|     Vroeg in de ochtend loop ik over straat Ik zie hoe de regen bellen blaast Ze blijven op de plassen drijven En vormen grillige lijnen   Ze brengen me in vervoering Die over gaat in ontroering Even ben ik weer dat kind Dat die kleuren zo prachtig vindt   Die op hun bolling ontstaan En mijn ogen niet ontgaan Waarom ze zo plotseling knappen Zal ik wellicht nooit snappen   De bellen, ze zijn zo mooi En toch vallen zij ten prooi Ze spatten uiteen in de plas Die even hun schuilplek was   Onzichtbaar worden ze opgenomen Zo kunnen ze zachtjes verder stromen Op reis naar de zee via de rivier Zo bijzonder, hun startpunt dat lag hier   
 
 
 
 
 
 |