I Just Called to Say I Love You". In 1982 werd de compilatie Stevie Wonder's Original Musiquarium I uitgegeven. Het liedje "I Just Called to Say I Love You", dat deel uitmaakte van de soundtrack van The Woman in Red, leverde Wonder in 1985 een Oscar en Grammy Award op. In dat jaar werkte hij mee aan "We Are the World" van USA for Africa. Wonder werkte bijna vijf jaar aan het album In Square Circle (1985). Het liedje "Part-Time Lover" werd hiervan als single uitgebracht en bereikte de eerste plaats in de Amerikaanse hitlijst. In hetzelfde jaar werkte hij samen met Dionne Warwick aan een vertolking van het Burt Bacharachnummer "That's What Friends are For", die eveneens een Amerikaanse nummer één-hit werd. Daarnaast nam Wonder aan het eind van de jaren tachtig de singles "Get It" (met Michael Jackson) en "My Love" (met Julio Iglesias) op. In 1989 werd Wonder opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Wonder nam met Whitney Houston het liedje "We Didn't Know" op. Het staat op Houstons album I'm Your Baby Tonight en in 1992 werd het ook als single uitgegeven. Wonder en Houston traden in The Arsenio Hall Show op met "We Didn't Know" en "Superstition". Het album Conversation Peace uit 1995 was in commercieel opzicht teleurstellend, maar leverde Wonder wel twee Grammy Awards op voor de single "For Your Love In het kader van de door American Express gesponsorde Charge Against Hunger/Natural Wonder Tour trad hij in elf Amerikaanse steden op. Een cover van Wonders compositie "Pastime Paradise" (van het album Songs in the Key of Life) door rapper Coolio, getiteld "Gangsta's Paradise", werd in het najaar van 1995 een nummer één-hit in vijftien landen, waaronder Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk. Een jaar later zong Wonder samen met urbanpopartiest Babyface over huiselijk geweld op de single "How Come, How Long". Hierop volgde een periode van bijna tien jaar waarin hij niets opnam en ook niet meer optrad. In 2005 keerde hij terug met het album A Time to Love, waarop hij onder meer met Prince en Paul McCartney speelt. Op 2 juli 2005 trad hij op Live 8 op met de liedjes "Higher Ground" en "Master Blaster (Jammin')". In 2007 toerde hij voor het eerst weer rond, en wel met de tournee A Wonder Summer's Night. Na Jacksons overlijden bracht Wonder bij diens rouwdienst op 7 juli 2009 de liedjes "Never Dreamed You'd Leave in Summer" en "They Won't Go When I Go" ten gehore.[ Op 29 oktober 2009 trad hij met onder anderen Sting (als bassist), Jeff Beck en John Legend op ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de Rock and Roll Hall of Fame.In oktober 2011 werd bekend dat muziek van Wonder te spelen zal zijn in het derde deel van het videospel Rock Band.] Wonder nam voor het in november 2013 uitgegeven album Loved Me Back to Life van Céline Dion met haar opnieuw het liedje "Overjoyed" op. In januari 2014 trad Wonder met Daft Punk, Pharrell Williams en Nile Rodgers op tijdens de uitreiking van de 56e Grammy Awards. Naast zijn muzikale loopbaan is Wonder een fervent activist. In de jaren zeventig gaf hij in zijn muziek voor het eerst uiting aan zijn morele en politieke standpunten. De liedjes "Living for the City" (van Innervisions) en "Black Man" (van Songs in the Key of Life) schetsen bijvoorbeeld een maatschappij waarin gekleurde mensen minder rechten krijgen. In de jaren tachtig liet hij zich nog meer kennen als politiek activist. Op 14 februari 1985 nam Wonder deel aan een protest tegen apartheid, waarbij hij gearresteerd werd, de single "Happy Birthday" hoorde bij een campagne voor de verwezenlijking van de Martin Luther Kingdag en hij was betrokken bij de Rainbow Coalition van Jesse Jackson. Zijn Oscar voor "I Just Called to Say I Love You" in 1985 droeg Wonder op aan Nelson Mandela, waardoor zijn muziek tijdelijk niet meer op Zuid-Afrikaanse radiostations gedraaid werd.Wonder heeft zich onder meer verzet tegen racisme,alcoholmisbruik en rijden onder invloed. Hij protesteerde op 6 juni 1982 met Bob
    Dylan en Jackson Brownetegen kernenergie en geweld op Peace Sunday in Pasadena (Californië). Hij zamelt geld in voor verstandelijk gehandicapte en blinde kinderen via zijn Wonder Foundation, en zette zich in voor de bewustwording van (de gevaren van) aids. Zo nam hij in de jaren tachtig met Gladys Knight, Dionne Warwick en Elton John een cover op van That's What Friends Are For voor amfAR, een Amerikaanse non-profitorgansiatie die onderzoek doet naar ai Op 14 september 1970 trouwde Wonder met Syreeta Wright. De twee werkten op muzikaal vlak samen, ook na hun scheiding in 1972. Wright overleed op 6 juli 2004. In de jaren zeventig had hij een relatie met Yolanda Simmons. De geboorte van hun eerste kind, Aisha Zakia (Swahili voor 'kracht' en 'intelligentie'), in april 1975 inspireerde hem tot het schrijven van "Isn't She Lovely?".] In dit liedje is Aisha te horen. Dertig jaar later, op het album A Time to Love, zingt Aisha Morris op enkele liedjes mee. Op 16 april 1977 werd hun tweede kind geboren. Wonder woonde van 1996 tot 2000 samen met kledingassistente Angela McAfee en trouwde in 2001 met modeontwerpster Karen Millard, die werkzaam is onder de naam Kai Milla. Haar zoon uit een vorig huwelijk werd vervolgens door Wonder geadopteerd. Wonder en Millard kregen samen twee kinderen. In 2012 vroeg Wonder een echtscheiding aan. In de zomer van 2017 trouwde Stevie Wonder met de 25 jaar jongere Tomeeka Robyn Bracy met wie hij in december 2014 dochter Nia kreeg







    13-05-2018 om 09:46 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ricardo Esteban 'Richard' Valenzuela Reyes, beter bekend als Ritchie Valens (Pacoima, 13 mei 1941 - bij Clear Lake (Iowa), 3 februari 1959) was een Amerikaans rock-'n-roll-zanger, songwriter en gitarist die reeds aan het begin van zijn carrière om het leven kwam in een vliegtuigongeluk, samen met collega-rockers Buddy Holly en The Big Bopper.[1] De sterfdag van deze drie is bekend geworden als The day the music died. Ritchie Valens werd geboren in het Californische Pacoima, een district van Los Angeles, uit ouders van Mexicaanse origine. Hij groeide op met de typisch Mexicaanse mariachimuziek, maar ontdekte al snel de Spaanse flamenco en de zwarte blues en R&B. Later kwam daar de toen alomtegenwoordige rock-'n-roll bij. Ritchie leerde gitaar en trompet spelen en werd autodidactisch drummer. Op zijn zestiende werd hij gitarist bij het lokale rockbandje The Silhouettes. In 1958, op 17-jarige leeftijd, kreeg hij zijn eerste platencontract aangeboden bij Del-Fi Records. Al snel bracht hij twee singles uit, Come On, Let's Go en Donna. Voor de B-kant van die laatste single bracht Valens een gitaarrockversie van het oude Mexicaanse volksliedje La Bamba, wat hem uiteindelijk zijn bekendste nummer zou opleveren. Deze vernieuwende stijl met Latijns-Amerikaanse invloeden werd Chicano rock gedoopt. Later zou deze muziek van grote invloed zijn op onder meer Carlos Santana. Ritchie Valens vergaarde al snel beroemdheid en mocht optreden over heel de Verenigde Staten, onder meer met zijn grote voorbeelden Buddy Holly, Paul Anka, Chuck Berry, Bo Diddley, The Everly Brothers, Duane Eddy, Eddie Cochran en Jackie Wilson. In de winter van 1959 toerde Valens met Buddy Holly en The Big Bopper door het Middenwesten van de VS. Na het optreden in Clear Lake, Iowa, op 2 februari 1959, vlogen de drie artiesten met een vliegtuigje dat Holly gecharterd had naar Fargo, North Dakota, de volgende stopplaats van de tournee. Het vliegtuigje belandde echter in een sneeuwstorm en stortte neer, waarbij alle inzittenden stierven. 3 februari 1959 ging de geschiedenis in als The Day the Music Died, een term die zanger Don McLean jaren later verzon voor zijn nummer American Pie, waarin hij hulde bracht aan de overleden rockgrootheden. In 1987 kwam de film La Bamba uit, die het levensverhaal van Ritchie Valens vertelde. De regie was in handen van Luis Valdezen Valens werd gestalte gegeven door de acteur Lou Diamond Phillips. De titelsong werd uitgevoerd door de groep Los Lobos, wat hen ook internationaal succes opleverde. Hij werd opgenomen in de Hollywood Walk of Fame,de Rock and Roll Hall of Fame en Rockabilly Hall of Fame.

    13-05-2018 om 09:44 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Johnny Logan (Frankston, Victoria (Australië), 13 mei 1954) is een Iers zanger en liedjesschrijver. Zijn werkelijke naam luidt Seán Patrick Michael Sherrard. Zijn vader was een bekende Ierse tenor, Patrick O'Hagan, die drie keer optrad in het Witte Huis. Johnny Logan won tweemaal het Eurovisiesongfestival voor Ierland. De eerste keer was dat in Nederland in 1980 met What's another year, gecomponeerd door Shay Healy. De tweede keer was dat in België in 1987 met Hold me now, dat Logan zelf schreef. Naast Hold me now schreef Logan nog twee nummers voor het songfestival die uitgevoerd werden door Linda Martin. Zij behaalde in 1984 met het nummer Terminal 3 een tweede plaats en won het festival in 1992 met Why me?. Johnny Logan is vooral populair in Duitsland, Nederland en Denemarken, waar hij bekend is als Mister Eurovision. In 2006 zetelde hij in de Belgische voorronde van het songfestival. In zijn thuisland weigerde hij in de jury te zitten, maar aangezien hij in België zijn tweede overwinning behaalde vond hij dat hij het dit land niet kon weigeren. Hier raakte hij onder de indruk van de Leuvense zanger Kaye Styles en zijn nummer Profile. Samen brachten Logan en Styles in 2006 de hit Don't Cry uit, een r&b-versie van het nummer Hold Me Now. Hij was ook te gast bij Toppers In Concert 2009. In 2010 nam Logan plaats in de jury van de Nederlandse voorronde van het songfestival, die uiteindelijk door Sieneke werd gewonnen

    13-05-2018 om 09:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Imca Marina (artiestennaam van Hendrikje Imca Bijl) (Zuidbroek, 13 mei 1941) is een Nederlandse zangeres. De artiestennaam Imca Marina wordt gevormd door haar tweede voornaam (Imca) en de tweede voornaam van haar moeder (Marina). Imca Marina's loopbaan als zangeres begon bij het zangkoor de Damster Wichter in Appingedam. In 1959 kreeg zij haar eerste platencontract. Vooral in de jaren 60 en 70 scoorde zij hits, waaronder Viva España en Harlekino. In de jaren die volgden nam het succes af, maar bleef zij een graag geziene gast in het Nederlandse schnabbelcircuit. Imca Marina is behalve zangeres ook buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Zij voltrekt huwelijken, zowel in haar trouwkapel te Midwolda als door het hele land. Zij dreef in Midwolda ook een aanvankelijk goedlopende brasserie die gericht was op toeristen en deelnemers aan het project Blauwestad, maar door de kredietcrisis ging die in 2010 failliet. In juli 2009 werd bekend dat Marina en haar Engelse partner Stephen Porter (Steven) na dertien jaar uit elkaar gaan]. Uit een eerder huwelijk heeft ze een zoon, Floris. In 2008 werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau Tijdens een vakantie in Antalya in maart 2014 kreeg Marina een hartaanval.

    13-05-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 12
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    IJsheiligen is de naam voor een aantal katholieke heiligen, van wie de naamdagen vallen in de periode van 11 tot en met 15 mei. Volgens de volksweerkunde zijn dit de laatste dagen in het (voor)jaar waarop nog nachtvorst kan optreden. De volgende heiligen worden tot de ijsheiligen gerekend: Mamertus (11 mei) Pancratius (12 mei) Servatius van Maastricht (13 mei) Bonifatius van Tarsus (14 mei) De naamdagen van de genoemde ijsheiligen vormen een periode in mei die wordt gezien als de overgang van weer met mogelijk nachtvorst naar meer zomers getint weer. Het is niet uitgesloten dat er na half mei nog nachtvorst optreedt, maar die kans is heel klein. IJsheiligen is een van de oudste en wellicht bekendste begrippen uit de volksweerkunde. De eerste berichten over deze "strenge heren" dateren van rond het jaar 1000. De naam IJsheiligen komt van de naamdagen van vier heiligen die hierboven genoemd zijn. Drie is het heilig getal en daarom rekent men in de meeste landen maar drie tot de IJsheiligen. In sommige landen wordt St. Mamertus niet meegeteld, in andere landen hoort St. Bonifatius er niet bij. Deze heilige is niet de bekende Bonifatius, (bijgenaamd de Apostel van Duitsland), die in 754 in de buurt van Dokkum werd gedood, want die heeft zijn feestdag op 5 juni. Zijn naamgenoot, de IJsheilige Bonifatius, was een Romeinsburger die in 307 de marteldood stierf tijdens de christenvervolgingen onder keizer Diocletianus. Sommige landen, waaronder Duitsland, Hongarije en Zwitserland, rekenden in het verleden ook 15 mei (ook wel aangeduid als koude Sophie) nog tot de IJsheiligen. Dat gebruik dateert uit de 11e eeuw, toen zij beschermvrouwe tegen de nachtvorst was. In het Alpengebied werden indertijd op die dagen vuren ontstoken ter bescherming tegen de vorst. In Duitsland gebruikt men nog de uitdrukking "Pflanze nie vor der kalten Sophie", waarmee bedoeld wordt dat men nooit spullen moet poten vóór 15 mei (de naamdag van de heilige). De ijsheiligen ontlenen hun benaming aan het gevaar van koud voorjaarsweer voor het gewas, dat in deze tijd in volle bloei staat. Een late vorstnacht kan in deze periode veel schade aanrichten. Het is echter niet zo dat tijdens de ijsheiligen de kans op een overgang naar koud weer groter is dan op andere dagen in het voorjaar. Abrupte temperatuurveranderingen, die onder andere het gevolg zijn van het nog relatief koude zeewater, zijn kenmerkend voor dit hele jaargetijde en kunnen ook in juni nog voorkomen. Wel neemt na half mei de kans op vorst sterk af en aan het eind van deze maand zijn temperaturen onder nul heel uitzonderlijk. In dat opzicht markeren de ijsheiligen meestal de overgang naar een periode met een meer zomers karakter, maar in 1998 begon de zomer al eerder en ontstond het karakteristieke IJsheiligenweer met vorst aan de grond in de tweede helft van mei. De IJsheiligen houden zich in Nederland echter lang niet altijd aan hun data: In 2006 kwam in de nacht van 2 op 3 juni nachtvorst voor, in 2008 in de nacht van 23 op 24 juni en in 2013 zelfs in de nacht van 25 op 26 juni.
    In Hongarije vallen de drie ijsheiligen op Pongrác: 12 mei, Szervác: 13 mei en Bonifác: 14 mei. De laatste van de ijsheiligen valt op Orbán: 25 mei. Naar verluidt, zal de wijnzuur zijn als het dan regent, maar als het helder weer is wordt de wijn zoet.

    12-05-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei

    Salvador Domingo Felipe Jacinto Dalí i Domènech, markies de Dalí de Pubol (Figueres, 11 mei 1904 – aldaar, 23 januari 1989 ) was een wereldberoemd Spaans kunstschilder. Dalí werd geboren in Figueres, een klein stadje aan de voet van de Pyreneeën, zo'n 25 kilometer van de Franse grens, in Catalonië (Spanje) op 11 mei 1904. Hij had een zus, Anna Maria (1908-1989), die in 1949 een boek over haar broer schreef. Salvadors oudere broer, die ook Salvador heette, werd op 12 oktober 1901 geboren, maar overleed op 1 augustus 1903, negen maanden voor de geboorte van Salvador. Zijn eerste tekenonderwijs kreeg Dalí op tienjarige leeftijd van een vriend van zijn vader, de impressionistische kunstschilder Ramón Pichet (1872-1925). Zijn eerste tentoonstelling vond in 1918 plaats in het stadstheater van Figueres. In zijn jonge jaren was Dalí geïnteresseerd in kunstschilders als El Greco, Francisco Goya, Michelangelo en Diego Velázquez. Hij richtte zijn aandacht in die tijd op het impressionisme en het kubisme. Salvador Dalí studeerde in Madrid van 1921 tot 1924. Al in die tijd was hij, waarschijnlijk om de aandacht op zich te richten, een excentriek figuur. In 1926 ging hij naar Parijs. Daar leerde hij Pablo Picasso en André Breton kennen. In 1929 werd hij verwelkomd door Breton en sloot hij zich aan bij het surrealisme. Hij werkte er samen met onder anderen de cineast Luis Buñuel. In augustus 1929 bezochten Gala, haar echtgenoot Paul Éluard en enkele vrienden Dalí in Portlligat, vlakbij Cadaqués. Het was liefde op het eerste gezicht voor Dalí en Gala. Gala scheidde daarna van Éluard en huwde in 1934 voor de wet met Dalí. De Spaanse Republiek stond echtscheiding voor het eerst toe, en kende voor het eerst ook een burgerlijk huwelijk. Pas in 1958 werd hun kerkelijk huwelijk te Montrejic ingezegend, na de dood van Paul Éluard. Het gerucht ging dat Dalí een fobie voor vrouwelijke genitaliën bezat. Nog voordat Dalí en Gala elkaar ontmoetten had hij een zeer innige vriendschap met de homoseksuele poëet Federico García Lorca, die tweemaal vergeefs seksueel contact zocht met Dalí. Hun vriendschapsband eindigde echter nadat de film Un chien andalou van Luis Buñuel en Dalí uitkwam. García Lorca beschouwde deze film als een persoonlijke aanval op hem. In 1936 was het commentaar van Dalí op de dood van García Lorca in een nationalistische gevangenis: "Lorca is gestorven op een manier die bij hem past. In de zomer 1940 vestigde hij zich in de Verenigde Staten na een vlucht uit Frankrijk dat door het Duitse Rijk werd bezet, waar hij 15 jaar zou wonen. In 1955 keerde hij terug naar Spanje. Deze periode staat bekend als zijn "klassieke" periode. Hierin uitte hij zijn gedachten over de wetenschappen en zijn diepe katholieke geloof. In deze tijd maakte Dalí een serie van 18 grote schilderijen. Ook maakte hij enkele kunstjuwelen. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij met Gala uit zijn zelfverkozen ballingschap terug naar Europa; eerst in Portugal, later in Italië. In 1948 begon Salvador Dalí in Rome een samenwerking met de Italiaanse film- en theaterregisseur Luchino Visconti om een voorstelling van William Shakespeare's pastorale komedie As You Like It te arrangeren. Dalí ontwierp hiervoor de decors en kostuums. Hij had voor de oorlog de opstand van Francisco Franco en andere officieren gesteund, die leidde tot de Spaanse Burgeroorlog, hoewel Dalí Spanje lange tijd niet zou bezoeken, en feliciteerde met andere kunstenaars de generalissimo bij de overwinning van de
    Spaanse nationalisten in 1939] In New York bad hij in de Sint-Patrickkathedraal in de jaren 40 herhaaldelijk publiekelijk voor de Caudillo en diens Spaanse staat. In de VS werkte Dalí jarenlang als adviseur en tekenaar voor de beroemde Walt Disney. Dalí werd later als aanhanger van de alfonsistische monarchisten – zelf noemde hij zich anarcho-monarchist[3] – door de Spaanse koning Juan Carlos in de adelstand verheven. Hij en Gala werden markies en markiezin de Dalí de Pubol. Eerder werd hij al opgenomen in de Orde van Isabella de Katholieke. De adellijke titel verdween met Dalí in het graf, aangezien van hem geen kinderen bekend waren. In 1981 werd hij met de Medalla d'Or de la Generalitat de Catalunya, de hoogste Catalaanse onderscheiding, gedecoreerd. Dalí stond ook bekend om zijn snor, die dun en langwerpig was. Als antennes wezen beide snorpunten omhoog of waren gekruld. Dalí beweerde dat hij via zijn snorharen inspiratie uit de kosmos ontving. Zijn snor was geïnspireerd op die van een andere wereldberoemde Spaanse schilder, Diego Velázquez.[4] In 1982 overleed zijn vrouw en levenslange muze Elena Djakonova, 89 jaar oud. Op 23 januari 1989 overleed Dalí aan een hartstilstand in de Galatea-toren van het Dalí Theatermuseum in Figueres, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonde. Hij werd hier begraven in een crypte onder het podium In zijn vroege periode maakte Dalí hoofdzakelijk werken met als onderwerp het landschap in de omgeving van Figueres en het vissersplaatsje Cadaqués. Hij werd geïmponeerd door het grillige, bijna buitenaardse landschap van Cap de Creus, het meest oostelijke puntje van het Iberisch Schiereiland waar hij graag kwam. Zijn vroegste werken tonen al zijn verwantschap met het impressionisme en kubisme. Deze periode wordt gekarakteriseerd door heftig experimenteren. De doeken hebben vaak verschillende texturen, gemaakt met verscheidene verfkunstharsen en een collage van grof zand en grind van dichtbijgelegen stranden. Dalí nam hierin ook stenen, kurk en andere materialen op, en werkte later met verschillende soorten hars, wat later de benaming 'plastic' heeft gekregen. De surrealisten geloofden dat logica alleen niet voldeed, dus wendden zij zich tot het onderbewuste en dromen in een poging de grenzen van de rede te overschrijden. De surrealisten werden beïnvloed door de ideeën van Sigmund Freud en Dalí begon zijn eigen angsten en fantasieën te verkennen en legde deze door symbolische beelden op doek vast in een ultrarealistische, fotografische stijl. Hij verwees naar deze schilderijen als 'handgeschilderde droomfoto's'. In 1941 gaf Dalí zijn surrealistische stijl op voor een meer universele artistieke verklaring. Zijn interesse ging van persoonlijke obsessie over op universele thema's en hij raakte gefascineerd door religie en moderne wetenschap. Dalí keek terug om inspiratie te halen uit de klassieke en renaissancistische kunst. Deze inspiratie deelde hij met Arno Breker, de Duitse beeldhouwer die hij al vanaf zijn Parijse tijd kende en bewonderde. Ook keek hij vooruit naar de wetenschappelijke ontdekkingen van zijn eigen tijd. In 1969 ontwierp Dalí het logo van het lollymerk Chupa Chups. Dalí heeft een blijvende indruk nagelaten op Freud, die hierover schrijft aan Stefan Zweig (Freud and the Humanities, ed. By Poregrine Horden, Duckworth 1985, p 115,
    voetnoten 7 en 8). Door Dalí zou Freuds mening over het surrealisme in positieve zin veranderd zijn. In 1929 maakte Salvador Dalí samen met Luis Buñuel de surrealistische film Un chien andalou. In 1945 verscheen Alfred HitchcocksSpellbound, waarvoor hij de "droomscène" ontwierp. In 1946 werkte Dalí met Walt Disney samen aan een korte animatiefilm die Destino zou heten. Het project werd destijds niet afgewerkt, maar in 2003 werkte de studio het alsnog af. Het is terug te vinden als bonusfilmpje op de dvd van Disney's Fantasia. Dalí's bekendste schilderijen ontstonden begin jaren dertig: De volharding der herinnering, 1931 Brandende giraffe, 1935 Hij beschreef zijn schilderijen als geschilderde droomfoto's, omdat de zeer realistisch geschilderde objecten vaak in geen enkel verband met elkaar lijken te staan. Ook was hij een meester in de techniek van het trompe-l'oeil (gezichtsbedrog) en het spel met perspectief. De volharding der herinnering, 1931 De hallucinogene toreador, 1970 Aankondiging van de Burgeroorlog, 1936 Birth of Liquid Desires, 1931–32, olieverf en collage op linnen, 96,1 × 112,3 cm De Christus van de Heilige Johannes van het kruis, 1951 olieverf 205 × 116 cm Het uiteenvallen van de volharding der herinnering, 1954 Wood and glass, 32,3 × 42,5 × 31,1 cm Portret van Gala, 1935. olieverf op hout, 32 × 27 cm [5] Lobster telephone, 1936 Galarina and Dream Caused by the Flight of a Bumblebee around a Pomegranate a Second Before Awakening, 1944 Betoverend strand met de drie vloeibare Gratiën, 1938, olieverf op doek, 66 × 80 cm. Salvador Dalí Museum in Sint-Petersburg The station of Perpignan, 1965 La Toile Daligram, 1972 Weke constructie met gekookte bonen, voorgevoel van burgeroorlog, 1936, olieverf op linnen, 101 × 101 cm, Museum of Modern Art De verzoeking van de Heilige Antonius, 1946, olieverf op doek, 89,7 × 119,5 cm Dalí's werken zijn onder andere ondergebracht in de Dalí Foundation, dat bestaat uit drie Spaanse Dalí musea in Figueres, Púbol en Port Lligat in Spanje. Op 23 september 1974 werd in Dalí's geboorteplaats Figueres het Teatro Museo Dalí geopend. Zowel eigen werken als werken van kunstenaars die Dalí bewonderde, zijn hier te zien. Dalí maakte niet alleen schilderijen maar ontwierp onder andere ook sieraden en parfumflesjes. Veel van Dalí's werk bevindt zich in de Verenigde Staten. Zijn werk is te zien in diverse musea. De grootste collectie werken bevindt zich in het Salvador Dalí Museum in Florida. Daarnaast zijn er werken te zien in het Guggenheim Museum, Metropolitan Museum of Art, het Museum of Modern Art in New York en het Minneapolis Institute of
    Artsin Minnesota. Ook in de National Galleries of Scotland in Edinburgh en in het museum Tate Modern in Londen zijn enkele werken terug te vinden. In Frankrijk (Parijs/Montmartre) is een aan Dali gewijd museum. In Spanje in het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía en het Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid. In Nederland heeft het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam werk van Dalí in de collectie. In Italië bevinden zich werken in het Peggy Guggenheim Collection in Venetië. In België is er een permanente tentoonstelling rond Salvador Dalí in de Museum-Gallery Xpo: Salvador Dalí in Brugge. In Duitsland, meer bepaald het Ludwig Museum te Keulen, bevinden zich ook verschillende werken van Dalí, waaronder het bekende schilderij "Het station van Perpignan". In 2009 waren er plannen om ook het geboortehuis van Dalí tot museum om te vormen. "Wie wil niet liever door geluk dommer worden dan wijzer door schade?" "Ik ben de clown niet, dat is deze op monsterlijke manier cynische en onbewust naïeve maatschappij die het spel van de ernst speelt om haar idiotie beter te verhullen." "Ik geloof dat ik in wat ik schep een echt middelmatig schilder ben, wat ik als echt geniaal beschouw, is mijn visioen, niet datgene wat ik precies realiseer." "Het enige verschil tussen een gek en Dalí is heel simpel: Dalí is helemaal niet gek', een "vertaling" van: 'The only difference between one crazy man and Dalí is very simple: Dalí is not crazy at all'. "Toen ik zes jaar oud was, wilde ik kok worden. Toen ik zeven jaar oud was, wilde ik Napoleon worden. Sindsdien is mijn ambitie in hetzelfde tempo blijven groeien." "Iedere morgen wanneer ik wakker word, is mijn grootste vreugde: dat ik Salvador Dalí ben." "Wanneer je voor genie speelt, dan word je er een." Dalí publiceerde in 1967 het boek Mijn leven als genie. Op 20 juli 2017 werd het lichaam van Dalí opgegraven voor een DNA-test. De test moest duidelijk maken of María Pilar Abel Martínez een dochter van hem was. De opgraving werd in juni door de rechtbank verordonneerd. Bij de opgraving bleek dat zijn snor nog steeds ongeschonden was, in de vorm van de wijzers van een klok die de tijd van tien over tien aangaven. Voor de opgraving werd een betonblok van 1,5 ton verwijderd, evenals een zinken deksel die de grafkist bedekte. Het hoofd lag onder een zijden zakdoek. Aangezien het lichaam gebalsemd was, moest er een elektrische zaag aan te pas komen om twee lange botten te verwijderen. Ook werden monsters genomen van het hoofdhaar en van nagels. De kist bleef een uur en twintig minuten geopend.] Pilar Abel bleek niet zijn dochter te zijn.[8] In de nacht van 15 op 16 maart 2018 werden zijn overblijfselen weer teruggeplaatst.







