Het begin van een reeks verhalen van Hans Christaan Andersen.
nr2 Een kleine jongen was verkouden geworden doordat hij met natte voeten buiten had gelopen. Zijn moeder kleede hem uit, stopte hem in bed en liet theewater brengen, om een pot vlierthee te maken, want dat helpt als je verkouden bent. Toen kwam de buurman, hij was oud en eenzaam, want hij had kind noch kraai, maar hij hield veel van kinderen. Hij kende zoveel sprookjes en vertellingen dat het een lust was. "Drink je thee op!" zei de moeder, "dan krijg je mischien een sprookje te horen." De oude man knikte vriendelijk. "Zal ik es wat vertellen, waar heeft deze jonge man die natte voeten gekregen". Ja waar komen die vandaan? dat begrijpt niemand. De jongen zette de beker neer,"krijg ik nu een sprookje?" De man zei:"eerst wil ik weten hoe diep de goot is in dat kleine straatje waar jouw school staat, kun je dat zo nauwkeurig mogelijk vertellen?" " precies tot de helft van mijn laarzen", zei de jongen."maar er is ook nog een diep gat." "kijk nu weten we hoe je aan die natte voeten komt", zei de oude man. "Eigenlijk moet ik nu een sprookje vertellen, maar ik ken er geen één meer." "U kunt er toch één maken!" Riep de jongen. "Mijn moeder zegt: dat alles wat u aanraakt verandert in een sprookje en alles waar u naar kijkt verandert in een vertelling." "O, neen die sprookjes en vertellingen deugen niet. De echte komen van binnenuit, die kloppen tegen mijn voorhoofd en zeggen: Hier ben ik." "Wordt er nog niet geklopt?" vroeg de jongen, zijn moeder lachte, pakte de theepot en schonk opnieuw in. "Vertel! Vertel!"