    11-05-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dorothea Margaretha (Teddy) Scholten-van Zwieteren (Rijswijk, 11 mei 1926 - aldaar, 8 april 2010) was een Nederlands zangeres en presentatrice. Ze won in 1959 het Eurovisiesongfestival met het lied 'n Beetje. Teddy van Zwieteren was de dochter van een amateurtoneelspeler en -regisseur, die de Haagse toneelvereniging 'Odia' oprichtte. Hij inspireerde haar om ook te gaan toneelspelen. Na haar middelbareschoolopleiding op het Rooms-katholiek Meisjes Lyceum in Den Haag (het tegenwoordige Internationaal College Edith Stein) speelde ze een kleine rol in een show van Toon Hermans. Op 27 maart 1944 ontmoette Van Zwieteren de zanger Henk Scholten, die in die tijd optrad in een duo met Albert Van 't Zelfde onder de naam Scholten & Van 't Zelfde. Ze verloofden zich in 1945 en trouwden op 22 augustus 1947. Henk Scholten overleed op 17 juni 1983 te Rijswijk. Teddy overleed zevenentwintig jaar later op 83-jarige leeftijd eveneens in Rijswijk. Op 12 april 2010 werd ze in besloten kring gecremeerd. Teddy Scholten trad op in het radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein van de AVRO met liedjes die door Henk Scholten waren geschreven. Van 1955 tot 1960 trad ze op als “gastvedette” in het televisieprogramma De Snip en Snap Revue van de AVRO. In 1959 werd ze door de NTS gevraagd om mee te doen aan het Nationaal Songfestival 1959. Daar zong ze twee liedjes, De regen en 'n Beetje. Met het tweede, een compositie van Dick Schallies op tekst van Willy van Hemert (dirigent Dolf van der Linden) behaalde Scholten uiteindelijk de eerste plaats op het Eurovisiesongfestival 1959 in Cannes.
    'n Beetje, verliefd was je wel meer, meneer, dat weet je. Je hart kwam wel eens meer op een ideetje. Dat speet je, maar ach weet je, soms vergeet je wel een beetje gauw je eedje van trouw.[7]
    Ze nam het nummer vervolgens ook op in het Frans (Un p'tit peu), Duits (Sei ehrlich), Italiaans (Un poco) en Zweeds (Om våren). In 1960 stond Teddy Scholten samen met Willy Alberti, Corry Brokken, Rita Reys en Ton van Duinhoven in de finale van het Knokke-festival.] Na haar overwinning op het Eurovisiesongfestival kregen Teddy en Henk Scholten een eigen tv-show bij de KRO, Zaterdagavondakkoorden. In 1963 presenteerde ze het KRO-programma Kiekeboe, het eerste Nederlandse candid camera-programma. In 1965 en 1966 presenteerde Teddy Scholten zélf het Nationaal Songfestival, in Theater Concordia te Bussum, resp. Tivoli te Utrecht.] Halverwege de jaren 70 stopte Scholten met zingen. Van 1974 tot 1986 werkte ze als public-relationsfunctionarisvan het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis. [11] Vanaf 1960 was Teddy Scholten de stem geweest voor het radioprogramma: Dutch Light Music welke voor Radio Nederland (de latere Wereldomroep) werd opgenomen en uitgezonden voor Engelstalige landen. Voor het programma nam zij tot eind jaren 60 deze programma's op

    11-05-2018 om 09:13 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Eric Victor Burdon (Walker-on-Tyne, Northumberland, 11 mei 1941) is een Engelse zanger. Hij is vooral bekend als zanger van The Animals, een in Newcastle upon Tyne opgerichte rockband, als zanger van de funkrock-band War en van zijn agressieve podiumoptredens. Zijn krachtige rauwe stem is befaamd. Hij is in het blad Rolling Stone als 57ste geplaatst op de lijst met de grootste zangers aller tijden. Burdon was de leadzanger van de Britse band The Animals. In 1958 had Alan Price The Alan Price Combo opgericht.[2] Kort nadat Burdon zich in 1962 had aangesloten bij die band, werd de naam veranderd in The Animals. De groep combineerde blues met rock. In de Verenigde Staten waren zij een van de toonaangevende bands van de British Invasion. Naast Burdon als zanger en Price op elektronisch orgel bestond de band uit Hilton Valentine op gitaar, Chas Chandler op basgitaar en John Steel op drums. De groep maakte een paar grote hits, zoals The House of the Rising Sun, Don't Let Me Be Misunderstood en Bring It on Home to Me. Alan Price verliet de groep in de zomer van 1965 na onenigheid met vooral Eric Burdon en werd vervangen door Dave Rowberry. Het had geen gevolgen voor de populariteit van de groep. Ook We Gotta Get out of This Place en It’s My Life werden hits. Begin 1966 vertrok John Steel. Hij werd opgevolgd door Barry Jenkins. De groep stapte ook over naar een ander platenlabel: van Columbia naar Decca. De grootste hit van de groep in deze samenstelling was Don't Bring Me Down. In september 1966 vielen The Animals uit elkaar. Eric Burdon ging verder met een nieuwe band als Eric Burdon and The Animals, met als uitvalsbasis Californië in de VS. Alleen de drummer Barry Jenkins ging met hem mee. Ook met deze groep bleek Burdon te kunnen scoren; de grootste hits waren San Franciscan Nights (waarmee hij aanhaakte bij de hippiecultuur) en Sky Pilot. In februari 1969 viel ook deze groep uit elkaar. Toen Burdon in 1969 in San Francisco woonde, ontmoette hij de Deense mondharmonicaspeler Lee Oskar. Samen sloten ze zich aan bij de Californische funkrock-band The Nightshift. Ze waren de enige ‘witte’ leden in de verder ‘zwarte’ band, die werd herdoopt in Eric Burdon and War. De nieuwe groep toerde intensief door Europa en de VS. In 1970 maakte ze het album Eric Burdon Declares "War". Twee nummers van het album kwamen uit als single: Spill the Wine en Tobacco Road. In december 1970 nam de band nog het dubbelalbum The Black-Man's Burdon op. In 1971 gingen Eric Burdon aan de ene kant en War met Lee Oskar aan de andere kant ieder hun eigen weg. Het gebeurde tijdens een toer door Europa, toen Burdon moest afhaken wegens oververmoeidheid. De toer werd zonder hem afgemaakt. In 1976 verscheen Love Is All Around, een verzameling opnamen van Eric Burdon and War die nooit eerder waren uitgebracht. Nog in 1971 stichtte Burdon The Eric Burdon Band, een sterk wisselend gezelschap, dat vaak werkte met gastoptredens. In augustus van dat jaar nam hij het album Guilty! op met bluesmuzikant Jimmy Witherspoon en Ike White van The San Quentin Prison Band. Na een paar tournees bracht de band in 1974 het album Sun Secrets en in 1975 het album Stop uit.
    In 1975 namen de vijf oorspronkelijke Animals in de studio's van Chas Chandler een nieuwe lp op, die pas twee jaar later uitkwam onder de titel Before we were so rudely interrupted. In het tussenliggende jaar deden ze een korte tournee. In 1977 vestigde Eric Burdon zich in Duitsland. Daar maakte hij met onder andere de gitarist Alexis Korner en de keyboardspeler Zoot Money het album Survivor. In mei 1978 nam hij in Ierland het album Darkness Darkness op, dat pas in 1980 uitkwam. In 1979 toerde hij door Duitsland en Nederland. In mei van dat jaar nam zijn band de naam ‘Eric Burdon's Fire Department’ aan. De band bezocht een groot deel van Europa en maakte het album The Last Drive. In december 1980 viel de groep uit elkaar. In 1981 speelde Burdon de hoofdrol in een film over zijn eigen leven, getiteld Comeback, die ook een album opleverde. In augustus 1982 stichtte Burdon een nieuwe ‘Eric Burdon Band’. De komende jaren waren vooral gewijd aan tournees. Tussentijds, in 1983, nam hij nog eens een album op met de oorspronkelijke Animals, getiteld Ark, dit keer gevolgd door een langere tournee met zijn oude bandleden. In 1986 publiceerde Burdon zijn autobiografie onder de titel I Used to Be an Animal, But I'm Alright Now. In 2001 publiceerde hij een vervolg, Don't Let Me Be Misunderstood. In 1988 kwam een album uit onder de naam I Used to Be an Animal. Eric Burdon werd daarbij begeleid door een gelegenheidscombinatie van vijftien musici. De volgende jaren toerde hij met alweer een nieuwe Eric Burdon Band. Pas in april 2004 kwam een album met nieuw materiaal uit: My Secret Life, dat in hetzelfde jaar werd gevolgd door een live-album Athens Traffic Live. Na korte tijd te hebben opgetreden met een band getiteld ‘The Blues Knights’, maakte hij in januari 2006 het album Soul of a Man, opgedragen aan de nagedachtenis van Ray Charles en John Lee Hooker. Op 21 april 2008 kwam Eric Burdon and War weer even tot leven in een concert in de Royal Albert Hall in Londen. Eric Burdon werkte in kortstondige projecten ook samen met onder andere Brian Auger, Bon Jovi en Ringo Starr. Hij speelde ook enkele filmrollen. De laatste jaren treedt Burdon weer regelmatig op met een band onder de naam ‘Eric Burdon and the Animals’. In oktober 2009 traden ze op in Paradiso in Amsterdam. In 2013 maakte Burdon een album Till Your River Runs Dry. Het idee voor het nummer Water op dit album, dat over waterschaarste gaat, deed de zanger op in een gesprek met Michail Gorbatsjov. Op 13 december 2008 verloor Burdon een drie jaar durend proces over de rechten van de naam "The Animals" in Groot-Brittannië. Ex-drummer John Steel kreeg de rechten op de naam. Burdon toert nog steeds als Eric Burdon and the Animals, maar mocht de naam "The Animals" in Groot-Brittannië niet voeren zolang er nog geen uitspraak was gedaan in het hoger beroep. Op 9 september 2013, vijf jaar later, kwam die uitspraak. Burdon mag ook in Groot-Brittannië de naam "The Animals" voeren. In 1994 kregen The Animals een plaats in de Rock and Roll Hall of Fame. Alle vijf oorspronkelijke leden waren aanwezig bij de plechtigheid. In mei 2001 mochten ze hun
    handafdrukken achterlaten op Hollywood’s Rock Walk of Fame. Daar waren Eric Burdon, Hilton Valentine, John Steel en Dave Rowberry aanwezig. Ze gaven ook een concert. De Rock Walk of Fame is een stuk trottoir langs Sunset Boulevard, waar veel rocksterren hun handafdruk in het beton hebben gezet. Tussen de afdrukken van de vier is daar een kleine gedenkplaat aangebracht voor Chas Chandler, die in 1996 was overleden. Eric Burdon is driemaal getrouwd, de eerste maal met Angie King in 1967. In 1969 scheidden ze. In 1972 trouwde hij de Duitse Rosie Marks. Het huwelijk eindigde in 1978. De nasleep was een verbitterde strijd om het voogdijschap over hun dochter Alexandria. Het liep zo hoog op dat Rosie Burdons huis in Californië in brand stak. Veel archiefmateriaal is daarbij verloren gegaan. Burdon is sinds 1999 getrouwd met de Griekse Marianna Proestou, die tevens als zijn manager optreedt.

    11-05-2018 om 09:11 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Robert Nesta (Bob) Marley (Nine Miles, 6 februari 1945 – Miami, 11 mei 1981) was een Jamaicaans reggae-artiest. Hij draagt de bijnaam The King of Reggae. Hij was een van de belangrijkste verantwoordelijken voor de doorbraak van reggae buiten Jamaica en gold tevens als belangrijk voorvechter van het rastageloof. Marley had tijdens de jaren 70 over de hele wereld reggaehits, als No Woman, No Cry en I Shot the Sheriff. Hij bracht reggaealbums uit als Exodus en Uprising. Samen met zijn vrouw Rita Marley is hij een symbool voor de rastafari-beweging Op 6 februari 1945, twee minuten voor half drie 's nachts, werd op Jamaica in Nine Miles, provincie Saint Ann, Robert Nesta Marley geboren. Zijn moeder, het toen 18-jarige donkere tienermeisje Cedella Malcolm, was van Afrikaanse afkomst; zijn vader, de 60jarige blanke kapitein in het leger Norval Marley, had Engelse ouders.Norval was opzichter voor de Britse koloniale macht op het gebied van landbouw. Marley zag zijn vader, die overleed toen hij tien was, slechts sporadisch. Volgens zijn moeder had Marley zijn zachtaardige karakter en geringe lichaamslengte geërfd van zijn vader. Eind jaren vijftig verhuisde zijn moeder op zoek naar werk naar Trenchtown, een sloppenwijk van Kingston. Marley ging met haar mee. Marley sprak veel over muziek met zijn neef, een voormalige gitarist. Op zijn tiende, terwijl hij nog naar school ging, verdiende hij soms wat geld met zingen op straat. Zijn gitaar maakte hij van afvalhout. Ofschoon hij niet slecht op school was, voetbalde hij liever. In 1962, het jaar van Jamaica's onafhankelijkheid, nam Bob Marley solo zijn eerste single op: Judge Not. Later dat jaar volgden nog twee andere nummers, echter zonder succes. Na enige tijd met Bunny Livingston te hebben opgetrokken, richtten de twee samen met Peter Tosh, een andere jongen uit de buurt, een groep op: de Wailing Rudeboys. Die naam veranderde vervolgens in The Wailing Wailers, om uiteindelijk in The Wailers te eindigen. Hun eerste opname was Simmer Down (1964) voor het label Studio One van Clement "Coxsone" Dodd, een van de succesvolste producers van dat moment. Het nummer sloeg al snel aan en vanaf dat moment waren The Wailers niet langer weg te denken uit de Jamaicaanse hitlijsten. Deze eerste nummers van The Wailers waren gebaseerd op de populaire dansmuziek ska. De relatie tussen The Wailers en hun producer verslechterde na enkele jaren: niet alleen bleven de rechten voor de nummers in handen van Clement Dodd, maar hij betaalde hun slechts een fractie van datgene wat hijzelf aan hun hits verdiende. Ontevreden over deze situatie richtten The Wailers in 1967 hun eigen muzieklabel op. Bob Marley trouwde op 10 februari 1966 met Rita Anderson; een jaar later werd hun eerste kind geboren. Vanaf het midden van de jaren 60 kreeg Marley belangstelling voor de Rastafari-beweging, onder invloed van Rita bekeerde hij zich in 1967 van het christendom tot deze geloofsrichting. Hij zou later uitgroeien tot één van de bekendste uitdragers van dat geloof. In deze periode brachten The Wailers op Jamaica zonder succes albums uit als Soul Rebel en Soul Revolution Part I/II. 1972 was een goed jaar voor The Wailers. In Londen ontmoetten ze Chris Blackwell, eigenaar van Island Records. Hij kende wat muziek van The Wailers en was onder de
    indruk van hun stoutmoedige, zelfverzekerde houding. Hij bood hen een contract en een bedrag van 4000 pond om een album op te nemen. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat een gerenommeerd label een platencontract aan een reggaeband gaf. The Wailers keerden terug naar Jamaica en gingen onmiddellijk aan de slag in de studio. Het eerste opgenomen album Catch a Fire was aanvankelijk geen groot succes. Er werden in een jaar tijd maar 14.000 exemplaren van verkocht. Voordien verscheen reggae alleen op singles of goedkope compilatiealbums en werd buiten Jamaica meestal als een vorm van novelty-muziek beschouwd. In oktober 1973 werd het album Burnin' uitgebracht. Het bevatte de hitsingle I Shot The Sheriff (een jaar later had Eric Clapton er een internationale hit mee) en het bekende protestlied Get Up, Stand Up. Het album was een groter succes dan Catch A Fire. In 1973 verlieten zowel Peter Tosh als Bunny Livingston de groep om een solocarrière op te bouwen. Bob Marley richtte zijn eigen label Tuff Gong op, waar zijn albums vanaf nu onder werden uitgebracht. In 1974 gaf Marley The Wailers een nieuw aanzien. Doordat de vocale ondersteuning van Peter en Bunny wegviel, besloot Bob om zangeressen Rita Marley, Marcia Griffiths en Judy Mowatt (samen de I Threes) in de band op te nemen. Bovendien werd de naam veranderd in Bob Marley and the Wailers. Het eerste album in de nieuwe bezetting opgenomen, was het alom geprezen Natty Dread. Het nummer No Woman, No Cry van dit album zou hun eerste internationale hitsingle worden. Met nieuwe energie en een opeenvolging van internationale tours tilde Bob de reggaestijl naar internationaal niveau. In 1976 was er een heuse reggae-mania in de Verenigde Staten en Bob Marley & The Wailers werden door Rolling Stone Magazine uitgeroepen tot "band van het jaar". In december 1976 werd een aanslag gepleegd op Marley en zijn familie. Schutters slopen het huis binnen en losten meerdere schoten op Bob. Hij werd geraakt in zijn buik en arm, maar was niet in levensgevaar. Hoewel hij volgens sommigen wist wie de daders waren heeft hij de politie niet ingelicht: dit zou volgens hem niets oplossen. De precieze omstandigheden rond deze aanslag zijn tot op vandaag onbekend, maar er wordt aangenomen dat het om een politiek geïnspireerde aanval ging. Met zijn deelname aan het Smile Jamaica concert, georganiseerd door de toenmalige eerste minister enkele dagen later, vonden bepaalde groeperingen dat Bob duidelijk een kant had gekozen. Ondanks de aanslag en de opgelopen verwondingen besloot Bob toch deel te nemen aan het concert. Hij wilde de mensen laten zien dat 'politricks' hem niet konden tegenhouden. Hij had voor zichzelf echter besloten dat het beter zou zijn om Jamaica voor een tijdje te verlaten. Vrijwel onmiddellijk na het optreden nam hij het vliegtuig richting Londen. Tijdens hun verblijf in Londen namen Bob en The Wailers de nummers op die op beide albums Exodus en Kaya kwamen. Enkele van deze nummers verwijzen duidelijk naar de moordaanslag. Het album Exodus werd opnieuw een internationaal succes met de hitsingles Jamming, Waiting In Vain, One Love/People Get Ready en Three Little Birds.
    Na bijna 16 maanden in het buitenland te hebben verbleven, speelde Bob in april 1978 voor het eerst weer terug op Jamaica- op het One Love Peace Concert. Het was een concert om de wapenstilstand tussen de twee belangrijkste politieke groeperingen in Jamaica te onderstrepen. Vlak voor het einde van zijn optreden vroeg hij de politieke leiders Michael Manley van de People's National Party en Edward Seaga van de Jamaica Labour Party, die beiden uitgenodigd waren, op het toneel te komen. Daar liet hij de twee aartsvijanden elkaar de hand schudden met de boodschap: One Love. Later dat jaar kreeg Bob "the Peace Medal of the Third World" van de Verenigde Naties. Een andere gebeurtenis waaraan door de rasta's een groot symbolisch belang werd gehecht was in 1977, toen Bob de ring werd overhandigd die afkomstig was van de Ethiopische keizer Haile Selassie, die in 1975 was gestorven. In het najaar van 1978 begon Bob aan een droomproject van hem te werken: een eigen opnamestudio. Deze werd gebouwd op de benedenverdieping van zijn huis in 56 Hope Road in Kingston. De studio werd Tuff Gong Studio genoemd, naar Bobs bijnaam toen hij in Trenchtown leefde. Toen de studio af was, werd vrijwel onmiddellijk begonnen aan de opnames voor hun volgende plaat, Survival. Om dit album aan het publiek te tonen volgde in 1979 een uitgebreide tour door de VS. Survival was niet zo'n succes als Exodus, maar bevatte wel de kleine hit Africa Unite. In 1977 had Bob Marley een wondje aan zijn teen. Hij nam aanvankelijk aan dat het om een voetbalblessure ging. Toen de wond niet herstelde, werd de diagnose melanoom(huidkanker) gesteld. Hij wilde de teen niet laten amputeren, omdat dat in strijd met zijn geloofsovertuiging was. De kanker sloeg vervolgens over naar zijn maag, en later naar zijn longen en zijn hersenen. In 1980 stortte hij tijdens het joggen in ten gevolge van een hersentumor. Volgens artsen had hij niet langer dan drie weken te leven. Bob stond er op verder te reizen naar zijn volgende concert. Zijn allerlaatste concert was op 23 september 1980 in Pittsburgh, VS, waarna hij te ziek was om nog verder op te treden. Op 4 november 1980 bekeerde Marley zich terug tot het christendom en werd gedoopt door aartsbisschop Abuna Yesehaq van de Ethiopisch-orthodoxe Kerk in Kingston met de naam Berhane Selassie ("Licht van de Drie-eenheid") (naar de Rastafari-Messias Haile Selassie). Daarna ging hij voor behandeling naar het Duitse stadje Rottach-Egern. In mei 1981 besloot hij terug te vliegen naar Jamaica om daar te sterven, maar kwam niet verder dan Miami waar hij op 11 mei 1981 overleed. Hij stierf in het Cedars of Lebanon ziekenhuis in Miami (nu Universiteit of Miami Hospital) op 36-jarige leeftijd aan uitzaaiingen van een melanoom. Hij kreeg op 21 mei 1981 een staatsbegrafenis in Kingston, met gecombineerde elementen uit de Ethiopisch-orthodoxe traditie en rituelen van de Rastafari. Zijn lichaam werd bijgezet in een mausoleum in zijn geboortedorp. In 1980 werd nog met enorm succes de lp Uprising uitgebracht, met de hits Could You Be Loved en Redemption Song. In 1983 werd nog een studioalbum Confrontationuitgebracht, dat na Bobs dood nog niet helemaal af was en daarom werd aangevuld met oude, niet eerder uitgebrachte nummers, uitgebracht. Marley had over de hele wereld een hit met het nummer Buffalo Soldier. In 1984 werd het compilatiealbum Legend uitgebracht, dat al zijn hits bevat.
    Bob Marley had twaalf kinderen; drie met zijn vrouw Rita, twee geadopteerd van Rita's vorige huwelijk en de overige zeven bij verschillende vrouwen. Een aantal van Marleys kinderen werd ook reggae-zanger. Ziggy Marley is hiervan waarschijnlijk de bekendste, met hits als Tomorrow People, Look who's dancing en Kozmik. Ook Damian Marley had een aantal hits, waarvan de bekendste Welcome To Jamrock is. In 2011 speelde Damian Marley bij de band SuperHeavy en in 2012 had hij een grote hit samen met Skrillex. De groep Ziggy Marley & The Melody Makers (actief van 1986 tot 2000) bestaat ook uit kinderen van Marley. Bob Marleys zoon Stephen heeft in 2007 zijn debuutalbum Mind Control uitgebracht waarvoor hij in 2008 en voor de akoestische versie ervan ook in 2010 een Grammy Awardontving. Ook Ky-Mani Marley ontving voor zijn album Many More Roads in 2002 een Grammy en Julian Marley ten slotte kreeg in 2010 een prijs voor zijn derde uitgebrachte album Awake.

    11-05-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Fred Astaire, geboren als Frederick Austerlitz (Omaha (Nebraska), 10 mei 1899 – Los Angeles, 22 juni 1987) was een Amerikaans film- en Broadway ballroom danser, zanger en acteur. Hij wordt vaak in een adem genoemd met Ginger Rogers, met wie hij tien films maakte. "Astaire" was een naam die hij samen met zijn zus Adele had aangenomen voor hun vaudeville act toen zij ongeveer 5 jaar oud waren. Er wordt gezegd dat de naam komt van een oom die L'Astaire als achternaam had. In de jaren twintig traden Adele en Fred regelmatig op in Broadway theaters, dit hield op in 1932 toen ze haar eerste man trouwde, Lord Charles Cavendish, een zoon van de hertog van Devon. Er gaat een bekend verhaal over de RKO Pictures screentest van Fred Astaire die werd afgewezen met "Kan niet zingen. Kan niet acteren. Wordt een beetje kaal. Kan een beetje dansen". Veel van de miljoenen fans van zijn films vonden dat hij toch wel goed kon dansen. Cole Porter schreef een aantal nummers specifiek voor hem. Hij werkte voor het eerst met Ginger Rogers in zijn tweede film Flying down to Rio. De combinatie van de twee dansers en de choreografie van Hermes Pan zorgden ervoor dat dans een belangrijk element werd van de Hollywood filmmusical. Andere films met Rogers zijn The Gay Divorcee (1934), Top Hat (1935) en Carefree (1938). Hij werkte ook met andere grote sterren, met name met Bing Crosby in de film Holiday Inn (1942) en Blue Skies (1946). Nadat hij zich terugtrok uit de showbusiness dat jaar kwam hij al snel terug naar het witte scherm om de rol van de geblesseerde Gene Kelly over te nemen in Easter Parade (1948) tegenover Judy Garland en Peter Lawford. Later speelde hij nog in The Band Wagon (1953) met Cyd Charisse. Alhoewel hij het dansen had opgegeven bleef Astaire acteren, en verscheen in films als On the Beach (1959), Finian's Rainbow (1968), en The Towering Inferno (1974) waar hij zijn enige Oscar nominatie ontving in de categorie Best supporting Actor. Zijn laatste film was de film Ghost Story (1981). Fred Astaire overleed in 1987 aan de gevolgen van een longontsteking en ligt net als Ginger Rogers begraven in het Oakwood Memorial Park Cemetery in Chatsworth, Californië.

    10-05-2018 om 10:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Donovan Philips Leitch (Glasgow, Schotland, 10 mei 1946), beter bekend onder de naam Donovan, is een Schotse singer-songwriter die populair werd in de jaren zestig. In die tijd werd hij met zijn aan folk verwante popliedjes beschouwd als "het Britse antwoord op Bob Dylan", maar zijn liedjes waren veel optimistischer en naïever, waardoor Donovan aansluiting vond bij de hippiebeweging uit die tijd. Donovan werd geboren in het Schotse Glasgow, maar groeide op in Engeland. In 1964, op achttienjarige leeftijd, nam hij een demo op. Begin 1965 had hij zijn eerste televisieoptreden bij het popprogramma "Ready, Steady, Go!". Zijn optreden daar sloeg aan en hij werd vaker teruggevraagd. Na deze optredens werd zijn eerste single, "Catch the Wind", uitgebracht, die al gauw in de top vijf van de Britse hitlijsten stond. Vanaf dat moment werden er vergelijkingen getrokken tussen hem en Bob Dylan. Een ontmoeting tussen hen beiden in 1965 werd vastgelegd in D.A. Pennebakers documentaire Don't Look Back, uitgebracht in 1967. Zijn tweede single "Colours" werd eveneens een hit, gevolgd door de Buffy Sainte-Mariecover "Universal Soldier". Donovan ging in 1965 op tournee door de Verenigde Staten, waar hij onder andere op het Newport Folk Festival optrad. In 1966 tekende Donovan een contract bij Epic Records, waarvoor hij zijn doorbraak-LP opnam, Sunshine Superman. Het psychedelische album, waarop hij exotische instrumenten zoals de sitar en de conga gebruikt, bevatte onder andere de gelijknamige titeltrack, die aan beide zijden van de Atlantische Oceaan een hit werd. De single Mellow Yellow werd een grote hit en groeide uit tot het nummer waarmee Donovan nog jaren later werd geïdentificeerd. In 1967 leverde hij het dubbelalbum A Gift from a Flower to a Garden af. Donovan reisde af naar India voor een studie met de Indiase goeroe Maharishi Mahesh Yogi (waar ook o.a. The Beatles waren). Rond die tijd raakte hij afkerig van harddrugs. In 1968bracht hij The Hurdy Gurdy Man uit, een album met meer psychedelische en krachtigere nummers, waaronder het titelnummer en de hit "Jennifer Juniper". In 1969 kwam het album Barabajagal uit, met daarop de hit "Atlantis". De Jeff Beck Group speelde mee op het titelnummer. Begin jaren zeventig trok Donovan zich terug uit het openbare leven, om in 1972 terug te keren in de film The Pied Piper. Zijn album Essence to Essence uit 1973 werd vrij slecht ontvangen en ook zijn volgende albums deden weinig. Na Lady of the Starsuit 1984 leek hij te zijn gestopt met het opnemen van platen. Pas in 1996 kwam hij weer terug met Sutras, opvallend genoeg geproduceerd door Rick Rubin. In 2004 kwam Beat Cafe uit, geproduceerd door John Chelew en bijgestaan door bassist Danny Thompson en drummer Jim Keltner. Donovan is sinds 1970 getrouwd met Linda Lawrence, de ex van Rolling Stone Brian Jones. Hij is de stief- en adoptievader van hun zoon Julian Brian Jones. Ook heeft hij twee kinderen met Linda, Astrella Celeste en Oriole Nebula, en twee kinderen met zijn ex Enid Stulberger, Donovan Leitch jr. en Ione Skye, die beiden acteur zijn geworden.

    10-05-2018 om 10:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bono, pseudoniem van Paul David Hewson (Dublin, 10 mei 1960), is een Ierse muzikant die vooral bekend is als leadzangervan de rockband U2. Daarnaast staat hij bekend als activist en zet hij zich met verschillende liefdadigheidsprojecten in voor met name Afrika In de jaren 70 kreeg Hewson zijn bijnaam "Bono Vox", als variatie op "Bona Vox" dat "goede stem" betekent. Naar verluidt hebben zijn vrienden Gavin Friday (Fionan Hanvey) en Guggi Derek Rowen zich tot deze naam laten inspireren door "BonaVox Hearing Aids", een winkel in gehoorapparaten die zich bevindt aan de O'Connell Street in de Ierse stad Dublin. Na verloop van tijd liet hij "Vox" uit de naam vallen en bleef alleen "Bono" over. Voordat dit zijn definitieve bijnaam werd, had hij al bijnamen gehad als Steinvic von Huyseman, Huyseman, Houseman, Bon Murray en Bono Vox of O'Connell Street. Binnen U2 begon Bono als gitarist. Hierin bleek hij niet erg goed te zijn, waardoor hij de zanger van de band werd. Bono is getrouwd met Alison Stewart en heeft vier kinderen. Het gezin woont in Killiney Hill in ZuidDublin.

    10-05-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei

    De Heilig Bloedprocessie is een jaarlijkse processie rond de reliek van het Heilig Bloed te Brugge. Sinds 2009 staat de processie ingeschreven op de lijst van het immaterieel cultureel werelderfgoed van de UNESCO. De oudste vermeldingen van de aanwezigheid van de Heilig Bloedrelikwie dateren van 1255 en 1265 (telkens in verband met een eed te zweren op het Bloed van Christus in de Sint-Baseliskapel). Geloofwaardige getuigenissen hierover werden afgelegd tijdens een proces in 1270. Voor wat de Heilig Bloedprocessie betreft, vindt men een eerste vermelding van een Heilig Bloedommegang die op het feest van de H. Kruisvinding, 3 mei, in het jaar 1304 werd gehouden. Het zijn de stadsrekeningen die er bericht over geven. Op 1 juni 1310 vaardigde paus Clemens V in Avignon een plechtige bul uit die de verering van het Heilig Bloed in Brugge officieel erkende. Hij deed dit op verzoek van de stadsmagistraat van Brugge. Daarnaast vindt men een vermelding van de processie terug in een keure van het gild van de pijnders (lossers) dat gedateerd is 1291, maar waarschijnlijk, zoals een kopie ervan uit de vijftiende eeuw laat vermoeden, pas van enkele decennia later dateert. Daaruit blijkt dat de Brugse gilden en ambachten verplicht waren aan de processie deel te nemen. Vanaf 1310 besliste de Brugse stadsoverheid de feesten rond het Heilig Bloed, met de processie en de veertiendaagse plechtigheden, te laten samenvallen met de jaarmarkt (de Meifoor). Op die manier, en ook door de stadsboden die Vlaanderen doorkruisten, groeiden de volkstoeloop en de devotie voor het Heilig Bloed aanzienlijk. Vanaf de aanvang beeldde men tijdens de processie vooral Bijbelse taferelen uit, meer bepaald scènes die betrekking hadden op het Lijden van Christus. Voor het overige ging het meer om een stoet dan om een processie, met de optocht van alle gilden en ambachten, van het stadspersoneel, van pelgrims, van de leden van de Edele Confrérie en van de stadsmagistraat. Dit alles werd kleur bijgezet door talrijke musicerende groepjes en door vele ruiters. Vanaf de 16e eeuw kwamen heel wat profane groepen in de processie voor. In 1512 werd voor het eerst de reus Trevanus met zijn vrouw meegedragen. In 1670 was de ganse reuzenfamilie van Trevanus present. Op een wagen werden de wisselvalligheden van het lot voorgesteld door een astroloog, een landbouwer, zijn knechten, een rijke koopman en Valentinianus, koning der Romeinen. Een wagen symboliseerde de trouw van de koning van Spanje aan de Maagd van Vlaanderen. Een wagen toonde de pelikaan als symbool van de liefde van Christus voor de mensheid. Een wagen beeldde de hel uit, met het verhaal van Orfeus en Euridyce. In 1687 en volgende jaren werd, naast de vele reuzen, ook het Ros Beiaard met de vier Aymonskinderen meegedragen. Wagens waren gewijd aan de Pelikaan, aan de Parnassusberg, aan de Hel maar ook aan de Hemel. De Brugse medicus en dichter Cornelius Kelderman had verzen geschreven die werden gezongen onder het uitvoeren van danspassen. De jubileumstoet van 1749 vormde een hoogtepunt. Een reeks rococopraalwagens rolde voorbij die de geschiedenis van het H. Bloed en de trouw van de stad aan de relikwie uitbeeldde. De ambachten en neringen namen deel met wagens die men als een rollende
    menagerie kan omschrijven, waarbij ieder dier (tijger, krokodil, neushoorn, olifant, walvis, enz.) een allegorische betekenis kreeg, die in moeizame rederijkersverzen en met een ingewikkelde symboliek werd verkondigd. Vanaf 1819 legde de nieuwe H.-Bloedprocessie, nu ze niet meer kon rekenen op de deelname van de afgeschafte ambachten en neringen, de nadruk op de participatie van de zeven stadsparochies. Iedere parochie stelde al zijn geestelijke broederschappen op, een zestigtal in totaal, die samen de H.-Bloedprocessie vormden, zonder dat er nog een band overbleef met de geschiedenis en de reliek van het Heilig Bloed. Uitzonderingen waren de jubileumprocessies van 1850 en 1869 waarin verklede groepen voor het eerst de historie van het H. Bloed voorstelden. Een belangrijke kentering vond plaats in 1900. Tijdens de voorafgaande jaren hadden drie stoeten aan de Bruggelingen de gelegenheid gegeven om die met de H. Bloedprocessie te vergelijken. Het ging om de stoet ter ere van Karel de Goede (1884), de stoet bij de inhuldiging van het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck (1887) en de stoet ter ere van de zalige Idesbaldus van der Gracht (1896). Kanunnik Adolf Duclos was hierbij de enthousiaste stoetenbouwer. Hij zorgde ook voor een vernieuwing van de H.Bloedprocessie, in samenwerking met graaf Gustave Herwyn (1843-1929), proost van de Edele Confrérie, en van kapelaan Frans De Cock (1858-1908). De vier delen van de processie behandelden: de geschiedenis van de relikwie - de patronen van iedere Brugse parochie - het leven van Jezus - met afsluitend het H. Bloed omringd door geestelijkheid en Confrérie. In 1931 werd een vernieuwing geleid door Alfons Maertens (1890-1941), pastoor van de Potterie, die liturgist, historicus en kunstkenner was. De structuur van de processie werd gecentreerd rond het thema bloed: het Oude Verbond of de voorafbeelding, het Nieuwe Verbond of de volbrenging en ten slotte de Verering. Maertens introduceerde de afwisseling van sprekende en zingende groepen en van wagens. In 1951 werden de kostuums grotendeels vernieuwd. In 1958 werd, geïnspireerd door de 'Eucharistische belijdenisstoet' die in 1956 door Brugge was getrokken, en die onder de invloed van onder meer de choreograaf Heiko Kolteen frisse en nieuwe sfeer uitstraalde, een vernieuwing van de processie doorgevoerd onder de leiding van kanunnik Arthur Camerlynck, rector van de H.-Bloedkapel. Ontroerende en dramatische taferelen uit het Bijbelverhaal werden minder kleurrijk voorgesteld of vielen weg om te worden vervangen door allegorisch-lyrische uitbeeldingen die de toeschouwers minder aanspraken. De 'modernisering' hield onder meer in dat de wagens niet meer door paarden werden getrokken maar door enigszins gecamoufleerde motorvoertuigen en dat muziek op geluidsbanden was opgenomen en via luidsprekers weerklonk. Deze te prozaïsche werkwijze werd fel bekritiseerd. De huidige, grondig vernieuwde processie dateert uit de periode 1970-1975 en is opgevat in een stijl die teruggrijpt naar Brugges Gouden Eeuw (15e eeuw). De ontwerper, historicus Antoon Viaene stelde het voor alsof elke groep werd uitgebeeld of ondersteund door één van de talrijke Brugse broederschappen en verenigingen die vanaf de 12de-13de eeuw de relikwie vereerden. Door deze historische projectie onttrok de ontwerper de
    uitbeelding en de symboliek aan theologische of historische revisies van zijn tijd (die van dom Huyghebaert bijvoorbeeld) en van later. De kostuums werden allen nieuw ontworpen door Arno Brys en gaven aan de processie een ongemeen rijk en homogeen uitzicht. Er werd op geen inspanning gekeken om talrijke muziekkorpsen, vele ruiters, en allerhande dieren (schaapskudde, ezels, kamelen) bij de processie te betrekken. De groepen stapten niet zomaar meer op, maar hadden elk een eigen activiteit: korte dramatische dialoog of scène, dans, zang, enz Tijdens enkele woelige periodes ging de processie niet door. Dit was het geval tijdens: de godsdienstoorlogen, meer bepaald de jaren van het Calvinistisch bestuur in Brugge, van de jaren 1579 tot en met 1584, de Franse tijd, vanaf 1796, tot aan de terugkeer van de relikwie onder het Verenigd Koninkrijk in 1819, de Eerste Wereldoorlog, jaren 1915 tot en met 1918, de Tweede Wereldoorlog, jaren 1941 tot en met 1944.
    Vroeger werden in de processie veel relieken meegedragen, die telkens een parochie van de stad vertegenwoordigden, namelijk die van: Heilige Donatianus (parochie Sint-Salvator) Heilige Eligius (parochie Sint-Salvator) Heilige Bonifacius (parochie Onze-Lieve-Vrouw) Heilig Kruis (parochie Onze-Lieve-Vrouw) Heilige Gillis (parochie Sint-Gillis) Heilige Jacobus (parochie Sint-Jacob) Heilige Anna (parochie Sint-Anna) Heilige Walburga (parochie Sint-Walburga) Heilige Catharina (parochie H.-Magdalena) Doornenkroon (parochie Kristus-Koning) Zalige Karel de Goede (parochie Sint-Jozef, parochie H.-Familie). Rondom de relieken liep vaak een eigen groep mee die een thema uitbeeldde. Begin 21ste eeuw worden slechts drie relieken meegedragen: Zalige Idesbald, Sint Donaas en Sint Elooi Het reliekschrijn van het Heilig Bloed is door de Brugse goudsmid Jan Crabbe in 1617 vervaardigd met aanwending van ongeveer 30 kilo goud en zilver en meer dan 100 edelstenen. De beeldjes in de bovenste torentjes verbeelden Sint-Donaas, patroonheilige van Brugge, Christus, de Maagd Maria en de Heilige Basilius. Jaarlijks wordt het schrijn met de relikwie in de Heilig Bloedprocessie gedragen, na de Pontificale Hoogmis in de Sint-Salvatorskathedra Vanaf de aanvang ging de processie jaarlijks uit op 3 mei, feest van de Heilig Kruisvinding. Tijdens de volgende eeuwen varieerde die datum af en toe. Vanaf 1782 werd de processie verplaatst naar de eerste zondag in de maand mei. De stadsmagistraat had op deze wijziging aangedrongen bij de bisschop, teneinde een grotere volkstoeloop verzekerd te zien. Na de 'Beloken Tijd' werd, vanaf de eerste processie in 1819, de datum vastgesteld op de eerste maandag na de tweede mei, hetzij
    dus ten vroegste op 3 en ten laatste op 9 mei. Dit bleef zo tot en met 1969. In de jaren zestig van de vorige eeuw verminderde de belangstelling voor de processie. Tijdens de raadszittingen van 17 mei en 22 november 1968 verklaarde gemeenteraadslid Andries Van den Abeele dat het de verkeerde weg op ging met de processie en dat goede organisatie, stijl en ernst teloorgingen. Hij vond ook dat de uitgangsdag op een maandag, gewone werkdag voor iedereen buiten Brugge, een anachronisme was geworden. Zijn voorstel werd weggehoond door oudere raadsleden, meer bepaald door het socialistische raadslid August De Clerck, die vond dat dit onverantwoorde nieuwlichterij was. Een paar jaar later werd alsnog voor een vaste feestdag, Hemelvaart, gekozen. Sinds 1970 gaat de processie op die dag uit. De processie, waar 1700 figuranten aan deelnemen, wordt nog druk bijgewoond. Jaarlijks telt men tussen 30.000 en 50.000 belangstellenden langs het parcours. Aan de relikwie wordt eer betuigd door de mee opstappende geestelijke en burgerlijke overheden. In de loop van het jaar wordt de relikwie van het Heilig Bloed iedere vrijdag aan de gelovigen ter verering aangeboden, voor en na de eucharistieviering in de Heilig Bloedkapel. De Edele Confrérie van het Heilig Bloed werd kort na 1400 gesticht. Zij heeft tot doel de relikwie te bewaren en de verering ervan te bevorderen. Zij organiseert onder meer de jaarlijkse processie.
    Aangezien de datum van de processie sinds 1970 vastgelegd is op Hemelvaartsdag, feestdag die net zoals Pasen wordt bepaald aan de hand van de maanstanden, verschilt de dag waarop de processie plaatsvindt per jaar. De processie ging nooit op een latere datum door dan in 2011, met name op 2 juni. Pas in 2038 zal die nog later en op de uiterste mogelijke datum doorgaan, namelijk op 3 juni. In 2035 zal dit gebeuren op 3 mei, wat tot 1833 de oorspronkelijke datum was. Waarschijnlijk ging ze nooit vroeger uit dan in 2008, namelijk op 1 mei. Slechts in 2285 valt Pasen op 22 maart, en komt de Heilig Bloedprocessie op haar vroegst, namelijk op 30 april. De komende jaren zal de processie, als ze gekoppeld blijft aan Hemelvaartsdag, op de volgende datum plaatsvinden.













    10-05-2018 om 09:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd België bezet door Duitsland. De bezetting begon met de inval op 10 mei 1940 en duurde tot de uiteindelijke bevrijding van het laatste deel op 1 oktober 1944. Later werd nog een deel opnieuw bezet tijdens het Ardennenoffensief Onaangekondigd viel het Duitse leger binnen op 10 mei 1940. Al tijdens de eerste uren werd de Belgische luchtmacht op de grond vernietigd na massale bombardementen, waarbij enkele duizenden doden vielen.[1] Met de tandem vliegtuig-tank trokken de Duitsers door de Belgische en Franse Ardennen. Daarvoor werden fietsen massaal ingezet op een klein deel van het front. Het als oninneembaar geachte fort EbenEmael bij Luik viel na één dag in Duitse handen. De bruggen bij Vroenhoven en Veldwezelt over het Albertkanaal vielen intact in Duitse handen. De Maas werd overschreden te Dinant, Monthermé en Sedan. De Franse stellingen werden opgerold en weldra stormden de Duitse tanks in de richting van Abbeville. De doorbraak in het zuiden en de uitzichtloze situatie van het Nederlandse leger in het noorden na drie dagen (Nederland capituleerde op 14 mei) dwongen de legerleiding om de goede stellingen (zoals het Albertkanaal en de KW-linie) prijs te geven zonder of na weinig strijd, waardoor het moreel van de Belgische troepen werd geschaad. Toch werd nog gepoogd om op vier opeenvolgende linies (Scheldelinie, Terneuzen-GentOudenaarde, Leielinie en de lijn Ieper-Roeselare) stand te houden tegen de overweldigende overmacht. Ondanks het protest van koning Leopold III van België moest op bevel van de Franse opperbevelhebber generaal Maurice Gamelin de Scheldelinie (Antwerpen-Brussel- kanaal van Charleroi tot de Franse grens) nog dezelfde dag verlaten worden. Het VIIe Franse Leger, dat intussen in Nederland door een Duitse pantserdivisie was teruggeslagen, trok zich samen met het Belgische leger terug en liet de vijand ongehinderd de Schelde oversteken. In de Franse pers kregen de Belgen de schuld van deze terugtrekking: uit egoïstisch belang ("om hun mooie huizen in Brussel te vrijwaren") zouden de Belgen het prijsgeven van deze linie van het geallieerd commando hebben afgedwongen en zo de geallieerde plannen in de war hebben gestuurd. Op de intergeallieerde conferentie van Ieper op 21 mei, werd erkend dat de Belgische troepen heldhaftige vertragingsmanoeuvres uitvoerden, zoals onder meer de Ardeense Jagers op de Dender (18 mei), het 4e Lansiers te Zwijndrecht (19 mei) en het 3e Jagers gesteund door het 10e Artillerie op de Schelde (20 mei). Alleen aan de Leie, een niet voorbereide stelling, werd zwaar slag geleverd tijdens de Leieslag, waarbij aan Belgische zijde circa 2500 doden vielen. Vanaf 10 mei werden meer dan 300.000 jonge reserverekruten opgeroepen om zich naar de Westhoek en later naar Frankrijk te begeven. Deze zogenaamde CRAB's waren tussen de 16 en 35 jaar en kregen het bevel om zich naar Zuid-Frankrijk te laten evacueren. Naar schatting 150.000 kwamen daar terecht, maar toen had België reeds gecapituleerd. In augustus 1940 keerden de jongens terug naar België. Ondertussen was het voor de Belgische koning en de legerleiding duidelijk geworden dat de strijd verloren was. Het Belgische leger kon alleen nog de aftocht van het Britse Expeditiekorps via Duinkerke dekken. De munitievoorraad was praktisch volledig opgebruikt. Koning Leopold III waarschuwde de geallieerde hoofdkwartieren dat het Belgische leger zonder geallieerde logistieke steun zou moeten capituleren. Er kwam
    echter geen hulp meer. De politici die de krijgsverrichtingen niet van nabij volgden, hoopten op een nieuw mirakel aan de Marne. Leopold III vreesde een definitieve Duitse overwinning en een daaruit voortvloeiend vredesverdrag ten koste van België. Hij besloot dan ook tegen het advies van zijn ministers in om zijn functie van opperbevelhebber (zie het toenmalige artikel 68 of het huidige artikel 167 van de Belgische Grondwet) te laten primeren op die van politiek staatshoofd en net zoals zijn vader, koning Albert I, bij zijn soldaten te blijven en hun lot te delen. Hij capituleerde samen met zijn troepen op 28 mei 1940. Deze beslissing werd zowel door de naar Parijs gevluchte Belgische premier Hubert Pierlot, de voltallige Belgische regering samen met 170 parlementsleden in Limoges (31 mei), als door de Franse premier Paul Reynaud zwaar bekritiseerd. Deze laatste beledigde de Belgische koning en ontnam hem bij decreet zijn Grootkruis van het Legioen van Eer. Ongeveer 6000 Belgische soldaten en ongeveer evenveel burgers hadden het leven gelaten door de militaire operaties. De Britten waren ondertussen ingescheept vanuit Duinkerke, maar ook vanuit Oostende, Nieuwpoort en De Panne vertrok men richting de Engelse Kanaalkust. Het Franse leger staakte de strijd op 22 juni. Van de in totaal 600.000 Belgische militairen werden er 225.000 naar Duitse krijgsgevangenkampen gebracht. Na enkele maanden werden de meeste Vlamingen vrijgelaten. Circa 70.000 (alle officieren die na enige tijd gegroepeerd werden te Prenzlau, beroepsonderofficieren en Waalse militairen) bleven tot het einde van de oorlog gevangen. Ondanks aandringen van de SS van Heinrich Himmler voor een burgerlijk bestuur (Zivilverwaltung), bleef België, samen met Noord-Frankrijk tot 7 juni 1944 onder militair bestuur (Militärverwaltung): de mogelijkheid om alsnog vrede met het Verenigd Koninkrijk te kunnen sluiten en de aanwezigheid van de Belgische vorst in zijn thuisland, kunnen deze beslissing van Hitler hebben beïnvloed. De 62-jarige Pruisische generaal Freiherr Alexander von Falkenhausen werd als militair gouverneur (Militärbefehlshaber) aangewezen. Zijn taak was om de rust en orde in zijn gebied te bewaren, maar ook om het economisch en menselijk potentieel daarvan optimaal aan te wenden voor de Duitse oorlogvoering. Daartoe vormde hij een Verwaltungsstab onder leiding van Eggert Reeder en een Kommandostab onder leiding van majoor Bodo von Harbou. De eerste was bevoegd voor de burgerlijke aspecten van het bestuur, de tweede voor de militaire. Voor de uitvoering beschikte hij over de bezettingstroepen, de Feldgendarmerie en de Geheime Feldpolizei en kon ook een beroep doen op hulpeenheden zoals de Vlaamse Wacht, Garde Wallonne en Hilfsfeldgendarmerie. Daarnaast opereerden ook nog de Abwehr en de SIPO-SD (Sicherheitspolizei - Sicherheitsdienst) in bezet gebied. De eerste hing af van het Oberkommando der Wehrmacht en de laatsten van het Reichssicherheitshauptamt van Himmler. De beruchte Gestapo was een onderafdeling van de SIPO-SD. Een groot deel van de politionele taken gebeurde echter door de Belgische politie en rijkswacht, waar Von Falkenhausen de controle over had. Aangezien de aanhang van de collaboratiebewegingen, zoals Rex en het Vlaams Nationaal Verbond te klein was, konden de Duitsers in België geen Quisling-regering zoals in Noorwegen tot stand brengen. Ze besloten het praktisch bestuur van het land over te laten aan de twaalf secretarissen-generaal van de ministeries, die door de wet van 10 mei
    1940 ruime bevoegdheden hadden gekregen en op post waren gebleven. Eind 1941 waren acht van de oorspronkelijke secretarissen-generaal door collaborateurs vervangen. Dadelijk na de Achttiendaagse Veldtocht stond de uitgedunde administratie (velen waren gevlucht) voor de opdracht de dringende problemen van het land aan te pakken, onder meer inzake voedsel- en energievoorziening en inzake transport- en communicatielijnen: bruggen, kanalen, spoor- en autowegen en telefoonverbindingen waren immers vernield of buiten werking. Direct na de inval werd er een oproep gedaan om in Duitsland te gaan werken. In België zaten 500.000 mensen zonder werk, terwijl er in Duitsland volop werk was in de oorlogsindustrie. Velen gingen noodgedwongen vrijwillig op de oproep in. Op 6 oktober 1942 werd er een verplichte tewerkstelling afgekondigd. Mannen tussen 18 en 50 jaar en vrouwen tussen 21 en 35 jaar konden opgevorderd worden. Dit leidde tot massaal protest en zorgde ervoor dat velen onderdoken om aan de opvordering te ontkomen. Koning Leopold III werd als krijgsgevangene overgebracht naar zijn Kasteel van Laken. Desondanks poogde hij herhaalde malen zich met het bestuur van het land in te laten: zo verzette hij zich tegen de verplichte tewerkstelling in Duitsland en tegen de Jodenvervolging. Telkens werd hij hiervoor door Hitler terechtgewezen. Op 15 januari 1944stelde de koning richtlijnen op over hoe het land aan het einde van de oorlog moest bestuurd worden voor het geval hijzelf niet bij de bevrijding aanwezig zou kunnen zijn. In dit "politieke testament" repte de koning met geen woord over het verzet en stelde hij dat politici, die sinds het uitbreken van de oorlog onverantwoorde uitspraken hadden gedaan, voortaan buiten het politieke leven moesten gehouden worden. Na de bevrijding weigerde de Belgische regering dit testament te publiceren. Op 7 juni 1944, een dag na de landing in Normandië, werd koning Leopold III en daags daarop zijn familie uit het kasteel van Laken weggehaald[2] en overgebracht naar het kasteel van Hirschstein aan de Elbe. Tezelfdertijd werd het militair bestuur over België door een burgerlijk bestuur vervangen onder leiding van gauleiter Grohé, bijgestaan door SS-generaal Richard Jungclaus. Beide maatregelen moesten de annexatie van België bij Duitsland voorbereiden. Op 7 maart 1945 werd de Belgische koninklijke familie door de SS naar het Oostenrijkse Strobl overgebracht, waar zij begin mei door de 7e Amerikaanse divisie van generaal Alexander Patch werden bevrijd
    Aanvankelijk gedroegen de Duitsers zich correct. De Britse weerstand, de strijd in de Sovjet-Unie (vanaf 22 juni 1941), de intrede van de Verenigde Staten in de oorlog (7 december 1941), het toenemend voedseltekort, het ontberen van de vrijheid en de verplichte tewerkstelling in Duitsland vanaf 1942, deden het Belgisch verzet groeien. De voornaamste acties van het verzet bestonden uit: het doorspelen van inlichtingen ten behoeve van Groot-Brittannië (de voornaamste inlichtingennetten waren: "Cleveland" of "Clarence" van Walthère Dewé, "Zero" van Fernand Kerkhofs, "Luc" van Georges Leclercq, "Sabot" van P. Bouriez, "Mill" van Adrien Marquet) het helpen vluchten van ca. 1600 neergeschoten Britse piloten en navigators
    het doden van collaborateurs zodat de vijand als gevolg van die terreur steeds minder steun kreeg op een kleine kern na het verzorgen van clandestiene pers (650 verschillende bladen met als orgelpunt de uitgave van een valse "Le Soir" op 9 november 1943) om het moreel van de bevolking hoog te houden het saboteren van Duitse aanvoerlijnen (vooral door de groep "G" van de ingenieursfaculteit van de ULB) voor en na de landing in Normandië het onderbreken van telefoonverbindingen en elektriciteitstoevoer het strijden tegen de Duitse achterhoede tijdens de bevrijding en het leiden van bijvoorbeeld Britse eenheden bij de verovering van de zo goed als volledig intacte haven van Antwerpen Onder de vijftien gewapende verzetsgroepen waren de voornaamste: de Witte Brigade van Marcel Louette, het Front de l'Indépendence waarbij de communistische partij zich als groep aansloot en het Geheim Leger dat in juni 1940 door reservekolonel Robert Lentz en door commandant Charles Claser was opgericht. In totaal moesten 16.200 personen de talloze verzetacties met hun leven bekopen. In vergelijking met Nederland was het verzet in België tegen de extreemrechtse Nieuwe Orde krachtiger. Dat verzet leed in België zwaardere verliezen dan in Nederland, maar droeg bij tot de redding van meer dan de helft van de joden, tegenover 20% in Nederland. De verklaring zou kunnen liggen in het feit dat Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog ongemoeid werd gelaten, waardoor men geen ervaring had met verzet tegen een bezetter. Daarnaast hadden de Duitsers in Nederland een burgerlijk bestuur ingesteld in tegenstelling tot het militaire bestuur in België. In 2007 werd een rapport gepubliceerd waaruit blijkt dat collaborerende overheden vaak actief, soms zelfs proactief, hadden meegewerkt aan de Jodenvervolging. Een van de meest ingrijpende aspecten van de bezetting van het leven onder constante dreiging van geallieerde bombardementen. De eerste en meteen de bloedigste luchtaanval was die op Mortsel op 5 april 1943. Er vielen 936 doden bij het Amerikaanse bombardement op de Erlafabriek. In september volgden nog drie zware bombardementen: 4 september 1943 in Kortrijk met 56 doden, de dag erna te Ledeberg in Gent met 111 dodelijke slachtoffers en ten slotte op 7 september 1943 in Brusselwaar 327 slachtoffers geteld werden. Vanaf maart 1944 begon een reeks van hevige bombardementen. Dit paste in het kader van de voorbereidingen op de landing in Normandië. Door verkeersknooppunten te vernietigen in Noord-Frankrijk en België hoopten ze de Duitse transportmogelijkheden te kraken. Op 26 maart werd Kortrijk opnieuw het slachtoffer van een bombardement. Er vielen maar liefst 252 doden. Op 10 april werd Merelbeke bij Gent gebombardeerd: 428 doden. Tot de bevrijding in september 1944 kwamen de Belgische steden regelmatig onder vuur. De periode van 10 tot 12 mei was het hevigst. In die drie dagen stierven meer dan 1500 mensen. Het bekendste bombardement in die periode was dat van Lokeren, waar op 11 mei 85 mensen, vooral vrouwen en kinderen, de dood vonden. Op diezelfde dag vielen er in Brussel 276 doden, in Luik 126 doden, in Leopoldsburg 84 doden, in Beverlo 70 doden en in Mechelen 46 doden. De dag ervoor waren ook Doornik (107 doden) en opnieuw Merelbeke (48 doden) getroffen. De drie bloedigste dagen eindigden met het bombardement op Leuven van 12 mei 1944, waarbij na een vurige nacht 246 doden werden geteld. Na de landing in Normandië namen de bombardement op Belgische steden niet af. Integendeel, elke week was er wel ergens een hevige luchtaanval, met vooral
    burgerslachtoffers. Op 27 mei 1944 bombardeerden de geallieerden een Duits legerkamp in Leopoldsburg. Hoeveel Duitse soldaten er sneuvelden zullen we nooit weten. Onder de bevolking van de Kempense gemeente vielen 270 dodelijke slachtoffers. Op 20 juli 1944 dropten Amerikaanse vliegtuigen hun bommen op het station van Kortrijk en waren er naar schatting 172 doden. Druppelsgewijs kwamen gevluchte Belgische regeringsleden in Groot-Brittannië aan. De Belgische regering te Londen had het erg moeilijk internationale erkenning af te dwingen. Eens te meer zorgden de inkomsten uit Congo voor de nodige onafhankelijkheid. Vooral de katholieke minister Albert de Vleeschauwer gaf aanvankelijk gestalte aan de wil tot het verder voortzetten van de strijd. Enkele andere ministers volgden zijn voorbeeld: Camille Gutt, Hubert Pierlot en Paul-Henri Spaak. Met deze vier ministers werd op 31 oktober 1940 een regering in ballingschap gevormd. Aangezien de koning als krijgsgevangene zijn functies niet meer kon uitoefenen, trok ze in december 1940 de volledige wetgevende en uitvoerende macht naar zich toe. Later werd deze ploeg nog aangevuld met de katholieken Antoine Delfosse en August de Schryver en met de socialist August Balthazar. Buiten medeweten van de Belgische regering in Londen, sloot de Belgische Union Minière een akkoord met de Amerikanen af voor de levering van uranium uit de Kongolese provincie Katanga. Met deze grondstoffen werden de Amerikaanse kernbommen vervaardigd. De oude generaal Victor van Strydonck de Burkel organiseerde reeds in oktober 1940 de eerste Belgische troepen in Groot-Brittannië. Enkele Belgische piloten namen deel aan de Slag om Engeland. Later vormden ze twee eigen smaldelen: het 349ste en het 350ste. Ongeveer 600 Belgen behoorden tot het varend personeel. De Belgische handelsvloot, twee korvetten (Godetia en Buttercupgenaamd) en enkele mijnenvegers toonden de Belgische vlag op zee. Hieruit zal in februari 1946 de Belgische zeemacht herrijzen, die in 1927, na het Locarnopact, was afgeschaft. Ongeveer 1800 manschappen maakten deel uit van de Belgische 1e Infanteriebrigade (populair Brigade Piron) bevolen door kolonel Jean-Baptiste Piron. Er werd ook nog een kleine commando-eenheid (die zich in Italië, Joegoslavië en Walcheren zullen onderscheiden) gevormd alsook een paraeenheid, die later deel uitmaakte van de SAS-brigade (Special Air Service), terwijl circa 500 Belgen als agenten van SOE (Special Operations Executive) en SIS (Secret Intelligence Service) gedropt werden. Ongeveer 2500 van de 10.000 Belgen bij de Belgische troepen of vloot in Groot-Brittannië sneuvelden. Tot de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië behoorden ook zo'n 370 Luxemburgers. De meesten dienden onder een valse Fransklinkende naam. Voor de Duitsers waren zij als "Volksduitsers" immers deserteurs. Na de inlijving van het Luxemburgse leger (Compagnie des Volontaires) in het Duitse leger werden in 1942 12.000 Luxemburgers verplicht dienst te nemen. Circa 340 van hen sneuvelden in Joegoslavië en aan het oostfront. Tussen 2 en 12 september werd België grotendeels bevrijd, vooral door Canadezen, Polen, Britten en Amerikanen. Op 4 september 1944 trok de Groepering Bevrijding samen met de Britten in een overwinningsparade door de Belgische hoofdstad. Er werd nog een week lang slag geleverd in onder meer de Strijd om Hechtel. Intussen poogde Hitler het tij alsnog in zijn voordeel te doen keren door de massale inzet van zogeheten "Vergeldings-"
    of V-wapens (V1 en V2) vanaf juli 1944. In België werden deze vooral tegen de haven van Antwerpen, maar ook tegen Luik ingezet. Onder meer door de mislukking van Operatie Market Garden viel de geallieerde opmars in het najaar van 1944 stil. Gebruikmakende van het slechte weer, dat in december 1944 de geallieerde luchtmacht aan de grond hield, poogde Hitler in een gigantisch tegenoffensief met circa 30 divisies doorheen de Belgische Ardennen, de sleutelhaven van Antwerpen te heroveren en de geallieerden terug in zee te drijven. Vanuit de startlijn Monschau-Echternach slaagden de Duitsers erin de frontlijn tot op ongeveer 5 km van Dinant te trekken. Voor de inwoners van deze regio herbegon de nachtmerrie, vooral omdat in het kielzog van de Duitse troepen ook Gestapo-eenheden waren gevolgd die zich opnieuw aan gruweldaden te buiten gingen (onder meer te Bande, ten zuidoosten van Marche-en-Famenne). Maar de Amerikaanse troepen in Sankt Vith en vooral in en rond Bastenaken (Bastogne) onder leiding van brigadegeneraal Anthony McAuliffe boden hardnekkig weerstand en weigerden zich over te geven. Door tegenaanvallen vanuit het zuiden en het noorden, en door de mogelijkheid om opnieuw de luchtmacht in te zetten, was de Duitse saillant tegen eind januari 1945 verdwenen en België werd definitief en volledig bevrijd. Van op afstand bleef het land echter tot aan de Duitse capitulatie op 7 mei 1945 onder vuur liggen van de Duitse raketwapens V-1 en V-2.















    10-05-2018 om 09:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 mei

    Nelson Rolihlahla Mandela (IPA xoˈliɬaɬa manˈdeːla; uitspraak in het Xhosa) (Mvezo, 18 juli 1918 – Johannesburg, 5 december 2013 ) was een Zuid-Afrikaans antiapartheidsstrijder en politicus. Vanaf 1944 was Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Als leider van de militaire tak van het ANC werd hij in 1963 opgepakt en kreeg hij een levenslange gevangenisstraf opgelegd. In 1990 kwam hij vrij en werd het ANC gelegaliseerd. Samen met president F.W. de Klerk kreeg Mandela in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede voor "hun inspanningen voor het vreedzaam einde van het apartheidsregime en het leggen van de funderingen voor een nieuw democratisch Zuid-Afrika". Bij de eerste vrije, niet-raciale verkiezingen in 1994 op 9 mei werd de op dat moment 75jarige Mandela gekozen tot president van de Republiek Zuid-Afrika. In 1999 trad hij af. In Zuid-Afrika wordt hij beschouwd als de "vader des vaderlands. Zijn bijnaam was Madiba, de naam in zijn clan voor Thembu-koningen.





    09-05-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 mei

    Eugène Henri Paul Gauguin (Parijs, 7 juni 1848 – Atuona op de Marquesaseilanden, 9 mei 1903) was een Franse kunstschilder. Zijn werk wordt meestal gekenschetst als postimpressionistisch, dat van na 1891 als symbolistisch. Na zijn opleiding in Orléans bracht Gauguin zes jaar door in de koopvaardij. Later diende hij in de Franse marine. Bij terugkomst in Frankrijk in 1870 werd hij assistent bij een beursmakelaar. Gustave Arosa, die Gauguins voogd werd toen hij op 19-jarige leeftijd zijn moeder verloor, bracht hem in contact met de schilderkunst. Dezelfde Arosa had hem ook aan zijn baan geholpen bij de Marine en later bij de bank. Arosa is dus een sleutelfiguur in het leven van Gauguin, omdat hij indirect ook een grote invloed zou gaan hebben op de kunst van Gauguin. Dit had ook te maken met het feit dat Arosa een grote liefde had voor amateurfotografie en goed bevriend was met Nadar, die foto's maakte als reproductie van belangrijke monumenten in de wereld, als de zuil van Trajanus en het Parthenon. Gauguin huwde in november 1873 met de Deense Mette Sophie Gad, bij wie hij vijf kinderen kreeg. Hij werd een succesvolle beursmakelaar, en werd tevens kunstverzamelaar en, zoals nu te zien is, zeer verdienstelijk amateurschilder, die in impressionistische stijl werkte. In 1882 stortte de beurs in en raakte Gauguin zijn baan kwijt. Tegen 1884 verhuisde Gauguin met zijn familie naar Kopenhagen, waar hij minder succes had in een loopbaan als vertegenwoordiger van een Franse textielfabrikant. Hij wilde echter liever fulltime gaan schilderen en keerde daarom in 1885 terug naar Parijs, na het mislukken van een tentoonstelling van zijn werk in Denemarken. Hij kon zijn vrouw en kinderen niet behoorlijk onderhouden, zodat zijn vrouw terugging naar haar familie. Gauguin woonde, op initiatief van Theo van Gogh, de broer van Vincent, twee maanden samen met Vincent van Gogh, in Arlesom te schilderen en van elkaar te leren. Het was geen gelukkige periode. Gauguin kreeg depressieve buien en deed een zelfmoordpoging. Uit de brieven van Van Gogh – die Gauguin financieel steunde[bron?] – blijkt dat ze voortdurend ruzie hadden. Op een moment was Gauguin zo geschrokken van het gedrag van zijn huisgenoot, die hem tijdens een avondwandeling achtervolgde, dat hij een nacht in een hotel doorbracht. De volgende ochtend had Van Gogh een deel van zijn oor afgesneden. Daarop werd Van Gogh in een gesticht opgenomen en vertrok Gauguin uit Arles. Duitse wetenschappers beweren echter, na een langdurig onderzoek, dat Gauguin het oor van Van Gogh met een zwaard afhakte, na een ruzie. Ze zouden er zelf voor gekozen hebben om de toedracht geheim te houden. Gauguin deed dit om vervolging te voorkomen. Er zijn schilderijen van Gauguin en Van Gogh die eruitzien alsof ze met dezelfde verf geschilderd zijn. Ze maakten ook portretten van elkaar. In 1886 kwamen Gauguin, Émile Bernard en Paul Sérusier naar Pont-Aven. Zij richtten er de School van Pont-Aven op. Tot die groep behoorde ook de Nederlandse schilder Meijer de Haan, met wie hij bevriend raakte en die hij diverse malen geportretteerd heeft. In 1891 vertrok Gauguin naar FransPolynesië om te ontsnappen uit de Europese beschaving, en aan "alles wat kunstmatig en conventioneel was". Hij had hierbij het beeld van de "nobele wilden" voor ogen (zoals beschreven door Jean-Jacques Rousseau) en wilde zich afzetten tegen de burgerlijke maatschappij. Wellicht heeft echter ook een rol gespeeld dat hij in Frankrijk als kunstenaar weinig erkenning kreeg. Hij verbleef eerst op Tahiti, dat hem zo tegenviel dat hij al snel verder trok naar de Marquesaseilanden. Daarvandaan heeft hij nog slechts eenmaal
    Frankrijk bezocht. Hij leefde hier samen met Paou'óura, bij wie hij een zoon Émile kreeg, geboren in 1899. Paul Gauguin stierf op 54-jarige leeftijd in 1903, ziek van syfilis en hartaanvallen. Hij ligt begraven op het kerkhof in Atuona, Hiva Oa, Marquesaseilanden. De werken van Gauguin behoren tot het postimpressionisme. Zijn werk loopt vooruit op het ongebruikelijke kleurgebruik van de fauvisten en de expressionisten. Na 1888 beschouwt Gauguin zichzelf als symbolist. De kunst van de impressionisten bevredigde Gauguin niet, omdat hij vooral het onzichtbare wilde weergeven, de stemming en gevoelens achter het beeld. Naast olieverfschilderijen maakte Gauguin ook veel grafisch werk, zoals houtsneden, waarvan de wildheid, de directheid hem aansprak. Na zich eerst aangesloten te hebben bij de impressionisten, begon Gauguin tijdens zijn periode in Bretagne een eigen stijl te ontwikkelen. Hij schilderde daar de vrouwen in klederdracht in een zeer verstilde en geconcentreerde stijl, die vooral de rust en de eenvoud van het boerenleven weer schijnt te geven. Zijn eigen stijl in die periode duidt Gauguin aan met de term cloisonnisme, een woord dat is afgeleid van de middeleeuwse techniek van het emailleren, het cloissoné, waarbij de vlakjes emaille van elkaar gescheiden worden door metalen randjes. Rond vrijwel alle figuren uit deze tijd, en ook meestal in de latere schilderijen, tot het eind van zijn leven, staan donkere randen geschilderd. In de periode in Bretagne schildert Gauguin ook religieuze taferelen, onder andere het doek Het visioen na de preek (ook wel genoemd: Jacob met de engel) uit 1888. Dit schilderij laat een combinatie zien van biddende Bretonse vrouwen met hun witte mutsen en Jacob die stevig door de engel wordt vastgegrepen, dit alles op een uitermate gedurfde knalrode achtergrond, met tussen de vrouwen en de engel een stevige boom, schuin over het doek. Na zijn vertrek naar de tropen bereikt Gauguin de toppen van zijn kunstenaarschap, al blijkt hij ook een vechtersbaas en een amokmaker. Het prachtige kleurgebruik, de indringende blikken van de Polynesische vrouwen, die gewillig voor hem poseerden, en de geheimzinnige titels van de schilderijen zijn voor de liefhebber van het werk van Gauguin een waar genoegen. Een voorbeeld is het grote schilderij (375 × 139 cm) met daarop de tekst: D'où venons-nous, Que sommes-nous? Où allons-nous?(Waar komen we vandaan? Wie zijn wij? Waar gaan we heen?). Op dit schilderij zijn een tiental bijna levensgrote personen afgebeeld, omringd door sprookjesachtige planten, dieren en symbolen uit de Polynesische godsdienst.







    09-05-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.fernandel

     

    08-05-2018 om 10:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Fernandel – pseudoniem van Fernand Joseph Désiré Contandin – (Marseille, 8 mei 1903 – Parijs, 26 februari 1971) was een Frans acteur, komiek en zanger. Hij is het meest bekend door zijn rol van pastoor in de reeks van "Don Camillo"-films en als de soldaat-koeienhoeder in La Vache et le Prisonnier. Fernandel begon als zanger en komiek in cafés en het vaudeville-theater. In 1925 trouwde hij met Henriette Manse. Zijn acteursnaam ontleende hij aan zijn schoonmoeder, die vaak naar hem verwees als "Le Fernand d'elle". In 1930 maakte hij zijn filmdebuut in Le blanc et le noir van Robert Florey. Hij ontpopte zich snel tot de belangrijkste Franse filmkomiek, met als handelsmerk zijn grote tanden die hij met een brede glimlach ontblootte en zijn Provençaalse accent. Hij zou de volgende veertig jaar in tientallen, vooral Franse komedies de hoofdrol spelen. Daarnaast bleef hij ook optreden als zanger in muzikale komedies, die meestal ook verfilmd werden. Fernandel regisseerde zelf ook enkele van zijn films.

    08-05-2018 om 10:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 mei

    Jeanne d'Arc (Domrémy, Lotharingen, ca. 1412– Rouen, Normandië, 30 mei 1431), bijgenaamd de Maagd van Orléans, is een nationale heldin van Frankrijk. Als jong meisje van eenvoudige afkomst speelde ze een beslissende rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Op negentienjarige leeftijd werd ze door een partijdige kerkelijke rechtbank veroordeeld en stierf ze op de brandstapel in Rouen. Vijfentwintig jaar na haar dood liet paus Calixtus III het proces herzien, ze werd onschuldig bevonden en kreeg bij de plechtige uitspraak van het proces op 7 juli 1456 de titel van martelares. In 1909 werd ze uiteindelijk zalig verklaard door de Katholieke Kerk en in 1920volgde de heiligverklaring. Ondertussen wordt ze gerekend tot de patroonheiligen van Frankrijk samen met Dionysius van Parijs, Martinus van Tours, de heilige Lodewijk en Theresia van Lisieux.





    08-05-2018 om 10:51 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 mei alle mensen

    beethoven

    07-05-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 mei

    Ode an die Freude (Lofdicht aan de vreugde) is een gedicht geschreven door de Duitse dichter en historicus Friedrich von Schiller. Von Schiller schreef de oorspronkelijke versie van het gedicht in 1785. In 1803 paste hij het enigszins aan. Het gedicht is vooral bekend geworden, doordat het wordt gebruikt in de koorfinale van de Negende Symfonie van Beethoven uit 1823. Beethoven voegde voor deze gelegenheid drie regels toe aan het begin. Tijdens de Olympische Spelen van 1956, 1960 en 1964 werd Beethovens uitvoering al als volkslied gespeeld voor het Duitse Eenheidsteam en in 1972 koos de Raad van Europa de "ode" uit als volkslied. In 1985 werd het door de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unieuitgekozen als officieel volkslied van de Europese Unie. Op 7 mei 1824 vindt in Wenen de eerste uitvoering plaats van de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven. De inmiddels stokdove componist dirigeert zelf en het grote en voorname publiek is laaiend enthousiast en barst na afloop uit in een stormachtige ovatie, maar Beethoven draait zich niet om om het publiek te bedanken - hij hoort het niet! Een van de solisten moet hem bij de mouw pakken en wijzen op de klappende handen en wuivende hoeden en zakdoeken. Vanaf omstreeks 1816 leefde Beethoven in een geluidloze wereld, waar de tonen nog slechts klonken in zijn geest. Zonder twijfel is de Negende Symfonie Beethovens beroemdste en meest omstreden werk. Vanaf de eerste uitvoering tot op de dag van vandaag is de symfonie bij uitstek een publiekslieveling en kan elk mens ouder dan een jaar of vier de melodie van Ode an die Freude meeneuriën. Bij de val van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur was geen muziekstuk geschikter om uiting te geven aan de euforische gevoelens van bevrijding en broederschap. Het is tegenwoordig het volkslied van Europa.





    07-05-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 mei

    Geoffrey William Arnold Dummer (Kingston upon Hull, 25 februari 1909 – Malvern, 16 september 2002) was een Brits elektrotechnicus . Hij wordt algemeen erkend als de eerste persoon die het concept bedacht van de geïntegreerde schakeling, ook wel microchip genoemd, begin jaren 1950. Dummer was de zoon van de conciërge Arthur Robert William Dummer en Daisy Maria King. Hij verkreeg zijn opleiding aan de Sale High School en de Manchester College of Technology. Zijn eerste baan was in 1931 bij de Mullard Radio Valve Company. Na diverse andere baantjes kwam hij in 1939 terecht op het ministerie van defensie. Op de afdeling Telecommunications Research Establishment(TRE) deed hij als technisch officier onderzoek naar radarsystemen. Zijn team was onder meer verantwoordelijk voor de eerste Plan Position Indicator (PPI), het bekende ronde radarscherm dat gebruikt werd in de Tweede Wereldoorlog. In 1945 werd Dummer onderscheiden met de benoeming tot Lid in de Orde van het Britse Rijk en ontving hij de bronzen Medal of Freedom (Verenigde Staten). Na de oorlog zette hij zijn radaronderzoek voort. Op 7 mei 1952 kwam hij met het voorstel van de geïntegreerde schakeling. Aan het einde van een lezing bracht hij de mogelijkheid naar voren om meerdere elektrische schakelelementen te plaatsen op enkel stuk silicium. Dit was zeven jaar voordat de Amerikanen Jack Kilby en Robert Noyceonafhankelijk van elkaar er patent op aanvroegen en een werkend exemplaar bouwden. De microchip zou het sleutelcomponent worden van alle moderne elektronica. In 1966 trok hij zich terug en werd vervolgens voltijds consulent en auteur. Hij schreef vele artikelen en enkele tientallen boeken op het gebied van de elektronica. Hij bleef dit werk doen totdat hij in 1999 werd getroffen door een beroerte. De laatste tweeënhalf jaar verbleef hij in een verzorgingshuis in Malvern, waar hij op 93-jarige leeftijd overleed. Dummer trad in 1934 in het huwelijk met Dorothy Whitelegg. Hun enige zoon, Stephen John Dummer die officier was op de koopvaardij, overleed op 37-jarige leeftijd toen hij in 1983 verdronk in Mombassa. In 1992 overleed ook zijn vrouw Dorothy, waarop hij hertrouwde met June die hem overleefde.





    07-05-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marlene

    sag mir

    06-05-2018 om 13:34 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Marie Magdalene (Marlene) Dietrich (Berlijn, 27 december 1901 – Parijs, 6 mei 1992) was een Duits-Amerikaans actrice en zangeres. Op 27 december 1901 werd Marie Magdalena Dietrich geboren als kind van de Pruisische officier Louis Erich Otto Dietrich en Elisabeth Josephine Felsing, erfgename van een rijke horlogemakersfamilie. Tot 1908 beleefde zij haar jeugdjaren op de Potsdamerstraat 116 waar een klein monumentje, aan de muur, daar aan herinnerd wordt. Ze heeft lang geprobeerd het idee op te houden dat ze in 1904 geboren was. Haar voornaam "Marlene" creëert zij als kind uit haar beide voornamen. Zij zou hem later gebruiken als een artiestennaam waarmee de hele wereld haar zou aanspreken. Uit de afleiding blijkt overigens dat de vaak gebruikte uitspraak van deze naam, Marlène, niet juist is. Na een autoritaire opvoeding huwt ze op 27 mei 1923 met Rudolf 'Rudi' Sieber met wie ze één dochter, Maria Elizabeth Sieber, had. Grote bekendheid kreeg Dietrich met haar rol als revuezangeres Lola in de film Der blaue Engel, vooral met het lied Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt. Deze film van Josef von Sternberg uit 1930 wordt nu gezien als een van de meest tijdloze films ooit gemaakt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze nog bekender met haar vertolking van het lied Lili Marleen. In 1930 verhuisde Dietrich naar de Verenigde Staten, waar ze met von Sternberg nog diverse andere succesvolle films opnam, onder andere Shanghai Express, Blonde Venus en The Devil Is a Woman. Door haar dominante persoonlijkheid slaagde ze er als eerste acteur in om een winstpercentage van de opbrengst van haar films contractueel vast te leggen. Ze werd door Hitler gevraagd terug te keren naar Duitsland. Hij zag in haar het toonbeeld van de Duitse vrouw. Maar ze weigerde. Ze verafschuwde alles waar Hitler voor stond. Ze kreeg de Amerikaanse nationaliteit. In haar nieuwe paspoort stond 1904 als geboortedatum. Tijdens de oorlog ging ze, samen met onder meer de komiek Danny Thomas, naar Europa om voor de geallieerde soldaten aan het front op te treden en hun moreel te versterken. Haar moeder was de hele oorlog in Berlijn blijven wonen en overleed kort na de oorlog. Ze ontmoette na de oorlog haar zuster, die pro-Hitler was, en verbrak elke relatie met haar. In 1960 zette ze voor het eerst weer voet op vaderlandse bodem, met name in de Bondsrepubliek Duitsland en West-Berlijn. Ze sprak zelf over een enthousiast publiek, maar er waren incidenten waar ze bespuwd en als verraadster uitgescholden werd. Tijdens één concert ramde een ei haar hoofd. Haar reactie luidde: „Ik laat mij niet door een blonde nazi van de scène jagen.“ In oktober 1962 trad Dietrich tijdens een galadiner van de Unesco in Düsseldorf op met het anti-oorlogslied Sag mir wo die Blumen sind, een vertolking van Where have all the flowers gone van Pete Seeger. De versie van Dietrich werd het daaropvolgende jaar een grote hit in Nederland. [2] In 1963 volgde nog een verder optreden in West-Duitsland, en wel in Baden-Baden. Toen haar filmcarrière stokte, begon Dietrich een nieuwe loopbaan als zangeres en entertainster. Concerttournees en optredens in Las Vegas met een orkest onder leiding van Burt Bacharach brachten haar nieuwe faam.
    Met Dietrich zelf ging het minder goed; zij raakte verslaafd aan alcohol en slaappillen en had steeds meer moeite haar ouderdom te verbergen. Op tournee in Australië in 1975 brak zij een been. Zij zou nooit meer in de openbaarheid verschijnen. In 1992 overleed ze, na 15 jaar als een kluizenaar geleefd te hebben, in haar appartement in Parijs. Ze wilde begraven worden bij haar familie in Berlijn en is ter aarde besteld op Friedhof III in de wijk Friedenau. Op haar steen staat haar artiestennaam en de tekst "Hier steh ich an den Marken meiner Tage". Dietrich was een symbool van glamour en verleidelijkheid. Niet alleen haar uiterlijke verschijning, ook haar seksuele escapades zorgden voor bewondering en minachting. [bron?] Ze kwam er openlijk voor uit biseksueel te zijn. "Ein bisschen bi schadet nie" is een uitspraak van haar.[bron?] Onder haar vrienden bevonden zich het Amerikaanse sekssymbool Mae West, schrijver Ernest Hemingway, Noël Coward, acteur Louis Bozon en Hildegard Knef. Ze had onder andere een relatie met John F. Kennedy, Mercedes de Acosta, Douglas Fairbanks, Jean Gabin, Theodore von Kármán en Claudette Colbert. Dietrichs dochter Maria Riva publiceerde na haar moeders dood een onthullend boek over haar moeder waarin de schandalen, het drank- en drugsmisbruik en het egocentrisme van haar moeder worden onthuld. Het boek wijst ook op Dietrichs discipline, vakmanschap en haar inzet voor de geallieerde zaak in de Tweede Wereldoorlog. Een deel van Dietrichs bezittingen, waaronder haar garderobe en haar "Haute couture", is in het filmmuseum in Berlijn ondergebracht. In 1947 ontving Marlene Dietrich voor haar uitzonderlijke verdiensten tijdens de oorlog de Medal of Freedom, de hoogste Amerikaanse civiele eretitel. In 1951 kreeg ze in Frankrijk de eretitel van Ridder in het Legioen van Eer.

    06-05-2018 om 13:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een postzegel is een klein stukje bedrukt papier (tegenwoordig meestal gegomd of zelfklevend), met een bepaalde waarde. Door een frankeergeldigepostzegel op een poststuk te plakken, wordt aangetoond dat de afzender porto heeft betaald. Toen de postzegel nog niet was bedacht, moest meestal de ontvanger van post voor de zending betalen. Dit gaf problemen als de geadresseerden de brief niet wilde hebben, of als ze verhuisd waren. Dan bleef de postbode met de post zitten, zonder dat de kosten voor bezorging konden worden geïnd. De Engelsman Rowland Hill bedacht in 1837 het systeem om niet de ontvanger maar de afzender van een brief de kosten voor het vervoer te laten betalen. Om te bewijzen dat hij had betaald, moest de afzender op het postkantoor een bewijs van betaling kopen. Dit bewijs van betaling is wat we nu kennen als een postzegel. Als die postzegel op een brief was geplakt, was de afzender "vrij van belasting". De Schot James Chalmers (1782-1853) was de uitvinder die de zelfplakkende postzegel introduceerde en hiermee het systeem van uniforme posttarieven. In 1835, twee jaar voor het idee van Rowland, stelde Lovrenc Košir aan de minister in Wenen voor opplakbare postrechtstempels te laten vervaardigen. Deze zouden dan aan de adreskant of de achterkant van een brief kunnen worden aangebracht, in plaats van een lakstempel. Slovenië heeft een zegel aan Košir gewijd. Het idee van Rowland Hill werd door het Britse parlement voor toepassing aanvaard en door koningin Victoria goedgekeurd. Op 6 mei 1840 werd de allereerste postzegel ter wereld op een brief geplakt. De postzegel toont het portret van koningin Victoria en de woorden postage en one penny. Postage betekent port en one penny was het tarief dat voor een gewone brief moest worden betaald. Vanwege de kleur wordt deze eerste postzegel wel de Penny Black (zwarte zegel van een penny) genoemd. Op deze eerste postzegel wordt geen landsnaam vermeld. Dat vond men toen niet nodig, want men ging ervan uit dat iedereen op de wereld koningin Victoria kende. Omdat het Verenigd Koninkrijk als eerste land postzegels uitgaf, heeft dit land later het recht verkregen om geen landsnaam te vermelden, in tegenstelling tot alle andere landen die postzegels uitgeven en die zijn aangesloten bij de Wereldpostunie. Daar staat tegenover dat altijd het profiel van het staatshoofd in een hoekje van de Britse postzegels staat.
    De eerste Belgische postzegel verscheen in 1849. Een inspecteur van de Belgische Posterijen werd in 1840 naar het Verenigd Koninkrijk gestuurd om het Britse systeem te onderzoeken. In 1847 werd een wet aangenomen die het gebruik van postzegels regelde. De eerste Belgische postzegels verschenen in 1849. Ze werden gedrukt in Brussel, van platen die waren gemaakt door graveur Jacob Wiener, en toonden koning Leopold I, naar een portret van de Brusselse schilder Charles Baugniet. Het papier was handgeschept en voorzien van een watermerk, en de zegels waren ongetand. De tarieven waren 10 en 20 centimes. Een paar maanden daarna is de tweede reeks zegels uitgekomen. Deze uitgave verschilt van de eerste qua achtergrond (gebladerte). Verder werd er ook een 40 centimes toegevoegd voor post naar Frankrijk, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.
    De postzegel is oorspronkelijk uitgevonden om het overbrengen van post (berichten) efficiënter te laten verlopen. De zegel is nu niet meer uitsluitend een kwitantie voor een nog te verlenen dienst. Het beeld van de postzegel wordt steeds belangrijker, zoals o.a. blijkt uit soms felle reacties van politici en burgers. De functie van de postzegel is thans zeer gevarieerd: er wordt gecollecteerd voor goede doelen, en er worden belangrijke gebeurtenissen en personen herdacht, toeristen worden gelokt, opvoedkundige en gezondheidsadviezen worden verstrekt, waarden en normen en vredesboodschappen worden overgebracht en soms fungeert het zegel als politiek propagandistisch affiche.

    06-05-2018 om 13:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Alexandre Gustave Eiffel, geboren als Alexandre Gustave Bönickhausen dit Eiffel, (Dijon, 15 december 1832 – Parijs, 27 december 1923) was een Franse ingenieur en industrieel. Eiffel woonde bij zijn grootmoeder. Eiffel was een slim kind en verveelde zich op school. Aan de École centrale Paris studeerde hij in 1855 af in de scheikunde. Nadat hij dat had gedaan richtte hij zich meer op ijzeren bouwwerken. Na zijn studie wilde hij in de azijnfabriek van zijn oom in Dijon gaan werken, maar door onenigheid in de familie was dit niet mogelijk. Eiffel deed zijn eerste ervaringen op met metaalconstructies toen hij voor spoorwegmaatschappijen in Frankrijk begon te werken. Hij begon in 1856 te werken voor de Compagnie des chemins de fer de l'Ouest. Later boekte hij zijn eerste succes in Bordeaux met zijn metalen brug 'Passerelle Eiffel'. Op 6 oktober 1868 stichtte hij samen met de Belgische ingenieur Théophile Seyrig de firma G. Eiffel et Cie. Dit bedrijf bouwde onder andere de door Maurice Koechlin ontworpen inwendige constructie van het Vrijheidsbeeld. Gustave Eiffel is het bekendst geworden door de Eiffeltoren (la Tour Eiffel) die zijn bedrijf tussen 1887 en 1889 bouwde voor de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, en klaar was op 6 mei 1889. Het ontwerp van de Eiffeltoren kwam in de eerste plaats van twee van zijn medewerkers Maurice Koechlin en Emile Nouguier. Eiffel zelf vond het ontwerp niet mooi, en het zou volgens hem ook niet kunnen worden uitgevoerd binnen het budget van anderhalf miljoen franc dat de gemeente Parijs had uitgetrokken, maar in december 1884 kocht Eiffel het ontwerp van zijn twee medewerkers. In 1886 diende hij het in en begin 1887 kreeg hij een concessie van twintig jaar voor de toren. Verder zijn in Frankrijk honderden spoorbruggen door Eiffel gebouwd. De spectaculairste brug is wellicht het Viaduc de Garabit, dat met 500 meter lengte op 122 meter hoogte over het dal van de Truyère voert. Een ander opvallend bouwwerk waaraan hij meewerkte is de kanaalbrug van Briare, die het Canal latéral à la Loire op vijftien meter hoogte over een lengte van meer dan 600 meter over de Loire voert. Er zijn nog vele andere bouwwerken waaraan Eiffel heeft meegewerkt dan de onderstaande maar deze zijn het meest bekend. Europa De Temsebrug, de langste brug over de Schelde. De Maria Pia-brug in Porto, naar een ontwerp van Théophile Seyrig. De Ponte Eiffel in Viana do Castelo. Het Weststation in Boedapest. Amerika Kerk in Arica, Chili. Inwendige structuur van het Vrijheidsbeeld, in New York. Meegewerkt aan de plannen van de sluizen van het Panamakanaal. Kerk "Santa Barbara" in het stadje Santa Rosalia in Mexico Busstation in La Paz, Bolivia Zuidoost-Azië De Long Biênbrug over de Rode rivier in Hanoi, de hoofdstad van het huidige Vietnam. De Quezon Bridge over de Pasig in Manilla.
    Het Hoofdpostkantoor in Ho Chi Minhstad, Vietnam. De originele naam van Alexandre Gustave Eiffel was Alexandre Gustave Bönickhausen. Zijn vader was namelijk een Duitse officier uit het Rijnland, wat zijn oorspronkelijke Duitse achternaam verklaart. In 1879 liet hij zijn achternaam veranderen naar Eiffel, genoemd naar de Duitse regio Eifel. Eiffel stond ook bekend als Esperantist. Hij zei: "Esperanto... zonder zelf de moed gehad te hebben om het te leren, waarvoor mijn hoge leeftijd mij kan verontschuldigen, zal ik nooit nalaten het kinderen aan te raden, aangezien het een van de makkelijkste dingen is die zij kunnen leren. Gustave Eiffel en het Viaduc de Garabit stonden afgebeeld op de laatste versie van het bankbiljet van 200 Franse frank.

    06-05-2018 om 13:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Wereldtentoonstelling van 1889 was een wereldtentoonstelling die van 6 mei tot 31 oktober 1889 plaatsvond in Parijs. Het Bureau International des Expositions heeft de tentoonstelling achteraf erkend als de 10e universele wereldtentoonstelling. De tentoonstelling is vooral bekend omdat ter gelegenheid ervan de Eiffeltoren werd gebouwd. De tentoonstelling werd gehouden in het jaar dat ook het 100-jarig jubileum van de Bestorming van de Bastille werd gevierd, een symbool dat algemeen gezien wordt als het begin van de Franse Revolutie. Voor de tentoonstelling werd een reconstructie van de Bastille gemaakt, die tijdens de tentoonstelling dienstdeed als bijeenkomstpunt en balzaal. Het totale oppervlak van de tentoonstelling besloeg 0,96 km², inclusief de Champ-deMars, de Palais de Chaillot, de quai d'Orsay, een stuk van de Seine en het Hôtel des Invalides. Transport op de tentoonstelling werd grotendeels geregeld door een 3 kilometer lange spoorlijn van Decauville. De trein op dit spoor zou in zes maanden tijd 6.342.446 passagiers hebben vervoerd. Enkele van de locomotieven werden later in gebruik genomen op de Chemins de Fer du Calvados. Het centrale symbool van de tentoonstelling was de Eiffeltoren, die in 1889 werd voltooid en als toegangspoort diende tot het terrein waar de tentoonstelling plaatsvond. De toren werd ontworpen door Gustave Eiffel. Een ander bekend gebouw dat speciaal voor de tentoonstelling werd gebouwd was het Palais des Machines, ontworpen door architect Ferdinand Dutert (1845-1906) en ingenieur Victor Contamin (1840-1893). Deze werd opnieuw gebruikt tijdens de tentoonstelling van 1900 en uiteindelijk afgebroken in 1910. Het gebouw was 420 meter lang, 115 meter breed en 48 meter hoog. Het was op dat ogenblik het grootste glas-ijzer gebouw ter wereld. Deel 10 van “Studies in the History of Civil Engineering: Structural Iron and Steel 18501900” (gepubliceerd door Ashgate Publishing Limited en redactie door Robert Thorne in 2000), bevat een artikel van John W. Stamper, The Galerie des Machines of the 1889 Paris world’s fair. Hierin meldt Stamper dat het gebouw eigenlijk van staal gemaakt had moeten worden, maar dat men op het laatste moment voor smeedijzer koos. Achitectuurhistorici twisten nog over deze zaak. Ook de Eiffeltoren is gemaakt van smeedijzer. De tentoonstelling bevatte tevens een gebouw van de Parijse architect Pierre-Henri Picq. Dit was een structuur van ijzer en glas, versierd met keramische tegels. Na de tentoonstelling werd het gebouw verscheept naar Fort-de-France en daar opnieuw in elkaar gezet. Daar staat het nu bekend als de Schoelcher bibliotheek als eerbetoon aan Victor Schoelcher, de man die de beweging voor afschaffing van de slavernij op Martinique leidde. Een "Negro village" (village nègre), waar 400 inheemse mensen werden tentoongesteld, was een van de grootste attracties. De Opéra Comique werd officieel geopend op 14 mei 1889, bijna gelijktijdig met het begin van de tentoonstelling. Er werd een opera opgevoerd, Jules Massenet's Esclarmonde, die speciaal voor de tentoonstelling was geschreven. Hierin maakte de Amerikaanse sopraan Sybil Sanderson haar debuut. De voorstelling trok 50 avonden lang bezoekers op de tentoonstelling.
    Op de tentoonstelling hoorde de Franse componist Claude Debussy voor het eerst Javaanse gamelanmuziek. Dit inspireerde hem voor latere werken en betekende de start van een ambient. William Stroudley, een locomotiefsuperintendent van de London, Brighton and South Coast Railway, stierf terwijl hij op de tentoonstelling was. Hij stelde er een van zijn locomotieven tentoon. Heineken ontving op de tentoonstelling de Grand Prix. Buffalo Bill voerde op de tentoonstelling samen met de Amerikaanse scherpschutter Annie Oakley een 'Wild West Show' op.

    06-05-2018 om 13:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug

    Sigmund Schlomo Freud (Freiberg (Moravië), 6 mei 1856 – Londen, 23 september 1939) was een neuroloog uit Oostenrijk-Hongarije en de grondlegger van de psychoanalyse. Hij was van joodse afkomst. Dit was de reden waarom hij aan het eind van zijn leven, na de overname van Oostenrijk door nazi-Duitsland, moest vertrekken naar het Verenigd Koninkrijk. Hoewel Freuds theorieën en methodes omstreden zijn, wordt hij gezien als een van de meest invloedrijke psychologen en denkers van de 20e eeuw. Freud werd als zoon van joodse ouders geboren in de Moravische stad Freiberg (tegenwoordig Příbor in Tsjechië). Ofschoon Freud al vroeg atheïst werd, heeft hij later het belang van zijn joodse wortels voor zichzelf benadrukt. Onder de indruk gekomen van het opkomende nazisme ontwikkelde Freud later enige sympathie voor het zionisme. Zijn vader, wolhandelaar Kallamon Jacob Freud (Tysmenitz, Galicië, 18 december 1815 – Wenen, 23 oktober 1896), was bij de geboorte van zijn zoon Sigmund bijna veertig jaar oud. Hij was reeds voor de derde keer getrouwd en wel met Amalia Freud (1835–1930; geboren Nathansohn). Freud had naast twee halfbroers uit de eerdere huwelijken van zijn vader ook nog zeven volle broers en zussen. Toen het bedrijf van Kallamon Jacob Freud in de economische crisis van 1857 failliet ging, betekende dit voor de welvarende[bron?] familie een sociaal en moreel verval. In 1859 verhuisde de familie Freud naar Leipzig en korte tijd later naar Wenen. Daar ging Freud in 1865 naar het Leopoldstädter Communal-Realgymnasium, waar hij een uitstekende leerling bleek. Aanvankelijk was Freud van plan om rechten te gaan studeren, maar in 1873 schreef hij zich in aan de medische faculteit van de Universiteit van Wenen. In 1874 zorgde Carl Claus, een van de professoren voor zoölogie, ervoor dat Freud met een stipendium aan een zoölogisch onderzoek kon beginnen. In 1876 vertrok Freud hiervoor naar Triëst, waar hij de voortplantingsorganen van palingachtigen onderzocht. Na zijn terugkeer in Wenen stapte hij over naar het Physiologisch Instituut onder leiding van Ernst Wilhelm von Brücke. Hoofdgebouw van de Universiteit van Wenen, het wetenschappelijk instituut waar Freud studeerde en werkzaam was In 1879 begon Freud aan zijn militaire dienst en in 1881 promoveerde hij op het thema Über das Rückenmark niederer Fischarten(over het ruggenmerg van lagere vissoorten) tot doctor in de geneeskunde Op 25 april 1886 trouwde Freud met Martha Bernays (1861-1951), die uit een vooraanstaande familie van rabbijnen en geleerden stamde. Via dit huwelijk werd Freud ook de oom van de in 1891 geboren Edward Bernays, de "vader van de public relations". Freuds zonen kregen de namen van belangrijke (historische) figuren: Jean Martin werd naar de hysteriespecialist uit Parijs Jean-Martin Charcot genoemd. Oliver, naar Oliver Cromwell, die Engeland voor de Joodse bevolking opende. Ernst August, de derde zoon, werd naar de beroemde fysioloog Ernst Wilhelm von Brücke genoemd. Freud had een bekoelde relatie met zijn zonen; met zijn dochters kon hij het veel beter vinden. Mathilde en Anna stonden qua intellect ook dichter bij hun vader dan hun broers. Hij kon met hen beter discussiëren, ofschoon hij dit maar weinig deed, vanwege het feit dat ze vrouwen waren.[bron?] Freud was geen liefdevolle en warme vader voor zijn kinderen, die veel weerstand ondervonden als ze toenadering tot hem zochten. Überhaupt was het voor hem moeilijk om contact te maken met anderen en om warme contacten met vrienden en collega's te onderhouden.
    In 1891 verhuisde Freud naar de Berggasse 19, dat hij overnam van zijn collega Victor Adler, de persoon die aan de wieg stond van de Oostenrijkse sociaaldemocratie. Hier zou Freud de komende 47 jaar blijven wonen en werken. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog schaarde Freud zich nogal uitdrukkelijk enthousiast aan de zijde van zijn vaderland Oostenrijk-Hongarije. Pas toen duidelijk werd welke uitwerkingen de oorlog had, veranderde Freud langzaam zijn standpunt. In 1922 kreeg Freud een carcinoom, zodat een jaar later zijn rechter bovenkaak en verhemelte verwijderd moesten worden en hij een prothese kreeg. In de volgende 15 jaren moesten nog 33 andere operaties worden uitgevoerd. De ziekte werd met de jaren echter alleen maar erger. In zijn laatste levensjaar (1938) werd Oostenrijk geannexeerd door nazi-Duitsland en zag hij zich vanwege de antisemitische dreiging genoodzaakt naar Londen te vluchten. Aan de basis van de psychoanalyse staat de hysterie, die door Freud niet fysiologisch maar psychogeen werd verklaard. Vanaf 1882 was Freud verbonden aan het 'Allgemeines Krankenhaus der Stadt Wien' (Algemeen ziekenhuis van Wenen) en werkte hij in het laboratorium voor hersenanatomie. Tevens doceerde hij aan de Weense Universiteit, waar hij een buitengewoon professoraat bekleedde. Vanwege zijn achtergrond als fysioloog zocht hij oorspronkelijk naar neurologische verklaringen voor afwijkend gedrag. In de periode 1884 - 1887 deed Freud onderzoek naar cocaïne. Voor zijn werk "Ueber Coca" deed hij verschillende zelfexperimenten. Ook probeerde hij tevergeefs een vriend met morfineverslavingen met behulp van cocaïne te genezen. Dit mislukte experiment publiceerde hij echter niet; het duikt slechts op in een correspondentie met zijn verloofde Martha Bernays. Sigmund Freud schreef cocaïne voor aan zijn familie en nam er zelf ook van, wanneer het niet zo goed ging. Hij was niet verslaafd. Na zijn habilitatie (promotie) in 1885 begon Freud in september als docent in de neuropathologie aan de Universiteit van Wenen. Op 25 april 1886 beëindigde hij zijn werk als arts en ging aan de slag bij het door Max Kassowitz geleide Ersten Öffentlichen Kinder-Krankeninstitut. Tevens startte hij zijn privé-praktijk als neuroloog. Freud richtte zich in zijn beginnende praktijk op het zich eigen maken van hypnose Tijdens een studiereis naar Parijs in 1885 bezocht hij de psychiatrische kliniek van het Hôpital de la Salpêtrière, waar Jean-Martin Charcot werkte, in die tijd een van de grootste autoriteiten op het gebied van de neurologie. Freud was een groot bewonderaar van Charcot. Charcot deed onderzoek naar hysterie, en was bekend met de uitwerking van hypnose en suggestie op zijn patiënten. De hypnose was toen net in ontwikkeling als behandelmethode voor psychische klachten. Freud was zo onder de indruk van Charcot, dat hij zijn eerste zoon Jean-Martin noemde. In Parijs maakte hij ook kennis met het werk van Pierre Janet, dat van invloed zou zijn op zijn latere werk. In de kennismaking met Charcot te Parijs ligt het begin van de ontwikkeling van de psychoanalyse. Charcot toonde met demonstraties aan dat onder hypnose hysterische
    aanvallen kunnen worden opgewekt. Dit bracht Freud op het idee van de psychogene oorzaak van ziektebeelden, in plaats van een fysiologische oorzaak. Charcot inspireerde Freud tot gewaagde theorievormingen, die echter tot zijn teleurstelling door zijn vakgenoten niet met het enthousiasme werden onthaald dat hij had verwacht. Kern van zijn verklaring van de hysterie was dat psycho-trauma's op het gebied van de menselijke seksualiteit hieraan ten grondslag lagen. Zijn in oktober 1886 gehouden voordracht "Über männliche Hysterie" werd slecht ontvangen bij het artsenpubliek.[3]. In 1889 bezocht Freud Hippolyte Bernheim in Nancy, die onderzoek deed naar de zogenaamde posthypnotische suggestie. Hieruit concludeerde Freud dat er een onbewuste moest bestaan dat verantwoordelijk was voor het grootste deel van het menselijk handelen. Bernheim was een criticus van Charcot. Daar waar Charcot de hypnose als autogeen verschijnsel zag, stelde Bernheim dat hypnose berust op suggestie - 'Toute est dans la suggéstion'. Bernheim merkte dat organische ziektes niet konden verholpen worden door hypnose-therapie, en liet deze verder rusten. Al enkele jaren eerder had Freud de arts Josef Breuer leren kennen. Deze bracht Freud een casus van hysterie onder de aandacht, Der Fall der "Anna O.", waarin het onder hypnose spreken over voorvallen die haar dwars zaten tot het verdwijnen van symptomen leek te leiden. Anna O. noemde dit de "Sprechtherapie" (spreektherapie). Mede naar aanleiding van deze casus publiceerden Breuer en Freud samen de Studien über Hysterie (1896). Daar werd ook het idee van het Unbewusste (onbewuste) in gepostuleerd. In deze studie wordt de hysterie nog psychologisch verklaard, maar later distantieerde Breuer zich hiervan. Breuer zocht een eenheid in het klinische denken, en begon hysterie weer fysiologisch te verklaren. Uiteindelijk stopte Freud met het gebruik van hypnose als therapeutisch middel. In plaats daarvan liet hij zijn patiënten vrij associëren, om inzicht te krijgen in de bewustzijnsinhouden van zijn patiënten en de veronderstelde psychogene oorzaak van hun lichamelijke klachten bloot te leggen. Freud ging hierbij uit van een 'niet-willen-weten' van de seksuele oorsprong van deze klachten. Het was volgens hem aan de arts om de patiënt tot inzicht te brengen in de oorzaak van de neurose, desnoods op dwingende wijze. Dat dit weerstand opriep betekende volgens Freud dat patiënten de oorzaak van het trauma niet willen weten. In 1899 verscheen Die Traumdeutung, over de relatie tussen het onbewuste en de inhoud van dromen. Vaak wordt het verschijnen van Die Traumdeutung beschouwd als de grondlegging van de psychoanalyse. In dromen zouden verborgen boodschappen van het onderbewustzijn zitten: dromen zijn verkapte vervullingen van onbewuste wensen. Door dromen te analyseren kon men dus dingen over het onbewuste te weten komen Freud trok met zijn ideeën jonge artsen aan die geïnteresseerd waren in zijn opvattingen over de psychologische oorzaken van afwijkend gedrag. Dit leidde tot het ontstaan van de psychoanalytische beweging. Maar er ontstonden ook conflicten tussen deze mannen. Bekende collega-psychiaters van Freud, Jung en Adler, die veel met Freud correspondeerden, namen na 1910afstand van diens pas opgerichte internationale psychoanalytische vereniging, en werkten hun eigen varianten van de psycho-analy
    Sigmund Freud zag geest en lichaam als een geheel van energiestromen. Die energiestromen noemde Freud "driften" (Triebe). Deze driften werken doorgaans ongemerkt, en zijn "primair". Zo onderscheidde Freud een levensdrift (Eros), de primaire drang tot zelfbehoud (voortzetting van de soort, liefde voor jezelf en voor de anderen). In zijn latere werk meent Freud ook een doodsdrift (Thanatos) te kunnen onderscheiden, het streven naar een spanningsloze toestand (oceanisch gevoel). De seksuele driften noemde hij libido. Deze driften zijn in aanvang ongestuurd en ongeremd. Freud noemde dit het Es. De mens leert deze driften te beheersen door zich aan te passen aan de verwachtingen van anderen. Het is het Ik, of ego in het Latijn, het bewuste deel van het psychische apparaat, dat leert om die driften te beheersen. De opvoeding en de cultuur dwingen deze aanpassing af, en geven de voorbeelden waar het bewuste zich op kan richten. Het deel van het psychisch apparaat dat deze voorbeelden internaliseert is het über-ich (super-ego of geweten). Deze indeling van de menselijke geest doet enigszins denken aan de leer van Plato. Hij beschrijft dat de mens bestaat uit het onderlichaam (verlangens) dat door de borst in bedwang moet worden gehouden. De perfecte mens leeft uit het hoofd, dat daar weer boven staat. Lichamelijke stoornissen herleidde Freud tot verstoringen in de psychische energiehuishouding van de mens. Traumatische gebeurtenissen, bijvoorbeeld de vermeende aanblik van seksuele omgang tussen de ouders (zie de Wolvenman), worden door het psychisch apparaat verdrongen. Een verdrongen traumatische herinnering, die Freud vanaf het postuleren van zijn drifttheorie toeschreef aan de fantasie van de patiënt, verdwijnt niet uit het psychisch apparaat, maar komt terecht in een deel van de geest die Freud het onbewuste noemde. De energie die niet meer toegankelijk is voor het bewuste, en dus ook niet rationeel gestuurd kan worden, zoekt een uitweg, en uit zich in lichamelijke symptomen. Door de patiënt in therapeutische sessies ongestuurd te laten vertellen, kon de therapeut deze verdrongen inhouden van het onbewuste op het spoor komen. Door deze bewust te maken, wordt de energie weer rationeel beheersbaar, waardoor de klacht verdwijnt Freud zag het onbewuste als cruciaal voor de psychoanalyse. Volgens Freud bestaat de menselijke geest uit een ingewikkeld web van gebeurtenissen en processen waarvan slechts een deel voor het bewustzijn toegankelijk is. De geest is als het ware opgedeeld in twee afdelingen, min of meer onafhankelijk van elkaar. Het onbewuste bestaat uit de aangeboren driften, maar ook de verdrongen wensen en traumatische ervaringen. Daarnaast bevat het ook sluimerende gedachten, herinneringen, kennis, beelden, die zonder veel problemen wel tot inhoud van het bewustzijn kunnen worden gemaakt. Oorspronkelijk ging Freud ervan uit dat de psychopathologie van zijn patiënten werd veroorzaakt door seksueel misbruik tijdens de vroege kindertijd. Om redenen die niet zijn opgehelderd kwam Freud rond 1903 terug op deze "verleidingstheorie", die dus eigenlijk een "misbruiktheorie" was. In plaats hiervan stelde hij nu dat de herinnering aan het misbruik op de fantasie van de patiënt zelf berust, voortkomend uit de eigen seksuele en
    gewelddadige driften, wat leidde tot de formulering van zijn oedipuscomplex. Dit complex zou tot angsten en trauma's kunnen leiden (zie 'Kleine Hans'). Freud stelde dat kinderen een psychoseksuele ontwikkeling doormaken, welke theorie tegenwoordig wordt betwist; (orale fase, anale fase, fallische fase, latentiefase en tot slot de genitale fase). Hiermee kon hij zijn verdringingsthese, de hoeksteen van zijn psychoanalytische theorie, in stand houden Doordat een aantal (vrouwelijke) leden van de bourgeoisie zich aangetrokken voelden tot de psychoanalyse en zich lieten behandelen, groeide de psychoanalyse en kreeg deze veel internationale allure. De psychoanalyse kan gezien worden als een van de eerste vormen van de moderne psychotherapie. Freuds idee van verdringing als oorzaak van psychische problemen is wijdverbreid geraakt, en maakt deel uit van het collectieve denken over de werking van de geest. De naam van Freud heeft in het dagelijkse taalgebruik een bekende klank; de meeste mensen kennen bijvoorbeeld de zogenaamde freudiaanse verspreking, als voorbeeld van wat Freud zelf een Fehlleistung noemde. De psychoanalyse van Freud had invloed op de surrealistische beweging in 1924. André Breton, grondlegger van het surrealisme, was erg geboeid door dromen, de Traumdeutung en de psychoanalyse van Freud. In schilderijen en films van het surrealisme werd een onbewuste, een droomomgeving geschilderd. Een van de bekendere kunstenaars, die veel de zogeheten Freudiaanse symboliek in zijn werk gebruikte, was Salvador Dalí. In een van zijn bekendste werken, De volharding der herinnering, bijvoorbeeld, duiden de slappe, uitgelopen uurwerken en objecten op impotentie. Freuds invloed op zowel de psychologie als de psychiatrie is groot geweest. Velen beschouwen hem als een belangrijke pionier, zelfs al zijn de inzichten tegenwoordig veranderd. Zijn ideeën komen niet of nauwelijks meer aan bod in de academische psychologie. Vanaf het midden van de twintigste eeuw kwam de psychoanalyse langzaamaan steeds sterker onder vuur te liggen. De laatste jaren is echter ook weer sprake van een herwaardering. Sommige wetenschapsfilosofen zoals Karl Popper, menen dat psychoanalytische hypothesen niet falsificeerbaar zijn, hetgeen volgens hen een essentiële voorwaarde zou zijn om van een echte wetenschap te kunnen spreken. Adolf Gruenbaum stelt dat dit falsificeerbaarheidsprincipe tot betekenisloze uitspraken leidt en dat Freuds theorieën wel degelijk falsificeerbaar zijn Poppers theorieën zijn in de wetenschapsfilosofie bepaald niet onweersproken gebleven. Door o.a Habermas zijn diens methode van het 'peacemeal engineering' of wel geleidelijk dichter bij een 'feitelijke werkelijkheid' komen en de objectieve status van zo'n werkelijkheid inmiddels als hoogst problematisch afgewezen. Bovendien is in het geval van Freud deze discussie volledig achterhaald. Aan de wetenschappelijke discussie over het onbewuste zijn door onder meer de neurologische onderzoeken van Antonio Damasio alsmede door neurobiologische onderzoeksresultaten, die door het nieuwe beeldvormend medisch onderzoek in de neurowetenschap mogelijk werden, nieuwe impulsen gegeven. Daarbij werden de uitgangspunten van de dieptepsychologie over de betekenis van onbewuste processen voor de menselijke ervaring en het menselijk gedrag nieuw gewaardeerd en in hoge mate bevestigd. De door Freud oorspronkelijk nagestreefde
    biologische toegang tot het onbewuste werd door dit nieuwe beeldvormend medisch onderzoek pas echt mogelijk. In reactie daarop verklaarden vooraanstaande neurologen in 2004 in een gemeenschappelijk manifest: "Wij zijn erachter gekomen dat in de menselijke hersenen neurologische processen en bewust beleefde geestelijk-psychische toestanden ten nauwste met elkaar samenhangen, en onbewuste processen op een zeer bepaalde wijze voorafgaan aan bewuste processen. Freud gebruikte selectief en (volgens sommigen) tegen beter weten in alleen die waarnemingen die binnen zijn theorie pasten. Gruenbaum deelt deze fundamentele kritiek op Freuds psycho-analyse Gruenbaum heeft zijn bezwaren uiteengezet in een boek over de filosofische grondbeginselen van de psychoanalyse, dat nog steeds een grote rol speelt in de discussies over Freud De Nederlandse historicus Han Israëls heeft de werkwijze van Freud en zijn volgelingen sterk gekritiseerd. Hij stelt dat Freud a priori opvattingen had over de oorzaken van psychische problemen, en die op zijn patiënten projecteerde. Hij beschrijft de casusSchreber uit 1911, en laat zien hoe Freud selectief verbanden legde die geen bewijs vormen voor zijn stellingen, met uitsluiting, zonder onderbouwing of zelfs maar overweging, van mogelijke andere verklaringen Fundamenteel is de kritiek van Richard Webster, die stelt dat hysterie geen psychogene oorzaak had, maar veroorzaakt werd door minieme hersenbeschadigingen en epileptische aanvallen, die met de wetenschap van eind 19e eeuw niet te verklaren waren. Charcots idee van psycho-trauma's, naar analogie van lichamelijke trauma's, werd door Freud overgenomen, maar berustte dus op een misinterpretatie van medische problemen. Ook de door Breuer ontdekte 'Sprechtherapie' kan beschouwd worden als een misinterpretatie. De geclaimde genezing van Anna O. vond niet plaats; ze is integendeel nog jarenlang nadien behandeld in psychiatrische instellingen Voormalig psychoanalytica Alice Miller stelt in haar boeken de geldigheid van de psychoanalytische theorie en praktijk van Freud radicaal ter discussie en wijst die af, omdat de klassieke psychoanalyse naar haar mening de toegang belet tot de ware oorzaken van traumatische herinneringen uit de kindertijd. Deze trauma's berusten volgens haar niet op de fantasie, maar op feitelijke uitoefening van macht en fysiek, seksueel en psychisch geweld van volwassenen. Miller was een sterke opponent van Freuds ideeën over de kinderlijke seksualiteit als bron van de neurose. Zij stelde dat herinneringen aan seksueel misbruik niet een product zijn van de fantasie, voortkomend uit de eigen driften van patiënten, zoals Freud stelde, maar dat dergelijk misbruik in de realiteit veel voorkomt en dat het een verwoestend effect heeft. Het reële misbruik wordt stelselmatig genegeerd in Freud's psychoanalytische theorie, aldus Miller, wat leidt tot het verantwoordelijk stellen van de patiënt voor zijn eigen psychopathologie en het buiten schot laten van degenen die het trauma werkelijk veroorzaakten. Miller verwierp de validiteit van Freuds drifttheorie, waaronder het oedipuscomplex. Zij schreef over Freud: "Wanneer een mens de loochening van de werkelijkheid een grote wetenschappelijke stap noemt en een school sticht die haar leerlingen steunt in hun blindheid, dan is dat geen particuliere aangelegenheid meer. Het is een vergrijp jegens de belangen van de mensheid, ook al wordt het onbewust bedreven. Het idee van 'verdrongen herinneringen' heeft geen wetenschappelijke onderbouwing, menen sommigen. In de jaren negentig is het onderwerp geweest van debat, met name in de Verenigde Staten, toen ouders ten onrechte werden beschuldigd van seksueel misbruik van hun kinderen
    Freuds interpretatie van de problemen van zijn patiënten, door hem duiding genoemd, werd lang niet altijd geaccepteerd door zijn patiënten. Freud noemde dit 'weerstand', verzet van de patiënt tegen genezing. Feitelijk komt het erop neer dat Freud de autonomie en het beoordelingsvermogen van zijn patiënten niet respecteerde, en zijn eigen visies en standpunten opdrong De effectiviteit van psychoanalyse is pas sinds kort[wanneer?] onderwerp van gecontroleerd wetenschappelijk onderzoek. Er zijn alleen behandelingen die een jaar of korter duurden onderzocht. Een meta-analyse uit 2010 van eerdere onderzoeksgegevens toont aan dat kortdurende psychodynamische psychotherapie net als andere vormen van psychotherapie leidt tot statistisch significante verbeteringen bij depressie. De effecten van langdurige psychodynamische psychotherapie zijn tot dusver niet goed wetenschappelijk onderzocht. Overigens geldt hetzelfde voor andere vormen van psychotherapie. Het is praktisch gezien erg moeilijk en kostbaar om het effect van meerjarige behandelingen te onderzoeken Toen Freud door de Gestapo gedwongen werd om zijn woonplaats Wenen te verlaten, moest hij een document ondertekenen dat de Gestapo hem goed behandeld had. Dit deed hij met het onderschrift "Ik kan iedereen de Gestapo aanbevelen. Jim Morrison, zanger van The Doors, was een bewonderaar van Freud. Hij bezong het oedipuscomplex. De Britse schilder Lucian Freud (1922-2011) was, via zijn vader Ernst Freud, een kleinzoon van Sigmund Freud.





    06-05-2018 om 13:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug

    George Orson Welles (Kenosha (Wisconsin), 6 mei 1915 – Hollywood, 10 oktober 1985) was een Amerikaans acteur, film- en toneelregisseur, scenarioschrijver en invloedrijk filmmaker. Welles werd wereldberoemd in 1938 door de radio-uitzending van The War of the Worlds. Tegenwoordig is hij vooral bekend als regisseur van de klassieker Citizen Kane. Ondanks de vermaardheid van zijn films en zijn naamsbekendheid, waren de meeste van de door hem geregisseerde films, waaronder Citizen Kane, geen kassuccessen. Orson Welles groeide op in Chicago. Hij was de tweede zoon van een uitvinder en een concertpianiste. Welles was een wonderkind: op jonge leeftijd bleek hij een gave te hebben voor piano, goochelen, poëzie, acteren, striptekenen en schilderen en was hij bekend met het werk van Shakespeare. Hij verloor zijn ouders op jonge leeftijd: op zijn achtste overleed zijn moeder, zijn vader stierf toen hij vijftien jaar was. Maurice Bernstein, een arts uit Chicago, werd zijn voogd na de dood van zijn vader. In 1931 behaalde hij zijn diploma op een jongenskostschool in Woodstock in Illinois. Daar, op de Todd School for Boys, deed hij ervaring op in het toneelspelen en gaf hij uitvoeringen van het werk van Shakespeare, Christopher Marlowe, Ben Johnson en hedendaagse schrijvers. Na zijn afstuderen weigerde hij de aanbiedingen van verscheidene universiteiten. In plaats daarvan vertrok hij naar Ierland om er toneel te spelen. Welles debuteerde in 1931 in het Gate Theatre te Dublin. Hij kreeg een rol in Jud Süss en nam later de regie op zich van andere stukken. Later probeerde hij zonder succes werk te krijgen in Londen en op Broadway, waarna hij vertrok naar Marokko en later Spanje, waar hij een tijdje stierenvechter was. Dankzij aanbevelingen van Thornton Wilder en Alexander Woollcott kwam hij terecht bij het reisgezelschap van Katharine Cornell. In 1934 maakte hij met Cornell zijn debuut op Broadway als Tybalt in Romeo en Julia. Dat jaar trouwde hij voor het eerst, met socialite Virginia Nicholson, filmde hij zijn eerste korte film, het vier minuten durende The Hearts of Age, waarin hij en Nicholson beiden te zien waren en begon hij te werken voor de radio. Later in de jaren dertig werkte hij samen met John Houseman, eerst bij Hosemans Phoenix Theatre Group, later voor het Federal Theatre Project. In 1936 trokken zij de aandacht met hun versie van Shakespeares Macbeth, met enkel zwarte acteurs. Welles regisseerde het stuk. Met Houseman vormde hij in 1937 het Mercury Theatre, waar acteurs als Agnes Moorehead, Joseph Cotten en Everett Sloane aan verbonden waren. De theatergroep zou bekend komen te staan om zijn originele visie op toneelstukken, waaronder een aangepaste versie van Shakespeares Julius Caesar, die zich afspeelt in het fascistische Italië onder Benito Mussolini. In de lente van 1938 nam hij met het gezelschap een korte film van 40 minuten op, Too Much Johnson, die samen met een toneelstuk getoond zou moeten worden. Het toneelstuk heeft echter nooit Broadway bereikt en de film is nooit in het openbaar getoond. De enige bekende print van het stuk is vernietigd tijdens een brand in Welles' villa in de jaren zeventig. Welles is drie keer getrouwd geweest en heeft uit ieder huwelijk een dochter. Hij was getrouwd met Virginia Nicholson van 1934 tot 1940 (dochter kinderboekenschrijfster Chris Welles Feder, geboren 1938), met Rita Hayworth van 1943 tot 1948 (dochter Rebecca Welles Manning, 1944-2004) en met Paola Mori van 1955 tot zijn overlijden in 1985 (dochter Beatrice Welles, 1955). Welles leed al jaren aan obesitas. In 1985 overleed hij op 70-jarige leeftijd aan een hartaanval. Zijn as is geplaatst bij het landgoed van een vriend in Ronda, Spanje.





    06-05-2018 om 13:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.commodore 64
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Commodore 64, ook C64 of CBM64, is een bekende 8 bit homecomputer van Commodore. Het model werd geïntroduceerd in januari 1982. De homecomputer heeft een vermelding in het Guinness Book of Records als de bestverkochte computer ooit, met een geschatte aantal tussen de 10 en 17 miljoen verkochte exemplaren. De Commodore 64 kwam in 1982 op de markt. De behuizing bestond uit een dik toetsenbord, waarbij het computergedeelte zich onder de toetsen bevond. De Commodore 64 werd aangesloten op een televisietoestel dat als monitor voor beeld en geluid diende. De Commodore 64, die bij de ontwikkeling VIC-40 werd gedoopt maar nooit onder die naam op de markt kwam, was door Commodore ontwikkeld als opvolger van de VIC-20. Het nummer 64 heeft betrekking op het werkgeheugen, dat 64 kB groot was. Daar de adresruimte van de processor ook 64 kB groot was, kon het gehele RAM-geheugenslechts onder bijzondere omstandigheden worden benut. Een deel van de adresruimte werd gebruikt voor ROM-routines zoals de BASIC-interpreter. Onder BASIC was er slechts 38 kB (38911 bytes) vrij voor de gebruiker. De eerste melding, die na het aanschakelen op het scherm verscheen was: Het systeem was gebaseerd op de MOS 6510-processor, een variant van de MOS Technology 6502-processor. Verder was het systeem uitgerust met de VIC-II (video interface chip) voor de grafische mogelijkheden en de SID6581 (sound interface device) voor het geluid, waardoor het apparaat goed ontwikkelde grafische en geluidsmogelijkheden bezat. Dergelijke mogelijkheden kwamen bij de IBM-PC en klonen pas jaren later. De SID-chip was een complete geluidssynthesizer, die softwarematig werd aangestuurd. Ook de VIC-II-chip was geavanceerd voor die tijd door de mogelijkheid van sprites, grafische objecten die onafhankelijk van elkaar konden bewegen. De kernel ondersteunde deze geavanceerde eigenschappen echter niet. Om onder BASIC gebruik te kunnen maken van de geavanceerde hardware, moesten gegevens op een primitieve wijze worden ingevoerd. Zo konden plaatjes worden ontworpen met peek- en poke-opdrachten. (Peek is het opvragen van een getal uit een geheugenadres, poke is een waarde in een geheugenadres schrijven.) Zo kon bijvoorbeeld met de opdrachten poke 53280,0 en poke 53281,0 respectievelijk de buiten- en de binnenrand van het scherm zwart worden gemaakt. Er konden ook simpele afbeeldingen worden gemaakt via de Commodore-karakterset PETSCII
    Om programma's en gegevens op te slaan, kon gebruik worden gemaakt van een cassettebandje. De computer gebruikte fluittonen om de digitale gegevens op te slaan. Dat ging erg langzaam en het duurde al gauw enkele minuten voordat een programma was geladen. Met hulpprogramma's (zoals Fast) die apart moesten worden geladen, was het mogelijk om gegevens sneller, maar ook minder betrouwbaar op te slaan en te lezen. Later kon een diskdrive worden aangesloten. De bekendste diskdrive was de 1541. Deze werkte met een 5¼"-diskette, waar 170 kB aan data op kon. Daarnaast waren er DS (double sided)-diskettes die tweezijdig bruikbaar waren. Sommige mensen pasten op de
    enkelzijdige diskettes een controversiële truc toe om de capaciteit van de enkelzijdige diskette gelijk te stellen aan die van de dubbelzijdige: met een speciaal voor dat doel ontworpen perforator kon een extra inkeping in de diskette worden gemaakt, waardoor het mogelijk was om evenals bij de dubbelzijdige diskettes de diskette om te draaien en de achterkant te gebruiken voor nog eens 170 kB aan programma's. In een later stadium is er nog een 3,5"-diskdrive uitgebracht, de Commodore 1581. Hiervan zijn echter niet veel exemplaren gemaakt en deze diskdrives zijn dan ook tamelijk zeldzaam. Op deze disks kon een veelvoud van de 5¼" opgeslagen worden. Naast de diskettes werden er cartridges (ROM) op de markt gebracht waarop al software stond, bijvoorbeeld Simons' Basic. De bekendste waren de KCS Power Cartridge en de Final Cartridge III waarmee met speciale commando's programma's sneller waren op te slaan en te laden van en naar de cassette-recorder en de diskdrive. Daarbij werd gebruikgemaakt van geoptimaliseerde routines. De cartridges waren door middel van memorymapping en memory overlays in staat om in het adresgeheugen van de processor te opereren, zonder dat zij daarbij zelf geheugen innamen. Het besturingssysteem van de Commodore 64 herkende een gamecartridge aan een speciale bytesequentie beginnend op adres $8000 (32768). Bij het opstarten van de computer werd gekeken of er op dat adres een cartridge aanwezig was, en zo ja werd de cartridge geactiveerd. Door middel van de warm reset (RUN-STOP / RESTORE) kon de cartridge opnieuw worden opgestart. Cartridges konden ook handmatig worden opgestart met het commando SYS 32768. Dat was soms praktischer, omdat je anders de cartridge niet kon deactiveren zonder de cartridge te verwijderen. Veel games die als cartridge waren uitgebracht, waren redelijk makkelijk te kraken omdat ze eenvoudig naar het hoofdgeheugen te kopiëren waren. Veel gebruikers voorzagen deze games met behulp van compressietechnieken vervolgens van een eigen gezicht. Er was veel software voor de C64 beschikbaar, van vermaak tot serieus. De computer heeft zijn bekendheid voornamelijk te danken aan de talloze spellen die er voor het apparaat zijn ontwikkeld. Bekende namen waren the Last Ninja, Out Run en Maniac Mansion. Nederlandse en Duitse computerbladen drukten programma's op papier, listings, af. Men moest dan pagina's vol Commodore BASIC-regels zelf intypen, waarna dit met een controlecijferprogramma op juistheid kon worden gecontroleerd. Het tekstverwerkingsprogramma voor de C64 was EasyScript, terwijl de huis-, tuin- en keukenversie van het programma ORACLE als superbase in listingvorm door Data Becker werd verkocht. Naast de uitgevers van spelletjes en meer serieuze software had de C64 ook een zeer actieve groep hobbyisten die demo's maakten en verspreidden. In deze demo's toonden de makers hun vaardigheid in het programmeren. Deze programma's waren ook grafisch en muzikaal zeer vooruitstrevend. Veel makers van demo's zijn later spelletjes voor de C64 gaan maken.
    In de jaren tachtig was ook software beschikbaar via Basicode: op de Nederlandse radio werden programma's uitgezonden, die vervolgens via de taperecorder in de computer konden worden geladen. De Commodore 64 werd in 1985 opgevolgd door de Commodore 128 en enkele maanden later door de Amiga. In 1998 werd onder licentie de Commodore 64 Web Itinternetcomputer, met het Commodore 64-logo er op, geproduceerd. In 2004 kwam er een Commodore 64 DTV-joystick uit die verschillende originele en accurate C64-spellen bevatte. In juni 2011 is de Commodore 64 opnieuw uitgebracht door Commodore USA. Men heeft gebruikgemaakt van het oude breadbin-model, maar intern heeft het een mini itxmoederbord met cd-rom. Bij het opstarten kan men kiezen voor de C64-emulatormode of voor de gewone pc-modus. Door tussenkomst van een emulator, waarbij de C64 wordt nagebootst in een modern besturingssysteem, kunnen spelletjes als Pac-Man, Choplifter en Frogger weer opnieuw worden gespeeld. Enkele bekende voorbeelden van een emulator zijn VICE, CCS64, Frodo en C64EMU. Ook de oude spelletjes zijn eenvoudig te vinden op speciaal daarvoor ingerichte websites. Omdat de software doorgaans niet meer wordt ondersteund en ook niet meer wordt geleverd, bijvoorbeeld omdat het oorspronkelijke bedrijf failliet is, wordt deze software wel - al dan niet legaal - als abandonware aangeboden. Nog altijd is er een schare enthousiaste hobbyisten, die nieuwe soft- en hardware ontwikkelt voor de C64. Zo is er diverse hardware verkrijgbaar waarmee moderne opslagmedia als SD-kaarten en USB-sticks op de C64 kunnen worden aangesloten, zoals de MMC64 en de 1541 Ultimate II. Hiermee wordt de gegevensuitwisseling tussen de C64, moderne computers en gebruikte emulatoren vergemakkelijkt. Fans van deze computer zijn in Nederland verenigd in de Commodore Interesse Groep van de HCC. Die organiseert tweemaandelijks een clubdag. Bovendien houden fans internationale bijeenkomsten. De populairste internationale bijeenkomsten specifiek gericht op C64-gebruikers zijn de zogenaamde X-Parties. Dit zijn tweejaarlijkse meerdaagse bijeenkomsten die in Nederland plaatsvinden. Deze worden sedert 1995 georganiseerd. In 2010 werd de X-Party (X 2010) bezocht door meer dan 250 mensen uit alle delen van de wereld. Het spel Grand Theft Auto: Vice City, dat zich afspeelt in de jaren tachtig, begint met het (licht aangepaste) openingsscherm van een C64. Op dit scherm wordt het LOADcommando getypt, waarna het spel verder wordt geladen. De computer heeft bij veel muziekartiesten een mythische status. In nummers wordt er dan ook regelmatig aan gerefereerd. Zo is er een Commodore 64 orchestra en heeft de band mind.in.a.box een cd gemaakt als hommage aan de Commodore 64. De Duitse muziekband Welle:Erdball maakt synthpop met behulp van de SID-geluidchip van de Commodore 64. Deze soort synthpop wordt ook weleens bitpop genoemd, naar het gebruik van 8 bits geluidchips van oude spelcomputers.
    Op de Commodore 64 stond Ocean Software bekend om zijn 'Ocean Loader'. Het laden van een spel duurde al gauw meerdere minuten. Met de Ocean Loader werden er tijdens het laden van het spel afbeeldingen getoond en muziek in de achtergrond gespeeld.

    06-05-2018 om 13:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.fietsen op de dijk van Blankenberge

    &nbsp

    06-05-2018 om 12:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.xxxxxxx

    xx



    06-05-2018 om 00:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    05-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug

    Kamagurka, pseudoniem van Luc Charles Zeebroek, (Nieuwpoort, 5 mei 1956) is een Belgisch cartoonist, theater- en televisiemaker en allround kunstenaar. Kamagurka staat bekend om zijn absurde cartoons en tv-shows. Hij heeft weinig vaste stripfiguren, maar Bert en Bobje zijn de bekendste. Ook schrijft hij de scenario's voor Herr Seeles strip Cowboy Henk. Kamagurka studeerde achtereenvolgens Kunstonderwijs in Brugge en later Kunst aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Die laatste studies hield hij echter voor bekeken nog voor hij zijn diploma haalde. Hij werd bekend in België door zijn werk als cartoonist in het weekblad Humo. Geïnspireerd door de absurde en choquerende strips en cartoons van Robert Crumb, Roland Topor en het controversiële Franse blad Hara-Kiri introduceerde hij soortgelijke tekeningen in Vlaanderen. Tijdens een schoolreis in Parijs besloot Kamagurka naar het redactiegebouw van het blad Hara-Kiri te gaan. Hij zou er als twintigjarige tweewekelijks blijven terugkeren om er dan drie dagen lang te blijven. Kamagurka beschouwt dit nog steeds als zijn echte opleiding en basis voor de rest van zijn carrière. In 1972 debuteerde hij als cartoonist in De Zeewacht. Drie jaar later werd hij met steun van Guy Mortier vaste cartoonist voor het blad Humo. In die eerste jaren ontving het blad tientallen kritische lezersbrieven waarin Kamagurka's cartoons werden aangevallen, omdat men ze niet begreep of omdat men ze te "vulgair" vond. Hierdoor werd hij een cultfiguur. Tegenwoordig is hij een vaste waarde in het blad. Sinds de jaren 80 maakte hij ook een aantal cartoons met Herr Seele, met wie hij ook verschillende radio- ("Studio Kafka", "Kamagurkistan") en televisieshows gemaakt heeft (Lava, Johnnywood, Wees blij met wat je hebt en Bob en George). Sinds 1981 maken zij ook samen de strip Cowboy Henk, waarvoor Kamagurka de grappen bedenkt en Seele de tekeningen verzorgt. Dagelijks verschijnen de Kamagurka-cartoons in de kranten Het Laatste Nieuws en het NRC Handelsblad. Met deze strip wonnen Herr Seele en Kamagurka in 2014 de Prix du Patrimoine op het Festival van Angoulême met een compilatie-album. Kamagurka maakt niet alleen cartoons, maar schildert ook nog en maakt theatervoorstellingen, waarmee hij door Vlaanderen en Nederland trekt. Zijn bekendste typetje is Kamiel Kafka, een in lange jas en muts met oorwarmers rondlopende man. De figuur droeg meestal absurde filosofieën en gedichten voor. Zijn bekendste uitspraak was "Dit is Kamiel Kafka, dit is Kamiel Kafka en ik ga het geen twéé keer zeggen", en aan het einde besloot hij met "Dit was Kamiel Kafka" Hij bracht begin jaren 80 ook enkele singles uit zoals Constant Degoutant, Marjoleintje, Een klein leger, maar een dik leger (1981) en het door de openbare omroep gecensureerde Weg met Boudewijn. Leve Fabiola. Hij noemde zich en zijn begeleidingsgroepje Kamagurka en de Vlaamse Primitieven. Hij ontwierp ook zelf de hoezen. In opdracht van Raymond van het Groenewoud illustreerde Kamagurka ook de hoes van diens album Nooit meer drinken (1977) en Kamiel in België (1978). Hij tekende ook de hoes van het All Ears-album Foamy Wife Hum (2003). In 1995-2000 presenteerde hij op Studio Brussel het radioprogramma Studio Kafka en vanaf 2002 op diezelfde zender samen met Tomas De SoeteKamagurkistan.
    In 2000 bracht hij een nieuw album uit getiteld Oh Sabrina, wat heb je met mijn snor gedaan? met singles als het gelijknamige titelnummer en Nee, mijn lief: je bent niet te dik. Vanaf 2002 leverde hij ook bijdragen aan De laatste show. In 2005 had hij ook een theaterproject met Jules Deelder: Kamadeeldra. In het tv-seizoen 2006-2007 verzorgde hij voor Man bijt hond de rubriek "De grens". In oktober 2009 werd bekendgemaakt dat hij deel ging uitmaken van de negenkoppige jury in het nieuwe seizoen van De Slimste Mens. In diezelfde maand werd hij bekroond op de Frankfurter Buchmesse met de speciale Bernd-Pfarr-prijs in de categorie stripverhalen. De jury beoordeelde hem als "een guerrillacartoonist die zich op humoristisch gebied begeeft waar geen mens zich voordien gewaagd heeft" Hij is twee keer getrouwd en heeft drie kinderen uit zijn eerste huwelijk waaronder Bruno en Sarah Yu Zeebroek. In 2008 ondernam Kamagurka een project genaamd Kamalmanak, waarbij hij iedere dag een schilderij schilderde, in totaal dus 366 schilderijen, want 2008 was een schrikkeljaar. Het is tevens de titel van het boek waarin deze werken staan afgebeeld. Het project werd gesponsord door de zakenman Marc Coucke, lid van de raad van bestuur van het bedrijf Omega Pharma. Coucke is een kunstliefhebber en een groot bewonderaar van Luc Zeebroek. In deze schilderijen probeerde Kamagurka de werkelijkheid te bekijken met een gezonde dosis absurde humor. Hij haalde zijn inspiratie bij diverse kunststromingen, zoals het kubisme en popart. Hij had hiermee de bedoeling een internationale doorbraak te maken. Hij bleef hierna verder schilderen in dezelfde trant, maar met dit verschil dat hij elke dag schilderde en niet meer elke dag een schilderij maakte. Hij maakte een reeks die hij "Veluxart" noemde, omdat het behandelde thema zich telkens nabij een dakraam bevond. Hij schilderde een aantal stripfiguren (Kuifje, Smurf, Batman) of tekenfilmfiguren (Mickey Mouse, Goofy, Popeye, Fred Flintstone, Meneer de Uil) in een stijl die hij Neokubisme noemde. Hierbij probeerde hij zich voor te stellen hoe Picasso, Georges Braque of Juan Gris die onderwerpen zouden behandeld hebben. Een andere richting die hij beoefende noemde hij het "accidentalisme". Hij maakte een portret van een onbekend persoon, zoals hij die met zijn "geestesoog" zag. Daarna vroeg hij op de televisie wie hierop geleek en, eigenaardig genoeg, was er wel telkens iemand die de gelijkenis kon bevestigen per foto. Een andere reeks noemde hij de "Spiegeleipaintings": een kip boven op de dooier van een spiegelei. Hij werkte dit thema verder uit en verving de kip door bijvoorbeeld de drie kruisen op de Golgotha of door een ander spiegelei. Zijn kunst gaat werkelijk alle kanten op, zoals een staatsieportret van Koningin Beatrix met stoppelbaard. Want, volgens de kunstenaar, "als je lang genoeg wacht wordt een koningin vanzelf een koning". In andere schilderijen geeft hij een knipoog naar Piet Mondriaan of Peter Paul Rubens of verwerkt hij het thema van een ander schilder tot een origineel thema in eigen werk, zoals Le déjeuner sur l'herbe van Édouard Manet tot Déjeuner sous l'herbe.







    05-05-2018 om 10:35 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE EERSTE TREIN IN EUROPA 5 mei 1835 Op 5 mei 1835 reed de eerste trein De Pijl op het Europese vasteland: van Brussel naar Mechelen. België had zich in 1830 van Nederland afgescheiden en kon daardoor geen gebruik meer maken van waterwegen op Nederlands grondgebied. Het gevolg was dat de haven van Antwerpen afgesneden raakte van haar Duitse achterland en dus had België met spoed een alternatieve vervoerwijze nodig. Koning Leopold I had George Stephenson ontmoet en koos voor de toen revolutionair nieuwe spoorwegtechniek en koos ervoor een spoorwegnet van staatswege aan te leggen. Omdat de spoorwegen door de staataangelegd werden, kon het natuurlijk niet zo zijn dat alleen Antwerpen daarvan profiteerde: het moest een nationaal dekkend netwerk worden. Zo ontstond een netwerk met een Noord-Zuidlijn en een Oost-Westlijn die elkaar in Mechelen kruisten; Mechelen werd het middelpunt van het Belgische spoorwegnet. In 1843 werd de Duitse grens bereikt.

    05-05-2018 om 10:33 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.UIT DE PEN




    04-05-2018 om 10:48 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug

    4 mei 1958

    Keith Haring (1986)(Reading (Pennsylvania), 4 mei 1958 – New York, 16 februari 1990) was een Amerikaans kunstenaar. De kunst die Keith Haring maakte wordt soms (onterecht) popart genoemd, maar ook de termen graffiti-art en moderne kunst worden gebruikt. Zijn cartoonachtige schilderingen en tekeningen gingen onder andere over aids, seks, drugs en apartheid.
    Keith was de oudste van vier kinderen. Al op jonge leeftijd was zijn liefde voor tekenen duidelijk. Zijn vader, die ook een soort stripverhalen tekende, bleek een belangrijke bron van inspiratie. Door boeken en musea maakte hij kennis met moderne kunst en het werk van Andy Warhol beïnvloedde hem.
    Hij studeerde aan de Ivy School of Professional Art in Pittsburgh, maar het commerciële aspect van de opleiding sprak hem niet aan. Hij verliet daarom de school. In 1976 had hij in Pittsburgh zijn eerste belangrijke tentoonstelling. Rond deze tijd werd ook zijn stijl duidelijk: abstracte figuren die oneindig in elkaar vallen, en die enorme ruimtes kunnen vullen. Naast Warhol werd hij beïnvloed door Pierre Alechinsky, Christo en Jean Dubuffet. Vooral Christo's houding tegenover kunst sprak hem aan: kunst is voor iedereen en niet alleen voor de elite. In 1978, op 19-jarige leeftijd, nam hij een volgende stap. Hij verhuisde naar New York en kreeg een beurs voor een studie aan The School of Visual Arts. In de metro ontdekte hij kunst in de graffiti die hij daar zag. Hij werkte hard op school en ontwikkelde een geheel eigen stijl van visuele communicatie door schilderijen, geluid en film. Hij maakte krijttekeningen op lege billboards in de metro, maakte tekeningen op straat en kreeg steeds meer bekendheid. Omdat hij het idee van niet-commerciële 'kunst voor iedereen' omhelsde was het niet goed meer mogelijk zijn eigen werk te verkopen. Hij exposeerde in 1982 met schilderijen, beelden, beschilderde stukken doek en onsite werk, in Galerie Shafrazi. De belangstelling was groot. In de jaren hierna exposeerde hij wereldwijd. Haring maakte ook veel decoratieve kunst, bijvoorbeeld op vazen en Tshirts. Betaalbare producten voor een brede doelgroep verkocht hij in zijn eigen winkels in New York en Tokio: The Pop Shop. In 1985 versierde hij het lichaam van zangeres Grace Jones en werkte mee aan haar video I'm Not Perfect. In 1988 kreeg hij te horen dat hij aids had. In die periode gebruikte hij dat veel als onderwerp van zijn kunst en werd hij deel van de ACT UP campagne in New York. Keith Haring overleed in 1990 aan de gevolgen van zijn ziekte.





    04-05-2018 om 10:47 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug

    4 mei 1904

    Het Panamakanaal is een ruim 81 km lang kanaal in het Centraal-Amerikaanse Panama. Het loopt door de landengte van Panama en verbindt de Caraïbische Zee met de Grote Oceaan. Het kanaal is een belangrijke ader in het intercontinentale transport omdat men anders om Zuid-Amerika heen zou moeten varen. Een schip varend van New York naar San Francisco legt via het kanaal een afstand af van 9500 kilometer, dat is minder dan de helft van de 22.500 kilometer via Kaap Hoorn. De Grote Oceaan ligt ten westen van de Atlantische Oceaan, maar de ligging van het kanaal is eerder omgekeerd: de ingang aan de Atlantische kant van het kanaal is ten noordwesten van die aan de Pacifische kant.[2] Dit houdt verband met de grillige vorm van de landengte. Meestal stelt men dat de grens tussen het Noord- en Zuid-Amerikaanse continent door het kanaal loopt. Die grens kan echter ook over de politieke grens, tussen Panama en Colombia worden getrokken. Spaanse ontdekkingsreizigers zoals Christoffel Columbus en Rodrigo de Bastides hadden begin 16e eeuw al de kust van Panama verkend. Zij waren nog steeds op zoek naar een doorgang naar Indië. Bastides bezocht in 1501 het plaatsje Nombre de Dios, dat acht jaar later de eerste Spaanse uitvalsbasis werd voor de zoektocht naar goud. Vasco Núñez de Balboa had Bastides vergezeld op zijn reizen en naar aanleiding van fantastische verhalen van de plaatselijke bewoners over goud, besloot Balboa in 1513 een expeditie te ondernemen naar de binnenlanden van Panama. Op 25 september 1513 was Balboa de eerste Europeaan die het water van de Stille Oceaan vanaf het Amerikaanse continent zag. Hij reisde nog een aantal keren op en neer tussen Nombre de Dios en de kust van de Stille Oceaan, zelfs met een boot in onderdelen om de kust van de Stille Oceaan te verkennen. In 1519 werd Panama-Stad gesticht. Balboa had ontdekt dat de kortste weg tussen Spanje en de Stille Oceaan over Panama liep. Na de verovering van Peru rond 1530, de ontdekking van zilver en de groeiende Spaanse bevolking werd Panama van groot militair en commercieel belang. Tussen 1540 en 1740 had Panama een sleutelrol in de handel tussen beide gebiedsdelen. Aan de westkust werd het zilver van Peru aangevoerd en door karavanen over een afstand van 80 kilometer vervoerd, door het oerwoud, naar de Panamese oostkust. Aan de oostkust was Portobelo uitgegroeid tot een belangrijke handelsplaats van waaruit de jaarlijkse zilvervloot naar Spanje vertrok. Goederen vanuit Spanje en andere Europese landen maakte gebruik van dezelfde route maar dan richting Peru. Aan het begin van de 18e eeuw werd de route om Kaap Hoorn een belangrijk alternatief. Deze directe vaarweg was veel goedkoper dan de transcontinentale route via Panama. De Spaanse kolonie in Panama verloor veel handel en raakte in een economische depressie die meer dan 100 jaar zou duren. Al in de 16e eeuw werd gesproken over de mogelijkheid om de landengte die de Atlantische van de Stille Oceaan scheidt, met een kanaal te doorsnijden. In 1524 opperde keizer Karel V op advies van Vlaamse ingenieurs dat scheepsreizen tussen Spanje en Peru aanzienlijk verkort zouden kunnen worden door de aanleg van een kanaal. Zijn zoon koning Filips II (1527-1598) verbood echter het graven van een kanaal op straffe des doods, omdat "de mens niet mag scheiden wat God heeft verenigd" (een verwijzing naar Marcus 10:9[







    04-05-2018 om 10:46 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SANDRA KIM

    &nbsp

    03-05-2018 om 14:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DALIDA

     

    ie"value

    03-05-2018 om 14:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sandra Kim is de artiestennaam van Sandra Caldarone (Montegnée, 15 oktober 1972), een Belgische zangeres. Haar naam Sandra Kim is een verwijzing naar Kim Wilde. Ze is vooral bekend als jongste winnares ooit van het Eurovisiesongfestival met het lied J'aime la vie, waarmee ze België in 1986 de eerste (en tot nog toe ook de enige) overwinning in het Eurovisiesongfestival bezorgde. Sandra Kim begon al op jonge leeftijd met zingen. Op haar elfde werd ze ontdekt. Twee jaar later stond ze als zangeres van het groepje Musiclub met het liedje Ami Ami al op de wedstrijd "L'ambrogino d'oro" in Milaan. Amper een half jaar later werd ze geselecteerd als Belgische deelneemster voor het Eurovisiesongfestival. Haar optreden was niet geheel onomstreden, omdat sommigen dachten dat ze vijftien jaar oud was terwijl ze in werkelijkheid 13 jaar en 7 maanden was. Wellicht omdat ze zong: "Moi j'ai quinze ans et je te dis, whoa whoa, j'aime la vie." Na het songfestival kwam uit dat ze dertien was, maar de uitslag werd niet gewijzigd. Ze blijft in de boeken staan als jongste winnaar van het songfestival ooit. De regels werden daarna aangescherpt tot de minimale leeftijd van 16 jaar.

    03-05-2018 om 14:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dalida (Caïro, 17 januari 1933 - Parijs, 3 mei 1987), pseudoniem van Iolanda Cristina Gigliotti, was een Egyptisch-Fransezangeres en actrice van Italiaanse afkomst. Met meer dan 170 miljoen verkochte platen is ze een van Frankrijks succesvolste artiesten ooit. In 1954 was Iolanda Cristina Gigliotti Miss Egypte, en op haar eenentwintigste vertrok ze naar Frankrijk voor een carrière als zangeres en actrice. Ze noemde zichzelf toen Dalila, naar de vrouw uit de Bijbel. In Parijs veranderde ze dat op aanraden van Eddie Barclay in Dalida. Ze brak door met een Italiaans getint repertoire, en cultiveerde haar 'exotische' uitstraling met een grote bos zwarte krullen en donker omrande ogen. In 1957 had ze in Frankrijk een hit met het lied Bambino, dat 39 weken lang de hitlijst aanvoerde. Aan het einde van de jaren zestig nam ze haar typerende, blonde kapsel. Aan het begin van de jaren zeventig verdiepte ze haar repertoire door werk van Léo Ferré en Jacques Brel op te nemen. Met "Paroles...Paroles" en "Gigi l'Amoroso", het gezongen verhaal van een Napolitaanse hartenbreker die na een mislukt avontuur in Hollywood terugkeert naar zijn geboortedorp, had ze haar grootste hits. Daarna besloot ze, op aanraden van haar broer Orlando, die tevens haar manager was, zich te richten op de opkomende disco. Met "J'attendrai", een cover van een chanson uit de jaren dertig, had ze de eerste Franstalige discohit. Daarna volgde nog de disco-opvolger van "Gigi l'Amoroso", "Gigi in Paradisco" waarin Gigi na zijn dood in de hemel in het Engels zingt. Ook het nummer "Darla Dirladada" werd internationaal in 1970 een grote hit. Wereldwijd verkocht ze veel singles en albums, vooral in Frankrijk, Italië, België, Zwitserland, Duitsland, Egypte, Canada, het MiddenOosten en Japan was ze razend populair. In de jaren tachtig dwong een oogkwaal, die uit haar jeugd stamde, haar tot enkele operaties die weinig verbetering brachten. Ze zag steeds minder met haar linkeroog, en keek vaak scheel. Ook de relaties met mannen waren weinig gelukkig. Drie mannen met wie ze een al dan niet langdurige, doch erg innige relatie onderhield, pleegden zelfmoord, onder wie Luigi Tenco en Lucien Morisse. Ze speelde nog in een film, genaamd "De Zesde Dag", waarvoor ze terugkeerde naar Egypte. Moe van alle problemen maakte ze in de nacht van 2 op 3 mei 1987 met behulp van pillen in Parijs een eind aan haar leven. Ze liet een briefje na met de woorden: «la vie m'est insupportable, pardonnez-moi» (het leven is ondraaglijk voor mij, vergeef me). Na haar dood werd Dalida een groot voorbeeld voor de nieuwe generatie zangeressen. Dalida wordt samen met Édith Piaf beschouwd als de meest populaire en invloedrijkste Franse zangeres uit de 20e eeuw. Een aantal jaren na haar dood werd onder grote belangstelling de "Place Dalida" plechtig ingehuldigd in Parijs (18e arrondissement), dicht bij haar voormalige woning in de wijk Montmartre en vlak bij Place du Tertre. Op het pleintje staat een bronzen borstbeeld van Dalida. Het is het enige beeld in Montmartre van een kunstenaar. In dezelfde wijk ligt Dalida begraven, namelijk op Cimetière de Montmartre, waar veel bekende personen liggen.

    03-05-2018 om 14:09 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mop




    03-05-2018 om 13:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.uitvinding
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mary Phelps Jacob (1891-1970) – Uitvindster van de beha In 1914 komt de eerste beha op de markt. De beha, dan vooral brassière genoemd, is ontworpen door de Amerikaanse Mary Phelps Jacob. Ze deed haar uitvinding in 1910 en ontving er twee jaar later patent op. Het eerste beha-model wordt gemaakt van twee zakdoeken die bij elkaar gehouden worden met behulp van een elastiek.Tot die tijd maakten vrouwen nog veel gebruik van korsetten. Er was echter behoefte aan een minder pijnlijk alternatief. Rond het begin van de twintigste eeuw kwamen in Parijs al enkele nieuwe korsetontwerpen op de markt waarbij meer aandacht werd besteed aan draagcomfort.
    Mary Phelps Jacob startte nadat zij haar uitvinding gedaan had een bedrijf voor de verkoop van beha’s en deed dat onder de naam Caresse Crosby. Het bedrijfsleven trok haar echter niet erg. Het beha-patent verkocht ze daarom al snel aan het bedrijf Warner Brothers Corset Company. Ze ontving hiervoor 1500 dollar.

    03-05-2018 om 13:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.UIT DE PEN




    02-05-2018 om 15:57 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Archief
  • Alle berichten

    Hoofdpunten blog blankenbergsstadsbeeld
  • fotowandeling 20
  • HARMONIE
  • WORDING
  • fotowandeling 20
  • LIPPENS & DE BRUYNE

    Hoofdpunten blog einstein
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG

    Hoofdpunten blog mijnroots
  • Van al diegenen die niets te zeggen hebben, zijn de meest aangename mensen diegenen die zwijgen
  • Ik heb geconstateerd dat mensen van gedachten houden die niet tot denken dwingen.
  • Tijd hebben alleen diegenen, die het tot niets gebracht hebben en daarmee hebben ze het verder gebracht dan alle anderen.
  • Depressies kan je bestrijden door op je arm geleund in het niets te staren. Bij zware depressies van arm wisselen.
  • Een kus is een mooie truc van de natuur om het praten te stoppen als woorden overbodig zijn.

    Hoofdpunten blog automobile
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • mclaren


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!